You are on page 1of 222

S.M.

3069A
CB0H - CB0T

BIJZONDERHEDEN CLIO MET


MOTORTYPE K4M

Raadpleeg MR 337voor de onderwerpen die hier niet beschreven worden.

77 11 202 679 OCTOBER 1998 Edition néerlandaise

Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan Régie Nationale des Usines


De door de konstrukteur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit Renault SA .
document beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen gel- Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document eve-
dend op het tijdstip dat dit boekwerk werd samengesteld. nals het overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van
Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de konstrukteur aanduiden van de onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen
tussentijds konstruktiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft schriftelijke toestemming van Régie Nationale des Usines Renault SA.
aangebracht.
C RENAULT 1998
Inhoud

Blz. Blz.

07 AFSTELWAARDEN EN GEGEVENS 13 BRANDSTOFTOEVOER

Inhouden - Soorten 07-1 Inspuitstukken 13-1


Spannen aandrijfriem hulporganen 07-3 Benzinedruk 13-2
Spannen distributieriem 07-5 Anti-dampbelsysteem 13-3
Vastzetten kopbouten 07-13
Bodemhoogte 07-14
Banden - wielen 07-15
Remdrukbegrenzer 07-16
Remmen 07-17 14 ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Controlewaarden voortreinhoeken 07-18
Benzinedampabsorptiesysteem 14-1
Controlewaarden achtertrein-
Carterventilatie 14-5
hoeken 07-19

16 STARTEN - LADEN

10 MOTOR EN ONDERZIJDE Dynamo 16-1


Startmotor 16-3
Identificatie 10-1
Oliedruk 10-2
Motor - Versnelingsbak 10-3
Carterpan 10-9 17 ONTSTEKING EN INSPUITING
Steunplaat 10-12
Statische ontsteking 17-1
Algemeen 17-2
Plaats van de onderdelen 17-3
11 CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE Bijzonderheden sequentiële inspui-
ting 17-5
Distributieriem 11-1 Startvergrendelingsfunctie 17-7
Koppakking 11-5 Wisselwerking met airconditioning 17-8
Correctie stationair toerental 17-9
Adaptieve correctie stationair toe-
rental 17-10
12 INLAATSPRUITSTUK - Mengselregeling 17-11
SMOORKLEPHUIS Adaptieve mengselcorrectie 17-13
Lamda sondes 17-16
Gegevens 12-1 Centrale regeling koelvloeistoftem-
Demper inlaatluchtcircuit 12-4 peratuur 17-17
Inlaatluchttoevoer 12-5 Aansluitingen rekeneenheid 17-20
Smoorklephuis / actuator stationair Elektrisch schema 17-21
toerental 12-6
Inlaatspruitstuk 12-7
Beugel inspuitstukhouder 12-8
Uitlaatspruistuk 12-10
Inhoud

Blz. Blz.

17 ONTSTEKING - INSPUITING (vervolg) 21 VERSNELLINGSBAK

Storing Zoeken Identificatie 21-1


Storing Zoeken - Inleiding 17-23 Overbrengingsverhoudingen 21-2
Storing Zoeken - Storingsvlakjes 17-27 Inhoud - smeermiddelen 21-3
Storing Zoeken - Conformiteits- 17-88 Producten 21-4
controle Systematisch te vervangen onderde-
Storing Zoeken - Toestand vlakjes 17-98 len 21-4
Storing Zoeken - Parameters 17-105 Bijzonderheden 21-5
Storing Zoeken - Stuursignalen 17-113
Storing Zoeken - Klachten 17-115
Storing Zoeken - Zoekschema’s 17-116
36 STUURINRICHTING
Stuurbekrachtigingspomp 36-1

19 KOELSYSTEEM - MOTOROPHANGING
62 AIRCONDITIONING
Vullen - ontluchten 19-1
Schematische voorstelling 19-2 Algemeen 62-1
Waterpomp 19-3 Compressor 62-2
Pendelophanging 19-5 Condensor 62-3
Ontlastventiel 62-4
Waterafscheider 62-5
Airco-leidingen 62-6
20 KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20-1
Vliegwiel 20-4
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Inhouden - soorten 07
Inhoud
Orgaan in liters Oliesoort
bij benadering *

Motorblok Bij verversen EEG & Turkije


(olie)
BENZINE

- 15 °C

- 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C

ACEA A2/A3 15W40-15W50

ACEA A1*/A2/A3 10W30-10W40-10W50

ACEA A1*/A2/A3 0W30-5W30

ACEA A1*/A2/A3 0W40-5W40-5W50

Norm ACEA A1-98


* Olie voor zuinig rijden
4,25
K4M
4,75 (1)
OVERIGE LANDEN
De volgende specificaties gelden indien de voor Europa voor-
geschreven oliesoorten niet voorhanden zijn:

BENZINE

- 15 °C

- 30 °C - 20 °C - 10 °C 0 °C + 10 °C + 20 °C + 30 °C

API SH/SJ 15W40-15W50

API SH/SJ 10W40-10W50

API SH/SJ 10W30

API SH/SJ 5W30

API SH/SJ 5W40-5W50

Olie voor zuinig rijden:


Norm API SJ-IL SAC GF2

* Bijvullen m.b.v. peilstaaf


(1) bij vervangen oliefilter

07-1
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Inhouden - soorten 07
Inhoud in
Orgaan Oliesoort Bijzonderheden
liters

Versnellingsbak Alle landen: TRANSELF TRX 75 W 80 W


3,4
JB3 (Norm API GL5 of MIL-L 2105 G of D)

Bescherming tot - 20 °C ± 2 °C voor gematigd en


Koelcircuit
Glacéol RX koud klimaat.
K4M 6,2
(type D) Bescherming tot - 37 °C ± 2 °C voor zeer koude
landen

07-2
MET AIRCO
GEGEVENS EN AFSTELWAARDEN
Spanning aandrijfriem hulporganen 07
UITBOUWEN DYNAMO, STUURBEKRACHTIGINGSPOMP EN
AIRCONDITIONINGSCOMPRESSOR
Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.

Maak de accukabels los.

Verwijder :
- de spatplaat in de rechter wielkuip,
- de grille,
- de koplamp rechts voor.

Draai met een verzette ringsleutel van 13 mm de


automatische riemspanner in de hieronder aange-
geven richting. Zet de spanrol vast met een in-
bussleutel (1) van 6 mm.

14976R

A Krukas
B Airco-compressor
C Dynamo
D Stuurbekrachtigingspomp
E Geleiderol
T Automatische spanrol

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
14494-3R

07-3
ZONDER AIRCO
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spanning aandrijfriem hulporganen 07
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1273 Riemspannningsmeter

DYNAMO EN STUURBEKRACHTIGING

14977R 14888R

Het spannen van de riem gebeurt met behulp van N.B.: De hulporganen-aandrijfriem heeft vier
de bout (1) (met de twee bevestigingsbouten van groeven, terwijl de poelies op de krukas en de
de spanrol losgedraaid). Vervolgens zet u de moer stuurbekrachtigingspomp er vijf hebben; let er
(2) vast. bij het monteren op dat de BUITENSTE groef op
beide poelies vrij blijft (E) .

Aandrijfriem
Riemspanning
stuurbekrachti-
(US = SEEM-eenheid)
gingspomp

Bij montage 108 ± 6

Min. werkspanning 60

A Krukas
B Stuurbekrachtigingspomp
C Dynamo
T Spanrol

→ Controlepunt riemspanning

07-4
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spanning distributieriem 07
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 799 -01 Blokkeergereedschap distributiepoelies


Mot. 1368 Aantrekgereedschap geleiderol distributie
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Blokkeergereedschap nokkenaspoelies
Mot. 1496 Blokkeergereedschap nokkenassen

ONMISBAAR GEREEDSCHAP

Hoekverdraaisleutel

Er zijn twee methodes voor het afstellen van de Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de einden
distributie. van de nokkenas.

De eerste methode gebruikt u na het vervangen


van enig onderdeel aan de voorzijde van de distri-
butie waarvoor het niet nodig is geweest een of
twee nokkenaspoelie(s) los te draaien.

Afstellen van de distributie

LET OP: het is van groot belang dat u het einde


van de krukas, de boring in de poelie en de raak-
vlakken tussen krukas en poelie grondig ontvet
om motorschade te voorkomen als gevolg van
het slippen van de poelie op de krukas.

Plaats de inkepingen op de nokkenassen met be-


hulp van Mot. 799-01 zoals hieronder is getekend.

14928R

14490S

07-5
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stift Aanbrengen van de riem
Mot. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijst
omhoog). Bij het vervangen van de distributieriem moeten
de spanrollen en de distributierol worden vervan-
gen.

Controleer bij montage van de spanrol of de nok


goed in de groef (A) valt.

14489R

14505-1R2

14487-1R1

07-6
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Monteer: Spannen van de riem
- de distributieriem,
- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met Verdraai de draaibare wijzer (A’) van de spanrol 7
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m), tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) met
behulp van een inbussleutel van 6 mm (in B).

N.B.: stand (A) is de ruststand van de draaibare


wijzer.

14487-2R

N.B.:
14505-4R1
- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken als Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.
de lengte onder de kop gemeten niet groter is
dan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen, Zet de bout van de krukaspoelie vast met 2 daN.m
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie. en daarna over een hoek van 135° ± 15° (krukas
Een gebruikte bout moet echter beslist met olie steunt op BDP-stift).
worden gesmeerd.
Verwijder het nokkenas-afstelgereedschap Mot.
1496 en BDP-stift Mot. 1489 .

Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom


(distributiezijde), en schroef voor het einde van de
tweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 in
het motorblok en draai de krukas langzaam en
zonder schokken tegen de stift.

Verwijder de BDP-stift.

Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen


en draai de moer van de spanrol maximaal een
omwenteling los

Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wij-


zer en zet de moer definitief vast met 2,7 daN.m.

07-7
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controle van de spanning en van de afstelling

Controle van de spanning

Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom


(distributiezijde), en schroef voor het einde van de
tweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 in
het motorblok en draai de krukas langzaam en
zonder schokken tegen de stift.

Verwijder de BDP-stift.

Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn lig-


gen, herhaal anders de spanprocedure.

Controle van de afstelling

Controleer, voordat u de afstelling van de distri- 14490S


butie controleert, of de wijzers van de spanrol in
lijn liggen.

Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorblok


en draai de krukas langzaam en zonder schokken
tegen de stift.

Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelge-


reedschap Mot. 1496: de inkepingen in de nok-
kenassen moeten horizontaal liggen. Als het ge-
reedschap niet goed past, moet u de distributie
en de riemspanning opnieuw afstellen.

14928R

07-8
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
De tweede methode gebruikt u na het vervangen Plaats Mot. 1496 en zet het vast over de einden
van enig onderdeel aan de voorzijde van de dis- van de nokkenas.
tributie waarvoor het nodig is geweest een of
beide nokkenaspoelie(s) los te draaien.

Afstellen van de distributie

LET OP: het is van groot belang dat u het einde


van de krukas en de nokkenas(sen), de boring in
de poelies en de raakvlakken tussen krukas en
poelie en nokkenas en poelie grondig ontvet om
motorschade te voorkomen als gevolg van het
slippen van de poelie op de krukas of de nokken-
as.

Draai de inkepingen van de nokkenassen zoals


hieronder is getekend, door de nokkenassen te
verdraaien met behulp van de oude poeliemoeren
op de schroefdraad op de nokkenassen.

14928R

Plaats de nokkenaspoelies en draai de (verplicht


nieuwe) moeren vast tot op 0,5 tot 1 mm van de
poelie.

Controleer of de krukas goed tegen de BDP-stift


Mot. 1489 aanligt (groef (5) van de krukas wijst
omhoog).

14490S

14489R

07-9
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer bij montage of de nok van de spanrol
Bij het vervangen van de distributieriem moeten goed in de groef (A) valt.
de spanrollen en de distributierol worden vervan-
gen.

Draai de nokkenaspoelies zo dat de spaken met


het Renault-logo vertikaal omhoog wijzen (A), leg
distributieriem over de nokkenaspoelies en mon-
teer het poelieblokkeergereedschap Mot. 1490
(zet Mot. 1490 vast in de bevestigingsgaten voor
het distributiedeksel).

14505-1R2

Monteer:
- de distributieriem,
- de spanrol en zet de bevestigingsbout vast met
Mot. 1368 met een koppel van 4,5 daN.m),

14487-1R2

14487-3S

14839R

07-10
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Monteer de krukaspoelie van de aandrijfriem Verwijder het poelieblokkeergereedschap Mot.
hulporganen en draai de bout ervan niet tegen 1490.
de poelie vast (ruimte tussen bout en poelie 2 tot
3 mm). Verdraai de distributie zes omwentelingen met de
uitlaatnokkenaspoelie met behulp van Mot. 799-
N.B.: 01.
- de bout van de krukaspoelie van de aandrijf-
riem hulporganen is opnieuw te gebruiken als Houd de spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen
de lengte onder de kop gemeten niet groter is en draai de moer van de spanrol maximaal een
dan 49,1 mm, anders moet u hem vervangen, omwenteling los
- smeer een nieuwe poeliebout niet met olie.
Een gebruikte bout moet echter beslist met olie Breng de draaibare wijzer (A’) in lijn met de vaste
worden gesmeerd. wijzer (7) en zet de moer definitief vast met
2,7 daN.m.
Spannen van de riem
Plaats het poelieblokkeergereedschap Mot. 1490.
Controleer of er nog steeds 0,5 tot 1 mm ruimte is
tussen de nokkenaspoelies en hun moeren.

Verdraai de draaibare wijzer (A) van de spanrol 7


tot 8 mm ten opzichte van de vaste wijzer (7) met
behulp van een inbussleutel van 6 mm (in B).

N.B.: stand (A) is de ruststand van de draaibare


wijzer.

14839R

14505-4R1

Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.

07-11
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Spannen distributieriem 07
Controleer of de poelie goed tegen de BDP-stift Controle van de spanning en van de afstelling
rust Mot. 1489.
Controle van de spanning

Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom


(distributiezijde), en schroef voor het einde van de
tweede omwenteling de BDP-stift Mot. 1489 in
het motorblok en draai de krukas langzaam en
zonder schokken tegen de stift.

Verwijder de BDP-stift.

Controleer of de wijzers van de spanrol in lijn lig-


gen, herhaal anders de spanprocedure. Houd de
spanrol met een 6 mm inbussleutel tegen en draai
de moer van de spanrol maximaal een omwente-
ling los

Breng de draaibare wijzer in lijn met de vaste wij-


zer en zet de moer definitief vast met 2,7 daN.m.

Controle van de afstelling


14489S
Controleer, voordat u de afstelling van de distri-
Zet de bout van de krukaspoelie van de aandrijf- butie controleert, of de wijzers van de spanrol in
riem hulporganen vast met 2 daN.m en daarna lijn liggen.
over een hoek van 135° ± 15° (krukas steunt op
BDP-stift). Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorblok
en draai de krukas langzaam en zonder schokken
Zet de moer van de inlaatnokkenaspoelie vast met tegen de stift.
3 daN.m en daarna over een hoek 84°.
Plaats (zonder forceren) het nokkenas-afstelge-
Zet de moer van de uitlaatnokkenaspoelie vast reedschap Mot. 1496: de inkepingen in de nok-
met 3 daN.m en daarna over een hoek 84°. kenassen moeten horizontaal liggen. Als het ge-
reedschap niet goed past, moet u de distributie
Verwijder het afstelgereedschap Mot. 1496, het en de riemspanning opnieuw afstellen.
blokkeergereedschap Mot. 1490 en de BDP-stift
Mot. 1489.

14490S

07-12
MOTOR EN ONDERZIJDE
Vastzetten cilinderkopbouten 07
VASTZETTEN KOPBOUTEN

De kopbouten kunt u hergebruiken als de lengte onder de kop niet meer bedraagt dan 117,7 mm (anders
dient u alle bouten te vervangen).

Aantrekmethode

Om de bouten met het juiste koppel te kunnen vastzetten moet u de eventueel in de boutgaten achtergeble-
ven olie eerst met een spuitje opzuigen.

Nieuwe bouten worden niet met olie gesmeerd, maar bij hergebruik van oude kopbouten smeert u de kop-
pen en de schroefdraad met olie.

Zet alle bouten in onderstaande volgorde vast met 2 daN.m.

14500R

Controleer of alle bouten goed zijn aangetrokken met 2 daN.m en voer dan per bout een hoekverdraaiïng uit
van 240° ± 6°.

De kopbouten worden vervolgens niet meer nagetrokken.

07-13
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Bodemhoogte 07
Voor Achter maat X (in mm)
Type auto
H1 - H2 = ... mm H4 - H5 = ... mm L en R

CB0H
92,2 ± 7,5 8±5 -
CB0T

L’Het verschil tussen links en rechts mag bij eenzelfde as niet meer bedragen dan 5 mm, waarbij de bestuur-
derszijde altijd het hoogst moet liggen.

Na correctie van de bodemhoogte moeten altijd de remdrukbegrenzer en de koplampen worden afgesteld.

MEETPUNTEN

13491R4

N.B. : De maat H5 wordt gemeten vanaf het hart van het verende scharnierpunt.

H2 = Gemeten vanaf de onderkant van het subframe en de grond, ter hoogte van de vooras.

07-14
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Wielen en banden 07
Bandenspanning
(in bar) (1)
Type auto Velg Bandenmaat

Voor Achter

CB0H
6 J 14 185/60 R 14 H 2,3 2,1
CB0T

(1) Bij volle belasting en snelweggebruik.

Aantrekkoppel wielbouten: 9 daN.m


Slingering velg: Max. 1,2 mm

07-15
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Remdrukbegrenzer 07
Remdruk

Controledruk (1) (in bar)


Inhoud tank
Type auto
(en bestuurder in de auto)
Voor Achter

CB0H 0
100 56 - 18
CB0T

90966S

(1) Controle door middel van twee diagonaal gemonteerde manometers.

07-16
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Remmen 07
Diameter trommels of dikte schijven(in mm)
Max slingering velg
(in mm)
Type auto Voor Achter

Normaal Mini Normaal Maxi (1) Voor Achter

CB0H
20,6 17,6 203,2 204,5 0,07 -
CB0T

(1) remtrommel: maximaal toegestane diameter bij slijtage.

Dikte remblokken/-voering (in mm) (met grondplaat)

Type auto Voor Achter Remvloeistof

Nieuw Mini Nieuw Mini

CB0H 4,6 (1) SAE J1703


18,2 6 2
CB0T 3,3 (2) DOT 4

(1) oplopende remschoen.


(2) aflopende remschoen.

07-17
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Controlewaarden van de voortreinhoeken 07
HOEKEN WAARDEN STAND AFSTELLING
VOORTREIN

LANGSHELLING

4° H5-H2 = 32 mm
3°30’ ±30’ H5-H2 = 51 mm
3° H5-H2 = 70 mm
2°30’ H5-H2 = 89 mm NIET

AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°

93012-1S

WIELVLUCHT

0°54’ H1-H2 = 17 mm
- 0°25’ ±30’ H1-H2 = 89 mm
- 0°34’ H1-H2 = 115 mm
0°05’ H1-H2 = 179 mm NIET
AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°
93013-1S

DWARSHELLING

8°30’ H1-H2 = 17 mm
10°50’ H1-H2 = 89 mm
±30’
11°20’ H1-H2 = 115 mm
12°00’ H1-H2 = 179 mm NIET

AFSTELBAAR
Max. verschil
links/rechts = 1°
93014-1S

SPORING
Afstellen door
(Voor 2 wielen)
de stelhuls van
de spoor-
(uitspoor)
ONBELAST stangen te
verdraaien
+ 0°16’ ± 20’
1 slag = 30’
(3 mm)
+ 1,6 mm ± 2 mm

93011-1S

VASTZETTEN RUBBER LAGERBUSSEN

- ONBELAST -

81603S1

07-18
WAARDEN EN AFSTELLINGEN
Controlewaarden van de achtertreinhoeken 07
STAND VAN DE
HOEKEN WAARDEN AFSTELLING
ACHTERTREIN

WIELVLUCHT

- 0°57’ ± 20’ ONBELAST NIET AFSTELBAAR

93013-2S

SPORING

(Voor 2 wielen -
toespoor)
ONBELAST NIET AFSTELBAAR
- 0°41’ ± 30’
- 4 mm ± 3 mm

93011-2S

VASTZETTEN VAN RUBBER


LAGERBUSSEN

- ONBELAST -

81603S1

07-19
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Identification 10
Versnellings- Inhoud Boring Slag Compressie-
Type auto Motor
bak (cm 3) (mm) (mm) verhouding

CB0H
K4M 748 JB3 1 598 79,5 80,5 10/1
CB0T

Bijbehorend werkplaatshandboek: Mot. K4M.

10-1
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Oliedruk 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 836-05 Oliedruk controleset

ONMISBAAR MATERIAAL

Lange dop van 22 mm

CONTROLE

De oliedruk moet bij warme motor (ongeveer


80°C) worden gecontroleerd.

Samenstelling van de controleset Mot. 836-05

87363R1

U gebruikt

B+F

Sluit de manometer aan op de plek van het olie-


drukcontact.

Controlewaarden oliedruk
Bij stationair toerental 1 bar
Bij 3 000 tr/min. 3 bar

10-2
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1040-01 Hulpframe voor uit- en inbouwen


van de aandrijfgroep
Mot. 1159 Steungereedschap motor op
subframe
Mot. 1202 Slangklemtang

- het hitteschild (A) en de schakelstang,


AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Voorste subframebouten 6,2


Achterste subframebouten 10,5
Bouten pendelkap op motor rechts voor 6,2
Moer pendelkap op motor rechts voor 4,4
Moer pendelrubber op langsbalksteun
links voor 6,2
Bout schokdemperpoot 18
Bout remklauw 4
Bout kruisstukje stuurkolom 3
Wielbouten 9
15427R

UITBOUWEN - de uitlaatklem (B) tussen katalysator en ex-


pansiepot. Maak de stekker van de lambda
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. sonde (C) los.
- de gevlochten massastrip op de versnellings-
Bouw de accu en de beschermplaat onder de mo- bak,
tor uit. - de voorste schildbumper,
- de inlaatluchtslang,
Tap af:
- het koelsysteem (onderste radiateurslang),
- de versnellingsbakolie en de motorolie indien
nodig,
- het aircocircuit (indien aanwezig) met een
vulstation.

