You are on page 1of 9

Samenvatting Pleegzorg in Perspectief

Hoofdstuk 2 Gehecht aan pleegouders


Kinderen zijn gehecht als ze nabijheid en contact zoeken met een specifieke opvoeder in tijden van
nood. De aanwezigheid van een opvoeder helpt om negatieve emoties in goede banen te leiden en
maakt spel en exploratie mogelijk. Gehechtheid wordt beschouwd als een mijlpaal in de ontwikkeling
van ieder kind en een voorwaarde voor evenwichtige ontwikkeling van een persoon. 4 fasen:
1. Orientatie op mensen zonder onderscheid des persoons
2. Orientatie op specifieke personen
3. Specifieke gehechtheid
4. Doelgecorrigeerde gehechtheidsrelatie
De kwaliteit van de gehechtheidsrelatie kan worden geobserveerd in stressvolle situaties waarin de
opvoeder niet direct beschikbaar is om troost te bieden. Veilig gehechte kinderen hebben
basisvertrouwen in de opvoeder, gebouwd op sensitiviteit. Andere vormen van gehechtheid zijn:
onveilig-vermijdend, onveilig-ambivalent, gedesorganiseerd.
Sensitiviteit van de opvoeder bepaald mede de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met het kind.
Het is niet afhankelijk van genetische factoren.

Gehechtheid in pleeggezinnen
Pleegouders worden geconfronteerd met de drang bij het kind om gehecht te raken. Zij vormen een
mogelijke verbreding van het gehechtheidsnetwerk. Het is mogelijk dat een pleegkind een veilige
gehechtheidsrelatie opbouwt met pleegouder. Voorwaarden daarvoor zijn sensitiviteit en
continuteit. Er lijkt geen significant verschil te zijn in kwaliteit van gehecht met pleegouders
vergeleken met biologische ouders. Wel verhoogde kans op gedesorganiseerde gehechtheid.

Implicaties
Er is een sensitieve periode voor gehechtheid. Kinderen kunnen ook na hun 6e jaar nog een veilige
gehechtheid opbouwen wanneer ze in een veilige en stimulerende omgeving komen. Een gezin is
bijna altijd beter dan een tehuis, want er is meer continuteit.
Een valide diagnose voor gehechtheid of een gehechtheidsstoornis ontbreekt. De foutenmarges van
instrumenten zijn te groot op ze toe te passen op individuele gevallen.
Holdingtherapie is geen gehechtheidstherapie, er wordt totaal niet sensitief gehandeld.
VIPP-SD is een van de weinige preventieve interventies waarvan de effectiviteit in NL empirisch is
vastgesteld. Is gericht op verhoging sensitiviteit en betere disciplinering.

Hoofdstuk 3 Ontwikkeling van geadopteerde kinderen


Meer emotionele en gedragsproblemen bij geadopteerde adolescenten. Wanneer de vroege
deprivatie ernstig was, bestaat er een verhoogde kans op psychiatrische problemen in de
volwassenheid. Longitudinale studies laten zien dat de ontwikkeling van adoptiekinderen
voorspoedig kan verlopen als kinderen geadopteerd worden op jonge leeftijd en/of zonder extreem
veel negatieve ervaringen voorafgaand aan de adoptie. De oorsprong van emotionele en
gedragsproblemen ligt dus deels in de deprivatie voorafgaand aan de adoptie.
Inhaalslag
De groep geadopteerde kinderen is heel heterogeen. Adoptiekinderen laten een indrukwekkende
inhaalgroei zien op alle terreinen van de ontwikkeling vergeleken met de achtergebleven kinderen.
Ze hebben echter wel achterstanden t.o.v. de huidige leeftijdgenoten, alhoewel bescheiden. Er is dus
sprake van plasticiteit: opgelopen achterstanden kunnen grotendeels weer worden ingehaald.
Een adoptiekind kan vragen of zorgen krijgen over het feit dat het geadopteerd is. Het is van belang
om hiervoor respect te tonen.
Zowel de vroege gehechtheidsrelatie tussen het adoptiekind en de adoptieouders als de sensitiviteit
van de adoptieouder zijn van invloed op de ontwikkeling van het adoptiekind.
Betekenis voor pleegzorg
Er zijn duidelijke verschillen tussen pleegzorg en adoptie. Pleegouders hebben geen ouderlijk gezag.
Een ander verschil is de tijdelijkheid van de plaatsing en de mogelijke onzekerheid die dit meebrengt.
Het is niet zeker of kinderen in pleeggezinnen ook zon grote inhaalslag doormaken.
Er zijn ook overeenkomsten: niet bij biologische ouders opgroeien, zelfde (traumatische)
achtergronden.

