Professional Documents
Culture Documents
3069A
CB0H - CB0T
Blz. Blz.
16 STARTEN - LADEN
Blz. Blz.
19 KOELSYSTEEM - MOTOROPHANGING
62 AIRCONDITIONING
Vullen - ontluchten 19-1
Schematische voorstelling 19-2 Algemeen 62-1
Waterpomp 19-3 Compressor 62-2
Pendelophanging 19-5 Condensor 62-3
Ontlastventiel 62-4
Waterafscheider 62-5
Airco-leidingen 62-6
20 KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20-1
Vliegwiel 20-4
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Inhouden - soorten 07
Inhoud
Orgaan in liters Oliesoort
bij benadering *
- 15 °C
- 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C
BENZINE
- 15 °C
- 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C
07-1
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Inhouden - soorten 07
Inhoud in
Orgaan Oliesoort Bijzonderheden
liters
07-2
MET AIRCO
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Spanning aandrijfriem hulporganen 07
UITBOUWEN DYNAMO, STUURBEKRACHTIGINGSPOMP EN
AIRCONDITIONINGSCOMPRESSOR
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.
Verwijder :
- de spatplaat in de rechter wielkuip,
- de grille,
- de koplamp rechts voor.
14976R
A Krukas
B Airco-compressor
C Dynamo
D Stuurbekrachtigingspomp
E Geleiderol
T Automatische spanrol
INBOUWEN
07-3
ZONDER AIRCO
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spanning aandrijfriem hulporganen 07
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
DYNAMO EN STUURBEKRACHTIGING
14977R 14888R
Het spannen van de riem gebeurt met behulp van N.B.: De hulporganen-aandrijfriem heeft vier
de bout (1) (met de twee bevestigingsbouten van groeven, terwijl de poelies op de krukas en de
de spanrol losgedraaid). Vervolgens zet u de moer stuurbekrachtigingspomp er vijf hebben; let er
(2) vast. bij het monteren op dat de BUITENSTE groef op
beide poelies vrij blijft (E) .
Aandrijfriem
Riemspanning
stuurbekrachti-
(US = SEEM-eenheid)
gingspomp
Min. werkspanning 60
A Krukas
B Stuurbekrachtigingspomp
C Dynamo
T Spanrol
→ Controlepunt riemspanning
07-4
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spanning distributieriem 07
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
ONMISBAAR GEREEDSCHAP
Hoekverdraaisleutel
Er zijn twee methodes voor het afstellen van de Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de einden
distributie. van de nokkenas.
14928R
14490S
07-5
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stift Aanbrengen van de riem
Mot. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijst
omhoog). Bij het vervangen van de distributieriem moeten
de spanrollen en de distributierol worden vervan-
gen.
14489R
14505-1R2
14487-1R1
07-6
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Monteer: Spannen van de riem
- de distributieriem,
- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met Verdraai de draaibare wijzer (A’) van de spanrol 7
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m), tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) met
behulp van een inbussleutel van 6 mm (in B).
14487-2R
N.B.:
14505-4R1
- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken als Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.
de lengte onder de kop gemeten niet groter is
dan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen, Zet de bout van de krukaspoelie vast met 2 daN.m
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie. en daarna over een hoek van 135° ± 15° (krukas
Een gebruikte bout moet echter beslist met olie steunt op BDP-stift).
worden gesmeerd.
Verwijder het nokkenas-afstelgereedschap Mot.
1496 en BDP-stift Mot. 1489 .
Verwijder de BDP-stift.
07-7
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controle van de spanning en van de afstelling
Verwijder de BDP-stift.
14928R
07-8
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
De tweede methode gebruikt u na het vervangen Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de einden
van enig onderdeel aan de voorzijde van de dis- van de nokkenas.
tributie waarvoor het nodig is geweest een of
beide nokkenaspoelie(s) los te draaien.
14928R
14490S
14489R
07-9
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer bij montage of de nok van de spanrol
Bij het vervangen van de distributieriem moeten goed in de groef (A) valt.
de spanrollen en de distributierol worden vervan-
gen.
14505-1R2
Monteer:
- de distributieriem,
- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m),
14487-1R2
14487-3S
14839R
07-10
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Monteer de krukaspoelie van de aandrijfriem Verwijder het poelieblokkeergereedschap Mot.
hulporganen en draai de bout ervan niet tegen 1490.
de poelie vast (ruimte tussen bout en poelie 2 tot
3 mm). Verdraai de distributie zes omwentelingen met de
uitlaatnokkenaspoelie met behulp van Mot. 799-
N.B.: 01.
- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken als Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen
de lengte onder de kop gemeten niet groter is en draai de moer van de spanrol maximaal een
dan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen, omwenteling los
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.
Een gebruikte bout moet echter beslist met olie Breng de draaibare wijzer (A’) in lijn met de vaste
worden gesmeerd. wijzer (7) en zet de moer definitief vast met
2,7 daN.m.
Spannen van de riem
Plaats het poelieblokkeergereedschap Mot. 1490.
Controleer of er nog steeds 0,5 tot 1 mm ruimte is
tussen de nokkenaspoelies en hun moeren.
14839R
14505-4R1
07-11
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer of de poelie goed tegen de BDP-stift Controle van de spanning en van de afstelling
rust Mot. 1489.
Controle van de spanning
Verwijder de BDP-stift.
14490S
07-12
MOTOR EN ONDERZIJDE
Vastzetten cilinderkopbouten 07
VASTZETTEN KOPBOUTEN
De kopbouten kunt u hergebruiken als de lengte onder de kop niet meer bedraagt dan 117,7 mm (anders
dient u alle bouten te vervangen).
Aantrekmethode
Om de bouten met het juiste koppel te kunnen vastzetten moet u de eventueel in de boutgaten achtergeble-
ven olie eerst met een spuitje opzuigen.
Nieuwe bouten worden niet met olie gesmeerd, maar bij hergebruik van oude kopbouten smeert u de kop-
pen en de schroefdraad met olie.
14500R
Controleer of alle bouten goed zijn aangetrokken met 2 daN.m en voer dan per bout een hoekverdraaiïng uit
van 240° ± 6°.
07-13
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Bodemhoogte 07
Voor Achter maat X (in mm)
Type auto
H1 - H2 = ... mm H4 - H5 = ... mm L en R
CB0H
92,2 ± 7,5 8±5 -
CB0T
L’Het verschil tussen links en rechts mag bij eenzelfde as niet meer bedragen dan 5 mm, waarbij de bestuur-
derszijde altijd het hoogst moet liggen.
MEETPUNTEN
13491R4
N.B. : De maat H5 wordt gemeten vanaf het hart van het verende scharnierpunt.
H2 = Gemeten vanaf de onderkant van het subframe en de grond, ter hoogte van de vooras.
07-14
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Wielen en banden 07
Bandenspanning
(in bar) (1)
Type auto Velg Bandenmaat
Voor Achter
CB0H
6 J 14 185/60 R 14 H 2,3 2,1
CB0T
07-15
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Remdrukbegrenzer 07
Remdruk
CB0H 0
100 56 - 18
CB0T
90966S
07-16
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Remmen 07
Diameter trommels of dikte schijven(in mm)
Max slingering velg
(in mm)
Type auto Voor Achter
CB0H
20,6 17,6 203,2 204,5 0,07 -
CB0T
07-17
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Controlewaarden van de voortreinhoeken 07
HOEKEN WAARDEN STAND AFSTELLING
VOORTREIN
LANGSHELLING
4° H5-H2 = 32 mm
3°30’ ±30’ H5-H2 = 51 mm
3° H5-H2 = 70 mm
2°30’ H5-H2 = 89 mm NIET
AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°
93012-1S
WIELVLUCHT
0°54’ H1-H2 = 17 mm
- 0°25’ ±30’ H1-H2 = 89 mm
- 0°34’ H1-H2 = 115 mm
0°05’ H1-H2 = 179 mm NIET
AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°
93013-1S
DWARSHELLING
8°30’ H1-H2 = 17 mm
10°50’ H1-H2 = 89 mm
±30’
11°20’ H1-H2 = 115 mm
12°00’ H1-H2 = 179 mm NIET
AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°
93014-1S
SPORING
Afstellen door
(Voor 2 wielen)
de stelhuls van
de spoor-
(uitspoor)
ONBELAST stangen te
verdraaien
+ 0°16’ ± 20’
1 slag = 30’
(3 mm)
+ 1,6 mm ± 2 mm
93011-1S
- ONBELAST -
81603S1
07-18
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Controlewaarden van de achtertreinhoeken 07
STAND VAN DE
HOEKEN WAARDEN AFSTELLING
ACHTERTREIN
WIELVLUCHT
93013-2S
SPORING
(Voor 2 wielen -
toespoor)
ONBELAST NIET AFSTELBAAR
- 0°41’ ± 30’
- 4 mm ± 3 mm
93011-2S
- ONBELAST -
81603S1
07-19
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Identification 10
Versnellings- Inhoud Boring Slag Compressie-
Type auto Motor
bak (cm 3) (mm) (mm) verhouding
CB0H
K4M 748 JB3 1 598 79,5 80,5 10/1
CB0T
10-1
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Oliedruk 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
ONMISBAAR MATERIAAL
CONTROLE
87363R1
U gebruikt
B+F
Controlewaarden oliedruk
Bij stationair toerental 1 bar
Bij 3 000 tr/min. 3 bar
10-2
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Bouw uit :
- de voorwielen,
- de grille,
- de voorbumper,
- de trekstangen subframe/carrosserie,
- de remklauwen (en de ABS opnemers indien
aanwezig) en hang ze aan de veerpoten,
- de bouten van de schokdemperpoten,
10-3
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
- de bevestigingen van het expansievat en duw Verwijder:
dit uit de weg, - de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maak
- de bevestigingen van de katalysator op het de 90-polige stekker los alsook de stekker van de
spruitstuk. Zet de katalysator vast aan de crashsensor.
voorste uitlaatbuis en duw het geheel uit de
weg,
- de vacuïmslang op het spruitstuk,
- het luchtfilterhuis bij (4).
