You are on page 1of 105

Chassis

ALGEMEEN

VOORTREIN

ACHTERTREIN

WIELEN EN BANDEN

STUURINRICHTING

MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN

ELEKTRONISCH GESTUURDE SYSTEMEN

FC0A - FC0C - FC0D - FC0E - KC0A - KC0C - KC0D - KC0E

77 11 194 257 JULI 1997 Edition néerlandaise

De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Renault.
beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het overnemen
dit document werd samengesteld. van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de onderdelen is verbo-
Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds den zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van Renault .
constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.

C Renault 1997
OVERZICHT

PRN3000
Chassis
Inhoud

Blz.

30 ALGEMEEN 33 ACHTERTREIN
Algemeen principeschema van het Achtertrein 33-1
remsysteem 30-1
Remtrommel 33-2
Aantrekkoppels (in daN.m) 30-2
Wielremcilinder 33-4
Maten van de belangrijkste organen
van het remsysteem 30-7 Remschoenen 33-5

Gegevens van de : Wiellager 33-7


- stabilisatorstang voor 30-8
Schokdemper 33-8
- stabilisatorstang achter 30-8
Stabilisatorstang buis-achtertrein 33-9
- veerstaven achter 30-8
Halve achtertreinbuis 33-10
Wartels en leidingen van het
remsysteem 30-9 Lagerbussen buis-achtertrein 33-11

Remvloeistof 30-9 Veerstaven buis-achtertrein 33-15

4-staafs achtertrein 33-16

31 VOORTREIN
ENSEMBLE MOTEUR ET BAS Lagerblokken draagarm 33-20

Draagarm 31-1

Rubber lagerbussen van draagarm 31-2


35 WIELEN EN BANDEN
Fuseekogel 31-3
Gegevens 35-1
Remblokken 31-4
Wielen balanceren 35-4
Remklauw 31-5

Remschijf 31-6

Wiellager 31-7

Veerpoot - schokdemper 31-9

Stabilisatorstang 31-10

Subframe 31-12
Inhoud

Blz.

36 STUURINRICHTING 38 ELEKTRONISCH GESTUURDE


HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Kogeldraaipunt stuurhuis 36-1
ABS BOSCH
Stuurhuis zonder bekrachtiging 36-3
Overzicht ABS BOSCH 5.3 38-1
Stuurhuis met bekrachtiging 36-4
Plaats van de onderdelen 38-2
Stofhoes 36-6
Overzicht hydraulische
Stuurhuis plunjer 36-7 regeleenheid 38-3

Stuurbekrachtigingspomp 36-8 Elektrisch schema 38-4

Stuurkolom 36-12 Verklaring van het elektrisch 38-5


schema

31-polige stekker 38-6

37 MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN Diagnose aansluiting 38-7

Hydraulische regeleenheid 38-8


Hoofdremcilinder 37-1
Hydraulische controle van het
Rembekrachtiger 37-3 remsysteem 38-9

Luchtfilter - Terugslagklep van de


rembekrachtiger 37-5

Vacuümpomp 37-6

Handremgreep 37-7

Handremkabel 37-8

Remslangen 37-10

Remdrukbegrenzer 37-11

Koppelingskabel 37-22

Automatisch stelmechanisme
koppelingskabel 37-23

Uitwendig schakelmechanisme 37-24


ALGEMEEN
Algemeen principeschema van het remsysteem 30
LET OP. : Het onderstaande schema is een algemeen schema. Gebruik het nooit als uitgangspunt voor het
aansluiten van remleidingen. Bij het vervangen van onderdelen in het remsysteem moet u altijd eerst de
stand van de leidingen markeren voordat u deze losmaakt, zodat u ze later weer in de juiste stand kunt
aansluiten.

DIAGONAAL GESCHEIDEN REMSYSTEEM

met lastafhankelijke remdrukbegrenzer

91563S

30-1
ALGEMEEN
VOOR-
TREIN
Aantrekkoppels (in daN.m) 30

DI3035R

30-2
ALGEMEEN
VOOR-
TREIN
Aantrekkoppels (in daN.m) 30

DI3034R1
*Verplichte montagerichting

30-3
ALGEMEEN
BUIS
ACHTERTREIN
Aantrekkoppels (in daN.m) 30

88507-1R2

30-4
ALGEMEEN
4-STAAFS
ACHTERTREIN
Aantrekkoppels (in daN.m) 30

88507-2R2

30-5
ALGEMEEN
Aantrekkoppels (in daN.m) 30
MATEN AANTREKKOPPELS

Ontluchtingsnippels - 0,6 à 0,8


Remslangen in wielremcilinders voor M 10 × 100 1,7
Remleidingen draagarmen achter M 10 × 100 1,7

M 10 × 100
Ingang wielremcilinders achter of 1,7
M 12 × 100

M 10 × 100
Uitgangen hoofdremcilinder of 1,7
M 12 × 100

M 10 × 100
Ingang remdrukbegrenzer of 1,7
M 12 × 100

M 10 × 100
Uitgangen remdrukbegrenzer of 1,7
M12 × 100

30-6
ALGEMEEN
Maten van het remsysteem 30
FC0X FC0X
KC0X
KC0X
Verhoogd
Normaal laadvermogen laadvermogen

VOORWIELREMMEN (mm)

Diameter wielremcilinders 54 54

Diameter remschijven 238,2 238,2

Dikte remschijven 20 20

Minimum dikte remschijven 17,7 17,7

Dikte remblokken (met grondplaat) 17,8 17,8

Minimum dikte remblokken met grondplaat 5,5 5,5

Maximum slingering remschijven 0,07 0,07

ACHTERWIELREMMEN (mm)

Diameter wielremcilinders 22 22
Diameter remtrommels 203,2 228,3
Maximum diameter remtrommels na slijtage 204,45 229,5
Diameter remschijven - -
Dikte remschijven - -
Minimum dikte remschijven - -
Breedte remvoeringen 38 40

Secondaire 3,15 (ABS) - 2,8(zonder


Dikte remvoering (met schoen) ABS) 4,8 (ABS) - 4,5(zonder
Primaire 4,6 (ABS) - 4,2(zonder ABS)
ABS)

Minimum dikte remvoering (met schoen) 2 2

HOOFDREMCILINDER (mm)

Diameter 22,2 22,2

30-7
ALGEMEEN
Gegevens stabilisatorstang voor 30
FC0X
TYPE AUTO
KC0X

DIAMETER (in mm) 23

Gegevens stabilisatorstangen achter

BUIS ACHTERTREIN 4-STAAFS ACHTERTREIN

FC0X FC0X
TYPE AUTO
KC0X KC0X

DIAMETER (in mm) 18 26,4

AANTAL SPIEBANEN AAN DRAAGARMZIJDE - 30

AANTAL SPIEBANEN AAN BRUGSTUKZIJDE - 31

Gegevens veerstaven achter

BUIS ACHTERTREIN 4-STAAFS ACHTERTREIN

FC0X FC0X
TYPE AUTO
KC0X KC0X

DIAMETER (in mm) 22,1 25,5

AANTAL SPIEBANEN AAN DRAAGARMZIJDE 30 30

AANTAL SPIEBANEN AAN BRUGSTUKZIJDE 31 31

30-8
ALGEMEEN
Remleidingen en wartels 30

De wartels van de remleidingen tussen de hoofd-


remcilinder, de remklauwen voor, de begrenzer
en wielremcilinders hebben alle METRISCHE
SCHROEFDRAAD.

Het is derhalve van het grootste belang dat alleen


onderdelen worden gebruikt die op de onderde-
len microfiche van de auto staan aangegeven.

Herkenning van de onderdelen :

- VORM van het uiteinde van stalen of koperen


leidingen (A),

- VORM van de SCHROEFDRAADBORING in de


wielremcilinders (B),

- WARTELS van GROENE of ZWARTE remleidin-


gen : uitwendig zeskant met steek 11 mm of
78491R
12 mm (C).

Remvloeistof

PERIODIEK VERVANGEN VAN DE REMVLOEISTOF

De remmen, en met name de schijfremmen, zijn zodanig ontworpen (holle zuigers die weinig warmte over-
dragen, een zo klein mogelijke hoeveelheid remvloeistof in de remcilinders, zwevende remklauwen waarbij
er geen remvloeistof op de minst gekoelde plaats van het wiel achterblijft) dat de kans op vapour lock (en
remfading) tot een minimum is beperkt, zelfs bij langdurig zware belasting in de bergen.

Niettemin nemen de moderne remvloeistoffen gedurende de eerste maanden een geringe hoeveelheid
vocht op, daarna stabiliseert het vochtgehalte in de remvloeistof.

Remvloeistof bijvullen :

Door het slijten van de remblokken en de remvoeringen zakt het peil van de remvloeistof in het reservoir.
Hiervoor hoeft geen remvloeistof te worden bijgevuld, want bij het vervangen van de remblokken komt het
vloeistofpeil weer omhoog. Het peil van de remvloeistof mag natuurlijk nooit onder het minimum merk-
teken komen.

Goedgekeurde remvloeistof :

Het mengen van niet onderling mengbare soorten remvloeistof is zeer gevaarlijk. De wielremcups kunnen
hierdoor worden aangetast wat tot lekkage leidt. Om dit gevaar te voorkomen mag er uitsluitend door
Renault goedgekeurde remvloeistof worden gebruikt, die voldoet aan de norm SAE J 1703 dot 4.

30-9
VOORTREIN
Draagarm 31
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
INBOUWEN

Wielbouten 9
N.B. : Controleer of de plastic beschermring A op
Moeren draagarmscharnieren 9 zijn plaats zit op de fuseekogel.
Spiemoer op fusee 5,5
Moeren stabilisatorstangrubbers 1,5 Plaats :
- de draagarm,
- de twee scharnierbouten zonder ze vast te
UITBOUWEN zetten,
- de pen van de fuseekogel in de fusee en zet
Zet de auto met een 2-kolomshefbrug omhoog. de spiemoer vast met het voorgeschreven
aantrekkoppel.
Bouw de voorwielen uit.
Monteer de stabilisatorstang en plaats de moeren
Verwijder de moeren waarmee de stabilisator- met behulp van gereedschap Sus. 1414 (zie de
stang aan de draagarmen vastzit. methode in de paragraaf "Stabilisatorstang")
waarmee u het silentbloc samenperst om de moer
Maak de stabilisatorstang naar beneden vrij. te kunnen plaatsen.

Verwijder:
- de moer en de spie op de fusee,

- de twee bouten waarmee de draagarm aan het


subframe vastzit,

- de draagarm.

12992R

N.B. : Laat de vering een paar keer in- en uitveren


en zet de moeren van de scharnierassen en de
85875R2
stabilisatorstangrubbers vast met de voorgeschre-
ven aantrekkoppels (in onbelaste stand).

31-1
VOORTREIN
Rubber lagerbussen draagarm 31
VERVANGEN

Om de juiste centrering van de lagerbussen ten


opzichte van de scharnieras te behouden, moeten
de bussen de een na de ander worden vervangen.

Pers één van de versleten lagerbussen uit de


draagarm met een pijp met een buitendiameter
van 30 mm.

Monteer de nieuwe lagerbus op afstand


A = 146,5 mm.

Ga op dezelfde manier te werk bij het vervangen


van de andere lagerbus zodat de afstand
A = 146,5 mm behouden blijft.

90404R

31-2
VOORTREIN
Fuseekogel 31
DEMONTAGE

Indien de stofhoes van de fuseekogel is bescha-


digd, moet absoluut de komplete fuseekogel
worden vervangen

Ge te werk als voor het vervangen van de


draagarm.