Hoofdstuk 4 Gehechtheid en loyaliteit


Als een kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, kan het uit huis worden geplaatst. De
uitvoering van de OTS wordt door een gezinsvoogd gedaan. Het kind kan klem worden gezet tussen
hechting en loyaliteit.
Voorwaarden voor het ontstaan van een gehechtheidsrelatie zijn de sensitiviteit en de responsiviteit
waarmee de primaire verzorger ingaat op de signalen van het kind en de continuteit van de relatie.
Een bloedband is geen voorwaarde voor het ontstaan van hechting. Liefde en leiding zijn cruciaal in
de opvoedingsrelatie.
Onveilige gehechtheid
Als het kind systematisch te weinig aandacht en zorg krijgt van zijn ouder, gaat hij aandacht zoeken
bij een ander en wordt een allemansvriend. Wanneer een gezin in een pleeggezin komt, reageert hij
aanvankelijk hetzelfde op zijn pleegouders als hoe hij op zijn ouders reageerde.

Loyaliteit
Vooral beschreven door Nagy. Loyaliteit heeft betrekking op datgene wat billijk en rechtvaardig is in
menselijke relaties. Er wordt onderscheid gemaakt tussen existentile en verworden loyaliteit.
Existentiele loyaliteit/zijnsloyaliteit komt voor uit de biologische basis van de ouder-kind relatie.
Uniek en onverbreekbaar. Verworven loyaliteit is het gevolg van de investeringen die de verzorger
doet ter wille van zijn kind. Het kind is emotioneel loyaal aan degene die voor hem zorgt.
Bij pleegkinderen
Bij pleegkinderen is zijnsloyaliteit niet automatisch verbonden met emotionele loyaliteit. Als het kind
enige jaren in een pleeggezin woont, dan zal vanuit de ontstane gehechtheidsrelatie aan pleegouders
de emotionele loyaliteit aan hen groter zijn dan aan de ouder. Bij pleegkinderen krijgen de vragen
naar identiteit een extra dimensie.
Loyaliteitsproblemen
Problemen m.b.t. loyaliteit zijn schadelijk voor het kind. Het kind kan emotioneel klem zitten tussen
emoties t.o.v. zijn ouders en pleegouders. Vragen over existentile loyaliteit doen zich altijd voor bij
adoptie- en pleegkinderen.

Argumenten voor/tegen terugplaatsing


1. Ouders hebben recht om kind op te voeden (IVRK, Burgerlijk Wetboek). Echter niet wanneer
kind wordt mishandeld. Dit recht is relatief en moet bezien worden in samenhang met wat
ouders hun kind bieden aan een stabiele opvoedingssituatie en mogelijk tot het ontwikkelen
van een veilige gehechtheid met hen.
2. Het is niet vanzelfsprekend dat een kind bij terugplaatsing zich veilig zal gaan hechten aan
zijn ouder.
3. Geen tussenplaatsing, want dit is een traumatische ervaring en heeft niet tot gevolg dat een
kind zich makkelijker aan een biologische ouder hecht. De ontwikkelings- en
gedragsproblemen nemen alleen maar toe en het kind wordt door niemand geliefd.
4. Negatieve reacties van het kind op de ouder komen voort uit angst om pleegouders te
verliezen. Het is kindeigen gedrag. Toeneiging van het kind naar de ouders kan alleen tot
stand komen wanneer zijn sensitief en responsief met het kind omgaan.
5. Zijnsloyaliteit is geen argument voor terugplaatsing. Emotionele loyaliteit vanuit het verleden
is onvoldoende voor terugplaatsing, omdat het kind een gehechtheidsrelatie met zijn ouders
nodig heeft om te kunnen ontwikkelen.
6. Wanneer terugplaatsing mislukt het kind bij voorkeur weer bij oude pleeggezin plaatsen.