13088R2
Maak los:
- de slang van de rembekrachtiger,
14843R5 - de kachelslangen,
13084R
10-4
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
- de relaishouder (4), het stekkerblok (5), de Verwijder:
steunplaat (6) en maak de zekeringhouder (7) - de bovenste radiateurbevestigingen,
hiervan los, - de bevestigingen van de aircoleidingen (indien
aanwezig), en de flens (8) en leg het geheel op
de motor,
15475R
10-5
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
BIJZONDERHEDEN VAN AUTO’S MET EEN AIRBAG Plaats een blokje hout tussen de steun van de hul-
IN HET STUURWIEL porganen en het subframe.
LET OP:
Om iedere kans op beschadiging van de draaibare
doorvoer te voorkomen moet u de volgende
voorzorgen in acht nemen :
- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-
WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD
STAAT met behulp van een blokkeerhulp en
gedurende de gehele duur van de reparatie
niet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-
rect gecentreerd zijn van de draaibare door-
voer moet u het stuurwiel uitbouwen en de
doorvoer centreren volgens de methode die
staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".
14172S
Plaats Mot.1159 tussen subframe en motorblok.
99024R2
15424R
10-6
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
Leg een blok hout tussen versnellingsbak en sub- Zet het hulpframe Mot. 1040-01 vast onder het
frame. subframe.
Bouw uit :
- de moer (1), en tik met een bronzen drevel,
zodat het bevestigingstapeind van de pendel-
ophanging vrijkomt.
98755R1
14175R1
10-7
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
INBOUWEN
Monteer de hitteschilden.
Vul :
- de versnellingsbak en de motor met de
voorgeschreven oliesoorten,
- en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk
19),
- het aircocircuit (indien aanwezig) met het
vulstation.
10-8
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
AANTREKKOPPELS (in daN.m) - de bout (1) en draai bout (2) los van het reac-
tiestangetje,
Voorste subframebouten 6,2
Achterste subframebouten 10,5
Bouten ondercarter 1,4
Bout van kruisstukje stuurkolom 3
Bout reactiestangetje 6,2
Wielbouten 9
UITBOUWEN
LET OP:
Om iedere kans op beschadiging van de draaibare
doorvoer te voorkomen moet u de volgende
voorzorgen in acht nemen :
- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-
WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD
STAAT met behulp van een blokkeerhulp en
gedurende de gehele duur van de reparatie
niet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-
rect gecentreerd zijn van de draaibare door-
voer moet u het stuurwiel uitbouwen en de
doorvoer centreren volgens de methode die
staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".
- de fuseekogels en de spoorstangkogels,
- de trekstangen subframe/carrosserie,
- de schakelstang bij de bak,
10-9
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
Laat het subframe geleidelijk zakken met de draadstiften Mot. 1233-01 tot de afstan-
den X1 = 9 cm is bereikt.
13507R2
Verwijder:
- de bevestiging op het ondercarter van de kabelboom,
- het ondercarter.
10-10
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
INBOUWEN
10061-1R3
10-11
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Steunplaat 10
UITBOUWEN INBOUWEN
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. Monteer de steunplaat (controleer of deze bij A
goed tegen het ondercarter steunt en zet de bou-
Verwijder: ten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel,
- de linker spatplaat en de schuldbumper, volgens onderstaande tabel.
- de dynamo (zie hoofdstuk16 "Dynamo"),
- de bevestigingen van de airco-compressor en
bevestig deze aan de carrosserie, Aantrekvolgorde Aantrekkoppel
- de bevestigingen van de kabelbundel op de
steunplaat en maak op de stuurbekrachtigings- 1 5,3 daN.m
pomp de stekker los van het drukcontact,
2 2,1 daN.m
Bouw de steunplaat uit.
3 11 daN.m
14492-2R
10-12
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
ONMISBAAR MATERIAAL
Motorsteun
Hoekverdraaisleutel
Wielbouten 10
Spanrolbout 4,5
Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15°
Spanrolmoer 2,7
Bouten pendelophanging rechts voor
op de motor 6,2
Bouten uitslagbegrenzer pendelophanging
rechts voor 6,2
UITBOUWEN 14279S
11-1
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Bouw uit : Maak los:
- de kap van de pendelophanging en de uitslag- - de kabelbundel van het bovenste distributie-
begrenzer deksel en druk deze opzij,
- de benzineleidingen op het middelste distribu-
tiedeksel.
15424R
14491-1R
11-2
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Afstellen van de distributie Controleer of de inkepingen in de nokkenassen
horizontaal liggen, zie onderstaande tekening.
Draai de inkepingen van de nokkenassen naar be-
neden, zie de onderstaande tekening.
14490S
14491S
Bouw uit :
- de krukaspoelie waarbij u de krukas met een
Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorblok grote schroevendraaier tegenhoudt,
en draai de krukas een omwenteling langzaam en - het middelste distributiedeksel (1),
zonder stoten rechtsom (distributiezijde) tot hij - het bovenste deksel (2).
tegen de stift rust.
14487-7R
14489R
11-3
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Ontspan de distributieriem door de moer van de INBOUWEN
spanrol (1) los te draaien.
Bij het vervangen van de distributieriem moeten
N.B. : De krukas poelie is niet met en spie ge- de spanrollen en de distributierol worden vervan-
borgd. Let erop dat hij bij het uitbouwen van de gen.
riem niet loraakt.
Monteer:
Om de distributieriem los te maken verwijdert u - de distributieriem strikt volgens de methode in
de spanrol (2) met Mot. 1368. hoofdstuk 07 "Spannen van de distributie-
riem",
- de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07
"Spanning aandrijfriem hulporganen"),
- de nieuwe doppen:
• van de inlaatnokkenas (Mot. 1487),
• van de uitlaatnokkenas (Mot. 1488),
14487-2R2
11-4
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
ONMISBAAR GEREEDSCHAP
Motorsteun
Hoekverdraaisleutel
11-5
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Bouw de distributieriem uit. Raadpleeg hoofdstuk Bouw uit/maak los:
11 "Distributieriem". - de gaskabel,
- de beschermplaat vande hoofd-inspuitbuis,
Breng het motorsteungereedschap Mot. 1159 aan - de nokkenaspoelies met Mot. 1490 (zet Mot.
tussen het subframe en het motorblok. Verwijder 1490 vast in de bevestigingen van het distribu-
de hulpsteun (aangebracht tijdens het verwijde- tiedeksel),
ren van de distributieriem).
99024R2 14839R
14844R2
11-6
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Maak de stekker (3) los, evenals de stekkers van de
bobines
Verwijder/maak los:
- het luchtfilterhuis (4), (maak hiervoor het ex-
pansievat los en druk dit uit de weg),
14843R
14849-1R
11-7
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de luchtverdeler,
- de bobines,
- de olie-afscheider,
14497-3S
11-8
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de bouten van het kleppendeksel. Verwijder deze vertikaal door met
een bronzen drevel tegen de uitsteeksels (1) te tikken. Gebruik tevens
een schroevedraaier bij (2) voor het loswrikken (wikkel de uiteinden
van de schroevedraaier in tape om het aluminium oppervlak te spa-
ren.
14497-4R2
11-9
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de nokkenassen en de kleptuimelaars,
- de uitgaande koelvloeistofslangen op de kop
en de stekker van de koelvloeistoftemperatuur-
zender,
- de bevestigingen van de kabelsteun bij (10),
- de hijsbeugel (11),
14889R
11-10
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Verwijder tenslotte de cilinderkop.
14500S
11-11
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
INBOUWEN
14499R2
11-12
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- Controleer:
• of het hitteschild van de uitlaat goed is gemonteerd tussen de lambda sonde en het spruitstuk (om te
voorkomen dat de stekker van de achterste sonde door hitte worden beschadigd),
• of de onderste inlaatluchtverdeler goed in lijn ligt met de cilinderkop en bij (A) tegen het
kleppendeksel steunt, met de lipjes (B) tegen die van het kleppendeksel.
15148R
11-13
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer: Plaats de groeven van de nokkenas in de hieron-
- de kleptuimelaars, der aangegeven stand.
- de nokkenassen.
14490S
14518R
N.B. : de pakkingvlakken moeten schoon, droog
en vetvrij zijn (geen vingerafdrukken)
Verklaring merkteken:
- de tekens (B) en (C) zijn uitsluitend van belang Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het
voor de leverancier, pakkingvlak van het kleppendeksel, tot deze een
- het teken (D) identificeert de nokkenas: rode kleur krijgt.