Draai de scharnierbouten (3) los van de draagarm


maar bouw ze niet uit.

85875R1

Bouw uit:

- de twee bouten (4) van de fuseekogel,


- de fuseekogel.

MONTAGE

N.B.: controleer of de plastic beschermring A op


zijn plaats zit op de fuseekogel.

Monteer de fuseekogel en zet de moeren met het


voorgeschreven aantrekkoppel.

Sluit de stabilisatorstang weer aan en zet hem


met het voorgeschreven aantrekkoppel vast.

31-3
VOORTREIN
Remblokken 31
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Fre. 823 Remzuigerdrukker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) INBOUWEN

Wielbouten 9 Druk de zuiger naar binnen met Fre. 823.


Remklauwgeleidebouten 4
Monteer de nieuwe remblokken

UITBOUWEN Het remblok met de remblokslijtage draad wordt


aan de binnenzijde gemonteerd
Maak de remblokslijtagedraad los (indien
aanwezig). Breng de remklauw op zijn plaats en monteer de
nieuwe onderste geleidebout
Druk de zuiger terug door de klauw met de hand
naar buiten te drukken. Zet de geleidebout vast met een aantrekkoppel
van 4 daN.m.
Verwijder de onderste geleidebout van de
remklauw. Sluit de draad van het waarschuwingslampje voor
remblokslijtage weer aan (indien aanwezig).

Druk enkele malen op het rempedaal zodat de


zuiger aanligt tegen de remblokken.

12994R

Kantel de remklauw rond de bovenste as.

Verwijder de remblokken.

Controleer :

- de staat en de montage van de stofhoes van


de zuiger,

- de staat van de stofhoezen van de geleide-


bouten.

31-4
VOORTREIN
Remklauw 31
AANTREKKOPPELS (in daN.m) REPAREREN

Wielbouten 9 N.B. : Als er groeven in de boring van de remcilin-


Geleidebouten 4 der zijn bent u verplicht de complete remklauw te
vervangen.
Remklauwbouten 10

Ga als volgt te werk:


UITBOUWEN
- bouw de remklauw uit,
Plaats een pedaalknecht op het rempedaal om het
wegstromen van remvloeistof tegen te gaan. - Verwijder de stofhoes,

Draai de remslang aan de kant van de remcilinder - verwijder de zuiger met behulp van perslucht;
iets los. leg een blokje hout tussen de remklauw en de
zuiger om beschadiging van de laatste te
Verwijder de remblokken, zie de betreffende voorkomen: elk spoor van beschadiging van
paragraaf. de zuigerwand maakt de zuiger onbruikbaar,

Verwijder de remklauwbouten op de fusee. - verwijder de rechthoekige afdichtring met


een dunne, afgeronde strip (b.v. een
Draai de remcilinder los van de slang en vang de voelermaatje) uit de groef van de remklauw.
uitstromende vloeistof op.
Maak alle onderdelen schoon in gedenatureerde
Controleer de staat van de remslang en vervang alcohol.
deze indien nodig, zie de betreffende paragraaf.
Vervang alle defekte onderdelen door originele
onderdelen en monteer de afdichtring, de zuiger
INBOUWEN en de stofhoes.

Draai de slang weer vast op de remcilinder.

Verwijder de pedaalknecht.

Draai de ontluchtingsnippel open en wacht tot er


vloeistof uit stroomt (controleer of er voldoende
vloeistof in het reservoir zit).

Draai de ontluchtingsnippel weer dicht.

Monteer het remzadel weer op de fusee en zet de


bouten vast met het voorgeschreven aantrek-
koppel.

Plaats de remblokken en de wielremcilinder (zie


de vorige paragraaf)

31-5
VOORTREIN
Remschijf 31
Remschijven mag u niet afdraaien. Vervang ver-
sleten of gegroefde remschijven.

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Wielbouten 9
Remklauwbouten 10

UITBOUWEN

Bouw uit :

- de twee bevestigingsbouten van de remklauw


en hang het geheel aan de veerpoot,

- de twee schroeven waarmee de remschijf op


de naaf is bevestigd,

- de remschijf.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen.

N.B. : Met het vervangen van remschijven moet u


ook altijd nieuwe remblokken monteren.

31-6
VOORTREIN
Wiellager 31
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Rou. 15 -01 Asbeschermdop


Rou. 604 -01 Naafblokkeergereedschap
T.Av. 476 Kogeltrekker
T.Av. 1050-02 Aandrijfastrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Pers de naaf los.

Aandrijfasmoer 28 Bouw de binnenste ring van het lager uit met de


lagertrekker Rou. 15-01.
Wielbouten 9
Moeren schokdemperpoot 18
Remklauwbouten 10
Spoorstangkogel 3,7
Spiemoer op fusee 5,5

UITBOUWEN

Maak de massakabel van de accu los.

Bouw uit :

- het wiel,

- de remklauw, en hang deze aan de veerpoot


om de remslang te ontlasten,

- de spoorstangkogel met trekker T.Av. 476,

- de aandrijfasmoer.

Druk de aandrijfas uit de naaf met T. Av. 1050-02. 83348G

Bouw uit : Verwijder de borgveer van het lager.

- de remschijf, Pers de de rest van het lager los, maak gebruik van
een van de binnenste ring en een buis met de-
- de moer en de spie in de fusee, zelfde diameter.

- de twee bouten van de schokdemperpoot,

- de complete naaf/fusee/lager.

31-7
VOORTREIN
Wiellager 31
Pers de naaf op zijn plaats met een buis met bui-
tendiameter 48 mm en inwendig 42 mm steun op
de binnenste ring van het lager.

79057S

INBOUWEN

Pers het lager in de fusee met een buis met bui- 85902S1
tendiameter 70 mm en binnendiameter 66 mm en
steun op de buitenring.
Monteer de complete naaf/fusee/lager op de auto.
N.B.: steun nooit op de binnenste loopring omdat
daardoor de kogels en loopringen bij het inper- Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uit-
sen worden beschadigd. bouwen, zet de bouten en moeren vast met de
voorgeschreven aantrekkoppels.

79058-1S

Monteer de nieuwe borgring .

Vet de lippen van de lagerafdichtringen in met


universeel vet.

31-8
VOORTREIN
Veer en schokdemper 31
ONMISBAAR MATERIAAL

Veerspanner

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Schokdemper vervangen

Bouten schokdemperpoot 18 Voor het vervangen van de schokdemper plaatst u


Moer aanslagrubber 6 deze in een bankschroef en spant u de veer met
een veerspanner.
Wielbouten 9
Verwijder de moer waarmee de veer vastzit.
UITBOUWEN
Verwijder de veer en de tussenliggende
Zet de auto op een 4-koloms hefbrug. onderdelen.

Bouw uit : Vervang indien nodig het aanslag rubber van de


schokdemper en het taatslager.
- de voorwielen,
Ga bij het monteren in omgekeerde volgorde te
- de bouten van de schokdemperpoot. werk en ontspan de veer.

N.B.: maak de draad los van de ABS-snelheids-


opnemer indien aanwezig. N.B. : breng wat vet aan tussen de uiteinden van
de veer en de raakvlakken met de veerschotels.
Maak in de motorruimte de moer op de schok-
demper los.

Bouw de veer en schokdemper uit.


INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen en zet alle bouten en moeren vast met de
voorgeschreven aantrekkoppels.

31-9
VOORTREIN
Stabilisatorstang 31
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Sus. 1413 Spanner van middelste silentblocs


Sus. 1414 Spanner van buitenste silentblocs

AANTREKKOPPELS (in daN.m) - de twee moeren van de buitenste silentblocs,

Bouten van middelste silentblocs 3 - de twee bouten van de middelste silentblocs.


Moer van buitenste silentblocs 1,5
Controleer de staat van de silentblocs en vervang
ze indien nodig.
UITBOUWEN

Zet de auto op een 4-koloms hefbrug.

Bouw uit :
INBOUWEN
- de twee onderste moeren van de voorste
uitlaatbuis, Monteer:

- de twee subframeversterkingen (4 bouten), - de moeren van de silentblocs met spanner


Sus. 1414,

12993-1R

12992R

31-10
VOORTREIN
Stabilisatorstang 31
- de bouten van de middelste silentblocs met
spanner Sus. 1413.

12991R

- de twee subframeversterkingen,

- de onderste bouten van de voorste uitlaat-


buis.

Stand bij het vastzetten : ONBELAST.

31-11
VOORTREIN
Subframe 31
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1040 -01 Hulpframe voor uit-inbouwen van de aandrijfgroep


T. Av. 476 Kogeltrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Wielbouten 9
Moer spoorstangkogel 3,7
Nokbout kruisstukje stuurkolom 2,5
Subframebouten voor Ø 10 6
achter Ø 12 10,5
Moer trekstang subframe-langsbalk 3
Spiemoer op fusee 5,5
Reactiestangetje 6,5
Stuurhuisbouten 5

UITBOUWEN

Maak de massakabel van de accu los.

Zet de auto op een 2-koloms hefbrug omhoog. 12988R

Bouw de wielen uit.


Bouw uit :
Maak de spoorstangkogel los met trekker T. Av.
476. - de twee moeren van het hitteschild van het
stuurhuis,
Bouw de spie van de fusee uit.
- de bevestigingsmoeren van het stuurhuis en
Maak de spatplaten los (zonder ze geheel uit te bind dit aan het uitlaatspruitstuk.
bouwen) om de bovenste bout van de trekstang
tussen subframe en langsbalk los te kunnen ma-
ken.

Bouw uit :

- de voorste uitlaatbuis en bind de katalysator


vast,

- de bout van het reactiestangetje aan de kant


van de motor.

- het hitteschild van de katalysator en de stof-


hoes op de schakelstang en bouw de schakel-
stang uit door de twee bouten aan de einden
te verwijderen.

12993-1R1

Bevestig Mot. 1040-01 onder het subframe.

31-12
VOORTREIN
Subframe 31
Laat de hefbrug omlaag tot het hulpframe de
grond raakt.

Bouw de subframebouten uit.

Zet de hefbrug voorzichtig omhoog.

INBOUWEN

Vervang alle subframebouten door nieuwe.

Monteer het subframe als volgt onder de carrosse-


rie:

- plaats twee draadstiften in de gaten van de


voorste subframebouten,

- breng het subframe op zijn plaats,

- zet de achterste subframebouten met de hand


vast (te beginnen met de langste rechts
achter),

- vervang de draadstiften door de voorste sub-


framebouten,

- zet alle subframebouten vast met de voorge-


schreven aantrekkoppels,

- monteer de hitteschilden.

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen en zet alle bouten moeren vast met de voor-
geschreven aantrekkoppels.

31-13
ACHTERTREIN
Uit-inbouwen buisachtertrein 33
AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Moer van lagerblok 11


Wielbouten 9
Bout van schokdemperpoot 8,5

UITBOUWEN INBOUWEN

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug, Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
wen.
Zet een pedaalknecht op het rempedaal.
Ontlucht het remsysteem.
Bouw uit:
Stel de handrem af (zie hoofdstuk 37).
- de onderste bouten van de schokdempers,
Controleer de remdrukbegrenzer en stel deze in-
- de remslangen, dien nodig af ( zie hoofdstuk 37 ).

- de bediening van de remdrukbegrenzer,

- het middelste hitteschild,

- de handremkabels door ze los te maken bij


het verdeelstuk,

Maak de kabels los van de tank.

Ondersteun de achtertrein bij het losmaken van


de moeren ( 1 ).

13132R

Bouw de achtertrein uit.

N.B.: de bouten zijn bereikbaar onder de


achterbank (afhankelijk van de uitvoering) na het
verwijderen van de afsluitdoppen.