Bouw uit :
- de voorwielen,
- de grille,
- de voorbumper,
- de trekstangen subframe/carrosserie,
- de remklauwen (en de ABS opnemers indien
aanwezig) en hang ze aan de veerpoten,
- de bouten van de schokdemperpoten,

10-3
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
- de bevestigingen van het expansievat en duw Verwijder:
dit uit de weg, - de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maak
- de bevestigingen van de katalysator op het de 90-polige stekker los alsook de stekker van de
spruitstuk. Zet de katalysator vast aan de crashsensor.
voorste uitlaatbuis en duw het geheel uit de
weg,
- de vacuïmslang op het spruitstuk,
- het luchtfilterhuis bij (4).

13088R2

Maak los:
- de slang van de rembekrachtiger,
14843R5 - de kachelslangen,

N.B.: Pas op voor de vacuüm-aansluiting naar de


rembekrachtiger. Als deze aansluitig breekt moet
het complete spruitstuk vervangen.

13084R

10-4
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
- de relaishouder (4), het stekkerblok (5), de Verwijder:
steunplaat (6) en maak de zekeringhouder (7) - de bovenste radiateurbevestigingen,
hiervan los, - de bevestigingen van de aircoleidingen (indien
aanwezig), en de flens (8) en leg het geheel op
de motor,

N.B : Dicht de openingen in de airco-leidingen en


in het ontlastventiel af met met pluggen om bin-
nendringen van vocht te voorkomen.

15475R

- de stekker op het dampabsorptievat,


- de slang op het spruitstk voor het dampabsorp-
tievat,
- de gas- en koppelingskabels. 14174R

Haak het stuurbekrachtigingsreservoir los en


plaats dit op de motor. - de moer en de nokbout van het stuurkolom-
kruisstukje. Druk hiervoor de beschermkap te-
rug.

10-5
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
BIJZONDERHEDEN VAN AUTO’S MET EEN AIRBAG Plaats een blokje hout tussen de steun van de hul-
IN HET STUURWIEL porganen en het subframe.

LET OP:
Om iedere kans op beschadiging van de draaibare
doorvoer te voorkomen moet u de volgende
voorzorgen in acht nemen :
- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-
WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD
STAAT met behulp van een blokkeerhulp en
gedurende de gehele duur van de reparatie
niet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-
rect gecentreerd zijn van de draaibare door-
voer moet u het stuurwiel uitbouwen en de
doorvoer centreren volgens de methode die
staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".

TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren door


speciaal opgeleid personeel.

14172S
Plaats Mot.1159 tussen subframe en motorblok.

Verwijder de kap van de pendelophanging.

99024R2
15424R

10-6
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
Leg een blok hout tussen versnellingsbak en sub- Zet het hulpframe Mot. 1040-01 vast onder het
frame. subframe.

Bouw uit :
- de moer (1), en tik met een bronzen drevel,
zodat het bevestigingstapeind van de pendel-
ophanging vrijkomt.

98755R1

Laat de hefbrug zakken tot het hulpframe de


grond raakt.
13086R
Verwijder de subframebouten en breng de hef-
brug voorzichtig omhoog zodat de aandrijfgroep
- de trekstangen (3), vrijkomt.
- de benzineaanvoer- en -retourleiingen.
N.B.: markeer de stand van Mot. 1159 op sub-
frame indien de bak en de motor worden geschei-
den.

14175R1

10-7
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Aandrijfgroep 10
INBOUWEN

Plaats twee draadstiften Mot.1233-01 in de gaten


van de voorste subframebouten van de carrosserie
voor het uitlijnen van het subframe.

Zet de subframebouten vast met :


- 6,2 daN.m aan de voorkant,
- 10,5 daN.m aan de achterkant.

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Monteer de hitteschilden.

Monteer de remklauwbouten met Loctite


FRENBLOC en zet ze vast met het voorgeschreven
aantrekkoppel.

Druk een paar keren op het rempedaal zodat de


remzuigers aanliggen tegen de remblokken.

Vul :
- de versnellingsbak en de motor met de
voorgeschreven oliesoorten,
- en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk
19),
- het aircocircuit (indien aanwezig) met het
vulstation.

10-8
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1233-01 Subframe draadstiften

AANTREKKOPPELS (in daN.m) - de bout (1) en draai bout (2) los van het reac-
tiestangetje,
Voorste subframebouten 6,2
Achterste subframebouten 10,5
Bouten ondercarter 1,4
Bout van kruisstukje stuurkolom 3
Bout reactiestangetje 6,2
Wielbouten 9

UITBOUWEN

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.

Maak de massakabel van de accu los. 13359R1

Tap de motorolie af.


- de onderste schildbumperbevestiging,
Bouw uit: - de bevestigingen (3) van de trekstangen,
- de voorwielen en het rechter spatscherm, - de subframe bouten en vervang deze één voor
- de moer en de bout van het kruisstukje van de één door de draadstiften Mot. 1233-01.
stuurkolom nadat u de beschermkap hebt weg-
gedrukt,

LET OP:
Om iedere kans op beschadiging van de draaibare
doorvoer te voorkomen moet u de volgende
voorzorgen in acht nemen :
- voordat u de stuurkolom losmaakt van het
rondsel, moet u ervoor zorgen dat HET STUUR-
WIEL IN DE MIDDENSTAND GEBLOKKEERD
STAAT met behulp van een blokkeerhulp en
gedurende de gehele duur van de reparatie
niet kan verdraaien,
- bij de minste of geringste twijfel over het cor-
rect gecentreerd zijn van de draaibare door-
voer moet u het stuurwiel uitbouwen en de
doorvoer centreren volgens de methode die
staat aangegeven in hoofdstuk 88 "AIRBAG".

TER HERINNERING: dit mag alleen gebeuren door


speciaal opgeleid personeel. 14175R

- de fuseekogels en de spoorstangkogels,
- de trekstangen subframe/carrosserie,
- de schakelstang bij de bak,

10-9
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
Laat het subframe geleidelijk zakken met de draadstiften Mot. 1233-01 tot de afstan-
den X1 = 9 cm is bereikt.

13507R2

Verwijder:
- de bevestiging op het ondercarter van de kabelboom,
- het ondercarter.

10-10
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Ondercarter 10
INBOUWEN

Breng een strook RHODORSEAL 5661 aan bij (A)


aan weerszijden van het lager N° 1 en bij (B) op
de afsluitplaat.

10061-1R3

Monteer het ondercarter met een nieuwe pak-


king. Span de bouten voor met een aantrekkop-
pel van 0,8 daN.m, gevogd door het spiraalsgewijs
14506-1R aantrekken met een aantrekkoppel van
1,4 daN.m.

10-11
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE
Steunplaat 10
UITBOUWEN INBOUWEN

Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug. Monteer de steunplaat (controleer of deze bij A
goed tegen het ondercarter steunt en zet de bou-
Verwijder: ten vast met het voorgeschreven aantrekkoppel,
- de linker spatplaat en de schuldbumper, volgens onderstaande tabel.
- de dynamo (zie hoofdstuk16 "Dynamo"),
- de bevestigingen van de airco-compressor en
bevestig deze aan de carrosserie, Aantrekvolgorde Aantrekkoppel
- de bevestigingen van de kabelbundel op de
steunplaat en maak op de stuurbekrachtigings- 1 5,3 daN.m
pomp de stekker los van het drukcontact,
2 2,1 daN.m
Bouw de steunplaat uit.
3 11 daN.m

14492-2R

Vor montage vande aandrijfriem voor de hulpor-


ganen, raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aan-
drijfriem hulporganen".

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van


uitbouwen.

10-12
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 799 -01 Poelieblokkeergereedschap


Mot. 1273 Riemspanningsmeter
Mot. 1368 Spangereedschap distributieriem-
spanrol
Mot. 1487 Montagegereedschap afsluitdop
inlaatnokkenas
Mot. 1488 Montagegereedschap afsluitdop
uitlaatnokkenas
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Nokkenaspoelie blokkeergereed-
schap
Mot. 1496 Nokkenas -afstelgereedschap

ONMISBAAR MATERIAAL

Motorsteun
Hoekverdraaisleutel

Plaats de motorsteun over de motor.


AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en ° )

Wielbouten 10
Spanrolbout 4,5
Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15°
Spanrolmoer 2,7
Bouten pendelophanging rechts voor
op de motor 6,2
Bouten uitslagbegrenzer pendelophanging
rechts voor 6,2

UITBOUWEN 14279S

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.


N.B.: Zorg ervor dat de drukvlakken van de mo-
Maak de massakabel van de accu los. torsteun goed op de onbuigzame delen van het
voorscherm steunen.
Bouw uit :
- het rechter voorwiel,
- de spatplaat in de rechter wielkuip.

11-1
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Bouw uit : Maak los:
- de kap van de pendelophanging en de uitslag- - de kabelbundel van het bovenste distributie-
begrenzer deksel en druk deze opzij,
- de benzineleidingen op het middelste distribu-
tiedeksel.

15424R

- de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07 15426R


"Spanning aandrijfriem hulporganen").

Maak de stekkers (3) en de slang (4) los. Bouw uit:


- de inlaatluchtdemper,
- de afsluitdoppen van de nokkenassen, door-
Bouw de beugel (5) uit, evenals de bevestigings- boor deze in het midden om ze los te maken,
bout bij (6) van de kabelbundel. - de plug van het BDP-controlegat.

14491-1R

11-2
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Afstellen van de distributie Controleer of de inkepingen in de nokkenassen
horizontaal liggen, zie onderstaande tekening.
Draai de inkepingen van de nokkenassen naar be-
neden, zie de onderstaande tekening.

14490S

14491S
Bouw uit :
- de krukaspoelie waarbij u de krukas met een
Schroef de BDP-stift Mot. 1489 in het motorblok grote schroevendraaier tegenhoudt,
en draai de krukas een omwenteling langzaam en - het middelste distributiedeksel (1),
zonder stoten rechtsom (distributiezijde) tot hij - het bovenste deksel (2).
tegen de stift rust.

14487-7R

14489R

11-3
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Distributieriem 11
Ontspan de distributieriem door de moer van de INBOUWEN
spanrol (1) los te draaien.
Bij het vervangen van de distributieriem moeten
N.B. : De krukas poelie is niet met en spie ge- de spanrollen en de distributierol worden vervan-
borgd. Let erop dat hij bij het uitbouwen van de gen.
riem niet loraakt.
Monteer:
Om de distributieriem los te maken verwijdert u - de distributieriem strikt volgens de methode in
de spanrol (2) met Mot. 1368. hoofdstuk 07 "Spannen van de distributie-
riem",
- de aandrijfriem hulporganen(zie hoofdstuk 07
"Spanning aandrijfriem hulporganen"),
- de nieuwe doppen:
• van de inlaatnokkenas (Mot. 1487),
• van de uitlaatnokkenas (Mot. 1488),

14487-2R2

LET OP: het is van groot belang dat u het einde


van de krukas, de boring in de poelie en de raak-
vlakken tussen krukas en poelie grondig ontvet
om motorschade te voorkomen als gevolg van
het slippen van de poelie op de krukas.
14890R

- de pendelophanging rechts en de reactiestang


en zet deze onderdelen met de voorgeschreven
aantrekkoppels vast. Raadpleeg hoofdstuk 19
"Pendelophanging"

11-4
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 799 -01 Blokkeergereedschap poelies


distributie
Mot. 1202 Tang voor klembanden
Mot. 1273 Riemspanningsmeter
Mot. 1311 -06 Uitbouwgereedschap
benzineleidingen
Mot. 1368 Montagegereedschap geleiderol
distributie
Mot. 1448 Afstandstang voor klembanden
Mot. 1487 Montagegereedschap plug
inlaatnokkenas
Mot. 1488 Montagegereedschap plug
uitlaatnokkenas
Mot. 1489 BDP-stift
Mot. 1490 Blokkeergereedschap
nokkenaspoelies
Mot. 1491 Montagegereedschap nokkenas
keerring
Mot. 1496 Afstelgereedschap nokkenas

ONMISBAAR GEREEDSCHAP

Motorsteun
Hoekverdraaisleutel

AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en ° ) UITBOUWEN

Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.


Wielbouten 10
Bout geleiderol 4,5 Maak de accukabels los.
Bout poelie hulporganenriem 2 + 135° ± 15°
Verwijder de linker beschermplaat onder de mo-
Moer spanrol 2,7
tor.
Moer nokkenaspoelies 3 + 84°
Bout kleppendeksel 1,2 Tap het koelsysteem af via de onderste radiateur-
Bout olie-afscheider 1,3 slang.

11-5
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Bouw de distributieriem uit. Raadpleeg hoofdstuk Bouw uit/maak los:
11 "Distributieriem". - de gaskabel,
- de beschermplaat vande hoofd-inspuitbuis,
Breng het motorsteungereedschap Mot. 1159 aan - de nokkenaspoelies met Mot. 1490 (zet Mot.
tussen het subframe en het motorblok. Verwijder 1490 vast in de bevestigingen van het distribu-
de hulpsteun (aangebracht tijdens het verwijde- tiedeksel),
ren van de distributieriem).

99024R2 14839R

- de slangen (1) en (2) voor benzineaanvoer en -


afvoer, met Mot. 1311-06, en duw deze uit de
weg.

14844R2

11-6
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Maak de stekker (3) los, evenals de stekkers van de
bobines

Verwijder/maak los:
- het luchtfilterhuis (4), (maak hiervoor het ex-
pansievat los en druk dit uit de weg),

14843R

- de katalysatorbevestigingen. Maak de katalysa-


tor los van het uitlaatspruitstuk en zet hem vast
aan de uitlaat,
- het smoorklephuis (5),
- de stekker (6) van de lambda sonde,
- de beugel (7) en het hijsoog (8),

14849-1R

- de vacuümslang van de rembekrachtiger,

11-7
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de luchtverdeler,
- de bobines,
- de olie-afscheider,

14497-3S

11-8
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de bouten van het kleppendeksel. Verwijder deze vertikaal door met
een bronzen drevel tegen de uitsteeksels (1) te tikken. Gebruik tevens
een schroevedraaier bij (2) voor het loswrikken (wikkel de uiteinden
van de schroevedraaier in tape om het aluminium oppervlak te spa-
ren.

14497-4R2

11-9
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- de nokkenassen en de kleptuimelaars,
- de uitgaande koelvloeistofslangen op de kop
en de stekker van de koelvloeistoftemperatuur-
zender,
- de bevestigingen van de kabelsteun bij (10),
- de hijsbeugel (11),

14889R

11-10
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Verwijder tenslotte de cilinderkop.

14500S

REINIGEN CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK

De pakkingvlakken van de aluminium onderdelen Controleer met een rij en voelermaatjes of de


mogen beslist niet schoon worden geschraapt. cilinderkop vlak is.
Maximale vervorming 0,05 mm.
Los de achtergebleven pakkingresten op met
Décapjoint. Wij raden u aan om handschoenen te
De cilinderkop mag niet worden gevlakt.
dragen tijdens het reinigen.
Controleer de cilinderkop op scheurtjes.
Breng het product aan op de te reinigen delen;
laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeg
het metaal met een houten spatel schoon.

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te


werk gaat en dat er geen vuil of pakkingresten in
de oliekanalen naar de nokkenas terecht komen:
deze oliekanalen bevinden zich zowel in het
motorblok als in de cilinderkop.

Indien de oliesproeiers verstopt raken zullen de


nokkenassen namelijk snel slijten.

11-11
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
INBOUWEN

Denk goed aan het volgende bij uitbouwen-


inbouwen van de cilinderkop:

- de hydraulische klepstoters moeten opnieuw


op druk worden gebracht als deze gedurende
langere tijd niet werkzaam zijn geweest.
Druk tegen het bovenste deel (A) om te
controleren of u de klepstoters op druk moet
brengen. Indien u het zuigertje in de stoter
kunt wegdrukken, moet de complete
klepstoter in dieselbrandstof onderdompelen
alvorens hem te monteren.

14499R2

11-12
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
- Controleer:
• of het hitteschild van de uitlaat goed is gemonteerd tussen de lambda sonde en het spruitstuk (om te
voorkomen dat de stekker van de achterste sonde door hitte worden beschadigd),
• of de onderste inlaatluchtverdeler goed in lijn ligt met de cilinderkop en bij (A) tegen het
kleppendeksel steunt, met de lipjes (B) tegen die van het kleppendeksel.

15148R

De onderste inlaatluchtverdeler wordt vastgezet


met een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.

Plaats de zuigers haverwege hun werkslag om


contact met de kleppen te voorkomen bij
montage van de nokkenassen.

Controleer de ligging van de koppakking en


monteer de cilinderkop.

Controleer de lengte van de kopbouten en zet de


ze vast zoals voorgeschreven in hoofdstuk 07
"Vastzetten kopbouten".
15154S

11-13
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer: Plaats de groeven van de nokkenas in de hieron-
- de kleptuimelaars, der aangegeven stand.
- de nokkenassen.

LET OP: Er mag geen olie op het pakkingvlak van


het kleppendeksel komen.

N.B.: De nokkenassen zijn bij (A) voorzien van een


merkteken.

14490S

14518R
N.B. : de pakkingvlakken moeten schoon, droog
en vetvrij zijn (geen vingerafdrukken)
Verklaring merkteken:
- de tekens (B) en (C) zijn uitsluitend van belang Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het
voor de leverancier, pakkingvlak van het kleppendeksel, tot deze een
- het teken (D) identificeert de nokkenas: rode kleur krijgt.
AM =Inlaatnokkenas
EM =Uitlaatnokkenas

XXX XXX XX

B C D

14517S

11-14
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer het kleppendeksel en zet de bouten als volgt vast:

Aantrekmethode

Aantrekkoppel
Montage Vastzetvolgorde Losmaakvolgorde
(daN.m)

Handeling n° 1 22-23-20-13 - 0,8

1 t/m 12
Handeling n° 2 14 t/m 19 - 1,2
21 en 24

Handeling n° 3 - 22-23-20-13 -

Handeling n° 4 22-23-20-13 - 1,2

14497-4R1

11-15
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
N.B.: de pakkingvlakken moeten schoon, droog en vetvrij zijn (geen
vingerafdrukken)

Breng met een verfroller Loctite 518 aan op het pakkingvlak van het
kleppendeksel, tot deze een rode kleur krijgt.

14516S

Monteer de olie-afscheider en zet de bouten vast met 1,3 daN.m in de


onderstaande volgorde.

14497-3R

11-16
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
Monteer:
- de bobines die u vastzet met 1,3 daN.m,
- het inlaatspruitstuk (met nieuwe pakking), zet de bouten hiervan vast
met 0,9 daN.m in onderstaande volgorde,

14497-1R

- het smoorklephuis, zet de bouten (A) vast met


1,3 daN.m,
- het luchtfilterhuis, zet de bouten vast met
0,9 daN.m,
- de nokkenaskeerringen, gebruik Mot. 1491 in
combinatie met de oude moeren (B).

14892R1

11-17
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE
Koppakking 11
OP TIJD ZETTEN VAN DE DISTRIBUTIE

LET OP : Ontvet grondig de neus van de krukas,


de boring van de distributiepoelie, de raakvlak-
ken van de krukaspoelie en de uiteinden van de
nokkenassen. Dit is nodig om verschuiving van de
distributie-onderdelen (en motorschade) te voor-
komen .

Monteer de distributieriem en houd u daarbij


strict aan de voorgeschreven methode van
hoofdstuk 07 "Spannen distributieriem").

Monteer de aandrijfriem van de hulporganen, en


raadpleeg daarbij hoofdstuk 07 "aandrijfriem
hulporganen").

Monteer nieuwe afdichtpluggen:


• voor de inlaatnokkenas (Mot. 1487),
• voor de uitlaatnokkenas (Mot. 1488),

14890R

Monteer de rechter pendelophanging en de


koppel-reactiestang. Raadpleeg hoofdstuk 19
"Pendelophanging" voor de voorgeschreven aan-
trekkoppels.

Ga verder in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Vul en ontlucht het koelsysteem, raadpleeg


hoofdstuk 19 "Vullen - Ontluchten".

11-18
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
Type Type
Type
auto inspuiting
bak Type Indice Boring Slag Inhoud Compressie-
Katalysator
Emissie-
(mm) (mm) (cm 3) verhouding norm

Multipunt
CB0H ◊ C75 sequentieel
JB3 K4M 748 79,5 80,5 1598 10/1 EU 96
CB0T ◊ C79 Statische
ontsteking

Temperatuur °C 0 20 40 80 90

Opname-element luchttemp.
Type NTC 5290 à 6490 2400 à 2600 1070 à 1270 - -
Weerstand in Ohm

Opname-element
koelvloeistoftemp.
- 3060 à 4045 1315 à 1600 300 à 370 210 à 270
Type NTC
Weerstand in Ohm

Controles bij stationair toerental*


Benzine***
Uitlaatgassen** (octaangetal
Toerental
(tr/min.) CO (%) (1) C02 (%) CH (ppm) Lambda (λ)

Super ongelood
750 ± 50 0,5 max. 14,5 min. 100 max. 0,97 < λ < 1,03
(95)

(1) bij 2500 tr/min mag het CO-% maximaal 0,3 bedragen.

* Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80°C. Controle na ongeveer 30 seconden met 2500 tr/min.
stabiel toerental draaien.
** De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen.
*** Ook geschikt voor ongelood 91 octaan.

12-1
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN

Rekeneenheid SIEMENS "SIRIUS" 90-polig

Inspuiting - Multipunt sequentieel

Ontsteking - Statisch met vier bobines

MAGNETI
Stappenmotor stationair Weerstand: 53 ± 5 Ω bij omgevingstemperatuur
MARELLI

Geïntegreerd in smoorklephuis
Weerstand baan : 1 200 ± 240 Ω
Weerstand sleepcontact < 1 050 Ω

Smoorklepweerstand CTS Aansl. gas los volgas

A-B 1 250 Ω 1 250 Ω


A-C 1 245 Ω 2 230 Ω
B-C 2 230 Ω 1 245 Ω

ELECTRIFIL
Geïntegreerde stekker
Opname element vliegwiel of
Weerstand= 200 à 270 Ω
SIEMENS

Geïntegreerd in dampabsorptievat
Elektroklep dampabsorptievat SAGEM
Weerstand: 26 ± 4 Ω à 23 °C

Weerstand: 14,5 Ω
Inspuitstukken WEBER
Lekopbrengst: 0,7 cm3/minuut maximaal

Storing zoeken OPTIMA 5800

Opname element NTC (zie tabel)


JAEGER
luchttemperatuur Weerstand: 2 500 Ω à 20 °C

Opname element NTC (zie tabel)


JAEGER
koelvloeistoftemperatuur Weerstand: 3 500 Ω à 20 °C

DELCO Type piëzo-electrisch


Opname element druk
ELECTRONICS Afdichtring altijd vervangen

Type piëzo-elektrisch
Pingeldetector SAGEM
Aantrekkoppel: 2 daN.m

Aansl. 80 (massa) en 45 (signaal rekeneenheid)


Weerstand verwarmingselement
Voorste lambda sonde BOSCH R = 9 Ω bij omgevingstemperatuur
Arm mengsel = 840 mV ± 70
Rijk mengsel= 20 mV ± 50

aansl. 76 (massa) en 44 (signaal rekeneenheid)


Weerstandverwarmingselement
Achterste lambda sonde BOSCH R = 3,4 Ω bij omgevingstemperatuur
Spanning bij volgas= 600 mV ± 50
Spanning bij gas los= 150 mV ± 50

12-2
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Gegevens 12
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN

Eén bobine per cilinder


Bobines NIPPONDENSO Primaire weerstand: 0,5 Ω ± 0,02
Secondaire weerstand: 7 500 Ω ± 1 100

BOSCH 6 kΩ ± 1,5
Bougies
RFC 50L2ZE Aantrekkoppel: 2,5 ± 5 daN.m

Inlaatspruitstukdruk - 350 mb ± 30 stationair

Vóór Na
catalysator catalysator
1 500 tr/min 30 23
Tegendruk uitlaat -
3 000 tr/min 108 84
4 500 tr/min 211 153
5 500 tr/min 321 266

Benzine-dompelpomp WALBRO Druk: 3 bar ± 0,06 à 80 l/h

Geregelde druk
Benzinedrukregelaar - Onderdruk nul: 3 ± 0,2 bar
Bij 500 mbar onderdruk : 2,5 ± 0,2 bar

Benzinefilter - Aan voorzijde tank

12-3
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Demper inlaatluchtcircuit 12
Het inlaatluchtcircuit is uitgerust met een demper (1) voor het onder-
drukken van bepaalde drukgolven en het verminderen van het aanzuig-
geluid.

14852R

12-4
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Inlaatluchtcircuit 12
AANTREKKOPPELS (daN.m)

Bout luchtfilterhuis 0,9

UITBOUWEN Druk het luchtfilterhuis naar rechts om hem te


verwijderen. Het huis past tussen de voorruit-
Maak los: plaat, de motor en de rembekrachtiger.

- de accu,
- de vacuumslang van de rembekrachtiger INBOUWEN
(spruitstukzijde), Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
- de actuator (1), wen.
- de slang voor de benzinedampen (2).
N.B.: wees voorzichtig met de vacuümaansluiting
Druk het expansievat uit de weg zonder dit uit te van het spruitstuk naar de rembekrachtiger. Als
bouwen. deze breekt moet u het gehele inlaatspruitstuk
vervangen.
Verwijder:
- de inlaatluchtdemper,
- de bevestigingsbouten van het luchtfilter (3).

14843R1

12-5
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Smoorklephuis/stationair regeling 12
AANTREKKOPPELS (in daN.m)

Smoorklephuis 1,5
Luchtfilterhuis 0,9

UITBOUWEN SMOORKLEPHUIS UITBOUWEN STATIONAIR REGELAAR (actuator)

Maak de accukabels los. Bouw uit/maak los:


- de stekker van de stappenmotor,
Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk - de slang van de EGR,
12 "Inlaatluchtcircuit"). - de drie bevestigingsbouten.

Maak los:
- de gaskabel,
- de stekker van de smoorklepweerstand.

Verwijder de twee bouten (1) van het smoor-


klephuis.

14843S

Ga bij het uitbouwen te werk in omgekeerde vol-


gorde van uitbouwen en houd u strikt aan het
voorgeschreven aantrekkoppel van de drie beves-
tigingsbouten. Controleer de stand en de staat
14849R4 van de afdichtring bij montage.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Vervang na het uitbouwen altijd de afdichtring


van het smoorklephuis.

Gebruik indien nodig wat vet om de ring te plaat-


sen.

12-6
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Inlaatspruitstuk 12
AANTREKKOPPEL (daN.m)

Bouten spruitstuk 1
Bouten luchtfilterhuis 0,9
Bouten smoorklephuis 1,5

UITBOUWEN INBOUWEN

Maak de accukabels los. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk
12 "Inlaatluchtcircuit"). N.B.: Houd de voorgeschreven aantrekvolgorde
en aantrekkoppels aan voor de bouten van het
Maak los: spruitstuk en het smoorklephuis.
- de stekker vande smoorklepweerstand,
- de stekker van het opname element druk, Houd er rekening mee dat de spruitstuk -of
- de stekker van de penbobines, smoorklephuispakking vervangen moet worden.
- de stekker van het opname element luchttem-
peratuur,
- de gaskabel.

Verwijder:
- de twee bevestigingsbouten (A) van he smoor-
klephuis,
- de bouten van het inlaatspruitstuk.

14497-1R

12-7
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Houder inspuitstukken 12
AANTREKKOPPELS (daN.m)

Bouten houder inspuitstukken 2,1


Bouten hoofdinspuitbuis 0,9

UITBOUWEN Verwijder:
- de poelie van de stuurbekrachtigingspomp,
Maak de accukabels los. - de drie bevestigingsbouten van de stuurbekra-
chtigingspomp.
Duw het stuurbekrachtigingsreservoir uit de weg.
Druk de stuurbekrachtigingspomp uit de weg
Verwijder: zonder de leidingen los te maken.
- de beschermplaat van de hoofd-inspuitbuis.
- de beugel van de kabelbundel van de inspui- Verwijder de bevestigingsbouten van de houder
ting. en bouw deze uit.

Maak los:
- de benzineaanvoer- en -retourslang (1 en 2),
- de vacuümslang van de drukregelaar,
- de inspuitstukken.

14503R1

14844R5

Verwijder de spatlap rechts voor.

Blokkeer de spaner van de aandrijfriem voor de


hulporganen.

Bouw de aandrijfriem uit.

BELANGRIJK: Een uitgebouwde aandrijfriem


moet altijd worden vervangen. Raadpleeg
hoofdstuk 07 "Spannen aandrijfriem hulporga-
nen".

12-8
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Houder inspuitstukken 12
INBOUWEN

Vervang de pakking.

Controleer of de inlaatluchtdemper (bij A) in lijn ligt met de cilinderkop en bij (B) tegen het kleppendeksel
steunt.

15148R

G a verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.

Houd u aan de voorgeschreven aantrekkoppels voor de bevestigingen van de houder.

Vervang de aandrijfriem van de hulporganen, raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem hulp-


organen".

12-9
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Uitlaatspruitstuk 12
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1495 Demontage-gereedschap


voorste lambda sonde

AANTREKKOPPELS (daN.m) Bouw de katalysator uit. U kunt het subframe en-


kele millimeters laten zakken om het verwijderen
Voorste lambda sonde 4,5 te vereenvoudigen (raadpleeg hoofdstuk 31 van
Spruitstukmoeren 1,8 MR 337).
Moer 3-punts beugel 2
Let erop dat u de leiding van de katalysator en het
Bout hitteschild 1 hitteschild niet beschadigt.

UITBOUWEN

Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.

Maak de accukabels los.

Bouw het luchtfilterhuis uit (raadpleeg hoofdstuk


12 "Luchtfilterhuis").

Maak de stekker (1) van de lambda sonde los en


bouw hem uit met Mot. 1495.

Verwijder het bovenste hitteschails van het uit-


laatspruitstuk.

Maak de voorste uitlaatbuis los.

15448-1S

14849R1

15448S

12-10
INLAATSPRUITSTUK - SMOORKLEPHUIS
Uitlaatspruitstuk 12
Verwijder de beugel (1) tussen uitlaatspruitstuk
en motorblok.

14848R

Neem hem vervolgens via de rechterzijde weg.

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

N.B.: Controleer of het hitteschild goed ligt tussen


de lambda sonde en het spruitstuk. Anders wordt
de stekker van de lambda sonde beschadigd door
de terugslaande hitte.

Vervang de afdichtingen van het spruitstuk en de


3-punts bevestiging.

Vervang ook alle bevestigingsmoeren.

LET OP: Een beschadigd hitteschild moet altijd


worden vervangen om brandgevaar te voorko-
men.

12-11
BRANDSTOFTOEVOER
Inspuitstukken 13
AANTREKKOPPELS (daN.m) Bouw uit/maak los:
- het beschermrubber van de hoofd-inspuitbuis,
Bouten hoofdinspuitbuis 0,9 - de snelsluitingen van de benzineaanvoer en -
retourleidingen, zonder deze dicht te knijpen.
Maak de slangen vrij,
De inspuitstukken bij de K4M-motor zijn van het - de vacuümslang van de drukregelaar,
merk WEBER en zijn met klemveren aan de hoofd- - de bevestigingsbouten van de hoofd-
inspuitbuis gemonteerd. inspuitbuis,
- de stekkers van de inspuitstukken,
De benzine stroomt continu rond het huis van het - de klemveren van de inspuitstukken.
inspuitstuk waardoor luchtbelvorming wordt
voorkomen en warme starts worden vergemakke- INBOUWEN
lijkt.
Vervang altijd de afdichtringen van de inspuit-
stukken.
UITBOUEN
Houd u strikt aan de aantrekkoppels voor de be-
LET OP: Houd bij het verwijderen van de inspuits- vestigingen van de hoofd-inspuitbuis.
tukken rekening met de resterende ben-
zine(druk). Becherm de dynamo tegen wegstro-
mende benzine.

14846S

14844S

Maak de accukabels los.

13-1
BRANDSTOFTOEVOER
Benzinedruk 13
CONTROLE VAN DE BENZINEDRUK EN DE POMPOPBRENGST

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1311 -04 Wartel voor drukmeteing


Mot. 1311 -01 Controleset benzinedruk (met
manometer
Mot. 1311 -02 Aansluitingen druk metingen

ONMISBAAR MATERIAAL

Maatbeker 2 000 ml

Maak de benzine-aanvoerleiding los en sluit in Laat de benzinepomp draaien door de startmotor


plaats hiervan het t-stuk aan, voorzien van de ma- te activeren.
nometer.
Noteer de druk en de hoeveelheid benzine in de
Maak de benzine-retourslang los. Breng in plaats maatbeker.
hiervan een slang aan die in de maatbeker uit-
mondt. Bij het aanbrengen van onderdruk moet de benzi-
nedruk dalen.

Afgelezen druk : 3 bar ± 0,3

berekende min. opbrengst : 1,3 liter/minuut

Controle overdrukklep pomp.

Voed de benzinepomp door de retouropening


dicht te houden. De druk moet zich op de mano-
meter rond 5 bar stabiliseren.

14845S

13-2
BRANDSTOFTOEVOER
Anti-dampbelvoorziening 13
WERKINGSPRINCIPE

het anti-dampbelsysteem wordt rechtstreeks aan-


gestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.

De koelvloeistoftemperatuur-informatie is af-
komstig van het opname element koelvloeistof-
temperatuur van de inspuiting (zie hoofdstuk 17
"Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling")

Als de koelvloeistof in de 5 minuten na het afzet-


ten van het contact warmer is dan ongeveer 103
° C, dan wordt het relais voor de langzame snel-
heid vande koelventilateur geactiveerd.

Zodra de temperatuur onder de 100 °C daalt


wordt de voeding van het relais onderbroken (de
koelventilateur kan nooit langer dan 12 minuten
draaien).

13-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
SCHEMATISCHE VOORSTELLING VAN HET CIRCUIT

14545R

97393-1R 1 Absorptie benzinedampen van tank (snelkop-


peling)
1 Inlaatspruitstuk 2 Absortie benzinedampen naar motor
2 Elektroklep kringloop 3 Ontluchting tank
3 Dampabsorptievat met elektroklep 4 Elektroklep dampabsorptievat
4 Tank
M Ontluchting LET OP: onder normale omstandigheden is de
ontluchting nooit verstopt en worden hier geen
slangen aangesloten.

14-1
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
WERKINGSPRINCIPE CONTROLE WERKING AFZUIGING BENZINE-
DAMPABSORPTIEVAT
De ontluchting van de tank gebeurt via het benzi-
nedampabsorptievat. Bij een slechte weking van het systeem kan de mo-
tor afslaan of slecht stationair gaan draaien.
De benzinedampen worden onderweg opgevan-
gen door de actieve koolstof in het absorptievat Controleer de juistheid van het systeem (schema-
en vervolgens in de verbrandingskamers van de tische voorstelling)
motor verbrand.
Controleer de staat van de leidingen tot de tank.

Hiervoor wordt het benzinedampabsorptievat via


een leiding verbonden met het inlaatspruitstuk le
canister et le collecteur d’admission. Een elektro-
klep op het absorptievat geeft de benzinedampen
wel of niet vrij richting inlaatspruitstuk.

De elektroklep werkt volgens het principe van een


variabele doorlaat (functie van het cyclisch ope-
ningssignaal van de rekeneenheid). Deze varia-
bele doorlaat ontstaat door de wiselwerking tus-
sen het magnetisch veld van de spoel enerzijds en
de terugtrekveer anderzijds.

97393-1R

1 Inlaatspruitstuk
2 Ingebouwde elektroklep voor afzuiging
3 Dampabsorptievat met ingebouwde elektro-
klep)
4 Tank
M Ontluchtingsnippel

14-2
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
VOORWAARDEN VOOR HET AFZUIGEN VAN HET UITBOUWEN BENZINEDAMPABSORPTIEVAT
DAMPABSORPTIEVAT
Het benzinedampabsorptievat (1) bevindt zich in
De elektroklep voor het afzuigen wordt via aan- de rechter voorwielkuip.
sluiting 4 van de rekeneenheid bekrachtigd ALS:
- de koelvloeistof warmer is dan 60 °C, Maak los:
- de luchttemperatuur meer bedraagt dan 10 °C, - de aanvoerleidingen van de tank (2) en de af-
- de motor NIET stationair draait, voerleidingen naar het spruitstuk.
- een bepaalde motorbelasting is bereikt, - de stekker van de leektroklepbediening.
- de smoorklepweerstand in de stand GAS LOS
staat. Bouw uit:
- de spatplaat en de wielkuip.
Met het diagnosestation kan het cyclisch ope- - de bevestigingsbouten (3).
ningssignaal naar de klep worden opgeroepen
(parameter "openingssignaal elektroklep afzui-
gen absorptievat

de elektroklep is gesloten als de waarde lager is


dan 0,7 % .

13049R

14-3
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Benzinedampabsorptiesysteem 14
Ga verder als volgt te werk:
- Motor stationair draaiend,
- Knijp op het absorptievat het circuit (B) vanaf
de tank dicht,
- Sluit een manometer (- 3 / + 3 bar) (Mot. 1311-
01) aan op de ontluchting (M) van het absorp-
tievat,
Controleer nu of er geen onderdruk meetbaar is
(ook mag het diagnosestation niet meer aange-
ven dan minimaal X = 0,7 ).

Meet u onderdruk ?

JA Contact uit, zet met een vacuümpomp een


onderdruk van 500 mbar op de elektroklep
bij (C). De onderdruk mag in 30 seconden
niet meer variëren dan 10 mbar .
Varieert de druk ?

JA De elektroklep is defect, vervang


hem. Blaas bovendien in de slang
van de elektroklep naar het absorp-
tievat om eventuele koolstofresten
te verwijderen.

NEE Er is een elektrisch probleem, con-


troleer het circuit.

NEE Als er wel afzuiging plaatsvindt -als de


warme motor (niet stationair) draait- moet
u de onderdruk en de waarde op het
diagnosestation (parameters) zien
toenemen.

CONTROLE LEIDING TANK-ABSORPTIEVAT

Controleer deze verbinding door:


- het rechter acherwiel op te krikken,
- de vuldop van de tank te verwijderen,
- een vacuümpomp op de slang (B) aan te slui-
ten.

De verbinding is goed als het vacuüm NIET in


stand kan worden gehouden.

14-4
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING
Carterventilatie 14
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM

Aanzuigopening carterdampen.

14852R1

Uitgaande carterdampen. Opvangplaat carterdampen op kleppendeksel.

14516R

Raadpleeg voor demontage hoofdstuk 11


"Cilinderkop en distributie".
14849R5

14-5
STARTEN - LADEN
Dynamo 16
IDENTIFICATIE

Type auto Motor Dynamo Stroomsterkte

CB0H
K4M 748 BOSCH 0120 416 020 (CA) 100 A
CB0T

CONTROLE

Na 15 minuten warmdraaien met een spanning van 13,5 volt.

Tr/min. 100 Ampère-dynamo

2 000 63 A

3 000 86 A

4 000 95 A

16-1
STARTEN - LADEN
Dynamo 16
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1273 Riemspanningsmeter


Mot. 1311 -06 Uitbouwgereedschap
benzineleidingen

UITBOUWEN

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.

Maak de massakabel van de accu los.

Verwijder:
- het rechter voorwiel en de spatlap,
- de grille,
- de bovenste dwarsbalk (twee binnenste beves-
tigingsbouten) en plaats deze op de motor,

15425-1R

- de bevestigingenop de steunplaat van de


stuurbekrachtigingsleiding,
- de dynamo. Druk de stuurbekrachtigingspomp
uit de weg.

INBOUWEN
14280R
Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde
van uitbouwen.
- de afdekplaat van de hoofd-inspuitbuis,
- de rechter koplamp, Raadpleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"
- de aandrijfriem van de hulporganen (raad- voor het correct spannen van de aandrijfriem.
pleeg hoofdstuk 07 "Spanning aandrijfriem"),
- de poelie an de stuurbekrachtigingspomp,
- de aanvoerslang op de hoofd-inspuitbuis.
Gebruik Mot. 1311-06 en maak de stekker (1)
van het inspuitstuk los,
- de bevestigingen van de stuurbekrachtigings-
pomp op de steun,

16-2
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
IDENTIFICATIE

Type auto Type motor Startmotor

CB0H
K4M 748 VALEO D7E6
CB0T

16-3
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
UITBOUWEN - het hitteschild van de startkatalysator bij (1),
- de stekker van de oliepeilzender (2) en duw de
Plaats de auto op een tweekolomshefbrug en kabelbundel opzij,
maak de accukabels los.

Bouw uit:
- het rechter voorwiel,
- de inlaatluchtdemper.

Vanaf de rechterzijde:

Verwijder:
- de borgpen vande aandrijfas metde drevels
B.Vi. 31-01,
- de spoorstangkogel metT.Av. 476,
- de bovenste bout op de schokdemperpoot en
maak de onderste bout iets los.

Kantel de fusee en maak de aandrijfas los.

Verwijder:

- de accu,
- de steun van de rekeneenheid inspuiting. Maak 14849-1R1
eerst de stekker los van de rekeneenheid en
vann de crashsensor.

13088S

16-4
STARTEN - LADEN
Startmotor 16
- de moer (3) van de voedingskabel en maak de
stekker (4) los van de spoel van de startmotor,
- de bouten van de startmotor. Verwijder deze
via de onderzijde.

14853-1R

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Controleer de aanwezigheid van de centreerdop


bij (A).

Monteer de hitteschilden zo zorgvuldig mogelijk.

16-5
ONTSTEKING
Statische ontsteking 17
AANTREKKOPPELS (daN.m)

Bouten bobines 1,5


Bougies 2,1

BESCHRIJVING UITBOUWEN VAN EEN BOBINE

Bij de statische ontsteking is er een rechtstreekse Maak de accukabels los.


verbinding tussen bobine en bougie waardoor er
totaal geen spanningsverlies optreedt . Maak de stekkers los van de bobines.

Ook zijn er geen geen bewegende delen meer LET EROP DAT U DE STEKKERS (1) NIET
aanwezig in het ontstekingscircuit (stroomverde- BESCHADIGT; ANDERS DIENT U DEZE TE
ler). VERVANGEN .

De hoogspanningsmodule maakt deel uit van de Verwijder de bevestigingsbouten (2) van de bo-
rekeneenheid van de inspuiting, waarbij de ont- bines.
steking dezelfde signalen verwerkt als het inspuit-
systeem.

14851S

Het systeem bestaat verder uit vier bobines die


rechtstreeks op de bougies zijn gemonteerd via 14843R2
bevestigingsbouten op het kleppendeksel.