AM =Inlaatnokkenas
EM =Uitlaatnokkenas
XXX XXX XX
B C D
14517S
11-14
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer het kleppendeksel en zet de bouten als volgt vast:
Aantrekmethode
Aantrekkoppel
Montage Vastzetvolgorde Losmaakvolgorde
(daN.m)
1 t/m 12
Handeling n° 2 14 t/m 19 - 1,2
21 en 24
Handeling n° 3 - 22-23-20-13 -
14497-4R1
11-15
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
N.B.: de pakkingvlakken moeten schoon, droog en vetvrij zijn (geen
vingerafdrukken)
Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het pakkingvlak van het
kleppendeksel, tot deze een rode kleur krijgt.
14516S
14497-3R
11-16
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer:
- de bobines die u vastzet met 1,3 daN.m,
- het inlaatspruitstuk (met nieuwe pakking), zet de bouten hiervan vast
met 0,9 daN.m in onderstaande volgorde,
14497-1R
14892R1
11-17
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
OP TIJD ZETTEN VAN DE DISTRIBUTIE
14890R
11-18
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
Type Type
Type
auto inspuiting
bak Type Indice Boring Slag Inhoud Compressie-
Katalysator
Emissie-
(mm) (mm) (cm 3) verhouding norm
Multipunt
CB0H ◊ C75 sequentieel
JB3 K4M 748 79,5 80,5 1598 10/1 EU 96
CB0T ◊ C79 Statische
ontsteking
Temperatuur °C 0 20 40 80 90
Opname-element luchttemp.
Type NTC 5290 à 6490 2400 à 2600 1070 à 1270 - -
Weerstand in Ohm
Opname-element
koelvloeistoftemp.
- 3060 à 4045 1315 à 1600 300 à 370 210 à 270
Type NTC
Weerstand in Ohm
Super ongelood
750 ± 50 0,5 max. 14,5 min. 100 max. 0,97 < λ < 1,03
(95)
(1) bij 2500 tr/min mag het CO-% maximaal 0,3 bedragen.
* Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80°C. Controle na ongeveer 30 seconden met 2500 tr/min.
stabiel toerental draaien.
** De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen.
*** Ook geschikt voor ongelood 91 octaan.
12-1
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN
MAGNETI
Stappenmotor stationair Weerstand: 53 ± 5 Ω bij omgevingstemperatuur
MARELLI
Geïntegreerd in smoorklephuis
Weerstand baan : 1 200 ± 240 Ω
Weerstand sleepcontact < 1 050 Ω
ELECTRIFIL
Geïntegreerde stekker
Opname element vliegwiel of
Weerstand= 200 à 270 Ω
SIEMENS
Geïntegreerd in dampabsorptievat
Elektroklep dampabsorptievat SAGEM
Weerstand: 26 ± 4 Ω à 23 °C
Weerstand: 14,5 Ω
Inspuitstukken WEBER
Lekopbrengst: 0,7 cm3/minuut maximaal
Type piëzo-elektrisch
Pingeldetector SAGEM
Aantrekkoppel: 2 daN.m
12-2
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN
BOSCH 6 kΩ ± 1,5
Bougies
RFC 50L2ZE Aantrekkoppel: 2,5 ± 5 daN.m
Vóór Na
catalysator catalysator
1 500 tr/min 30 23
Tegendruk uitlaat -
3 000 tr/min 108 84
4 500 tr/min 211 153
5 500 tr/min 321 266
Geregelde druk
Benzinedrukregelaar - Onderdruk nul: 3 ± 0,2 bar
Bij 500 mbar onderdruk : 2,5 ± 0,2 bar
12-3
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Demper inlaatluchtcircuit 12
Het inlaatluchtcircuit is uitgerust met een demper (1) voor het onder-
drukken van bepaalde drukgolven en het verminderen van het aanzuig-
geluid.
14852R
12-4
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Inlaatluchtcircuit 12
AANTREKKOPPELS (daN.m)
- de accu,
- de vacuumslang van de rembekrachtiger INBOUWEN
(spruitstukzijde), Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
- de actuator (1), wen.
- de slang voor de benzinedampen (2).
N.B.: wees voorzichtig met de vacuümaansluiting
Druk het expansievat uit de weg zonder dit uit te van het spruitstuk naar de rembekrachtiger. Als
bouwen. deze breekt moet u het gehele inlaatspruitstuk
vervangen.
Verwijder:
- de inlaatluchtdemper,
- de bevestigingsbouten van het luchtfilter (3).
14843R1
12-5
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Smoorklephuis/stationair regeling 12
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
Smoorklephuis 1,5
Luchtfilterhuis 0,9
Maak los:
- de gaskabel,
- de stekker van de smoorklepweerstand.
14843S
INBOUWEN
12-6
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Inlaatspruitstuk 12
AANTREKKOPPEL (daN.m)
Bouten spruitstuk 1
Bouten luchtfilterhuis 0,9
Bouten smoorklephuis 1,5
UITBOUWEN INBOUWEN
Verwijder:
- de twee bevestigingsbouten (A) van he smoor-
klephuis,
- de bouten van het inlaatspruitstuk.
14497-1R
12-7
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Houder inspuitstukken 12
AANTREKKOPPELS (daN.m)
UITBOUWEN Verwijder:
- de poelie van de stuurbekrachtigingspomp,
Maak de accukabels los. - de drie bevestigingsbouten van de stuurbekra-
chtigingspomp.
Duw het stuurbekrachtigingsreservoir uit de weg.
Druk de stuurbekrachtigingspomp uit de weg
Verwijder: zonder de leidingen los te maken.
- de beschermplaat van de hoofd-inspuitbuis.
- de beugel van de kabelbundel van de inspui- Verwijder de bevestigingsbouten van de houder
ting. en bouw deze uit.
Maak los:
- de benzineaanvoer- en -retourslang (1 en 2),
- de vacuümslang van de drukregelaar,
- de inspuitstukken.
14503R1
14844R5
12-8
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Houder inspuitstukken 12
INBOUWEN
Vervang de pakking.
Controleer of de inlaatluchtdemper (bij A) in lijn ligt met de cilinderkop en bij (B) tegen het kleppendeksel
steunt.
15148R
12-9
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Uitlaatspruitstuk 12
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
UITBOUWEN
15448-1S
14849R1
15448S
12-10
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Uitlaatspruitstuk 12
Verwijder de beugel (1) tussen uitlaatspruitstuk
en motorblok.
14848R
INBOUWEN
12-11
BRANDSTOFTOEVOER
Inspuitstukken 13
AANTREKKOPPELS (daN.m) Bouw uit/maak los:
- het beschermrubber van de hoofd-inspuitbuis,
Bouten hoofdinspuitbuis 0,9 - de snelsluitingen van de benzineaanvoer en -
retourleidingen, zonder deze dicht te knijpen.
Maak de slangen vrij,
De inspuitstukken bij de K4M-motor zijn van het - de vacuümslang van de drukregelaar,
merk WEBER en zijn met klemveren aan de hoofd- - de bevestigingsbouten van de hoofd-
inspuitbuis gemonteerd. inspuitbuis,
- de stekkers van de inspuitstukken,
De benzine stroomt continu rond het huis van het - de klemveren van de inspuitstukken.
inspuitstuk waardoor luchtbelvorming wordt
voorkomen en warme starts worden vergemakke- INBOUWEN
lijkt.
Vervang altijd de afdichtringen van de inspuit-
stukken.
UITBOUEN
Houd u strikt aan de aantrekkoppels voor de be-
LET OP: Houd bij het verwijderen van de inspuits- vestigingen van de hoofd-inspuitbuis.
tukken rekening met de resterende ben-
zine(druk). Becherm de dynamo tegen wegstro-
mende benzine.
14846S
14844S
13-1
BRANDSTOFTOEVOER
Benzinedruk 13
CONTROLE VAN DE BENZINEDRUK EN DE POMPOPBRENGST
ONMISBAAR MATERIAAL
Maatbeker 2 000 ml
14845S
13-2
BRANDSTOFTOEVOER
Anti-dampbelvoorziening 13
WERKINGSPRINCIPE
De koelvloeistoftemperatuur-informatie is af-
komstig van het opname element koelvloeistof-
temperatuur van de inspuiting (zie hoofdstuk 17
"Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling")
13-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN HET CIRCUIT
14545R
14-1
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
WERKINGSPRINCIPE CONTROLE WERKING AFZUIGING BENZINE-
DAMPABSORPTIEVAT
De ontluchting van de tank gebeurt via het benzi-
nedampabsorptievat. Bij een slechte weking van het systeem kan de mo-
tor afslaan of slecht stationair gaan draaien.
De benzinedampen worden onderweg opgevan-
gen door de actieve koolstof in het absorptievat Controleer de juistheid van het systeem (schema-
en vervolgens in de verbrandingskamers van de tische voorstelling)
motor verbrand.
Controleer de staat van de leidingen tot de tank.
