Professional Documents
Culture Documents
Handleiding Groep 3
Algemene inleiding
Noordhoff Uitgevers
0 / 17
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit
deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch,
door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen
uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de
daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060,
2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit
deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet
1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten
Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
ISBN: 978-90-01-86962-5
Zo werkt de handleiding 4
1 Theoretische achtergronden 6
3 Differentiatie 17
3.1 Differentiatie in het (papieren) basismateriaal 17
3.2 Differentiatie bij volledig digitaal werken: adaptief 18
3.3 Niveaulijn 18
3.4 Meesterwerk 19
4 Instructie 20
4.1 Klassikale instructie 20
4.2 Verlengde instructie 21
4.3 Niveaulijn en individuele instructie 22
4.4 Instructie aan de excellente rekenaars 23
9 Materialen in groep 3 34
10 Begrippenlijst 35
© Noordhoff Uitgevers bv
Blok 2.1
1 Splitsen
78 © Noordhoff Uitgevers bv
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee De rechterpagina geeft u een
overzicht van de opdrachten
............... ............... ...............
1
............... ............... ...............
1 6 5
uitleg
3 9 7
4 2 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• •
Zelf 4 Getallen tot en met 10 met de kralenketting verbinden.
Vul in aan welke kraal het kaartje hangt. Maak gebruik van de 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Staat er samen? Dan maken
vijfstructuur. 4 © Noordhoff Uitgevers bv
deze opdrachten deel uit van
5 Hoeveelheden op de getallenlijn plaatsen. de klassikale instructie.
Teken de juiste hoeveelheid in de vakken. Tel vanaf 0.
3 maak vast aan de getallenlijn.
0 5 10
0 5 10
Deze opdracht is een
verdiepende opgave voor
© Noordhoff Uitgevers bv 5
de sterke rekenaars.
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
................................................................................................
0 5 10
6 4 5 ¤ 4 5 6
3 8 7 ¤
9 2 10 5 ¤
8 1 6 7 ¤
10 3 0 5 8 ¤
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 79
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Het uitgangspunt van Getal & Ruimte Junior is dat het rekenen een succes wordt als
er voldoende aandacht en afstemming is in de rekenles, de kinderen geholpen
worden zelfvertrouwen op te bouwen en door de methode ondersteund worden in
eigenaarschap. Getal & Ruimte Junior heeft deze drie punten op de volgende
manieren uitgewerkt:
Aandacht
1 Systematische opbouw met één reken-onderwerp per week.
2 Eén klassikale strategie per rekenprobleem waarvan de uitleg in het
leerlingmateriaal staat.
3 Eerst de rekenvaardigheden, dan het toepassen.
4 Aandacht voor automatisering en memorisering van de basisvaardigheden.
Zelfvertrouwen
5 Convergente differentiatie op vier niveaus.
6 Aandacht voor het drieslagmodel bij contextopdrachten.
7 Directe instructie met aandacht voor het handelingsmodel.
8 Volledige integratie van het referentiekader en naadloze aansluiting op het VO.
Eigenaarschap
9 Bevordering van zelfstandig werken en eigen verantwoordelijkheid.
10 Aandacht voor de 21ste-eeuwse vaardigheden.
Getal & Ruimte Junior heeft een structuur van 9 blokken per jaar van ieder 4 weken.
Omdat iedere week over één nieuw rekenonderwerp gaat, is er veel ruimte voor
oefening en kunnen kinderen de vaardigheid echt eigen maken.
6 © Noordhoff Uitgevers bv
Getal & Ruimte Junior kiest voor maximale duidelijkheid: per rekenprobleem wordt
één rekenstrategie aangeboden die altijd werkt. Hierdoor krijgen kinderen
zelfvertrouwen waardoor ze sneller meer voortgang zullen laten zien. De uitleg van
de rekenstrategie is expliciet opgenomen in het leerlingmateriaal, zodat de leerling
kan terugkijken wat de rekenstrategie bij een bepaald probleem is. Dit bevordert het
zelfstandig werken.
+ =
4 + 1 = 5 7 – 1 = 6
+1 –1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Figuur 1 Voorbeeld van uitleg in het leerlingboek
Natuurlijk hebben kinderen binnen Getal & Ruimte Junior de vrijheid om hun eigen
strategieën te ontdekken en te ontwikkelen, mits deze correct zijn en een goede
basis vormen voor de volgende stappen in de leerlijn. Deze strategieën worden
echter niet klassikaal aangeleerd.
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Iedere eerste les van de week in Getal & Ruimte Junior is een les over getalstructuur
en/of voorkennis ophalen. In de tweede en derde les van de week staat een nieuwe
rekenstrategie centraal die de kinderen vervolgens systematisch en volgens het
handelingsmodel gaan inoefenen. De vierde les van de week behandelt altijd de
toepassing van het algoritme in contexten. Het idee hierachter is: eerst weten hoe je
tot de goede oplossing komt volgens één strategie, om deze vervolgens toe te
kunnen passen.
Ook in de toetsing wordt er onderscheid gemaakt tussen kale rekenvaardigheden in
toets 1 en toepassing daarvan in contexten in toets 2. Zo kan er gerichter hulp
geboden worden als kinderen vastlopen.
Getal & Ruimte Junior hecht veel waarde aan het automatiseren en memoriseren van
de basisvaardigheden bij het optellen, aftrekken en de tafels van vermenigvuldiging
en delen in de groepen 3, 4 en 5. Deze vaardigheden vormen de basis voor het
rekenen in de leerjaren daarna. De vaardigheden worden in kleine stapjes en door
middel van veel herhalen en oefenen aangeleerd. In de bovenbouw worden de
basisvaardigheden onderhouden.
In alle groepen wordt de les gezamenlijk afgesloten met een spelletje. Dit spel
beoogt het actueel houden en automatiseren van de basisvaardigheden. Het is
meestal van een eenvoudig niveau en kent geen differentiatie. Door middel van de
maandelijkse getallendictees en wekelijkse rekendictees houdt de leerkracht zicht
op de mate van automatisering en memorisering.
Getal & Ruimte Junior gaat uit van convergente differentiatie: De kinderen volgen
samen de instructie en krijgen hetzelfde onderwerp aangeboden. De differentiatie
vindt plaats in de zelfstandige verwerking. Het streven is om de kinderen in de groep
bij elkaar te houden en om kinderen zoveel mogelijk op hun eigen handelingsniveau
tegemoet te treden.
8 © Noordhoff Uitgevers bv
15 – 8 = 7
............... 13 – 5 = 8
............... 13 – 4
............... =9
15 – 9 = 6
............... 14 – 5 = 9
............... 14 – 7
............... =7
Figuur 2 Voorbeeld van zwarte en blauwe opgaven
Voor de zeer zwakke rekenaar heeft Getal & Ruimte Junior vanaf groep 5 apart
materiaal: de niveaulijn. De kinderen volgen zoveel mogelijk dezelfde klassikale
instructie, maar krijgen daarna opdrachten van een lager handelingsniveau en/of
met makkelijkere getallen. In deze niveaulijn zijn de leerlijnen uit het document
Passende Perspectieven verwerkt. Een leerling die de hele niveaulijn volgt, volgt
leerroute 1 uit dit document.
Voor de zeer sterke rekenaar is er het leerwerkboek Meesterwerk bovenop het
basismateriaal. Hierin wordt de leerling uitgedaagd zijn vaardigheden en kennis te
verdiepen.
De differentiatie is dus helder voor de leerling zelf; hij of zij kan iedere les opdrachten
van een hoger of lager niveau maken, waardoor gepersonaliseerd leren mogelijk is
geworden.
© Noordhoff Uitgevers bv 9
De instructie in Getal & Ruimte Junior gaat uit van het directe-instructiemodel. In dit
model wordt de leseffectiviteit verhoogd door rekening te houden met verschillen
tussen kinderen in snelheid van leren en de manier van leren. Zo ontstaan meer
succeservaringen die leiden tot betere schoolprestaties. Een les volgens het
directe-instructiemodel bestaat uit de volgende onderdelen: terugblik en oriëntatie,
instructie, begeleid inoefenen, controle, verwerking en afronding. Deze onderdelen
zijn ook het uitgangspunt van de lesopbouw bij Getal & Ruimte Junior. Het aanleren
van een nieuwe rekenstrategie start met het activeren van voorkennis. In het
leerlingmateriaal is daarnaast bij elke les aangegeven wat het doel van die les is. De
praatplaat geeft vervolgens betekenis aan de te leren strategie waarbij ook de betere
rekenaars worden uitgedaagd met een plusvraag die is opgenomen in de
handleiding. Vervolgens wordt de rekenstrategie uitgelegd en is in de handleiding
duidelijk aangegeven op welk niveau van het handelingsmodel het onderwerp
wordt behandeld.
+ =
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Figuur 3 Voorbeeld van een praatplaat met uitleg eronder.
Na het klassikaal maken van enkele opdrachten, start het zelfstandig werken en is er
tijd om verlengde instructie te geven aan de kinderen die dat nodig hebben. De
verlengde instructie in de handleiding maakt meestal gebruik van de eerste zelf-
opgaven, en gaat één of meerdere niveaus terug in het handelingsmodel. Door de
kinderen hun denkstappen te laten verwoorden kunt u erachter komen op welk
niveau van het handelingsmodel de kinderen de stof wel beheersen. De les wordt
klassikaal afgesloten met een spelletje.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
Getal & Ruimte Junior is verregaand afgestemd op Getal & Ruimte, de grootste
wiskundemethode in het voortgezet onderwijs, van vmbo-basis tot en met vwo.
Deze afstemming bestaat uit vier aspecten:
• inhoud
De formulering van uitleg, opdrachten en begrippen is zoveel mogelijk hetzelfde,
vooral in de hogere groepen.
• structuur
In beide methodes weet de leerling precies wat er van hem verwacht wordt.
• didactiek
Beide methodes hanteren het directe-instructiemodel, met een start en een
afsluiting van een onderwerp en de opbouw in de opdrachten van eenvoudig tot
moeilijker. Gedeeltelijk werken dezelfde auteurs aan beide methodes.
• vormgeving
De methodes zijn duidelijk familie van elkaar, met blokjes uitleg, opdrachten en
symbolen. Hiermee worden de drempels tussen PO en VO werkelijk weggenomen
voor de kinderen.
© Noordhoff Uitgevers bv 11
Getal & Ruimte Junior bereidt de kinderen voor op de 21ste eeuw, door naast veel
aandacht voor rekenvaardigheden, ook aandacht te hebben voor:
• kritisch denken en probleemoplossend vermogen
– Met een stappenplan wordt kinderen geleerd dat ze een probleem stapsgewijs
kunnen aanpakken.
– Iedere toepassen-les staat de vraag centraal ‘Kan je antwoord kloppen bij de
context?’.
– Met enige regelmaat staan er vraagstukken in het materiaal die niet direct de
strategie geven om naar het goede antwoord toe te werken, maar waar werkelijk
moet worden nagedacht over de achterliggende structuur. Deze opgaven staan
natuurlijk in de verdieping, maar ook in het basismateriaal.
– In het domein Verbanden worden de kinderen uitgedaagd kritisch te kijken naar
een grafiek en af te lezen wat deze grafiek nu eigenlijk vertelt.
– In het Meesterwerk zijn naast veel uitdagende opdrachten ook schaaklessen
opgenomen.
• samenwerken en communiceren
– De ‘samen’-opdrachten in de les lenen zich goed voor coöperatieve werkvormen,
zoals werken in kleine groepjes: de leerlingen maken om en om een opgave,
waarbij ze hardop denken. De anderen observeren en geven hulp.
– In iedere instructiemoment is er aandacht voor de rekentaal en kunnen kinderen
worden uitgedaagd de strategie aan elkaar te verwoorden.
– De dagelijkse speltip maakt vaak gebruik van samenwerkvormen.
– Ieder blok wordt afgesloten met speelwerk dat draait om bezig zijn met rekenen
in een ontspannen spel-sfeer. Vaak is met elkaar communiceren cruciaal.
• creativiteit
– Het meesterwerk biedt allerlei opdrachten aan waarin de kinderen op een
creatieve manier bezig kunnen zijn met getallen en rekenen. Er is veel aandacht
voor de hogere niveaus van de taxonomie van Bloom.
• ict-geletterdheid
– In groep 7/8 is er aandacht voor leren programmeren.
Groep 1-2 Voorbereidend en aanvankelijk rekenen: telvaardigheden t/m 20, redeneren over en
manipuleren met hoeveelheden en cijfers 0 t/m 9 schrijven.
Groep 3 Getalstructuur tot en met 100, optellen en aftrekken tot en met 30.
Groep 4 Getalstructuur tot en met 1000, optellen en aftrekken tot en met 100,
vermenigvuldigtafels tot en met 10.
Groep 5 Getalstructuur tot en met 5000, optellen en aftrekken tot en met 1000, ook cijferend,
alle vermenigvuldigtafels inclusief 11, 12, 15 en 25, deeltafels ook met rest.
Groep 6 Getalstructuur tot en met 100 000, handig rekenen, cijferend rekenen, rekenen met
gelijknamige breuken.
Groep 7 Getalstructuur inclusief de grote getallen en de kommagetallen, rekenen met
kommagetallen en (on)gelijknamige breuken, procenten en schaal.
Groep 8 Repeterende breuken, verstandig gebruik van rekenmachine, complexe
verhoudingen en samengestelde grootheden.
De lesstof uit de domeinen Meten en meetkunde is als volgt over de jaren verdeeld:
Groep 1-2 Kennismaken met begrippen en handelende vaardigheden rondom lengte, gewicht,
inhoud, tijd, geld, vormen en figuren, plattegronden en bouwwerken.
Groep 3 Centimeter, kilogram, liter, klokkijken met hele en halve uren, rekenen met hele
euro’s, vlakke figuren.
Groep 4 Meter, decimeter, deciliter, centiliter, klokkijken met kwartieren, rekenen met centen,
ruimtelijke figuren en aanzichten.
Groep 5 Kilometer en millimeter, milliliter, gram en milligram, klokkijken met tien voor/over,
vijf voor/over, geldbedragen in kommanotatie.
Groep 6 Volledige stelsel voor lengte, inhoud (liter) en gewicht, het begrip oppervlakte,
klokkijken op de minuut nauwkeurig, uitslagen en bouwplaten.
Groep 7 Volledige stelsel voor oppervlakte en inhoud (m3), schaal, honderdsten van
seconden.
Groep 8 Vergroten en verkleinen.
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Blok 1 is vanwege het karakter van een herhalingsblok een uitzondering op deze
indeling:
Ieder blok wordt afgesloten met ‘Speelwerk’: een spel dat een aantal kinderen samen
kan spelen en waarbij naast de basisvaardigheden uit het rekenen ook het plezier
centraal staat.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
minuten Les 1 (en 6 en 11) Les 2 (en 7 en 12) Les 3 (en 8 en 13) Les 4 (en 8 en 14) Les 5 (en 10 en 15)1
5 Getallendictee2 Zelfstandige Klassikale instructie Zelfstandige Rekendictee
en klassikale herhaling herhaling
10 instructie
15 Zelfstandige Klassikale instructie Zelfstandige Klassikale instructie Zelfstandige
verwerking verwerking verwerking
20
25 Zelfstandige
verwerking
30 Zelfstandige
verwerking
35
40
45
50
55 Evaluatie
© Noordhoff Uitgevers bv 15
U kunt ervoor kiezen om de toetsen af te nemen direct na de test jezelf. In dat geval
vindt u in de handleiding een verwijzing naar de remediërende opgaven van les 17
maatwerk.
2.6 Groep 2
In groep 2 worden de leerlingen voorbereid op het formele rekenonderwijs vanaf
groep 3. Hiervoor zijn drie lessen per week beschikbaar gedurende 36 weken.
3 Met uitzondering van blok 1, waarbij week 4 een reguliere week is.
16 © Noordhoff Uitgevers bv
Getal & Ruimte Junior houdt rekening met verschillen tussen kinderen en gaat daarbij
uit van convergente differentiatie. Alle kinderen doen mee aan de klassikale
instructie. Daarna gaan de kinderen de leerstof zelfstandig verwerken, zodat u tijd
heeft om de zwakke kinderen verlengde instructie te geven.
Voor de zeer zwakke rekenaars heeft Getal & Ruimte Junior vanaf groep 5 apart
materiaal: de niveaulijn. Hier is het maximaal te behalen referentieniveau 1F.
4 reken uit.
12 – 6 = 6
............... 13 – 8 = 5
............... 11 – 6
........... . . . . = 5
12 – 7 = 5
............... 14 – 8 = 6
............... 15 – 9
........... . . . . = 6
12 – 8 = 4
............... 15 – 8 = 7
............... 17 – 8
........... . . . . = 9
12 – 9 = 3
............... 16 – 8 = 8
............... 13 – 6
........... . . . . = 7
Figuur 6 Een opdracht met zwarte en blauwe opgaven.
De betekenis van de blauwe kleur is dus tweeledig: het geeft de compacte route aan,
en geeft ook vaak aan welke opgaven binnen een opdracht het moeilijkst zijn.
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Zwak X Optioneel
Gemiddeld X X Optioneel
Sterk X X X Optioneel
Ook digitaal werkt de hele klas dus aan hetzelfde leerdoel, en werkt iedere leerling
bovendien op zijn of haar niveau. De software is adaptief.
3.3 Niveaulijn
Voor de heel zwakke rekenaars heeft Getal & Ruimte Junior vanaf groep 5 de
niveaulijn ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van de niveaulijn is goed gekeken naar het
SLO-document Passende perspectieven. Dit is een uitwerking van de referentieniveaus
voor kinderen die, ondanks de inspanningen van de school, het fundamentele
niveau 1F (op onderdelen) niet halen zonder hulpmiddelen. Het doel is om het
rekenniveau van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften te verhogen op die
onderdelen die er voor hen toe doen, zodat ze voldoende gecijferd zijn om in de
maatschappij te kunnen functioneren. Alle onderwerpen komen dus aan de orde; de
niveaulijn blijft niet hangen bij de leerstof van groep 5/6.
18 © Noordhoff Uitgevers bv
Als voor een onderwerp zowel de zwarte als de blauwe opgaven worden gemaakt,
kan het 1F op dit onderwerp behaald worden. Hulpmiddelen als een tafelkaart en
een formuleblad zijn toegestaan.
Voordat een leerling met het materiaal van de niveaulijn aan de slag kan gaan, is een
gefundeerde onderbouwing van die keuze noodzakelijk. Een gouden regel die
gehanteerd moet worden is dat de lat zo hoog mogelijk moet liggen. Alleen als keer
op keer blijkt dat het basismateriaal niet aansluit en de leerling ondanks extra hulp
steeds verder achterop raakt, is het verstandig om te kiezen voor de niveaulijn. Om
na te gaan of alle noodzakelijke stappen zijn gezet om een aangepaste leerroute te
overwegen is de checklist referentieniveau 1F (Noteboom, Van Os & Versteef, 2014)
behulpzaam. In elk geval zijn de volgende gegevens nodig:
• het ontwikkelingsperspectief (met daarin het verwachte uitstroomniveau);
• observatiegegevens tijdens de rekenlessen;
• het niveau waarop de leerling rekent;
• de intelligentie van de leerling;
• de resterende onderwijstijd op de basisschool.
Op basis hiervan kan een weloverwogen keuze gemaakt worden voor een bepaalde
leerroute in de niveaulijn van Getal & Ruimte Junior. Daarbij is het belangrijk te bedenken
dat een leerling op bepaalde onderdelen wellicht een ander (hoger) niveau aankan. Zo
kan een leerling in het domein Getallen grote problemen hebben met automatiseren
maar in het domein Meten & meetkunde heel goed uit de voeten kunnen met
plaatsbepalen. De leerkracht behoudt (in overleg met de betrokken collega’s) de regie
over de leerroute en kan keuzes maken in het aan te bieden leermateriaal.