De bobines worden per paar in serie aangestuurd INBOUWEN


via de aansluitingen 1 en 32 van de rekeneenheid
van de inspuiting: Ga voor het inbouwen te werk in omgekeerde
- aansl. 1 voor de cilinders 2 en 3, volgorde van uitbouwen. Vervang indien nodig
- aansl. 32 voor de cilinders 1 en 4. de O-ringen van de bobines.

BOUGIES

De bougies zijn voorzien van 3 elektrodes (twee


zichtbaar plus de massa-elektrode).

17-1
INSPUITSYSTEEM
Algemeen 17
BIJZONDERHEDEN INSPUITSYSTEEM K4M

• 90 -polige SIEMENS "SIRIUS 32" rekeneenheid voor inspuiting en ontsteking.

• Gebruik van OPTIMA diagnosestation of soortgelijke diagnoseapparatuur.

• Sequentiëel inspuitsysteem zonder opname element nokkenas/cilinderherkenning. Het in fase brengen


geschiedt elektronisch aan de hand van het signaal van het opname element vliegwiel

• Statische ontsteking waarbij de vier bougies per paar in serie worden aangestuurd.

• Het waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is niet aangesloten.

• Bijzonderheden startvergrendeling.
Tweede generatie startvergrendeling met speciale methode voor vervangen rekeneenheid.

• Staionaire toerentallen
- Stationair nominaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 750 tr/min.

• Stationair verhoging naar aanleiding van:


- Airconditioning,
- Voorruitverwarming,
- Elektrische toestand,
- Accuspanning.

• Maximum toerentallen
- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur onder 60° .............................. 5 800 tr/min.
- Max. toerental bij koelvloeistoftemperatuur boven 60° .............................. 6 500 tr/min.

• Cyclisch openingssignaal voor afzuigen benzinedampabsorptievat afhankelijk van toerental en werkom-


standigheden motor.

• Twee lambda sondes (voor en na katalysator).

• Automatische configuratie rekeneenheid voor airconditioning naar aanleiding van signaaluitwisseling


met rekeneenheid airconditioning. Het is echter niet mogelijk deze configuratie weer ongedaan te maken.

• Aansturen van de koelventilateurs en van het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur door


rekeneenheid inspuiting (centrale koelvloeistoftemperatuurregeling.

17-2
INSPUITSYSTEEM
Plaats van de onderdelen 17

15431S

1 Opname element druk


2 Stappenmotor stationair toerental
3 Smoorklepweerstand
4 Voorste lambda sonde
5 Bobine en bougie
6 Opname element koelvloeistoftemperatuur en opname element vliegwiel
7 Rekeneenheid inspuiting
8 Voedingsrelais
9 Pingeldetektor
10 Opname element luchttemperatuur
11 Hoofd-inspuitbuis met drukregelaar
12 Drukcontact stuurbekrachtiging
13 Benzinedampabsorptiesysteem met elektroklep

17-3
INSPUITSYSTEEM
Plaats van de onderdelen 17
9 Pingeldetektor 3 Smoorklepweerstand
11 Hoofd-inspuitbuis 1 Opname element druk
14 Inspuitbuis 4 Voorste lambda sonde

14844R3 14849R2

2 Stappenmotor stationair
10 Opname element luchttemperatuur
5 Bobine ontsteking

14843R4

17-4
INSPUITSYSTEEM
Sequentiële inspuiting 17
OMSCHRIJVING

De K4M-motor is uitgerust met een sequentiëel inspuitsysteem..

De benzine wordt per cilinder ingespoten, aan het begin van de inlaatslag.

Hiervoor moet:
- ieder inspuitstuk afzonderlijk door de rekeneenheid worden bediend (inspuitstuk n° 1 aan vliegwielzijde),
- de rekeneenheid weten welke cilinder aan de inlaatslag begint.

Om te weten welke cilinder aan het begin vande inlaatslag staat wordt het signaal van het opname element
vliegwiel gebruikt, die aan kan geven of:
- cilinders 1 en 4 in het BDP staan,
of dat
- cilinders 2 en 3 in het BDP staan

Om te weten in welke van de twee cilinders moet worden ingespoten kan de rekeneenheid op twee manie-
ren te werk gaan:
- hij onthoudt bij elk afzetten van de motor welk inspuitstuk hij als laatst heeft aangestuurd. Bij het starten
vormt dit inspuitstuk het uitgangspunt voor de sequentiële inspuiting.
- als dit niet het goede inspuitstuk blijkt te zijn voert de rekeneenheid een testprogramma uit om het juiste
inspuitstuk te bepalen.

Bij het vervangen van de rekeneenheid, moet het inlezen van het juiste inspuitstuk gebeuren tijdens een 25
minuten durende proefrit onder normale werkomstandigheden en moet de stappenmotor voor het statio-
nair toerental worden afgesteld.

17-5
INSPUITSYSTEEM
Sequentiële inspuiting 17

98406R3

A 1 Krukasomwenteling
B 1 Nokkenasomwenteling

C BDP 1-4
D BDP 2-3

1 Cilinder 1 in inlaatslag
2 Cilinder 2 in inlaatslag
3 Cilinder 3 in inlaatslag
4 Cilinder 4 in inlaatslag

5 Lange tand
6 84° of 14 tanden
7 30 tanden

X Tandkrans vliegwiel.

N.B. : alle waarden in BDP-graden.

17-6
INSPUITSYSTEEM
Startvergrendeling 17
Deze auto is uitgerust met een startvergrendeling van de 2e generatie. De rekeneenheid vande inspuiting
werkt alleen als er een startvergrendelingscode is ingelezen.

VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING

De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd. Bij vervanging moet bij de nieuwe rekeneenheid de bij
de auto behorende code woreden in gelezen. vervolgens moetde werking worden gecontroleerd.

Voor het inlezen volstaat het om het contact enkele seconden aan te zetten.

CONTROLE VAN DE STARTVERGRENDELING

Haal de sleutel uit het slot, het controlelampje moet na 10 seconden gaan knipperen. Raadpleeg hoofdstuk 8
van MR 337 voor het controleren van de daadwerkelijke vergrendeling.

GEBRUIK VAN EEN ONGECODEERDE TEST-REKENEENHEID VAN HET MAGAZIJN (wordt afgeraden!!!)

BELANGRIJK: Voordat u een testrekeneenheid gebruikt, MOET bij deze de startvergrendelingscode van de
auto zijn ingelezen om te kunnen functioneren. Na het testen MOET de testrekeneenheid ABSOLUUT wor-
den gedecodeerd, omdat hij anders onbruikbaar is in de toekomst.
Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 8 van MR 337. Dit moet door speciaal geschoold personeel gebeuren.

EEN GECODEERDE REKENEENHEID VAN EEN AUTO MET STARTVERGRENDELING KAN NOOIT ALS
TESTREKENEENHEID WORDEN GEBRUIKT BIJ EEN ANDERE AUTO (MET OF ZONDER STARTVERGRENDELING).

17-7
INSPUITSYSTEEM
Wisselwerking met rekeneenheid airconditoning 17
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD

VERBINDING REKENEENHEID AIRCONDITIONING - REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM

De rekeneenheid van de inspuiting is via twee draden verbonden met de rekeneenheid van de airconditio-
ning:
- vanaf aansluiting 10 van de rekeneenheid van de inspuiting gaat een draad naar de rekeneenheid vande
airconditioning met het vrijgave of blokkeersignaal voor het koppelen van de airco-compressor.
- vanaf de rekeneneenheid van de airconditioning gaat een draad naar aansluiting 23 van de rekeneen-
heid van de inspuiting met informatie over het geabsorbeerde vermogen door de airco-compressor.

Bij het inschakelen van de airco-toets vraagt de rekeneenheid van de airconditioning vrijgave voor het kop-
pelen van de airco-compressor.
De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft hierop het koppelen van de compressor wel of niet vrij en past
het stationair toerental hierop aan.

STRATEGIE VOOR HET VRIJGEVEN OF BLOKKEREN VAN HET KOPPELEN VAN DE AIRCO-COMPRESSOR

Onder bepaalde omstandigheden blokkeert de rekeneenheid van de inspuiting het koppelen van de airco-
compressor.

Strategie bij het starten van de motor


De aircokoppeling wordt de eerste 10 seconden na het starten van de motor niet bekrachtigd.

Strategie voor behoud van acceleratievermogen


Bij signaal van het volgas-contact, toerentallen lager dan 2000 tr/min., en een snelheid lager dan 16 km/h,
dan wordt de compressor gedurende 5 seconden ontkoppeld. Hij wordt weer gekoppeld als het signaal van
het volgas-contact verdwijnt, het toerental 2000 tr/min heeft bereikt en de snelheid 26 km/h bedraagt.

Strategie voor de afslag beveiliging


Als het toerental plots onder 600 tr/min daalt, wordt de compressor gedurende maximaal 9 seconden ont-
koppeld. Hij wordt weer gekoppeld zodra het toerental hoger is dan 1900 tr/min.

Strategie tegen oververhitting


De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur gelijk of hoger is dan + 115°C.

Strategie tegen overtoeren


De compressor wordt niet ingeschakeld als het motortoerental hoger is dan 6 500 tr/min.

17-8
INSPUITSYSTEEM
Correctie stationair toerental 17
VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING

De rekeneenheid van de inspuiting ontvangt een signaal van het drukcontact van de stuurbekrachtiging. Dit
hangt af van de druk in het stuurbekrachtingscircuit. Hoe hoger de druk, hoe meer kracht de stuurbekrachti-
gingspomp aan de motor ontleent.

De rekeneenheid verhoogt hiervoor NIET het stationair toerental van de motor, maar houdt wél rekening
met deze informatie om te kunnen anticiperen bij een terugval in het toerental.

VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL NAAR AANLEIDING VAN LAGE ACCUSPANNING EN ELEKTRISCHE


TOESTAND

Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van
stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu.
Hiervoor wordt het stationaire toerental verhoogd waardoor de dynamo meer laadstroom levert.

Hoe zwakker de accuspanning, hoe groter de toerentalverhoging. Deze correctie is dus variabel en treedt in
werking zodra de accuspanning lager wordt dan 12,8 Volt. De toerentalverhoging kan gaan tot 900 tr/min.

N.B. : Na een koude start gevolgd door een langere tijd stationair draaien is het mogelijk dat toerental plot-
seling zakt met ongeveer 150 tr/min (tijdschakeling).

17-9
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve correctie stationair toerental 17
PRINCIPE

Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor, varieert de waarde van het stuursignaal voor het statio-
naire toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde

Als gevolg van langzame veranderingen in de motor (inrijden, vervuiling in de motor enz.) komt de waarde
van dit stuursignaal steeds dichter bij zijn boven- of ondergrens te liggen.

Met de adaptieve correctie van het stuursignaal wordt tegemoet gekomen aan deze langzaam veranderde
behoefte aan lucht van de motor, en ontstaat een nieuwe middenwaarde voor het signaal.

Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 80°C, 20 seconden na het starten van de
motor en in de regelfase van het nominale stationaire toerental.

STUURSIGNAAL NAAR DE STATIONAIR TOERENTALREGELING EN DE ADAPTIEVE CORRECTIE ERVAN

PARAMETER Motor K4M 748

Nominaal stationair X = 750 tr/min.

Stuursignaal stationair 6 % ≤ X ≤ 22 %

Adaptatief stuursignaal stationair Uiterste waarden:


- mini : - 4 %
- maxi : + 4 %

Bij elk afzeten van de motor wordt de stappenmotor voor het stationair toerental opnieuw ingesteld in de
onderste aanslag.

INTERPRETATIE VAN DE PARAMETERS

Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht, smoorklepaanslag ontregeld ...) stijgt het stationair toerental, en
wordt de waarde van het stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde te
houden; de waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.

Bij een te geringe luchtaanvoer is de werking omgekeerd:


de waarde van het stuursignaal wordt groter en de adaptieve correctie wordt ook groter, om het stuursi-
gnaal opnieuw te centreren rond de gemiddelde waarde.

BELANGRIJK: het is van groot belang dat u de motor, als het geheugen van de rekeneenheid is gewist (losge-
nomen accukabel), enige tijd stationair laat draaien voordat de auto weer aan de klant wordt afgeleverd, zo-
dat de adaptieve correctie zich kan instellen.

17-10
INSPUITSYSTEEM
Mengselregeling 17
De K4M 748 motor met een "SIRIUS 32" rekeneenheid is uitgerust met twee lambda sondes, een voorste en
een achterste.

Deze twee sondes verschillen van elkaar en mogen in geen geval worden verwisseld.

VERWARMING VAN DE LAMBDA SONDES

De verwarming wordt door de rekeneenheid van de inspuiting gestuurd:


- vanaf de start voor de voorste sonde.
- na een bepaalde tijd met draaiende motor, afhankelijk het vliegwielsignaal en de koelvloeistoftempera-
tuur (niet bij gas los).

De verwarming van de lambda sondes wordt onderbroken:


- bij snelheden boven 145 km/h, (theoretische snelheid),
- afhankelijk van de belasting.

SPANNING VOORSTE LAMBDA SONDE

Parameter "spanning voorste sonde" op het diagnosestation geeft de (referentie-)spanning in millivolt


weer, die de rekeneenheid van de voorste lambda sonde ontvangt.
Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen :
- 100 mV ± 100 bij arm mengsel,
- 800 mV ± 100 bij een rijk mengsel.

Hoe kleiner het verschil tussen min. en max, hoe minder correct de informatie van de lambda sonde is (het
verschil ligt meestal rond de 500mV).

N.B.: Controleer bij geringe schommelingen de verwarming van de lambda sonde.

SPANNING ACHTERSTE LAMBDA SONDE

Parameter "Spanning achterste sonde" op het diagnosestation:geeft de (referentie-)spanning in millivolt


weer, die de rekeneenheid van de achterste lambda sonde ontvangt .

Deze sonde controleert de katalysator en voert ook eentweede, preciesere controle uit van de mengselrege-
ling (langzame cyclus). Deze functies zijn niet actief bij stationair toerental en treden slechts in werking nadat
de warme motor enige tijd heeft gedraaid.

Als de cyclus van de mengselregeling compleet is moet de spanning snel schommelen tussen :
- 600 mV ± 100 bij normale regeling en gestabiliseerd toerental,
- Lager dan 200 mV ± 20 bij gas los.

Houd geen rekening met de waarden op het station bij stationair toerental.

17-11
INSPUITSYSTEEM
Mengselregeling 17
MENGSELCORRECTIE

De waarde die het diagnosestation aangeeft met de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van de
mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de men-
selsamenstelling welke afkomstig is van de voorste λ-sonde. Deze λ-sonde analyseert in feite de hoeveelheid
zuurstof in de uitlaatgassen, wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel.

Met een maximum van 255 en een minimum van 0, schommelt de correctiewaarde in het algemeen rond 128.
In de praktijk ligt de waarde van de parameter "mengselcorrectie"onder normale omstandigheden rond de
128.

- Waarde lager dan 128 : het mengsel moet armer worden.


- Waarde hoger dan 128 : het mengsel moet rijker worden .

ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING

De mengselregeling wordt actief na de startvertraging:


- bij gas los e00n een koelvloe.istoftemperatuur van 10°C, metde lambda sonde op bedrijfstemperatuur.

De startvertraging is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur :

- tussen 18 en 72 secondes bij 20 °C,


- tussen 20 en 80 secondes bij 60 °C.

Als de mengselregeling nog niet is geactiveerd: de parameter "mengselcorrectie" = 128

Regeling tijdelijk uitgeschakeld

Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met het
signaal van de sonde, deze omstandigheden zijn:

- vol gas :variabel en hoger dan 128


- Bij snel accelereren :variabel en hoger dan 128
- Bij afremmen op de motor met gas los (onderbreking inspuiting) :128
- een defecte lambda sonde :128

NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE

Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (variëert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, scha-
kelt de rekeneenheid pas over op het noodprogramma (waarde = 128) als de storing gedurende 10 secondes
aanwezig is geweest. De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd.

Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregis-
treerd schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit. De parameter "mengselcorrectie" = 128.

17-12
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
PRINCIPE

Tijdens de regelfase (zie paragraaf 17 "Mengselregeling") corrigeert de mengselregeling de inspuitduur zo-


danig dat de mengselverhouding zo dicht mogelijk bij λ=1 ligt. De correctiewaarde schommelt hierbij rond
128 tussen 0 et 255.

Als gevolg van langzame veranderingen in de motor komt de waarde van dit stuursignaal steeds dichter bij 0
of 255 te liggen om λ=1 nog mogelijk te maken.

De adaptieve correctie zorgt ervoor dat de kenvelden van het inspuitsysteem zo verschoven wordt dat de
mengselregeling ook op langere termijn 128 als middenwaarde houdt.

De adaptieve correctie van de mengselregeling bestaat uit twee delen:

- bij zware en middelzware belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie belast".

- bij stationair draaien en geringe belasting van de motor: "adaptieve mengselcorrectie stationair".

Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is, zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 met
als uiterste waarden :

PARAMETER Motor K4M 748

"Adaptieve mengselcorrectie 64 ≤ X ≤ 160


belast"

"Adaptieve mengselcorrectie 64 ≤ X ≤ 160


stationair"

De adaptieve correcties werken slechts als de motor warm is in de mengselregelfase en binnen een gegeven
spruitstukdrukgebied.

De mengselregeling van de motor moet bij verschillende spruitstukdrukken hebben gedraaid voordat de
adaptieve correcties in werking treden om het verlopen van de mengselregeling te compenseren.

Na het wissen van het geheugen van de rekeneenheid (waardoor de waarden van de adaptieve correcties zijn
teruggegaan naar 128) moet daarom een speciale proefrit worden gemaakt.

17-13
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
PROEFRIT

Omstandigheden:
- warme motor: koelvloeistoftemperatuur > 80 °C),
- laat het toerental niet hoger komen dan 4000 tr/min.

Ga uit van een betrekkelijk laag toerental waarbij u in de 3 e of 4e versnelling geleidelijk gas geeft zodat de
gewenste spruitstukdruk gedurende 10 seconden stabiel is in elk gebied (zie de tabel hieronder).

Te doorlopen drukgebieden tijdens de proefrit (parameter "spruitstukdruk")

Drukgebied n° 1 Drukgebied n° 2 Drukgebied n° 3 Drukgebied n° 4 Drukgebied n° 5


(mbar) (mbar) (mbar) (mbar) (mbar)

260 457 535 613 691 813


K4M 748
Gemiddelde 358 Gemiddelde 496 Gemiddelde 574 Gemiddelde 652 Gemiddelde 752

Na deze rit zijn de correcties operationeel.

De "adaptieve mengselcorrectie stationair" varieert vooral bij stationair draaien en lichte belasting, en de
"adaptieve mengselcorrectie belast" bij middelzware en zware belasting, maar werken beide over het ge-
hele gebied van spruitstukdrukken.

U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden doorrijden.

Neem na de proefrit de waarden op van de adaptieve mengselcorrecties. Zij mogen nu niet meer 128 (de be-
ginwaarde) zijn. Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandi-
gheden.

17-14
INSPUITSYSTEEM
Adaptieve mengselcorrectie 17
INTERPRETATIE VAN DE WAARDEN

Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild, benzinedruk te laag ...), neemt de waarde van de
"mengselcorrectie" toe om lambda= 1 te houden en worden de waarden van de adaptieve correcties groter
om de middenwaarde van de mengselregeling op 128 te houden.

Bij een te grote brandstoftoevoer is het omgekeerde het geval: de "mengselcorrectie" wordt kleiner en de
adaptieve correcties verminderen eveneens om de mengselregeling rond de 128 te houden.

OPMERKING: De conclusies die uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair" kunnen wor-
den getrokken zijn bijzonder gevoelig omdat deze correctie alleen betrekking heeft op het stationaire en
deellast gebied.

Trek niet te snel conclusies uit de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie stationair", maar richt u meer
op de waarde van de "adaptieve mengselcorrectie belast".

Aan de hand van de resultaten van deze controles krijgt u een idee over de mogelijke oorzaak van de storing.
Er kunnen echter pas conclusies aan worden verbonden als deze parameters maximaal of minimaal zijn en als
ze afwijken in dezelfde richting.

BELANGRIJK
Controleer de adaptieve mengselcorrecties alleen indien de klant klaagt over het functioneren van de motor
en als zij een van hun uiterste waarden hebben bereikt met een grote afwijking van de "mengselregeling"
(variërend boven 175 of onder 80)

17-15
INSPUITSYSTEEM
Lambda sondes 17
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1495 Dop voor uitbouwen-inbouwen


lambda sonde

AANTREKKOPPELS (daN.m) Verwijder het kapje van de stekker.

Lambda sonde 4,5

LET OP: De twee lambda sondes zijn verschillend


en kunnen niet onderling worden verwisseld.

UITBOUWEN VOORSTE LAMBDA SONDE

Maak de accukabels los.

Bouw het luchtfilterhuis uit, raadpleeg hoofdstuk


12 "Inlaatluchtcircuit").
15427S

Maak de stekker los en bouw de lambda sonde uit


met een steeksleutel.

INBOUWEN

Dit gebeurt in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

N.B.: Controleer of het hitteschild goed is gemon-


teerd tussen de lambda sonde en het uitlaat-
spruitstuk (anders wordt de stekker vande sonde
vernietigd door de terugslaande hitte).

14849S

Maak de stekker vande lambda sonde los en bouw


hem uit met het gereedschap Mot. 1495.

UITBOUWEN ACHTERSTE LAMBDA SONDE

Plaats de auto op een tweekoloms hefbrug.

17-16
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
CENTRALE KOELVLOEISTOFREGELING Het systeem is voorzien van een enkel
koelvloeistof-thermocontact/zender voor het ins-
puitsysteem, de koelventilateur en het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel.