33-1
ACHTERTREIN
Remtrommel 33
Beide remtrommels moeten altijd dezelfde binnendiameter hebben; de trommels moeten dus altijd samen
worden uitgedraaid. De maximale slijtagediameter staat in de trommel gegraveerd.

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Emb. 880 Slagtrekker


Rou. 943 Trekker voor naafdop

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Wielbouten 9
Naafmoer 17,5

UITBOUWEN

Verwijder de naafdop met de gereedschappen


98991
Rou. 943 en Emb. 880,

Zet de handrem los en ontspan de secondaire


handremkabels, zodat de hefbomen achter de
trommels volledig terug kunnen komen.

Steek een schroevendraaier door een gat van één


van de wielbouten en druk tegen de hefboom van
het handremmechanisme zodat de nok (E) vrij-
komt van de remschoen.

Druk daarna de hefboom geheel naar achteren.

98990G

Bouw uit:

- de naafmoer en de ring op de astap,


- de remtrommel.

33-2
ACHTERTREIN
Remtrommel 33
INBOUWEN

Maak de trommel en voeringen stofvrij met een


remmenreinigingsmiddel.

Monteer :
- de remtrommel,
- de ring en de naafmoer die u op de astap vast-
zet met het voorgeschreven koppel,
- de naafdop.

Stel af:
- de remschoenen door enkele malen op het
rempedaal te drukken,
- de handrem (zie hoofdstuk 37).

33-3
ACHTERTREIN
Wielremcilinder 33
AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Wielbouten 9
Naafmoer 17,5
Ontluchtingsnippel 0,5 à 0,8
Wartels remleidingen 1,7

UITBOUWEN INBOUWEN

Verwijder: Maak de trommel en voeringen stofvrij met een


- de remtrommel, zie vorige paragraaf, remmenreinigingsmiddel.
- met een remveertang: de bovenste terugtrek-
veer, zie de paragraaf "Remvoering". Ga in omgekeerde volgorde van uitbouwen te
werk.
Druk de remschoenen uit elkaar.
Ontlucht het remcircuit (zie hoofdstuk 38).
Draai los :
- de remleidingwartel op de remcilinder met Druk een paar maal op het rempedaal om de rem-
een open ringsleutel, schoenen af te stellen.
- de twee bevestigingsbouten van de remcilin-
der op de ankerplaat. Controleer de begrenzingsdruk (zie hoofdstuk
37).
Controleer de remvoeringen: vooral als deze spo-
ren van olie vertonen moet u ze vervangen.

33-4
ACHTERTREIN
Remvoering 33
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Emb. 880 Slagtrekker


Rou. 943 Trekker voor naafdop

AANTREKKOPPELS (in daN.m) UITBOUWEN

Wielbouten 9 Remschoenen moeten altijd per as links en rechts


Naafmoer 17,5 tegelijk vervangen worden. Monteer nooit
verschillende typen of soorten remschoenen/voe-
ringen door elkaar.
Trommelrem met ingebouwd automatisch stelme-
chanisme. Bouw uit:
- de remtrommel (zie het betreffende hoofd-
stuk),
- de onderste terugtrekveer (2). Gebruik hier-
voor een remschoentang.

Met een waterpomptang verwijdert u de veertjes


van de zijdelingse geleiding.

Druk de onderkanten van de remschoenen één


voor één over het vaste punt heen. Daarbij houdt
u de onderkanten tegen elkaar zodat u de
remschoenen aan de bovenkant vrij kunt maken
van de wielremcilinders.

Maak de remschoenen samen met het stelmecha-


nisme los van de ankerplaat, maak de handremka-
bel los en bouw de ankerplaat uit.

98992-2R

A Primaire remschoen
B Secondaire remschoen
C Vast punt
P Onderkant van remschoen
F Stelmechanisme (RAI)
1 Bovenste terugtrekveer
2 Onderste terugtrekveer
3 Zijdelingse geleiding
4 Terugtrekveer hefboom handremmechanisme

33-5
ACHTERTREIN
Remvoering 33
INBOUWEN Controleer:
- of alle kabels gangbaar zijn,
Breng het geheel op zijn plaats op de auto. - of de handremhefbomen (L) goed aanliggen
tegen de remschoenen.
Haak de handremkabel vast aan de hefboom.

Druk de onderkanten van de remschoenen tegen


elkaar en plaats de bovenkanten over de wielrem-
zuigers. Pas op dat u hierbij de beschermrubbers
niet beschadigt.

Houd de remschoenen tegen het vaste punt (C)


gedrukt.

Monteer de zijdelingse geleiding (3).

Verwijder de klemmen van de wielremzuigers en


monteer de onderste terugtrekveer (2).

REGLAGE

Verdraai de gekartelde moer met een


schroevendraaier zodat de schoenen gecentreerd
zijn.

Breng de trommels op hun plaats zonder de


moeren vast te zetten.

Stel de remschoenen af door het rempedaal zo’n


20 maal in te drukken.

Controleer of u het stelmechanisme hoort klikken


in de trommels.

Bouw de trommels weer uit.

98992-3R

Span de handremkabels geleidelijk ter hoogte van


het verdeeljuk, zodat de hefbomen (L) opkomen
tussen de 1e en 2e klik van de handremgreep en
aan blijven grijpen vanaf de tweede klik.

Zet de contramoer van het verdeeljuk nu vast.

Monteer :

- de remtrommels en zet de naafmoeren vast


met een aantrekkoppel van 17,5 daN.m.

- de naafdoppen.

33-6
ACHTERTREIN
Wiellager 33
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Emb. 880 Slagtrekker


Rou. 943 Trekker voor naafdop

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Naafmoer 17,5
Wielbouten 9

CONTROLE INBOUWEN

Monteer een klokmicrometer op de remtrommel Pers het lager met een pijp in de trommel totdat
en meet de axiale speling: 0 à 0,03 mm maximaal. het lager tegen de borst van de naaf stuit.

Monteer:
UITBOUWEN
- een nieuwe borgveer,
Bouw uit:
- de remtrommel op de astap. Smeer de astap
- de naafdop, met Rou. 943 + Emb. 880, met een weinig olie,

- de remtrommel, zie de betreffende paragraaf. - de nieuwe naafmoer, die u met het voorge-
schreven aantrekkoppel vastzet,
Verwijder uit de remtrommel:
- de naafdop.
- de borgveer van het lager,
Stel af:
- het lager met behulp van een pijp. - de remvoering. Hiervoor drukt u een paar maal
op het rempedaal.

- de handrem, zie hiervoor hoofdstuk 37.

33-7
ACHTERTREIN
Schokdemper 33
AANTREKKOPPELS (in daN.m) VOORZORGEN BIJ DE MONTAGE

Bovenste schokdemperbout 11,5 In het magazijn worden schokdempers liggend


Onderste schokdemperbout 8,5 bewaard.

Hierdoor kan het dempend effect van vertikaal


werkende schokdempers achteruit gaan.
UITBOUWEN
Om de goede werking te herstellen moet u de
Auto op de wielen rustend, verwijder de onderste demper, voor hij wordt gemonteerd, enkele keren
schokdemperbout (1). in verticale stand een paar slagen in- en uitpom-
pen.
Breng de carrosserie omhoog en bouw uit :
- het wiel,
- de bovenste schokdemperbout (2), INBOUWEN

Breng op hun plaats:


- de schokdemper,
- de bovenste schokdemperbout, ingevet met
MOLYKOTE BR2 -vet zonder hem vast te
zetten,
- het wiel.

Laat de auto zakken.

Plaats de met MOLYKOTE BR2 -vet ingesmeerde


onderste schokdemperbout.

Zet beide bouten vast met de voorgeschreven


aantrekkoppels.

13133R

- de schokdemper.

33-8
ACHTERTREIN
Stabilisatorstang buis-achtertrein 33

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Stabilisatorstangbouten 5,5

UITBOUWEN

13132R

1 Stabilisatorstangbouten

Zet de auto omhoog met een tweekoloms hef-


brug met hangende wielen.

Verwijder aan beide kanten de bouten (1), en


vang de kooimoeren op.

Bouw de stabilisatorstang uit.

INBOUWEN

Monteer aan beide kanten de bouten (1) met hun


kooimoeren.

Zet de bouten vast met het voorgeschreven aan-


trekkoppel.

33-9
ACHTERTREIN
Halve buis-achtertrein 33
AANTREKKOPPELS (in daN.m) INBOUWEN

Bevestigingsmoer lagerblok 11 Controleer of de lagerloopvlakken of de naald-


Stabilisatorstangbouten 5,5 lagerbussen in perfecte staat verkeren, vervang ze
anders (zie paragraaf "Lagerbussen buis-achter-
Wielbouten 9
trein").
Onderste schokdemperbout 8,5
De naaldlagers zijn in de fabriek gesmeerd en
hoeven niet opnieuw ingevet te worden.
UITBOUWEN
N.B. : afhankelijk van de kant is de halve buis uit
het magazijn voorzien van lagerloopvlakken of
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug, bouw naaldlagerbussen).
uit:
Schuif de buishelften in elkaar tot op afstand (B).
- de stabilisatorstang,
N.B. : de afstand (B) komt overeen met de afstand
- de onderste schokdemperbout, tussen twee overeenkomende bevestigingspun-
ten van de stabilisatorstang op de achtertrein en
- de secondaire handremkabel door hem los te verkrijgt u door de stabilisatorstang in de juiste
maken bij het verdeeljuk onder de auto, stand met zijn bouten op de achtertrein te monte-
ren.
- de remslang,

- de twee bevestigingsmoeren van het lager-


blok (A).

86320R

13132R1 Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Draai de twee moeren (A) van het andere N.B. : als de draagarm is vervangen moet u de
lagerblok los zodat u de uit te bouwen buishelft bouten van de remankerplaat voor u ze vastzet
vrij kunt maken van zijn verankering. insmeren met Loctite FRENBLOC.

Maak de ene buishelft los van de andere en bouw Ontlucht het remcircuit.
hem uit.
Stel de handremkabel af (zie hoofdstuk 37).

33-10
ACHTERTREIN
Lagerbussen buis-achtertrein 33
Hiervoor moet de achtertrein zijn uitgebouwd en de buishelften van elkaar gescheiden.

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP Slijp met een rechte slijptol de lagerloopvlakken


door op de rechter buishelft, zonder de buis te
beschadigen
T. Ar. 960-02 Gereedschap voor lagerbus-
sen van achteras
T. Ar. 960-05 Gereedschap voor naaldlager
van achteras.

DEMONTAGE

Verwijder uit de linker buishelft:

- de buitenste bus (6) met T.Ar. 960,

- de binnenste bus (7) met het kleine trekker-


blok van T.Ar. 960.

90864S

Slijp de loopvlakken met een beitel en verwijder


ze.

Knip de afdichtring (5) door.

86182R

90863R

86180R

33-11
ACHTERTREIN
Lagerbussen buis-achtertrein 33
MONTAGE Pers de naaldlagerbus in de as tot stempel (A)
gelijk ligt met het vlak (2) van stempel (B).
Voor het monteren van de loopvlakken en de
naaldlagers gebruikt u het gereedschap T.Ar. 960-
05.

90868R

90874R

Plaats :
- de grote naaldlagerbus op stempel (B),
Plaats:

- de kleine naaldlagerbus op stempel (A),

- stempel (A) in de buis met stempel (B) als


geleider.

90865R

90866R

33-12
ACHTERTREIN
Lagerbussen buis-achtertrein 33
- stempel (B) in de buis, stempel (A) dient nu als De lagerloopvlakken zijn aan een kant afge-
geleider. schuind.