3.4 Meesterwerk
Het meesterwerk is bedoeld voor de zeer goede rekenaar die in het basismateriaal
niet genoeg wordt uitgedaagd. Bij iedere reguliere week is er in het meesterwerk een
weektaak, steeds verdeeld in drie categorieën: toepassen, puzzelen en taak. Deze
drie categorieën volgen de hogere niveaus van de taxonomie van Bloom (toepassen,
analyseren, evalueren en creëren).
Het toepassen gaat over handig rekenen en leren leren. Toepassingen uit het basismateriaal
worden verder uitgediept. Het puzzelen daagt de leerling uit de puzzel te analyseren en het
algoritme te vinden, zodat de puzzel geen puzzel meer is, maar een begrepen spel.
De taak bevat een onderzoekselement en doet een beroep op het creatieve
vermogen van de leerling. Vaak eindigt de taak met het maken of ontwerpen van
een product, zoals een presentatie, een eigen spel of puzzel. Het is de bedoeling dat
het eindproduct van de taak wordt gedeeld met de klas, zodat deze leerling
betrokken blijft bij de klas en de kinderen van elkaar kunnen leren.
Drie keer in het jaar wordt deze structuur doorbroken voor het aanbieden van een leerlijn
Schaken. Bij het schaken wordt een beroep gedaan op de concentratie, het ontwikkelen
van het creatieve denken, probleemoplossend denkvermogen en de vaardigheid om
beslissingen te nemen. Allemaal nuttige vaardigheden in de 21ste eeuw.
Vanaf groep 7 wordt er ook een leerlijn Programmeren aangeboden. Door bezig te
zijn met programmeren wordt het creatief en logisch denken gestimuleerd, leren
kinderen structureren en werken ze aan hun probleemoplossend vermogen.
© Noordhoff Uitgevers bv 19
In Getal & Ruimte Junior is er in les 1 (6, 11) tot en met 4 (9, 14) een klassikale
instructie.4 Deze instructie staat in de handleiding bij de lesbeschrijving uitgewerkt.
Elke instructie is anders van karakter.
Les 1 (6 en 11)
Les 1 start met een getallendictee. Dit is een oefening om de structuur van getallen
te leren doorgronden en getallen, vooral grote getallen, te leren uitspreken en
opschrijven. Dit dictee bestaat uit negen getallen en duurt niet lang. Daarna is er
instructie over een onderwerp dat tot de voorkennis behoort. Bij deze instructie
kunnen kinderen die het al begrijpen snel aan het werk.
Les 2 (7 en 12)
In de tweede les wordt een nieuw onderwerp geïntroduceerd. Deze instructie start
met een praatplaat die het onderwerp van betekenis voorziet. De plaat zet de
kinderen aan het denken en voor de goede rekenaars staat in de handleiding een
extra uitdagende plusvraag bij de instructie, zodat ook deze goede rekenaars
betrokken blijven. Nadat het onderwerp is verkend, wordt de instructie voortgezet
met de uitleg van de strategie die aan de orde is. Eventueel kan ook de instructie van
les 3 (8 en 13) hier behandeld worden, zodat er een extra instructievrije dag ontstaat.
Les 3 (8 en 13)
De instructie van les 3 (8 en 13) is kort en bevat een verdieping op de instructie van
de tweede les.
4 Desgewenst kunnen de instructies van les 2 en les 3 regelmatig worden samengevoegd om zo een
instructievrije dag te creëren.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
In les 4 staat het vinden van de bewerking in een context centraal. Hiervoor wordt
een stappenplan aangeleerd. In de eerste stap leren de kinderen om de context om
te zetten in een rekenmodel. Deze omzetting zal eerst plaatsvinden met een
herkenbare tekening van het verhaal, maar meer en meer moet er tijdens de
instructie aandacht gaan naar het tekenen van een rekenmodel (bijvoorbeeld
getallenlijn, breukencirkel, procentenstrook) en het plaatsen van de bekende
getallen. Na het uitrekenen is het van belang dat de kinderen leren om na te denken
of hun uitkomst kan kloppen met de context. Dit kan met behulp van de schatting,
maar ook met de omgekeerde bewerking of een controle aan de hand van het
getekende rekenmodel. Maak ook gebruik van de foute antwoorden van de kinderen
om met behulp van deze controlestap na te gaan of het antwoord bij de context
past. Zo is een fout antwoord ook een waardevol antwoord geworden.
In les 5 is er geen klassikale instructie, maar wel een klassikaal rekendictee. Doel van
dit rekendictee is dat duidelijk wordt hoe goed de leerling de basisvaardigheden
heeft geautomatiseerd. Per opdracht wordt beperkt de tijd gegeven. Eventueel kan
de opdracht op het digibord geflitst worden. Na afloop kan het rekendictee
klassikaal worden nagekeken.
5 Het handelingsmodel is een model dat beschreven staat in het protocol Ernstige reken- en
wiskundeproblemen en dyscalculie.
© Noordhoff Uitgevers bv 21
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Niveau 2 Voorstellen – concreet
(representeren van object
en werkelijkheidssituaties
in concrete afbeeldingen)
De verlengde instructie bij Getal & Ruimte Junior verloopt volgens een vast patroon:
• De leerkracht gebruikt de eerste zelfopgaven en test op welk handelingsniveau de
kinderen de opdracht kunnen oplossen.
• Er is concreet materiaal (meestal fiches, blokjes of pionnen, maar soms ook echte
appels of cake) en kladpapier, zodat de leerling op een lager handelingsniveau kan
instappen.
• De leerkracht vraagt de kinderen te verwoorden hoe ze de eerste zelfopgaven
zouden aanpakken, gebruikmakend van het concrete materiaal.
• De leerkracht neemt over waar de kinderen vastlopen en modelleert de
oplossingsstrategie.
• De leerkracht behandelt meerdere zelfopgaven zodat er de mogelijkheid is de
oplossingsstrategie op het handelingsniveau van de klassikale instructie te
brengen.
22 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 23
5.2 Toetsing
Bij Getal & Ruimte Junior zijn er twee typen methodetoetsen:
• Twee bloktoetsen, les 18 en 19 van elk blok6
• CITO-voorbereidingstoetsen, na blok 4 en blok 8
De bloktoetsen van Getal & Ruimte Junior zijn beheersingstoetsen, die vooral dienen om
aan te geven of de leerling de blokdoelen gehaald heeft. Deze toetsen helpen u om te
bepalen of de leerling op niveau is en welke extra uitdaging of ondersteuning nodig is.
Daarnaast weet de leerling dankzij deze toetsen waarin hij of zij zich moet verbeteren.
6 Blok 1 is een uitzondering. Omdat blok 1 herhaling uit de voorgaande groep bevat, zijn daar 4
reguliere lesweken met op de vrijdag een toets.
7 Zie www.rtti.nl
24 © Noordhoff Uitgevers bv
Met deze 80%-normering krijgt u drie cijfers voor één toets. Het gewogen
gemiddelde wordt bepaald met de formule:
eindcijfer = 0,7 × cijfer voor de zwarte opgaven + 0,2 × cijfer voor de blauwe
opgaven + 0,1 × cijfer voor de verdiepingsvragen.
Hieruit blijkt dat een leerling die alleen de zwarte opgaven maakt, en die allemaal
goed maakt, voor de toets als eindcijfer een 7 kan krijgen. Deze leerling heeft dan
een 10 voor de zwarte opgaven. De kinderen die de verdiepingsvragen niet
aankunnen, kunnen maximaal een 9 als eindcijfer krijgen.
© Noordhoff Uitgevers bv 25
26 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 27
2 3
Aftrekken: De sprong over de 10 wordt aangeleerd met het principe: eerst eraf tot 3
10 tot en met 0 10 en dan kijken hoeveel er verder nog af moet. De notatie is:
20 tot en met 10
20 tot en met 0 15 – 6 = 9
5 1
Optellen tot en met 100 De rijgende strategie wordt aangeboden: eerst de tientallen erbij, dan 4
de eenheden. De getallenlijn wordt gebruikt ter ondersteuning.
46 + 27 = 66 + 7 = 73
Aftrekken onder de 100 De rijgende strategie wordt aangeboden: eerst de tientallen eraf, dan 4
de eenheden. De getallenlijn wordt gebruikt ter ondersteuning.
83 – 37 = 53 – 7 = 46
Optellen en aftrekken van 100 tot De rijgende strategie wordt aangeboden: eerst de honderdtallen erbij 5
1000 of eraf, dan de tientallen en dan de eenheden:
1 3 12
3 5 7 7 4 2
4 3 5 2 3 5
+ –
7 9 2 5 0 7
Tafels van vermenigvuldiging van Aanleren als ‘herhaald optellen’ met de getallenlijn ter ondersteuning. 4
1 tot en met 10 Daarna automatiseren en memoriseren.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
2
5 6
4 0
×
2 2 4 0
1 1 4 : 3=3 8
9 0 3 0
–
2 4
2 4 8
–
0
© Noordhoff Uitgevers bv 29
7 4 6 : 5=1 4 9 , 2
5
–
2 4
2 0
–
4 6
4 5
–
1 0
1 0
–
0
30 © Noordhoff Uitgevers bv
7 7
9
:2 = 7:18 = 18
6:34 = 24:3 = 8
© Noordhoff Uitgevers bv 31
32 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 33
34 © Noordhoff Uitgevers bv
Adaptiviteit
Adaptiviteit betekent dat de leerstof is afgestemd op het niveau van de individuele
leerling. In Getal & Ruimte Junior worden alle opdrachten op meerdere niveaus
aangeboden. De leerkracht of leerling of de computer kan kiezen op welk niveau de
leerling de opdrachten maakt.
Basisstof
De basisstof is de kern van de les, bestaande uit alle samen- en zelfopdrachten.
Convergente differentiatie
Bij convergente differentiatie wordt er gewerkt aan een klassikaal doel, waarbij er in
de klas meerdere niveaus zijn. Alle kinderen doen mee aan de klassikale instructie.
Daarna gaan de kinderen de leerstof op eigen niveau zelfstandig verwerken.
Convergente differentiatie heeft hoge verwachtingen van zorgkinderen. Zij worden
niet bij voorbaat opgegeven of op een eigen leerlijn gezet. Een nadeel van een eigen
leerlijn is dat de instructietijd voor de zorgkinderen relatief kort is, terwijl
convergente differentiatie de instructietijd voor deze kinderen juist verlengt.
Digitale registratie
In mijnklas.nl is het mogelijk de resultaten op de toetsen te administreren. Resultaten
van digitaal afgenomen toetsen worden automatisch weergegeven op het
registratieblad. De resultaten van papieren toetsen kunnen ook ingevuld worden in
de digitale registratiesite. Vervolgens kunnen taakbriefjes en rapportcijfers
gegenereerd worden.
Directe-instructiemodel
Het directe-instructiemodel is een lesmodel met 7 verschillende fasen: terugblik,
oriëntatie, instructie, oefenen, controle, verwerken, afronden. Deze 7 verschillende
fasen worden in de praktijk vaak teruggebracht tot drie: de inleiding van de les
waarin de terugblik zit, het benoemen van het doel en de oriëntatie op het leerdoel.
Dan de les met instructie, begeleid inoefenen, controle en verwerken. Tot slot de
afsluiting met een evaluatie van het leerdoel.
Drieslagmodel
1 Het drieslagmodel laat zien hoe een contextopgave, via 3 stappen, aangepakt
kan worden:
Bestudering van de context om zo tot een som te komen. De vragen die daarbij
gesteld worden zijn: wat staat er in deze context? Wat gebeurt er? Welke
informatie heb ik? Wat wil ik weten? Wat wordt gevraagd?
2 Door de som uit te rekenen, komt de leerling tot een oplossing.
3 De leerling reflecteert om te controleren of het gevonden antwoord zou kunnen
kloppen binnen de context.
© Noordhoff Uitgevers bv 35
Reflecteren Plannen
Oplossing Bewerking
Uitvoeren
Evaluatie
Tijdens de evaluatie geeft de leerling aan of hij of zij de leerdoelen beheerst. Als dat
niet zo is, zorgt de leerling er samen met de leerkracht voor dat er geremedieerd kan
worden.
Gepersonaliseerd leren
Gepersonaliseerd leren is het afstemmen van de leerroutes en de didactiek op iedere
individuele leerling om zo tegemoet te komen aan verschillende leerbehoeftes.
Handelingsmodel
Het handelingsmodel, beschreven in het protocol ERWD, is een schematische
weergave van de rekenwiskundige ontwikkeling zoals die geldt voor alle kinderen.
Het model toont verschillende niveaus van handelen en moet gelezen worden van
onder naar boven. De vier niveaus van handelen vormen elk een ingang om in te
spelen op de onderwijsbehoeften van de leerling.
Formeel handelen
(formele bewerkingen uitvoeren)
Verwoorden / communicatie
Voorstellen – abstract
Mentaal handelen
Voorstellen – concreet
(representeren van objecten en werkelijkheidssituaties in
concrete afbeeldingen)
Ouderbetrokkenheid
Ouderbetrokkenheid is de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs van hun kind,
zowel thuis als op school.
36 © Noordhoff Uitgevers bv
Referentieniveaus
Referentieniveaus beschrijven wat kinderen moeten kennen en kunnen op een
bepaalde leeftijd en zijn wettelijk vastgelegd. Voor rekenen bestaan de
referentieniveaus uit drie fundamentele niveaus (1F, 2F, 3F) en drie streefniveaus
(1S, 2S, 3S). Sinds augustus 2010 zijn de referentieniveaus wettelijk van kracht en
wordt van scholen verwacht dat ze aan de implementatie daarvan werken. De
toewijzing van referentieniveaus rekenen is als volgt:
– 1F en 1S voor primair onderwijs en speciaal onderwijs
– 2F voor vmbo en mbo 1, 2 en 3
– 3F voor mbo-4, havo en vwo
RTTI
RTTI is een model dat de cognitieve niveaus van leren in kaart brengt. Het wordt in
het voortgezet onderwijs gebruikt om de leerroute naar een leerdoel in kaart te
brengen.
© Noordhoff Uitgevers bv 37
Blok 1
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie Het tellen en terugtellen wordt aangeleerd door middel van sprongen op de
getallenlijn.
Hoeveelheden worden geordend en gekoppeld aan getalsymbolen.
Voorbeeld
0 2 10
9 • •
• • 5
7 • •
© Noordhoff Uitgevers bv 3
Speltip
4 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 1
2
3
4
Samen 1 Hoeveelheid en getal koppelen. 5
6
7
8
samen
1 zoek bij elkaar.
• • 7
Zelf 3 Hoeveelheid kleuren.
3 • •
9 • •
• • 5
4 © Noordhoff Uitgevers bv
2 6 1
5 3 4
zelf
3 kleur het aantal.
10
• •
• •
• •
• •
• •
© Noordhoff Uitgevers bv 5
5 • • • • 2
• • • • 3
• • • •
6 • • • • 4
• • • •
verbind stippen 5
met getal, of getal
met stippen. 5
3
5 2
1
4
4 6
3 2
5 6
1
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur elk vak.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
5 Verder tellen tot en met 10. 259879 Part I.indd 7 09/05/16 7:29 PM
6 Hoeveelheid kleuren.
0 5 10
0 10
4 2
6 3
5 kies en kleur.
welk getal komt erna?
4 10 9
2 3 1 7 8 9 5 6 8
6 6 7
1 10 5
4 5 6 8 9 7 6 7 9
8 0 8
8 © Noordhoff Uitgevers bv
7 kleur de volgorde.
van minder naar meer.
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 10
7 6 5
4
9 8 7
10
7 6 8
4
Teken het missende getal met dezelfde hoeveelheid stippen.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
bijvoorbeeld
2= OO 8= OOOO
OOOO
0 1 OO
3 4 6 7
2 3 4 3 5 6
1 2 4 7 8 9
7 5 4 10 9 8
© Noordhoff Uitgevers bv 11
• • 10
6 • •
• • 8
9 • •
• • 5
7 • •
6 kies en kleur.
welk getal komt ervoor?
4 8 6
8 7 5 10 9 7 5 4 3
6 6 4
0 2 4 6 8
1 3 5
15 14 13
20 18 16
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Eén kind verzamelt een aantal dezelfde voorwerpen.
• Vervolgens verzamelt de ander dezelfde voorwerpen, maar één minder.
• Wissel de rollen om. Wissel ook af tussen één minder en één meer zoeken.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur steeds het meest.
3 luister goed.
Zelf 4 De grootste hoeveelheid kleuren.
OOOOO
O OOOO OOOO
O OOO OO
O O OOO
O OO
OOOOO
O OOOO OO
O O OO
O O OO
O O
OOOO
OOOOO
OOO
OOOOO
OOOOO
OOOO
OOO
Teken en kleur de rij af. OOOO OOO OOO
5 teken op volgorde.
van minder naar meer.
8 Patronen aftekenen.
Teken de rij af. Gebruik de hokjes.
6 kleur de volgorde.
van klein naar groot.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
7 teken en kleur.
maak de rij af.
8 teken de vormen.
maak de rij af.
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
je oefent
5 weet je nog?
zelf
1 zoek bij elkaar.
• • 5
Lesdoelen
• • 1
De kinderen herhalen: • • 4
• • 3
• verder tellen vanaf een willekeurig punt tussen 0 en 10,
• • 9
• ordenen van hoeveelheden tot en met 10.
2 kleur het aantal.
8
Zelf 1 Hoeveelheid en getal verbinden.
6
10
• • 6
Kies welk getal volgt.
• • 9
• • 7
• • 8
• • 10
5 kies en kleur.
welk getal komt er na?
8 3 9
6 7 9 4 5 6 8 9 8
5 7 10
1 7 6
2 3 5 5 6 4 0 1 2
4 5 4
© Noordhoff Uitgevers bv 17
6 trek lijnen.
van 0 naar 1, van 1 naar 2 en verder.
9
1
5 10
0 2
4 0
3 6 8
7 3
2
4
8
1 0 7
10 9 5
6
7 vul in.
welk getal mist tussen 1 en 9?
5 7 3 1 6 5 3 6 2
1 9 6 7 2 9 9 4
2 4 8 8 3 5 1 7
7 2 9 6 5 3 4 1
4 6 3 8 1 7 9 3
8 1 2 9 4 2 5 8
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Voorbeeld
+ = 2 +1 = 3
................................
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Speltip
• Geef de helft van de kinderen een getalkaart. De andere helft krijgt één tot
tien potloden.
• Laat de kinderen door de klas lopen. De kinderen met potloden zoeken een
kind met hetzelfde aantal op de getalkaart en andersom.
• Wissel de rollen om.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5 10
1 2 3 4
deze hoeveelheid.
© Noordhoff Uitgevers bv 19
getallen in.
4 2 7
6 4 9
8 5 10
99 3 8
5 tel en teken.
welk getal mist?
2 3 4 OOO
OO 10 9 8
7 8 9 7 5 4
20 © Noordhoff Uitgevers bv
6 trek lijnen.
van 0 naar 1, van 1 naar 2 en verder.
7 8
1 0 6 9
3 2
3
2
4 10 10
1 0
6 7
5 9 5 4
7 vul in.
11 10 9 8 12 15
6 4 17 20
15 14 9 12
20 18 13 11
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Speltip
• Vraag een aantal kinderen om voor de klas te komen. Tel samen het aantal
kinderen.
• Er komen een aantal kinderen bij. Tel deze kinderen.
• Vraag hoeveel kinderen er nu samen voor het bord staan.
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 zoek bij elkaar.
• • 4 5 • •
Zelf 1 Hoeveelheid eieren bepalen.
