You are on page 1of 10

Examenleerstof: Teksten voor Media en Cultuur

1. Fictie en non-fictie

Hilde Van Belle: “Het is mij verteld en verteld. De enscenering als


afleidingstechniek bij Rutger Kopland

ff
Kenmerken poëzie Kopland
o Mild ironisch
o Gespannen stiltes
o Nauwkeurige observatie van menselijke gebaren en
verlangens
o Beschrijft in subtiele verwoordingen de geheimzinnige
kracht van de dingen, geluiden, geuren, stillevens,
landschappen
o Blijft zoeken naar een vraag en geen antwoord
o Mildheid MAAR sluit wel allerminst thema’s uit zoals…
o Angst, eenzaamheid, wreedheid, oorlog en
geweld
 zijn wel niet de kern van Koplands werk,
maar zijn niet weg te denken

Een lege plek om te blijven (Kopland, 1977)


o Gedichtenbundel van Kopland

I
Boven het hooi hangt de boer in
de balken. In de sneeuw ligt de blote
boerin.

Onder de warme vacht van het dak


heeft het varken vergeefs gewacht op slobber
en slacht.
 
Wat is gebeurd. Dit is heel erg, dit is
een gedicht waarin de boer, de boerin en
het varken
 
Sterven. Als een leeg nest in de winter 
is warmte. Ik ben de kat in dit huis,
ze zijn weg,
 
Maar ik, hou van de plek waar ik lag.

Eerste observatie:
o Er hangt een dode boer in de balken en er ligt een blote boerin in de sneeuw.
o Er is een sprekende kat.
o Ontreddering in vele lagen van het gedicht

1
A. GLOBALE ANALYSE

I. CONTRASTEN EN TEGENSTELLINGEN IN HET GEDICHT

o Eerste vier strofen bestaan uit een zelfde aantal verzen (twee lange, één
korte)
o Opvallend morfologisch verschil tussen de eerste strofen en de
laatste
o De eerste strofen zijn vloeiend, harmonieus, rustig  de
volgende strofen vertonen contrasten en verlopen in horten en
stoten

o Op semantisch vlak:
o Warm en koud worden op een eigenaardige manier door elkaar
geschud
 Een dode boer boven het (warme) hooi in de (huiselijke)
balken
 Een boerin bloot in de sneeuw
 Een dood varken dat een tijdje vergeefs op slobber en slacht
heeft gewacht
 Het vreedzame “slobber en slacht” vormt bij nader toezien
net zo goed een vreemde koppeling van warm en koud
o Verhouding tussen leven en dood is ontwricht
 Varken  dat eten moest krijgen om dan geslacht te worden
en dan tot eten moest gaan dienen, heeft zijn verwachte lot
niet gekregen
 verhongerd, zij het onder het warme vacht van het dak
 keten van leven naar dood naar nieuw leven onderbroken

o Vergelijkingstermen zijn onderling verwisseld met als gevolg:


o Koudewoorden staan in het eerste vers van de 4de strofe &
warmtewoorden in het volgende:
 Sterven / leeg, nest / winter tgo. warmte/ (levende) kat /
huis
 “Nest” zou je als warmte kunnen suggereren, maar
uit de vorige strofen bleek dat bvb. hooi, balken en
een dak niet zonder meer voor warmte zorgen
 “Nest” is mogelijk een gedeeltelijk anagram van
“sterven”
 “Sterven”  terwijl in eerste twee strofen wordt een
bewegingsloze scène met drie lijken opgezet, is het
sterven (nog) aan de gang, lijkt wel een flashback
 “sterven” markeert precies de overgang van
warmte en leven naar kou en dood

o Mogelijke weg voor dit denken uitgestippeld door de vgl. Waarbij de


abstracte warmte “als een leeg nest in de winter” zou zijn
o Lege nesten in de winter zijn eigenlijk de normale gang van zaken.
o Warmte is als de kou van een leeg nest in de winter; warmte is als
de gedachte aan een gevuld nest; warmte is als de herinnering aan
warmte

o De verwantschap met de dubbelzinnige titel van de bundel Een lege plek


om te blijven is duidelijk:

2
o Een lege plek om (leeg) te blijven en uit te nodigen vs. een lege plek
(voor iemand) om (er) te blijven en dus vol te zijn.
o Het lege nest correspondeert met de lege plek
o De kat toont zich onafhankelijk en trouw tegelijk
o  voor het varken is het anders afgelopen: heeft zijn
afhankelijkheid van de boer en de boerin niet overleefd.

o Doorbroken warmte/kou-polariteit
o Maar ook: onderscheid mens, dier en ding is vervaagd
 De warme vacht van het dak = een vacht van sneeuw
 Een huis als een dier met een vacht; een huis als een leeg
nest in de winter; een vertellende kat tgo. het dode trio van
boer, boerin en varken.

II. INITIËLE HARMONIE

o Deze harmonie wordt vooral bereikt door…


o opvallende alliteraties
 boven / boer / balkon / blote / boerin
 hooi / hangt
 varken / vergeefs / vacht
 slobber / slacht
o opvallende assonanties
 boven / hooi / blote
 boer / boerin

o Vrij regelmatig ritme  iets meer klemtonen in de tweede strofen


o Vooral stemhebbende nasalen en bilabialen (b, n, d, l, r, v)
o Opvallende uitzondering op al deze harmonie vertoont zich op
dezelfde plaats in de twee strofen
 Combinatie van twee nauwelijks voorkomende klanken ee en
s: sneeuw in de eerste strofe, vergeefs in de tweede

o Ook op syntactisch vlak harmonie vast te stellen


o Drie ongeveer gelijke zinnen over twee strofen gespreid
o De derde, iets langere zin, vormt een aparte strofe
1. Bep. van plaats / pv. / ond. / bep. van plaats
2. Bep. van plaats / pv. / ond.
3. Bep. van plaats / pv. / ond. / ww. / voorzetselvoorwerp

o Op semantisch vlak is er helemaal geen harmonie


 Een boer in de balken; een blote boerin in de sneeuw, een
uitgehongerd varken

o Op inhoudelijk vlak
o De huidige rust is in ieder geval niet onschuldig  er is een drama
aan voorafgegaan
 Moord? Roofmoord? Zelfmoord? Verkrachting?
o In de volgende strofen gebeuren hele andere dingen:
 Dichter spreekt de lezer aan en belooft expliciet een
verklaring, parafraseert de scène uit de eerste strofen, en
blijkt dan een kat te zijn die zijn die uitspraken over warmte
en liefde doet.

3
o “Ik ben de kat in dit huis.”
o Morfologisch en syntactisch = met dit laatste vers opnieuw
harmonie bereikt
o Klanken vormen een mooi geheel met het ritme  3 anapesten met
de elkaar echoënde aa-i-ou / a-e-è / aa-i-a en uitsluitend zachte
medeklinkers.
o De zin bouwt verder op de nieuwe tegenstelling tussen ik en ze; hij
keert terug naar ik  ww. drukt een emotie uit. Het verhaal is nu
voorbij; enkele naar emotie neigende uitspraken waren er al (Bv.
“Dit is heel erg”.)

III. SPANNINGSVERHOGING

o In de derde en vierde strofen zijn de alliteraties zo goed als


weggevallen
o Er zijn wel nog assonanties
 Die van de i  in een reeks met veel korte woorden en
letterlijke herhalingen (bv. Dit is)  heeft een gejaagd
effect

o Stotende cesuren bepalen het hortende en stotende ritme:


 Wat is er gebeurd. // Dit is heel erg, // dit is een gedicht /
waarin de boer, / de boerin / en het varken /
 Sterven. // Als een leeg nest in de winter / is warmte. // Ik
ben de kat in dit huis, // ze zijn weg, //

o De zachte klanken die in de eerste strofen overheersten  vervangen door


harde combinaties
 st (sterven, nest)
 ee (sneeuw, vergeefs)
 Heel en leeg staan telkens in het midden van het 1e vers,
verzwaard door de assonantie van de daaropvolgende
woorden erg en nest: heel erg, leeg nest

o Het spel van de enjambementen verhoogt de spanning


o Verhouding tussen syntaxis en vers, tussen enjambementen en
cesuren = bepalend voor het gedicht
 Eerste strofen = één cesuur komt midden in het vers voor
(v.2)  andere strofen = vijftal keer
 In de eerste twee strofen eindigt een zin op het einde van
een vers (twee maal)  gebeurt hier nergens
 Van in het begin creëren de enjambementen een spanning
tussen de schijnbare harmonie en de verbreking
ervan
o Scheppen verwachtingen die niet ingelost worden
 In de eerste 2 strofen  vreemde situatie wordt alsmaar
uitgebreid
 In de twee volgende strofen  er wordt een mogelijk
verklaring voor die situatie altijd weer vooruitgeschoven

o Gedicht bereikt een climax in het eerste vers van de 3e strofe


o “Wat is er gebeurd. Dit is heel erg. Dit is.”
o Telt 2 sterke cesuren, 1 enjambement, drie herhalingen
van is, dubbele heffing op heel erg

4
o Enjambement na dit is valt waar we een verklaring
verwachten, die dan uit een gedicht blijkt te bestaan.
o Het volledige enjambement speelt ditzelfde ironische spel
verder  nieuwsgierige lezer krijgt een opsomming van
elementen die hij al kent, tot het einde toe, na een
meesmuilend en. Zelfs het varken moet er nog eens bij.

o Het volgende enjambement het varken/sterven brengt een


reeks gebeurtenissen teweeg.
o De spanning is op een hoogtepunt
 Er is nog een strofe overheen gegaan zonder een
verklaring
o Zwaarste woord van het gedicht = sterven
 Door de hoofdletter, de st-klank, de concatenatio
(enjambement over de strofen heen), de heffing
op de eerste syllabe van een vers (en van een
strofe), en de isolatie door de cesuur onmiddellijk
daarna.

o Als…
o Op het syntactische vlak is er in deze 2 strofen meer
afwisseling en spanning gekomen
o Bestaan uit:
 Een (retorische) vraag zonder vraagteken;
 Een paratactische constructie die 2 keer begint
met “dit is”
 Ene keer gevolgd door een bijstelling
 De andere keer gevolg door een LV met
een bijzin
 Onderwerp daarin bestaat uit de
opsomming van reeds bekende elementen,
en de geïsoleerde PV komt pas in de
volgende strofe
 Drie pv’s (3x maal is in één vers) hebben
3x een andere grammaticale functie.
 In datzelfde vers komt nog het VD
“gebeurd” voor.
 Een vergelijking
 Waarbij de termen van plaats zijn
verwisseld
 Waarbij een abstract naamwoord wordt
vergeleken met een concreet naamwoord
met een tijdsbepaling
 Twee nieuwe paratactische stellingen, met
ogenschijnlijk een tegenstelling tussen “ik” en “ze”
 Het “ik” stelt zichzelf voor: KWW, gezegde
met plaatsbepaling en vermeldt bij “ze”
alleen de bepaling van gesteldheid “weg”

IV. VERTELLENDE KAT

o “Ik ben de kat in dit huis”


o Uit die “ik” blijkt dat de kat het verhaal vertelt.
o De kat heeft het drama alvast overleeft en heeft het lef om over
dit huis te spreken.

5
o Ondanks het feit dat het huis als een leeg nest in de winter is
geworden, is het de herinnering aan de warmte, of de hoop op
een nieuw leven die het voor de kat blijkbaar tot een thuis
maakt.

