Professional Documents
Culture Documents
Van peuter is er vooral sprake van breedtegroei. rond 18 maanden is de peuter ongeveer 80
cm lang en weegt hij 11kg. Een 4 jarige kind is ongeveer 1m lang en weegt 16 kg.
Peuter fase
De peuterfase is de levensfase van het eerste tot en met het derde jaar. Deze fase wordt
gekenmerkt door beginnende onaHankelijkheid wanneer kinderen leren lopen en praten,
gaan experimenteren en kennis verzamelen over de wereld om hen heen.
2. Ook zijn fijne motoriek verbetert, en het kind leert zich aankleden, omgaan met
speelgoed en het vasthouden van kleurpotloden.
4. Ook wordt het kind zich er in deze fase van bewust dat het een jongen of een meisje
is; dit wordt genderiden;teit genoemd.
lichamelijke ontwikkeling
Met de lichamelijke ontwikkeling van je peuter wordt vooral de groei van zijn lichaam, de
ontwikkeling van zijn hersenen en de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel bedoeld.
In de peuter;jd groeit je kind ongeveer vijf tot zeven cen;meter per jaar. Daarnaast komt je
kind per jaar ongeveer twee tot drie kilo aan. In de peuter;jd hebben kinderen dan ook
minder eten nodig. Schrik dus niet als je kind een mindere eetlust hee<: dit hoort bij de
lee<ijd.
Motorische ontwikkeling
Fijne motoriek
De samenwerking tussen ogen en handen is belangrijk (wordt oog-handcoördina;e
genoemd). Om dit goed te kunnen, moet je kind goed kunnen zien. Je kind moet het kijken
en het bewegen laten samenwerken. Bijvoorbeeld bij het spelen met een vormenspel,
waarbij je kind de juiste vorm in de juiste opening moet doen.
• Hij kan een torentje van meerdere blokjes bouwen en ook blokjes uit elkaar halen.
• Rond 2,5 jaar leert je peuter kralen rijgen, de juiste vormen in gaten stoppen.
• prikken
• knippen
• plakken
• Met zijn vingers een potlood aansturen
• zijn rits omhoog en omlaag
• zal daarnaast iets uit een doosje kunnen pakken, én de deksel er op terug doen.
• De peuter leert met een lepel te eten.
Grove motoriek
Bij de grove motoriek horen de grote bewegingen die je met je lichaam maakt. Je kan hierbij
denken aan dansen, springen, rennen en fietsen.
Zindelijkheidstraining peuter
Het kind zal niet spontaan op het potje gaan zi^en, je zal hem moeten begeleiden. Dit wordt
zindelijkheidstraining genoemd, Het gaat er meer om dat jouw kleine wordt geholpen en
ges;muleerd bij het zindelijk worden.
• Maak gebruik van de fantasie van je kleine. Spelenderwijs leert je kindje veel over
sociale normen en het uiten van emo;es. Door spelletjes als ‘winkeltje’ en ‘vader-en-
moedertje’ oefent je kleine sociale contacten.
• Lees regelma;g voor aan je peuter. Voorlezen helpt je kindje bij het herkennen van
emo;es bij anderen en zichzelf. Het leert hem hoe hij om kan gaan met onbekende
situa;es, zoals de eerste schooldag.
• Wees betrokken bij je peuter. Praat regelma;g met je kleine over zijn dag. Probeer
daarbij door te vragen naar zijn emo;es: ‘Wat vond je ervan dat dit gebeurde?’ Op
die manier moedig je je kindje aan om over zijn gevoelens na te denken.
• Zorg voor een veilige basis. Voor een gezonde sociaal-emo;onele ontwikkeling is een
liefdevolle, veilige omgeving nodig. Het is dus belangrijk dat jij laat merken dat je
onvoorwaardelijk van je kindje houdt, ook als hij boos, verdrie;g of bang is. Hierdoor
leert hij dat emo;es geuit mogen worden en ontwikkelt hij zich tot een empathisch
en sociaal kind.