• • 9 6 • •
Trek lijnen tussen hoeveelheid en getal.
• • 7 10 • •
2 Hoeveelheid kleuren.
2 kleur het aantal.
8
Samen 3 Praatplaat: optellen tot en met 5 met afbeeldingen. 9
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Zelf 5 Optellen tot en met 5 met afbeeldingen. 259879 Part I.indd 22 09/05/16 7:31 PM
dobbelsteenpatroon. + =
+ =
+ =
Het begrip evenveel wordt voor het eerst gebruikt (zie: Klare + =
+ =
taal). + =
+ =
+ =
Het gewicht aan beide kanten van de balans moet gelijk zijn. + = + =
+ = + =
+ = + =
© Noordhoff Uitgevers bv 23
• •
7 • •
3 • •
• • 2
4 • •
• • 9
• •
8 teken de gewichten.
wat moet er bij? aan beide kanten evenveel.
1 1 2
kilo kilo kilo
kies uit: 5
kilo
2
kilo
1
kilo
5
1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 kilo
kilo kilo kilo kilo kilo kilo kilo kilo kilo kilo
2
kilo
5 5
kilo 2
kilo
2
kilo
2
kilo
2
kilo
1
kilo
kilo 1
kilo
2
kilo
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Geef ieder tweetal vijf blokjes.
• Laat de kinderen met de blokjes zoveel mogelijk sommen bedenken en
opschrijven met de abstracte notatie.
• Bespreek hoeveel sommen de tweetallen hebben bedacht.
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
+ =
2 + 2 = 4
+ =
+
3
............... =
=
4
...............
+ =
Zelf 3 Optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. 2 tel op.
3
2 + 1 = ............... 2 + 2 = ............... 3 + 2 = ...............
Schrijf de som bij de afbeelding. Teken de uitkomst en schrijf op. 1 + 3 = ............... 1 + 1 = ............... 4 + 1 = ...............
zelf
3 tel op en teken.
4 Optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. schrijf de som op.
OOO + OO = OOOOO
................................ OO + OO = ................................
OOO + O = O + OO =
op. ................................ ................................
© Noordhoff Uitgevers bv 25
5 Optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. 259879 Part I.indd 25 09/05/16 7:31 PM
+ = • • 1 + 3 = ...............
+ = • • 2 + 1 = ...............
+
.............. + .............. = ..............
+ .............. = ..............
+
+
.............. + .............. = ..............
+ .............. = ..............
Bedenk verschillende optelsommen bij dezelfde uitkomst. .............. ..............
6 tel op.
3
2 + 1 = ............... 3 + 2 = ............. . . 3 + 1 = ...............
1 + 4 = ............... 1 + 1 = ............. . . 1 + 2 = ...............
2 + 2 = ............... 2 + 3 = ............. . . 4 + 1 = ...............
26 © Noordhoff Uitgevers bv
+ 2 + . . . . .1
. . . . . . . . . = . . . . . ..
. . . . . . . . . . . ..
... .3
........
8 tel op.
4
2 + 2 = ............... 2 + 3 = .............. . 3 + 2 = ...............
1 + 3 = ............... 1 + 2 = .............. . 1 + 1 = ...............
4 + 1 = ............... 3 + 1 = .............. . 1 + 4 = ...............
0
............... 5 =5
+ ............... ............... + ............... = 4 ............... + ............... = 3
............... + ............... = 5 ............... + ............... = 4 ............... + ............... = 3
............... + ............... = 5 ............... + ............... = 4 ............... + ............... = 3
............... + ............... = 5 ............... + ............... = 4 ............... + ............... = 3
............... + ............... = 5 ............... + ............... = 4
............... + ............... = 5
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
• Opdracht 4: luister goed. Farid heeft de deur met drie schelpen versierd. Hij
legt nog twee schelpen op de torens. Hoeveel schelpen zijn er samen? Maak
de tekening af. Schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur het aantal.
+
3 + . . . .2
............... . . . . . . . . . . . = . . . . . .5
.........
+
Samen 3 Optellen tot en met 5 in een context.
+
............... + ............... = ...............
+ ............... = ...............
Luister-goedopgave. +
...............
Luister-goedopgave.
© Noordhoff Uitgevers bv
Trek een lijn naar de som die bij de afbeelding past. 259879 Part I.indd 28 09/05/16 7:31 PM
zelf
5 zoek bij elkaar.
ώ ώ 2 + 1 = ...............
3 + ...............
2 = ...............
............... 5 ............... + ............... = . . . . . . . . . . . . . . . ............... + ............... = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 29
+
1 + . . . .2
............... . . . . . . . . . . . = . . . . . .3
.........
+
............... + ............... = ...............
+
............... + ............... = ...............
8 tel op.
kleur de vissen.
2 3 4 5
4
............... 2 = ...............
+ ............... 6
+
............... + ............... = ...............
4
............... + . . . . . .2. . . . . . . . . = . . . . . .6. . . . . . . . .
............... + ............... = ............... 10
9
11
12 1
2
4
3
8
7 6 5
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
je oefent
10 weet je nog?
zelf
1 tel en vul in.
2
Lesdoelen
De kinderen herhalen:
• getallen tot en met 10 koppelen aan hoeveelheden,
• ordenen op grootte en hoeveelheid.
4 Hoeveelheid bepalen.
32 © Noordhoff Uitgevers bv
6 tel op.
Q Q + Q ...............
QQ+Q= Q + Q Q ...............
QQ+QQ=
Q
7 vul in.
0 1 10
8 kleur.
elke keer anders.
elke kraal is
of
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Voorbeeld
4−2=2
© Noordhoff Uitgevers bv 23
24 © Noordhoff Uitgevers bv
Uitleg
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 5 2 8 1 7 9
9 2 3 4 10 2 8
34 © Noordhoff Uitgevers bv
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 3 6 8 9
7 5 1 3 1 7 9
4 9 3 4 10 3 8
10 7 2 5 6 5 7
5 8 8 9 6 5 4
© Noordhoff Uitgevers bv 35
6 vul in.
tel verder of tel terug.
0 1 2 3 4 5 4 3
6 7 8 8 7 6
3 4 10 9
5 6 7 6
7 vul in.
welke kraal tel je?
8 maak vast.
vul in.
0 20
5 3 11 8 13 19
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
• Verdeel de kinderen in groepjes en geef ieder groepje vijf blokjes. Geef een
groepje sterke rekenaars er eventueel tien.
• Noem een getal. Zoveel blokjes halen de kinderen weg.
• Vraag hoeveel er nu nog overblijven.
26 © Noordhoff Uitgevers bv
Zelf
1 kleur 1 vak minder.
Bepaal eerst of er iets bij komt of dat er iets af moet. 259879 Part I.indd 37 09/05/16 7:32 PM
8 Hoeveelheden vergelijken.
Schrijf op hoe groot het verschil is.
5 4
1 4
4 2
3 5
38 © Noordhoff Uitgevers bv
2 4
2 4
2 4
2 4
7 trek lijnen.
hoeveel blijft er over?
• • 1
• • 4
• • 2
• • 3
8 vul in.
hoeveel minder is het?
2 minder
.............
............. minder
............. minder
............. minder
............. minder
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Laat ieder kind een aantal voorwerpen tekenen op papier en een aantal
hiervan doorstrepen.
• De kinderen wisselen van blaadje, schrijven de abstracte som onder de
tekening en schrijven het antwoord op.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
Uitleg
4−2=2
Samen 1 Aftrekken tot en met 5 met behulp van afbeeldingen.
Schrijf de som bij de afbeelding. Samen 1 schrijf de som op.
trek af.
Zelf 3 Aftrekken tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. ............... − ............... = ............... ............... − ............... = ...............
streep gezet worden door het aantal wat eraf gaat. Begin achter- 2
3 – 1 = ............... 4 – 1 = ...............
5 – 4 = ............... 3 – 2 = ...............
aan met wegstrepen. 5 – 2 = ............... 5 – 1 = ...............
5 − 2 = ...............
.3
... 3 − 1 = ...............
5 − 3 = ...............
4 − 0 = ...............
4 − 3 = ...............
Schrijf de som bij de afbeelding. 4 − 2 = ............... 3 − 2 = ...............
2 − 1 = ............... 5 − 1 = ...............
− ............... = ...............
8 Aftrekken en optellen tot en met 5.
...............
1
2 – 1 = ............... 5 – 0 = ............... 4 – 4 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 41
... 4
...............
.... ...
...... ... − ..................
...2
... ... ... = ... ...2
...............
. .. ... ...
... . . . . . . . . .... . . . . . − . . . . . .... . . . . . . . . = . . . . . . . . .... . . . . .
7 trek af.
kleur de bladeren.
1
4−3
5−4 4−1
2
3 5−3
4−2 5−1
8 reken uit.
vul in.
4 + 1
............... =5 4 – ............... =2 3 – ............... =2
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Verlengde instructie
Speltip
• Formeer groepjes. Geef ieder groepje vijf bekers en een zachte bal.
• Om de beurt gooien de kinderen gooien met de bal de bekers om.
• Laat het groepje hier de abstracte som bij opschrijven.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 streep door.
trek af.
5 − 2 = ...............
3 5 − 1 = ...............
3 − 1 = ...............
4 − 3 = ...............
3 − 3 = ...............
Maak de som door de juiste hoeveelheid weg te strepen.
2 zoek bij elkaar.
trek af en vul in.
• • 4 − 2 = ...............
antwoord in. • • 4 − 1 = . . . . . .3
.........
samen
3 luister goed.
Luister-goedopgave.
................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . tassen
© Noordhoff Uitgevers bv 43
Gebruik eventueel blokjes ter ondersteuning. 259879 Part I.indd 44 09/05/16 7:33 PM
10 Context tekenen bij een abstracte som tot en met 5. 8 trek af.
kleur de strikjes.
2 1 3
−2 2− 4
5 1 5−
4−1 3−2
5−3
9 trek af.
4
5 – 1 = ............... 2 – 1 = ............... 5 – 3 = ...............
3 – 1 = ............... 4 – 3 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
je oefent
15 weet je nog?
zelf
1 kleur het aantal eieren.
3 8
Lesdoelen
5 10
De kinderen herhalen:
• optellen tot en met 5, ook met behulp van afbeeldingen, 2 schrijf de som op.
tel op.
+ + .............. = ..............
• verder tellen en terugtellen vanaf een willekeurig getal tot en met 10, +
..............
5 6 7 6
De context van een dartbord met punten tellen is nog niet 6 kleur de volgorde.
de kleinste komt voorop.
eerder behandeld. Indien nodig kort uitleggen dat er pijltjes zijn
gegooid en dat in ieder vakje het aantal punten staat. De vraag
is wat het totaal aantal punten is.
1 + 2 = ............... • • 4
• •
8 Optellen tot en met 10. 3 + 1 = ............... 2
gelijkheid).
8 reken uit.
kleur steeds twee vakjes.
1 + 4 = samen 5
2 + 3 = samen 5
1 2 3 4 5 6
samen 5
samen 6
samen 7
samen 8
samen 9
samen 10
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
5 9
6 4
> M: 1,2 en 3
Materialen
3 vul in.
tel verder en tel terug.
• blokjes 1 2 3 6 7 10
10 9 7 5 3 1
> M: 4, 5 en 6
Klare taal
4 kleur het grootste getal.
9 1 2 3
> M: 7, 8 en 9
0 5 10
+ 1
............... 4 = ...............
+ ............... 5 + ............... + ............... = ...............
6
............... ...............
4
1 + 3 = ............... 3 + 1 = ...............
3 + 0 = ...............
1 + 4 = ...............
4 + 1 = ...............
Gebruik eventueel blokjes ter ondersteuning. > M: 12 en 13
8 tel op.
schrijf de som erbij.
10 trek af.
4
5 – 1 = ............... 5 – 3 = ...............
4 – 2 = ............... 3 – 2 = ...............
3 – 3 = ............... 5 – 2 = ...............
> M: 15 en 16
11 trek af.
schrijf de som er bij.
4
............... − ........1. . . . . . . = . . . . .3
..........
............... − ........ . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
............... − ........ . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
> M: 14 en 15
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
• • 4
3
• •
Lesdoelen • • 6
10 • •
De kinderen herhalen: 5
• •
• hoeveelheden koppelen aan getallen tot en met 10,
2
• tellen en terugtellen tot en met 10, • •
6 10
2 5
Materialen 4 7
• blokjes
52 © Noordhoff Uitgevers bv
2 Hoeveelheid bepalen.
Zie week 1 les 1. 0 10
0 10
3 Hoeveelheid kleuren.
Zie week 1 les 1. 0 10
4 10 9
6
8 9 7
0
5 6 8
7
Zie week 1 les 2 en 3.
7 5 4
6 5 3 7 6 8 3 2 1
53
Zie week 1 les 2 en 3.
© Noordhoff Uitgevers bv
1 2 3 6 7 10
Kleur het vak waar de meeste stippen staan. Zie week 1 les 4. 8 7 6 5 2
8 kleur.
wat is meer?
7 10 6 4 3 4
9 1 2 3 5 8
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
10
1 zoek bij
maak vast
elkaar.
aan de getallenlijn.
• • 4
0 5 10
2
3
• 1 4 • 6 9 7
5
• + =• 1 + 3 = ............
2 vul in.
tel het aantal.
+ = 2 + 1 = ............
2 5
Reken de som uit door weg te strepen en de uitkomst te 52 © Noordhoff Uitgevers bv © Noordhoff Uitgevers bv 55
5 − 2 = ...............
3 3 − 1 = ...............
5 − 1 = ............... 5 − 3 = ...............
4 − 2 = ............... 3 − 2 = ............... 10
0
2 − 1 = ............... 4 − 1 = ...............
0 10
15 schrijf de som op.
trek af.
2 3 1 8 9 7 5 6 8
16 trek af.
6 0 7
2
3 – 1 = ............... 4 – 1 = ............... 5 – 4 = ...............
36– 3 = ...............
5 3 4 – 37= ...............
6 8 5 – 1 = . . .3. . . . . . . . . . . . 2 1
4 4 2
© Noordhoff Uitgevers bv 35
Lesdoelen 14 blokjes
............... ............... blokjes ............... blokjes
• kennis van de getallenlijn tot en met 20, 2 maak vast aan de getallenlijn.
0 5 10 15 20
2
2 Getallen tot en met 20 op de getallenlijn plaatsen. 259879 Part I.indd 57 09/05/16 7:34 PM
2 6 8 5 3 9
2 3 5 8 1 0
0 3 5 6 7 8
3 4 5 6 7 9
8 7 6 5 7 1
Kleur de vakken waar de getallen op volgorde staan van klein
3 2 5 4 7 9 6 7 8 9 5 4 2 4 5 6 8 9
naar groot. 0 1 2 5 8 10 3 5 7 8 9 10 0 1 6 4 7 9
1 kg
g
58 © Noordhoff Uitgevers bv
6 vul in.
hoeveel minder?
1 minder
...............
............... minder
............... minder
............... minder
............... minder
............... minder
7 reken uit.
vul in.
4 + 0
............... =4 5 – ............... =4 3 – ............... =2
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
3 7 4 9
2 vul in.
3 tel op.
+ = ................ + = ................
4 tel op.
2 + 1 = ................
0 + 1 = ................
2 + 3 = ................
1 + 3 = ................
0 + 3 = ................
2 © Noordhoff Uitgevers bv
5 – 3 = ...............
3 – 2 = ...............
Verwijzingstabel voor maatwerk bij <80% goed 4 – 1 = ...............
5 – 4 = ...............
2 – 0 = ...............
Opdracht Maatwerkopdracht 4 – 2 = ...............
1 1, 2, 3, 4
6 trek af.
4 11, 12, 13
5 14, 15 0 20
4 9 12 16 18
6 14, 15, 16
8 reken uit en vul in.
© Noordhoff Uitgevers bv 3
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
3
...............
Optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen in een + ............... + ............... = ...............
+
context. ............... + ............... = ...............
De kinderen maken de optelsom met behulp van de afbeelding. 4 schrijf de som op en reken uit.
De kinderen moeten de juiste aftreksom onder de afbeelding 3 – ............... = ............... 4 – ............... = ...............
schrijven en uitrekenen.
6 schrijf de som op en reken uit.
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter 1 liter 1 liter
7 Aanvullen tot en met 6 in een context met gewicht. ............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
De kinderen tekenen het juiste kratje fruit zodat het gewicht aan
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter
beide kanten van de balans gelijk is. ............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
2 kilo
1 kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 5
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 1.4
20 speelwerk
2 5
3
4 6
7
1
1
7
8 4
10 2
9
3 3
8
4
60 61
6
4
259879 Part I.indd 60 09/05/16 7:34 PM 259879 Part I.indd 61 09/05/16 7:34 PM
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 2
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • Aan het begin van de week wordt er gesplitst met hoeveelheden.
Dit wordt geleidelijk vervangen door getallen in een splitstabel.
De gemaakte splitsing wordt gecontroleerd door de twee getallen
bij elkaar op te tellen.
Voorbeeld 5
2 3 3 2
...............
4 1
...............
2 3
...............
5 0
...............
© Noordhoff Uitgevers bv 3
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
1 6 5
uitleg
3 9 7
4 2 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• •
3 Getallen tot en met 10 op de getallenlijn plaatsen.
Maak sprongen vanaf 0 om de juiste plek te vinden.
• •
• •
Zelf 4 Getallen tot en met 10 met de kralenketting verbinden.
Vul in aan welke kraal het kaartje hangt. Maak gebruik van de 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 5 10
0 5 10
© Noordhoff Uitgevers bv 5
.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0 5 10
6 4 5 ¤ 4 5 6
3 8 7 ¤
9 2 10 5 ¤
8 1 6 7 ¤
10 3 0 5 8 ¤
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 schrijf het cijfer bij het plaatje.
4
............... ..............
............... ..............
Samen 2 Praatplaat: splitsen van hoeveelheden tot en met 5 in een ............... ..............
context.
Vraag de kinderen hoe ze rekenen.
samen
2 hoeveel dieren zitten onder en boven in het hok?
ik splits ...............
3 in ...............
2 en ...............
1 ik splits . . . . . . . . . . . . . . . in . . . . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . .
1 4 2 3 3 2 4 1
2 3 1
4 2
3 1
8 © Noordhoff Uitgevers bv
6 teken de splitsing.
3
............... 2
............... 1
............... ............... 1
............... ............... 2
............... ...............
7 teken de dobbelstenen.
op welke manieren kun je het met twee dobbelstenen
gooien?
4 Æ of
5 Æ of
6 Æ of of
7 Æ of of
8 Æ of of
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Speltip
• Vraag een aantal kinderen (maximaal 5) voor de klas. Tel hoeveel kinderen
blauwe ogen hebben en hoeveel kinderen bruine ogen hebben.
• Maak hierbij de splitsing door te zeggen (en eventueel op te schrijven): ‘Ik
splits 5 in ... en ... ’
• Laat andere mogelijke splitsingen bedenken passend bij de vijf kinderen voor
de klas. Denk hierbij bijvoorbeeld aan haarkleur, kleding, jongens/meisjes.
• Spelvariatie: Vraag een ander aantal kinderen voor de klas.
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
5
4 1
1
3
1 ...............
2 ...............
2 2
............... 3 ...............
4 4
4
............... ...............
Er zijn steeds vier knikkers. Hoeveel knikkers zitten in de andere 1 ............... 5 ...............
hand?
10 © Noordhoff Uitgevers bv
? ? ?
3
3 4 5
Tel hier het aantal hazen, niet het aantal oren. Soms zie je maar 1 2
............... 2 .. . . . . . . . . . . . . . 4 ...............
één oor, maar dan moet je toch de hele haas tellen. 3 ............... 4 .. . . . . . . . . . . . . . 3 ...............