Conclusies
Gezinsvoogd, Pleegzorg en kinderrechters gaan er allemaal van uit dat het kind het beste door zijn
ouders opgevoed kan worden. Vanuit het ontwikkelingsbelang van het kind is het echter belangrijk
dat er een primaire verzorger is die duurzaam sensitief en responsief ingaat op de signalen van het
kind om liefde en leiding.
Wanneer men emotionele loyaliteit van het kind t.o.v. zijn ouders wil meenemen bij terugplaatsing,
moet dit op korte termijn worden gerealiseerd.
Er kan niet gekozen worden tussen gehechtheid en loyaliteit.
Consequenties voor jeugdhulpverlening:
- Er is een frequente omgang tussen kind en ouder nodig om een gehechtheidsrelatie te
kunnen ontwikkelen.
- De aard van de emotionele loyaliteit van het kind moet bezien worden aan de hand van de
aard van de gehechtheidsrelatie met zijn ouder in het verleden en heden.
- Ouders en pleegouders staan tegenover elkaar. BJZ of de kinderrechter moet in het
ontwikkelingsbelang van het kind beslissen.

Hoofdstuk 5 De ontwikkeling van kinderen in een pleeggezin


Pleegkinderen hebben vaak problemen op verschillende ontwikkelingsgebieden, namelijk lichamelijk,
motorische, taal, sociaal contact, sociaal functioneren en emotioneel. De problemen bij binnenkomst
blijken over de afgelopen 10 jaar te zijn toegenomen. 60% van de kinderen vertoont problemen op
drie of meer ontwikkelingsgebieden. Als het kind bij plaatsing ouder is dan 5 jaar, vertoont het
significant meer problemen. Vaak zie je terugval na contact met ouders. Na een verblijf van
gemiddeld 3 jaar vertonen kinderen significante vooruitgang in hun ontwikkeling. De deprivatie is dus
zo ernstig dat er 3 jaar voor nodig is op vooruitgang te zien.

Netwerk- en bestandspleeggezinnen
Netwerkpleegkinderen presteren aanvankelijk beter op school en hebben minder problemen dan
bestandspleegkinderen. Bestandspleegkinderen hebben in een ongunstigere opvoedingssituatie
geleefd voordat zij in een pleeggezin kwamen. Zij hebben ook meer ontwikkelingsachterstanden.
Tijdens de plaatsing blijkt echter dat er geen verschil meer is in problemen in de ontwikkeling. Dit
betekent dat netwerkpleeggezinnen minder hebben bijgedragen tot verbetering van de ontwikkeling
dan bestandspleeggezinnen.
Netwerkpleeggezinplaatsingen blijken vaak onzeker over het pedagogisch perspectief voor het kind.
Plaatsing in een netwerkpleeggezin is dus niet beter dan in een bestandpleeggezin, de ontwikkeling
wordt niet meer bevorderd. De relatie tussen ouders en pleegouders bij een netwerkplaatsing is
belangrijk.

Gedrag van pleegkinderen in interactie met ouders


Pleegkinderen vertonen vaker zeer moeilijk gedrag. Zij geven meer problemen in de interactie met
pleegouders. Het aantal ontwikkelingsproblemen en de interactie tussen kind en pleegouder blijkt
significant samen te hangen.

Ontwikkeling van relatie tussen kind en pleegouder


Het zich durven uiten t.o.v. pleegouders wordt gezien als aspect van contact maken. Pleegouders
geven aan dat het gedrag van het kind t.o.v. hen met name verbeterde in het contact, maar dat zij
zich toch vaak zorgen maken over de toekomst. De relatieontwikkeling wordt samengevat in 3
punten:
- Het gedrag van het kind t.o.v. pleegouder, waaronder accepteren van gezag
- De manier waarop het kind contact maakt met pleegouder, onderscheid van vreemden
- De manier waarop het kind zich uit, voorspelbaarheid en zelfbeheersing
Ook worden de punten aangegeven waarover ouders zich zorgen maken.
Het afwijkende gedrag lijkt zich voor te doen onafhankelijk van datgene wat de pleegouder doet.