97393-1R
1 Inlaatspruitstuk
2 Ingebouwde elektroklep voor afzuiging
3 Dampabsorptievat met ingebouwde elektro-
klep)
4 Tank
M Ontluchtingsnippel
14-2
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
VOORWAARDEN VOOR HET AFZUIGEN VAN HET UITBOUWEN BENZINEDAMPABSORPTIEVAT
DAMPABSORPTIEVAT
Het benzinedampabsorptievat (1) bevindt zich in
De elektroklep voor het afzuigen wordt via aan- de rechter voorwielkuip.
sluiting 4 van de rekeneenheid bekrachtigd ALS:
- de koelvloeistof warmer is dan 60 °C, Maak los:
- de luchttemperatuur meer bedraagt dan 10 °C, - de aanvoerleidingen van de tank (2) en de af-
- de motor NIET stationair draait, voerleidingen naar het spruitstuk.
- een bepaalde motorbelasting is bereikt, - de stekker van de leektroklepbediening.
- de smoorklepweerstand in de stand GAS LOS
staat. Bouw uit:
- de spatplaat en de wielkuip.
Met het diagnosestation kan het cyclisch ope- - de bevestigingsbouten (3).
ningssignaal naar de klep worden opgeroepen
(parameter "openingssignaal elektroklep afzui-
gen absorptievat
13049R
14-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
Ga verder als volgt te werk:
- Motor stationair draaiend,
- Knijp op het absorptievat het circuit (B) vanaf
de tank dicht,
- Sluit een manometer (- 3 / + 3 bar) (Mot. 1311-
01) aan op de ontluchting (M) van het absorp-
tievat,
Controleer nu of er geen onderdruk meetbaar is
(ook mag het diagnosestation niet meer aange-
ven dan minimaal X = 0,7 ).
Meet u onderdruk ?
14-4
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Carterventilatie 14
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM
Aanzuigopening carterdampen.
14852R1
14516R
14-5
STARTEN - LADEN
Dynamo 16
IDENTIFICATIE
CB0H
K4M 748 BOSCH 0120 416 020 (CA) 100 A
CB0T
CONTROLE
2 000 63 A
3 000 86 A
4 000 95 A
16-1
STARTEN - LADEN
Dynamo 16
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
UITBOUWEN
Verwijder:
- het rechter voorwiel en de spatlap,
- de grille,
- de bovenste dwarsbalk (twee binnenste beves-
tigingsbouten) en plaats deze op de motor,
15425-1R
INBOUWEN
14280R
Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde
van uitbouwen.
- de afdekplaat van de hoofd-inspuitbuis,
- de rechter koplamp, Raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"
- de aandrijfriem van de hulporganen (raad- voor het correct spannen van de aandrijfriem.
pleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"),
- de poelie an de stuurbekrachtigingspomp,
- de aanvoerslang op de hoofd-inspuitbuis.
Gebruik Mot. 1311-06 en maak de stekker (1)
van het inspuitstuk los,
- de bevestigingen van de stuurbekrachtigings-
pomp op de steun,
16-2
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
IDENTIFICATIE
CB0H
K4M 748 VALEO D7E6
CB0T
16-3
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
UITBOUWEN - het hitteschild van de startkatalysator bij (1),
- de stekker van de oliepeilzender (2) en duw de
Plaats de auto op een tweekolomshefbrug en kabelbundel opzij,
maak de accukabels los.
Bouw uit:
- het rechter voorwiel,
- de inlaatluchtdemper.
Vanaf de rechterzijde:
Verwijder:
- de borgpen vande aandrijfas metde drevels
B.Vi. 31-01,
- de spoorstangkogel metT.Av. 476,
- de bovenste bout op de schokdemperpoot en
maak de onderste bout iets los.
Verwijder:
- de accu,
- de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maak 14849-1R1
eerst de stekker los van de rekeneenheid en
vann de crashsensor.
13088S
16-4
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
- de moer (3) van de voedingskabel en maak de
stekker (4) los van de spoel van de startmotor,
- de bouten van de startmotor. Verwijder deze
via de onderzijde.
14853-1R
INBOUWEN
16-5
ONTSTEKING
Statische ontsteking 17
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Ook zijn er geen geen bewegende delen meer LET EROP DAT U DE STEKKERS (1) NIET
aanwezig in het ontstekingscircuit (stroomverde- BESCHADIGT; ANDERS DIENT U DEZE TE
ler). VERVANGEN .
De hoogspanningsmodule maakt deel uit van de Verwijder de bevestigingsbouten (2) van de bo-
rekeneenheid van de inspuiting, waarbij de ont- bines.
steking dezelfde signalen verwerkt als het inspuit-
systeem.
14851S
BOUGIES
17-1
INSPUITSYSTEEM
Algemeen 17
BIJZONDERHEDEN INSPUITSYSTEEM K4M
• Statische ontsteking waarbij de vier bougies per paar in serie worden aangestuurd.
• Bijzonderheden startvergrendeling.
Tweede generatie startvergrendeling met speciale methode voor vervangen rekeneenheid.
• Staionaire toerentallen
- Stationair nominaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 750 tr/min.
• Maximum toerentallen
- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur onder 60° .............................. 5 800 tr/min.
- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur boven 60° .............................. 6 500 tr/min.
17-2
INSPUITSYSTEEM
Plaats van de onderdelen 17
15431S
17-3
INSPUITSYSTEEM
Plaats van de onderdelen 17
9 Pingeldetektor 3 Smoorklepweerstand
11 Hoofd-inspuitbuis 1 Opname element druk
14 Inspuitbuis 4 Voorste lambda sonde
14844R3 14849R2
2 Stappenmotor stationair
10 Opname element luchttemperatuur
5 Bobine ontsteking
14843R4
17-4
INSPUITSYSTEEM
Sequentiële inspuiting 17
OMSCHRIJVING
De benzine wordt per cilinder ingespoten, aan het begin van de inlaatslag.
Hiervoor moet:
- ieder inspuitstuk afzonderlijk door de rekeneenheid worden bediend (inspuitstuk n° 1 aan vliegwielzijde),
- de rekeneenheid weten welke cilinder aan de inlaatslag begint.
Om te weten welke cilinder aan het begin vande inlaatslag staat wordt het signaal van het opname element
vliegwiel gebruikt, die aan kan geven of:
- cilinders 1 en 4 in het BDP staan,
of dat
- cilinders 2 en 3 in het BDP staan
Om te weten in welke van de twee cilinders moet worden ingespoten kan de rekeneenheid op twee manie-
ren te werk gaan:
- hij onthoudt bij elk afzetten van de motor welk inspuitstuk hij als laatst heeft aangestuurd. Bij het starten
vormt dit inspuitstuk het uitgangspunt voor de sequentiële inspuiting.
- als dit niet het goede inspuitstuk blijkt te zijn voert de rekeneenheid een testprogramma uit om het juiste
inspuitstuk te bepalen.
Bij het vervangen van de rekeneenheid, moet het inlezen van het juiste inspuitstuk gebeuren tijdens een 25
minuten durende proefrit onder normale werkomstandigheden en moet de stappenmotor voor het statio-
nair toerental worden afgesteld.
17-5
INSPUITSYSTEEM
Sequentiële inspuiting 17
98406R3
A 1 Krukasomwenteling
B 1 Nokkenasomwenteling
C BDP 1-4
D BDP 2-3
1 Cilinder 1 in inlaatslag
2 Cilinder 2 in inlaatslag
3 Cilinder 3 in inlaatslag
4 Cilinder 4 in inlaatslag
5 Lange tand
6 84° of 14 tanden
7 30 tanden
X Tandkrans vliegwiel.
17-6
INSPUITSYSTEEM
Startvergrendeling 17
Deze auto is uitgerust met een startvergrendeling van de 2e generatie. De rekeneenheid vande inspuiting
werkt alleen als er een startvergrendelingscode is ingelezen.
De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd. Bij vervanging moet bij de nieuwe rekeneenheid de bij
de auto behorende code woreden in gelezen. vervolgens moetde werking worden gecontroleerd.
Voor het inlezen volstaat het om het contact enkele seconden aan te zetten.
Haal de sleutel uit het slot, het controlelampje moet na 10 seconden gaan knipperen. Raadpleeg hoofdstuk 8
van MR 337 voor het controleren van de daadwerkelijke vergrendeling.
GEBRUIK VAN EEN ONGECODEERDE TEST-REKENEENHEID VAN HET MAGAZIJN (wordt afgeraden!!!)
BELANGRIJK: Voordat u een testrekeneenheid gebruikt, MOET bij deze de startvergrendelingscode van de
auto zijn ingelezen om te kunnen functioneren. Na het testen MOET de testrekeneenheid ABSOLUUT wor-
den gedecodeerd, omdat hij anders onbruikbaar is in de toekomst.
Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 8 van MR 337. Dit moet door speciaal geschoold personeel gebeuren.
EEN GECODEERDE REKENEENHEID VAN EEN AUTO MET STARTVERGRENDELING KAN NOOIT ALS
TESTREKENEENHEID WORDEN GEBRUIKT BIJ EEN ANDERE AUTO (MET OF ZONDER STARTVERGRENDELING).
17-7
INSPUITSYSTEEM
Wisselwerking met rekeneenheid airconditoning 17
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD
De rekeneenheid van de inspuiting is via twee draden verbonden met de rekeneenheid van de airconditio-
ning:
- vanaf aansluiting 10 van de rekeneenheid van de inspuiting gaat een draad naar de rekeneenheid vande
airconditioning met het vrijgave of blokkeersignaal voor het koppelen van de airco-compressor.