2 ............... 3 .. . . . . . . . . . . . . . 5 ...............
0 ............... 1 .. . . . . . . . . . . . . . 1 ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 11
7 reken uit.
1 + 2 = 3
............... 1 + 0 = ...... . . . . . . . . . 3 + 0 = ...............
5 3 4 5
4 1 1 1 3
5
............... ...............
............... ...............
............... ...............
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Verlengde instructie
Speltip
• Elk kind schrijft een getal op een blaadje. Ze mogen kiezen uit de getallen 1
tot en met 4.
• Hierna loopt iedereen door de klas op zoek naar iemand met wie ze samen 5
kunnen maken. Ze geven elkaar een high five.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak de splitstabel.
0
...............
...............
2 ...............
samen
2 luister goed.
Samen 2 Splitsen tot en met 5 in een context.
Luister-goedopgave.
3 luister goed.
2 appels
............... ............... appels ............... appels
5 4 4
7 Splitsen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. ............... appels ............... appels ............... appels
4
............... vissen ............... vissen ............... vissen
6 splits 5.
1 4 3
14 © Noordhoff Uitgevers bv
5 4 5
2 3 3 4
4 5 3
2 1 2
1 0 2 3 4 1 2 2
2 4 4 4 3 3 4 1
4 5 3 3 2 2 3 1
3 1 5 0 1 5 1 5
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
je oefent
5 weet je nog?
• optellen en aftrekken.
zelf
1 maak vast aan de getallenlijn.
0 5 10
Lesdoelen
1 4 3 9 6 8
De kinderen herhalen:
• getallen tot en met 10 op de getallenlijn plaatsen,
2 tel op.
■ ■ ■ ■ + ■ = ...............
5 ■ ■ ■ + ■ ■ = ...............
■ + ■ ■ = ............... ■ ■ + ■ ■ ■ = ...............
• optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen,
■ ■ ■ + ■ = ............... ■ + ■ ■ ■ ■ = ...............
• aftrekken tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. ■ ■ + ■ = ............... ■ ■ + ■ ■ = ...............
■ + ■ = ............... ■ + ■ ■ ■ = ...............
+ = • • 3 + 1 = ...............
Zelf 1 Getallen tot en met 10 op de getallenlijn plaatsen.
+ = • • 2 + 1 = ...............
Trek lijnen tussen de afbeelding en de som. Vul het antwoord in. 259882_WB.indd 16 29/03/16 12:10 PM
+ = 3
............... + . . . . .2
. . . . . . . . . . = . . . . .5
..........
=
............... + ............... = ...............
+ ............... = ...............
Trek lijnen tussen de afbeelding en de som. Vul het antwoord in. ...............
• • 3 – 2 = ...............
• • 5 – 4 = ...............
4
............... − . . . . . . .2. . . . . . . . = . . . . . .2. . . . . . . . .
7 reken uit.
5 – 2 = 3
............... 2 – 2 = ........ . . . . . . . 4 – 1 = ...............
3
............... – 1
............... = 2
............... ............... – ............... = ...............
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • Er wordt gestart met het meten met natuurlijke maten, zoals vingers, handen
en voeten. Daarna wordt de liniaal geïntroduceerd en het begrip centimeter.
De kinderen leren om met de liniaal lijnen van maximaal tien centimeter te
meten en te tekenen.
Voorbeeld
3
............... handen 7
............... cm
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Verlengde instructie
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Laat de tweetallen een voorwerp kiezen om te meten. Laat ze bespreken waar
ze mee meten. Hoe lang is het?
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
M
GU
Samen 1 Meten met natuurlijke maten.
6 Afbeeldingen vergelijken.
Zet kruisjes waar de verschillen zijn. Leg aan een ander uit wat 2 meet met je handen.
hoeveel handen is het breed?
de verschillen precies zijn.
3
............... handen ............... handen ...... . . . . . . . . . handen ............... handen
zelf
3 kleur de langste.
• 1 kortst
• 2
• 3
• 4
• 5
• 6
• 7
• 8 langst
20 © Noordhoff Uitgevers bv
6 zoek de 7 verschillen.
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Speltip
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur het juiste plaatje.
wat kun je meten met je voeten?
Gebruik een liniaal. Leg de liniaal langs de lijn en zet bij elke 259882_WB.indd 22 29/03/16 12:10 PM
...............
cm
cm
Gebruik een liniaal.
............... cm
............... cm
8
............... cm ............... cm ............... cm ............... cm ............... cm ............... cm
© Noordhoff Uitgevers bv 23
6 meet de lijnen.
6
. . . . . . . . . . . .... . . cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
............... cm
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
begin bij 0 eindig bij 7
3 cm
8 cm
5 cm
2 cm
Maak de lijn één centimeter langer. 6 cm
Meet alle lijnen. Geef de lijnen de kleur die bij hun lengte hoort.
2 cm 3 cm 4 cm 5 cm
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 teken de potloden.
geef ze de goede lengte.
7 cm 5 cm 10 cm 3 cm 8 cm 9 cm
2 cm
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Verlengde instructie
Speltip
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 teken de lijn.
4 cm
8 cm
Zelf 1 Lijnen tekenen tot en met 10 centimeter. 6 cm
2 cm
samen
2 luister goed.
3 luister goed.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
Meet elke spijker. Geef elke spijker de kleur die past bij zijn
lengte.
zelf
4 wat is het verschil in lengte?
5 meet de spijkers.
geef de spijkers de kleur van het doosje.
1 cm, 2 cm en 3 cm 4 cm en 5 cm 6 cm, 7 cm en 8 cm
© Noordhoff Uitgevers bv 29
5
............... cm ............... cm
............... cm
............... cm
............... cm ............... cm
............... cm
............... cm
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
• optellen en aftrekken.
h t ordenen
• het d t ll
van aantallen.
zelf
1 welke kraal tel je?
4
Lesdoelen
De kinderen herhalen:
• optellen tot en met 5, ook met behulp van afbeeldingen,
• aftrekken tot en met 5, ook met behulp van afbeeldingen, 2 reken uit en vul in.
+ = 3
............ + 1 =
............ 4
............ + = ............ + ............ = ............
• ordenen en vergelijken van hoeveelheden. + = ............ + ............ = ............ + = ............ + ............ = ............
+ = + = + = + =
Materialen
............ ............ ............ ............ ............ ............
3 reken uit.
• blokjes 1 + 0 = 1
............... 2 + 0 = ...... . . . . . . . . . 3 + 1 = ...............
Zelf 1 Getallen tot en met 10 aan de kralenketting verbinden. 4 hoeveel eieren tel je?
2 Optellen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. 259882_WB.indd 31 29/03/16 12:11 PM
Maak gebruik van de vijfstructuur. Een hele rij vol is vijf eieren.
6 reken uit.
8 Hoeveelheden vergelijken.
Minst betekent hier de kleinste hoeveelheid. Kleur de
voorwerpen waar er het minst van zijn. 8 kleur de minste.
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Strategie • Optellen tot en met 10 wordt net als bij het optellen tot en met 5 aangeleerd
met behulp van afbeeldingen. Hierna wordt de stap gemaakt naar een
abstractere weergave op de getallenlijn. Hierbij wordt ook de abstracte notatie
geïntroduceerd.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6+2=8
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Speltip
24 © Noordhoff Uitgevers bv
–1 +1
Zelf 3 Rekenen met één minder met behulp van afbeeldingen. 2 1 meer en 1 minder.
34 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
3 tel en teken 1 minder.
3 9 10 8 3 1 5
7 2 8 6 9 4 6
8 4 5 7 2 0 6
© Noordhoff Uitgevers bv 35
1
9
10 6
8 4
2
10
8 2
3 7 5
9 3
4 1
7 6 0
7 vul in.
11 10 9 8 12 15
6 4 17 20
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
−1 +1 −2 +2 −3 +3
7
............... 8 9
............... 6
............... 8 10
............... 3
............... 6 9
...............
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak de reeks af.
2 3 4 5 2 3
5
2
6 7
4
5
7
6
8
2 + 1 = 3
............... 1 + 2 = ......... . . . . . . 2 + 3 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
37
OOO + OOOOO =
Kijk naar de getallenlijn. Welk getal staat precies midden tussen OOOO + OOOO =
de 3 en de 7?
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
zelf
5 reken uit en trek lijnen.
+ = • • 9
+ = • • 5
+ = • • 8
+ = • • 7
+ = • • 6
+ = • • 10
38 © Noordhoff Uitgevers bv
+ = 7
........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ........... . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 5 7 5 9 1 7
6 10 4 8 3 9
0 4 1 5 0 10
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 6+2=8
OOOOOO+ OO= OOOOOOOO
3
............... + 4
............... = 7
...............
OO + OOOO = OOOOOO
Zelf 3 Optellen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. ............... + ............... = ...............
2 + 5 = .................... 7 + 2 = ...................
40 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Optellen tot en met 10 met behulp van de getallenlijn. 259882_WB.indd 40 29/03/16 12:12 PM
© Noordhoff Uitgevers bv 41
5 reken uit.
schrijf de som onder de getallenlijn.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
4
................... + ...................
5 = ...................
9 ................... + ................... = ...................
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6 reken uit.
2 + 7 = 9
............... 2 + 8 = ....... . . . . . . . . 4 + 3 = ...............
7 reken uit.
1Y 3 Y 2 Y ........
6 2Y 1 Y 4 Y ........
4Y 3 Y 2 Y ........ 1Y 1 Y 4 Y ........
2Y 3 Y 2 Y........ 3Y 1 Y 4 Y ........
5Y 3 Y 2 Y........ 5Y 1 Y 4 Y ........
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Verlengde instructie
Speltip
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
1 + 1 = 2
............... 2 + 2 = ......... . . . . . . 7 + 2 = ...............
1
2 + 1 = 3 + 2 = 3 + 3 =
Zelf
............... ......... . . . . . . ...............
+ 4
...............
=
= 6
...............
+ =
+
=
=
Luister-goedopgave.
............... ............... ...............
Luister-goedopgave.
............................................
© Noordhoff Uitgevers bv 43
Zelf 5 Optellen tot en met 10 in een context met lengte. 259882_WB.indd 43 29/03/16 12:12 PM
cm + 2 cm = . . . . . . . . . . . cm
hoeveel bloemen het samen zijn.
...........
........... cm + 2 cm = . . . . . . . . . . . cm
........... cm + 2 cm = . . . . . . . . . . . cm
9 9 9
5 6 5 6 5 6
2 3 7 2 3 7 2 3 7
6 8 10 2 5 6 8 10 2 5 6 8 10 2 5
7 4 8 7 4 8 7 4 8
1 3 1 3 1 3
9 9 9
9
. . . . . punten ....... + . . . . . . . = . . . . . . . punten
9
....... + .......
9
= . . . . . . . punten
6 8 10 2 5
5
2 3 7
6
6 8 10 2 5
5
2 3 7
6
6 8 10 2 5
7 4 8 7 4 8 7 4 8
1 3 1 3 1 3
9 9 9
44 © Noordhoff Uitgevers bv
5
............. + 3
............. = 8
............. ............. + ........ . . . . . = ............. ............. + ............. = .............
2 4 7 4 2 4 6 3
3 3 1 2 1 5 2 2
2 5 2 3 8 1 2 4
3 1 1 6 3 1 3 4
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
• optellen en aftrekken.
• ordenen en splitsen van aantallen.
zelf
1 hoeveel eieren tel je?
Lesdoelen
7
............... eieren ............... eieren ............... eieren ............... eieren ............... eieren
De kinderen herhalen:
• optellen tot en met 10, 2 schrijf de som op en reken uit.
+ = ............
2 + ............
3 = ............
5 + = ............ + ............ = ............
+ = + = + = + =
• splitsen tot en met 5. ............ ............ ............ ............ ............ ............
3 tel op.
Materialen 3 + 2 = 5
............... 3 + 3 = ......... . . . . . . 3 + 4 = ...............
5 + 2 = 5 + 3 = 5 + 4 =
• blokjes of getallenlijnen tot en met 10 op papier
............... ......... . . . . . . ...............
OOOOO = ...............
5 − ...............
2 = ...............
3 OOO = ............... − ............... = ...............
Zelf 1 Hoeveelheid bepalen. OOOO = ............... − ............... = ............... OOOO = ............... − ............... = ...............
2 Optellen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. 259882_WB.indd 46 29/03/16 12:12 PM
5 – 5 = 0 4 – 4 = 3 – 3 =
Gebruik eventueel blokjes of de getallenlijn.
...............
...... . .. . .....
... .........
...... ..... . . . . . . . . . . .... . . . . . . . .
5 – 1 =
...............
...............
4 – 1 =
4 – 0 =
......... . . . . . .
......... . . . . . .
3 – 0 =
2 – 2 =
...............
...............
3 4 5
3 2 1
6
............... ......... . . . . . . ...............
rs
rs
rs
5
5
5
ke
ke
ke
ik
ik
ik
kn
kn
kn
rs
rs
5
4
ke
ke
ke
ik
ik
ik
kn
kn
kn
47
8
© Noordhoff Uitgevers bv
9 Optellen en aftrekken.
Schrijf sommen op die bij de afbeelding passen. Kies de juiste
kolom.
+ sommen – sommen
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
0 5 10
1 4 2 9 7 8
> M: 1 en 2
Lesdoelen
2 splits en vul in.
Materialen
3 vul de splitstabel in.
3 4 5
• linialen 1 2
............... 3 ......... . . . . . . 4 ...............
Zelf 1 Getallen tot en met 10 op de getallenlijn plaatsen. 4 hoeveel appels kun je niet zien?
1 appels
............... ............... appels ............... appels
© Noordhoff Uitgevers bv 49
1 3 7
en met 10.
1 meer = ...............
2 1 meer = ............... 1 meer = ...............
Schrijf op waar je uitkomt op de getallenlijn. 1 minder = ...............
0 1 minder = . . . . . . . . . . . . . . . 1 minder = . . . . . . . . . . . . . . .
> M: 5
6 Optellen tot en met 10 met afbeelding en de getallenlijn. 6 teken de som op de getallenlijn en tel op.
+ =
Teken de som op de getallenlijn. Schrijf op hoeveel het samen is. 8
...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+ = ...............
+ = + =
7
............... cm
............... cm
............... cm
> M: 11
11 teken de lijn.
3 cm 5 cm
1 cm 8 cm
2 cm 6 cm
> M: 12
> M: 11
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
vul in.
0 1 5 10
De kinderen herhalen:
• getallen tot en met 10 plaatsen op de getallenlijn,
0 5 10
• splitsen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen en een splitstabel,
• optellen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen en de getallenlijn,
• meten met natuurlijke maten, 3 teken de splitsing.
Materialen 5
2 3
• linialen
...............
1 ...............
3 ...............
4 ...............
52 © Noordhoff Uitgevers bv
3 Splitsen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen. ............... 3 ............... ............... 7 ...............
de getallenlijn.
+ QQQQ = =
4 Splitsen tot en met 5 met behulp van afbeeldingen.
QQ
QQQQ + QQQQ = =
...............
...............
OOOOO + OOOO = 9
............ . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5 Rekenen met één meer en één minder met behulp van de OOOOOO + OO = ............ . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Zie week 3 les 11.
8 reken uit.
+ = 4
............ + 2 =
............ 6
............ + = ............ + ............ = ............
+
=
=
............
............
+
+
............
............
=
=
............
............
+
+
=
=
............
............
+
+
............
............
=
=
............
............
Teken het totaal en schrijf het antwoord op. Zie week 3 les 12.
© Noordhoff Uitgevers bv 53
+ +
Kleur wat je met handen of voeten kunt meten. Zie week 2 les 6. 4 cm
............... ............... cm
............... cm ............... cm
3 cm
Zie week 2 les 7. 8 cm
5 cm
34 © Noordhoff Uitgevers bv
14 12 4 9 12 10
5 10
5 11 8
1 7 18
1 7
Lesdoelen
2
2 15 17
9 19
4
2 1
3 13 3 13 20
3
8
10
5
7
6
2 3 2
............... 6 ............... ...............
Materialen 3
1
3
4
...............
...............
3
5
...............
...............
...............
...............
5 reken uit.
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Kijk hoeveel er 2 + 2 + 2 = ............... 3 + 2 + 1 + 1 = ...............
3 + 3 + 3 = ............... 2 + 4 + 3 + 1 = ...............
in totaal zijn, kijk hoeveel dieren er binnen staan. Reken uit
56 © Noordhoff Uitgevers bv
6 hoeveel punten?
5 2 5 2 5 2 5 2
6 6 6 6
3 4 3 4 3 4 3 4
6
............... punten ............... punten ............... punten ............... punten
3 4 3 4 3 4 3 4
5 5 5 5
2 1 2 1 2 1 2 1
10 – 2 = 8
......................................................... ..................................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
......................................................... ..................................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 57
© Noordhoff Uitgevers bv 35
weten
18
1
toets 1
0 5 10
1 4 7 8 9
2 2
1
...............
...............
3
1
....... . . . . . . . .
....... . . . . . . . .
1
5
...............
...............
4 + 4 = ...............
3 + 5 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7 Lijnen tot en met 10 centimeter tekenen. 6 © Noordhoff Uitgevers bv
1 1,2
7 teken de lijn.
begin bij de stip.
2 3
4 cm •
6 cm •
3 3,4 11 cm •
5 8, 9 2
3
4
5
............... + ............... + ............... = ...............
6
7 ............... + ............... + ............... = ...............
8
9
6 11 9
8
7
............... + ............... + ............... = ...............
6
5 ............... + ............... + ............... = ...............
4
3
7 12 2
1
© Noordhoff Uitgevers bv 7
36 © Noordhoff Uitgevers bv
gebruiken
19
1
toets 2
Het totaal aantal vissen wordt gesplitst in het aantal vissen dat 1 2
3 Optellen tot en met 10 in een context. ............... + ............... = ............... ............... + ............... = . . . . . . . . . . . . . . . ............... + ............... = ...............
5 5 5
2 2 2
.......... cm
.......... cm
.......... cm
.......... cm .......... cm
.......... cm .......... cm
.......... cm
Gebruik een liniaal. Na het tekenen en meten van de lijnen moet 5 wat is het verschil in lengte?
ingevuld worden hoe vaak een lijn van een bepaalde lengte
gebruikt is. ............... cm ............ . . . cm
............... cm ............ . . . cm
............... keer
............... keer
............... keer
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 37
58 59
38 © Noordhoff Uitgevers bv
Blok 3
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • Aftrekken tot en met 10 wordt aangeleerd met behulp van afbeeldingen van
hoeveelheden. Het aftrekken wordt weergegeven door hoeveelheden weg te
strepen. Hierna wordt de stap gemaakt naar de getallenlijn. Hierbij wordt ook
de abstracte som geïntroduceerd.
Voorbeeld
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7–4=3
© Noordhoff Uitgevers bv 3
Materialen
Verlengde instructie
• getallenlijn tot
en met 20 op Maak samen opdracht 4 en 5.
papier (verlengde • Laat een getal boven de 10 zien met behulp van de eierdoos en bespreek hoe
instructie) je hetzelfde getal vindt op de getallenlijn.
• eierdozen en • Bespreek opdracht 4 en laat de kinderen met behulp van de eierdozen
eieren (verlengde verwoorden wat ze doen.
instructie) • Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie: één volle is tien eieren,
• kralenketting tot en tel door vanaf tien en wijs de eieren aan.
met 20 (verlengde • Leg de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus. Hoe ziet 14 eruit op
instructie) de getallenlijn en in de eierdoos?
• Bespreek opdracht 5 en laat de kinderen met behulp van de kralenketting
Klare taal verwoorden wat ze doen. Stimuleer het gebruik van de vijfstructuur om het
kaartje aan de juiste kraal te verbinden.