Let op de juiste montagestand : de schuine kant


(4) moet komen te liggen zoals in de figuur is aan-
gegeven, zodat er voldoende steunvlak overblijft
voor het oppersen.

90868-1R 90941R

Plaats :
Pers het lager naar binnen tot stempel (B) tegen
de buis stuit. - het grote loopvlak in de huls (D),
- de hulzen (D) en (C) op de buis.

90868-2R 90867-5R

Verwijder de stempels (B) en (A).

Plaats de nieuwe keering (5) over de buis.

33-13
ACHTERTREIN
Lagerbussen buis-achtertrein 33
Pers de hulzen (D) en (C) over de buis tot huls (C) Pers het loopvlak over de buis tot huls (C) gelijk
gelijk ligt met rand (3) van de buis. ligt met rand (3) van de buis..

90867-2R 90867-4R

Plaats: Verwijder de hulzen (C) en (D).


- het kleine loopvlak in de huls (C),
- de huls (C) op de buis, met huls (D) als gelei- BELANGRIJK
der.
Indien u bij het inpersen op de bevestigingspun-
ten van de achteras heeft gesteund, controleer
dan of de veerstaven goed in hun verankerings-
punten zitten. Het is namelijk mogelijk dat de
lagerbussen deze verplaats hebben.

Breng de veerstaven indien nodig weer in de


juiste stand.

Monteer beide buizen van de achteras.

N.B.: de naaldlagers hoeven niet te worden ge-


smeerd, zij zijn in de fabriek reeds met vet
gevuld.

Monteer de achtertrein weer onder de auto (zie


de betreffende paragraaf).

90867-3R

33-14
ACHTERTREIN
Veerstaven buis-achtertrein 33
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Emb. 880 Slagtrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Stel het gereedschap af op maat "X".

Bovenste schokdemperbout 11,5 X = 402 mm


Onderste schokdemperbout 8,5
Monteer het gereedschap in plaats van de schok-
demper.
UITBOUWEN

Met vrij hangende wielen verwijdert u de schok-


demper aan de betreffende kant

Trek de veerstaaf uit de as met behulp van trekker


Emb. 880.

INBOUWEN

Bij het inbouwen moet u de draagarm in de juiste


stand plaatsen voor het monteren van de veer-
staaf. Gebruik hierbij een zelfgemaakt gereed-
schap :

A Moer ∅ 14 mm
B Moer ∅ 12 mm
88637R2
C Draadstift ∅ 12 mm - lengte 660 mm
D IJzeren hoekstrip 30 x 5 mm Vet de spiebanen van de veerstaaf in met
E Bout 12 x 60 mm afgezaagd op 20 mm MOLYKOTE BR2 , steek de staaf in het lagerblok
en de buis, en zoek door de staaf te verdraaien de
F Las stand waarbij de staaf zonder klemmen in de spie-
banen in de as en het verankeringspunt schuift.

Verwijder het gereedschap en monteer de


schokdemper.

Laat de auto op de wielen zakken en meet de


bodemhoogte (zie hoofdstuk "Waarden en
afstellingen" in deel 0).

Controleer en stel indien nodig af :

- de remdrukbegrenzer (afhankelijk van de


uitvoering),

- de stand van de koplampen.

75505R

33-15
ACHTERTREIN
4-staafs achtertrein 33

PRN3300

De achtertrein bestaat uit:

- twee wieldraagarmen die door een L-profiel met elkaar zijn verbonden. Dit geheel (1) kan niet gedemon-
teerd worden en moet bij vervorming volledig worden vervangen.

- twee stabilisatorstangen (3),

- twee veerstaven (4),

- een brugstuk (2) dat (3) en (4) met elkaar verbindt.

De achtertrein is door middel van twee rubber lagerbussen in twee steunen aan de carrosserie bevestigd.

N.B. : het is niet toegestaan de auto onder het L-profiel (1) op te krikken.

33-16
ACHTERTREIN
4-staafs achtertrein 33
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Emb. 880 Slagtrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Bovenste schokdemperbout 8,5

Onderste schokdemperbout 11,5

Wielbouten 9

UITBOUWEN INBOUWEN

Bouw uit: Met de achtertrein op zijn plaats kunnen deze


staven niet geheel uitgebouwd worden als het
- de achterwielen, schokdemper-vervangingsgereedschap nog aan-
wezig is. Gebruik daarom een houten wig (zie
- de schokdempers, onderstaande tekening) bij het plaatsen van het
brugstuk.
- de doppen van de veerstaven.
Plaats :

Verwijder het gereedschap Emb. 880 : - het brugstuk op de wig in het midden van de
achtertrein,
- de twee veerstaven,

- de twee stabilisatorstangen en vang het


brugstuk op.

Maak de spiebanen schoon en vet ze in met


MOLYKOTE BR2 .

13135R

Maten in mm en graden.

33-17
ACHTERTREIN
4-staafs achtertrein 33
- de eerste stabilisatorstang zodat hij vrij in het
brugstuk (met de hoek van de wig) inschuift.

75505-1R1

13134S

- de tweede stabilisatorstang en zoek de stand


waarbij hij vrij inschuift.

Voor het correct plaatsen van de veerstaven moet


u een hulpgereedschap maken:

A Moer ∅ 14 mm
B Moer ∅ 12 mm
88637R2
C Draadstift ∅ 12 mm - lengte 660 mm
D IJzeren hoekstrip 30 x 5 mm Stel het gereedschap af op maat "X".
E Bout 12 x 60 mm afgezaagd op 20 mm X = 430 mm
F Las
Monteer het gereedschap in plaats van de schok-
demper.

Schuif de veerstaven zonder spanning op hun


plaats.

Monteer :

- de doppen van de veerstaven,

- de schokdempers,

- de wielen.

Laat de auto op zijn wielen rusten en meet de bo-


demhoogte (zie hoofdstuk "Waarden en afstellin-
gen" in deel 0 ).

33-18
ACHTERTREIN
4-staafs achtertrein 33
Controleer en stel indien nodig af :

- de remdrukbegrenzer,
- de koplampen.

N.B.

Bij het corrigeren van een verschil in wielhoogte


links en rechts versteekt u de stabilisatorstang.

Bij het corrigeren van een verschil in afstand " X "


links en rechts versteekt u de veerstaven.

33-19
ACHTERTREIN
BUIS-
ACHTERTREIN
Draagarmlagerbussen 33
Hiervoor moeten de achtertrein en de veerstaven Zaag de binnenbus door en let hierbij op dat u de
worden uitgebouwd. buis van de draagarm niet beschadigt.

DEMONTAGE

Dompel het gehele lager in remvloeistof om het


rubber zacht te maken

75362S

MONTAGE

Pers het lager in de draagarm; let hierbij op de


DI3303 stand en de afstand ten opzichte van de draag-
arm.
Met een trekker met twee of drie armen trekt u
het buitenste deel van de lagerbus los van het Stand
rubber.
Let op de maat "X" tussen het vlak van de draag-
arm en het hart van de astap :

X = 156 mm ± 3,5

DI3310
85909S

33-20
ACHTERTREIN
BUIS-
ACHTERTREIN
Draagarmlagerbussen 33
Afstand

In deze stand perst u de lagerbus op zijn plaats tot


de onderlinge afstand tussen de lagerbussen

Y = 1164 mm ± 1

DI3311

Monteer het geheel weer onder de auto.

33-21
ACHTERTREIN
4-STAAFS
ACHTERTREIN
Draagarmsteunen 33
Hiervoor moeten de achtertrein en de veerstaven
worden uitgebouwd.

DEMONTAGE

Las een plaatje of bijv. een moer in de binnenste


bus van het rubber

DI3312

Afstand

In deze stand perst u de lagerbus op zijn plaats tot


de onderlinge afstand tussen de lagerbussen:

Y = 1164 ± 1 mm

90241G

Pers de lagerbus kompleet met de steun uit de


draagarm.

MONTAGE

De draagarmsteun moet in de juiste stand en af-


stand op de draagarm worden geperst.

Stand

Let op de maat "X" tussen het vlak van de draag-


arm en het hart van de astap :

X = 124 ± 3,5 mm

DI3313

Plaats de achtertrein onder de auto en bouw de


veerstaven in (zie de betreffende paragraaf).

33-22
WIELEN EN BANDEN
Gegevens 35
WIELEN

De identificatie van de wielen kan op twee manieren worden aangegeven :


- Bij stalen velgen: ingeslagen merkteken
- Bij lichtmetalen velgen: ingegoten merkteken

Dit merkteken levert de belangrijkste velggegevens.

Het wordt voluit geschreven:

Bijvoorbeeld: 5 1/2 J 14 4 CH 36
of verkort:
Bijvoorbeeld: 5 1/2 J 14

A B C D E F

ø NOMINAAL AANTAL Uitbouw


TYPE BREEDTE PROFIEL (in inches) onder WIEL- PROFIEL in
WIEL (in inches) VELGRAND hiel van band BOUTEN VELGBED mm

5 1/2 J 14
4 CH 36 5 1/2 J 14 4 CH 36

De wielbouten zijn aangebracht op een steek van


100 mm (vier wielbouten)

Maximum toegestane slingering : 1,2 mm


gemeten op de rand van de velg bij G

Maximum toegestane onrondheid : 0,8 mm


gemeten op de plaats waar de hiel van de band
rust.

DI3501

35-1
WIELEN EN BANDEN
Gegevens 35
BANDEN

Voorbeeld van een bandaanduiding

165/70 R 13 83 S

165 / 70 R 13 83 S

1 2 4 5 6 3

85920R2

1 165 Breedte van de band uitgedrukt in mm (I)

Hoogte
2 70 Verhouding H/B
Breedte

4 R Radiale structuur

5 13 Diameter velg (=binnendiameter band)

6 83 Belastingsindex

3 S Maximum snelheid 180 km/u

Andere snelheidssymbolen Max. snelheid km/u


R 170
S 180
T 190
U 200
H 210
V 240
ZR boven 240

Structuurtypen :

Diagonaal Geen merkteken


Radiaal R
Diagonaal gordel B (Bias belted)

35-2
WIELEN EN BANDEN
Gegevens 35
Aantrekkoppel Bandenspanning
wielbouten (bar)
Type Velg (daN.m) Bandenmaat koud

Voor Achter

5 B 13 165/70 R 13 C 88/86 2,8 3,6

FC0X
KC0X 9 2,6
5 B 13 165/70 R 13 83 (1) 2,9

5,5 J 14 165/70 R 14 2,4 3,0

De opgegeven waarden van de bandenspanning is voor snelweggebruik.

De bandenspanning dient u bij koude banden te controleren. Na enige tijd rijden kan door een verhoging
van de bandentemperatuur de spanning toenemen met 0,2 tot 0,3 bar.

Als u derhalve de bandenspanning van warme banden controleert, moet u met deze normale druktoename
rekening houden en in geen geval de spanning verminderen.

Sneeuwkettingen

Sneeuwkettingen mogen nooit op de achterwielen worden gemonteerd.

"Sneeuw-" of "winterbanden": deze moeten op alle vier de wielen worden gemonteerd om de wegligging
van de auto zo goed mogelijk te houden.

35-3
WIELEN EN BANDEN
Balanceren van de wielen 35
BALANCEERGEWICHTEN

Gebruik uitsluitend de gewichten die door het


magazijn worden verstrekt.

- bij stalen velgen gewichten waarvan het


haakje in het gewicht is gegoten,

- bij lichtmetalen velgen gewichten met platte


haakjes of zelfklevende gewichten.