Kenmerken van de gehechtheidsrelatie


Een van de lijsten uit het PSI heeft betrekking op de Relatieontwikkeling. De AACAP-praktijkrichtlijn
geeft een overzicht van signalen van gedrag van een goed gehecht kind (adaptief gedrag) en signalen
van een kind waar de gehechtheid verstoord is (niet adaptief). Er zijn verschillende
gedragskenmerken, nl. affectie, troost zoeken, hulp vragen aan primaire verzorger, medewerking,
exploratiegedrag, controlerend gedrag, reacties op hereniging, reactie op vreemden.
Het blijkt dat de problematiek rondom het ontwikkelen van een relatie sterk is toegenomen.
Pleegouders ervaren vooral problemen met betrekking tot het gedrag van het kind en het minste bij
de manier waarop het kind contact maakt.
Uit onderzoek met het PSI blijkt dat de problemen in de relatie tussen kind en pleegouder niet liggen
aan de omgang van de pleegouders met het kind, maar eerder aan de problematiek van het kind.

Beleving nabijheid
De beleving van de nabijheid van de ouder of pleegouder kan gemeten worden met het Relatie
Diagram uit het PSI. Uit onderzoek blijkt dat 44% van de pleegkinderen hun pleegouders in de 1e
cirkel plaatst (er zijn 4 cirkels). 29% plaatste zowel pleegouders als ouders en 13% alleen de ouders.
De overige 13% zette geen van beiden erin.
Er blijkt geen verband te zijn tussen de plaatsingduur, de leeftijd van plaatsing en het plaatsen van de
pleegouders of ouders in het RD. Pleegkinderen blijken de relatie met hun pleegouders en ouders
onafhankelijk van elkaar te beleven. Pleegkinderen zetten hun pleegouders vaker in het RD dan
ouders, maar minder dan gewone kinderen.
Conclusie
Pleegkinderen hebben vaak grote ontwikkelingsproblemen bij plaatsing. Het verblijf in een
pleeggezin heeft een duidelijk positief effect op de ontwikkeling. Het duurt echter circa drie jaar
voordat er significante vooruitgang is.
De meest dominante en bepalende factor voor de voortgang in ontwikkeling blijkt de aard van de
relatie van het kind met zijn pleegouders te zijn. Emotionele betrokkenheid en de manier van contact
maken zijn belangrijk.

Hoofdstuk 6 De betekenis van de ouder voor het pleegkind


De ouder-kind relatie bestaat uit drie aspecten:
- De zijnsrelatie
- De gehechtheidsrelatie en opvoedingsrelatie
- De gezagsrelatie
De gezagsrelatie is een juridische band, het is een voorwaardelijk gezag.

Betekenis bij ouder-kind relatie


Bij een pleegkind vallen zijnsrelatie, opvoedingsrelatie en gezagsrelatie niet samen. Voor opvoeding
is gezag nodig.
Ouders van pleegkinderen hebben ook vaak geen positief contact met eigen ouders. De problematiek
uit de vroege jeugd kan zich voortzetten tot in de volwassenheid, in de manier waarop een ouder
met zijn kind omgaat.

Oudercontacten
Uit onderzoeken komt geen eenduidig beeld over de positieve of negatieve werking van
oudercontact op de ontwikkeling van het pleegkind naar voren. Wel zie je dat oudercontacten een
negatieve invloed kunnen hebben op het kind.
De oudercontacten zijn vaak een bron van stress en problemen. Ouders vinden contact met
pleegouders moeizaam, en te weinig contact met pleegkind. Het is onwaarschijnlijk dat het moeilijke
gedrag van het kind in de hand wordt gewerkt door leiding of huidige opvoeders. Waarschijnlijk
reageert het kind negatief vanuit zijn eigen beleving.
Geen contact met moeder blijkt problematischer voor het kind dan geen contact met vader.
De contacten blijken geen probleem te geven als zij plaatsvinden in een duidelijk kader waarbij de
afspraak is dat het kind in het pleeggezin zal blijven.
Pleegouders signaleren vaak terugval na contact met ouders.
De beleving van oudercontacten door ouders en pleegouders kan sterk verschillen, zowel wat betreft
de aard van het contact als m.b.t. problemen in het gedrag tijdens het contact.
Pleegouders vinden het prettig als het contact goed verloopt.