- vanaf de rekeneneenheid van de airconditioning gaat een draad naar aansluiting 23 van de rekeneen-
heid van de inspuiting met informatie over het geabsorbeerde vermogen door de airco-compressor.
Bij het inschakelen van de airco-toets vraagt de rekeneenheid van de airconditioning vrijgave voor het kop-
pelen van de airco-compressor.
De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft hierop het koppelen van de compressor wel of niet vrij en past
het stationair toerental hierop aan.
STRATEGIE VOOR HET VRIJGEVEN OF BLOKKEREN VAN HET KOPPELEN VAN DE AIRCO-COMPRESSOR
Onder bepaalde omstandigheden blokkeert de rekeneenheid van de inspuiting het koppelen van de airco-
compressor.
17-8
INSPUITSYSTEEM
Correctie stationair toerental 17
VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING
De rekeneenheid van de inspuiting ontvangt een signaal van het drukcontact van de stuurbekrachtiging. Dit
hangt af van de druk in het stuurbekrachtingscircuit. Hoe hoger de druk, hoe meer kracht de stuurbekrachti-
gingspomp aan de motor ontleent.
De rekeneenheid verhoogt hiervoor NIET het stationair toerental van de motor, maar houdt wél rekening
met deze informatie om te kunnen anticiperen bij een terugval in het toerental.
Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van
stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu.
Hiervoor wordt het stationaire toerental verhoogd waardoor de dynamo meer laadstroom levert.
Hoe zwakker de accuspanning, hoe groter de toerentalverhoging. Deze correctie is dus variabel en treedt in
werking zodra de accuspanning lager wordt dan 12,8 Volt. De toerentalverhoging kan gaan tot 900 tr/min.
N.B. : Na een koude start gevolgd door een langere tijd stationair draaien is het mogelijk dat toerental plot-
seling zakt met ongeveer 150 tr/min (tijdschakeling).
17-9
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve correctie stationair toerental 17
PRINCIPE
Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor, varieert de waarde van het stuursignaal voor het statio-
naire toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde
Als gevolg van langzame veranderingen in de motor (inrijden, vervuiling in de motor enz.) komt de waarde
van dit stuursignaal steeds dichter bij zijn boven- of ondergrens te liggen.
Met de adaptieve correctie van het stuursignaal wordt tegemoet gekomen aan deze langzaam veranderde
behoefte aan lucht van de motor, en ontstaat een nieuwe middenwaarde voor het signaal.
Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 80°C, 20 seconden na het starten van de
motor en in de regelfase van het nominale stationaire toerental.
Stuursignaal stationair 6 % ≤ X ≤ 22 %
Bij elk afzeten van de motor wordt de stappenmotor voor het stationair toerental opnieuw ingesteld in de
onderste aanslag.
Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht, smoorklepaanslag ontregeld ...) stijgt het stationair toerental, en
wordt de waarde van het stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde te
houden; de waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.
BELANGRIJK: het is van groot belang dat u de motor, als het geheugen van de rekeneenheid is gewist (losge-
nomen accukabel), enige tijd stationair laat draaien voordat de auto weer aan de klant wordt afgeleverd, zo-
dat de adaptieve correctie zich kan instellen.
17-10
INSPUITSYSTEEM
Mengselregeling 17
De K4M 748 motor met een "SIRIUS 32" rekeneenheid is uitgerust met twee lambda sondes, een voorste en
een achterste.
Deze twee sondes verschillen van elkaar en mogen in geen geval worden verwisseld.
Hoe kleiner het verschil tussen min. en max, hoe minder correct de informatie van de lambda sonde is (het
verschil ligt meestal rond de 500mV).
Deze sonde controleert de katalysator en voert ook eentweede, preciesere controle uit van de mengselrege-
ling (langzame cyclus). Deze functies zijn niet actief bij stationair toerental en treden slechts in werking nadat
de warme motor enige tijd heeft gedraaid.
Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen :
- 600 mV ± 100 bij normale regeling en gestabiliseerd toerental,
- Lager dan 200 mV ± 20 bij gas los.
Houd geen rekening met de waarden op het station bij stationair toerental.
17-11
INSPUITSYSTEEM
Mengselregeling 17
MENGSELCORRECTIE
De waarde die het diagnosestation aangeeft met de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van de
mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de men-
selsamenstelling welke afkomstig is van de voorste λ-sonde. Deze λ-sonde analyseert in feite de hoeveelheid
zuurstof in de uitlaatgassen, wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel.
Met een maximum van 255 en een minimum van 0, schommelt de correctiewaarde in het algemeen rond 128.
In de praktijk ligt de waarde van de parameter "mengselcorrectie"onder normale omstandigheden rond de
128.
Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met het
signaal van de sonde, deze omstandigheden zijn:
Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (variëert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, scha-
kelt de rekeneenheid pas over op het noodprogramma (waarde = 128) als de storing gedurende 10 secondes
aanwezig is geweest. De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd.
Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregis-
treerd schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit. De parameter "mengselcorrectie" = 128.
17-12
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
PRINCIPE
Als gevolg van langzame veranderingen in de motor komt de waarde van dit stuursignaal steeds dichter bij 0
of 255 te liggen om λ=1 nog mogelijk te maken.
De adaptieve correctie zorgt ervoor dat de kenvelden van het inspuitsysteem zo verschoven wordt dat de
mengselregeling ook op langere termijn 128 als middenwaarde houdt.
- bij stationair draaien en geringe belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie stationair".
Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is, zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 met
als uiterste waarden :
De adaptieve correcties werken slechts als de motor warm is in de mengselregelfase en binnen een gegeven
spruitstukdrukgebied.
De mengselregeling van de motor moet bij verschillende spruitstukdrukken hebben gedraaid voordat de
adaptieve correcties in werking treden om het verlopen van de mengselregeling te compenseren.
Na het wissen van het geheugen van de rekeneenheid (waardoor de waarden van de adaptieve correcties zijn
teruggegaan naar 128) moet daarom een speciale proefrit worden gemaakt.
17-13
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
PROEFRIT
Omstandigheden:
- warme motor: koelvloeistoftemperatuur > 80 °C),
- laat het toerental niet hoger komen dan 4000 tr/min.
Ga uit van een betrekkelijk laag toerental waarbij u in de 3 e of 4e versnelling geleidelijk gas geeft zodat de
gewenste spruitstukdruk gedurende 10 seconden stabiel is in elk gebied (zie de tabel hieronder).
De "adaptieve mengselcorrectie stationair" varieert vooral bij stationair draaien en lichte belasting, en de
"adaptieve mengselcorrectie belast" bij middelzware en zware belasting, maar werken beide over het ge-
hele gebied van spruitstukdrukken.
Neem na de proefrit de waarden op van de adaptieve mengselcorrecties. Zij mogen nu niet meer 128 (de be-
ginwaarde) zijn. Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandi-
gheden.
17-14
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
INTERPRETATIE VAN DE WAARDEN
Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild, benzinedruk te laag ...), neemt de waarde van de
"mengselcorrectie" toe om lambda= 1 te houden en worden de waarden van de adaptieve correcties groter
om de middenwaarde van de mengselregeling op 128 te houden.
Bij een te grote brandstoftoevoer is het omgekeerde het geval: de "mengselcorrectie" wordt kleiner en de
adaptieve correcties verminderen eveneens om de mengselregeling rond de 128 te houden.
OPMERKING: De conclusies die uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair" kunnen wor-
den getrokken zijn bijzonder gevoelig omdat deze correctie alleen betrekking heeft op het stationaire en
deellast gebied.
Trek niet te snel conclusies uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair", maar richt u meer
op de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie belast".
Aan de hand van de resultaten van deze controles krijgt u een idee over de mogelijke oorzaak van de storing.
Er kunnen echter pas conclusies aan worden verbonden als deze parameters maximaal of minimaal zijn en als
ze afwijken in dezelfde richting.
BELANGRIJK
Controleer de adaptieve mengselcorrecties alleen indien de klant klaagt over het functioneren van de motor
en als zij een van hun uiterste waarden hebben bereikt met een grote afwijking van de "mengselregeling"
(variërend boven 175 of onder 80)
17-15
INSPUITSYSTEEM
Lambda sondes 17
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
INBOUWEN
14849S
17-16
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
CENTRALE KOELVLOEISTOFREGELING Het systeem is voorzien van een enkel
koelvloeistof-thermocontact/zender voor het ins-
puitsysteem, de koelventilateur en het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel.