A Stalen velg
B Lichtmetalen velg

88659R

35-4
STUURINRICHTING
Kogeldraaipunt stuurhuis 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Dir. 1305-01 Gereedschap voor uit- en inbou-


wen kogeldraaipunt stuurhuis

Dir. 1306 Steun voor tandheugel SMI

T.Av. 476 Kogeltrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Verdraai de wielen zodat de tandheugel bij het


stuurventiel naar buiten komt.
Wielbouten 9
Plaats het gereedschap Dir. 1306.
Maak in deze stand het kogeldraaipunt stuurhuis
Moer de spoorstangkogel 3,7
los met het gereedschap Dir. 1305-01.

Klembout sporingstelhuls 1,7

Kogeldraaipunt stuurhuis 5

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.

UITBOUWEN

Maak de spoorstangkogel los met trekker T.Av.


476.

Draai de klembout van de sporingstelhuls los.


Houd het kogeldraaipunt bij (P) tegen met een
steeksleutel en draai de huls los terwijl u het 97469R1
aantal omwentelingen noteert.

Dit aantal omwentelingen is belangrijk bij het


monteren voor de voor-afstelling van de sporing.

Verwijder de plastic klemband van de stofhoes en


bouw deze uit

36-1
STUURINRICHTING
Kogeldraaipunt stuurhuis 36
INBOUWEN

Monteer ALTIJD een nieuwe set (2).

83510-1R3

Monteer op de tandheugel (3) :

- de aanslagring (2) met borgplaat (3),

- het nieuwe kogeldraaipunt stuurhuis (1) waar-


van u de schroefdraad lichtjes (opdat het lucht-
gaatje niet verstopt raakt) heeft ingesmeerd
met LOCTITE FRENBLOC.

Controleer of de lippen van de borgplaat (2)


samenvallen met de platte kanten (B) van de
tandheugel en zet vervolgens het kogeldraaipunt
vast met het gereedschap Dir. 1305-01.

Zet het kogeldraaipunt stuurhuis vast met het


voorgeschreven aantrekkoppel.

Zet de stuurinrichting in de middenstand zodat de


lucht in de stofhoezen goed is verdeeld.

Vet het draagvlak van de stofhoes op het kogel-


draaipunt stuurhuis in voordat u de stofhoes op
zijn plaats brengt. Zet de stofhoes vast met een
nieuwe klemband.

Controle

Om de luchtcirculatie te controleren drukt u de


stofhoes in en voelt u of de lucht zich verplaatst.

36-2
STUURINRICHTING
Stuurhuis zonder bekrachtiging 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

T.Av. 476 Kogeltrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) INBOUWEN

Wielbouten 9 Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


Moer de spoorstangkogel 3,7 wen.
Bevestigingsbouten stuurhuis 5,5
Indien u het stuurhuis heeft vervangen monteert
Klembout kruisstukje stuurkolom 2,5 u de oude spoorstangkogels met het aantal om-
wentelingen dat u bij het losmaken heeft geno-
teerd.
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
N.B.: let op de merktekens van de spoorstang-
UITBOUWEN kogels: de rechter kogel heeft één merkteken, de
linker heeft er twee.
Bouw de voorwielen uit.
Monteer het stuurhuis met spoorstangen in de
Knip de klemband van de rubber stofhoes door en auto.
druk deze naar het schutbord.
Sluit het kruisstukje van de stuurkolom aan en zet
Maak de spoorstangkogels los met de kogeltrek- de klembout vast.
ker T.Av. 476.
Plaats het beschermrubber terug en zet het met
een nieuwe plastic klemband vast.
Bouw uit:
Controleer de sporing.
- de klembout van het kruisstukje,

- de stuurhuisbouten op het subframe.

Bouw het stuurhuis uit.

36-3
STUURINRICHTING
Stuurhuis met bekrachtiging 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 453-01 Afknijpklemmen voor


slangen
T.Av. 476 Kogeltrekker

AANTREKKOPPELS (in daN.m) Knip de klemband van de rubber stofhoes door en


druk deze naar het schutbord.
Wielbouten 9
Maak de spoorstangkogels los met de kogeltrek-
ker T.Av. 476.
Moer van spoorstangkogel 3,7
Maak de klembout van het kruisstukje van de
Bevestigingsbouten stuurhuis 5 stuurkolom los.

Klembout kruisstukje stuurkolom 2,5 Maak de stekker van de lambda sonde los.

Bouw de voorste uitlaatbuis uit.


Bouten van reactiestangetje 6,5
Maak het reactiestangetje los van de motor en
kantel de aandrijfgroep naar voren.
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. Plaats een steunblok onder het motorblok.
UITBOUWEN

Bouw de voorwielen uit.

Knijp de stuurbekrachtigingsslangen vanaf het


stuurbekrachtigingsreservoir dicht met de slang-
klemmen M.S. 583.

Knijp nooit de hogedrukslangen dicht.

Bijzonderheden motortype F8Q

Bouw uit (via de bovenkant) :

- de accu,

- de accubak,

- de hoge- en lagedrukleidingen op het stuur-


ventiel.
13120S

36-4
STUURINRICHTING
Stuurhuis met bekrachtiging 36
Maak de hoge- en lagedrukslangen los op het INBOUWEN
stuurhuis(vang de uitstromende olie op) en de
moer van de slangsteun. Ga te werk in omgekeerde volgorde van
uitbouwen en zet alle bouten en moeren vast met
de voorgeschreven aantrekkoppels.

Vul het circuit met olie.

Verdraai bij stilstaande motor het stuurwiel van


de ene uiterste stand naar de andere om de olie in
het circuit te verdelen.

Doe hetzelfde met draaiende motor en vul het


reservoir nogmaals bij.

Indien het stuurhuis is vervangen sluit u de


spoorstangkogels aan in de stand die u bij het
losmaken heeft genoteerd.

Draai hierbij de klembout van de sporingstelhuls


los en verdraai de spoorstangkogel waarbij u het
kogeldraaipunt stuurhuis tegenhoudt met een
steeksleutel.
12997R
Als voor-afstelling telt u het aantal
omwentelingen bij het monteren.
Bouw uit:
Controleer de sporing.
- de twee moeren van het hitteschild aan de
rechterkant van het stuurhuis,

- de bevestigingsmoeren van het stuurhuis en


bouw dit uit aan de kant van de distributie.

N.B. :
- demonteer niet de leidingen tussen
stuurventiel en werkcilinder,

- sluit de ingangen van het stuurhuis af met


doppen zodat er geen vuil in kan terecht-
komen.

36-5
STUURINRICHTING
Stofhoes 36
Na uitbouwen van een kogeldraaipunt stuurhuis
moet ALTIJD een nieuwe stofhoes worden
gemonteerd.

Montage van de stofhoes

Schuif een beschermhuls over het kogeldraaipunt


stuurhuis om beschadiging van de stofhoes bij de
montage te voorkomen.

Vet het draagvlak van de stofhoes op het


kogeldraaipunt stuurhuis in en plaats de stofhoes
zonder verdraaiing.

Zet de stofhoes vast met de meegeleverde nieuwe


klemband.

N.B.: Het is van groot belang dat de stuurinrich-


ting in de middenstand staat om een goede ver-
deling van de lucht te krijgen.

36-6
STUURINRICHTING
Stuurhuisplunjer 36
AFSTELLEN

Controleer of de stuurhuisplunjer goed is afgesteld voordat u eventueel overgaat tot het vervangen van het
stuurhuis wegens een klapperend geluid

1. Opsporen van het geluid

Houd de tandheugel vast aan de kant van de


plunjer en controleer de axiale speling (van boven
naar beneden). Als u speling voelt en daarna een
klapperende geluid hoort, moet u de plunjer
afstellen

2. Afstellen SMI-stuurhuis

Tik de stuikborgen (A) recht zodat u de moer (1)


kunt verdraaien.

Draai de moer met een inbussleutel 10 mm over


twee nokken vaster.

Maak een proefrit om te controleren of de


stuurinrichting in de middenstand terugkomt.

U mag de moer maximaal EEN nok vaster zetten.

Borg de stelmoer door de rand op twee tegenover


elkaar gelegen plaatsen in het huis te tikken.

83920R

36-7
STUURINRICHTING
Stuurbekrachtigingspomp 36
POELIE VERVANGEN (motortype D7F-F8Q zonder UITBOUWEN
airco)
Zet de pomp in een bankschroef vast (zie de
methode voor het uitbouwen op de volgende
UITBOUWEN
bladzijdes), en trek de poelie los met de trekker
B.Vi. 22-01 + B.Vi. 47.
Bouw uit:

- de stuurbekrachtigingsriem.

- de poelie (drie bouten).

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen (zie hoofdstuk 07).

POELIE VERVANGEN ( motor E7J met airco)

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Dir. 1083 Inbouwgereedschap stuurbekrachti- 12995R


gingspoelie

B.Vi. 22-01
+ Uitbouwgereedschap stuurbekrach-
B.Vi. 47 tigingspoelie INBOUWEN

Plaats de poelie met gereedschap Dir. 1083.

Pers de poelie tot afstand:

X= 34,7 ± 0,2

12996R

36-8
STUURINRICHTING
Motor D7F
zonder airco Stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 453-01 Afknijpklem voor slangen

T. Ar. 1094 Trekker

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.

UITBOUWEN

Bouw uit:

- de stuurbekrachtigingsriem,

- de poelie.

Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453-


01.

Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los,


vang de uitstromende olie op (bescherm de
dynamo).

Maak de drie bevestigingsbouten van de pomp los


en bouw hem uit.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen en span de aandrijfriem op de voorgeschre-
ven wijze (zie hoofdstuk 07).

Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwiel


van de ene naar de andere uiterste stand te
draaien.

36-9
STUURINRICHTING
Motor F8Q
zonder airco Stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP INBOUWEN

Mot. 453-01 Afknijpklem voor slangen


Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. wen en span de aandrijfriem op de voorgeschre-
ven wijze (zie hoofdstuk 07).
UITBOUWEN
Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwiel
Bouw uit: van de ene naar de andere uiterste stand te
draaien.
- het rechter voorwiel,

- de spatplaat in de wielkuip,

- de schildbumper (10 bouten).

- de aandrijfriem,

- de poelie.

Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453-


01.

Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los,


vang de uitstromende olie op (bescherm de
dynamo).

Maak de drie bevestigingsbouten van de pomp los


en bouw hem uit.

36-10
STUURINRICHTING
Motor E7J
zonder airco Stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP INBOUWEN

Mot. 453-01 Afknijpklem voor slangen Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
wen en span de aandrijfriem op de voorgeschre-
ven wijze (zie hoofdstuk 07).
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.
Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwiel
UITBOUWEN van de ene naar de andere uiterste stand te
draaien.
Bouw uit:

- de dynamoriem,

- de stuurbekrachtigingsriem,

- de dynamo.

Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453-


01.

Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los,


vang de uitstromende olie op (bescherm de
dynamo).

Maak de drie bevestigingsbouten van de pomp los


en bouw hem uit.

13296R

36-11
STUURINRICHTING
Stuurkolom 36
AANTREKKOPPELS (in daN.m) Maak de massakabel van de accu los.

Stuurwielbout 4,5 Bouw uit:


Klembout kruisstukje stuurkolom 2,5
- de airbag in het stuurwiel (twee Torx-schroe-
Moeren stuurkolom 2
ven T30 (aantrekkoppel 0,5 daN.m) achter het
stuurwiel) en maak de stekker (D) los,
UITBOUWEN

Maak de massakabel van de accu los.

Zet de wielen in de rechtuit stand.

Bouw het stuurwiel als volgt uit:

Zonder airbag

Verwijder de plastic kap.

Bouw uit :

- de bout van het stuurwiel (deze bout MAG


NOOIT OPNIEUW worden gebruikt),

- het stuurwiel (markeer eerst de stand).

