You are on page 1of 40

§4.

4 Stedelijke ontwikkelingen
Leerdoelen:
- Je kunt de ontwikkeling van steden vanaf 1830 tot nu beschrijven in termen van
ruimtelijke inrichting en economie.
- Je kunt uitleggen hoe de inrichting van de stad verandert na 1990.
- Je kunt uitleggen waarom steden na 1990 een transformatie (grote verandering) ondergaan.
- Je kunt een verband leggen tussen de ruimtelijke ontwikkeling van steden en de
demografische ontwikkelingen.
De situatie vanaf 1830

Tijdens de industriële revolutie groeide een aantal


Nederlandse steden.
Waar liggen deze stadsdelen?
• rondom en net buiten het historische centrum

Dat geldt zowel voor de fabrieken als voor de woningen.


Deze wijken noemen wij:
• 19e-eeuwse arbeiderswijk (= woonwijken gebouwd
tussen 1870 en 1920)

Honderdduizenden mensen trokken in deze periode


naar de stad, dat noemen we:
• urbanisatie
19e-eeuwse arbeiderswijken (= woonwijken gebouwd tussen 1870 en 1920) ->
vaak van slechte kwaliteit

Kenmerken:
- eentonige bebouwing
- smalle straten, huizen dicht op elkaar
- slechte kwaliteit
- geen voortuinen
- nauwelijks openbaar groen

Voorbeeld arbeiderswijken in Zwolle:


Assendorp, Kamperpoort, Dieze.
1901 Woningwet: er kwamen kwaliteitseisen aan de nieuw te bouwen woningen.
Er werden woningbouwcorporaties opgericht = organisaties die voor goede,
goedkope woningen voor de lage inkomensklasse zorgt.

Kenmerken:
- meerdere slaapkamers
- aparte keuken
- wc
- maximaal aantal bewoners

Voorbeeld Zwolle:
Kamperpoort.
19e -eeuwse arbeiderswijken hebben vaak de kenmerken die hier genoemd worden

Bekende 19e-eeuwse arbeiderswijk in Amsterdam -> de Pijp


Rotterdam -> Crooswijk
Utrecht -> Lombok
Den Haag -> Schilderswijk
Waarom liggen veel stations in Nederland buiten
het historisch stadscentrum?

• Vanaf 1830 begon de aanleg van de spoorwegen.


Historische binnensteden bestonden al honderden
jaren en in de 19e-eeuwse arbeiderswijk stonden
de fabrieken en de materialen die ze nodig
hadden.

Naast spoor werd ook veel vervoerd


over water, waarom?

• de wegen waren nog te slecht voor


veel vervoer
Na WOII
woningnood -> er moesten snel en goedkope woningen gebouwd worden.
Bouw van naoorlogse (flat)wijken =
wijken gebouwd tussen 1950 en 1970, waar hoogbouw wordt afgewisseld met laagbouw.

Portiekflats (jaren ‘60) = een flat waarbij de appartementen uitkomen op een


gemeenschappelijk portiek.
rijtjeshuizen = eengezinswoning die deel uitmaakt van een rij aan elkaar gebouwde woningen.
Kenmerken naoorlogse (flat)wijken: veel ruimte, veel groen, hoogbouw afgewisseld met
laagbouw

Voorbeeld portiekflats Zwolle:


Beethovenlaan, Meppelerstraatweg.
Jaren ’70: galerijflats = flatgebouw waarbij langs de appartementen een galerij loopt
als toegang voor de bewoners.

Kenmerken: - hoogbouw(lift) afgewisseld met laagbouw


- veel openbaar groen
- sportfaciliteiten, winkels, goede infrastructuur

Voorbeeld Zwolle: Holtenbroek


Na 1970 verhuizen steeds meer mensen de stad uit.
-> suburbanisatie
-> redenen: meer ruimte, stilte, schone lucht, veilig voor kinderen (betere woonomgeving)

Waardoor konden mensen makkelijk de stad verlaten?