Werking
De zender 244 :
- geeft informatie voor de meter op het instru-
mentenpaneel,
- geeft de koelvloeistoftemperatuur door aan de
rekeneenheid van het inspuitsysteem
WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOF
17-17
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
ORGANEN
Gegevens koelvloeistoftemperatuurzender
Temperatuur in °C (± 1°) 20 40 80 90
Koelvloeistoftemperatuurzender
Type NTC 3 060 à 4 045 1 315 à 1 600 270 à 300 210 à 270
Weerstand in Ohm
17-18
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
Elektrisch schema
PRO15242
17-19
INSPUITSYSTEEM
Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting 17
Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting
--<-- INGAAND
PRO15097 -->-- UITGAAND
17-20
INSPUITSYSTEEM
Elektrisch schema 17
ORGAANNUMMERS
109 Verbruiksmeter
120 Rekeneenheid inspuitsysteem
146 Pingeldetektor
147 Opname element druk
193, 194
195, 196 Inspuitstukken
218 Benzinepomp
222 Smoorklepweerstand
224 Drukcontact stuurbekrachtiging
225 Diagnose aansluiting
228 Stationair toerental regelaar
236, 238 Relais benzinepomp, Navoedingsrelais inspuitsysteem
242 Lambda sonde
244 Opname element koelvloeistoftemperatuur
272 Opname element luchttemperatuur
273 Opname element vliegwiel/toerenbegrenzer
319 Bedieningspaneel airconditioning
371 Dampabsorptievat
503 Dekodereenheid
679 Radio ontstoringscondensator
791, 792
793, 794 Bobines
721 Reken-/hydraulische eenheid ABS
927 Crashsensor
17-21
INSPUITSYSTEEM
Elektrisch schema 17
PRO14816
17-22
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
INSTELLEN VAN DE COMMUNICATIE TUSSEN NXR / REKENEENHEID
Na werkzaamheden aan het inspuitsysteem kunt u het geheugen van de rekeneenheid wissen.
JSI051.0
17-23
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
DE ETAPPES VAN HET STORING ZOEKEN
CONTROLEREN OP STORINGEN
1 - Prioriteitvolgorde
Begin met het behandelen van de elektrische storingen, dan de elektrische OBD-storingen en ga verder
met de functionele OBD-storingen (lambda sonde, katalysator, vervuilende ontstekingsuitval,
schadelijke ontstekingsuitval, brandstofcircuit).
Er mag geen enkele elektrische storing aanwezig of in het geheugen zijn als u functionele OBD-
storingen behandelt..
Andere prioriteiten staan vermeld in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.
2 - Storing
b) Aanwezig OBD :
JSI051.0
17-24
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
c) In geheugen OBD of niet OBD :
3 - Geen storingen :
Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft, voer dan een conformiteitscontrole uit
om het probleem te kunnen lokaliseren.
JSI051.0
17-25
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
DE CONFORMITEITSCONTROLE
- Storingen vinden die niet worden aangegeven maar waar de klant wel hinder van ondervindt.
- De goede werking van het inspuitsysteem controleren om te voorkomen dat een storing binnen korte tijd
na de reparatie terugkomt.
In dit hoofdstuk staat een diagnose van de staten en van de parameters, onder de omstandigheden van de
controle.
Als een staat niet normaal functioneert of als een parameter buiten de tolerantie is, moet u de betreffende
diagnosebladzijde volgen.
CONTROLE IN ORDE
Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft terwijl de klacht nog steeds aanwezig is, moet
u de storing behandelen uitgaande van de klacht.
De zoekschema’s in dit hoofdstuk helpen u de mogelijke oorzaak van het probleem te vinden.
JSI051.0
17-26
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
GEEN COMMUNICATIE MET DE REKENEENHEID
GEEN COM-
MUNICATIE
Controleer :
- de verbinding tussen het diagnoseapparaat en de diagnose aansluiting (goede staat van de kabel),
- de zekeringen van het inspuitsysteem in de motorruimte en in het interieur.
Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 28 Massa
Rekeneenheid 33 Massa
Rekeneenheid 3 Massa
Rekeneenheid 56 7 Diagnose aansluiting
Rekeneenheid 26 15 Diagnose aansluiting
Rekeneenheid 29 Zekering
Rekeneenheid 30 Zekering
Herstellen.
JSI051.0
17-27
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
REKENEENHEID
STORING 1.dEF = Storing rekeneenheid
AANWEZIG 2.dEF = Storing geheugengebied veiligstellingen
3.dEF = Storing geheugengebied startvergrendeling
JSI051.0
17-28
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VOEDING
STORING
AANWEZIG 1.dEF = Storing +12V na navoedingsrelais
of 2.dEF = Storing +12V na contact
IN GEHEUGEN
JSI051.0
17-29
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STUURCIRCUIT NAVOEDINGSRELAIS
STORING CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 39 van de rekeneenheid
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 39 van de rekeneenheid
JSI051.0
17-30
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STUURCIRCUIT RELAIS BENZINEPOMP
STORING CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 68 van de
AANWEZIG rekeneenheid
CC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 68 van de rekeneenheid
OBD = Storing OBD : Relais benzinepomp
OBD De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-31
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 1
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 1
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 1.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-32
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 2
STORING
CC1 = Kortsluiting au 12V van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 2
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 2.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-33
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 3
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 3
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 3.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-34
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 4
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 4
Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 4.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-35
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT BOBINE 1-4
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 1 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 1 van de rekeneenheid
of
OBD = Storing OBD : Bobine 1-4
IN GEHEUGEN
Controleer de weerstand van de bobine cil 1 dan 4. Vervang bobine indien nodig.
Controleer :
- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.
- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.
- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.
- De spoel van het benzinepomprelais.
Herstellen indien nodig.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-36
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-37
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT BOBINE 2-3
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 32 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 32 van de rekeneenheid
of
OBD = Storing OBD : Bobine2-3
IN GEHEUGEN
Controleer weerstand van bobine cil 2, dan cil 3. Vervang bobine indien nodig.
Controleer :
- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.
- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.
- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.
- De spoel van het benzinepomprelais.
Herstellen indien nodig.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-38
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-39
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
INFORMATIE VLIEGWIELSIGNAAL
STORING
1 dEF = Storing tandschijf
AANWEZIG
2 dEF = Geen vliegwielsignaal
of
1 OBD = Storing OBD : Tandschijf
IN GEHEUGEN
2 OBD = Storing OBD : Geen vliegwielsignaal
1 dEF
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar
2 dEF ADVIEZEN eerst 1 dEF of 2 dEF was, behandel dan deze paragraaf.
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el. vliegwiel.
Vervang de stekker indien nodig.
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te beves-
tigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-40
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er 1 dEF of 2 dEF) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "1 dEF, 2 dEF".
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD, worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-41
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STARTVERGRENDELING
STORING Elektrisch probleem in de codelijn .
AANWEZIG
Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers van de codelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.
Vervang de defecte stekker indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de
codelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.
JSI051.0
17-42
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CODE STARTVERGRENDELING NIET INGELEZEN
STORING
AANWEZIG
Deze storing geeft aan dat de rekeneenheid geen code heeft ingelezen of dat de code is gewist uit de
rekeneenheid.
JSI051.0
17-43
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT DRUK
STORING
dEF = Storing spruitstukdruk
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : spruitstukdruk
of
IN GEHEUGEN
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-44
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-45
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT STATIONAIR REGELING
STORING dEF = Storing stationair regeling
AANWEZIG OBD = Storing OBD : Stationair regeling
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
OBD gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-46
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT SMOORKLEPWEERSTAND
STORING
dEF = Storing smoorklepstand
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Smoorklepstand
of
IN GEHEUGEN
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-47
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-48
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERA-
STORING TUUR
AANWEZIG
dEF = Storing koelvloeistoftemperatuur
of
OBD = Storing OBD : Koelvloeistoftemperatuur
IN GEHEUGEN
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-49
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-50
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR
STORING
dEF = Storing luchttemperatuur
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Luchttemperatuur
of
IN GEHEUGEN
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-51
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-52
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT ELEKTROKLEP DAMPAFZUIGING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 4 van de rekeneenheid
STORING
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 4 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO = Onderbreking van lijn 4 van de rekeneenheid
OBD = Storing OBD : Dampafzuiging
CO
CC0 ADVIEZEN Geen bijzonderheden
CC1
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-53
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO, CC0, CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO, CC0, CC1".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-54
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VOORSTE LAMBDA SONDE
STORING
dEF = Storing signaal lambda sonde
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
of
IN GEHEUGEN
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het
systeem schoon te "branden".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-55
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-56
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE
STORING CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
AANWEZIG CC0 = Kortsluiting aan massa lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
of CO = Onderbreking lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
IN GEHEUGEN dEF = Storing voeding sondeverwarming
1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming
2 OBD = Storing OBD : voeding sondeverwarming
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-57
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar is
enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-58
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT ACHTERSTE LAMBDA SONDE
STORING
dEF = Storing signaal lambda sonde
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
of
IN GEHEUGEN
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het
systeem schoon te "branden".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-59
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-60
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE
STORING CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
AANWEZIG CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
of CO = Onderbreking van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
IN GEHEUGEN dEF = Storing voeding sondeverwarming
1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming
2 OBD = Storing OBD : Voeding sondeverwarming
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-61
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVOLG
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar is
enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".
Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-62
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT PINGELDETECTOR
STORING
dEF = Storing pingelsignaal
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Pingelsignaal
of
IN GEHEUGEN
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-63
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
INFORMATIE RIJSNELHEID
STORING
dEF = Storing rijsnelheid
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : rijsnelheid
of
IN GEHEUGEN
Er mag beslist geen storing in de ABS zijn bij het uitvoeren van deze diagnose.
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :
1/ Maak een proefrit en kijk naar de snelheid.
2/ Rijd omhoog met een constante snelheid.
3/ Rijd omlaag met gas los.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.
De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".
Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0
17-64
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AIRCONDITIONING
STORING
Geen of verkeerde informatie vermogensopname lijn 23 van de rekeneenheid
AANWEZIG
of
IN GEHEUGEN
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 23 van de rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.