12973S

Met airbag - de stekker van de claxonschakelaar (indien


aanwezig),
UITBOUWEN
- de bout van het stuurwiel (deze bout MAG
NOOIT OPNIEUW worden gebruikt),,
LET OP: het is verboden om werkzaamheden te
verrichten aan het airbag- en gordelspansysteem - het stuurwiel in de rechtuit stand,
in de buurt van een hittebron vanwege het
explosiegevaar. - de kappen achter het stuurwiel (drie schroe-
ven).
BELANGRIJK: voor het uitbouwen van het
stuurwiel moet u eerst de stekker losmaken van Maak de stekker los van de draaibare doorvoer,
de airbag ( D ). Deze stekker sluit zichzelf kort als noteer de stand ervan, maak de drie schroeven ( E)
hij wordt losgenomen om te voorkomen dat de los en bouw de draaibare doorvoer uit:
airbag afgaat.
• let op dat de wielen in de rechtuitstand staat en
zorg dat de strip in het midden staat,

• blokkeer de rotor van de doorvoer met tape.

36-12
STUURINRICHTING
Stuurkolom 36
Een nieuwe draaibare doorvoer wordt gecen- Bouw uit:
treerd geleverd en is met tape gefixeerd dat door- - de kappen achter het stuurwiel (drie schroe-
scheurt zodra het stuurwiel draait (de doorvoer ven),
moet worden gemonteerd met de wielen in de
rechtuit stand).

12971R

12970S
- de stuurkolomschakelaars (een schroef).

12967-1R

Maak de stekkers los.

36-13
STUURINRICHTING
Stuurkolom 36
Bouw uit:

- de kap rond het instrumentenpaneel ( zes


schroeven ).

12968S

- de beschermplaat aan de onderkant (vier


schroeven).
12970-1R1

- de vier schroeven van het instrumentenpaneel


en maak de stekkers los.

12966R

12969-1R1

36-14
STUURINRICHTING
Stuurkolom 36
Verwijder de schroeven waarmee het dashboard Maak vrij:
vastzit aan de stuurkolom.
- de stuurkolom (maak de stekker van het
contactslot los),
- de stofhoes ( 1 ) en bouw hem uit met de
stuurkolom.

INBOUWEN

Breng de stuurkolom op zijn plaats.

Bind de delen van het kruisstukje aan elkaar met


een klembandje en schuif de stofhoes in het
schutbord.

12964R2

Knip, onder de auto, de klemband door van de de


stofhoes van het rondsel en druk deze tegen het
schutbord.
Bouw het kruisstukje uit.
Verwijder de twee bouten en de twee moeren
waarmee de stuurkolom vastzit.

13116S

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen.

Let op de goede aansluiting van de stekkers op


het instrumentenpaneel.

12965-1R2

36-15
STUURINRICHTING
Stuurkolom 36
BIJZONDERHEID STUURWIEL MET AIRBAG BELANGRIJK

Controleer of de wielen nog rechtuit staan. Alvorens u de stekker van het airbagkussen weer
aansluit moet u het airbagsysteem als volgt
Controleer voor de montage of de draaiende controleren:
doorvoer nog is gefixeerd.
Als dit niet het geval is, moet u hem centreren, zie • controleer of het airbaglampje op het
de methode in hoofdstuk 88 "Stuurwiel airbag". instrumentenpaneel brandt als het contact aan
staat,
Monteer het stuurwiel ALTIJD met een nieuwe
(voorgelijmde) bout die u vastzet met een • sluit een loze ontsteker aan op de stekker naar
aantrekkoppel van 4,5 daN.m . de airbag en controleer of het lampje dooft,

• zet het contact af, sluit de airbag aan in plaats


van de loze ontsteker en monteer de airbag in
het stuurwiel,

• zet het contact aan en controleer of het


airbaglampje op het instrumentenpaneel drie
seconden oplicht en dan uit gaat en uit blijft.

Indien het lampje nier reageert zoals hierboven


staat beschreven, moet u het het deel "Storing
zoeken" raadplegen en het systeem controleren
met de XRBAG (Elé. 1288).

LET OP: als u zich niet houdt aan deze voorschrif-


ten bestaat het gevaar dat de systemen niet goed
werken en dat de airbag voortijdig afgaat.

36-16
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Hoofdremcilinder 37
AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Wartels van remleidingen 1,7


Bevestigingsmoer rembekrachtiger 1,8

UITBOUWEN

Maak de massakabel van de accu los.

Maak de stekker van de remvloeistofpeilzender


los.

Bouw de rekeneenheid van het inspuitsysteem uit


(afhankelijk van de uitvoering).

Maak het stuurbekrachtigingsreservoir los en


maak het vrij richting motor. 91101R

Maak het remvloeistofreservoir leeg en trek dit


naar boven toe los, vang uitstromende vloeistof N.B. : de afdichtring tussen de hoofdremcilinder
op. en de rembekrachtiger wordt verzorgd door de
afdichtring (A). De staat van de ring is van invloed
op de werking van de rembekrachtiger. Monteer
Bouw uit: bij werkzaamheden altijd een nieuwe afdichtring
(A).
- na noteren van de aansluitingen: de remleidin-
gen, Monteer de hoofdremcilinder op de rembekrach-
tiger en controleer of de drukstift (P) goed in de
- de twee bevestigingsmoeren van de rembe- uitsparing in de hoofdremcilinder valt.
krachtiger.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen.

Controleer de lengte van de drukstift.

Maat X = 22,3 mm.

Stel maat (X) indien nodig af met behulp van de


drukstift (P), afhankelijk van het model

DI3718

37-1
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Hoofdremcilinder 37
Vul en ontlucht het remsysteem in de juiste
volgorde.

HOOFDREMCILINDER UIT HET MAGAZIJN

De vervangingsset uit het magazijn bestaat uit:

- een hoofdremcilinder (vier uitgangen of twee


uitgangen indien ABS),

- twee pluggen (A),

- twee moeren (B).

DI3719

37-2
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Rembekrachtiger 37
AANTREKKOPPELS (in daN.m) - verwijder de vier moeren van de rembekrach-
tiger,
Hoofdremcilinder op rembekrachtiger 1,8
Rembekrachtiger op schutbord 2,3 - bouw de rembekrachtiger uit.

INBOUWEN
Het is niet toegestaan de rembekrachtiger te
repareren. Werkzaamheden zijn alleen toege- Controleer voor de montage de volgende maten:
staan aan:
- maat L = 104,8 mm ,
- het luchtfilter.
- maat X = 22,3 mm .
- de terugslagklep.

UITBOUWEN

Maak de massakabel van de akku los.

Bouw uit:

- de hoofdremcilinder (zie de betreffende para-


graaf),

- de beschermplaat van de accu (vier schroeven,


een moer),

- de twee moeren van het exoansievat en druk


dit richting motor.

Maak de vakuumslang los van de bekrachtiger.

In het interieur:
- verwijder het scharnierpennetje (A) uit de 91101R2
gaffel van de drukstift van het rempedaal
door het klemmetje omhoog te trekken,
Ga te werk in omgekeerde volgorde van
uitbouwen.

Ontlucht het remsysteem in de juiste volgorde

97860R

37-3
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Benzinemotor
Rembekrachtiger 37
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot 453 -01 Afknijpklem voor slangen

OVERIG GEREEDSCHAP

Vacuümpomp

CONTROLE VAN DE AFDICHTING

Indien u bij de kontrole lekkage konstateert tussen de bekrachtiger en de hoofdremcilinder vervang dan de
afdichtring (A).

DI3701

U controleert de afdichting van de rembekrachti- Indien het vacuüm in 15 sekonden met meer dan
ger op de auto, het hydraulische circuit moet 33 mbar (25 mmHg) terugloopt, heeft u te maken
namelijk normaal kunnen functioneren. met een lek dat zich kan bevinden :

Sluit de vacuümpomp met een T-stuk en een zo - bij de terugslagklep (vervang deze zonodig),
kort mogelijke slang aan tussen de bekrachtiger of
en het inlaatspruitstuk of de vacuümpomp. - bij het membraan van de rembekrachtiger
(vervang in dat geval de complete bekrachti-
Laat de motor een minuut stationair draaien. ger).

Knijp de slang tussen het T-stuk en het spruit- Als de rembekrachtiger defekt is kan het remsys-
stuk/de vacuümpomp dicht met Mot.453-01. teem toch gebruikt worden; er moet alleen veel
harder op het rempedaal worden gedrukt om de-
Zet daarna de motor af. zelfde vertraging te krijgen.

(*) Wordt gebruikt als vacuümmeter

37-4
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Luchtfilter - Terugslagklep rembekrachtiger 37
LUCHTFILTER VERVANGEN TERUGSLAGKLEP VERVANGEN

Dit kan op de auto geschieden.

UITBOUWEN

Maak de vacuümslang los van de


rembekrachtiger.

Trek de terugslagklep met een draaiende bewe-


ging uit de rubber afdichting.

83 212

75 564 91101G 74883S

INBOUWEN
Om het luchtfilter (F) te vervangen hoeft u de
rembekrachtiger niet uit te bouwen.
Controleer de staat van de afdichtring en van de
Verwijder achter het rempedaal het oude filter (F) terugslagklep.
met een schroevedraaier of een metalen haakje.
Vervang defekte delen door nieuwe.
Snijd het nieuwe filter bij (A) half door (zie fi-
guur), schuif dit over de drukstift en breng het op
Bouw het geheel weer in.
zijn plaats in de bekrachtiger.
Kontroleer of het filter goed aansluit in de zitting
zodat er geen ongezuiverde lucht wordt aangezo-
gen.

37-5
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Dieselmotor
Vacuümpomp 37
UITBOUWEN

Tap het koelsysteem af.

Verwijder het luchtinlaatkanaal en zijn steun.

Maak de vacuümslang los (klikbevestiging).

Verwijder de thermostaatsteun (2 bouten).

Bouw de vacuümpomp uit (2 bouten, 2 moeren).

13097-1S

Monteer na het vervangen van de pomp altijd een


nieuwe aandrijfnok.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Vul en ontlucht het koelsysteem.

CONTROLE

Warme motor bij 4000 tr/min moet de onderdruk


in 3 secondes tenminste de waarde van 700 mbar
(525 mm/Hg) bereiken.

37-6
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Handremgreep 37
UITBOUWEN Noteer de afstand tussen de moer (1) en het einde
van de trekstang.
Zet de handrem volledig los.

Verwijder de onderste bouten van de voorste


uitlaatbuis.

Verwijder het achterste uitlaatrubber.

N.B. : bind de uitlaatlijn aan de carrosserie.

Bouw de hitteschilden uit.

98826-2R

Draai de moer ( 1 ) zo ver los dat de kabels vrij-


komen.

Maak de stang vrij van de klem (2).

Verwijder de twee moeren waarmee de handrem-


greep vastzit.

Maak de handremgreep los van de stekker en


12998S bouw hem uit.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uit-


bouwen.

Bouw de hitteschilden in.

Vergeet niet de stekker van het handremcontact


aan te sluiten.

Zet het verdeeljuk vast op de afstand die u bij het


demonteren hebt genoteerd.

Stel indien nodig de slag van de handremgreep


uit (zie de paragraaf "Afstelling handrembedie-
ning").

37-7
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Handrembediening 37
AFSTELLING Bouw uit:

Een verkeerd afgestelde, te strakke handrem- - de twee achterwielen,


kabel :
- de twee trommelremmen.
• verhindert de goede werking van het automa-
tische stelmechanisme van de remschoenen. Controleer de werking van het stelmechanisme
door de tandsektor (D) in de twee richtingen te
• veroorzaakt een te lange slag van het rempe- verdraaien. Vervolgens draait u de tandsektor 5
daal. tot 6 klikken terug om hem te ontspannen.