Werking

De zender 244 :
- geeft informatie voor de meter op het instru-
mentenpaneel,
- geeft de koelvloeistoftemperatuur door aan de
rekeneenheid van het inspuitsysteem

De rekeneenheid van het inspuitsysteem gebruikt


deze informatie voor het aansturen van :
- de inspuiting,
- de koelventilateur-relais:
• de koelventilateur wordt met de lage snel-
heid aangestuurd als de koelvloeistof war-
mer is dan 99 °C en wordt weer uitgescha-
14853R keld zodra de temperatuur onder 96 °C zakt.
• de koelventilateur wordt met de hoge snel-
244 Koelvloeistoftemperatuurzender (voor in- heid aangestuurd als de koelvloeistof war-
spuitsysteem en meter op dashboard). mer is dan 102 °C en wordt weer uitgescha-
Met 3 aansluitingen: twee voor de tempe- keld zodra de temperatuur onder 99 °C zakt.
ratuurinformatie en één voor de meter op • de lage snelheid van de koelventilateur kan
het dashboard. ook worden ingeschakeld als de airconditio-
ning wordt gebruikt of voor het anti-
dampbelsysteem.

WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOF

Het waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-


tuur wordt door de rekeneenheid aangestuurd
zodra de koelvloeistof een temperatuur van 118
° C heeft bereikt.

17-17
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
ORGANEN

120 Rekeneenheid inspuitsysteem


206 Drukcontact airconditioning
233 Relais langzaam draaien koelventilateur
234 Relais snel draaien koelventilateur
244 Koelvloeistoftemperatuurzender
247 Waarschuwingslampje op instrumentenpaneel
262 Koelventilateur airco
321 Weerstand koelventilateur
419 Regeleenheid airconditioning
700 Relais langzaam draaien anti-dampbelventilateur

Gegevens koelvloeistoftemperatuurzender

Temperatuur in °C (± 1°) 20 40 80 90

Koelvloeistoftemperatuurzender
Type NTC 3 060 à 4 045 1 315 à 1 600 270 à 300 210 à 270
Weerstand in Ohm

17-18
INSPUITSYSTEEM
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 17
Elektrisch schema

PRO15242

17-19
INSPUITSYSTEEM
Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting 17
Aansluitingen stekker rekeneenheid inspuiting

1 -->-- STUURSIGNAAL BOBINE


3 ----- MASSA
4 -->-- STUURSIGNAAL ELEKTROKLEP DAMPABSORPTIEVAT
8 -->-- STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (LANGZAAM)
9 -->-- WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
10 -->-- STUURSIGNAAL COMPRESSOR AIRCONDIITONING
11 -->-- UITGAAND VERBRUIKSSIGNAAL
12 -->-- STUURSIGNAAL STAPPENMOTOR STATIONAIR
13 --<-- INGAAND SIGNAAL KOELVLOEISTOFTEMPERTAUUR
15 ----- MASSA OPNAME ELEMENT DRUK
32 -->-- STUURSIGNAAL BOBINE
33 ----- MASSA
34 -->-- STUURSIGNAAL WAARSCHUWINGSLAMPJE
38 -->-- STUURSIGNAAL RELAIS KOELVENTILATEUR (SNEL)
39 -->-- STUURSIGNAAL RELAIS ACTUATOR
41 -->-- STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING
42 -->-- STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING
43 --<-- SIGNAAL SMOORKLEPWEERSTAND
44 --<-- SIGNAAL ACHTERSTE LAMBDA SONDE
45 --<-- SIGNAAL VOORSTE LAMBDA SONDE
63 -->-- STUURSIGNAAL VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE
65 -->-- STUURSIGNAAL VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE
66 ----- + NA VOEDINGSRELAIS
68 -->-- STUURSIGNAAL RELAIS BENZINEPOMP
70 -->-- SIGNAAL MOTORTOERENTAL
72 -->-- STUURSIGNAAL STATIONAIR REGELING
73 ----- MASSA OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
74 ----- VOEDING SMOORKLEPWEERSTAND
75 ----- MASSA SMOORKLEPWEERSTAND

16 --<-- SIGNAAL OPNAME ELEMENT DRUK


19 ----- BLINDERING PINGELDETECTOR
20 --<-- SIGNAAL PINGELDETECTOR
23 --<-- INFORMATIE VERMOGENSABSORPTIE
24 --<-- SIGNAAL OPNAME ELEEMNT VLIEGWIEL
26 - <> - DIAGNOSESIGNAAL
28 ----- MASSA
29 ----- PLUS NA CONTACT
30 ----- PLUS VAN ACCU
49 --<-- INGAND SIGNAAL OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR
52 ----- NIET IN GEBRUIK
53 --<-- SIGNAAL RIJSNELHEID
54 --<-- SIGNAAL OPNAME ELEMENT VLIEGWIEL
56 - <> - DIAGNOSESIGNAAL
58 --<-- INGAAND SIGNAAL STARTVERGRENDELING
59 -->-- STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 1
60 -->-- STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 3
76 ----- MASSA ACHTERSTE LAMBDA SONDE
77 ----- MASSE OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR
78 ----- VOEDING OPNAME ELEMENT DRUK
79 ----- MASSA PINGELDETECTOR
80 ----- MASSA VOORSTE LAMBDA SONDE
85 --<-- DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING
89 -->-- STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 4
90 -->-- STUURSIGNAAL INSPUITSTUK 2

--<-- INGAAND
PRO15097 -->-- UITGAAND

17-20
INSPUITSYSTEEM
Elektrisch schema 17
ORGAANNUMMERS

109 Verbruiksmeter
120 Rekeneenheid inspuitsysteem
146 Pingeldetektor
147 Opname element druk
193, 194
195, 196 Inspuitstukken
218 Benzinepomp
222 Smoorklepweerstand
224 Drukcontact stuurbekrachtiging
225 Diagnose aansluiting
228 Stationair toerental regelaar
236, 238 Relais benzinepomp, Navoedingsrelais inspuitsysteem
242 Lambda sonde
244 Opname element koelvloeistoftemperatuur
272 Opname element luchttemperatuur
273 Opname element vliegwiel/toerenbegrenzer
319 Bedieningspaneel airconditioning
371 Dampabsorptievat
503 Dekodereenheid
679 Radio ontstoringscondensator
791, 792
793, 794 Bobines
721 Reken-/hydraulische eenheid ABS
927 Crashsensor

17-21
INSPUITSYSTEEM
Elektrisch schema 17

PRO14816

17-22
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
INSTELLEN VAN DE COMMUNICATIE TUSSEN NXR / REKENEENHEID

- Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnose aansluiting van de auto.


- Selecteer het autotype
- Selecteer INSPUITING.

IDENTIFICATIE VAN DE REKENEENHEID

U identificeert de rekeneenheid door het aflezen van (parameter) :

BESTELNUMMER REKENEENHEID 77 00 XXX XXX

DIAGNOSE VERSIE NUMMER 04

GEHEUGEN WISSEN (contact aan)

Na werkzaamheden aan het inspuitsysteem kunt u het geheugen van de rekeneenheid wissen.

Er zijn drie wiscommando’s:


- WISSEN STORINGSGEHEUGEN
- WISSEN OBD-STORINGEN
- WISSEN CORRECTIEWAARDEN

JSI051.0

17-23
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
DE ETAPPES VAN HET STORING ZOEKEN

CONTROLEREN OP STORINGEN

Dit is het beginpunt voor iedere reparatie.

1 - Prioriteitvolgorde

Begin met het behandelen van de elektrische storingen, dan de elektrische OBD-storingen en ga verder
met de functionele OBD-storingen (lambda sonde, katalysator, vervuilende ontstekingsuitval,
schadelijke ontstekingsuitval, brandstofcircuit).
Er mag geen enkele elektrische storing aanwezig of in het geheugen zijn als u functionele OBD-
storingen behandelt..
Andere prioriteiten staan vermeld in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.

2 - Storing

a) Aanwezig niet OBD :

Behandel de storing volgens de methode in hoofdstuk "Betekenis van de storingen".

b) Aanwezig OBD :

Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.

Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen :


De storing is opnieuw aanwezig. In dit geval behandelt u de storing.

Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen :


Voer de basiscontroles uit. Controleer hierbij :
- de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen,
- de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie, verbogen pennen, ...),
- de weerstand van het verdachte orgaan,
- de ligging van de draden (gesmolten, gebarsten of doorgeschuurde draden.

JSI051.0

17-24
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
c) In geheugen OBD of niet OBD :

Noteer de aangegeven storingen.


Volg de aanwijzingen in het gedeelte "ADVIEZEN" van de betreffende storing.

Als de storing is bevestigd door het gedeelte Adviezen :


De storing is opnieuw aanwezig. In dit geval behandelt u de storing.

Als de storing niet is bevestigd door het gedeelte Adviezen :


Voer de basiscontroles uit. Controleer hierbij :
- de met de storing overeenkomende elektrische verbindingen,
- de stekkers van deze elektrische verbindingen (oxydatie, verbogen pennen, ...),
- de weerstand van het verdachte orgaan,
- de ligging van de draden (gesmolten, gebarsten of doorgeschuurde draden, ...).

3 - Geen storingen :

Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft, voer dan een conformiteitscontrole uit
om het probleem te kunnen lokaliseren.

JSI051.0

17-25
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Inleiding 17
DE CONFORMITEITSCONTROLE

Met de conformiteitscontrole controleert u de staten en parameters waarvoor het diagnoseapparaat geen


waarschuwing geeft als zij buiten hun toleranties liggen . Hierdoor kunt u:

- Storingen vinden die niet worden aangegeven maar waar de klant wel hinder van ondervindt.

- De goede werking van het inspuitsysteem controleren om te voorkomen dat een storing binnen korte tijd
na de reparatie terugkomt.

In dit hoofdstuk staat een diagnose van de staten en van de parameters, onder de omstandigheden van de
controle.

Als een staat niet normaal functioneert of als een parameter buiten de tolerantie is, moet u de betreffende
diagnosebladzijde volgen.

CONTROLE IN ORDE

Als het diagnoseapparaat geen enkele storing meer aangeeft terwijl de klacht nog steeds aanwezig is, moet
u de storing behandelen uitgaande van de klacht.

Behandelen van de klacht

De zoekschema’s in dit hoofdstuk helpen u de mogelijke oorzaak van het probleem te vinden.

Gebruik deze bladzijden alleen als :


- het diagnoseapparaat geen enkele storing aangeeft.
- de conformiteitscontrole geen afwijkingen heeft opgeleverd.
- de auto niet goed werkt.

JSI051.0

17-26
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
GEEN COMMUNICATIE MET DE REKENEENHEID
GEEN COM-
MUNICATIE

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Probeer het diagnoseapparaat op een andere auto.

Controleer :
- de verbinding tussen het diagnoseapparaat en de diagnose aansluiting (goede staat van de kabel),
- de zekeringen van het inspuitsysteem in de motorruimte en in het interieur.
Herstellen indien nodig.

Controleer de + 12 V op aansl. 16 en de massa op aansl. 5 van de diagnose aansluiting.


Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 28 Massa
Rekeneenheid 33 Massa
Rekeneenheid 3 Massa
Rekeneenheid 56 7 Diagnose aansluiting
Rekeneenheid 26 15 Diagnose aansluiting
Rekeneenheid 29 Zekering
Rekeneenheid 30 Zekering
Herstellen.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden

JSI051.0

17-27
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
REKENEENHEID
STORING 1.dEF = Storing rekeneenheid
AANWEZIG 2.dEF = Storing geheugengebied veiligstellingen
3.dEF = Storing geheugengebied startvergrendeling

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

1.dEF Rekeneenheid niet conform of defect.


Vervang de rekeneenheid.

2.dEF Vervang de rekeneenheid niet direct.


3.dEF Ga als volgt te werk :
- Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.
- Wis het geheugen van de rekeneenheid.
- Zet het contact uit en tot het einde van de dialogue met de rekeneenheid.
- Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.
Als de storing rekeneenheid nog steeds aanwezig is, herhaal dan deze
procedure.
Als na de vijfde poging om het geheugen te wissen, de storing rekeneenheid
nog steeds aanwezig is, vervangt u de rekeneenheid.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen

JSI051.0

17-28
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VOEDING
STORING
AANWEZIG 1.dEF = Storing +12V na navoedingsrelais
of 2.dEF = Storing +12V na contact
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog.
ADVIEZEN Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
De storing is aanwezig.

1.dEF Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto.


Herstellen indien nodig.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer met contact aan de 12V op aansl. 3 van het navoedingsrelais.


Herstel de lijn tot het relais.

Maak de klem los in aansl. 5 van de relaishouder.


Controleer met contact aan de 12V op aansl. 5 van het navoedingsrelais.
Vervang het relais als u geen 12 V meet.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :


Rekeneenheid 66 5 Navoedingsrelais
Herstellen indien nodig.

Maak een voor een los: inspuitstukken, elektroklep dampafzuiging enz. en


bepaal met deze 12 volt welk orgaan defect is.
Vervang het defecte orgaan.

2.dEF Deze storing is niet actief want de dialoog is erdoor verbroken.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-29
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STUURCIRCUIT NAVOEDINGSRELAIS
STORING CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 39 van de rekeneenheid
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 39 van de rekeneenheid

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Zet het contact aan en wacht tot het einde van de dialoog.
Zet het contact aan en begin de dialoog met de rekeneenheid.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
De storing is aanwezig.
N.B. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld.

Controleer de staat van de accu en van de massa’s van de auto.


Herstellen indien nodig.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het navoedingsrelais.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de 12V op aansl. 1 van het navoedingsrelais.


Herstel de lijn tot de zekering.

Controleer de spoel van het navoedingsrelais.


Vervang het navoedingsrelais indien nodig.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :


Rekeneenheid 39 2 Benzinepomprelais
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok beschadigd. Repareer de
oorzaak van deze beschadiging voordat u een nieuwe rekeneenheid monteert.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-30
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STUURCIRCUIT RELAIS BENZINEPOMP
STORING CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van de lijn 68 van de
AANWEZIG rekeneenheid
CC1 = Kortsluiting aan 12V van de lijn 68 van de rekeneenheid
OBD = Storing OBD : Relais benzinepomp

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog. Zet het contact aan en
begin de dialoog met de rekeneenheid.
ADVIEZEN 2/ Indien OBD, laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
De storing is aanwezig.
N.B. : Deze storing heeft voorrang en moet voor de andere worden behandeld.

CO0 Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.


CC1 Vervang de stekker indien nodig.

Controleer, met contact aan de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.


Herstellen indien nodig.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :


Rekeneenheid 68 2 Benzinepomprelais
Herstellen indien nodig.

Controleer de spoel van het benzinepomprelais.


Vervang het benzinepomprelais indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

OBD De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-31
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 1
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 59 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 1

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen geregistreerd is maar


CC0 ADVIEZEN eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.
CO

Controleer de weerstand van inspuitstuk 1.


Vervang het inspuitstuk indien nodig.

Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 1.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 59 2 Inspuitstuk 1
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of


OBD ADVIEZEN CC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is


enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-32
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 2
STORING
CC1 = Kortsluiting au 12V van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van de lijn 90 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 2

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CC0 ADVIEZEN eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.
CO

Controleer de weerstand van inspuitstuk 2.


Vervang het inspuitstuk indien nodig.

Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 2.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 90 2 Inspuitstuk 2
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of


OBD ADVIEZEN CC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is


enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-33
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 3
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 60 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 3

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CC0 ADVIEZEN was eerst CO of CC0 of CC1 behandel dan deze paragraaf.
CO

Controleer de weerstand van inspuitstuk 3.


Vervang het inspuitstuk indien nodig.

Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 3.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 60 2 Inspuitstuk 3
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Indien de storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO


OBD ADVIEZEN of CC0 of CC1, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is


enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-34
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT INSPUITSTUK CILINDER 4
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
AANWEZIG
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
of
CO = Onderbreking van lijn 89 van de rekeneenheid (naar inspuitstuk)
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Inspuitstuk cilinder 4

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CC0 ADVIEZEN eerst CO of CC0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.
CO

Controleer de weerstand van inspuitstuk 4.


Vervang het inspuitstuk indien nodig.

Bij aanzetten van het contact: controleer de 12V op aansl. 1 van inspuitstuk 4.
Herstel, indien nodig, de lijn naar navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 89 2 Inspuitstuk 4
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of


OBD ADVIEZEN CC0 of CC1 was , raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO of CO0 of CC1) maar is


enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO en CC0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-35
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT BOBINE 1-4
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 1 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 1 van de rekeneenheid
of
OBD = Storing OBD : Bobine 1-4
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes).
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CO0 ADVIEZEN eerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.

Controleer de ligging van de ontstoringscondensator (bedrading).

Controleer de weerstand van de bobine cil 1 dan 4. Vervang bobine indien nodig.

Controleer de verbinding tussen bobine 1, aansl. 2 en bobine 4, aansl.1.


herstel indien nodig.
Controleer de + na benzinepomprelais op aansl. 1 van de bobine 1.
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 32 2 Bobine cil 4
Herstellen indien nodig.

Controleer :
- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.
- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.
- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.
- De spoel van het benzinepomprelais.
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-36
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig met is OBD maar eerst CO0 of


OBD ADVIEZEN CC1 was, raadpleeg dan "CO0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-37
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT BOBINE 2-3
STORING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 32 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa van lijn 32 van de rekeneenheid
of
OBD = Storing OBD : Bobine2-3
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien (of op startsnelheid gedurende 10 secondes).
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst CO0 of CC1.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO0 of CC1.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CO0 ADVIEZEN eerst CO0 of CC1 was behandel dan deze paragraaf.

Controleer de ligging van de ontstoringscondensator.

Controleer weerstand van bobine cil 2, dan cil 3. Vervang bobine indien nodig.

Controleer de verbinding tussen bobine 2, aansl. 2 en bobine 3, aansl.1.


herstel indien nodig.

Controleer de + na benzinepomprelais op bobine 2, aansl. 2 en bobine 3, aansl. 1


Herstellen indien nodig.
Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie
en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 1 2 Bobine 3
Herstellen indien nodig.

Controleer :
- De aansluiting en de staat van de stekker van het benzinepomprelais.
- Met contact aan, de +12V op aansl. 1 van het benzinepomprelais.
- De lijn op aansl. 68 van de rekeneenheid naar aansl. 2 benzinepomprelais.
- De spoel van het benzinepomprelais.
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-38
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO0 of


OBD ADVIEZEN CC1 was , raadpleeg dan "CO0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO0 of CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO0 en CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-39
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
INFORMATIE VLIEGWIELSIGNAAL
STORING
1 dEF = Storing tandschijf
AANWEZIG
2 dEF = Geen vliegwielsignaal
of
1 OBD = Storing OBD : Tandschijf
IN GEHEUGEN
2 OBD = Storing OBD : Geen vliegwielsignaal

Het opname element moet in orde zijn voor deze diagnose.


Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :
1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid.
Begin de dialoog met de rekeneenheid en wis de storingen in geheugens.
2/ Laat de startmotor 10 secondes draaien of laat de motor stationair draaien.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst 1 dEF of 2 dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst 1 dEF of 2 dEF.

1 dEF
Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar
2 dEF ADVIEZEN eerst 1 dEF of 2 dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el. vliegwiel.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de weerstand van het opname element vliegwiel.


Vervang het opname element vliegwiel indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 54 Opname element vliegwiel
Rekeneenheid 24 Opname element vliegwiel
Herstellen indien nodig.

Indien 1 dEF, controleer dan de staat van het vliegwiel.

Als de storing aanhoudt, vervang dan het opname element.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te beves-
tigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-40
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar


1 OBD
ADVIEZEN eerst 1 dEF of 2 dEF was, raadpleeg dan "1 dEF, 2 dEF"
2 OBD

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er 1 dEF of 2 dEF) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "1 dEF, 2 dEF".

Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD, worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-41
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STARTVERGRENDELING
STORING Elektrisch probleem in de codelijn .
AANWEZIG

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Controleer de aansluiting en de staat van de stekkers van de codelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.
Vervang de defecte stekker indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie en de geleiding van de
codelijn op aansl. 58 van de rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen.


Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-42
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CODE STARTVERGRENDELING NIET INGELEZEN
STORING
AANWEZIG

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Deze storing geeft aan dat de rekeneenheid geen code heeft ingelezen of dat de code is gewist uit de
rekeneenheid.

Raadpleeg indien nodig de procedure die is beschreven voor de startvergrendeling.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-43
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT DRUK
STORING
dEF = Storing spruitstukdruk
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : spruitstukdruk
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact af en wacht tot het einde van de dialoog met de rekeneenheid.
Begin de dialoog met de rekeneenheid.
2/ Laat de motor minstens 10 secondes sneller draaien dan 608 tr/min.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Indien de storing alleen aanwezig is bij draaiende motor, controleer dan de


samenhang van de parameter smoorklepweerstand en gas los, vol gas.
Druk het gaspedaal langzaam in van gas los naar vol gas en controleer of de
smoorklepweerstand gelijkmatig toeneemt.
Indien dit niet zo is, dan is de information niet goed. Behandel het storing zoeken
van deze parameter.

Controleer de staat van de stekker van het opname element druk.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer of het opname element druk pneumatisch goed is aangesloten.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 16 B Opname element druk
Rekeneenheid 15 A Opname element druk
Rekeneenheid 78 C Opname element druk
Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt: vervang het opname element druk.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-44
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


O.B.D. ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-45
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT STATIONAIR REGELING
STORING dEF = Storing stationair regeling
AANWEZIG OBD = Storing OBD : Stationair regeling

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Zet het contact aan.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
De storing is aanwezig.

dEF Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de stappenmotor


stationair regeling.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair regeling.


Vervang het onderdeel indien nodig.

Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstan-


den van de lijn :
Rekeneenheid 12 Stappenmotor stationair regeling
Rekeneenheid 41 Stappenmotor stationair regeling
Rekeneenheid 42 Stappenmotor stationair regeling
Rekeneenheid 72 Stappenmotor stationair regeling
Herstellen indien nodig.
Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.
LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
OBD gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-46
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT SMOORKLEPWEERSTAND
STORING
dEF = Storing smoorklepstand
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Smoorklepstand
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Contact aan gedurende 10 secondes met gas los.
2/ Geef geleidelijk gas van gas los naar vol gas.
3/ Houd gedurende 10 secondes het gaspedaal in de stand vol gas.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de smoorklepweerstand.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand (de weerstand is nul of


oneindig bij een open storing).
Controleer of de weerstand van de smoorklepweerstand gelijkmatig oploopt van
gas los naar vol gas.
Controleer of de smoorklep de smoorklepweerstand goed meeneemt.
Herstellen of vervang de smoorklepweerstand indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 75 Smoorklepweerstand
Rekeneenheid 74 Smoorklepweerstand
Rekeneenheid 43 Smoorklepweerstand
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-47
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


O.B.D. ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-48
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT KOELVLOEISTOFTEMPERA-
STORING TUUR
AANWEZIG
dEF = Storing koelvloeistoftemperatuur
of
OBD = Storing OBD : Koelvloeistoftemperatuur
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact aan.
2/ Indien de storing slechts in het geheugen geheugen is, laat dan de motor
draaien tot de koelventilateur inschakelt.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opname element


koelvloeistoftemperatuur.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer of de weerstand van het opname element koelvloeistoftemperatuur


niet nul of oneindig is (open storing van het opname element).
Vervang het opname element koelvloeistoftemperatuur indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 73 Opn. element koelvloeistoftemperatuur
Rekeneenheid 13 Opn. element koelvloeistoftemperatuur
Herstellen indien nodig.

Controleer de weerstand van het opn. element bij verschillende temperaturen.


Vervang het opname element indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-49
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing is aanwezig met OBD maar eerst dEF


OBD ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-50
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT LUCHTTEMPERATUUR
STORING
dEF = Storing luchttemperatuur
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Luchttemperatuur
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact aan.
2/ Indien de storing slechts in het geheugen is geregistreerd, laat dan de motor
draaien tot de koelventilateur inschakelt.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van het opn. el luchttem-


peratuur.
Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of de weerstand van het opname element luchttemperatuur niet nul
of oneindig is (storing franche van het opname element).
Vervang het opname element luchttemperatuur indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 77 Opname element luchttemperatuur
Rekeneenheid 49 Opname element luchttemperatuur
Herstellen indien nodig.

Controleer de weerstand van het opn. element bij verschillende temperaturen.


Vervang het opname element indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-51
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


O.B.D. ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-52
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT ELEKTROKLEP DAMPAFZUIGING
CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 4 van de rekeneenheid
STORING
CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 4 van de rekeneenheid
AANWEZIG
CO = Onderbreking van lijn 4 van de rekeneenheid
OBD = Storing OBD : Dampafzuiging

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Zet het contact aan.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.

CO
CC0 ADVIEZEN Geen bijzonderheden
CC1

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de elektroklep


dampafzuiging.
Vervang de stekker indien nodig.
Controleer de weerstand van de elektroklep dampafzuiging.
Vervang de vanne indien nodig.

Controleer, met contact aan, de présence de 12V op de elektroklep


dampafzuiging.
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 4 elektroklep dampafzuiging
Herstellen indien nodig.

Vervang de elektroklep dampafzuiging.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-53
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst CO of


OBD ADVIEZEN CC0 of CC1 was, raadpleeg dan "CO, CC0, CC1"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CO, CC0, CC1) maar is enkele
keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CO, CC0, CC1".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-54
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VOORSTE LAMBDA SONDE
STORING
dEF = Storing signaal lambda sonde
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact aan.
2/ Laat de motor zolang draaien dat de mengselregeling minstens 5 minuten actief
is .
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is.

Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het
systeem schoon te "branden".

Controleer, met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van de


lambda sonde.
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sonde
Rekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-55
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


O.B.D. ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-56
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VERWARMING VOORSTE LAMBDA SONDE
STORING CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
AANWEZIG CC0 = Kortsluiting aan massa lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
of CO = Onderbreking lijn 63 van de rekeneenheid (sondeverwarming)
IN GEHEUGEN dEF = Storing voeding sondeverwarming
1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming
2 OBD = Storing OBD : voeding sondeverwarming

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO of CC0 of CC1 of
dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO of CC0 of CC1 of
dEF.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CC0 ADVIEZEN was eerst CC1, CC0, CO of dEF behandel dan deze
CO paragraaf.
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde.


Vervang de lambda sonde indien nodig.

Controleer de 12 Volt op aansl. A van de lambda sonde.


Herstel de lijn naar het navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 63 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-57
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar


1 O.B.D.
ADVIEZEN eerst CC1, CC0, CO of dEF was, raadpleeg dan "CC1, CC0,
2 O.B.D.
CO, dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar is
enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".

Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-58
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT ACHTERSTE LAMBDA SONDE
STORING
dEF = Storing signaal lambda sonde
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Signaal lambda sonde
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Zet het contact aan.
2/ Maak een proefrit nadat de koelventilateur minstens 2 minuten heeft gedraaid.
Bij deze proefrit mag er geen gas los zijn.
3/ Vervolg de proefrit met gas los afdalend van een helling.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.


Vervang de stekker indien nodig.
Controleer of er geen aanzuiging van valse lucht is.

Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het
systeem schoon te "branden".

Controleer, met contact aan de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van de


lambda sonde.
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 44 Lambda sonde
Rekeneenheid 76 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt: vervang de lambda sonde.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-59
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


O.B.D. ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-60
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT VERWARMING ACHTERSTE LAMBDA SONDE
STORING CC1 = Kortsluiting aan 12V van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
AANWEZIG CC0 = Kortsluiting aan massa van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
of CO = Onderbreking van lijn 65 van de rekeneenheid (sondeverwarm.)
IN GEHEUGEN dEF = Storing voeding sondeverwarming
1 OBD = Storing OBD : sondeverwarming
2 OBD = Storing OBD : Voeding sondeverwarming

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Zet het contact aan, laat de motor draaien en geef als de koelventilateur draait een
minuut lang een beetje gas.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met 1 OBD of 2 OBD maar was eerst CO, CC0, CC1 of dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst CO, CC0, CC1 of dEF.

CC1 Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


CC0 ADVIEZEN eerst CC1, CC0, CO of dEF was, behandel dan deze
CO paragraaf.
dEF
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de weerstand van de verwarming van de lambda sonde.


Vervang de lambda sonde indien nodig.

Controleer de 12 Volt op aansl. A van de lambda sonde.


Herstel de lijn naar het navoedingsrelais.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie


en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 65 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-61
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17

VERVOLG

Indien de storing aanwezig is met 1 OBD of 2 OBD maar


1 O.B.D.
ADVIEZEN eerst CC1, CC0, CO of dEF was, raadpleeg dan "CC1, CC0,
2 O.B.D.
CO, dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er CC1, CC0, CO of dEF) maar is
enkele keren gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "CC1, CC0, CO, dEF".

Na reparatie kan de storing 1 OBD of 2 OBD,worden, let er dan niet op. Wis hem
NA REPARATIE voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-62
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT PINGELDETECTOR
STORING
dEF = Storing pingelsignaal
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : Pingelsignaal
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Maak een proefrit met warme motor en hoog toerental.
Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
ADVIEZEN 1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de pingeldetector.


Vervang de stekker indien nodig.

Controleer het goed vastzitten van de pingeldetector op het motorblok.


Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 20 pingeldetector
Rekeneenheid 79 pingeldetector
Rekeneenheid 19 afscherming pingeldetector
Herstellen indien nodig.

Is de storing nog steeds aanwezig, vervang dan de pingeldetector.

Het probleem is nog steeds niet opgelost. Vervang de rekeneenheid.


LET OP: de rekeneenheid is waarschijnlijk door een elektrische schok
beschadigd. Repareer de oorzaak van deze beschadiging voordat u
een nieuwe rekeneenheid monteert.

OBD Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-63
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
INFORMATIE RIJSNELHEID
STORING
dEF = Storing rijsnelheid
AANWEZIG
OBD = Storing OBD : rijsnelheid
of
IN GEHEUGEN

Er mag beslist geen storing in de ABS zijn bij het uitvoeren van deze diagnose.
Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :
1/ Maak een proefrit en kijk naar de snelheid.
2/ Rijd omhoog met een constante snelheid.
3/ Rijd omlaag met gas los.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is aanwezig met OBD maar was eerst dEF.
3/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was eerst dEF.

dEF Indien de storing in het geheugen is geregistreerd maar


ADVIEZEN eerst dEF was, behandel dan deze paragraaf.

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn van het


snelheidssignaal.
Vervang de stekker indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie,


de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 53 van de
rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.
Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de ABS.

OBD Indien de storing aanwezig is met OBD maar eerst dEF


ADVIEZEN was, raadpleeg dan "dEF"

De storing is niet werkelijk aanwezig (anders was er dEF) maar is enkele keren
gedetecteerd.
Controleer daarom het circuit zonder de onderdelen te vervangen die niet
duidelijk defect zijn (vervang niet de rekeneenheid).
Laat u bij deze controle inspireren door de methodes van "dEF".

Na reparatie kan de storing OBD worden, let er dan niet op. Wis hem voordat u de
NA REPARATIE conformiteitscontrole uitvoert
Wis de storingen uit het geheugen. Voer de opdracht uit om de reparatie te
bevestigen. Behandel eventueel aanwezige andere storingen.
JSI051.0

17-64
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AIRCONDITIONING
STORING
Geen of verkeerde informatie vermogensopname lijn 23 van de rekeneenheid
AANWEZIG
of
IN GEHEUGEN

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


1/ Laat de motor draaien en schakel de airco in.
2/ Controleer of de accuspanning hoger is dan 11V.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens de test.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn 23 van de rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.

Indien de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de climatisation.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-65
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
AIRCONDITIONING
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-66
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
AIRCONDITIONING
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-67
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT WAARSCHUWINGS LAMPJE
STORING KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
AANWEZIG
of CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 9 van de rekeneenheid
IN GEHEUGEN CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 9 van de rekeneenheid

Voorwaarde voor het detecteren van de storing door de rekeneenheid :


Laat de motor draaien met meer dan 1500 tr/min gedurende 10 secondes.
ADVIEZEN Voorwaarde voor het uitvoeren van de diagnose :
1/ De storing is aanwezig.
2/ De storing is in het geheugen geregistreerd maar was aanwezig tijdens test

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lijn naar het waarschuwingslampje.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de staat van het waarschuwingslampje (als dit niet oplicht).


Vervang het lampje indien nodig.

Controleer of de 12V op het waarschuwingslampje aankomt.


Herstellen de lijn naar de zekering.

Sluit het verlengblok aan en controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 9 van de
rekeneenheid.
Herstellen.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-68
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT WAARSCHUWINGSLAMPJE OBD
STORING (LUCHTVERONTREINIGING)
AANWEZIG
CC0 = Onderbreking of kortsluiting aan massa lijn 34 van de rekeneenheid
of
CC1 = Kortsluiting aan 12V lijn 34 van de rekeneenheid
IN GEHEUGEN
OBD = Storing OBD : Lampje OBD (alleen met een storing in geheugen)

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis deze storing voordat u de conformiteitscontrole uitvoert.


NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-69
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (LANGZAAM)
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-70
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT KOELVENTILATEUR (SNEL)
STORING
AANWEZIG CC1 = Kortsluiting aan 12V
of CC0 = Kortsluiting aan massa
IN GEHEUGEN CO = Onderbreking

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-71
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
CIRCUIT OPNAME ELEMENT WIELSNELHEID
STORING
AANWEZIG DEF = Storing opname element wielsnelheid
of OBD = Storing OBD : Opname element wielsnelheid
IN GEHEUGEN

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-72
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING INSPUITSYSTEEM ----> AUTOMATISCHE
STORING TRANSMISSIE
AANWEZIG
of Geen bijzonderheden
IN GEHEUGEN

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-73
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERBINDING OBD-LAMPJE ----> TCM
STORING
AANWEZIG Geen bijzonderheden
of
IN GEHEUGEN

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let hier niet op, dit is niet van toepassing op deze auto.

Wis de storingen uit het geheugen.


NA REPARATIE Voer de opdracht uit om de reparatie te bevestigen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-74
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: BEZIG
STORING Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is.
AANWEZIG

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-75
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD LAMBDA SONDE: KLAAR
STORING Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen.
AANWEZIG

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-76
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING WERKING LAMBDA SONDE
STORING
AANWEZIG Geeft aan dat de informatie van de voorste lambda sonde niet goed is.
of
IN GEHEUGEN

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Controleer of de uitlaatlijn dicht is.

Indien de auto veel in stadsverkeer rijdt, maak dan een lange snelle rit om het systeem schoon te
"branden".
Controleer de aansluiting en de staat van de stekker van de lambda sonde.
Vervang de stekker indien nodig.

Controleer de verwarmingsweerstand van de lambda sonde.


Vervang de lambda sonde indien nodig.

Controleer, met contact aan, de +12V (na navoedingsrelais) op aansl. A van de lambda sonde.
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sonde
Rekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Sluit het verlengblok aan in plaats van de rekeneenheid en controleer de isolatie, de geleiding en de
afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 63 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Als de storing nog aanwezig is: vervang de lambda sonde.

Noteer welke ander functie een storing hebben.


NA REPARATIE Wis de OBD-storingen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-77
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE LAMBDA SONDE
AANWEZIG BON = Reparatie validée
of 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd
IN GEHEUGEN 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-78
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : BEZIG
Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
AANWEZIG

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-79
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD KATALYSATOR : KLAAR
Geeft aan dat deze diagnose is afgelopen
AANWEZIG

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-80
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING KATALYSATORWERKING
STORING
AANWEZIG Geeft aan dat de informatie van de achterste lambda sonde niet goed is.
of
IN GEHEUGEN

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Controleer of de uitlaatlijn dicht is


Herstellen indien nodig.

Controleer, op het oog, de staat van de katalysator. door vervorming kan de werking minder zijn
geworden.

Controleer, op het oog, of er geen thermische schok is geweest: door koud water op een hete katalysator
kan deze defect raken.

Controleer of er geen overmatig olieverbruik of koelvloeistofverbruik is. Vraag of de klant additieven of


andere soortgelijke producten heeft toegevoegd aan de brandstof. Hierdoor kan de katalysator vervuilen
en op korte of lange duur onwerkzaam worden.

Controleer of er ontstekingsuitval is geweest. Hierdoor kan de katalysator ernstig beschadigen.

Indien de oorzaak van de beschadiging is gevonden en gerepareerd, kunt u de katalysator vervangen.


Indien u de katalysator vervangt zonder de oorzaak te hebben verholpen, dan kan de nieuwe katalysator
snel weer beschadigen.

Noteer welke ander functie een storing hebben.


NA REPARATIE Wis de OBD-storingen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-81
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VALIDEREN VAN DE REPARATIE VAN DE KATALYSATOR
AANWEZIG BON = Reparatie gevalideerd
of 1 dEF = Omstandigheden proefrit niet gerespecteerd
IN GEHEUGEN 2 dEF = Aanwezige storing gedetecteerd

Deze informatie is alleen bruikbaar tijdens een specifieke proefrit die niet in de
ADVIEZEN naverkoop uitvoerbaar is.

Let niet op deze informatie.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-82
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD ONTSTEKINGSUITVAL : BEZIG
Geeft aan dat deze diagnose in uitvoering is
AANWEZIG

Geen enkele elektrische storing mag aanwezig zijn of in het geheugen.


ADVIEZEN Lees het vliegwielsignaal in (zie blz. 17-13)

Wis de storingen uit het geheugen en de storing OBD.


Voor het activeren van deze diagnose en het controleren van de reparatie van het systeem, moet :
- er geen enkele elektrische storing aanwezig zijn.
- het vliegwielsignaal zijn ingelezen.
- de koelvloeistof warmer zijn dan 75 °C).
- de motor 11 minuten stationair draaien met alle verbruikers ingeschakeld.

Indien geen storing "ontstekingsuitval" verschijnt, is de reparatie correct.

Indien een storing "ontstekingsuitval" aanwezig is , behandelt u de storing.

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-83
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
VERVUILENDE ONTSTEKINGSUITVAL
STORING SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL
AANWEZIG 1 dEF = Ontstekingsuitval tijdens de laatste rit
2 dEF = Ontstekingsuitval bevestigd

Ontstekingsuitval op cilinder 1
Ontstekingsuitval op cilinder 2
ADVIEZEN Ontstekingsuitval op cilinder 3
Ontstekingsuitval op cilinder 4
Geeft informatie over de aard en de plaats van de storing

Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de ontstekingstest.


Volg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen.

Sluit de OPTIMA 5800 aan en start de compressietest


Volg de aanwijzingen en vervang indien nodig de onderdelen.

Sluit de OPTIMA 5800 aan en controleer de tandschijf van het vliegwiel.


Herstellen indien nodig.

Indien geen defect is gevonden, moet er een storing zijn in het brandstofcircuit.
Controleer :
- het benzinefilter.
- de opbrengst en de druk van de benzine.
- de staat van de benzinepomp.
- de reinheid van de tank.
- de staat van de inspuitstukken.
Herstel het brandstofcircuit.

Noteer welke ander functie een storing hebben.


NA REPARATIE Wis de OBD-storingen.
Behandel eventueel aanwezige andere storingen.

JSI051.0

17-84
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 1
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 2
AANWEZIG ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 3
ONTSTEKINGSUITVAL OP CILINDER 4

In zeldzame gevallen wordt een verkeerde cilinder aangegeven. De rekeneenheid


kan aangeven dat cilinder 1 een storing heeft terwijl deze cilinder goed is.
ADVIEZEN Controleer daarom deze cilinder maar als alles correct is, moet u de andere
cilinders controleren. Gebruik deze informatie alleen als er vervuilende of
schadelijke ontstekingsuitval aanwezig is.

Eén cilinder De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op deze
heeft een storing cilinder:
- Probleem met het inspuitstuk.
- Probleem met de bougie.
- Probleem met de bougiekabel ...

Cilinders 1 en 4 of De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op dit paar
Cilinders 2 en 3 cilinders :
hebben een - Probleem met de bobine aan hoogspanningskant.
storing - Probleem met het bobinestuursignaal ...

Vier cilinders De oorzaak is gelegen in een onderdeel dat alleen invloed heeft op alle
hebben een cilinders:
storing - Probleem met het benzinefilter.
- Probleem met de benzinepomp.
- Probleem met benzinesoort ...

NA REPARATIE Geen bijzonderheden

JSI051.0

17-85
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
DIAGNOSE OBD BRANDSTOFCIRCUIT : BEZIG
STORING
AANWEZIG

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-86
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de storingen 17
STORING WERKING BRANDSTOFCIRCUIT
STORING
AANWEZIG

ADVIEZEN Geen bijzonderheden

Let niet op deze informatie, dit is niet van toepassing op deze auto

NA REPARATIE Geen bijzonderheden.

JSI051.0

17-87
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Stilstaande motor, met contact aan.

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

Venster Staten

1 Accuspanning Staat : + Na contact reken- ACTIEF


eenheid Raadpleeg de diagnose
van deze parameter
Parameter : voedingsspan- 11,8 < X < 13,2 V
ning rekeneenheid

2 Configuratie Staat : Stekkerverbindingen ACTIEF


rekeneenheid airconditioning (optie)

Staat : Configuratie INACTIEF


rekeneenheid met autom.

Staat : Stekkerverbindingen ACTIEF


drukcontact stuurbekracht. (optie)

Staat : Stekkerverbindingen ACTIEF


voorruitverwarming (optie)

Staat : Configuratie ACTIEF Geen bijzonderheden


rekeneenheid zonder
wielsnelheid

Staat : Opn.el. wielsnelheid INACTIEF


van ABS

Staat : Opn.el. wielsnelheid INACTIEF


van reluctant type

Staat : Opn.el. wielsnelheid INACTIEF


van magneto-resistief type

Staat : Configuratie met ACTIEF


startvergrendeling

Staat : Stekkerverbindingen Raadpleeg de diagnose


opn.el. snelheid ACTIEF van deze staat

3 Startvergren- Staat : Startvergrendeling INACTIEF Raadpleeg de diagnose


deling van de
startvergrendeling

JSI051.0

17-88
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Stilstaande motor, met contact aan.