V. NIVEAUVERSCHUIVINGEN

o “Dit is / een gedicht”


o = cesuur in het midden van het gedicht
o Tilt het tweede deel op een ander niveau
o In de derde en vierde strofen vinden nogal wat verschuivingen
plaats:

- “Wat is er gebeurd”
o 1e metaniveau
o De verteller verschijnt ten tonele & formuleert de
vraag van de lezer
- “Dit is heel erg”
o Vertellersantwoord op hetzelfde niveau
o Een vals antwoord  emotionele uiting
o Verteller bereidt de lezer voor: maakt hem duidelijk
dat het gruwelijke verhaal uit de eerste 2 strofen
serieus genomen moet worden.
- “Dit is een gedicht”
o Vertellersantwoord op 2e metaniveau
o Verteller vestigt de aandacht op het literaire kader
van het verhaal, waardoor de vorige zin opeens in
een ander licht komt te staan. Wat is er dan erg?
- “Als een leeg nest in de winter is warmte”
o Algemene beschouwing die van de verteller zou
kunnen komen.
o De winter verwijst naar de opgeroepen scène + het
lege nest hoort o.a. via de associatie met hooi, in een
landelijke omgeving thuis.
- “Ik ben de kat in dit huis. Ze zijn weg”
o Vereenzelviging van de verteller met de kat en de
positiebepaling tegenover de anderen (ze)

= Niveauverschuiving herinnert aan de typische ironie van de vroege Kopland.


= Een spel met niveaus en doorbrekingen van registers
 Ontroerende scènes die vaak aan de kindertijd herinneren, worden opgezet
en meteen weer ontmaskerd.

Ironie in andere gedichten van Kopland

Bundel: “Onder het vee (1966)”


o Scènes zoals “Er lag weer speelgoed in het gras” (‘Onder de appelboom’, Kopland
1966) of “Het grasveld is nat van limonade en kindertranen” (‘Harmonie’, Kopland
1966) worden door de ironische afstand van een ik-figuur ontkracht, omdat het
opgeroepen verlangen naar vervulling wordt herkend en benoemd: ‘en ik de vader /
zie toch hoe alles gaat / zoals het gaat onder de zon’ (‘Harmonie’)
o Getemperde romantische hang naar het absolute leidt tot een mild gevoel van
melancholie over de voorbijgaande tijd, waarbij de kijkende ik-figuur als een
soort slachtoffer machteloos moet toezien hoe de tijd voorbijgaat.

6
“Jonge sla”
Alles op de fiets, Kopland 1969
o De romantische ironie ontstaat o.a. door de tegenstelling tussen het redelijk
banale onderwerp (het hoekje aardappelen dat aan het eind van de zomer nog
gerooid wordt vs. de jonge sla die in september nog moet rooien beginnen te
groeien) en de grote, met zichtbare moeite onderdrukte gevoelens die de verteller
daaraan koppelt.

Jonge sla

Alles kan ik verdragen,


Het verdorren van bonen,
Stervende bloemen, het hoekje
Aardappelen kan ik met droge ogen
Zien rooien, daar ben ik
Werkelijk hard in

Maar jonge sla in september


Net geplant, slap nog
In vochtige bedjes, nee.

 op dezelfde manier zou de verteller hier ontsteltenis van de lezer bij zo’n wrede scène
willen opheffen door hem te sussen met de boodschap dat het maar een gedicht is.

VI. DE VERTELLER EN DE ENSCENERING

o “Boven het hooi” opent met een brutale scène


o Zinloosheid van een absurde, gewelddadige dood dringt zich op
o Het bestaan in al zijn onbegrijpelijke contingentie
 Een boer hangt in de balken als een stuk vlees, een ham.
 Een blote boerin in de sneeuw
 Functie voor de lezer én verteller: angstwekkende ontwrichting

o Vergelijking in de volgende strofe lijkt een manifestatie van de verteller die het
heft in handen heeft genomen + de lezer onderhoudt of troost met een
algemene beschouwing over warmte
o Bvb. met nieuw beeld uit dezelfde landelijke sfeer: het lege nest
o Lezer krijgt een abstracte waarheid over warmte voorgeschoteld
o Kat werpt zich op tot trooster  wil de lezer behoeden voor al te groot leed en
geeft advies over de juiste inschatting van het woord “warmte”, over het
verwerken van dood, over rouw en liefde
o Kat kan opereren als verteller, dichter en therapeut
o Lezer wordt patiënt
o Therapeutische boodschap luidt  i.t.t. het varken, dat onder de warme
vacht van het dak misschien te afhankelijk is geweest, heeft de kat zijn
eigen vat
o De lezer kan in de kat het weten vermoeden, de god, het mysterie
o Bvb. Kat als heilig dier in Egypte dat de mensen beschermde
o Bvb. Kat in de kabbala en het boeddhisme weer verbonden met de slang,
het symbool van de zonde…