• vol: er kan niets
meer bij
• tiental eieren: tien
Speltip
eieren
• Wijs een kind aan dat door de klas mag lopen.
• Dit kind mag telkens een ander kind laten aansluiten door een hand te geven,
totdat de slinger uit tien kinderen bestaat. Laat de kinderen hardop mee tellen.
• Laat de slinger voor de klas staan en wijs dan een aantal losse kinderen aan
dat naast de slinger mag gaan staan, bijvoorbeeld vier.
• Tel samen hoeveel kinderen dit in totaal zijn (14).
• Benoem dat dit één volle slinger is van tien kinderen en nog vier losse
kinderen.
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
4 0 5
uitleg
7 1 3
8 9 6 0 5 10
14
15 20
0 5 1
100 1
155 20
4 1 6 9 14 11 16 19
10 eieren
10 eieren
10 eieren
3 9 10 13
Kun je ook vier getallen vinden die samen 20 vormen?
0 5 10 15 20
6 8 16 19
© Noordhoff Uitgevers bv 5
7 vul in.
2 4
1 7
12 16
8 vul in.
welke kraal is het?
3 13
samen 20 samen 20
4 3 7 5
10 10 9
6 9
1
8 2 5 3
10 + 8
............ + 2 = ............
............ 20 10 + ............ + ............ = ............
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak de reeks af.
tel terug.
5 4 3 2 6
Zelf 1 Getallenrij tot en met 10 afmaken. 10 7
5 – 2 = 3
............... 4 – 1 = ........ . . . . . . . 2 – 1 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
overblijven.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
streep 4 weg = 2
...............
streep 5 weg
=
=
...............
• •
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• •
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• •
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• •
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 © Noordhoff Uitgevers bv
7 teken op de getallenlijn.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 kleur de paddenstoelen.
het antwoord is steeds 2.
denk aan de
getallenlijn.
ik kleur 8 – 6.
want 8 – 6 = 2.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7−5
4−2
4−3
8−6 6−3
8−4
9−7 6−4
5−3
10 − 8
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
• Maak samen opdracht 3. Bespreek het aftrekken met behulp van blokjes en
de abstracte somnatatie. Laat de kinderen verwoorden wat ze doen.
• Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie.
• Leg de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus. Hoe zie je dat het
een aftreksom is bij de blokjes, op de getallenlijn en bij de abstracte som?
Speltip
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
samen
1 schrijf de som op.
2
reken uit.
Aftrekken tot en met 10 met behulp van de getallenlijn.
10 − . . . . . 7
............... .......... = 3
...............
Zelf 3 Aftrekken tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. 2 teken op de getallenlijn.
reken uit.
Verbind de afbeelding met de goede som en reken uit.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9 − 6 = ............... 10 − 4 = . . . . . . . . . . . . . . .
Geef elke bal de kleur die bij de uitkomst hoort. Gebruik 259884.indb 10 04/02/16 11:38 AM
zelf
3 trek lijnen.
reken uit.
• • 6 − 5 = ...............
Streep weg hoeveel eraf gaat en reken uit.
• • 9 − 2 = ...............
• • 7 − 2 = . . . . .5
..........
10 − 3 = . . . . . .7
.........
10 − 4 = . . . . . . . . . . . . . . .
10 − 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
Kijk wat er in het machientje gaat, hoeveel erbij komt over eraf 10 − 9 = . . . . . . . . . . . . . . .
5 reken uit.
kleur de ballen.
5 6 7
8−1
9−4
7−2
7−1 9−3
10 − 5
10 − 3 8−2
9−2
© Noordhoff Uitgevers bv 11
6 streep door.
reken uit.
7 − 5 = ...............
2. ..
...
8 − 2 = ...............
9 − 6 = ...............
10 − 9 = ...............
6 − 5 = ...............
7 teken op de getallenlijn.
reken uit.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6 − 2 = ...................
4 7 − 5 = ...................
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 − 3 = .................... 9 − 7 = ...................
8 reken uit.
8Y 6 Y ..............
2 10 Y 5 Y ..............
10 Y 7 Y .............. 12 Y Y
4 ..............
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Klopt het antwoord met het verhaal? Pluis eet een noot op, het antwoord is
dus minder.
• Opdracht 3: luister goed. Appie verzamelt noten. Aan het einde van de dag
heeft hij negen noten. Aan het begin van de dag had hij er vier. Hoeveel
noten heeft Appie die dag verzameld? Teken de noten. Schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 streep door.
reken uit.
7 − 1 = ...............
6 9 − 1 = ...............
7 − 2 = ...............
9 − 4 = ...............
9 − 2 = ...............
Streep weg hoeveel eraf gaat en reken uit.
7 − 5 = ............... 9 − 5 = ...............
7 − 3 = ............... 9 − 6 = ...............
samen
2 luister goed.
Samen 2 Aftrekken tot en met 10 in een context. .............................................
Luister-goedopgave.
3 luister goed.
© Noordhoff Uitgevers bv 13
5 Aftrekken tot en met 10 in een context met lengte. 259884.indb 13 04/02/16 11:39 AM
rs
rs
rs
kn 10
kn 10
kn 10
Aftrekken tot en met 10 in een context.
ke
ke
ke
ik
ik
ik
Schrijf de som op die bij de afbeelding past.
10 − ...............
2 = ...............
8 10 − ............... = ...... . . . . . . . . . 10 − . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
rs
10
rs
rs
10
10
ke
ke
ke
ik
ik
ik
7
kn
kn
kn
Optellen en aftrekken tot en met 10 in een context.
Tel het totaal aantal punten. Vergelijk daarna de uitkomsten.
10 − ............... = ............... 10 − ............... = ...... . . . . . . . . . 10 − . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
Optellen met meerdere getallen.
5 reken uit.
hoeveel cm is er over?
kijk goed naar
de liniaal.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 cm – . . . . . .2
............... . . . . . . . . . cm = . . . . . .6
. . . . . . . . . cm
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
............... cm – . . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
............... cm – . . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
............... cm – . . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
14 © Noordhoff Uitgevers bv
6 − ...............
2 = ...............
4 6 − ............... = . . . . . . . . . . . . . . . 7 − ............... = ...............
7 hoeveel punten?
1 1
2 2
5 5
karim: ...............
3 punten luuk: . . . . . . . . . . . . . . . punten
1 1
2 2
4 4
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
• optellen en aftrekken.
• splitsen en ordenen.
zelf
1 vul in.
Lesdoelen 0 5 10 15 20
De kinderen herhalen:
• getallen tot en met 20 op de getallenlijn plaatsen, 2 splits.
vul in.
3 2 1
5 + 4 =
...............
...............
4 + 5 =
5 + 5 =
........... . . . .
........... . . . .
6 + 2 =
5 + 2 =
...............
...............
16 © Noordhoff Uitgevers bv
6 maak de splitstabel.
3 4 5
2 1
...............
.. 2 ............... 4 ...............
1 ...............
7 reken uit.
trek dan lijnen.
• • 10 − 3 = ...............
• • 10 − 8 = ...............
• • 10 − 4 = 6
...............
• • 10 − 5 = ...............
• • 10 − 6 = ...............
8 maak de sommenslang.
begin bij de kop.
10 – 2 = 8
8–2=…
10 – 2 –4 +3
8
–2 6 + +2
10
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • Klokkijken met hele uren wordt aangeleerd op de analoge en de digitale klok.
Bij de analoge klok wijst de grote wijzer de minuten aan en de kleine wijzer de
uren. Bij een heel uur staat de grote wijzer bovenaan, op de 12.
• Bij de digitale klok geven de laatste twee cijfers de minuten aan en de voorste
twee cijfers de uren. Als achteraan twee nullen staan, dan is het een heel uur.
Voorbeeld
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Speltip
• Vraag de kinderen om groepen te maken op basis van het seizoen waarin ze jarig
zijn. Laat de kinderen eerst zelf controleren of iedereen op de juiste plek staat.
• Extra uitdaging: laat de kinderen op volgorde gaan staan binnen elk seizoen.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
g
zo
wi
da
t
rfs n
decem
ari
an
da
1
he
te
Samen
no
janu
Bepalen welke dag het gisteren was en morgen is.
r
ma
i
ve
ar
ru
m
ber
b
b
oktobe er
fe
zaterdag g
dinsda r maa
rt
Kijk eerst welke dag het vandaag is. Kleur dan welke dag bij wo septe
mber april
s
e
tu
ns
donderdag
ag
us
ijd da
m
gisteren en bij morgen hoort.
g
au
vr g
ei
er
len
juni
juli
m
te
zo
samen
1 kleur het juiste vak.
welke dag was het gisteren?
welke dag is het morgen?
Zelf 3 Dagen van de week ordenen. gisteren vandaag morgen
Verbind de dagen met de juiste plek op de cirkel. Kijk naar het zondag dinsdag maandag woensdag dinsdag
Geef elk plaatje de kleur van het erbij passende seizoen. © Noordhoff Uitgevers bv 19
november maart
• •
september • • mei
• •
augustus juni
zomer lente
zelf
3 trek lijnen.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
4 kleur de plaatjes.
waar hoort het bij?
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Speltip
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur het juiste vakje.
dag of nacht?
ik
mama
4
10
2
uitleg
zelf
5 kleur de juiste klok.
7 uur 2 uur
11 uur 5 uur
9 uur 4 uur
© Noordhoff Uitgevers bv 23
6 vul in.
hoe laat is het?
6
............... uur ............... uur ............... uur
7 trek lijnen.
steeds 2 uur later.
het is 3 uur.
2 uur later is het 5 uur.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
Zelf 3 Digitaal en analoog klokkijken met hele uren. 2 schrijf de tijd in de klok.
© Noordhoff Uitgevers bv 25
5 Digitaal en analoog klokkijken met hele uren. 259884_Part 2.indd 25 05/02/16 6:19 PM
• • • •
7 Rekenen met tijd in hele uren.
• • • •
Zet de digitale tijd twee of drie uur eerder.
• • • •
• • • •
2
............... uur 1 uur later 3
............... uur 1 uur later ............... uur
............... uur 1 uur later ............... uur 1 uur later ............... uur
............... uur 2 uur later ............... uur 2 uur later ............... uur
26 © Noordhoff Uitgevers bv
5 vul in.
het is ...............
1 uur het is . . . . . . . . . . . . . . . uur
8 uur 10 uur
2 uur 5 uur
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Verlengde instructie
Speltip
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
2 Analoog en digitaal klokkijken met hele uren. 2 zet de juiste tijd in de klokken.
11 12
10 1
4
9 2
Luister-goedopgave.
4 luister goed.
Zelf 5 Rekenen met tijd in hele uren in een context. 28 © Noordhoff Uitgevers bv
Zet de analoge klok twee uur later. 259884_Part 2.indd 28 05/02/16 6:21 PM
ik
11 12 1
10
9
8
2
4
3 2 uur later mama
7 6 5
6 omcirkel.
9 Analoog klokkijken met hele en halve uren. wat duurt minder dan 1 uur?
1 uur
© Noordhoff Uitgevers bv 29
• • •
• • •
8 kleur in.
het is 10 uur.
11 12 1
10 2
9 3
8 4
7 6 5
3
............... uur half 4 ............... uur
© Noordhoff Uitgevers bv 21
zelf
1 vul in.
hoeveel eieren?
Lesdoelen 10 eieren
15 eieren
............... ............... eieren
De kinderen herhalen: 10 eieren
• tellen tot 20 met behulp van de tienstructuur, ............... eieren ............... eieren
eieren eieren
• splitsen tot en met 5, ............... ...............
1 2 3 4 6 7 9 10
Materialen 9 11 13 14 16 17 19
3 + 2 = 5
............... 5 + 3 = ............... 3 + 4 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv
............... 5 + 4 = ............... 2 + 4 = ...............
31
Maak gebruik van de tienstructuur. In de tweede rij is de volle 259884_Part 2.indd 31 05/02/16 6:24 PM
eierdoos dicht.
3 3 3
5
............... ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7
9 − 5 = ............... 10 − 5 = . . . . . . . . . . . . . . .
Lijnen tot en met 10 centimeter tekenen.
7 teken de lijn.
4 cm •
3 cm •
© Noordhoff Uitgevers bv
Geef de egels de kleur die bij de uitkomst past. Gebruik 259884.indb 32 04/02/16 11:42 AM
8 reken uit.
kleur de egels.
9 kleur de bloemen.
elke bloem is anders. met maak ik
met maak ik
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Strategie • Stipsommen worden gekoppeld aan splitsingen tot 10. De splitsing wordt
gebruikt om de som in te vullen.
Voorbeeld • 3+…=8
3 5
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Speltip
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 15 3
18
3
10
15 18
15 20
samen
1 zet de getallen op volgorde.
16 12 5 Æ
6 7
20 19 17
2 5 8 3 12 11 18 12
6 7 9 16 15 13 14 10
8 Verder tellen en terugtellen tot en met 20. 5 zet op volgorde van klein naar groot.
20 17 16 18 16 17
Eén terug en één verder. 14 18 5 9
19 3 7 13
8 12 4 6 12 8 6 4
11 9 14 7
17 3 14 9
8 9 5 11 15
12 18 7 11
© Noordhoff Uitgevers bv 35
8 vul in.
7 9 11 12
9 14
10 8 11 9 12 10 13
14 12 15
12 10 13
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak de splitstabel.
3 4 5
1
1
...............
...............
1
3
...............
...............
0
2
...............
...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Samen 3 Praatplaat: splitsen tot en met 10 in een context. 6 − 4 = ............... 7 − 5 = ...............
3 5
Zelf 5 Splitsen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. © Noordhoff Uitgevers bv 37
6 4
...............
5 ...............
3 ...............
Verdeel vier ballen over twee koffers. Elke keer anders. Gebruik
de kleuren geel, rood, blauw en oranje. 4 5 3
6 maak de splitstabel.
9 7 8
1 8
............... 1 ............... 7 ...............
38 © Noordhoff Uitgevers bv
7 teken de splitsing.
maak de splitstabel.
2 6
...............
5 ...............
3 ...............
4 ...............
3 6
...............
5 ...............
2 ...............
1 ...............
8 kleur.
elke keer anders. ik verdeel
in en
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Speltip
• Laat tien kinderen in een rij plaatsnemen voor de klas. De overige kinderen
bedenken een splitsing.
• Eén kind noemt de splitsing (bijvoorbeeld 7 en 3).
• De tien kinderen splitsen zich nu in zeven en drie kinderen. Schrijf de splitsing
als een som op het bord (bijvoorbeeld 7 + 3 = 10).
• Laat een aantal splitsingen op deze manier uitvoeren.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 8
3 5 3+5 =8
2 2....... + ...............
4 = 6 5 5. . . . . . . + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
2
4
...............
............... ........ . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . .
2 reken uit.
hoeveel erbij?
........ = 10
2 + ........ = 8
4 + ........ = 8
2 + ........ = 4
5 + ........ = 9
Schrijf op in welke getallen je kunt splitsen.
zelf
3 splits.
vul in.
3 5 4 1
6 + ...............
4 = 10 5 + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
1 3 2 4 5 6 7
• • • • • • •
• • • • • • •
6 5 4 3 4 1 2
tekenen. 5 5
............... ........ 5....... + ...............
5 = 10 4 . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . 4. . . . . . . + . . . . . . . . . . . . . . . = 8
10 8
10 8
© Noordhoff Uitgevers bv 41
7 maak de splitstabel.
9 9
0 9
...............
. .. .
... 1 ...............
2 ............... 5 ...............
4 ............... 6 ...............
3 ............... 8 ...............
8 reken uit.
hoeveel erbij?
denk aan de splitsing.
ik splits 9 in 5 en ...
5 + 4
.............. = 9 2 + .............. = 7 2 + .............. = 5
9 12 14
5 2 2 4
2 6 5
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Klopt het antwoord met het verhaal? Vier cavia’s en twee cavia’s is samen zes
cavia’s.
• Opdracht 4: luister goed. Anna en Wim laten negen cavia’s in de bak los. Anna
krijgt precies één cavia meer in haar hok dan Wim. Hoeveel cavia’s krijgen
Anna en Wim elk in hun hok? Teken de cavia’s in de hokken.
Verlengde instructie
Speltip
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak de splitstabel.
6 7 8
3
2
...............
...............
5
4
...............
...............
7
5
...............
...............
2 Optellen tot en met 10 met behulp van een afbeelding. 2 kleur en vul in.
vul aan tot 9.
Luister-goedopgave. samen
3 luister goed.
A B
A B
© Noordhoff Uitgevers bv 43
Zelf 5 Optellen tot en met 10 in een context. 259884_Part 2.indd 43 05/02/16 6:42 PM
stipsom.
zelf
5 teken de stippen.
samen 7 samen 4 samen 8
3
6 5
9
3
6 5
9
3
6
2 7 2 7 2 7
6 8 10 2 5 6 8 10 2 5 6 8 10 2 5
7 8 7 8 7 8
4 4 4
1 3 1 3 1 3
9 9 9
9
3 + ...............
6 = 9 punten 5 + ............... = 8 punten 3 + . . . . . . . . . . . . . . . = 8 punten
Optellen tot en met 10 in een context. 5
9
6 5
9
6 5
9
6
3 3 3
Stipsommen. Vul aan tot 8, 9 of 10. Teken de derde pijl en vul in. 6 8
2
7
10
7
8
2 5 6 8
2
7
10
7
8
2 5 6 8
2
7
10
7
8
2 5
4 4 4
1 3 1 3 1 3
9 9 9
44 © Noordhoff Uitgevers bv
7 hoeveel later?
vul in.
3 uur later
...............
4 + ...............
4 =8 5 + ............... = 9
3 + ............... = 10 6 + ............... = 8
9 vul aan.
teken de pijl.
1 2 1 2 1 2 1 2
6 5 6 5 6 5 6 5
5 6 5 6 5 6 5 6
2 1 2 1 2 1 2 1
2 + 2 + ........
6 = 10 6 + 2 + ........ = 9 1 + 1 + ........ = 8 2 + 2 + ........ = 9
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
zelf
1 vul in.
hoeveel eieren?
Lesdoelen
12 eieren
............... ............... eieren
De kinderen herhalen:
• hoeveelheden tot en met 20 bepalen met behulp van de tienstructuur, ............... eieren ............... eieren
12
Materialen 15
• linialen
3 maak vast aan de getallenlijn.
Klare taal 0 5 10 15 20
2 8 4 9 14 12 19 18
6 + 4 = ...............
10 7 + 1 = ...............
5 reken uit.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7 − 3 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
10 − 4 = . . . . . . . . . . . . . . .
......... cm + . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . cm
centimeter erbij komt. Schrijf op hoe lang de lijn nu in totaal is. ......... cm + . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . cm
© Noordhoff Uitgevers bv 47
3 + 6 = 6 + ..............
3 6 – 2 =5 – .. . . . . . . . . . . . . 2 + 8 =. . . . . . . . . . . . . . – 0
3 + 7 = 4 + .............. 7 – 2 =9 – .. . . . . . . . . . . . . 3 + 4 =. . . . . . . . . . . . . . – 2
0 + 8 = 5 + .............. 8 – 1 =7 – .. . . . . . . . . . . . . 4 + 6 =. . . . . . . . . . . . . . – 0
5 + 1 = 1 + .............. 9 – 7 =5 – .. . . . . . . . . . . . . 5 – 5 =. . . . . . . . . . . . . . – 10
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
0 5 10 15 20
3 1 7 11 8 13 18 17
> M: 1 en 2
Lesdoelen
2 teken op de getallenlijn.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 reken uit.
8 − 5 = ............... 6 − 2 = ...............
9 − 3 = ............... 8 − 3 = ...............
3 Aftrekken tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. > M: 4 en 5
4 reken uit.
hoeveel cm is er over?