De peuterpuberteit
Begin van de koppigheidsfase. Dit is een belangrijk onderdeel van de sociaal-emo;onele en
cogni;eve ontwikkeling van je kind. Hij ontdekt dat hij een eigen persoon is met een eigen
wil. Hij hoe< niet zomaar alles te doen wat een ander zegt of vraagt.
Je peuter reageert fel en koppig. Hij zal willen vasthouden aan zijn eigen wensen. Hij wil
bepalen en als dat niet kan, zal hij boos worden. Dri<buien komen in deze fase dan ook vaak
voor.
Je kind kan snel wisselen van emo;es. Het ene moment is hij vrolijk en lekker aan het lachen,
en dan ineens is hij heel boos, omdat iets niet gaat zoals hij wilde. Het kan erg vermoeiend
zijn en kan soms voelen alsof je kind jou dwars wil zi^en, maar het gedrag in de
peuterpuberteit is dus onderdeel van zijn persoonlijkheidsontwikkeling en heel gezond.
cogniAeve ontwikkeling
Bij cogni;eve ontwikkeling leert je peuter om informa;e uit zijn omgeving te verwerken en
op te slaan in zijn hersenen. Je kind herkent een geluid en een dier, kijkt naar jouw
bewegingen en zet die informa;e om in een bewuste handeling, waarbij hij zijn oog-
handcoördina;e gebruikt.
Je peuter is bezig met zijn cogni;eve ontwikkeling: leren, informa;e opslaan, verwerken,
weer terughalen en de kennis toepassen.
• concreet: Op deze lee<ijd gaan kinderen steeds duidelijker beseffen dat ze zelf dingen
kunnen veroorzaken. Ze onthouden ervaringen beter en gebruiken die informa;e dan
in andere situa;es. Als je kind bijvoorbeeld weet waar de afstandsbediening voor is,
weet het dit niet alleen thuis maar ook bij oma.
• magisch: Je kind kan van alles verzinnen en speelt ook de werkelijkheid na: een lepel
is een microfoon, de knuffelhond een echte hond. Fantasiespel is een prima manier
om nieuwe dingen te onderzoeken en zich in te leven in iemand anders.
• animisAsch: betekent dat hij aan levenloze dingen menselijke eigenschappen gee<.
De tafel kan pijn hebben of stout zijn en de bloemen kunnen verdrie;g zijn als je hen
geen water gee<.
• egocentrisch denken: Zij hebben nog geen idee dat anderen om hen heen gevoel
hebben, ook mens zijn zoals zij.
taalontwikkeling:
• Door de taal kan het kind contact leggen met anderen.
• Taal bevordert de opvoedbaarheid.
• Door de taal is het mogelijk om gevoelens te uiten.
• Taal is een belangrijk instrument voor het denken en leren en door het gebruik van
woorden kunnen kinderen informa;e, gedachten en behoe<en doorgeven.
evolu;e taalontwikkeling:
• schreeuwen
• vocaliseren
• brabbelen
• sociaal brabbelen
éénwoordzin: Rond één jaar spreken kinderen het eerste woordje. de intona;e bepaalt hoe
het woord is bedoeld. Bijvoorbeeld mama, papa of bal.
Al snel spreekt je kind 'één-woord-zinnen'; met één woord bedoelen ze dan een hele zin.
'Ete' betekent meestal: 'Ik wil eten,' of 'Ik wil niet eten. '
De twee - woordzin: als het kind ruim anderhalf jaar oud is, gaat het zinnetjes maken die uit
twee woorden bestaan.
De meer woordzin
vanaf ongveer twee jaar gaat het kind zinnen vormen die bestaan uit meedere woorden. de
zinsvolgorde is niet al;jd concreet. soms laat het kind ook woorden waardoor het moeilijk is
te begrijpen wat het bedoelt.