You are on page 1of 9

AARDRIJKSKUNDE

HOOFDSTUK 3

PARAGRAAF 3.1 DE ECONOMIE VAN DE STAD

 Je weet dat de creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie en steeds
belangrijker worden
 Je begrijpt op welke manier de creatieve sector steden economisch laat groeien

Produceren in de stad

Soort sector Soort samenleving Belangrijkste productiefactor


Primair (landbouw) Agrarische Grond
Secundair (industrie) Industriële Grondstoffen, machines, arbeid
Tertiair (diensten) Stedelijke Het menselijke brein (brains)

In investeringen in kenniseconomie gaat het om 2 soorten kennis:


1. Technologische kennis: vooral in de sector industrie.
- Dit is vooral kennis over technische uitvindingen
2. Sociale kennis: vooral in de handel en dienstverlening.
- Dit is vooral de kennis over het gedrag van de mensen.

De zakelijke dienstverlening leveren diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. Denk hierbij aan
bijvoorbeeld databanken. Dit zijn vaak kleine bedrijven die niet veel ruimte in nemen. Ze hebben vaak
ook niet meer dan 10 werknemers.

De aantrekkelijke stad

Creatieven leveren werkgelegenheid en belastingen op en ze stimuleren de economie. Dit heeft 2


redenen:

 Ze wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
 Ze roepen een aantrekkelijke sfeer op van schoonheid, plezier en succes. Daar profiteren
andere bedrijven van.
Een creatieve stad is een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen. Creatieve beroepen
zijn bijvoorbeeld architecten.

Steeds meer steden proberen bedrijven in de mode-industrie, de wetenschap, de kunsten, de media en


de entertainment sector aan te trekken. Dat kan op 2 manieren:

 Door scienceparken te ontwikkelen: Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met


een uitstekende digitale infrastructuur. Er zijn tientallen samenwerkende bedrijven in zo’n
park.
 Door het beschikbaar stellen van een goedkope bedrijfsruimte aan vernieuwende en artistieke
bedrijven (oude fabrieken of oude industrieterreinen). Dit worden broedplaatsen genoemd.
Sociale ongelijkheid
Bij een kenniseconomie is er grote vraag naar hoogopgeleide mensen. Deze mensen krijgen de meeste
banen. Ze kunnen zich een mooi huis in de stad veroorloven, omdat ze goed betaald worden. Voor de
laagopgeleide mensen blijven de slecht betaalde banen over. Ze kunnen zich dan alleen maar
goedkope arbeidswoningen veroorloven.

Duale arbeidsmarkt: Het verschil in werk en inkomen tussen hoog- en laagopgeleide mensen is
groot

Sociale ongelijkheid: Het verschil in levensomstandigheden tussen hoog- en laagopgeleide mensen is


groot.

PARAGRAAF 3.2 DE STAD VAN DE TOEKOMST

 Je kent manieren waarop krimpende én groeiende steden in de toekomst duurzaam en


smart zullen zijn. 
 Je begrijpt waarom sommige steden groeien en anderen juist krimpen. 
 Je begrijpt waarom steden in de toekomst duurzamer en slimmer zullen worden.

In welke stad is het nog prettig?

Jongeren trekken naar een grote stad om te studeren of om te werken. Als ze dan een paar jaar later
een gezin hebben gesticht, blijven ze vaak in die stad wonen. Daardoor ontstaat er bevolkingskrimp
in de landelijke gebieden. In die gebieden gaan winkels leegstaan en moeten de scholen sluiten.

Oplossingen voor de lange termijn

Een stad moet zicht altijd aanpassen.

Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat toekomstige generaties er ook goed kunnen
leven, heet een duurzame stad. In zo’n stad is er meer plek voor mensen en natuur.

Slimme oplossingen

 Smart cities maken maximaal gebruik van digitale technologie.


Smart cities maken ook gebruik van:
o Open data: openbare statistieke gegevens over wijken en gemeentezaken
o Big data: Gegevens verzameld uit allerlei bronnen, van mobieltjes en bewakingscamera’s tot
geluids- en lichtmeters

 Internet winkelen en apps zorgen voor een aantrekkelijker, duurzamer, veiliger, goedkoper en
efficiënter leven voor stedelingen,
 Maar dit is niet altijd goed voor winkels en hotels omdat die vaker moeten sluiten

PARAGRAAF 3.3 VERSTEDELIJKING EN HET BESTUUR

 Je kent twee manieren waarop er wordt samengewerkt aan de oplossing van problemen
in steden. 
 Je begrijpt waarom er samenwerking is tussen overheden en tussen overheid en
bedrijfsleven.
 Je kunt vraagstukken in stedelijke gebieden op verschillende schaalniveaus beschrijven
en analyseren.