6 Splitsen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. 5 zet op volgorde van klein naar groot.
20 8 12 4
6 4 13 9
> M: 6
1
5
...............
...............
8 9
2 2 + ............... = 8 6 6 + ............... = 9
11
............... ...............
12
9 9
> M: 9 en 10
6 + ............... = 8 punten 8 + ............... = 9 punten 3 + . . . . . . . . . . . . . . . = 6 punten
50 © Noordhoff Uitgevers bv
9 trek lijnen.
elke dag op de goede plek.
een week
zondag woensdag
• •
• •
vrijdag maandag
• •
d on
derdag
zaterdag dinsdag
> M: 11
10 vul in.
hoe laat is het?
3 uur
............ ............ uur ............ uur ............ uur ............ uur
> M: 12 en 13
2 uur later
2 uur later
2 uur later
> M: 14 en 15
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
vul in.
0 1 3 5 6 9 10 12 13 15 16 18 20
Lesdoelen
2 maak vast aan de getallenlijn.
De kinderen herhalen: 0 5 10 15 20
1 4 8 14
• getallen tot en met 20 plaatsen op de getallenlijn, 7 11 17 18
Materialen = ..... . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• blokjes = ..... . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• analoge oefenklokjes 52 © Noordhoff Uitgevers bv
2 Getallen tot en met 20 op de getallenlijn plaatsen. ............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
Verbind de kaartjes met de getallenlijn. Zie week 1 les 1. 6 zet de getallen op volgorde.
trek lijnen en vul in.
8 13 11
– ............... – ...............
3 Aftrekken tot en met 10 met afbeeldingen.
8
...............
0 5 10 15 20
© Noordhoff Uitgevers bv
ik splits 7 in . . . . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . .
53
Van klein naar groot. Zet de getallen eerst op de getallenlijn. Zie 259884.indb 53 04/02/16 11:47 AM
4 3
...............
6
...............
...............
Met behulp van een splitstabel. Teken de sterren en schrijf het 1 ...............
getal op. Maak eventueel gebruik van blokjes. Zie week 3 les 12. 5 ...............
6 9
Stipsommen. Vul aan. Teken de pijl en vul in. Zie week 3 les 14.
10 vul aan.
teken de pijl.
hoeveel moet erbij?
teken daar de pijl.
1 2 1 2 1 2
5 4 5 4 5 4
6 7 6 7 6 7
3 1 3 1 3 1
2 + ...............
1 = 3 punten 7 + ............... = 9 punten 5 + . . . . . . . . . . . . . . . = 8 punten
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
zaterdag
weeeekk
eEeennw maandag
• •
11
zondag
Volgorde van de dagen van de week bepalen. • •
woensdag
Verbind de dagen met de juiste plek op de cirkel. Zie week 2 les 6. donderdag
• •
• dinsdag
vrijdag
Zet de analoge klok twee uur later. Vul in hoe laat het is. Maak 259884.indb 55 04/02/16 11:47 AM
13 vul in.
2
............... uur ............... uur ............... uur ............... uur
2 uur later = . . . . . .6
. . . . . . . . . uur
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
2 4 6 8 18 16 14 12 10
1 3 19 17 15
Lesdoelen
7 9 18 15 12
1 4 19 16 13
2 1 5 4
· aftrekken tot en met 10,
· bepalen wat voor dag het eergisteren was en overmorgen is, 6−2
9−4
· rekenen met tijd in hele uren, 4−2
8−3
6−5
10 − 6 3−2
Zelf 1 Getallenrij tot en met 20 afmaken. 10 − 5
Geef de blaadjes de kleur die bij de uitkomst hoort. 259884_Part 3.indd 57 05/02/16 6:45 PM
dinsdag woensdag
vandaag
donderdag
overmorgen
vrijdag zaterdag
Splits in drie groepen. Schrijf de getallen bij de uitgangen. Je
kunt de ballen ook eerst tekenen. eergisteren vandaag overmorgen
58 © Noordhoff Uitgevers bv
5 splits in 3 groepen.
6 ballen er in.
hoe komen ze uit de
korf?
6 10 13
3 2 2
2 1 8
1
8 11 12
2 4 5
1 6 5
6 maak de splitstabel.
splits in 3 groepen.
9 10
5 4 1
............... 6 3 ...............
3 5 ............... 4 4 ...............
6 3 ............... 1 5 ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
vul in.
0 5 10 15
5 20
6 – 3 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7 – 6 = ...............
3 reken uit.
6 – 1 = ................
10 – 2 = .............. . .
6 – 2 = .............. . .
7 – 5 = ................
10 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . . .
5 Optellen tot en met 10 met behulp van een splitstabel. 8 – 1 = ................ 8 – 3 = .............. . . 9 – 5 = ................
Stipsommen.
4 vul de splitstabel in.
7 8 9
3
...............
...............
7
4
....... . . . . . . . .
....... . . . . . . . .
5
7
...............
...............
6 10
4 + ................ = 6 6 + ................ = 10
4 ............... 6 ...............
Opdracht Maatwerkopdracht
6 vul in.
1 1, 2
................ uur ................ uur ................ uur ................ uur
2 4
7 teken de wijzers in de klok.
3 3, 4, 5
4 7, 8
5 9
8 splits in 4 groepen.
6 12 10 9 10
7 13, 14
1 1 ...............
2 3 3
...............
2 1 2 1 ...............
8
© Noordhoff Uitgevers bv 11
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
Gebruiken 1 Aftrekken tot en met 10 in een context. 7 − ............... = ............... 6 − ............... = . . . . . . . . . . . . . . . ............... − ............... = ...............
2 8
4 + . . . . . . . . . . . . . . . = 7 punten
2 8
Noteer de eindtijd in de klok. Let op of het later of vroeger is. 10
6
10
6
4 4
© Noordhoff Uitgevers bv
10 uur vroeger
11 12 1
10
9
8
2
4
3 .......... uur later SCHOOL
7 6 5
1 7 1 7
9 9
5 5
3 3
© Noordhoff Uitgevers bv 13
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 3.4
20 speelwerk
9–5 1+0
5+3
3+4
60 61
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 4
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • Optellen en aftrekken wordt door elkaar aangeboden waarbij het rekenen
met afbeeldingen wordt losgelaten en de getallenlijn wordt gebruikt als het
rekenmodel naast de abstracte som.
• In blok 3 tekenen de kinderen sprongen van één verder of terug. De kinderen
leren nu om een grote boog te tekenen en het startgetal te omcirkelen. Boven
de sprong schrijven ze + of – en de grootte van de sprong.
Voorbeeld +4
5 + 4 = 9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
–2
7 – 2 = 5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
© Noordhoff Uitgevers bv 3
Speltip
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
4 9 20
uitleg +3
6 13 18 OO+ OOO = OOOOO
7 17 14 2 + 3 = 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
+2
OOO+ OO = OOOOO
3 + 2 = 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 + ...............
1 = ...............
4 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
lijn en schrijf de som op.
...............
3 Optellen tot en met 10 met behulp van de getallenlijn. OOOOOO+ OO= OOOOOOOO
4 © Noordhoff Uitgevers bv
Zelf 4 Optellen tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. 259886.indb 4 22/03/16 7:00 PM
0 1 2 3 4 5 6
+5
7 8 9 10
Sommen met omkeereigenschap. Gebruik de getallenlijn
5 + 4 = ...............
eventueel ter ondersteuning. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7 + 1 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 + 7 = ...............
zelf
4 reken uit. kun je het uitrekenen zonder
+
=
=
9
............ +
+
=
=
............
de stippen te tellen?
............ + =
............
............
© Noordhoff Uitgevers bv 5
6 reken uit.
teken de som op de getallenlijn.
+3
5 +3=8
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 +6=8
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 +8=9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 vul in.
Y9 Y5
5Y 4 2Y 3
IN UIT IN UIT
5 + ...............
4 9 2
............... +3 5
2 + ............... 8 ............... +6 9
3 + ............... 7 ............... +5 7
3 + ............... 9 ............... +7 8
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
tel verder of terug.
1
4 5 6 7 4 5 6
Zelf Getallenrij tot en met 20 afmaken. 12 13 14 17 18 19
2
+++++++ 7
............... – 3 = . . . . . . .4
............... ........
Aftrekken tot en met 10 met behulp van afbeeldingen. ++++ ............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Zelf 5 Aftrekken tot en met 10 met behulp van de getallenlijn. © Noordhoff Uitgevers bv 7
6
...............
............
. ... ... + ...............
2... = ...............
.8
...
..
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
getallenlijn. OOOOOOOOO
zelf
5 teken de som op de getallenlijn.
–4
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• • 5 – 3 = ...............
+ • • 3 + 3 = . . . . . .6
.........
• • 6 – 4 = ...............
8 © Noordhoff Uitgevers bv
OO+
OO+ OOOO
.................................................
..
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
.................................................
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
.................................................
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
XXXXXXXXXX
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
XXXXXXXXXX
+
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
XXXXXXXX
+
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
XXXXXX
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
–4 –3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 – 3 – 4 = 1 9 – 6 – 1 = 2
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 + 2 + 1 = 6 3 + 1 + 3 = 7
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
• Vraag twee kinderen voor de klas. Zij zijn elk een machientje.
• Laat een getalkaart zien (bijvoorbeeld 4).
• Een kind uit de groep stopt dit aantal blokjes in het eerste machientje door de
blokjes in de hand te leggen.
• Laat een kaartje zien met een + of – en een getal (bijvoorbeeld + en 3). Een
kind doet er drie blokjes bij. Er rollen nu zeven blokjes uit het machientje en
deze komen in de rechterhand van het volgende kind.
• U laat een kaartje zien (bijvoorbeeld – 4). Een kind uit de groep pakt vier
blokjes uit het machientje. Er rollen nu drie blokjes uit de machine.
• Spelvariatie: laat het spel in drietallen spelen.
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg +4
5 + 4 = 9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
–2
Samen 1 Optellen en aftrekken tot en met 10 met behulp van de 7 – 2 = 5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
getallenlijn.
samen
1 teken de som op de getallenlijn en reken uit.
7 + 2 = ................
9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 – 2 = ................
3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Zelf Optellen en aftrekken tot en met 10 met behulp van de
4 + 4 = ................
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 reken uit.
2 + 1 + 3 = .............. 5 + 3 – 1 = ..............
© Noordhoff Uitgevers bv
Geef de kaarsjes de kleur die bij de uitkomst past. Gebruik even- 259886.indb 10 22/03/16 7:01 PM
zelf
3 teken de som op de getallenlijn en reken uit.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
–3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Trek lijnen van som naar antwoord.
4 reken uit.
8Y 3 Y5 1 Y4 7 Y 2 Y9 3 Y 6
6 – 3 – 1 = ..............
7 + 2 – 3 = ..............
1 + 2 – 3 = ..............
Stipsommen. 9 – 3 – 1 = .............. 5 + 2 – 3 = ..............
8 4 6
3+3 9–1
7–3 2+2
10 – 6
3+5
6+2
8–2
3+1 10 – 4
© Noordhoff Uitgevers bv 11
6 + 2 = 8
............... 8 – 2 = ........... . . . . 8 – 5 = ...............
7–2 • • 8 9–8 • • 9
6+2 • • 9 2+7 • • 1
• • • •
6+ 2 =
4+ 5 =
... ........... . 8 – 2 =
3+ 6 =
... ........... . 6 – 3 =
..... ... .... .
5+ 2 =
... ........... . 7 – 5 =
... ........... . 9 – 6 =
..... ... .... .
4+5 5 6–4 6
5–3 • • 2 4+2 • • 2
8 vul in.
7 ´ + 2 + 1 ´10 6 ´ + – 1 ´9
1 ´ + – 3 ´6 8 ´ – 2 ´4
1 ´ – 8 ´2 10 ´ + 3 ´8
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
• Opdracht 4: luister goed. Negen lampjes branden, drie lampjes gaan kapot.
Hoeveel lampjes branden er nu? Teken en schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
0 10
7 + 2 =
1 2 3
9
...............
4 5 6 7
6 – 5 =
8 9 10
........... . . . . 2 + 3 = ...............
Gebruik de getallenlijn ter ondersteuning. In de laatste rij staan 5 + 4 = ............... 9 – 1 = ........... . . . . 4 – 2 = ...............
samen
3 luister goed.
Luister-goedopgave.
© Noordhoff Uitgevers bv 13
horende som. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
..
5+3=8
9 cm – . . . .2
........... . . . . . . . cm = . . . .7
. . . . . . . cm
........... cm – . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . cm
4 . uur
2 uur vroeger = .............
10 vul in.
hoeveel moet erbij of eraf ?
kijk goed naar de kleur.
de kleur is het antwoord
van de som.
5 6 7 8
1 + 3 + ........... 9 – ...........
9 – ...........
3 2 + ............ 3 + 4 + ...........
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
zelf
1 teken de splitsing.
vul in.
Lesdoelen
ik splits ...............
4 in ...............
1 en ...............
3 ik splits . . . . . . . . . . . . . . . in . . . . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . .
De kinderen herhalen:
• splitsen tot en met 10, met behulp van afbeeldingen en de splitstabel, ik splits ............... in ............... en ............... ik splits . . . . . . . . . . . . . . . in . . . . . . . . . . . . . . . en . . . . . . . . . . . . . . .
9 5 8 4
Materialen 2 7
............... 5 ............... 1 ............... 0 ...............
16 © Noordhoff Uitgevers bv
5 cm
...... . . . . . . . . .
..... . . . . . . . . . cm
..... . . . . . . . . .
cm
cm
5 Meten met natuurlijke maten. 5 zet een rondje om het goede antwoord.
is het kleiner dan 4 handen?
Is het kleiner dan vier handen? Zet een rondje om het antwoord.
Vedios
Settings
7
Calendar
Cale
endar
Contacts
Con
nt
Notes
No
o
otes
itunes
YouTube
Yo
7 7 6 5
0 7
...............
. .... 5 ............... 2 . . . . . . . . . . . . . .... 4 ...............
9 meet en kleur.
van welke figuren zijn de zijden even lang?
1 cm
1 cm 1 cm
1 cm
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • De kilo wordt geïntroduceerd aan de hand een pak suiker van een kilo.
• De kinderen leren werken met een balans. Met een balans kun je meten welk
voorwerp zwaarder is. Voorwerpen zijn even zwaar als de balans in evenwicht
is. Het voorwerp op de onderste schaal is zwaarder dan het voorwerp op de
bovenste schaal.
• De kinderen leren wegen met een analoge weegschaal. Met een analoge
weegschaal kun je meten hoe zwaar een voorwerp is. De wijzer wijst aan
hoeveel kilo een voorwerp weegt.
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Klare taal
Verlengde instructie
• ordenen: op
volgorde leggen,
Maak samen opdracht 4.
bijvoorbeeld van
• Laat de kinderen vier verschillende voorwerpen optillen om te ervaren hoe
klein naar groot
zwaar ze zijn. Orden deze voorwerpen vervolgens van licht naar zwaar.
• gewicht: hoe zwaar
Gebruik de begrippen zwaar, zwaarder, zwaarst en licht, lichter, lichtst.
iets is, hoeveel het
• Bespreek opdracht 4 en laat de kinderen verwoorden wat ze doen. Het
weegt
lichtste voorwerp komt links te staan.
• Leg de relatie tussen de afbeeldingen en de echte voorwerpen door ze
werkelijk te wegen in de handen.
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Eén kind zoekt een voorwerp in de klas.
• De ander zoekt een voorwerp dat zwaarder is.
• Samen controleren ze of dit juist is.
• Hierna kunnen de kinderen van rol wisselen.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
5 Gewichten vergelijken.
lichtst zwaarst
6 Gewichten inschatten.
Kruis aan wat je in je eentje op kunt tillen. zelf
3 kies en kleur de goede tekentjes.
hoe kun je het meenemen?
20 © Noordhoff Uitgevers bv
6 kruis aan.
wat kun je optillen?
• • • • •
• • • • •
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 zet op volgorde van minder naar meer.
1 6 3 ¤ 1 3
5
5
7
10
6
¤
4 ¤
Van klein naar groot. 10 5 3 7 ¤
samen
3 wat weegt net zoveel?
0 0
6 1 6 1
5 2 5 2
4 3 4 3
8 Wegen met een analoge weegschaal tot en met 10 kilo. het weegt ...............
3 kilo. het weegt .. . . . . . . . . . . . . . kilo. het weegt . . . . . . . . . . . . . . . kilo.
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
01 01 01 01
© Noordhoff Uitgevers bv 23
7 vul in.
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
01 01 01 01
5 kilo
.......... .......... kilo .......... kilo .......... kilo
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
01 01 01 01
9 vul in.
hoeveel wegen de zakken?
4 appels wegen
1 kilo.
1 kilo
.. . . . . . . . .
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
1 kg
g
1 kg
g 1 kg
1 kg
g 1 kg
g
2 reken uit.
wat is het verschil in gewicht?
4
3 kg
g 7 kg
g 3 kg
g
zwaarder of lichter? 3 kg 3 kg
6 kg g 5 kg
2 kg kg 2 kg
g 1 kg
g kg
g
5 reken uit.
wat is het verschil in gewicht?
2 kg
g 6 kg 3 kg
5 kg
1 kg
10 g 9 kg
3
............... kilo ............... kilo ............... kilo
26 © Noordhoff Uitgevers bv
2 kilo
2 kilo 5 kilo
5 kilo
8 kilo 2 kilo
3 kilo 3 kilo
5 kg
3 kg
• •
5 kg
g 2 kg
1 kilo
2 kilo
7 kg
• • 5 kg
g
2 kg
8 kilo 9 kg
g
4 kilo
•
5 kg
g
2 kg • 5 kilo 5 kg
g 1 kg
3 kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
• in evenwicht: een Wat is de uitkomst van die som? Wesley haalt drie pakjes boter weg.
ander woord voor ‘in Klopt het antwoord met het Ik doe er drie af, dan heb ik aan beide
balans’ verhaal? kanten evenveel.
Verlengde instructie
Speltip
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
samen
2 luister goed.
Luister-goedopgave.
zelf
4 streep door.
5 Wegen met een analoge weegschaal tot en met 10 kilo. 259886.indb 28 22/03/16 7:06 PM
6 Rekenen met gewichten tot en met 10 kilo in een context. 5 teken de wijzer in de weegschaal.
Trek lijnen van gewicht naar weegschaal. Zorg dat het totale 01
2 3 4 5 6 7 8 9 10
01
2 3 4 5 6 7 8 9 10
01
2 3 4 5 6 7 8 9 10
01
2 3 4 5 6 7 8 9 10
gewicht klopt.
5 kilo 7 kilo 2 kilo 4 kilo
8 Rekenen met gewichten tot en met 10 kilo. 9 kilo 6 kilo 3 kilo 2 kilo
is het lichter of
zwaarder?
3 kg
3 kg 5 kg 8 kgg 5 kg 5 kg kg
g 3 kg 3 kg kg
g
kg
g
4 kg 4 kg kg
g 8 kg kg
g 2 kg 2 kg 9 kg
1 kg
9 reken uit.
hoeveel weegt elke vorm?
vormen die hetzelfde
zijn wegen evenveel.
4 kg
= ...............
4 kilo = ........2. . . . . . . kilo = . . . . . . . . . . . . . . . kilo
6 kg
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
• optellen en aftrekken
• klokkijken.
zelf
1 vul de splitstabel in.
6 7 8
3 ............... 4 .. . . . . . . . . . . . . . 4 ...............
6 – 5 = 1
............... 4 + 3 = ........... . . . . 3 + 6 = ...............
9 10 10
Met gebruik van de splitstabel.
1 8
............... 4 .. . . . . . . . . . . . . . 7 ...............
3 ............... 5 .. . . . . . . . . . . . . . 8 ...............