JSI051.0
17-65
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
AIRCONDITIONING
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-66
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
AIRCONDITIONING
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-67
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT WAARSCHUWINGS LAMPJE
STORING KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
AANWEZIG
of CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 9 van de rekeneenheid
IN GEHEUGEN CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 9 van de rekeneenheid
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn naar het waarschuwingslampje.
Vervang de stekker indien nodig.
Sluit het verlengblok aan en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 9 van de
rekeneenheid.
Herstellen.
JSI051.0
17-68
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT WAARSCHUWINGSLAMPJE OBD
STORING (LUCHTVERONTREINIGING)
AANWEZIG
CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 34 van de rekeneenheid
of
CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 34 van de rekeneenheid
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Lampje OBD (alleen met een storing in geheugen)
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-69
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (LANGZAAM)
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-70
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (SNEL)
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-71
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT WIELSNELHEID
STORING
AANWEZIG DEF = Storing opname element wielsnelheid
of OBD = Storing OBD : Opname element wielsnelheid
IN GEHEUGEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-72
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AUTOMATISCHE
STORING TRANSMISSIE
AANWEZIG
of Geen bijzonderheden
IN GEHEUGEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-73
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING OBD-LAMPJE ----> TCM
STORING
AANWEZIG Geen bijzonderheden
of
IN GEHEUGEN
Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.
JSI051.0
17-74
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: BEZIG
STORING Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is.
AANWEZIG
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-75
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: KLAAR
STORING Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen.
AANWEZIG
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-76
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING WERKING LAMBDA SONDE
STORING
AANWEZIG Geeft aan dat de informatie van de voorste lambda sonde niet goed is.
of
IN GEHEUGEN
Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te
"branden".
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.
Vervang de stekker indien nodig.
Controleer, met contact aan, de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van de lambda sonde.
Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sonde
Rekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 63 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.
JSI051.0
17-77
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE LAMBDA SONDE
AANWEZIG BON = Reparatie validée
of 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd
IN GEHEUGEN 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-78
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : BEZIG
Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
AANWEZIG
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-79
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : KLAAR
Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen
AANWEZIG
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-80
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING KATALYSATORWERKING
STORING
AANWEZIG Geeft aan dat de informatie van de achterste lambda sonde niet goed is.
of
IN GEHEUGEN
Controleer, op het oog, de staat van de katalysator. door vervorming kan de werking minder zijn
geworden.
Controleer, op het oog, of er geen thermische schok is geweest: door koud water op een hete katalysator
kan deze defect raken.
JSI051.0
17-81
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE KATALYSATOR
AANWEZIG BON = Reparatie gevalideerd
of 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd
IN GEHEUGEN 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd
Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.
JSI051.0
17-82
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD ONTSTEKINGSUITVAL : BEZIG
Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
AANWEZIG
JSI051.0
17-83
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVUILENDE ONTSTEKINGSUITVAL
STORING SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL
AANWEZIG 1 dEF = Ontstekingsuitval tijdens de laatste rit
2 dEF = Ontstekingsuitval bevestigd
Ontstekingsuitval op cilinder 1
Ontstekingsuitval op cilinder 2
ADVIEZEN Ontstekingsuitval op cilinder 3
Ontstekingsuitval op cilinder 4
Geeft informatie over de aard en de plaats van de storing
Indien geen defect is gevonden, moet er een storing zijn in het brandstofcircuit.
Controleer :
- het benzinefilter.
- de opbrengst en de druk van de benzine.
- de staat van de benzinepomp.
- de reinheid van de tank.
- de staat van de inspuitstukken.
Herstel het brandstofcircuit.
JSI051.0
17-84
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 1
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 2
AANWEZIG ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 3
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 4
Eén cilinder De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op deze
heeft een storing cilinder:
- Probleem met het inspuitstuk.
- Probleem met de bougie.
- Probleem met de bougiekabel ...
Cilinders 1 en 4 of De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op dit paar
Cilinders 2 en 3 cilinders :
hebben een - Probleem met de bobine aan hoogspanningskant.
storing - Probleem met het bobinestuursignaal ...
Vier cilinders De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op alle
hebben een cilinders:
storing - Probleem met het benzinefilter.
- Probleem met de benzinepomp.
- Probleem met benzinesoort ...
JSI051.0
17-85
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD BRANDSTOFCIRCUIT : BEZIG
STORING
AANWEZIG
Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto
JSI051.0
17-86
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING WERKING BRANDSTOFCIRCUIT
STORING
AANWEZIG
Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto
JSI051.0
17-87
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Stilstaande motor, met contact aan.
Venster Staten
JSI051.0
17-88
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Stilstaande motor, met contact aan.
Parameter : Inleeswaarde
gas los 0 < X < 47
Venster Parameters
JSI051.0
17-89
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Stilstaande motor, met contact aan.
ADVIEZEN
Venster Stuursignalen
JSI051.0
17-90
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers
Venster Staten
JSI051.0
17-91
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers
Venster Parameters
JSI051.0
17-92
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers
Venster Staten
JSI051.0
17-93
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers
JSI051.0
17-94
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers
JSI051.0
17-95
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit
Venster Staten
Venster Parameters
JSI051.0
17-96
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit
5 Adaptieve Na inlezen
mengsel-
correctie Parameter : adaptieve 64 < X < 160 Raadpleeg de diagnose
mengselcorrectie belast van deze parameters
JSI051.0
17-97
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STEKKERVERBINDINGEN OPNAME ELEMENT SNELHEID
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
U heeft zojuist de rekeneenheid vervangen of de auto heeft nooit sneller gereden dan 40 km/u.
Dit signaal moet aanwezig zijn voordat de klant de auto terugkrijgt.
Maak hiervoor een proefrit waarbij u sneller rijdt dan 40 km/u.
Indien dit signaal niet oplicht moet u de diagnose raadplegen voor de parameter snelheid.
JSI051.0
17-98
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STARTVERGRENDELING
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 58 van de rekeneenheid van de inspuiting.
Indien de storing nog niet is opgelost, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.
JSI051.0
17-99
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STATIONAIR TOERENTAL REGELING
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Toerenafwijking
< minimum ADVIEZEN Het toerental is te laag
JSI051.0
17-100
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
VERVOLG
Toerenafwijking
> minimum ADVIEZEN Het toerental is te hoog
JSI051.0
17-101
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
MENGSELREGELING
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Controleer de ontsteking.
Controleer de afdichting van de dampafzuiging (een lek heeft grote invloed op de mengselsamenstel-
ling).
Controleer de afdichting van de uitlaatlijn voor de lambda sonde.
Controleer de afdichting van het inlaatspruitstuk.
Als de auto alleen in stadsverkeer wordt gebruikt, is de sonde vervuild (probeer een proefrit met zware
belasting).
Controleer de benzinedruk.
Als het stationair toerental onstabiel is, controleer de klepspeling en de distributie.
Controleer de inspuitstukken (hoeveelheid en vorm van de straal).
Vervang, indien nodig, de lambda sonde.
JSI051.0
17-102
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
CIRCUIT AIRCONDITIONING - KOPPELING COMPRESSOR
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
JSI051.0
17-103
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING
STAAT
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Indien al deze punten in orde zijn, vervang dan het drukcontact stuurbekrachtiging.
JSI051.0
17-104
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
VOEDINGSSPANNING REKENEENHEID
PARAMETER
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Zonder stroomverbruikers
Stationair
draaiend
Indien spanning >Maxi, de laadspanning is te hoog:
De spanningsregelaar in de dynamo is defect. Herstel het probleem en controleer
het elektrolytpeil.
OPMERKING:
De controle van de accu en van het laadcircuit kan worden uitgevoerd met het Station OPTIMA 5800
(waarbij de accukabels aangesloten kunnen blijven zodat de geheugens van de rekeneenheden
behouden blijven).
JSI051.0
17-105
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
SMOORKLEPSTAND
PARAMETER
INLEESWAARDE GAS LOS
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Met contact aan of draaiende motor
JSI051.0
17-106
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
PARAMETER
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de
waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".
Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is
meestal het gevolg van een elektrische schok).
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 13 Opname element koelvloeistoftemperatuur
Rekeneenheid 73 Opname element koelvloeistoftemperatuur
Herstellen.
JSI051.0
17-107
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
LUCHTTEMPERATUUR
PARAMETER
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de
waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".
Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is
meestal het gevolg van een elektrische schok).
JSI051.0
17-108
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
SPRUITSTUKDRUK
PARAMETER
ATMOSFERISCHE DRUK
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.
Verkeerde atmosferische
druk
Spruitstukdruk Controleer :
> Maxi bij stationair - de slang tussen het spruitstuk en het opname element (lekkage).
draaien - de klepspeling.
- of er bij stationair draaien geen dampafzuiging is.
- de compressie van de cilinders met de OPTIMA 5800.
Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.
JSI051.0
17-109
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
PINGELSIGNAAL
PARAMETER
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
De pingeldetector moet een variabel en ongelijk nul signaal geven, wat bewijst dat hij de trillingen van de
motor opvangt.
Als het signaal nul is:
- Controleer of de pingeldetector goed is vastgeschroefd.
- Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 20 Pingeldetector
Rekeneenheid 79 Pingeldetector
Rekeneenheid 19 Afscherming pingeldetector
Vervang, indien nodig, de pingeldetector.