Om deze verschijnselen te bestrijden mogen de


kabels beslist niet strakker gespannen worden,
want dan zouden de klachten in korte tijd terug-
komen.

Met de handremkabels mag de speling niet afge-


steld worden. De handremkabels mogen alleen
gesteld worden na het vervangen van:

- de remschoenen,

- de handremkabels,

- de handremgreep.

Bij andere werkzaamheden mag er niets aan de


afstelling veranderd worden.

Plaats de auto op een hefbrug die onder de car-


rosserie aangrijpt, draai de moer (1) los en trek 98992-1R3
het verdeeljuk geheel naar achteren.

98826-1R

37-8
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Handrembediening 37
Controleer :

- de gangbaarheid van de kabels,

- of de handremhefbomen (B) correct tegen de


remschoenen aanliggen.

98992-1R2

Span de handremkabels geleidelijk bij het centra-


le verdeeljuk zodat de hefbomen (B) opkomen
tussen de 1 e en de 2e klik van de handremgreep
en aangrijpen bij de 2e klik.

Blokkeer de contramoer (4).

Monteer de remtrommels en de achterwielen.

Laat de auto weer op zijn wielen rusten en stel de


remschoenen af door enkele malen het rempe-
daal geleidelijk geheel in te drukken. U moet
daarbij het stelmechanisme horen klikken.

37-9
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remslangen 37
De remslangen hebben geen koperen afdichtringen.
De afdichting geschiedt op het konische vlak (Y) aan het einde van de remslang.

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

X = 1,5
Z= 1,3

96118R

VOORZORGEN BIJ HET UITBOUWEN - INBOUWEN VAN EEN WIELREMCILINDER OF EEN REMSLANG

Om te voorkomen dat een remslang verdraaid wordt en zo onderdelen van de vering zou kunnen raken,
moet u om veiligheidsredenen in onderstaande volgorde te werk gaan :

UITBOUWEN INBOUWEN
Draai de wartel (1) van de remleiding op de rem-
slang (2) met een open ringsleutel los tot de ve- Monteer de remklauw en draai de remslang er
rende plaat (3) helemaal ontspannen is en de rem- weer in met een aantrekkoppel van 1,5 daN.m.
slang vrijkomt van de groeven (4).
Terwijl de wielen rechtuit staan en vrij hangen
(veren op hun plaats), monteert u het uiteinde (4)
van de remslang in de steun (5). Let op dat de
remslang niet verdraaid is, en monteer :
- de verende plaat (3),
- de remleiding aan de remslang zonder deze
laatste te verdraaien.

Zet de wartel vast met het voorgeschreven aan-


trekkoppel

Vul en ontlucht het remsysteem.

85536R

Maak de slang los van de remklauw en verwijder


eventueel de remklauw.

37-10
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
CONTROLEPRINCIPE

De auto’s hebben een lastafhankelijke remdruk-


begrenzer.

De werking wordt gekontroleerd door door de


druk te vergelijken tussen een voorwiel en het
diagonaal ertegenover gelegen achterwiel.

De remdrukbegrenzers hebben twee volledig van


elkaar gescheiden circuits die werken op de dia-
gonaal gescheiden circuits van de voorwielen en
de achterwielen.

U moet altijd beide circuits kontroleren.

I : rechts voor/links achter

II : links voor/rechts achter

Lastafhankelijke remdrukbegrenzer

Bij lastafhankelijke begrenzers kunnen de druk-


ken achter geregeld worden ten opzichte van de
drukken voor.

De regeling in de circuits kan niet afzonderlijk


worden beïnvloed. Als de druk in één circuit niet
goed wordt geregeld, dan moet de remdrukbe-
85925S
grenzer worden vervangen.

37-11
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
N.B.

Afhankelijk van het type achtertrein zijn er verschillende remdrukbegrenzers:

- achtertrein met standaard laadvermogen : remdrukbegrenzer met rood merkteken,

- achtertrein met verhoogd laadvermogen : remdrukbegrenzer met groen merkteken,

AANTREKKOPPELS (in daN.m) CONTROLE

Wartels van remleidingen 1,7


ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Bouten van remdrukbegrenzer 1,8
Fre. 244 -03
Manometer voor controle
Stelbout van stift 1 of
van de remdruk
Fre. 1085-01

UITBOUWEN

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. Sluit twee manometers Fre. 244-03 of Fre. 1085:

Maak de remleidingen los. - één rechts voor

Maak de stift (2) los door de bout (1) los te - één links achter
draaien.
Ontlucht de manometers door middel van de
Bouw de remdrukbegrenzer uit (twee bouten). schroef (P).

12865-1R 98828R

N.B. : Draai nooit aan moer (3). Druk het rempedaal geleidelijk in tot u in de voor-
wielremcilinders de afsteldruk bereikt die in de
INBOUWEN tabel (zie hoofdstuk 07) wordt genoemd.
Lees vervolgens de corresponderende remdruk op
Ga te werk in omgekeerde volgorde van
de achterremmen af en corrigeer de druk indien
uitbouwen.
nodig.
Ontlucht en controleer het circuit (zie de
paragraaf "Controle-Afstellen").

37-12
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Ga op dezelfde wijze te werk bij het andere circuit AFSTELLEN
dus :
Bij het afstellen hebt u twee diagonaal
- een manometer links voor, aangesloten manometers nodig.

- een manometer rechts achter. De controle en afstelling gebeuren bij onbelaste


auto, met een volle brandstoftank en iemand
Indien u een groot verschil vaststelt (buiten de achter het stuurwiel.
toegestane toleranties), vervang dan de
remdrukbegrenzer. Reparatie is niet mogelijk. Op het voorwiel wordt een bepaalde druk gezet
door het rempedaal in te drukken, en de druk bij
het achterwiel wordt afgelezen en vergeleken
met de waarde die hoofdstuk 07 staat
aangegeven. Daarna wordt deze druk achter
indien nodig gecorrigeerd door de stift (2) te
verstellen met losgedraaide bout (1).

N.B. : moer (3) mag beslist niet worden verdraaid.

12865-1R

Bovengenoemde werkwijze stuit op problemen


als de auto niet leeg gemaakt kan worden, zoals
vaak het geval is bij bestelauto’s die meestal
ingericht zijn met kasten met onderdelen en
gereedschappen.
Voor deze bestelauto’s is daarom een andere
afstelmethode ontwikkeld die berust op de
doorbuiging van de achterbanden. De methode is
goedkoop maar vereist wel een nauwkeurige
manier van meten. Uit een grafiek van de
doorbuiging wordt het gewicht op de achteras
bepaald en via dit gewicht kan de remdruk achter
worden afgesteld op een waarde die uit een
andere grafiek is af te lezen.

37-13
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Benodigd gereedschap: 3 • Op spanning brengen van de achterbanden :

- een liniaal op een voet (zoals gebruikt wordt - de wielen moeten op de ondergrond rusten en
voor het meten van de bodemhoogte), er moet iemand achter het stuurwiel zitten,

- een nauwkeurige bandenspanningsmeter. - laat de bandenspanning zakken tot 1,2 bar


(gebruik een nauwkeurige en geijkte
bandenspanningsmeter),

1 •Voorbereiding van de auto : - wacht een paar minuten tot de lucht in de


banden weer op omgevingstemperatuur is
- laat de lading in de auto, gekomen (door het verminderen van de druk is
de lucht afgekoeld),
- degene die bij het afstellen van de begrenzer
op het rempedaal drukt, moet in de auto zitten - breng de bandenspanning zo nauwkeurig
bij het meten van de belaste straal van de mogelijk terug op 1,2 bar.
achterwielen,

- de auto moet absoluut horizontaal staan op


een gladde en schone ondergrond (bijv. een
vierkolomshefbrug). 4 •Meten van de onbelaste straal :

- breng de achterwielen zover omhoog dat zijn


net vrij komen van de ondergrond en dus niet
2 •Bepalen van het middelpunt van de meer door het gewicht op de achteras zijn
achterwielen : vervormd,

- breng de achterkant van de auto omhoog - meet met de liniaal de afstand tussen de onder-
zodat de achterwielen vrij kunnen draaien, grond en het middelpunt van het wiel.

- druk een krijtje zo dicht mogelijk bij het


middelpunt op de naafdop of de wieldop,

- laat het wiel vrij snel draaien en het krijtje


maakt een concentrische cirkel rondom het 5 • Meten van de belaste straal :
middelpunt van het achterwiel,
- laat de auto op de wielen rusten,
- teken het middelpunt met een potlood af op
het krijt, - meet met de liniaal de afstand tussen de onder-
grond en het middelpunt van het wiel.
- doe hetzelfde bij het andere achterwiel.

37-14
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
6 •Berekening van de doorbuiging van de band:

- trek de waarde van de belaste straal af van de


waarde van de onbelaste straal.

7 •Herhaal de stappen 4 - 5 en 6 bij het andere


achterwiel.

8 •Berekening van de gemiddelde doorbuiging


van de band:

- De gemiddelde doorbuiging berekent u door


de twee afzonderlijke doorbuigingen bij elkaar
op te tellen en de uitkomst door twee te delen.

9 •Aflezen van de grafieken :

- Bepaal met de eerste grafiek de belasting van


op de achteras aan de hand van de gevonden
gemiddelde doorbuiging van de band.
N.B.: Ieder merk en type band heeft zijn eigen
doorbuigingsgrafiek.

- Bepaal, uitgaande van de in de doorbuigings-


grafiek bepaalde belasting, met de tweede
grafiek de uitgangsdruk van de remdrukbe-
grenzer P2 (de druk bij ieder achterwiel ).

10 • Afstellen van de remdrukbegrenzer :

- Corrigeer indien nodig de remdruk met de stift


en de stelbout van de remdrukbegrenzer,

37-15
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Achterasbelasting / doorbuiging achterband (bandenspanning 1,2 bar)

DUNLOP 165/70 R13C

1 Doorbuiging ( mm ) PRN3700

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-16
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Achterasbelasting / doorbuiging achterband (bandenspanning 1,2 bar)

KLEBER 165/70 R13

1 Doorbuiging ( mm ) PRN3704

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-17
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Achterasbelasting / doorbuiging achterband (bandenspanning 1,2 bar)

MICHELIN 165/70 R13C XC4S

1 Doorbuiging ( mm ) PRN3700

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-18
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Achterasbelasting / doorbuiging achterband (bandenspanning 1,2 bar)

MICHELIN 165/70 R13C Agilis 61

1 Doorbuiging ( mm ) PRN3700

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-19
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Afsteldruk remdrukbegrenzer / Belasting op de achteras

KANGOO standaard laadvermogen

1 Uitgangsdruk (P2) bij 100 bar op de voorwielen PRN3702

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-20
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Remdrukbegrenzer 37
Afsteldruk remdrukbegrenzer / Belasting op de achteras

KANGOO verhoogd laadvermogen

1 Uitgangsdruk (P2) bij 100 bar op de voorwielen PRN3703

2 Belasting op de achteras ( Kg )

37-21
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Koppelingskabel 37
UITBOUWEN Haal de kabel uit de tandsektor .

Maak in het motorruimte de kabel los van de kop- Maak de kabelstop los van het schutbord.
pelingsvork.
Verwijder de kabel via de motorruimte.

INBOUWEN

Steek de koppelingskabel vanuit de motorruimte


in het interieur

Haak de kabel vast in de tandsector.

Bouw het koppelingspedaal in.