2
...............
...............
1
3
.. . . . . . . . . . . . . .
.. . . . . . . . . . . . . .
6
9
...............
...............
Stipsommen.
6 reken uit en vul in.
hoeveel is eraf gegaan?
4 – =3 8 – =4 6 – =1
8
............... ............... ...............
In de derde rij staan optel- en aftreksommen door elkaar. 5 – ............... =3 10 – ............... =5 8 – ............... =3
32 © Noordhoff Uitgevers bv
9 6 3 4
7–4 1+2
1+5 9–5 8– 4
2+7
2+4 10 – 1 2+2 5+1 8–2
8 reken uit.
9 + 1 = 10
............... 9 – 5 = ........... . . . . 6 + 3 = ...............
3 uur 5 uur
eerder eerder
4 uur 2 uur
later eerder
3 uur 6 uur
eerder later
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Voorbeeld +2
4 + 2 =6
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
+2
14 + 2 = 16
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Materialen
Verlengde instructie
• eierdozen en
eieren (verlengde Maak samen opdracht 3.
instructie) • Herhaal het doortellen vanaf 10. Laat een getal boven de 10 met eieren en
eierdozen zien en bespreek hoe je hetzelfde getal vindt op de getallenlijn.
Klare taal Leg de eieren altijd in dezelfde structuur. Vul de bovenste rij van links naar
rechts, hierna volgt de onderste rij.
• tiental eieren: tien
• Bespreek opdracht 3. Laat de kinderen verwoorden wat ze doen.
eieren
• Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie.
• Leg de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus: hoe zie je hoeveel
het is bij de eierdozen, bij de getallenlijn en in de tabel met bolletjes?
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Laat elk tweetal op zoek gaan naar voorwerpen waarvan ze tien dezelfde
kunnen vinden. Bijvoorbeeld tien potloden, boeken, schriften of blokjes. Deze
leggen ze bij elkaar op hun tafel.
• Hierna schuift ieder tweetal door naar een andere tafel en zoekt er nog een
aantal dezelfde voorwerpen bij. Deze liggen in een apart groepje naast het
tiental.
• De tweetallen keren terug naar hun eigen tafel en bepalen hoeveel
voorwerpen er liggen zonder alles te tellen.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
0 1 3 5 6 8 10 12 14 1
15
5 17 19 2
20
10 10 10
10
...............
10
bollen ...............
10
bollen
2 vul in.
18 bolletjes
19 bolletjes
14 bolletjes
0 5 10 15 20
5 vul in.
hoeveel eieren tel je?
10 uitkomt.
6 vul in.
11 bolletjes 1 1
17 bolletjes
13 bolletjes
18 bolletjes
20 bolletjes
© Noordhoff Uitgevers bv 35
1 2 3 4 5 9
11 13 17 20
8 reken uit.
je mag de getallenlijn
gebruiken.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 + 2 = ...............
4 5 + 3 = ............... 2 + 6 = ...............
+4 –1
...............
–3 +2
+3
...............
2 ............... ............... 10
+4 ...............
...............
...............
+1
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 maak vast aan de getallenlijn.
0 5 10 15 20
2 Optellen tot en met 10 met behulp van de van getallenlijn. reken uit.
+5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 + 5 = 7
............... 5 + 3 = ...............
samen
3 hoeveel auto’s zijn er in totaal?
uitleg 11 + 2 = 13 +2
Tel de oranje en blauwe eieren bij elkaar op. Schrijf de som op.
© Noordhoff Uitgevers bv 37
antwoorden mogelijk.
14 + 4 = ...............
18 14 + 6 = ............... 15 + 1 = . . . . . . . . . . . . . . .
12 + 8 = ............... 13 + 2 = ............... 13 + 3 = . . . . . . . . . . . . . . .
15 + 2 =............... 15 + 5 = ............... 11 + 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
38 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
15 + 3 = ...............
18
........
..... 14 + 6 = ............... 11 + 5 = . . . . . . . . . . . .... . .
12 + 4 = ..............
................ 15 + 5 = ............... 14 + 2 = . . . . . . . . . . . .... . .
13 + 2 = ............... 11 + 5 = ............... 16 + 3 = . . . . . . . . . . . . . . .
8 reken uit.
kleur steeds 2 hokjes.
11 1 4 17 5 11
4 2 4 2 4 2
6 3 6 3 6 3
8 5 8 5 85
3 6 3 6 3 6
2 4 2 4 2 4
2 + ......
8 + ...... 4 + ......
6 = 20 8 + ...... + ...... + . . . . . . = 18 3 + ...... + ...... + . . . . . . = 16
4 2 4 2 4 2
6 3 6 3 6 3
8 5 8 5 8 5
3 6 3 6 3 6
2 4 2 4 2 4
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Klare taal
Verlengde instructie
• familiesommen:
sommen die op
Maak samen opdracht 3.
elkaar lijken, zoals
• Maak de som 3 + 5 met eierdozen. Zet er daarna een volle eierdoos bij en leg
2 + 3 en 12 + 3
uit dat de som nu 13 + 5 = 18 wordt.
• Laat de kinderen met behulp van de eierdozen verwoorden wat ze doen. De
eierdozen staan rechtop in deze opdracht. Bespreek hoe de dozen gevuld
worden: beginnen op de eerste rij en aanvullen van onderaf, daarna de
tweede rij van onderaf vullen.
• Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie.
• Bespreek de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus. Zien de
kinderen de overeenkomst tussen de eierdozen, de getallenlijn en de
abstracte sommen?
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg +2
4 + 2 =6
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1
+2
van de getallenlijn.
Familiesommen. samen
1 teken de som op de getallenlijn.
reken uit.
+2 +2
5 + 2 = ...............
7 15 + 2 = . . . . . . . . . . . . . . .
Sommen met omkeereigenschap.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3 + 3 = ............... 13 + 3 = . . . . . . . . . . . . . . .
tienstructuur. 11 + 6 = ...............
17 6 + 11 = . . . . . . . . . . . . . . .
12 + 4 = ............... 4 + 12 = . . . . . . . . . . . . . . .
van de getallenlijn. 40 © Noordhoff Uitgevers bv
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 + ...............
7 = ...............
............... 9 ............... + ............... = ...............
+3 +3
9
gebruiken.
Optellen en aftrekken tussen 10 en 20. 12 + 6 = ...............
18 13 + 1 = ...............
6 + 12 = ............... 1 + 13 = ...............
Maak de sommenrij af. Vul de uitkomst in of vul in hoeveel erbij 14 + 2 = ............... 11 + 4 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 41
6 reken uit.
geef de som de goede kleur.
13 14 15 16 17 18
12 + 2 11 + 2 12 + 4 3 +14
14
2 + 13 5 + 13 2 + 11 13 + 5
2 + 12 14 + 3 13 + 2 4 + 12
7 reken uit.
8 + 1 = ...............
9 3 + 3 = ............... 3 + 4 = ...............
18 + 1 = ...............
19 13 + 3 = ............... 13 + 4 = . . . . . . . . . . . . . . .
15 + 4 = ............... 14 + 2 = ............... 11 + 7 = . . . . . . . . . . . . . . .
8 reken uit.
13 + ...............
7 = 20 11 + ............... = 17 12 + . . . . . . . . . . . . . . . = 18
13 + ............... = 18 14 + ............... = 19 16 + . . . . . . . . . . . . . . . = 20
12 + ............... = 17 15 + ............... = 16 17 + . . . . . . . . . . . . . . . = 20
11 + ............... = 20 13 + ............... = 16 18 + . . . . . . . . . . . . . . . = 19
12 +3 15
–4 +1
–3
+6 + of – +2 18
1
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
• Opdracht 4: luister goed. Op het bovendek staan dertien auto’s. Eronder staan
drie auto’s. Hoeveel auto’s zijn er in totaal? Maak de tekening af en schrijf de
som op.
Verlengde instructie
Speltip
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
lf
1 teken en reken uit.
2 reken uit.
12 + 3 = ...............
1 + 6 = ...............
11 + 6 = ...............
8 + 1 = ...............
18 + 1 = . . . . . . . . . . . . . . .
Familiesommen. 5 + 3 = ............... 4 + 2 = ............... 3 + 7 = ...............
15 + 3 = ............... 14 + 2 = ............... 13 + 7 = . . . . . . . . . . . . . . .
samen
3 luister goed.
Luister-goedopgave.
© Noordhoff Uitgevers bv 43
+ ......... = + ......... =
8
.......... .......... .......... ..........
14 cm
12 cm + 2 cm = ............... 14 cm + 2 cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
11 cm + 3 cm = ............... cm 15 cm + 3 cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
14 cm + 5 cm = ............... cm 11 cm + 8 cm = ............... cm
15 cm + 2 cm = ............... cm
12 cm + 6 cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
17 cm + 3 cm = . . . . . . . . . . . . . . . cm
Reken uit hoeveel elk voorwerp weegt.
7 trek lijnen tussen twee gewichten.
samen 18 kilo.
20
15 3 13
30 kilo kilo kilo
10 40 11
kilo
5
0 50 kilo
kg 7
10 8 kilo
kilo kilo
44 © Noordhoff Uitgevers bv
11 + ...........
1 = ..........
............ 12 ............... + ............... = ...............
9 reken uit.
hoeveel weegt elke vorm?
gelijke vormen wegen
evenveel.
4 6 8 10 12 14 1618 2 4 6 8 10 12 14 1618 2
0 2 0 0 2 0
4 6 8 10 12 14 1618 2 4 6 8 10 12 14 1618 2
0 2 0 0 2 0
= ..........
4 kilo = .......... kilo = . . . . . . . . . . kilo = . . . . . . . . . . kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
zelf
1 zet een rondje om het kleinste getal.
zet een vierkantje om het grootste getal.
Lesdoelen 1 8 18 3
17
11 4
3
17 12 16 6
5 5
De kinderen herhalen:
14 13 13
• getallen tot en met 20 naar grootte ordenen, 10
17
18
15
12
17
14
18
19
11
12
18 11 13 Æ
• lijnen tot en met 10 centimeter meten. 8 17 7 18 Æ
14 20 16 13 Æ
Materialen
3 maak de splitstabel.
8 9 8 9
• linialen
1 7 5 ............... 3 ............... 2 ...............
25 10 25 10 25 10
20 15 20 15 20 15
4 Ordenen van afbeeldingen. het weegt 8 kilo het weegt 6 kilo het weegt 2 kilo
8 cm
...............
...............
cm
cm
. . . . . . . . . . . . . . . cm
. . . . . . . . . . . . . . . cm
. . . . . . . . . . . . . . . cm
6
. . . . . . . . . . . . . . . cm
5 cm – .......
....... 3 cm = .......
2 cm ....... cm – ....... cm = . . . . . . . cm ...... cm – . . . . . . . cm = . . . . . . . cm
6
kilo 7 kilo kilo kilo 9 kilo
kilo kilo kilo
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
vul in.
0 5 10
0 15
5 20
3
> M: 1
1 + 8 = ...............
9 1 + 6 = ...............
3 + 6 = ............... 2 + 8 = ...............
> M: 2 en 3
+5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 Optellen en aftrekken tot en met 10 met behulp van de hoeveel lampjes branden?
+ ............... =
getallenlijn.
............... ...............
> M: 4
+2
Zet in elke rij een geel rondje om het lichtste voorwerp en een
blauw rondje om het zwaarste voorwerp. 6 reken uit.
16 + 3 = ...............
19 14 + 3 = ............... 11 + 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
17 + 1 = ............... 12 + 7 = ............... 15 + 5 = . . . . . . . . . . . . . . .
> M: 6 en 7
50 © Noordhoff Uitgevers bv
> M: 8
4 kg 7 kg 2 kg 1 kg
g
10 kg
g 9 kg
g
5 kg 6 kg
> M: 10 en 11 5 – .......
4 = .......
....... 1 kilo ....... – ....... = ....... kilo .. . . . . . – . . . . . . . = . . . . . . . kilo ....... – . . . . . . . = . . . . . . . kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
vul in.
0 1 3 5 8 10 12 14 15 16 18 20
Lesdoelen
2 tel op.
+6 +2
• optellen en aftrekken tot en met 10 met behulp van afbeeldingen en de
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
getallenlijn, 3 + ..............
6 = ..............
.............. 9 .............. + .............. = ..............
+3 +5
• ordenen naar gewicht,
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• wegen met een analoge weegschaal en een balans. .............. + .............. = .............. .............. + .............. = ..............
52 © Noordhoff Uitgevers bv
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 + 6 = ..............
7 11 + 6 = . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 53
......... – .........
10 9 = .........
1 kilo ......... – ......... = . . . . . . . . . kilo ......... – . . . . . . . . . = . . . . . . . . . kilo
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
11 7
25 5
29 17 3 5 7
23 19 27 3
4 14
2 24
Lesdoelen 9 21
18 30 5 12
26 23
13 16
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot: 6 28
10 27 11 9
+4 +3
• optellen tot en met 20,
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
• rekenen met gewicht tot en met 20 kilo. 3 + 4 + 3 = ..............
10 4 + 2 + 1 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
9 – 4 – 4 = .............. 8 – 3 – 1 = ..............
2
............... 12
7
4
3
............... 11
4
9
6
...............
55
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 91
01 01 01 01 0
3 5
Vul in hoeveel erbij of eraf moet. Zorg ervoor dat elke route op 2
uitkomt.
5 2 1 0 8 2 1 3
–4
....... . . . . . . . .
...............
–1
............... –3 ...............
...............
+1
–6
...............
2
– +
7 ...............
–4 =3 5 ............... = 3 4 ............... = 8 6 ............... = 3
6 kg 12 kg 6 kg 7 kg 6 kg 8 kg
4 kg 3 kg 5 kg 5 kg
0 0 0 0
30 5 30 5 30 5 30 5
25 10 25 10 25 10 25 10
20 15 20 15 20 15 20 15
9 reken uit.
hoeveel eet de mol?
1 + .......
3 + ....... + ....... = .......
....... ....... + ....... + ....... + ....... + ....... + ....... + ....... = .......
© Noordhoff Uitgevers bv 57
© Noordhoff Uitgevers bv 35
weten
18
1
toets 1
9 12 7
18 8 11 6
3 13 20 12
5 + 3 = ................
8 – 4 = ................
6 – 3 = ................
2 + 6 = ................
10 – 4 = . . . . . . . . . . . . . . . .
3 Optellen tussen 10 en 20 met behulp van de getallenlijn. 3 teken de som op de getallenlijn en reken uit.
13 + 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
11 + 5 = ...............
11 + 1 = ................ 16 + 2 = .............. . . 14 + 4 = . . . . . . . . . . . . . . . .
14 + 2 = ................ 13 + 2 = .............. . . 18 + 2 = . . . . . . . . . . . . . . . .
6 Rekenen met gewicht tot en met 10 kilo in een context. 17 + 1 = ................ 15 + 3 = .............. . . 12 + 7 = . . . . . . . . . . . . . . . .
Kijk hoe de balans uitslaat. Kies welke gewicht op de andere 14 © Noordhoff Uitgevers bv
9´ +2 ´6 8´ +5 ´6
1 1
2 2, 3, 4, 5 7 hoeveel kilo weegt elke zak?
3 6, 7
4 6, 7
............... kilo ............... kilo ............... kilo ............... kilo
5 9 © Noordhoff Uitgevers bv 15
6 10, 11
7
8
36 © Noordhoff Uitgevers bv
gebruiken
19
1
toets 2
.............................. ..............................
© Noordhoff Uitgevers bv
• • • •
2 kilo
..........
4 kilo ..........
kilo
kilo
2 3 4 5 6 7 8 91
01 0
0
15 5
10
2 3 4 5 6 7 8 91
01 0
0
15 5
10
© Noordhoff Uitgevers bv 17
© Noordhoff Uitgevers bv 37
blok 4.4
20 speelwerk
58 59
38 © Noordhoff Uitgevers bv
0 0
6 1 6 1
9
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Het verschil in gewicht bepalen (aftrekken tot en met 5) met
behulp van een weegschaal.
Opgavetekst: hoeveel kilo is Otje zwaarder dan Mikki? Schrijf het
aantal in het vakje.
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 5
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Voorbeeld –3
6–3=3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–3
16 – 3 = 13
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
© Noordhoff Uitgevers bv 3
Speltip
• Hang een blad met 10 aan de linkerkant van de klas en een blad met 20 aan
de rechterkant van de klas.
• Noem een getal tussen de 10 en 20. Is dit dichter bij 10 of dichter bij 20? Laat
de kinderen naar die kant van de klas lopen.
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
15 4 17
uitleg
12 19 8 volle eierdoos losse eieren
10 eieren
6 11 3 8 0 8
18 1 8
5 0 5
15
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
10 eieren 10 eieren
Kleur de hoeveelheid. In de eerste rij staan getallen onder de 10, 15 eieren
............... ............... eieren
de volle eierdoos wordt in deze rij niet gekleurd. 10 eieren 10 eieren
10 eieren 10 eieren
8
eieren eieren
Bepalen bij welk tiental een getal tot 30 het dichtst in de
............... ...............
3 0 3
13
19
16
© Noordhoff Uitgevers bv 5
6 kleur in.
dichter bij 10 of dichter bij 20?
kijk naar de getallenlijn.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
10 20 10 20 10 20
12 16 18
10 20 10 20 20 20
14 19 11
10 eieren 10 eieren
4 eieren 14 eieren
10 eieren 10 eieren
2 eieren 12 eieren
10 eieren 10 eieren
7 eieren 17 eieren
8 kleur de kralen.
dichter bij 10, 20 of 30?
kijk naar de getallenlijn.
0 5 10 15 20 25 30
10
21 28 8 16
11 31 18 6 26
20
22 26 8 27
14 19 12 29
30
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
0 10 20
10 – 6 = 4
............... 8 – 3 = .............. . 6 – 4 = ...............
10 – 4 =
...............
...............
5 – 3 =
9 – 3 =
.............. .
.............. .
8 – 6 =
5 – 2 =
...............
...............
uitleg –5
17 – 5 = 12
18 – 4 = ..............
14
...............
.......
..... .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1 15 16 17 18
1 19 20
10 eieren 10 eieren
10 eieren
13 ...............
10 eieren
– ............... = ...............
Kijk eerst hoe groot de sprong is. Maak de rij af met dezelfde ............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
14 Y 2 Y .12
.............
13 Y 1 Y ..............
20 Y 3 Y ..............
15 Y 3 Y ..............
8 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
kijk naar de
20 –5 15 –3 12 getallenlijn.
19 –3 –2
17 –2 –4
8 reken uit.
19 – 1 = 18
............... 16 – 1 = .............. . 19 – 8 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
16 14 12 10 8 6
19 16
18 14
20 15
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Verlengde instructie
Speltip
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg –3
6–3=3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–3
Samen 1 Aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering met behulp 16 – 3 = 13
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
van afbeeldingen.
Familiesommen. Streep het goede aantal eieren door. samen
1 reken uit.
teken de som in de eierdoos.
Familiesommen.
14 – 2 = ...............
12 17 – 2 = . . . . . . . . . . . . . . . 17 – 6 = . . . . . . . . . . . . . .
Zelf 3 Aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering met behulp 2 reken uit op de getallenlijn.
–5
8 – 5 = ...............
van afbeeldingen. 3
18 – 5 = ............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Familiesommen.
–3
4 – 3 = ...............
7
1
Aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering. 14 – 3 = ............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Familiesommen. 9 – 2 = ...............
19 – 2 = ............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 – 6 = ...............
18 – 6 = ............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Maak de puzzel. Let op in welke richting het antwoord opge- kleur de vakjes.
achter de som. 17 – 3 15 – 3 16 – 3 15 – 4
20 – 5 14 – 3 18 – 5 19 – 7
© Noordhoff Uitgevers bv 11
6 reken uit.
trek lijnen.