JSI051.0
17-110
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
RIJSNELHEID
PARAMETER
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Controle tijdens proefrit.
Herstellen.
Als de storing nog aanwezig is: Raadpleeg het storing zoeken de ABS.
JSI051.0
17-111
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE BELAST
PARAMETER
ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE STATIONAIR
Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Voer het inlezen uit.
Controleer/herstel/reinig/vervang :
- het benzinefilter.
- de benzinepomp.
- het benzinecircuit.
- de benzinetank.
JSI051.0
17-112
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
BENZINEPOMP
STUURSIGNAAL
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
Controleer, als de rekeneenheid de benzinepomp aanstuurt, de 12V op aansl. 1 van de stekker van de
crash sensor .
Is er geen 12V, herstellen de lijn van aansl. 1 van de crash sensor naar aansl. 5 van het benzinepomprelais.
JSI051.0
17-113
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
KOELVENTILATEUR LANGZAAM DRAAIEN
STUURSIGNAAL
KOELVENTILATEUR SNEL DRAAIEN
ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
JSI051.0
17-114
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Klachten 17
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnoseapparaat
ZOEKSCHEMA
JSI051.0
17-115
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
1 PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
van de motor van de compressies en volg de aanwijzingen.
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel
van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.
JSI051.0
17-116
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
2 PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.
Controleer de stationair
toerenregeling Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar.
JSI051.0
17-117
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
2
VERVOLG
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
Controleer het spruitstuk Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk.
Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima aan 5800 voor het controleren
van de motor van compressies en volg de aanwijzingen.
JSI051.0
17-118
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3 PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
JSI051.0
17-119
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3
VERVOLG
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.
Controleer of de remklauwen,
Controleer de voor- en de remtrommels en de wiellagers niet aanlopen.
achtertrein Controleer de bandenspanning.
JSI051.0
17-120
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3
VERVOLG
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation
Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
van de motor van de compressies en volg de aanwijzingen.
JSI051.0
17-121
KOELSYSTEEM
Vullen - ontluchten 19
Er is geen kachelkraan. ONTLUCHTEN
15155R
19-1
KOELSYSTEEM
Schematische voorstelling 19
14887-2R
1 Motor Waterpomp
2 Radiateur
3 Doorstroomexpansievat na thermostaat
4 Kachelradiateur Thermostaat
5 Steun thermostaat
6 Doseur ∅ 3 mm Doseur
19-2
KOELSYSTEEM
Waterpomp 19
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Waterpompbouten M6 1
M8 2,2
Moer spanrol 2,7
UITBOUWEN
Bouw uit:
- de distributieriem, raadpleeg hoofdstuk 11
"Distributieriem"),
- de distributie-spanrol,
14505-1S
- de waterpomp.
REINIGEN
15474R
19-3
KOELSYSTEEM
Waterpomp 19
INBOUWEN Monteer:
- de distributie-spanrol, met de spie in de groef
De waterpomp wordt afgedicht met LOCTITE 518 , (A),
dat u in een 0,6 à 1 mm dikke strook (C) aan-
brengt zoals hieronder is getekend.
14505-1R2
14505-1r
19-4
MOTOROPHANGING
Pendelophanging 19
AANTREKKOPPELS (daN.m)
A 6,2 F 4,4
B 6,2 G 6,2
C 2,1 H 6,2
D 2,1 J 6,2
E 6,2
15424R2
19-5
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
TYPE TYPE
DRUKGROEP KOPPELINGSPLAAT
AUTO MOTOR
26 spiebanen GB : Grijsblauw
D = 200 mm BL : Paarsblauw
E = 6,8 mm V : Groen
CB0H
K4M
CB0T
85873S
90693R13
76906R
200 CPO 4000
20-1
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
VERVANGEN.
Hiervoor moet de bak worden uitgebouwd.
Mot. 582
of Tandsector
Mot. 582-01
INBOUWEN
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
Maak de spiebanen van de koppelingsas schoon
Drukgroepbouten 2 en monteer het geheel zonder smeermiddel.
95414S
20-2
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
Na inbouwen van de bak, plaatst u de kabel op de N.B.: Bij werkzaamheden waarbij u de bak NIET
koppelingsvork, spant u de tandsektor en contro- uitbouwt of NADAT u de bak heeft ingebouwd,
leert u de werking van het stelmechanisme. mag u de koppelingsvork IN GEEN GEVAL
OMHOOG trekken. De vork kan loskomen uit de
Controleer de slag van de koppelingsvork. uitsparing (A) van het druklager.
X = 27 tot 31,6 mm
99054R
97758-1R
20-3
KOPPELING
Vliegwiel 20
VERVANGEN
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Vliegwielbouten 5,5
UITBOUWEN
INBOUWEN
20-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Identificatie 21
De Renault "LAGUNA" met K4M-motor is uitgerust met een versnellingsbak van het type JB3.
Raadpleeg het werkplaatshandboek "B.V. JB. " voor de complete revisies/reparaties van deze versnellings-
bak.
14834-1R
A Type versnellingsbak
B Indice nummer
C Fabricagenummer
D Fabriek A J BX 000 B
D X 000000 C
90775R
21-1
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Overbrengingsverhoudingen 21
JB3
15 21 11 22 28 34 39 11
CB0H
167 -- -- -- -- -- -- -- -- 26
CB0T
61 19 37 41 37 35 32 39
21-2
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Inhouden - Smeermiddelen 21
INHOUD (in liters)
5 versnellingsbak
JB3 3,4
Soort/Viscositeit
92081S
21-3
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Producten 21
Pluggen en schakelaars
RHODORSEAL 5661 Pluggen van grendelkogels
Tube 100 g 77 01 404 452
CAF 4/60 THIXO Afdichten van holle borgpennen van
aandrijfassen
21-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Bijzonderheden uitbouwen - Inbouwen 21
AANTREKKOPPELS (daN.m)
Aftapplug 2,2
Remklauwbouten 4
Bouten aandrijfasstofhoes 2,5
Moer fuseekogel 6,5
Bout schokdemperpoot 18
Bouten bak-startmotor 3
Bouten op bak van steun pendel-
ophanging 6,2
Wielbouten 9
Bout stuurkolom-kruisstukje 3
Achterste subframebouten 10,5
Voorste subframebouten 6,2
Moer fuseekogel 5,5
Moer spoorstangkogel 4
Bouten koppel-reactiestangetje 6,5
14834R
21-5
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
Verwijder:
- de beschermplaat onder de motor en de spat-
plaat rechts,
- de rechter koplamp,
- de grille,
- de bovenste dwarsbalk (door de onderste be-
vestigingen los te maken).
14494-4S
14280R
36-1
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453- Bouw de pomp volledig uit (3 bouten).
01.
14494-2R
INBOUWEN
14493R
36-2
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP
14836R
14837R
X
N.B. : Plaats een bout (1) tussen de pompas en de
drukstift van het gereedschapT.Ar. 1094.
Pomp
Breng de nieuwe naaf aan en pers deze op zijn
plaats met Dir. 1083-01. Smeer de naaf wel eerst
in met multi-vet om het plaatsen te vergemakke-
lijken.
Naaf
36-3
AIRCONDITIONING
Algemeen 62
PRODUCTEN
- Compressor-olie:
SANDEN SP 10 : 135 cm 3
- Koelmiddel:
R134a : 650 g ± 35
- Compressortype :
SANDEN SD 7V
62-1
AIRCONDITIONING
Compressor 62
AANTREKKOPPELS (daN.m) INBOUWEN
15425R
62-2
AIRCONDITIONING
Condensor 62
Verwijder de vier bouten (6) waarmee de conden-
UITBOUWEN sor op de radiateur vastzit.
Bouw uit :
- de grill,
- het rubber (1),
- de bovenste dwarsbalk(2),
- de twee R134a-leidingen (4) (plaats direct dop-
pen op de leidingen en de condensor),
- de twee bovenste bevestigingsbouten van de
radiateur (3).
13828R
INBOUWEN
13974R BELANGRIJK
62-3
AIRCONDITIONING
Ontlastventiel 62
VERVANGEN
Bouw uit :
- de bevestigingsmoer (A) van de leidingen,
- de twee bouten (B) waarmee het ontlastventiel
op de verdamper vastzit.
15429R
62-4
AIRCONDITIONING
Waterafscheider 62
UITBOUWEN INBOUWEN
Druk de radiateur met de condensor een klein N.B.: aantrekkoppel bout (2) : 1,2 daN.m
stukje naar achteren.
Via de onderkant
13828R1
62-5
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.
Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding. Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 ml
olie SP 10 toe of, als een leiding is gescheurd
Verwijder: (groot lek), voegt u 100 ml toe.
- de grille
- de bevestigingsbout op de compressor. N.B.:
- Bevestigingsbout leidingen
Plaats doppen op de compressor en de leiding. op compressor : 2,1 daN.m
- Bevestigingsmoer leidingen
Maak de bevestigingsstrip van de leiding los. op ontlastventiel : 0,8 daN.m
- Bevestigingsbout leidingen
Bouw de lage druk leiding uit. op condensor : 0,8 daN.m
PRO62.4
62-6
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.
PRO62.18
62-7
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.
Verwijder de leiding.
PRO62.19
62-8