Professional Documents
Culture Documents
HOOFDSTUK 3
Je weet dat de creatieve beroepen in steden de motor zijn van de kenniseconomie en steeds
belangrijker worden
Je begrijpt op welke manier de creatieve sector steden economisch laat groeien
Produceren in de stad
De zakelijke dienstverlening leveren diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. Denk hierbij aan
bijvoorbeeld databanken. Dit zijn vaak kleine bedrijven die niet veel ruimte in nemen. Ze hebben vaak
ook niet meer dan 10 werknemers.
De aantrekkelijke stad
Ze wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen.
Ze roepen een aantrekkelijke sfeer op van schoonheid, plezier en succes. Daar profiteren
andere bedrijven van.
Een creatieve stad is een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen. Creatieve beroepen
zijn bijvoorbeeld architecten.
Duale arbeidsmarkt: Het verschil in werk en inkomen tussen hoog- en laagopgeleide mensen is
groot
Jongeren trekken naar een grote stad om te studeren of om te werken. Als ze dan een paar jaar later
een gezin hebben gesticht, blijven ze vaak in die stad wonen. Daardoor ontstaat er bevolkingskrimp
in de landelijke gebieden. In die gebieden gaan winkels leegstaan en moeten de scholen sluiten.
Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat toekomstige generaties er ook goed kunnen
leven, heet een duurzame stad. In zo’n stad is er meer plek voor mensen en natuur.
Slimme oplossingen
Internet winkelen en apps zorgen voor een aantrekkelijker, duurzamer, veiliger, goedkoper en
efficiënter leven voor stedelingen,
Maar dit is niet altijd goed voor winkels en hotels omdat die vaker moeten sluiten
Je kent twee manieren waarop er wordt samengewerkt aan de oplossing van problemen
in steden.
Je begrijpt waarom er samenwerking is tussen overheden en tussen overheid en
bedrijfsleven.
Je kunt vraagstukken in stedelijke gebieden op verschillende schaalniveaus beschrijven
en analyseren.
2
Bestuur en beeld
3
De situatie in de jaren 1980
Veel 19-eeuwse arbeidshuizen en vooroorlogse wijken waren verkrot en voldeden niet meer
aan de wooneisen.
De rijkere inwoners verhuisden naar groeikernen
Steden voerden in 1980 met behulp van het rijk, de stadsvernieuwingen in:
De kwaliteit van de sociale huurwoningen werd verbeterd.
- Dit gebeurde door:
1. Renovatie (opknappen)
2. Sanering (sloop- en nieuwbouw)
Veel sociale woningen bleven bestaan
De bevolkingssamenstelling in die wijken bleven grotendeels gelijk:
- Weinig koopkracht
- Ouderen
- Immigranten
- Studenten
De wijken hadden wel laagwaardige voorzieningen
- Zoals: snackbar, goedkope supermarkt en een bakker
Herstructurering
Veranderende bevolkingssamenstelling
Gentrification
Soorten segregatie:
1. Segregatie naar inkomen
Mensen met ongeveer hetzelfde inkomen wonen bij elkaar in de buurt
- Komt in Nederland niet vaak voor
2. Segregatie naar etniciteit
Mensen uit hetzelfde herkomstland wonen bij elkaar in de buurt
- Komt in Nederland wel vaker voor
Vooral Autochtonen mensen wonen in Vinex-wijken
4
1. Verschil in sociaaleconomische klasse.
- Niet-Westerse allochtonen zijn vaak laagopgeleid, hebben gemiddeld een laag
inkomen en kunnen daardoor niet in duurdere wijken wonen.
2. Culturen/ etnische groepen zoeken elkaar op
- Etnische groepen willen vaak bij elkaar wonen voor sociale contacten en om te
profiteren van specifieke voorzieningen
Gentrification en segratie worden in Nedreland strak in de gaten te houden om eventuele
negatieve gevolgen voor de leefbaarheid tegen te gaan (bron 24)
Een stad is verdeeld in woonwijken en buurten. Een buurt is een gebied binnen de woonwijk waar
dezelfde soort woningen staan. Stadsbestuurders moeten beslissingen nemen over buurten. Er wordt
een buurtprofiel opgesteld. Daarin staan de belangrijkste kenmerken van een buurt samengevat.
5
De bevolkingssamenstelling
Er zijn 5 bewonerskenmerken:
1. Grootte van huishouden (Hoeveel personen wonen er?)
2. Etniciteit (Land van herkomst?)
3. Inkomen (Hoeveel verdienen het huishouden?)
4. Gezinsfase (Alleenstaand, jong gezin, gepensioneerde mensen?)
5. Leeftijd (Hoe oud is iemand?)
De leefbaarheid wordt bepaald door de sociale veiligheid, de veiligheid die de samenleving biedt.
1. Objectieve veiligheid is de door politie getelde criminele feiten die in een samenleving zijn
gemeten.
2. Subjectieve veiligheid is het geval van (on)veiligheid dat veel mensen in een samenleving
kunnen hebben.
De openbare ruimte
De leefbaarheid wordt bepaald door de sociale veiligheid, de veiligheid die de samenleving biedt.
1. Objectieve veiligheid is de door politie getelde criminele feiten die in een samenleving zijn
gemeten.
2. Subjectieve veiligheid is het geval van (on)veiligheid dat veel mensen in een samenleving
kunnen hebben.
Een openbare ruimte is een ruimte bedoeld voor iedereen, maar het lijkt soms alsof het van niemand
is.