1. Toename welvaart -> mensen konden (duurder) huis kopen + auto
2. Toename mobiliteit (meer treinen, bussen, auto’s)

Daarnaast verdween de industrie grotendeels uit de stad:


- Buiten de stad meer ruimte, goede bereikbaarheid, goedkoper en minder overlast
- Bepaalde industrie failliet door concurrentie met lage lonenlanden (b.v. kledingindustrie)
Rijkere inwoners trekken naar de groeikernen (= door het Rijk aangewezen gemeente
waar galerijflats en laagbouw gebouwd werden om suburbanisatie op te vangen).

Zwolle aangewezen als groeikern


Nadeel: werkgelegenheid bleef in de stad ->
lange files
Vanaf 1980 beleid van stadsvernieuwing = het verbeteren van de kwaliteit van de woningen
door de overheid (ca. 1980 – 1990). Met als doel het tegengaan van verloedering
en criminaliteit.
Kwaliteit van de sociale huurwoningen (= woning van een woningcorporatie met een lage
huur bedoeld voor de lage inkomens) in de 19e-eeuwse arbeiderswijken werd verbeterd
door:
* Renovatie = opknappen (van sociale huurwoningen)

Assendorp Zwolle-Zuid
* Sanering = afbreken van woningen en vervangen door nieuwbouw

Kamperpoort Zwolle
Nadeel van deze stadsvernieuwing: er bleven veel sociale huurwoningen bestaan ->
bevolkingssamenstelling bleef nagenoeg gelijk.

Bevolkingssamenstelling = hoe de bevolking is ingedeeld naar sociaaleconomische klasse


en etnische achtergrond.
Gevolgen:
. in deze wijken weinig koopkracht, met
name ouderen, studenten en immigranten.
In deze wijken vaak alleen laagdrempelige
voorzieningen (b.v. snackbar, goedkope
supermarkt)
• veel werkloosheid en drugsoverlast
• stationsgebieden raakten verloederd
• op de oude industrieterreinen stonden de
fabrieken leeg
De situatie vanaf 1990:

Groei van de stad door kenniseconomie.


Afgestudeerde studenten en mensen in de creatieve sector blijven in de stad wonen en
kopen in 19e-eeuwse arbeiderswijken een huis / etage en knappen deze op.
Na 1990: aantal inwoners van de meeste steden stijgt weer.

-> re-urbanisatie = het aantal inwoners van de stad neemt na vele jaren van
bevolkingsafname weer toe.

-> mogelijk door vernieuwing van het ruimtegebruik in de steden: winkels,


uitgaansmogelijkheden, ruimere woningen, nieuwbouw

-> wonen in de stad: werk, studie en voorzieningen = dichtbij en zonder file!


Na 1990:
Om meer koopkracht naar de stad te trekken startten vele gemeenten een beleid van
herstructurering = het slopen van slechtere huurwoningen en de nieuwbouw van
duurdere koopwoningen.

Kenmerken:
- verbeteren opzet van de wijk
- slopen slechtste huizenblokken,
nieuwbouw duurder (koop) ->
gevarieerder woningvoorraad in de
oudere wijken
- verbeteren openbare ruimte ->
kwam meer groen, meer speelplaatsen
en pleintjes
Twee gevolgen van herstructurering:

1. Bevolkingssamenstelling verandert:
rijkere mensen met meer koopkracht.
2. Hoogwaardiger voorzieningenniveau
-> komst van duurdere winkels,
galeries, crèches, hippere horeca.

Hierdoor kan gentrification ontstaan:


= proces van verandering in de
bevolkingssamenstelling en het
voorzieningenniveau in een wijk.
Gentrification met name in wijken die dichtbij het centrum liggen en die er
architectonisch aantrekkelijk uitzien.

Assendorp Zwolle Kamperpoort Zwolle


Filmpje https://wwwhttps://www.youtube.com/watch?v=gNkCfoh3-Ys. (2:41m)
Filmpje gentrificatie van de NOS (ca. 12 min.)
https://www.youtube.com/watch?v=dKSQS7UmAVw
Na 1990 bouw van Vinex-wijken in steden=
nieuwbouwwijken die na 1990 aan de rand van de stad zijn gebouwd.
Resultaat: Vele duizenden nieuwe woningen om plaats te bieden aan mensen die de
stedelijke voorzieningen weer nieuw leven in konden blazen
VINEX is de afkorting van
Vierde Nota Extra, een
beleidsdocument van het
Rijk over de ruimtelijke
ordening.