7
o Door het sterven van de personages is de lezer tot leven gekomen, zij het
leven aan een vreemd soort
o Hij mag zich niet zomaar overleveren aan het verhaal van het gedicht
o Mag zich niet inleven in de gruwel van het trio
o Moet loskomen van deze al bij al te veilige positie
o De lezer die zichzelf wilde herkennen in de boer, boerin en het varken kan
dat nu niet meer  deze figuren zijn in een spiegeling met zichzelf
terechtgekomen

o Verteller gaat aan de kant van de lezer staan, maar geeft de verlossende
herkenning niet
o Hij houdt de lezer op zijn beurt een spiegel voor; je leest “een gedicht
waarin”…
o Het wordt voor de lezer onmogelijk gemaakt om het “sterven” te beleven
o Er is een toestand van vervreemding opgetreden, een impasse.
o De lezer blijft alleen over, alleen met zichzelf

o MAAR de troost van de medelevende verteller is er nog.


o Deze weet hoe erg een gedicht kan zijn
o Neemt de lezer mee naar een nieuwe scène  zonder personages dit keer
+ zonder extra plaatsaanduidingen: een leeg nest
o Het enige wat bij het vacuüm van het lege nest vermeld wordt, is de tijd
 Of anders: de plaats zelf is het onderwerp geworden, en de tijd is
eraan toegevoegd: “in de winter”
 Op die manier wordt het sterven verzacht door de herinnering:
een leeg nest was ooit gevuld / raakt ooit weer gevuld

“Echter dan werkelijk. Over “fictie” in de literatuur” (Patricia De Martelaere,


1993)

o Essay van Patricia de Martelaere


o Hierin probeert De Martelaere aan kunst en literatuur een andersoortige,
gecreëerde waarheid toe te kennen.
o Filosofen kunnen literatuur enkel als “speciale soort fictie” benoemen,
“want niet waar”.
o De Martelaere vraagt zich af of het niet mogelijk is om buiten deze
dichotomie van waarheid en fictie te gaan staan & de nadruk te leggen
op literatuur als “maaksel”.
 Wat er gemaakt wordt, is stijl, waarbij het (metafysische)
onderscheid tussen inhoud (waar of niet waar) en vorm (als
bijkomstig, ondergeschikt), dat in onze dagdagelijkse taal
overheerst, weggevallen is.
o Wie literatuur leest, houdt zich niet bezig met de vraag naar de
waarheid.
 Er is geen functioneel verschil tussen het Moskou van Tolstoj of het
Macondo van Màrquez
 De zogenaamde esthetische distantie, die er bvb. voor zorgt dat
toeschouwers het podium niet oprennen om Romeo te troosten,
wordt op een raadselachtige manier ontkracht door de absolute
beleving die toeschouwers of lezers ondergaan.
 Precies in de literatuur kan men zich de onvoorwaardelijker en
absoluter inleven dan in de zogezegde realiteit  een zekere
afstand bewaren tgo. de ware gebeurtenissen is een noodzaak voor
elk psychisch welzijn

8

Waarom? Literatuur is begrensd. Elk literair werk houdt
ergens op, en op die manier een geheel vormt.
 Bv. Openingsgedicht “Een lege plek om te blijven”: Het
drama op de boerderij zou de lezer absoluut kunnen
beleven, terwijl hij de drama’s die hem overkomen, leert te
relativeren.
“Oorlog” (uit de bundel “Tot het ons loslaat”)
o Hierin kijkt de ik-figuur naar een oude foto van een gezin dat tijdens de oorlog
weggevoerd is (en nooit meer is teruggekomen)
o Het verhaal is hem verteld; en toch wil hij het niet laten voorbijgaan. Daarmee
weigert hij de troost van een afgesloten verhaal:

Oorlog

Terwijl het verhaal wil dat het verteld en


Voorbij is – maar het breekt af

Zeker, het is mij verteld en verteld


Maar nog

Ik zie de grijze beduimelde foto


Maar nog is het gras weer witter dan de bloesem

In die grijze tuin moet het oorlog zijn geweest


In die man, die vrouw, dat kind
In dat grijze gras onder die grijs bloeiende boom

Het is mij verteld en verteld hoe zij daar


Hadden moeten verdwijnen, worden weggevoerd
In goederentreinen, nooit teruggekomen

Terwijl het verhaal wil dat het verteld en


Voorbij is – maar het breekt af
Zeker, het is mij verteld en verteld
Hoe vrede weerkeerde

Maar nog is er geen andere foto dan deze


Waarin het nog moet

Literatuur als beleving in openingsgedicht “Boven het hooi”

o Ook hier wordt de beleving van een afgesloten verhaal de lezer niet gegund 
doordat de verteller het niet kan later om uit de absoluutheid van de scène te
treden
o Onderbreekt onze stroom van emoties (verwondering, bange
voorgevoelens, medelijden, …)  vestigt de aandacht op zichzelf
 m.a.w. precies door literatuur als beleving te expliciteren, pakt hij
ze van ons af
 in de tergende herhaling van “de boer”, “de boerin” en “het varken” gaat
het allang niet meer over deze personages, maar over het vertellen.

o De actieve vorm van sterven suggereert dat het sterven nu gebeurt, op dit
moment, in dit gedicht.
o Er komt geen verklaring van deze wreedheid, de oorzaken zullen duister
blijven.
o De scène werd beschreven en er werd gesteld dat het een gedicht was. De
scène werd herhaald, maar in actieve vorm. Het gedicht implodeert, de
scène weerspiegelt zichzelf.

9
Lijsterbessen (Rutger Kopland, Onder het vee, 1966)

Lijsterbessen

De dichtkunst beoefenen is
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid
constateren dat bijvoorbeeld
in de vroege morgen
de lijsterbessen duizenden tranen dragen
als een tekening uit de kindertijd
zo rood en zo veel.

Paradox
o Precieze beschrijving van een scène tegelijk ook een grote vrijheid, of zelfs
vrijblijvendheid creëert.
o De aandacht is op een scène gericht  er wordt gesuggereerd, er worden
gevoelens van herkenning opgeroepen
o Door rechtstreeks om te gaan met de “werkelijkheid”, wekt de dichter niet meer
een “zo-is-het”-gevoel op, maar de veel complexere ervaring van: “zo zou je het
kunnen zien”.

Evolutie in Koplands poëzie


o Al heel wat over geschreven < bv. door Bernlef (de vroegere Kopland werd
getekend door melancholie, de latere door “utopie”
o Dichters van de melancholie:
o Schrijven over het voorbijgaan van de tijd > gedragen zich min of meer als
slachtoffer daarvan
o Ze constateren en lijden
o Dichters van de utopie:
o Schrijven in en met de tijd
o Ze blijven niet op een afstand
o Voor hen is de taal zelf in het geding, want zij maken
o Bundel “Een lege plek om te blijven” zou in de buurt van het keerpunt in
Koplands poëzie liggen
o Ik-figuur rekent af met een aantal verwachtingen, die hij op een zekere G
(God? Geliefde?) geprojecteerd had.
o In dit gedicht suggereert de wreedheid van de scène geen voorbij geluk
dat nu alleen nog maar melancholie oproept  verleden is niet eens
voorbij: ze sterven
o Gedichten zijn kaler, leger, minder figuratief geworden
o Evolutie van “anekdote naar idee, van concreet naar abstract, van buiten
naar binnen, van ironie naar paradox”

Valse gevoel van herkenning in Koplands “Boven het hooi”


o Het verhaal dat erbij hoort is niet bekend, niet bevestigend, maar raadselachtig
en angstaanjagend. Deze scène roept een vraag op, en geen antwoord.
o

10

You might also like