Conclusie
De verworven relatie tussen kind en pleegouders is belangrijk voor de bevordering van de
ontwikkeling. Oudercontacten kunnen betekenis hebben in verband met de zijnsrelatie en identiteit
van het kind en ook wat betreft de gezagsrelatie.
Problemen met de oudercontacten hebben vooral te maken met de reacties van het kind op de
contacten. Dit komt niet voor vanuit negatieve houding van pleegouders. Het kind kan bestaansangst
ontwikkelen.
Vorm en inhoud oudercontacten moet bepaald worden door:
1. De reactie van het pleegkind op de contacten met zin ouders
2. De betekenis van de ouder in het leven van het kind
3. Het doel van de plaatsing

Hoofdstuk 7 Pleegkinderen op weg naar volwassenheid


Het is nauwelijks bekend hoe pleegkinderen zich na hun 18e ontwikkelen. Buitenlands onderzoek laat
over het algemeen een ongunstigere prognose zien. Een jongere leeftijd bij plaatsing, langere duur
en meer stabiliteit dragen bij aan gunstigere toekomst. Ernstige gedragsproblemen zijn risicofactor.
Tussen 18 en 25 jaar
Van de mogelijkheid die de wet biedt om jeugdzorg te continueren tot het 23e jaar wordt vrijwel
geen gebruik gemaakt. De financile vergoeding van pleegzorg valt dan ook weg. Juist in die periode
is materile zorg en steun nodig.
Het onderwerp moet beter worden onderzocht. Daarnaast is het beter als de grens van pleegzorg
verhoogt wordt naar 23 jaar.

Hoofdstuk 8 Juridisch kader van een pleeggezinplaatsing


Vrijwillige plaatsing
Als er geen sprake is van begeleidende instanties houden ouders het recht op hun kind en kunnen
deze altijd weer in huis nemen. Wanneer een kind langer dan een jaar in een pleeggezin verblijft,
kunnen pleegouders zich beroepen op het blokkaderecht. BJZ onderzoekt de zaak dan en kijkt of hulp
op vrijwillige basis voldoet of dat er OTS moet worden aangevraagd.
Vrijwillige plaatsing kan ook via BJZ plaatsvinden. Ouders kunnen kind niet zomaar terugvragen.
Er wordt verwacht dat pleegouders na een jaar ook zelf ontheffing kunnen aanvragen.
Pleegouders kunnen een tijdelijke voogdij krijgen.
Er kan een bijzondere curator worden benoemd wanneer de belangen van de gezagsouder in strijd
zijn met de belangen van het kind.
Niet-vrijwillige plaatsing: kinderbescherming
4 juridische maatregelen:
- Voorlopige voogdij (6 weken)
- OTS of voorlopige OTS
- Ontheffing van gezag
- Ontzetting uit gezag
Voorlopige voogdij
Kan worden aangevraagd wanneer er geen gezagsdrager is of wanneer deze er wel is maar geen
gezag kan uitoefenen.
(Voorlopige) OTS
Wordt uitgesproken door kinderrechter wanneer blijkt dat de ontwikkelingsbelangen van het kind
ernstig worden bedreigd en vrijwillige hulpverlening niet (meer) mogelijk is. V-OTS is maximaal 3
maanden. De ouder met gezag en de minderjarige van 12 jaar en ouder moeten de aanwijzingen van
de gezinsvoogd opvolgen.
Uithuisplaatsing
Heeft tot doel om de bedreigende opvoedingssituatie te verbeteren. De rechter bepaald hoe ruim de
machtiging is die hij afgeeft. Dit maakt ook verschil bij terug- of overplaatsing.
Ontheffing van ouderlijk gezag
Wanneer de ouder ongeschikt of onmachtig is om zijn plicht tot verzorging en opvoeding te
vervullen. Er is onderscheid tussen vrijwillige (bv. bij adoptie) en gedwongen ontheffing. Bij
gedwongen ontheffing moet worden aangetoond dat OTS niet toereikend is en het kind meer dan 1,5
jaar uit huis geplaatst is in het kader van OTS.
Ontzetting uit ouderlijk gezag
Wordt uitgesproken op grond van misbruik van het gezag, verwaarlozing, slecht levensgedrag,
onherroepelijke veroordeling, het negeren van aanwijzingen van de gezinsvoogdij.
Het wordt verwacht dat er in de toekomst slechts 1 gezagsontnemende maatregel komt
Na ontheffing/ontzetting
- Voogdij opgedragen aan BJZ
- Voogdijoverdracht aan pleegouders
Voor pleegouders is het heel lastig om aan informatie te komen, zij hebben hier geen recht op.