Controleer het terugkeren in de ruststand van de


ratels van het stelmechanisme.

Haak de kabel vast aan de koppelingsvork.

Let op dat de kabelstop goed in lijn ligt tegen het


schutbord.

89204S Druk het koppelingspedaal in om de kabelstop in


het schutbord vast te klikken. De afstelling ge-
Druk het koppelingspedaal in om de kabel naar schiedt automatisch.
binnen te trekken.

In het interieur, bouw uit:

- de bout ( 1 ),

- de versterking ( 2 ),

- de moer van de scharnieras ( 3 ).

12986R

37-22
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Stelmechanisme van de koppelingskabel 37
BIJZONDERHEDEN

Controleer de werking als volgt:

- de tandsector moet om zijn om zijn as scharnie-


ren,

- de ratels moeten vrij in de ruststand terugke-


ren,

- de kabel moet op de koppelingsvork een spe-


ling hebben van minimaal 2 cm,

- Controleer de slag (X) van de koppelingsvork :


X = 27,4 tot 30,7 mm

91830R1

Voer deze controles altijd uit voordat u werk-


zaamheden uitvoert aan de koppeling zelf.

37-23
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Uitwendig schakelmechanisme 37
AANTREKKOPPELS (in daN.m) Onder de auto:

Bevestigingsmoer schakelhuis aan bodem 1,5 - maak de uitlaat los van de voorste uitlaatbuis,
Klembout schakelstang/gaffel 2
- verwijder de bouten van het hitteschild.
Bevestigingsbout schakelstang/gaffel 3
Bevestigingsmoer schakelstang/hendel 3

UITBOUWEN

Maak de massakabel van de accu los.

Maak in het interieur de stofhoes los van de


console en bouw de twee bevestigingsbouten uit

12988R

Bouw uit:

- de bevestigingsmoer schakelstang/hendel,

- de bevestigingsmoeren van het huis.

12985R

12987R

37-24
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Uitwendig schakelmechanisme 37
UITBOUWEN van de schakelstang :

Verwijder de verbindingsmoer tussen schakel-


stang en hendel en daarna de bout tussen scha-
kelstang en bedieningshefboom.

PRG37.6R

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen.

Smeer de scharnierpunten van de hendel en de


schakelstang met 33 Médium vet.

Let op de juiste montagestand van de gaffel :


uitbouw naar de bak gekeerd.

37-25
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Uitwendig schakelmechanisme 37
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

B.Vi. 1133 Blokkering bedieningshefboom in 1e versnelling

AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Klembout schakelstang/gaffel 2

AFSTELLEN Draai de klembout (V) los.

Verwijder de olie-opvangplaat. Plaats het gereedschap B.Vi. 1133 om de speling


op te heffen.

93856-1S
92450-2R

Schakel de 1 e versnelling. Trek het uiteinde van het gereedschap naar bene-
den en draai dit tegelijkertijd 45° naar links, tot
het tegen de opstaande nok van de bak stuit.

92450-3S

37-26
MECHANISCHE BEDIENINGSORGANEN
Uitwendig schakelmechanisme 37
Plaats een 9 mm dikke strip tussen de onderste
grendelhuls en de zijkant van het huis en houd de
grendelhuls tegen het huis gedrukt.

93910S1

Draai in deze stand de klembout (V) vast.

Controleer of de resulterende speling ( Y ) tussen


7 en 10 mm ligt.

Verwijder het blokkeergereedschap B.Vi. 1133.

Controleer of alle versnellingen zich laten inscha-


kelen.

Monteer de olie-opvangplaat.
DI3705

37-27
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
Het anti blokkeer systeem waarmee de auto kan zijn uitgerust ABS BOSCH 5.3 is een aanvullend vier-kanaals
systeem ; het conventionele remsysteem en het ABS zijn gescheiden.

BIJZONDERHEDEN

Het systeem heeft vier snelheidsopnemers. Bij ieder wiel bevindt zich een snelheidsopnemer voor het
bijbehorende hydraulische gedeelte. Hierbij worden de voorwielen afzonderlijk geregeld. De achterwielen
echter worden geregeld volgens het zogenaamde select low principe (het eerste wiel dat neigt tot blokkeren
schakelt direct de regeling van de gehele achtertrein in). De remdrukbegrenzer houdt zijn gebruikelijke
werking.

38-1
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
OVERZICHT ABS BOSCH

PRN3818

1 Hydraulische regeleenheid 4 Waarschuwingslampje remvloeistofpeil

2 Hoofdremcilinder 5 Remdrukbegrenzer

3 Rembekrachtiger

38-2
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
HYDRAULISCHE REGELEENHEID

PRN3819

A Aanvoer van hoofdremcilinder

B Linker achterwiel

C Rechter achterwiel

D Rechter voorwiel

E Linker voorwiel

38-3
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
ELEKTRISCH SCHEMA

PRN3817

38-4
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
VERKLARING VAN DE ORGAANNUMMERS IN HET
SCHEMA

104 Contactslot

118 Rekeneenheid ABS

150 Opname element achterwiel rechts

151 Opname element achterwiel links

152 Opname element voorwiel rechts

153 Opname element voorwiel links

160 Remlichtschakelaar

225 Diagnose aansluiting

247 Instrumentenpaneel

260 Zekeringhouder

777 Zekeringplaat vermogensvoeding

R2 Dashboard/Achter

R36 ABS / Dashboard

R101 Langsbalk rechtst/Koplamp rechts

38-5
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
31-POLIGE STEKKER

PRN3813

A Veer die de aansluitingen 20 (waarschuwingslampje remvloeistofpeil) en 21 (waarschuwingslampje ABS)


met massa (aansluiting 19) verbindt zodra de stekker is losgenomen.

Bestemming van de aansluitingen

Aansl. Bestemming Aansl. Bestemming

1 Massa snelheidsopn. RA 15 Voeding rekeneenheid + na contact

2 Signaal snelheidsopn. RA 16 Massa pomp

3 Massa snelheidsopn. RV 17 + voor contact (elektrokleppen en


pomp)
4 Niet aangesloten
18 + voor contact (elektrokleppen en
5 Signaal snelheidsopn. RV pomp)

6 Massa snelheidsopn. LV 19 Massa elektronica

7 Signaal snelheidsopn. LV 20 Niet aangesloten

8 Massa snelheidsopn. LA 21 Waarschuwingslampje ABS

9 Signaal snelheidsopn. LA 22 Niet aangesloten

10 Niet aangesloten 25 Niet aangesloten

11 Ligne de diagnostic K 26 Niet aangesloten

12 Ligne de diagnostic L 27 Niet aangesloten

13 Niet aangesloten 31 Niet aangesloten

14 Signaal remlichtschakelaar

38-6
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
DIAGNOSE AANSLUITING

PRN3807

4 Massa chassis

5 Massa elektronica

7 Diagnoselijn K

15 Diagnoselijn L

16 + voor contact

38-7
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
HYDRAULISCHE REGELEENHEID Via de onderkant:
Bouw uit:
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
- de voorste uitlaatbuis,
Wartels van remleidingen M10 X 100 1,7 - het hitteschild van het uitlaatspruitstuk (drie
M12 X 100 1,7 schroeven),
- de twee onderste bevestigingsbouten van de
UITBOUWEN hydraulische regeleenheid,

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.


Maak de massakabel van de accu los.
Bouw het rechter voorwiel uit.
Plaats een pedaalknecht op het rempedaal om het
wegstromen van remvloeistof te voorkomen.

Via de bovenkant :
Maak de stekker van de rekeneenheid los.
Maak de twee massabouten los.
Noteer de aansluitingen van de zes hydraulische
leidingen op de regeleenheid en maak ze los.

13139R

- de hydraulische regeleenheid via de wielkuip.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
13138R

N.B. : de rekeneenheid mag niet afzonderlijk uit-


Verwijder de bovenste bevestigingsbout (1) van gebouwd worden, bij een defect moet de
de hydraulische regeleenheid. complete hydraulische groep worden vervangen.

38-8
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
HYDRAULISCHE CONTROLE VAN HET REMSYSTEEM

Op deze bladzijde staat hoe de montage van het hydraulische gedeelte op de auto kan worden
gecontroleerd met de XR25.

N.B. : deze test moet worden uitgevoerd met twee personen en de auto bij voorkeur op een tweekoloms
hefbrug.

Principe van de test

Het te controleren wiel hangt vrij. Een monteur zit met de XR25 achter het stuurwiel. Zet het contact aan,
versnelling in neutraal, en diagnoseprogramma actief, rempedaal ingedrukt. De tweede monteur moet
proberen het wiel rond te draaien.

De monteur in de auto geeft met de XR25 opdracht tot de controlecyclus van het betreffende wiel : tien
keren achter elkaar remdruk verminderen en opvoeren. De andere monteur voelt dat het wiel afwisselend
wordt vrijgegeven en blokkeert. Dit schokken is het bewijs dat het betreffende wiel correct is aangesloten op
de hydraulische regeleenheid.

Het programma dat de XR25 hierbij uitvoert is het volgende :

- Cyclus op het te testen wiel :


- een drukvermindering van 200 ms met gelijktijdig starten van de pomp,
- een drukstijging 300 ms met gelijktijdig starten van de pomp (tien cycli worden bij het betreffende
wiel uitgevoerd).

- Een drukstijging tot de druk van de hoofdremcilinder bij de vier wielen.

- De pomp stopt.

- De monteur laat het rempedaal los.

De hydraulische test van het betreffende wiel is afgelopen, controleer de andere drie wielen op dezelfde
wijze.

PROCEDURE VOOR HET ONTLUCHTEN

N.B. : de hydraulische groep wordt voor-gevuld geleverd.

Het ontluchten is nodig als een van de volgende organen uitgebouwd is geweest :

- de hydraulische groep ,

- de hoofdremcilinder,

- de leidingen (tussen hydraulische groep en hoofdremcilinder).

1) Ontlucht het systeem op conventionele wijze met de voet.

N.B. : als de slag van het rempedaal na een proefrit met een ABS regeling niet correct is, ontlucht dan de
hydraulische groep .

38-9
ELEKTRONISCH GESTUURDE HYDRAULISCHE SYSTEMEN
Anti Blokkeer Systeem BOSCH 38
2) Hydraulische groep ontluchten.

BELANGRIJK: houd u aan de juiste volgorde bij het ontluchten: eerst rechts achter, daarna links achter, links
voor en tenslotte recht voor.

a) Ontlucht de rem rechts achter door het secondaire circuit van de hydraulische groep te ontluchten
met de XR25 :

- breng het ontluchtingstoestel aan en de slang en laat de ontluchtingsnippel openen,

- druk ongeveer tien slagen pompend op het rempedaal,

- geeft met de XR25 het ontluchtingscommando,

- pomp met het rempedaal zolang het diagnoseprogramma,

- na het ontluchten met de XR25, blijft u op het pedaal pompen en laat u de ontluchtingsnippel
sluiten.

b) Herhaal de procedure a) voor de remmen links achter, links voor en recht voor.

c) Controleer de slag van het rempedaal, is deze niet goed is, ontlucht het systeem dan opnieuw.

BELANGRIJK: controleer of er voldoende remvloeistof in het reservoir zit.

CONTROLE VAN DE SNELHEIDSOPNEMERS

a) Controleer de weerstand van de verbindingen tussen de snelheidsopnemers en de stekker van de


rekeneenheid.

b) Controleer de tandschijven (26 tanden) visueel : vervang ze als ze niet goed zijn.

c) Controleer de afstand tussen tandschijf en opnemer, dit kan alleen bij de voorwielen.

Voor : 0,13 < Z < 1,96 mm

PRN3820

38-10

You might also like