Je kunt deze ruimte beoordelen op 4 aspecten:
1. Toegankelijkheid: Soms wordt de toegang afgesloten om veiligheid te creëren.
2. Onderhoud: Worden kapotte weer gerepareerd?
3. Overzichtelijkheid: Veel openbare plekken zijn groot en onoverzichtelijk. Hierdoor kun je je
anoniem en veilig voelen.
4. Toezicht: Als je weet dat je gezien kan worden, voelt het vaak veiliger dan wanneer je
helemaal alleen bent.
Een veilig gevoel
Ook bewoners kunnen de buurt veiliger maken: Bewoners zijn soms zelf actief, helpen
anderen en informeren elkaar sociale cohesie (samenhang).
De veiligheid kan ook vergroot worden door buurt- of wijkvoorzieningen.
- Vb: een voetbalveldje of winkel.
6
BEGRIPPEN
Voorkennis
1 Compacte stad Stadsvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het
bouwen van nieuwe wijken tegen de oude stad uitgangspunten zijn
2 Duurzame samenleving Een samenleving zo organiseren dat die schoon en niet uitgeput is
voor de toekomstige generaties
3 Publieke ruimte Dat deel van een wijk of stad dat voor iedereen toegankelijk is
4 Renovatie Het opknappen van huizen
5 Sanering Het afbreken van woningen en ze vervangen door nieuwbouw
6 Segregatie Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in
de stad
7 Stadsgewest Een stedelijk gebied waarin de omringende plaatsen op tal van
manieren verbonden zijn met de centrale stad
8 Stedelijke gebieden Gebieden waarin een aantal stadsgewesten ligt dat goed met elkaar
verbonden is
9 Vergrijzing De toename van het aantal ouderen (65+) in de bevolking
10 Vinex-locatie Een nieuw stadsdeel dat meestal aan de rand van de stad ligt
Paragraaf 3.1
11 Broedplaats Goedkope bedrijfsruimten voor allerlei vernieuwende en artistieke
bedrijven
12 Campus Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende
digitale infrastructuur
13 Creatieve stad Een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen
14 Duale arbeidsmarkt De grote kloof tussen banen voor hoog- en laagopgeleiden
15 Kenniseconomie Een economie waarin vooral nieuwe technologie en nieuwe producten
worden bedacht en de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk
gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie
16 Scienceparks Bedrijventerreinen in de buurt van een universiteit met uitstekende
digitale infrastructuur
17 Sociale ongelijkheid Grote en ongewenste verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen
tussen groepen (klassen) in de bevolking
18 Zakelijke dienstverlening Die bedrijven in de tertiaire sector die allerlei diensten aan het
bedrijfsleven en de overheid bieden
Paragraaf 3.2
19 Bevolkingskrimp Als in een gebied het geboortecijfer daalt (vergrijzing) of de
7
bevolking wegtrekt (ontgroening)
20 Duurzame stad Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat
toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven
21 Smart cities Een stad die maximaal gebruik maakt van digitale technologie:
computers en het internet
22 Sustainable city Een stad die energieneutraal is en afval hergebruikt, zodat
toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven
Paragraaf 3.3
23 Groeikernen Plaatsen rondom een stad die vanaf 1975 sterk groeiden door
suburbanisatie
24 Openbaar bestuur Degenen die beslissingen nemen in de maatschappij, bijvoorbeeld
Rijk, provincie en gemeente
25 Private sector Het bedrijfsleven, waar veel kennis en geld aanwezig is
26 Publiek-private samenwerking De samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid bij grote
(pps) bouwprojecten
27 Publieke sector De overheid, die de belangen van iedereen behartigt
28 Regionale samenwerking Samenwerking tussen de 3 bestuurslagen (gemeenten, provincies en
Rijk)
29 Ruimtelijke ordening Alle regels die er bestaan over de inrichting van de ruimte: ‘Wat mag
waar?’
30 Schaalniveau De omvang van het gebied: bijvoorbeeld landelijk, provinciaal of
lokaal
31 Stadsgewest Een gebied waarin een stad en de regio eromheen stevig met elkaar
verbonden zijn, door werk en het gebruik van voorzieningen
Paragraaf 3.4
32 Autochtonen Mensen die zelf in Nederland zijn geboren én hun beide ouders ook
33 Bevolkingssamenstelling Hoe de bevolking is ingedeeld naar sociaaleconomische klasse en
etnische achtergrond
34 Etnische achtergrond Sociaal-culturele identiteit, vaak gebaseerd op het herkomstland van
de ouders
35 Gentrification Het proces van verandering in de bevolkingssamenstelling
36 Herstructurering Het slopen van slechtere huurwoningen en de nieuwbouw van
duurdere koopwoningen
37 Naoorlogse wijken Wijken gebouwd tussen 1950 -1970
38 Negentiende-eeuwse Woonwijken gebouwd tussen 1870-1920
arbeiderswijken
39 Renovatie Het opknappen van woningen
40 Sanering Het afbreken van woningen en ze vervangen door nieuwbouw
41 Segregatie Het gescheiden wonen van verschillende bevolkingsgroepen in de
stad
42 Sociaaleconomische klasse Positie in de maatschappij die bepaald wordt door opleidingsniveau
en inkomen
43 Sociale huurwoning Woning van een woningbouwcorporatie met een lage huur, bedoeld
voor de lage inkomensklasse
8
44 Stadsvernieuwing Het verbeteren van de kwaliteit van de woningen door de overheid
(ca. 1980 – 1990)
45 Vinex-wijken Nieuwbouwwijken die na 1990 aan de rand van de stad zijn gebouwd
46 Vooroorlogse wijken Woonwijken gebouwd tussen 1920 - 1940