Hoofdstuk 30 Perspectief voor de pleegzorg


De nadruk op de ontwikkeling van het pleegkind wordt gezien als richtinggevend in de pleegzorg.

Het pleegkind en pleegouders


Voordat zij in een pleeggezin worden geplaatst, zijn pleegkinderen vaak affectief en pedagogisch
verwaarloosd. Dit leidt vooral tot problemen op het gebied van sociaal functioneren en op
emotioneel gebied. Kinderen die na hun 6e jaar in een pleeggezin komen, vertonen significant meer
problemen bij hun komst. Het blijkt gemiddeld 3-5 jaar te duren voordat achterstanden redelijk zijn
ingehaald.
Pleegkinderen kunnen een gehechtheidsrelatie aangaan met pleegouders wanneer deze adequaat
ingaan op behoefte van het kind aan aandacht en zorg, liefde en leiding. Het is van belang dat de
verzorger duurzaam sensitief en responsief ingaat op de signalen om aandacht en zorg.
Pleegkinderen vinden de pleegouders voor hun dagelijks leven vaak belangrijker dan hun ouders.
Ook in het rechtssysteem gaat meer nadruk worden gelegd op het ontwikkelingsbelang van het kind
i.p.v. de incompetentie van de ouders.

Het verloop van een pleeggezinplaatsing


In het begin van de pleeggezinplaatsing is een kind nog niet veilig gehecht, omdat hij een verstoorde
basis heeft en een negatief werkmodel heeft ontwikkeld voor de omgang met anderen.
In het huidige beleid is er nauwelijks sprake van continuteit en plaatsingen worden vaak afgebroken.
Gemiddeld worden kinderen 1 a 2 keer per jaar overgeplaatst. Het verplaatsen van kinderen heeft
een negatief effect heeft op hun ontwikkeling en dat de problemen met iedere verplaatsing
toenemen. Ook wat betreft de oudercontacten moet meer rekening worden gehouden met het kind
zelf.
De gedragsproblemen van een pleegkind kunnen toenemen. Het wordt voor pleegouders steeds
zwaarder, mede door de steeds ernstiger wordende problemen waarmee kinderen in de pleegzorg
terecht komen. De vele overplaatsingen versterken dit.
Pleegouders worden waarschijnlijk te weinig begeleid bij de omgang met hun pleegkind.
De betrokkenheid van het kind op de pleegouders blijkt soms uit de negatieve reacties op
oudercontacten. De kinderen zijn bang om de gehechtheidspersoon (pleegouder) te verliezen. Het
contact in het licht van mogelijke terugplaatsing roept dan bestaansangst op.
Diagnostiek van pleegkinderen
Een goede diagnostiek van verstoorde gehechtheid is noodzakelijk, omdat pleegkinderen zich anders
kunnen gedragen dan verwacht. Op basis van gedragingen mag echter niet gesproken worden van
een gehechtheidsstoornis. Er zijn nog te weinig goede diagnostische methoden. Gedifferentieerde
diagnostiek is belangrijk.

Begeleiding van pleegouders


Ondersteuning van pleegouders is noodzakelijk om een plaatsing te laten slagen. Ouders moeten
leren om signalen ter herkennen en hier adequaat op te reageren.
Ook kan er begeleiding vanuit de jeugd-GGZ worden gegeven. Sommige auteurs willen meer
duidelijkheid in besluitvorming, zij betrekken hier alleen de pleegouders niet bij.