Foto Vinex-wijk Stadshagen


Andere gebieden veranderen ook:
• oude industrie- en havengebieden krijgen
een nieuwe functie.
• stationsgebieden worden opgeknapt

Gebieden bleken aantrekkelijk (door de ligging


nabij stadscentrum en de aanwezigheid van
monumentale gebouwen) en er kwamen:
• (dure) woningen, winkels, horeca en
kantoren

De bebouwing en infrastructuur veranderde


net zoals de functie. Dit noem je:
• Transformatie
(= aanpassingen van de bebouwing en
infrastructuur in een gebied waarbij het
gebied nieuwe of meerdere functies krijgt)
Transformatie of herstructurering?
Voormalig ziekenhuis de Weezenlanden
Stadsvernieuwing of herstructurering?

Oud
Versus
Nieuw
Stadsvernieuwing of herstructurering?
Transformatie of herstructurering?

naar
Samenvatting stadsvernieuwing, herstructurering en gentrification
https://www.youtube.com/watch?v=SPbwhJPazis (4:36m)
Leerdoelen:
- Je kunt de ontwikkeling van steden vanaf 1830 tot nu beschrijven in termen van ruimtelijke
inrichting en economie.
- Je kunt uitleggen hoe de inrichting van de stad verandert na 1990.
- Je kunt uitleggen waarom steden na 1990 een transformatie (grote verandering) ondergaan.
- Je kunt een verband leggen tussen de ruimtelijke ontwikkeling van steden en de
demografische ontwikkelingen.
Voorbeelden wijken in Zwolle
* Binnenstad -> middeleeuws
Er wordt gewoond, gewerkt, gewinkeld, uitgegaan, veel dynamiek
* Dieze -> bestaande uit Dieze West, Dieze Oost en de Indische buurt
Al vanaf 1382, 2e helft 19e eeuw arbeiderswoningen, jaren 50
portiekwoningen, vernieuwing.
* Assendorp, gebouwd vanaf 1860
Van oudsher veel sociale woningbouw, nu een gevarieerde wijk waar
studenten, ouderen, gezinnen, ondernemers en kunstenaars wonen.
* Wipstrik, zeeheldenbuurt (begin 19e eeuw,
arbeiderswoningen) en schrijversbuurt (jaren 30, Tuindorp gedachte)
* Holtenbroek (jaren 60) -> groene wijk met speelveldjes, mensen van
verschillende komaf, leeftijden en gezinssamenstelling, hoogbouw (70%).
Exotische toko´s en oer-Hollandse supermarkten naast elkaar.
* Aalanden, gebouwd vanaf 1965 ->
Weinig hoogbouw, wegen zijn kronkelig en de wijk heeft vele erven,
de woningen hebben een wisselend uiterlijk.
* Zwolle-Zuid, gebouwd tussen 1979 en 2000 ->
Gebouwd rondom twee buurtschappen veel diversiteit in wijken
* Stadshagen, gebouwd vanaf 1995 tot heden ->
VINEX-locatie, veel diversiteit in wijken
Wat zijn bloemkoolwijken?

Ittersumerlanden in Zwolle-Zuid is een


voorbeeld van een bloemkoolwijk. Dit zijn
wijken die tussen 1970 en 1990 in
Nederland zijn gebouwd en zich kenmerken
door een bloemkoolstructuur. Ofwel: wijken
waar de plattegrond lijkt op een
doorgesneden bloemkool. Veel
bloemkoolwijken hebben een vertakkend
stelsel van doodlopende straten en
woonerven. Ze worden ook wel
woonerfwijken genoemd.

bloemkoolwijk
Wat zijn Vogelaarwijken?
Vogelaarwijk is de populaire benaming voor
een veertigtal probleemwijken in Nederland
volgens een lijst die minister Ella Vogelaar
van Wonen, Wijken en Integratie in
2007 vaststelde.

You might also like