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

4 Smoorklep- Staat : Smoorklepstand : ACTIEF


weerstand gas los

Parameter : Smoorklepstand 0 < X < 47

Parameter : Inleeswaarde
gas los 0 < X < 47

Gaspedaal lichtjes ingedrukt

Staat : Smoorklepstand : INACTIEF Raadpleeg de diagnose


gas los van deze parameters

Staat : Smoorklepstand : INACTIEF


vol gas

Staat : Smoorklepstand : ACTIEF


vol gas

Parameter : Smoorklepstand 170 < X < 255

Venster Parameters

5 Opname Parameter : Koelvloeistof- X = motor- Raadpleeg de diagnose


element koel- temperatuur temperatuur ± 5 °C van deze parameter
vloeistoftempe-
ratuur

6 Opname Parameter : X = Temperatuur Raadpleeg de diagnose


element Luchttemperatuur motorruimte ± 5 °C van deze parameter
luchttempera-
tuur

7 Opname Parameter : spruitstukdruk X = atmosferische


element druk druk Raadpleeg de diagnose
van deze parameters
Parameter : atmosferische X = atmosferische
druk druk

JSI051.0

17-89
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
Stilstaande motor, met contact aan.
ADVIEZEN

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

Venster Stuursignalen

8 Benzinepomp Stuursignaal : Benzinepomp U moet de benzine- Raadpleeg de diagnose


pomp horen draaien van dit stuursignaal

9 Koelventilateur Stuursignaal : Koelventila- De koelventilateur Raadpleeg de diagnose


teur langzaam moet langzaam van dit stuursignaal
draaien

Stuursignaal : Koelventila- De koelventilateur Raadpleeg de diagnose


teur snel (alleen met airco) moet snel draaien van dit stuursignaal

10 Luchtregelschuif Stuursignaal : Luchtregel- Leg uw hand op de Raadpleeg de diagnose


stationair schuif stationair regeling schuif om te voelen of van storing circuit
regeling hij werkt stationair regeling: DEF

11 Elektroklep Stuursignaal : afzuigen De elektroklep Raadpleeg de diagnose


dampafzuiging dampabsorptievat dampafzuiging moet van storing circuit
werken elektroklep
dampafzuiging : CO

12 Airconditioning Airco ingeschakeld op


bedieningspaneel. De Raadpleeg de diagnose
compressorkoppeling van de staten van de
Stuursignaal : airco- moet aangrijpen airconditioning
compressor

JSI051.0

17-90
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

Venster Staten

1 Accuspanning Staat : + Na Contact ACTIEF


rekeneenheid

Parameter : voedingsspan- 13 < X < 14,5 V


ning rekeneenheid Raadpleeg de diagnose
van deze parameter
Indien parameter : voedings- X < 12,8 V
spanning rekeneenheid

dan parameter : toerental 750 < X < 900 tr/min.

2 Stuursignaal Staat : Stuursignaal relais ACTIEF


benzinepomp benzinepomp Geen bijzonderheden

3 Stuursignaal na- Staat : Stuursignaal ACTIEF


voedingsrelais navoedingsrelais Geen bijzonderheden

4 Signaal Staat : Signaal vliegwiel ACTIEF Raadpleeg de diagnose


vliegwiel van storing
vliegwielsignaal : 2 DEF

5 Herkenning Staat : Herkenning cilinder 1 ACTIEF Raadpleeg de paragraaf


cilinder n°1 "Diagnose-
omstandigheden"

JSI051.0

17-91
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

6 Verwarming Staat : Verwarming voorste ACTIEF


lambda sonde lambda sonde
(zie de
werkomstandigheden)
Staat : Verwarming ACTIEF
achterste lambda sonde

7 Smoorklepweer Staat : Smoorklepstand : ACTIEF Raadpleeg de diagnostic


stand gas los du parameter

8 Stationair Staat : Stationair regeling ACTIEF


regeling
Parameter : Toerental 725 < X < 775 tr/min.

Parameter : toerenafwijking - 25< X <+25 tr/min.

Parameter : stuursignaal Raadpleeg de diagnose


stationair 6 % < X < 22 % van deze staat

Parameter : Adaptief -4%<X<4%


correctiesignaal

Venster Parameters

9 Circuit Parameter : spruitstukdruk 320 < X < 380mb


druk Raadpleeg de diagnose
Parameter : atmosferische X = atmosferische van deze parameters
druk druk

JSI051.0

17-92
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

10 Circuit Parameter : pingelsignaal 30 < X < 70 Raadpleeg de diagnose


pingeldetector van deze parameter

Venster Staten

11 Mengsel- Staat : Mengselregeling ACTIEF


regeling
Parameter : Spanning
voorste lambda sonde 20 < X < 840 mV Raadpleeg de diagnose
van deze staat
Parameter : mengsel- 0 < X < 255
correctie gemiddelde waarde
128

JSI051.0

17-93
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

12 Airco Staat : aircowerking ACTIEF


(optie) gevraagd aan als airco vraagt
om cyclisch werken
(Airco van de compressor
geselecteerd)
Staat : verhoogd stationair ACTIEF
toerental aan als verhoogd
stationair toerental Raadpleeg de diagnose
actief is van de airco

Staat : aircocompressor ACTIEF


aan als de inspuiting
het cyclisch werken
van de compressor
toestaat

Parameter : toerental 850< X < 900 tr/min.

Parameter : door compressor 250 < X < 5000 W


opgenomen vermogen

Staat : aircowerking INACTIEF


gevraagd

Staat : verhoogd stationair ACTIEF


toerental

Staat : aircocompressor INACTIEF


als de inspuiting het Geen bijzonderheden
cyclisch werken van de
compressor niet
toestaat

Parameter : toerental 850< X < 900 tr/min.

Parameter : door compressor


opgenomen vermogen X < 250 W

Staat : Koelventilateur De koelventilateur


Geen bijzonderheden
langzaam moet langzaam
draaien

JSI051.0

17-94
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit bij een warme, stationair draaiende motor
zonder ingeschakelde verbruikers

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

13 Drukcontact Draai het stuurwiel Raadpleeg de diagnose


stuur- van deze staat
bekrachtiging Staat : Drukcontact stuur- ACTIEF
bekrachtiging

14 Afzuigen damp- Staat : afzuigen damp- INACTIEF


absorptievat absorptievat
X = 1,5 %
Parameter : stuursignaal Dampafzuiging is niet Geen bijzonderheden
afzuigen dampabsorptievat toegestaan, de
elektroklep blijft dicht

15 Koelventilateur Staat : Koelventilateur INACTIEF


langzaam
De koelventilateur
Parameter : Koelvloeistof- moet draaien als de
temperatuur koelvloeistoftempera-
tuur boven 99 °C is
Geen bijzonderheden
ACTIEF
Staat : Koelventilateur snel
(alleen met airco)
De koelventilateur
Parameter : Koelvloeistof- moet draaien als de
temperatuur koelvloeistoftempera-
tuur boven 102 °C is

16 EGR Parameter : Stuursignaal 0


EGR-elektroklep
Geen bijzonderheden
Auto heeft geen EGR

JSI051.0

17-95
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

Venster Staten

1 Dampafzuiging Staat : Dampafzuiging ACTIEF


dampafzuiging is
Geen bijzonderheden
Parameter : Stuursignaal toegestaan
dampafzuiging X> 1,5 % en variabel

Venster Parameters

2 Snelheid Parameter : Snelheid X = Snelheid op de Raadpleeg de diagnose


snelheidsmeter in km/h van deze parameter

3 Pingeldetector Auto belast

Parameter : Pingelsignaal X is variabel Raadpleeg de diagnose


en niet nul van deze parameters
Parameter : Pingelcorrectie
0 < X < 7°
krukas

4 Achterste Parameter : Spanning Let niet op de spanning


lambda sonde achterste lambda sonde bij stationair draaien.
Zie de betreffende
paragraaf.

bij volle belasting De sonde geeft rijk


mengsel aan Geen bijzonderheden
X stijgt na een korte
reactietijd

bij gas los na vol gas De sonde geeft arm


mengsel aan
X daalt na een korte
reactietijd
Parameter : Activiteit van
de achterste sonde

JSI051.0

17-96
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Conformiteitscontrole 17
ADVIEZEN Voer onderstaande controles uit tijdens een proefrit

Volg- Te controleren Schermberichten en


Omschrijving Diagnose
orde functie opmerkingen

5 Adaptieve Na inlezen
mengsel-
correctie Parameter : adaptieve 64 < X < 160 Raadpleeg de diagnose
mengselcorrectie belast van deze parameters

Parameter : adaptieve 64 < X < 160


mengselcorrectie stationair

6 Emissiewaarden 2500 tr/min. na rijden CO < 0,3 %


CO2 > 13,5 %
O2 < 0,8 %
CH < 100 ppm Raadpleeg de
0,97 < 1 < 1,03 luchtverontreinigings-
voorschriften
Stationair draaien, wacht op CO < 0,5 %
stabilisatie CH < 100 ppm
0,97 < 1 < 1,03

JSI051.0

17-97
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STEKKERVERBINDINGEN OPNAME ELEMENT SNELHEID
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

U heeft zojuist de rekeneenheid vervangen of de auto heeft nooit sneller gereden dan 40 km/u.
Dit signaal moet aanwezig zijn voordat de klant de auto terugkrijgt.
Maak hiervoor een proefrit waarbij u sneller rijdt dan 40 km/u.
Indien dit signaal niet oplicht moet u de diagnose raadplegen voor de parameter snelheid.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-98
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STARTVERGRENDELING
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Controleer of de startvergrendeling in orde is.


Indien de startvergrendeling de oorzaak is, repareer dan de storing voor u verder gaat.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn op aansl. 58 van de rekeneenheid van de inspuiting.

Indien de storing nog niet is opgelost, raadpleeg dan het storing zoeken van de startvergrendeling.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-99
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
STATIONAIR TOERENTAL REGELING
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Controleer de weerstand van de stappenmotor stationair toerental regeling.


Vervang het onderdeel indien nodig.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :


Rekeneenheid 12 Stappenmotor stationair toerentalregeling
Rekeneenheid 41 Stappenmotor stationair toerentalregeling
Rekeneenheid 42 Stappenmotor stationair toerentalregeling
Rekeneenheid 72 Stappenmotor stationair toerentalregeling
Herstellen indien nodig en ga verder met storing zoeken, afhankelijk van de grootte van de
toerenafwijking

Toerenafwijking
< minimum ADVIEZEN Het toerental is te laag

- Controleer de werking van de mengselregeling.


- Reinig het luchtinlaatcircuit (smoorklephuis, stappenmotor) want dat is misschien vervuild.
- Controleer het peil van de motorolie (te hoog ---> klutsen).
- Controleer en herstel de correcte benzinedruk.
- Met het Station OPTIMA 5800, controleer de compressies van de motor.
- Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.
- Controleer de ontsteking.
- Controleer de inspuitstukken.
Als al deze punten goed zijn, vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-100
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17

VERVOLG

Toerenafwijking
> minimum ADVIEZEN Het toerental is te hoog

- Controleer het peil van de motorolie .


- Controleer de werking van het opname element druk.
- Controleer de slangen die verbonden zijn met het spruitstuk.
- Controleer elektrokleppen van de pneumatische systemen.
- Controleer de spruitstukpakkingen.
- Controleer afdichtingen van het smoorklephuis.
- Controleer de afdichting van de rembekrachtiger.
- Controleer de doseurs van de carterventilatie.
- Controleer de benzinedruk.
- Controleer de klepspelingen en de afstelling van de distributie.
Als als deze punten goed zijn, vervang dan de stappenmotor stationair toerenregeling.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-101
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
MENGSELREGELING
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Controleer de aansluiting en de staat van de stekker de voorste lambda sonde.


Herstellen indien nodig.

Controleer de 12V op de voorste lambda sonde.


Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 45 Lambda sonde
Rekeneenheid 80 Lambda sonde
Herstellen indien nodig.

Controleer de ontsteking.
Controleer de afdichting van de dampafzuiging (een lek heeft grote invloed op de mengselsamenstel-
ling).
Controleer de afdichting van de uitlaatlijn voor de lambda sonde.
Controleer de afdichting van het inlaatspruitstuk.
Als de auto alleen in stadsverkeer wordt gebruikt, is de sonde vervuild (probeer een proefrit met zware
belasting).
Controleer de benzinedruk.
Als het stationair toerental onstabiel is, controleer de klepspeling en de distributie.
Controleer de inspuitstukken (hoeveelheid en vorm van de straal).
Vervang, indien nodig, de lambda sonde.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-102
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
CIRCUIT AIRCONDITIONING - KOPPELING COMPRESSOR
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

De rekeneenheid Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. 23 van de inspuit-


ziet geen airco- rekeneenheid.
aanvraag Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning.

De aircokoppeling Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn en aansl. 10 van de inspuit-


schakelt niet in rekeneenheid.
Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt: raadpleeg het storing zoeken van de airconditioning.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-103
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de staten 17
DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING
STAAT

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Controleer de goede werking van de stuurbekrachtiging (oliepeil, ...).


Controleer de goede aansluiting van het drukcontact stuurbekrachtiging.
Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Inspuitrekeneenheid 85 Drukcontact
drukcontact Massa
Herstellen indien nodig.

Indien al deze punten in orde zijn, vervang dan het drukcontact stuurbekrachtiging.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-104
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
VOEDINGSSPANNING REKENEENHEID
PARAMETER

Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Zonder stroomverbruikers

Indien spanning < Mini, de accu is ontladen:


Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden.

Met contact aan

Indien spanning >Maxi, de accu is misschien overladen :


Controleer of de laadspanning met en zonder stroomverbruikers correct is.

Indien spanning < Mini, de laadspanning is te laag :


Controleer het laadcircuit om de oorzaak van het probleem te vinden.

Stationair
draaiend
Indien spanning >Maxi, de laadspanning is te hoog:
De spanningsregelaar in de dynamo is defect. Herstel het probleem en controleer
het elektrolytpeil.

OPMERKING:
De controle van de accu en van het laadcircuit kan worden uitgevoerd met het Station OPTIMA 5800
(waarbij de accukabels aangesloten kunnen blijven zodat de geheugens van de rekeneenheden
behouden blijven).

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-105
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
SMOORKLEPSTAND
PARAMETER
INLEESWAARDE GAS LOS

Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Met contact aan of draaiende motor

Uiterste stand ingelezen Controleer of de mechanische aanslag van de smoorklepweerstand niet


of geen detectie van gas is gewijzigd.
los of geen detectie van Controleer de gaskabel (wrijving, vrije ligging ...).
gas los Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand.
Vervang de smoorklepweerstand indien nodig.

Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van


overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 43 Smoorklepweerstand
Rekeneenheid 74 Smoorklepweerstand
Rekeneenheid 75 Smoorklepweerstand
Herstellen indien nodig.

De smoorklepstand Controleer de weerstand van de smoorklepweerstand door de


is vast smoorklepstand te veranderen

Als de weerstand varieert, controleert u de elektrische verbindingen van


de smoorklepweerstand.

Als de weerstand niet varieert, controleert u of de smoorklepweerstand


mechanisch verbonden is met de smoorklep.
Vervang indien nodig de smoorklepweerstand.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-106
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
PARAMETER

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de
waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".

Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is
meestal het gevolg van een elektrische schok).
Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :
Rekeneenheid 13 Opname element koelvloeistoftemperatuur
Rekeneenheid 73 Opname element koelvloeistoftemperatuur
Herstellen.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-107
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
LUCHTTEMPERATUUR
PARAMETER

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Als de waarde niet goed is, controleert u of de weerstand van het opname element overeenkomt met de
waarde uit de tabel "weerstand als functie van de temperatuur".

Vervang het opname element als het afwijkt (OPMERKING : de afwijking van het opname element is
meestal het gevolg van een elektrische schok).

Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :


Rekeneenheid 49 Opname element luchttemperatuur
Rekeneenheid 77 Opname element luchttemperatuur
Herstellen.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-108
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
SPRUITSTUKDRUK
PARAMETER
ATMOSFERISCHE DRUK

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Verkeerde Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van


spruitstukdruk met overgangsweerstanden van de lijn :
contact aan Rekeneenheid 15 Opname element druk
Rekeneenheid 16 Opname element druk
Spruitstukdruk Rekeneenheid 78 Opname element druk
< Mini bij stationair
draaien Herstellen indien nodig.

Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.
Verkeerde atmosferische
druk

Spruitstukdruk Controleer :
> Maxi bij stationair - de slang tussen het spruitstuk en het opname element (lekkage).
draaien - de klepspeling.
- of er bij stationair draaien geen dampafzuiging is.
- de compressie van de cilinders met de OPTIMA 5800.

Indien als al deze punten in orde zijn, vervang dan het opname element.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-109
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
PINGELSIGNAAL
PARAMETER

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

De pingeldetector moet een variabel en ongelijk nul signaal geven, wat bewijst dat hij de trillingen van de
motor opvangt.
Als het signaal nul is:
- Controleer of de pingeldetector goed is vastgeschroefd.
- Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :
Rekeneenheid 20 Pingeldetector
Rekeneenheid 79 Pingeldetector
Rekeneenheid 19 Afscherming pingeldetector
Vervang, indien nodig, de pingeldetector.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-110
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
RIJSNELHEID
PARAMETER

Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Controle tijdens proefrit.

Controleer de isolatie, de geleiding en de afwezigheid van overgangsweerstanden van de lijn :


Rekeneenheid 53 ABS
NOTA : Controleer de verschillende functies die gebruik maken van deze informatie.

Herstellen.

Als de storing nog aanwezig is: Raadpleeg het storing zoeken de ABS.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-111
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de parameters 17
ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE BELAST
PARAMETER
ADAPTIEVE MENGSELCORRECTIE STATIONAIR

Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd
ADVIEZEN Voer het inlezen uit.

Controleer/herstel de afdichting van de dampafzuiging.

Wis het geheugen van de rekeneenheid.


Bij warme, stationair draaiende motor controleer de waarde van de parameters.
- Indien een van deze parameters bij de BOVENgrens ligt, is er te weinig benzine.
- Indien een van deze parameters bij de ONDERgrens ligt, is er te veel benzine.

Controleer/herstel/reinig/vervang :
- het benzinefilter.
- de benzinepomp.
- het benzinecircuit.
- de benzinetank.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-112
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
BENZINEPOMP
STUURSIGNAAL

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

Controleer of de crash sensor is geactiveerd.


Schakel de crash sensor indien nodig uit.

Controleer, als de rekeneenheid de benzinepomp aanstuurt, de 12V op aansl. 1 van de stekker van de
crash sensor .
Is er geen 12V, herstellen de lijn van aansl. 1 van de crash sensor naar aansl. 5 van het benzinepomprelais.

Controleer de geleiding tussen aansl. 1 en 3 van de crash sensor .


Is er geen geleiding, vervang dan de crash sensor .

Controleer de ligging van de bedrading en de massa op aansl. C2 van de benzinepomp.

Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn :

Crash sensor 3 C1 Benzinepomp


Herstellen indien nodig.

Als de storing nog aanwezig is: vervang de benzinepomp.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-113
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Betekenis van de stuursignalen 17
KOELVENTILATEUR LANGZAAM DRAAIEN
STUURSIGNAAL
KOELVENTILATEUR SNEL DRAAIEN

ADVIEZEN Geen enkele storing mag aanwezig zijn of in het geheugen zijn geregistreerd

De koelventilateur draait Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 8.


niet langzaam Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt:


Controleer met behulp van het elektrische schema :
- de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor.
- de massa van de ventilateurmotor.
- de staat van het ventilateurrelais
- De staat van de voorschakelweerstand van de ventilateurmotor.
- de staat van de ventilateurmotor.
Herstellen indien nodig.

De koelventilateur draait Controleer de isolatie en de geleiding van de lijn 38.


niet snel Herstellen indien nodig.

Als de storing aanhoudt:


Controleer met behulp van het elektrische schema :
- de voeding van het ventilateurrelais en van de ventilateurmotor.
- de massa van de ventilateurmotor.
- de staat van het ventilateurrelais.
- de staat van de ventilateurmotor.
Herstellen indien nodig.

NA REPARATIE Voer de conformiteitscontrole opnieuw uit vanaf het begin.

JSI051.0

17-114
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Klachten 17
ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnoseapparaat

ZOEKSCHEMA

PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN 1

PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN 2

PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN 3

JSI051.0

17-115
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
1 PROBLEMEN TIJDENS HET STARTEN

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Controleer of er wel benzine in de tank zit


Controleer de brandstof (tankelement defect?).
Controleer of de brandstof van de juiste soort is.

Controleer of er geen slang is dichtgeknepen


Controleer de
(vooral na een demontage).
benzineslangen

Controleer de opbrengst en de druk van de benzine :


Controleer het staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
benzinecircuit Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).

Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator


Controleer de uitlaat niet is dichtgeslibd.

Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.

Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging


Controleer de verbindt met het inlaatspruitstuk.
dampafzuiging Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.
als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.

Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
van de motor van de compressies en volg de aanwijzingen.

Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel
van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.

Controleer de stationair Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar.


toerenregeling

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-116
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
2 PROBLEMEN TIJDENS HET STATIONAIR DRAAIEN

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Controleer of er benzine aanwezig is


Controleer de brandstof (tankelement niet goed).
Controleer de soort benzine.

Controleer of er geen slang is dichtgeknepen


Controleer de
(vooral na een demontage).
benzineslangen

Controleer de opbrengst en de druk van de benzine :


Controleer het staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
benzinecircuit Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).

Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator


Controleer de uitlaat niet is dichtgeslibd.

Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.

Controleer, met de oliepeilstaaf,


Controleer het oliepeil of het oliepeil niet te hoog is.

Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.

Controleer de stationair
toerenregeling Maak de stationair toerenregeling met kleine tikjes gangbaar.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-117
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
2
VERVOLG

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Controleer het spruitstuk Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk.

Controleer de Controleer, na demontage, of de inspuitstukken niet druppelen.


inspuitstukken

Controleer het Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild.


smoorklephuis

Controleer de Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid).


rembekrachtiger

Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima aan 5800 voor het controleren
van de motor van compressies en volg de aanwijzingen.

Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging


verbindt met het inlaatspruitstuk.
Controleer de Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.
dampafzuiging als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-118
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3 PROBLEMEN TIJDENS HET RIJDEN

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Controleer het luchtfilter Controleer of het luchtfilter niet is vervormd.

Controleer of er wel benzine in de tank zit


Controleer de benzine (tankelement defect?).
Controleer of de benzine van de juiste soort is.

Controleer of er geen slang is dichtgeknepen


Controleer de
(vooral na een demontage).
benzineslangen

Controleer de opbrengst en de druk van de benzine :


Controleer het staat van de benzinepomp, staat van de drukregelaar.
benzinecircuit Controleer de inspuitstukken (opbrengst, vorm van de straal).

Controleer of de uitlaatlijn niet is verstopt en of de katalysator


Controleer de uitlaat niet is dichtgeslibd.

Controleer de ontsteking Controleer de staat van de bougies en van de bobines.