2
Bestuur en beeld

Het openbaar bestuur in Nederland regelt de ruimtelijke ordening.

Schaalniveau van hoog naar laag


1. Het Rijk
- Zorgt voor alles van nationaal (binnenlands) belang
~ Zoals: de economie, de snelwegen, het milieu, bescherming tegen de zee, het behoud
van unieke natuur en cultuur
2. De 12 provincies
- Voeren het landschapsbeleid uit
~ Bijvoorbeeld; gaan over het groen in en rondom de steden en over provinciale wegen
3. De 393 gemeentes
- Zijn verantwoordelijk voor woningbouw en bedrijventerreinen
 Waterschappen (gemeentelijk niveau)
- Beheren de waterhuishouding

Stad en regio een eenheid

 Er zijn 22 stadsgewesten in Nederland


- Het stadsgewest bepaalt het aantal nieuwbouwwoningen en niet de gemeentes omdat er
afstemming tussen gemeenten nodig is om leegstand of huizentekorten te voorkomen
 Aangezien veel onderwerpen betrekking hebben op het hele stadsgewest en iedere gemeente
haar eigen belangen nastreeft, stemmen gemeentes plannen met elkaar af (regionale
samenwerken)
- De grote stad groeit sinds 1975 door suburbanisatie, maar sommige wijken in de groeikernen
vlakbij krimpen juist
Samenwerking tussen overheid en bedrijven

1. De Publieke sector (de overheid)


- Zorgt voor onze belangen.
2. De Private sector (Het bedrijfsleven)
- Is uit op winst.
 Deze 2 sectors staan vaak tegenover elkaar.
- Maar publiek-private samenwerking (PPS) kan wederzijds voordeel opleveren bij grote
bouwprojecten
- Hierbij is er samenwerking tussen bouwbedrijven en de overheid vanaf de planning tot vaak
lag na de bouw van het project:
- Bedrijven hebben meer geld en specialiserende kennis,
- Maar de overheid houdt een oogje open voor het belangen van het volk.

PARAGRAAF 3.4 VERNIEUWENDE STAD

 Je kent de twee vormen van segregatie in steden. 


 Je kent de twee vormen van stedelijk vernieuwingsbeleid die vanaf 1980 hebben geleid
tot verbetering van de steden. 
 Je begrijpt welke gevolgen stedelijke vernieuwing heeft op de woningvoorraad en
bevolkingssamenstelling van een wijk. 
 Je kunt de belangen van verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar afwegen.

3
De situatie in de jaren 1980

 Veel 19-eeuwse arbeidshuizen en vooroorlogse wijken waren verkrot en voldeden niet meer
aan de wooneisen.
 De rijkere inwoners verhuisden naar groeikernen
 Steden voerden in 1980 met behulp van het rijk, de stadsvernieuwingen in:
 De kwaliteit van de sociale huurwoningen werd verbeterd.
- Dit gebeurde door:
1. Renovatie (opknappen)
2. Sanering (sloop- en nieuwbouw)
 Veel sociale woningen bleven bestaan
 De bevolkingssamenstelling in die wijken bleven grotendeels gelijk:
- Weinig koopkracht
- Ouderen
- Immigranten
- Studenten
 De wijken hadden wel laagwaardige voorzieningen
- Zoals: snackbar, goedkope supermarkt en een bakker

De situatie sinds 1990

 De stad kreeg weer aantrekkingskracht in 1990.


 Studenten en mensen in de creatieve sector (die meer gingen verdienden) bleven in de stad
wonen en knapten hun woningen op.
 De overheid voert in een aantal stadswijken een beleid van herstructurering
 Een deel van de sociale woningen bleven bestaan, maar er werden ook duurdere huizen
gebouwd op plaatsen van de sociale woningen.
- Dit gebeurde vooral in de 19-eeuwse arbeidswijken en havengebieden

Herstructurering

Veranderende bevolkingssamenstelling

Stijgende voorzieningenniveau: Duurdere winkels, galeries, crèches

Aantrekkelijker voor rijkere inwoners

Gentrification

Hoe zit het met ‘de mix’ in Nederland?

