You are on page 1of 5

Motivatie

= interactie tussen persoonlijke en situationele kenmerken

1. Theorie over intrinsieke en extrinsieke motivatie

o Intrinsiek = je doet iets omdat je het graag doet


o Extrinsiek = je doet iets omdat je dan iets anders krijgt

Nadelen extrinsieke motivatie?


 verwachten altijd een beloning.
 lln. verliezen intrinsieke motivatie (als deze aanwezig was)
Voordelen extrinsieke motivatie?
 niet-intrinsiek gemotiveerde lln. stellen gewenst gedrag

o Interne attributie = eigen interesse is de reden voor het uitvoeren van een taak.
o Externe attributie = de beloning die je achteraf krijgt is de reden voor het uitvoeren van een taak.

2. Zelfdeterminatietheorie
 ontwikkeld door Deci & Ryan. Zij ontdekten dat er 4 soorten extrinsieke motivatie bestaan.

Extrinsieke motivatie

Waarom doe je iets?

😊 ☹
Moeten = gecontroleerde motivatie Willen = autonome motivatie

Externe druk = Interne druk = Persoonlijk belang = Passie =


Externe regulatie Geïntrojecteerde Geïdentificeerde Geïntegreerde
regulatie regulatie regulatie

EXSEL PETRONELLA IDAN INTEGRITY


 beloofde beloning  schuld- en  inzicht waarom iets  persoonlijke noden,
 externe verwachting schaamtegevoelens nuttig is doelen en waarden
 dreigende straf

 stress, druk  vrijheid, welwillenheid

vlugger opgeven, geen transfer, oppervlakkige doorzetten, transfer, diepere verwerking, leren
verwerking, testangst uit fouten

Pagina 1 van 5
Internalisatie = Proces van geen zelfdeterminatie naar volledige zelfdeterminatie.

Autonome motivatie stimuleren

Hoe streven we naar een autonome motivatie bij de leerlingen?


 Competentie = het gevoel hebben ergens goed in te zijn
 Autonomie = het gevoel hebben dat je ergens zelf voor gekozen hebt
 Verbondenheid = het gevoel dat je vrienden maakt

3. Theorie over doelgerichtheid

 Waarom maak ik deze taak? Wat is mijn doel hierbij?

Prestatieoriëntatie (performance goals) Leeroriëntatie (mastery goals)


Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie
 lln willen scoren  lln willen leren hoe iets moet

= =
Leerlingen presteren beter dan een lln met een leerlingen presteren niet beter dan een lln met een
andere doeloriëntatie en andere doeloriëntatie, maar

 doorzetting en inzet  staan positief in leerproces


 bezorgd  vinden lessen leuk
 hanteren oppervlakkige lee strategieën die  zetten door
meer gericht zijn op het van buiten leren  vragen makkelijk hulp
 gebruiken verdiepende lee strategieën
 kunnen zichzelf goed aansturen
 positieve emoties in de klas
 vinden opdrachten waardevol

Pagina 2 van 5
Afhankelijk van het vak of de taak kunnen leerlingen verschillende doeloriëntaties hebben.
Een tweede aspect dat hiermee samengaat, is de manier waarop de taak wordt aangepakt (approach)
of vermeden (avoidance).

Prestatieoriëntatie Leeroriëntatie
Ik wil graag een hoog punt voor Ik wil graag goed Frans kunnen
Aanpakken frans, dus ik leer elke dag mijn spreken dus ik oefen veel mijn
woordenschat. woordenschat, ook thuis.

Ik leer elke dag mijn woordenschat Ik maak alle extra oefeningen in het
Vermijden Frans anders ben ik bang dat ik het werkboek, anders mis ik misschien
slechtste cijfer van de klas haal. iets.

 hard studeren omdat je bang bent, heeft geen goede gevolgen voor het verdere leerproces

Punten of formatieve feedback?


Aan de ene kant kunnen punten leerlingen stimuleren als leerlingen een hoog cijfer als haalbaar zien.
Aan de andere kant werken punten averechts als ze leerlingen angstig of onzeker maken, vooral bij
leerlingen met vermijdend gedrag.
 formatieve feedback.

4. Theorie over hoe een leerling naar zichzelf kijkt = attributietheorie


 focussen op de ideeën die een leerling heeft over zichzelf
Locusdimensie  Ligt de oorzaak binnen jezelf of buiten jezelf?
 Ja: interne attributie
 Nee: externe attributie
Invloeddimensie  Had je invloed op de oorzaak?
 Ja: wel invloed
 Nee: geen invloed
Stabiliteitsdimensie  Is de oorzaak permanent en zal deze altijd invloed hebben op toekomstige
oorzaken?
 Ja: onveranderlijk
 Nee: veranderlijk
Samengevat 

Pagina 3 van 5
Leerlingen stimuleren om nog eens te proberen
Leerlingen die denken dat ze gefaald hebben vanwege iets wat onveranderlijk is, zullen weinig
gemotiveerd zijn om het nog eens te proberen. Gelukkig kunnen leerkrachten het attributieproces van
hun leerlingen in de juiste richting sturen door

 druk weg te nemen door positieve aspecten te benoemen


 fouten maken deel uitmaakt van een leerproces
 dat er verschillen bestaan tussen leerlingen onderling
 geef leerlingen tips om goed te oefenen of te studeren
 helpen bespreken met de leerling waarom iets fout gegaan is

5. Theorie over zelfeffectiviteit


 het geloof of de overtuiging van het eigen vermogen om een bepaalde taak met succes uit te voeren.
Hoe meer je gelooft dat je iets zal kunnen…

 hoe eerder je er aan zal beginnen


 hoe meer moeite je zal doen
 hoe beter het zal lukken
Leerling met een lage zelfeffectiviteit zal zichzelf onderschatten en bijgevolg minder snel een moeilijk
taak kiezen en minder snel vooruitgang boeken bij het leren.

Growth en fixed mindset


Het verband tussen de motivatie van leerlingen en de manieren waarop zij denken over hun
bekwaamheid en intelligentie sluit zich aan bij de theorie van zelfeffectiviteit.
o Een statische denkwijze (fixed mindset) komt voor bij leerlingen die bekwaamheid zien als iets
wat vaststaat en zich direct moet manifesteren, anders niet. Dergelijke leerlingen haken af als ze
iets niet meteen kunnen.
o Een op groei gerichte mindset (growth mindset) komt voor bij leerlingen die geloven dat
bekwaamheid kan groeien door hard te werken en veel te oefenen. Ze zetten door, ook als het
moeilijk wordt of als ze tegen problemen aanlopen.

Zelfeffectiviteit stimuleren
 biedt lln. succeservaringen.
 stel ‘leren’ centraal i.p.v. ‘weten’.
 ontmoedig onderlinge competitie.
 benadruk persoonlijke vooruitgang en prestaties.
 focus de feedback op vooruitgang en niet op gemaakte fouten.
 zorg dat je als leerkracht zelf een hoge zelfeffectiviteit hebt.

Pagina 4 van 5
6. Behoeftehiërarchie volgens Maslow

De piramide van Maslow is een gerangschikt volgens de universele behoeften van de mens. Volgens
zijn theorie zou de mens pas streven naar bevrediging van de behoeften die hoger in de hiërarchie
geplaatst werden nadat de lager geplaatste behoeften bevredigd waren.
Het individu dat er uiteindelijk in slaagt zijn behoeften aan de top van de hiërarchie te bevredigen,
heeft zichzelf dus maximaal weten te ontplooien. In de loop van zijn leven plaatste Maslow de
behoefte aan transcendentie hier nog boven.

Pagina 5 van 5

You might also like