Controleer, met de oliepeilstaaf,


Controleer het oliepeil
of het oliepeil niet te hoog is.

Controleer het Controleer de staat van de afdichtingen van het spruitstuk


inlaatspruitstuk

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-119
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3
VERVOLG

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Controleer het Controleer of het uitlaatspruitstuk niet lekt.


uitlaatspruitstuk

Controleer de Controleer, na demontage, of de inspuitstukken niet druppelen.


inspuitstukken

Controleer het Controleer of het smoorklephuis niet is vervuild.


smoorklephuis

Controleer de Controleer of de rembekrachtiger niet lekt (geluid).


rembekrachtiger

Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
Controleer het vliegwiel van het vliegwiel en volg de aanwijzingen.

Controleer of de remklauwen,
Controleer de voor- en de remtrommels en de wiellagers niet aanlopen.
achtertrein Controleer de bandenspanning.

Controleer het koelsysteem Controleer of de koeling voldoende is.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-120
INSPUITSYSTEEM
Storing zoeken - Zoekschema’s 17
3
VERVOLG

ADVIEZEN Voer eerst een complete controle uit met het diagnosestation

Maak de slang los die de elektroklep van de dampafzuiging


verbindt met het inlaatspruitstuk.
Controleer de
Sluit de slang af om valse lucht te voorkomen.
dampafzuiging
als er nu geen storing meer is: de dampafzuiging is de oorzaak.

Controleer de compressies Sluit het diagnose station Optima 5800 aan voor het controleren
van de motor van de compressies en volg de aanwijzingen.

NA REPARATIE Wis de storingen uit het geheugen en de OBD-storingen.


als alle storingen zijn verholpen wist u de ingelezen correctiewaarden.

JSI051.0

17-121
KOELSYSTEEM
Vullen - ontluchten 19
Er is geen kachelkraan. ONTLUCHTEN

De koelvloeistof stroomt permanent door de Laat de motor gedurende 20 minuten draaien


kachelradiateur die bijdraagt aan de koeling van met 2 500 tr/min, tot het inschakelen van de koel-
de motor. ventilateur(s). Dit is de tijd die nodig is nodig voor
het automatisch ontluchten.

VULLEN Controleer of het peil in het expansievat bij het


"Maxi"-merkteken staat.

OPEN BESLIST DE DRIE ONTLUCHTINGSNIPPELS. DRAAI DE ONTLUCHTINGSNIPPEL(S) NOOIT OPEN


ALS DE MOTOR DRAAIT.
Vul het circuit via de opening in het expansievat.
CONTROLEER BIJ WARME MOTOR NOGMAALS
Sluit de ontluchtingsnippel zodra er vloeistof zon- OF DE DOP VAN HET EXPANSIEVAT GOED VAST-
der luchtbellen uitstroomt. ZIT.

Laat de motor draaien met (2 500 tr/min). Plaats nippel op koelvloeistofhuis:

Blijf de vloeistof in het expansievat gedurende on-


geveer 4 minuten op peil houden.

Sluit het expansievat met de dop.

15155R

19-1
KOELSYSTEEM
Schematische voorstelling 19

14887-2R

1 Motor Waterpomp
2 Radiateur
3 Doorstroomexpansievat na thermostaat
4 Kachelradiateur Thermostaat
5 Steun thermostaat
6 Doseur ∅ 3 mm Doseur

Afstelwaarde dop expansievat: 1,2 bar (bruin).

19-2
KOELSYSTEEM
Waterpomp 19
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 1202 Klembandtang

AANTREKKOPPELS (in daN.m) - de waterpomp.

Waterpompbouten M6 1
M8 2,2
Moer spanrol 2,7

UITBOUWEN

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.

Maak de massakabel van de accu los.

Tap het koelsysteem af door de onderste radia-


teurslang los te maken.

Bouw uit:
- de distributieriem, raadpleeg hoofdstuk 11
"Distributieriem"),
- de distributie-spanrol,
14505-1S
- de waterpomp.

REINIGEN

De pasvlakken van de aluminium onderdelen mo-


gen beslist niet schoon worden geschraapt.

Los de achtergebleven pakkingresten op met


Décapjoint.

Wij raden u aan om handschoenen te dragen tij-


dens het reinigen.

Breng het product aan op de te reinigen delen;


laat het ongeveer 10 minuten inwerken en veeg
het metaal met een houten spatel schoon.

Het product mag niet in aanraking komen met de


autolak.

15474R

19-3
KOELSYSTEEM
Waterpomp 19
INBOUWEN Monteer:
- de distributie-spanrol, met de spie in de groef
De waterpomp wordt afgedicht met LOCTITE 518 , (A),
dat u in een 0,6 à 1 mm dikke strook (C) aan-
brengt zoals hieronder is getekend.

14505-1R2

10063R - de distributieriem, volg nauwgezet de me-


thode van hoofdstuk 11 "Distributieriem").
Span de M6 en M8-bouten voor met 0,8 daN.m
gevolgd door een natrekken met 1,1 daN.m voor Vul en ontlucht het koelsysteem, raadplaag
de M6-bouten en 2,2 daN.m voor de M8-bout, in hoofdstuk19 "Vullen-ontluchten").
voorgeschreven volgorde.

N.B.: smeer 1 à 2 druppels Loctite FRENETANCH


op de bouten 1 en 4 van de waterpomp.

14505-1r

19-4
MOTOROPHANGING
Pendelophanging 19
AANTREKKOPPELS (daN.m)

A 6,2 F 4,4
B 6,2 G 6,2
C 2,1 H 6,2
D 2,1 J 6,2
E 6,2

15424R2

19-5
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
TYPE TYPE
DRUKGROEP KOPPELINGSPLAAT
AUTO MOTOR

26 spiebanen GB : Grijsblauw
D = 200 mm BL : Paarsblauw
E = 6,8 mm V : Groen

CB0H
K4M
CB0T

85873S

90693R13
76906R
200 CPO 4000

Enkelvoudig droge plaatkoppeling, kabelbediend.

Constant aanliggend druklager

20-1
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
VERVANGEN.
Hiervoor moet de bak worden uitgebouwd.

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 582
of Tandsector
Mot. 582-01

INBOUWEN
AANTREKKOPPELS (in daN.m)
Maak de spiebanen van de koppelingsas schoon
Drukgroepbouten 2 en monteer het geheel zonder smeermiddel.

Breng de koppelingsplaat op zijn plaats (uitbouw


van de naaf aan bakzijde).
UITBOUWEN
Gebruik de centreerhuls die in de koppelingsset
Monteer de blokkeersector Mot. 582 of 582-01. worden meegeleverd
Verwijder de bouten rondom de drukgroep en
bouw de koppelingsplaat uit.

Controleer en vervang de defekte onderdelen.

95414S

Draai de drukgroepbouten stervormig aan en zet


de vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.

99055R2 Verwijder de tandsektor Mot. 582 of 582-01.

Smeer met MOLYKOTE BR2 vet:


- de geleidehuls van het druklager,
- de drukvlakken van de koppelingsvork

20-2
KOPPELING
Drukgroep - Koppelingsplaat 20
Na inbouwen van de bak, plaatst u de kabel op de N.B.: Bij werkzaamheden waarbij u de bak NIET
koppelingsvork, spant u de tandsektor en contro- uitbouwt of NADAT u de bak heeft ingebouwd,
leert u de werking van het stelmechanisme. mag u de koppelingsvork IN GEEN GEVAL
OMHOOG trekken. De vork kan loskomen uit de
Controleer de slag van de koppelingsvork. uitsparing (A) van het druklager.

Deze slag moet zijn :

X = 27 tot 31,6 mm

99054R

97758-1R

20-3
KOPPELING
Vliegwiel 20
VERVANGEN

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 582-01 Blokkeersector

AANTREKKOPPELS (daN.m)

Vliegwielbouten 5,5

UITBOUWEN

Na uitbouwen van de koppelingsplaat: Verwijder


de vliegwielbouten (niet opnieuw te gebruiken)
en bouw het vliegwiel uit.

Slijpen is niet toegestaan.

INBOUWEN

Maak op de krukas de boringen schoon voor de


vliegwielbouten.

Ontvet op de krukas het raakvlak voor het vlieg-


wiel.

Breng het vliegwiel aan en blokkeer dit met Mot.


582-01.

OPMERKING: Vervang ALTIJD de vliegwielbouten.

20-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Identificatie 21
De Renault "LAGUNA" met K4M-motor is uitgerust met een versnellingsbak van het type JB3.

Raadpleeg het werkplaatshandboek "B.V. JB. " voor de complete revisies/reparaties van deze versnellings-
bak.

14834-1R

Een plaatje (1), op het versnellingsbakhuis geeft


aan:

A Type versnellingsbak
B Indice nummer
C Fabricagenummer
D Fabriek A J BX 000 B

D X 000000 C

90775R

21-1
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Overbrengingsverhoudingen 21
JB3

Pignon/ Snelheidsm Achter-


Indice Autotype 1e 2e 3e 4e 5e
Kroonwiel aandrijv uit

15 21 11 22 28 34 39 11
CB0H
167 -- -- -- -- -- -- -- -- 26
CB0T
61 19 37 41 37 35 32 39

21-2
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Inhouden - Smeermiddelen 21
INHOUD (in liters)

5 versnellingsbak

JB3 3,4

Soort/Viscositeit

TRX 75W 80W

CONTROLE VAN HET OLIEPEIL

92081S

Bijvullen tot de onderrand van de opening.

21-3
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Producten 21

OMSCHRIJVING VERPAKKING BESTELNR. TE GEBRUIKEN VOOR :

Spiebanen rechter differentieeltandw.


Draaipunt koppelingsvork
MOLYKOTE BR2 Blik 1 kg 77 01 421 145
Geleidehuls druklager
Drukvlakjes koppelingsvork

Loctite 518 Spuitje 24 ml 77 01 421 162 Pakkingvlakken bakhelften

Pluggen en schakelaars
RHODORSEAL 5661 Pluggen van grendelkogels
Tube 100 g 77 01 404 452
CAF 4/60 THIXO Afdichten van holle borgpennen van
aandrijfassen

LOCTITE FRENBLOC Moeren primaire en secundaire as


(Borg- en afdichtlijm) Flesje 24 cc 77 01 394 071 Vaste tandwiel en naaf 5e
Meenemer klauwkoppeling

Systematisch te vervangen onderdelen

Vervang altijd na het uitbouwen ervan:


- de keerringen,
- de 0-ringen,
- het geleidehuls druklager,
- de moeren van de secondaire as en het
differentieel,
- het snelheidsmetertandwiel en zijn asje,
- het snelheidsmeterkroonwiel,
- de holle borgpennen,
- de bussen onder de tandwielen.

21-4
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Bijzonderheden uitbouwen - Inbouwen 21
AANTREKKOPPELS (daN.m)

Aftapplug 2,2
Remklauwbouten 4
Bouten aandrijfasstofhoes 2,5
Moer fuseekogel 6,5
Bout schokdemperpoot 18
Bouten bak-startmotor 3
Bouten op bak van steun pendel-
ophanging 6,2
Wielbouten 9
Bout stuurkolom-kruisstukje 3
Achterste subframebouten 10,5
Voorste subframebouten 6,2
Moer fuseekogel 5,5
Moer spoorstangkogel 4
Bouten koppel-reactiestangetje 6,5

Het Uitbouwen - Inbouwen van de versnellings-


bak verschilt bij dit type niet van dat bij de overige
Renaults CLIO met "JB-versnellingsbak".

N.B. : Bij het uitbouwenvan de bak bevelen wij


aan om de koppelingsvork met een touwtje (1)
vast te zetten, om te voorkomen dat hij losraakt
van de kogel.

14834R

21-5
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

Mot. 453 -01 Afknijpklem voor slangen

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug. Verwijder de aandrijfriem van de hulporganen


met een ringsleutel om de spanrol te blokkeren,
UITBOUWEN nadat deze is gekanteld.

Maak de accukabels los.

Verwijder:
- de beschermplaat onder de motor en de spat-
plaat rechts,
- de rechter koplamp,
- de grille,
- de bovenste dwarsbalk (door de onderste be-
vestigingen los te maken).

14494-4S

14280R

36-1
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
Knijp de aanvoerslang dicht met klem Mot. 453- Bouw de pomp volledig uit (3 bouten).
01.

Maak de aanvoerslang en de hogedrukleiding los,


vang de uitstromende olie op (bescherm de
dynamo).

LET OP: de dynamo bevindt zich rechtstreeks


onder de pomp.

Maak de benzine-aanvoerleiding los van de


hoofd-inspuitbuis, zodat u bij de TorxT40-bout (1)
van de pomp kunt komen.

14494-2R

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde vanuitbou-


wen.

Vul het circuit en ontlucht het door het stuurwiel


bij draaiende motor van de ene naar de andere ui-
terste stand te draaien.

14493R

36-2
STUURINRICHTING
Mechanische stuurbekrachtigingspomp 36
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP

T.Ar. 1094 Lagertrekker


Dir. 1083 -01 Montagegereedschap poelie

VERVANGEN VAN DE NAAF

Plaats de pomp in een bankschroef op een werk-


bank.

Monteer T.Ar. 1094 en verwijder de naaf.

14836R

Houd de voorgeschreven persdiepte aan:


X = 34,3 mm.

14837R
X
N.B. : Plaats een bout (1) tussen de pompas en de
drukstift van het gereedschapT.Ar. 1094.
Pomp
Breng de nieuwe naaf aan en pers deze op zijn
plaats met Dir. 1083-01. Smeer de naaf wel eerst
in met multi-vet om het plaatsen te vergemakke-
lijken.

N.B.: Plaats een afstandsring (2) van ongeveer 25


mm tussen Dir. 1083-01 en de naaf.

Naaf

36-3
AIRCONDITIONING
Algemeen 62
PRODUCTEN

- Compressor-olie:
SANDEN SP 10 : 135 cm 3

- Koelmiddel:
R134a : 650 g ± 35

- Compressortype :
SANDEN SD 7V

62-1
AIRCONDITIONING
Compressor 62
AANTREKKOPPELS (daN.m) INBOUWEN

Bout ontlastventiel op verdamper 0,6 Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
Klemmoer verbindingsleidingen op
ontlastventiel 0,8
Het magazijn levert de compressor gevuld met
Klembout leiding ontlastventiel op olie.
waterafscheider 0,8
Plaats de compressor in de correcte stand met de
Klembout leidng condensor op
vulpul naar boven.
waterafscheider 1,2
Klembout leiding compressor Zet de klembout (B) vast met een aantrekkoppel
op condensor 0,8 van : 2,1 daN.m.
Klembout leiding op
Monteer de verbindingsleidingen (A) op de
compressor 2,1
compressor (aantrekkoppel bout : 2,1 daN.m).
Klembout compressor 2,1
Gebruik het vulstation om vacuüm te trekken en
Opname element aircocircuit-druk 0,8
vul het circuit vervolgens met R134a.
UITBOUWEN
N.B.: Bij het monteren van de leidingen op de
compressor moeten beslist eerst alle bouten wor-
Plaats de auto op een hefbrug en tap het airco-
den aangebracht en aangedraaid tot ze contact
circuit R134a af.
maken. Vervolgens pas moeten de bouten met
het correcte aantrekkoppel worden aangedraaid.
Maak de accukabels los.
Dit is nodig om de leiding goed te laten aanliggen
zodat deze bij (1) niet beschadigd wordt.
Bouw uit:
- het front,
- de beschermplaten in de wielkuipen voor,
Controleer de pakkingen/afdichtingen en smeer
- de schildbumper voor,
deze met SP 10.-olie.
- de aandrijfriem van de hulporganen,
- de twee airco-leidingen (A),
- de klembiout vande compressor, en verwijder-
BELANGRIJK: Bij het vervangen van de compres-
deze via de onderkant
sor moet de olie beslist goed op peil worden ge-
bracht.
N.B.: Breng meteen pluggen aan op de openin-
gen in de compressor en de leidingen om binnen-
dringen van vocht te voorkomen.

15425R

62-2
AIRCONDITIONING
Condensor 62
Verwijder de vier bouten (6) waarmee de conden-
UITBOUWEN sor op de radiateur vastzit.

Een hefbrug is hierbij niet nodig. Verwijder voorzichtig de condensor .

Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel


(zie de methode in het boek "Airconditioning").

Maak de massakabel van de accu los.

Bouw uit :
- de grill,
- het rubber (1),
- de bovenste dwarsbalk(2),
- de twee R134a-leidingen (4) (plaats direct dop-
pen op de leidingen en de condensor),
- de twee bovenste bevestigingsbouten van de
radiateur (3).

13828R

INBOUWEN

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.

Controleer de staat van de afdichtingen.

Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-


del R134a met het vulstation (zie de methode in
het boek "Airconditioning").

13974R BELANGRIJK

Bij het vervangen van de condensor, voegt u 30 ml


olie SP 10 toe aan het circuit.

N.B.: aantrekkoppel van de bouten (6): 0,8 daN.m

62-3
AIRCONDITIONING
Ontlastventiel 62
VERVANGEN

Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel


(zie de methode in het boek "Airconditioning").

Bouw uit :
- de bevestigingsmoer (A) van de leidingen,
- de twee bouten (B) waarmee het ontlastventiel
op de verdamper vastzit.

15429R

Controleer voor het monteren de staat van de af-


dichtingen.

Aantrekkoppels van de bouten :


- bout (A) : 0,8 daN.m,
- bout (B) : 0,6 daN.m.

Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-


del R134a met het vulstation (zie de methode in
het boek "Airconditioning").

62-4
AIRCONDITIONING
Waterafscheider 62
UITBOUWEN INBOUWEN

Auto op een hefbrug. Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel
(zie de methode in het boek "Airconditioning"). Controleer de staat van de afdichtingen en smeer
ze in met olie P.A.G. SP 10.
Bouw uit :
- de grill, Trek vacuüm en vul het aircocircuit met koelmid-
- de twee bovenste bevestigingsbouten van de del R134a met het vulstation (zie de methode in
radiateur, het boek "Airconditioning").
- de R134a-aansluiting (2),
- de twee bouten waarmee de leidingen vastzit- Bij het vervangen van de waterafscheider, voegt u
ten op de waterafscheider. 15 ml olie SP 10 in het circuit.

Druk de radiateur met de condensor een klein N.B.: aantrekkoppel bout (2) : 1,2 daN.m
stukje naar achteren.

Via de onderkant

Verwijder de twee bouten(1) waarmee de water-


afscheider vastzit op de condensor.

13828R1

Bouw de waterafscheider uit.

Plaats direct doppen op de openingen zodat er


geen vocht in het circuit kan binnendringen.

62-5
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.

Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel


(zie de methode in het boek "Airconditioning").

LAGE DRUK LEIDING COMPRESSOR - ONTLAST- INBOUWEN


VENTIEL
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
UITBOUWEN wen.

Verwijder de bevestigingsbout op het ontlastven- Controleer de staat van de afdichtingen en smeer


tiel. ze in met olie SP 10.

Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding. Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 ml
olie SP 10 toe of, als een leiding is gescheurd
Verwijder: (groot lek), voegt u 100 ml toe.
- de grille
- de bevestigingsbout op de compressor. N.B.:
- Bevestigingsbout leidingen
Plaats doppen op de compressor en de leiding. op compressor : 2,1 daN.m
- Bevestigingsmoer leidingen
Maak de bevestigingsstrip van de leiding los. op ontlastventiel : 0,8 daN.m
- Bevestigingsbout leidingen
Bouw de lage druk leiding uit. op condensor : 0,8 daN.m

PRO62.4

62-6
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.

Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel


(zie de methode in het boek "Airconditioning").

HOGE DRUK LEIDING COMPRESSOR-CONDENSOR INBOUWEN

UITBOUWEN Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-


wen.
Verwijder:
- de grille, N.B.: bij het aansluiten van de leidingen op de
- de bevestigingsbout op de compressor, compressor, moet u alle bouten handvast op hun
- de klembout van de compressorleiding bij de plaats brengen voordat u ze met het voorgeschre-
demper (1). ven aantrekkoppel vastzet. Op deze manier krijgt
de leiding de juiste stand en is er geen gevaar
Plaats doppen op de compressor en de leiding. voor beschadiging ervan bij de demper (1).

Verwijder de bevestigingsbout op de condensor. Controleer de staat van de afdichtingen en smeer


ze in met olie SP 10.
Verwijder de leiding.
Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 ml
Plaats doppen op de condensor en de leiding. olie SP 10 of, als een leiding is gescheurd (groot
lek), voegt u 100 ml toe.

PRO62.18

62-7
AIRCONDITIONING
Leidingen 62
Maak de massakabel van de accu los.

Tap het aircocircuit af met het R134a-vultoestel


(zie de methode in het boek "Airconditioning").

HOGE DRUK LEIDING WATERAFSCHEIDER- INBOUWEN


ONTLASTVENTIEL
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbou-
UITBOUWEN wen.

Verwijder: Controleer de staat van de afdichtingen en smeer


- de grille, ze in met olie P.A.G. SP 10.
- de bovenste dwarsbalk.
Bij het vervangen van een leiding, voegt u 10 ml
Maak de leiding vrij van zijn bevestigingspunten. olie SP 10 of, als een leiding is gescheurd (groot
lek), voegt u 100 ml TOE.
Maak de stekker los van de drukzender.
N.B.:
Verwijder de bevestigingsmoer op het ontlastven- - Bevestigingsbout tuyau
tiel. op waterafscheider : 0,8 daN.m
- Bevestigingsmoer leidingen
Plaats doppen op het ontlastventiel en de leiding . op ontlastventiel : 0,8 daN.m

Verwijder de bevestigingsbout op de wateraf-


scheider.

Plaats doppen op het waterafscheider en de lei-


ding.

Verwijder de leiding.

PRO62.19

62-8

You might also like