Soorten segregatie:
1. Segregatie naar inkomen
 Mensen met ongeveer hetzelfde inkomen wonen bij elkaar in de buurt
- Komt in Nederland niet vaak voor
2. Segregatie naar etniciteit
 Mensen uit hetzelfde herkomstland wonen bij elkaar in de buurt
- Komt in Nederland wel vaker voor
 Vooral Autochtonen mensen wonen in Vinex-wijken

Er zijn 2 verklaringen voor segregatie naar etniciteit:

4
1. Verschil in sociaaleconomische klasse.
- Niet-Westerse allochtonen zijn vaak laagopgeleid, hebben gemiddeld een laag
inkomen en kunnen daardoor niet in duurdere wijken wonen.
2. Culturen/ etnische groepen zoeken elkaar op
- Etnische groepen willen vaak bij elkaar wonen voor sociale contacten en om te
profiteren van specifieke voorzieningen
 Gentrification en segratie worden in Nedreland strak in de gaten te houden om eventuele
negatieve gevolgen voor de leefbaarheid tegen te gaan (bron 24)

PARAGRAAF 3.5 HET BUURTPROFIEL

Inzoomen naar het schaalniveau van de buurt

Een stad is verdeeld in woonwijken en buurten. Een buurt is een gebied binnen de woonwijk waar
dezelfde soort woningen staan. Stadsbestuurders moeten beslissingen nemen over buurten. Er wordt
een buurtprofiel opgesteld. Daarin staan de belangrijkste kenmerken van een buurt samengevat.

Er staan 3 dingen in zo’n buurtprofiel:


 Kenmerken van de woningen.
 Kenmerken van de bewoners.
 Kenmerken van de woonomgeving.
De samenstelling van de woningvoorraad

 In 1901 kwam er een woningwet: meerdere slaapkamers en een aparte keuken.


Woningbouwverenigingen (corporaties) werden opgericht die goede woningen bouwden
voor armere mensen. Dit heet de sociale woningbouw.
 Na de tweede wereldoorlog waren er veel huizen nodig. Er werden kleine rijtjeshuizen en
portiekflats met plantsoenen en de eerste parkeerplekken gebouwd.
 In de jaren 70 kwamen er ruimere galerijflats met veel groen en meer privacy voor de
bewoners.
 Na 1980 begon de stadsvernieuwing. Na 1990 zorgde de herstructurering voor een
gevarieerde woningvoorraad.
Er zijn 4 woningkenmerken:
1. Ouderdom (bouwjaar van het huis)
2. Eigendom (Van wie is de woning? Is het huur of een koophuis?)
3. Woningtype (Is het huis vrijstaand, rijtjeshuis, flat, enz.?)
4. Staat van onderhoud (Goed of slecht onderhouden?

5
De bevolkingssamenstelling

Er zijn 5 bewonerskenmerken:
1. Grootte van huishouden (Hoeveel personen wonen er?)
2. Etniciteit (Land van herkomst?)
3. Inkomen (Hoeveel verdienen het huishouden?)
4. Gezinsfase (Alleenstaand, jong gezin, gepensioneerde mensen?)
5. Leeftijd (Hoe oud is iemand?)

PARAGRAAF 3.6 DE WOONOMGEVING

Een veilig gevoel

De leefbaarheid wordt bepaald door de sociale veiligheid, de veiligheid die de samenleving biedt.

1. Objectieve veiligheid is de door politie getelde criminele feiten die in een samenleving zijn
gemeten.
2. Subjectieve veiligheid is het geval van (on)veiligheid dat veel mensen in een samenleving
kunnen hebben.
De openbare ruimte

De leefbaarheid wordt bepaald door de sociale veiligheid, de veiligheid die de samenleving biedt.
1. Objectieve veiligheid is de door politie getelde criminele feiten die in een samenleving zijn
gemeten.
2. Subjectieve veiligheid is het geval van (on)veiligheid dat veel mensen in een samenleving
kunnen hebben.
Een openbare ruimte is een ruimte bedoeld voor iedereen, maar het lijkt soms alsof het van niemand
is.
Je kunt deze ruimte beoordelen op 4 aspecten:
1. Toegankelijkheid: Soms wordt de toegang afgesloten om veiligheid te creëren.
2. Onderhoud: Worden kapotte weer gerepareerd?
3. Overzichtelijkheid: Veel openbare plekken zijn groot en onoverzichtelijk. Hierdoor kun je je
anoniem en veilig voelen.
4. Toezicht: Als je weet dat je gezien kan worden, voelt het vaak veiliger dan wanneer je
helemaal alleen bent.
Een veilig gevoel

 Ook bewoners kunnen de buurt veiliger maken: Bewoners zijn soms zelf actief, helpen
anderen en informeren elkaar  sociale cohesie (samenhang).
 De veiligheid kan ook vergroot worden door buurt- of wijkvoorzieningen.
- Vb: een voetbalveldje of winkel.