Betekenis van de ouder voor het pleegkind


De verdeelde gezagsrelatie geeft ongemakkelijkheid en conflicten. Pleegkinderen worstelen vaak met
zijnsloyaliteit en dit heeft betekenis voor hun identiteitsvorming
Een kind voelt zich emotioneel loyaal aan zijn primaire verzorger, dit is verbonden met gehechtheid.

Oudercontacten
Het pleegkind kan het contact met de ouder waarderen als de context waarin de bezoeken
plaatsvinden duidelijk is. Wanneer het niet duidelijk is of een kind weer zal worden teruggeplaatst,
geven oudercontacten stress bij welke frequentie dan ook.
De contacten met vader blijken minder problemen op te leveren. Moeder claimt het kind meer.
Als er geen contact is, kan dit ook een probleem zijn. Het kan de identiteit en het gevoel van
eigenwaarde aantasten. Daarom is het ook belangrijk dat de pleegouders het kind informatie
verschaffen over de situatie voor de komst in het pleeggezin. Informatieuitwisseling richting de
pleegouders is daarom nodig.
Vlak na een uithuisplaatsing heeft oudercontact een duidelijk doel: behoud van de relatie.

Organisatorische problemen
Na het 18e jaar blijft zorg en aandacht nodig voor het pleegkind. Dit zou geregeld kunnen worden
door de pleegzorg te laten voortduren tot het 23e jaar.
Om geborgenheid en duidelijkheid te scheppen wordt wel gepleten voor het nemen van een
beslissing over de voogdij na max. 2 jaar uithuisplaatsing. Voorkeur gaat dan uit naar
voogdijoverdracht naar de pleegouders.
Problemen op juridisch gebied zijn:
- Probleem van verdeeld gezag
- Langdurige onduidelijkheid over de duur van de plaatsing vanwege de juridische positie van
ouders en het vrijwel ontbreken van een juridische status van pleegouders

Uitdagingen voor praktijk en onderzoek


Het Integraal Gelders Pleegmodel biedt mogelijkheden om de zo belangrijk gebleken continuteit van
een plaatsing te handhaven. Als extra ondersteuning nodig is moet dit gebeuren in het pleeggezin.
Belangrijk in het model is de balans tussen de ontwikkelingsvraag van het kind en het
opvoedingsaanbod van pleegouders. De MTFC-P kan worden ingezet als begeleiding van pleeggezin,
maar het nadeel is dat het kind daarvoor moet worden overgeplaatst.
De Deltamethode geeft aandacht aan het ontwikkelingsbelang door het benoemen van concrete
ontwikkelingstaken en deze als doel te formuleren. Het ontwikkelingsperspectief moet ook worden
vermeld. Ook wordt duidelijkheid verschaft in de besluitvorming.
Continuiteit en ontwikkelingsperspectief zijn uitdagingen van de pleegzorg.
Onderzoek is nodig naar diagnostiek, effectiviteit van begeleidingsmethoden en instrumenten.

Pedagogisch beslissingsmodel
Doel van de jhv is het bevorderen van het ontwikkelingsbelang. Het pedagogisch beslissingsmodel is
bedoeld voor ouders die opvoedingsproblemen hebben die ze zelf niet kunnen oplossen.
Stap 1: Intensieve hulp aan het gezin, aantal uren per week gedurende een half jaar.
Stap 2: Tijdelijke uithuisplaatsing. Wanneer het kind na half jaar vooruitgaat naar Stap 3, anders Stap
4.
Stap 3: Intensieve ondersteuning bij terugplaatsing
Stap 4: Bevestiging van de opvoedingssituatie in het pleeggezin

Aanbevelingen
- Biedt ouders minder kansen om het kind zelf te verzorgen
- Intensieve begeleiding van ouders is nodig
- Concurrency planning: mogelijkheid tot adoptie, geen onderscheid tussen crisisopvang en
korte en lange termijnverblijf
- Een pleegouder moet beschouwd worden als primaire verzorger en ouderfiguur, niet als
hulpverlener
- Meer georganiseerde financiering
- Toezicht op Jeugdzorg

You might also like