6
BEGRIPPEN

Voorkennis
1 Compacte stad Stadsvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het
bouwen van nieuwe wijken tegen de oude stad uitgangspunten zijn
2 Duurzame samenleving Een samenleving zo organiseren dat die schoon en niet uitgeput is
voor de toekomstige generaties
3 Publieke ruimte Dat deel van een wijk of stad dat voor iedereen toegankelijk is
4 Renovatie Het opknappen van huizen
5 Sanering Het afbreken van woningen en ze vervangen door nieuwbouw
6 Segregatie Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in
de stad
7 Stadsgewest Een stedelijk gebied waarin de omringende plaatsen op tal van
manieren verbonden zijn met de centrale stad
8 Stedelijke gebieden Gebieden waarin een aantal stadsgewesten ligt dat goed met elkaar
verbonden is
9 Vergrijzing De toename van het aantal ouderen (65+) in de bevolking
10 Vinex-locatie Een nieuw stadsdeel dat meestal aan de rand van de stad ligt
Paragraaf 3.1
11 Broedplaats Goedkope bedrijfsruimten voor allerlei vernieuwende en artistieke
bedrijven
12 Campus Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende
digitale infrastructuur
13 Creatieve stad Een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen
14 Duale arbeidsmarkt De grote kloof tussen banen voor hoog- en laagopgeleiden
15 Kenniseconomie Een economie waarin vooral nieuwe technologie en nieuwe producten
worden bedacht en de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk
gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie
16 Scienceparks Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende
digitale infrastructuur
17 Sociale ongelijkheid Grote en ongewenste verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen
tussen groepen (klassen) in de bevolking
18 Zakelijke dienstverlening Die bedrijven in de tertiaire sector die allerlei diensten aan het
bedrijfsleven en de overheid bieden

Paragraaf 3.2
19 Bevolkingskrimp Als in een gebied het geboortecijfer daalt (vergrijzing) of de

7
bevolking wegtrekt (ontgroening)
20 Duurzame stad Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat
toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven
21 Smart cities Een stad die maximaal gebruik maakt van digitale technologie:
computers en het internet
22 Sustainable city Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat
toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven
Paragraaf 3.3
23 Groeikernen Plaatsen rondom een stad die vanaf 1975 sterk groeiden door
suburbanisatie
24 Openbaar bestuur Degenen die beslissingen nemen in de maatschappij, bijvoorbeeld
Rijk, provincie en gemeente
25 Private sector Het bedrijfsleven, waar veel kennis en geld aanwezig is
26 Publiek-private samenwerking De samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid bij grote
(pps) bouwprojecten
27 Publieke sector De overheid, die de belangen van iedereen behartigt
28 Regionale samenwerking Samenwerking tussen de 3 bestuurslagen (gemeenten, provincies en
Rijk)
29 Ruimtelijke ordening Alle regels die er bestaan over de inrichting van de ruimte: ‘Wat mag
waar?’
30 Schaalniveau De omvang van het gebied: bijvoorbeeld landelijk, provinciaal of
lokaal
31 Stadsgewest Een gebied waarin een stad en de regio eromheen stevig met elkaar
verbonden zijn, door werk en het gebruik van voorzieningen
Paragraaf 3.4
32 Autochtonen Mensen die zelf in Nederland zijn geboren én hun beide ouders ook
33 Bevolkingssamenstelling Hoe de bevolking is ingedeeld naar sociaaleconomische klasse en
etnische achtergrond
34 Etnische achtergrond Sociaal-culturele identiteit, vaak gebaseerd op het herkomstland van
de ouders
35 Gentrification Het proces van verandering in de bevolkingssamenstelling
36 Herstructurering Het slopen van slechtere huurwoningen en de nieuwbouw van
duurdere koopwoningen
37 Naoorlogse wijken Wijken gebouwd tussen 1950 -1970
38 Negentiende-eeuwse Woonwijken gebouwd tussen 1870-1920
arbeiderswijken
39 Renovatie Het opknappen van woningen
40 Sanering Het afbreken van woningen en ze vervangen door nieuwbouw
41 Segregatie Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in de
stad
42 Sociaaleconomische klasse Positie in de maatschappij die bepaald wordt door opleidingsniveau
en inkomen
43 Sociale huurwoning Woning van een woningbouwcorporatie met een lage huur, bedoeld
voor de lage inkomensklasse

8
44 Stadsvernieuwing Het verbeteren van de kwaliteit van de woningen door de overheid
(ca. 1980 – 1990)
45 Vinex-wijken Nieuwbouwwijken die na 1990 aan de rand van de stad zijn gebouwd
46 Vooroorlogse wijken Woonwijken gebouwd tussen 1920 - 1940

You might also like