18 – 4 = ..............
14
...............
........
...... .
• •
0 1 2 3 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7 – 5 = ............... • •
0 1 2 3 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 – 3 = ............... • •
0 1 2 3 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
17 – 3 = ............... • •
0 1 2 3 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7 reken uit.
9 –1 = 8
............... 8 –4 = ............ . . . 10 – 3 = ...............
19 – 1 = 18
............... 18 – 4 = ............ . . . 20 – 3 = ...............
6 20 – 5 – 4
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
• Opdracht 4: luister goed. Er hangen zestien pinda’s aan de slinger. Het touwtje
breekt. Vijf pinda’s vallen op de grond. Hoeveel blijven er nog hangen? Maak
de tekening af. Schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 schrijf de sommen bij de getallenlijn.
–4 –4
–5
6
–5
............... – ............... = ...............
van de getallenlijn.
Familiesommen. Schrijf de sommen bij de getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
–4 –4
16 – 3 = 13
............... 18 – 5 = .............. . 20 – 6 = ...............
13 – 3 =
...............
...............
16 – 5 =
15 – 5 =
.............. .
.............. .
18 – 6 =
17 – 6 =
...............
...............
Luister-goedopgave.
samen
3 luister goed.
© Noordhoff Uitgevers bv 13
....... . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . ..
aan de slinger.
........
6 reken uit.
hoeveel knikkers zie je niet?
16 16 16
16 – ............... = . . . . . . . . . . . . . . .
knikkers
16 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
Begin bij ‘in’ en eindig bij ‘uit’. Het antwoord komt precies op 0 16 16 16
knikkers knikkers knikkers
uit.
16 – ............... = ............... 16 – ............... = . . . . . . . . . . . . . . . 16 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
14 © Noordhoff Uitgevers bv
10 eieren 10 eieren
14 – ...............
2 = ...............
............... 12 eieren ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . eieren
10 eieren 10 eieren
8 meet de sleutels.
wat is het verschil in lengte?
5
............... cm – ...............
1 cm = ............... cm – .... . . . . . . . . . . . cm = ............... cm – . . . . . . . . . . . . . . . cm =
4
............... cm verschil ............... cm verschil ............... cm verschil
in 20 10 7 in 20 11 9
8 5 1 3 7 4
4 9 2 uit 4 9 6 uit
20 – 10 – 7 – 1 −2 = 0
................................................................ ............ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
in 20 4 6 2
8 5 5 5 uit
............ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
je oefent
5 weet je nog?
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen tot en met 10,
zelf
2 maak de tabel.
16
• klokkijken met hele uren, 10
17
Materialen
3 reken uit.
7 – 6 = 1
............... 6 + 2 = ............ . . . 1 + 5 = ...............
6
...............
. ...
... 8
2 meer
...............
3 minder
. . . . . . . . . . . .... . . 7
3 mee
meer
er
...............
..
In de laatste rij staan plus- en minsommen door elkaar. 5 teken de wijzer in de weegschaal.
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
01 01 01 01
Verbind de klokken met dezelfde tijd. 259880 Part I.indd 17 20/04/16 8:10 PM
9 reken uit.
4 + 3 =
6
............... 6 –4 =
7 –3 =
............... 2 +7 =
9 –1 =
...............
............... 9 –3 =
...............
............... 7 +2 =
...............
...............
10 maak de sommenrij.
in
12 +5 17 –3 14
+1
+3 –2
+2
+1 20
–1
uit
16 –8
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Geld
Voorbeeld
€7
7 + € ...............
€ ............... 7 = € ...............
14
€ ...............
9 – € ...............
4 = € ...............
5
© Noordhoff Uitgevers bv 13
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
= 1 euro = € 1
© Noordhoff Uitgevers bv 19
6 Tellen van euromunten tot en met 15 euro. 259880 Part I.indd 19 20/04/16 8:11 PM
euro.
4 zet op volgorde.
van goedkoop naar duur.
• • • •
• • • •
goedkoop 1 2 3 4 duur
• • • •
• • • •
€1 €5 €10 €15
20 © Noordhoff Uitgevers bv
6 vul in.
hoeveel euro kost het?
€1
........................ ............. . . . . . . . . . . . ........................
7 zet op volgorde.
van goedkoop naar duur.
• • • • •
• • • • •
goedkoop 1 2 3 4 5 duur
€3 1 1 €8 € 14
€5 € 11 € 15
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Speltip
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 schrijf de som op.
hoeveel euro samen?
€9 €11
uitleg
=€1 =€5
Zelf 4 Herkennen van euromunten en -biljetten.
=€2
= € 10
22 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Optellen van euromunten en -biljetten tot en met 10 euro. 259880 Part I.indd 22 20/04/16 8:12 PM
€1 ώ ώ
€2 ώ ώ
€20 ώ ώ
5 betaal gepast.
met zo min mogelijk munten.
€4 €5
€3 €4
€5 €5
© Noordhoff Uitgevers bv 23
= ...............
€5 = ...............
= ......
...............
...... ... = . . . . . .... . . . . .... . .
= ............... = ...............
7 teken rondjes.
samen € 10.
8 teken € 20.
steeds op een andere manier.
€ 20 € 20
€1 €10
€5
€2
€2 €10
€ 20
€ 20
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Schrijf een bedrag (maximaal 20 euro) op het bord.
• Laat elk tweetal het bedrag op tafel leggen met zo min mogelijk munten en
biljetten.
• Teken de juiste munten en biljetten achter het bedrag.
• Herhaal dit met andere bedragen.
• Variatie: per tweetal schrijft een leerling een bedrag op een blaadje, de ander
legt het neer met de munten en biljetten.
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
€9 € 3
€13
dino
en
speelkaart
€8 €6
€5 €9
€12 €13
= € ...............
16 = € ...............
€14 €15
= € ............... = € ...............
5 betaal gepast.
teken de munten en briefjes.
kies uit
€7 €5 €2
€ 15
€ 12
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 reken uit.
hoeveel euro samen?
= .................
€ 5... = . . .... . . . . . . . .... . .
= ............... = ...............
= ............... = ...............
7 trek lijnen.
hoeveel euro is het samen?
ώ ώ €11
ώ ώ €9
ώ ώ €17
ώ ώ €15
8 vul in.
wat koop je voor € 10?
€1 €2 €3 €4 €5
1 2 1
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
• Opdracht 4: Naomi heeft negentien euro in haar spaarpot. Ze koopt een pak stiften
van vier euro. Hoeveel houdt ze over? Maak de tekening af en schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
• Gebruik een spaarpot of een bakje dat gemakkelijk geopend kan worden.
• Stop er een bedrag in (maximaal 20 euro) en vertel hoeveel het is.
• Doe er wat munten bij, vertel ook hoeveel erbij komt.
• Laat opschrijven hoeveel geld er in de spaarpot zit.
• Haal ten slotte het geld uit de spaarpot en laat een leerling tellen hoeveel het
is. Klopt het antwoord?
• Spelvariatie: laat het spel in tweetallen spelen.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
hoeveel euro samen?
€12 €12
€14
= € ...............
2 betaal gepast.
teken de munten en briefjes.
kies uit
Luister-goedopgave. €9
€ 11
Luister-goedopgave.
© Noordhoff Uitgevers bv
zelf
5 vul in.
hoeveel zit in de spaarpot?
€6 €1
€5 € 6
............... –€ 5 =€
............... 1
...............
€10
€8 € ............... –€ ............... =€ ...............
€9
€7 € ............... –€ ............... =€ ...............
€7
€5 € ............... –€ ............... =€ ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 29
7 reken uit.
streep door.
€ 9 – € 6 = € ...............
3
. ...
...
€ 10 – € 6 = € ...............
€ 10 – € 4 = € ...............
€ 9 – € 3 = € ...............
€ 9 – € 4 = € ...............
€4 €€11 €2 €2 €€31
100%
NATURAL
. . . . . . . . . . terug
€ . . .17
€ . . . . . . . . . . . . . terug
€ . . . . . . . . . . . . . terug
€ . . . . . . . . . . . . . terug
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
jeje
oefent
leert
10 weet je nog?
• optellen en aftrekken.
• rekenen met cm en kilo.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd aftrekken tot en met 10,
zelf
2 zet op volgorde van klein naar groot.
3 13 9 ¤ 3 9 13
• getallen tot en met 20 naar grootte ordenen, 12 5 16 ¤
6 + 3 = 9
............... 6 – 2 = .............. . 10 – 3 = ...............
• linialen 0 1
12 + 2 =
2 3 4
14
5 6
...............
7 8
14 + 4 =
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
........... . . . . 11 + 7 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 31
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
4 15 16 17 18 19
9 20 ....................................
–4
4 –4
4
....................................
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 ....................................
............... cm ............... cm
cm
4
...............
5 Aftrekken tussen 10 en 20 met behulp van de getallenlijn. maak de weegschalen kloppend. waar staat de wijzer?
0 0 0 0
10 2 10 2 10 2 10 2
•
4 8
•
6
4 8
•
6
4 8
•
6
4
32
7
© Noordhoff Uitgevers bv
Optellen met gewichten tot en met 10 kilo. 259880 Part II.indd 32 21/04/16 3:20 PM
5 7 9
1 4
...............
. ...
. 1 ..............
............ .. . 3 ...............
3
...............
...............
2
3
.............. .
.............. .
7
4
...............
...............
4 + 2 = 6
............... 3 + 7 = ............... 3 + 2 = ...............
Kijk hoeveel het samen moet zijn. Kies getallen die opgeteld welke getallen gebruik je?
2 1
evenveel zijn. Meerdere antwoorden mogelijk. 2 5
9
1
1
2
5 5 + 4 + 1 = 10
4 3 5 3
samen 10 samen 15
6 1 3 2 1
5
2 9 4 4 5
5 5 2
samen 20 samen 18
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Voorbeeld
+ =
+7
6 + 7 = 13 +4 +3
4 3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4 1
3 Voorstellen - abstract Optellen met tientalpassering met sprongen op
de getallenlijn via de 10.
2 Voorstellen - concreet Optellen met tientalpassering met afbeeldingen
met tienstructuur.
1 Informeel handelen Optellen met tientalpassering met behulp van
eieren en eierdozen.
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Materialen
Verlengde instructie
• eierdozen en
eieren (verlengde Maak samen opdracht 3.
instructie) • Bespreek het aanvullen tot 10 met behulp van de eierdoos.
• getalkaarten 0 tot • Bespreek opdracht 3 en laat de kinderen met behulp van de getallenlijn en
en met 10, voor eventueel de eierdozen verwoorden wat ze doen.
elk kind een kaart • Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie: kijk hoeveel flessen
(speltip) er zijn en omcirkel dit getal op de getallenlijn, maak een sprong op de
getallenlijn tot de 10 schrijf op hoe groot de sprong is.
Klare taal • Bespreek de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus: waar zie je
hoeveel erbij komt in de eierdoos, op de afbeelding, op de getallenlijn en in
• aanvullen: vol
de som?
maken
Speltip
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
+4
+8
2 + ...............
8 = 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
5 + ............... = 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
4 Aanvullen tot 10 met behulp van afbeeldingen.
2 reken uit op de getallenlijn.
5
+3 +2
Optellen tot 20 via het tiental met behulp van de getallenlijn. 7 + 3 + 2 = ...............
12
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16171819 20
Schrijf de som bij de getallenlijn.
8 + 2 + 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 111213 14 15 16171819 20
6 + 4 + 5 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11121314 15 16171819 20
Stipsommen. Tel hoeveel druiven naast de beker liggen. Hoeveel 259880 Part II.indd 34 21/04/16 3:21 PM
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 + ...............
8 = 10 9 + ............... = 10 5 + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
6 + ............... = 10 3 + ............... = 10 1 + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
8 + . . . . . .2
. . . . . . . . . + . . . . . .6
. . . . . . . . . = . . .16
............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
+5 +3
© Noordhoff Uitgevers bv 35
8 + ...............
2 = 10 1 + ............... = 10 3 + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
4 + ............... = 10 5 + ............... = 10 6 + . . . . . . . . . . . . . . . = 10
10 10
1 9
............... 1 + 9
............... = 10 9 ............... 9 + ............... = 10
9 8 9 8 9 8
1 3 1 5 1 5
2 4 2 4 2 4
7 6 7 6 7 6
11 15 11 15 11 15
1 5 1 5 1 5
2 4 3 4 3 4
12 14 12 14 12 14
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
hoeveel bollen onder het doek?
Maak eventueel gebruik van een eierdoos met eieren. hoeveel erbij?
9 + 1
.............. = 10 3 + .............. = 10 7 + .............. = 10
context.
Vraag de kinderen hoe ze rekenen.
uitleg
+ =
getallenlijn. 2 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
© Noordhoff Uitgevers bv 37
Zelf 5 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van 259880 Part II.indd 37 21/04/16 3:21 PM
afbeeldingen.
9 + 2 = ..................
11
+2
+1 +1
1 1
...............
............ .. .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
9 + 4 = ...............
1 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7 Optellen tot 20 met behulp van afbeeldingen. Kleur wat erbij 8 + 6 = ...............
2 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
komt.
zelf
5 kleur en reken uit.
8 + 3 = . . . .11
...........
8 + 5 = ...............
+ =
2 ...............
9 + 4 = ...............
+ =
1
9 Optellen tot 20 zonder tientalpassering.
...............
Stipsommen met meerdere termen. Schrijf eerst op hoeveel 6 schrijf de som bij de getallenlijn.
+2
+1 +1
erbij komt tot de 10. 9 + . . . . .2
. . . . . . . . = . .11
...........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 1 1
............... ...............
+4
+2 +2
8 + ............. = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 ............... ...............
+6
+1 +5
9 + ............. = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 19 20 ............... ...............
38 © Noordhoff Uitgevers bv
7 + 5 = ..............
12
...............
.......
..... .
3
.............
......... 2
.............
. ... .... .........
... . ... ... .
....
8 + 6 = ...............
............. .............
9 + 3 = ...............
............. .............
2 1
...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 + 5 = ...............
2 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 19 20
9 + 3 = ...............
1 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
9 vul aan.
eerst naar de 10.
6 + 4
.............. + 6
.............. = 16 8 + .............. + .............. = 13
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
+ =
+7
6 + 7 = 13 +4 +3
afbeeldingen.
Schrijf de som bij de afbeelding.
samen
1 schrijf de som op en reken uit.
+ +
6 + .............
8 = .............
14 7 + ............. = .............
getallenlijn. + +
Zelf 3 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van 2 reken uit op de getallenlijn.
6 + 7 = ...............
13
+4
+7
+3
afbeeldingen. 4
............. 3
.............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 + 6 = . . . .12
...........
+ =
4
............ ............ 2
6 + 5= . . . . . . . . . . . . . . .
+ =
8 + 4 = ...............
+3
+4
+1
4
............... ............... 3
7 + ............. = .............
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 ............... ...............
+3
+2 +1
8 + ............. = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 19 20 ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
samen het antwoord aan de buitenkant. 3
............. 5
.............
8 + 5 = ...............
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
9 + 4 = ...............
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
© Noordhoff Uitgevers bv 41
6
............... + ......7
. . . . . . . . . = . . . 13
............
4 3
. . . . . . . . . . . . . .... . . . . . . . . . . . . . . .
............... ...............
............... ...............
4
............. 2
.............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7 + 6 = ...............
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 + 6 = ...............
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 reken uit.
6 + . . . . .9
. . . . . . . . . = 15
ik vul 9 in.
15 6 14 16 9 14
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
• Opdracht 4: luister goed. Bente plukt zes sneeuwklokjes. Ze krijgt er acht van
Levi. Hoeveel bloemen zijn er in totaal? Maak de tekening af en schrijf de som
op. Zorg dat in de eerste vaas in totaal tien bloemen staan.
Verlengde instructie
Speltip
• Formeer tweetallen.
• Beide kinderen tekenen twee hokken op het vel papier. In het eerste hok
tekenen ze een aantal bloemen (maximaal 10).
• Hierna wisselen de kinderen de blaadjes om.
• De kinderen tekenen nu op elkaars blad een aantal bloemen erbij. Daarbij
vullen ze eerst aan tot tien in het eerste hok, en tekenen ze nog een aantal
bloemen in het tweede hok.
• De blaadjes worden weer omgewisseld. Elk kind schrijft de som op die bij de
tekening past.
• Samen controleren de kinderen of som en tekening kloppen.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur en reken uit.
7 + 6 = . . . .13
...........
+ =
3 3
............ ............
9 + 6 = ...............
Kleur de eieren die erbij komen en maak de som af. + =
............ ............
getallenlijn.
...........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 4 1
............... ...............
+8
Schrijf de som bij de getallenlijn. +2 +6
8 + ............. = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 ............... ...............
+9
+3 +6
7 + ............. = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1112 13 14 15 16 17 18 19 20
Samen 3
............... ...............
...............................
...... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
sneeuwklokjes
6 + 7 = ...............
13 8 + 4 = ...............
4 2
............... ............... ............... ...............
44 © Noordhoff Uitgevers bv
€6
€7
€ ...............
7 + € ...............
4 = € ...............
11 € ............... + € ............... = € ...............
3 1
............... ............... ............... ...............
€9 €7
€8 €6
8 reken uit.
hoeveel kost het samen?
€3 €5 lk
melk
100%
NATURAL
€6
melk melk
€ .............
9 € .............
0%
100% 10 AL
1100%
NATURAL A
ATUR
NATURAL
N
€ ............. € .............
m
melk e
melk
m
melk 100%
NATURAL
100%
NATURAL
1
100%
NATURAL
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
je oefent
15 weet je nog?
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen en aftrekken tot en met 10,
zelf
2 zet op volgorde van klein naar groot.
14 7 12 8 7 8
• getallen tot en met 20 naar grootte ordenen,
4 11 9 18
• aftrekken tot 20 zonder tientalpassering, 13 9 3 15
8 – 4 = 4
............... 16 – 5 = ............ . . . 4 – 2 = ...............
9 – 5 = 15 – 1 = 17 – 6 =
• linialen 6 – 5 =
...............
............... 17 – 3 =
............ . . .
............ . . . 18 – 4 =
...............
...............
3+1= 4 3 + 7 = 10 5+3=8
7–4= 3 10 – 9 = 1 7–6=1
4 vul in.
hoe laat is het?
tientalpassering.
6 meet de stokjes.
kleur in.
10 0 1 10 0 1 10 0 1
9 2 9 2 9 2
8
8 3 8 3 8 3
6 + ............
............4 = ............
10 kilo ............ + ............ = . . . . . . . . . . . . kilo ............ + . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . kilo
10 kg 4 kg 13 kg 4 kg 15 kg
2 kg
9
20 0 2 20 0 2 20 0 2
Optellen en aftrekken tot 20 met tientalpassering. 18
16
14
12 10
8
4
6
18
16
14
12 10
8
4
6
18
16
14
12 10
8
4
6
Stipsommen. Maak de sommenrij af. Vul in hoeveel erbij komt of ............ + ............ = ............ kilo ............ + ............ = . . . . . . . . . . . . kilo ............ + . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . kilo
eraf gaat. Schrijf ook + of – op.
8 reken uit.
€8
6 +6 12 20 10
4 13 11 16
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
maak de tabel.
8 0 8
Lesdoelen 13
17
> M: 1 en 2
De kinderen herhalen de doelen van dit blok.
2 reken uit op de getallenlijn.
–6
18 – 6 = ...............
12
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
19 – 3 = 16
............... 17 – 3 = .............. . 20 – 6 = ...............
15 – 4 = .......... . . . . .
knikkers
16 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 49
5 Aanvullen tot 10 met behulp van de getallenlijn. 259880 Part II.indd 49 21/04/16 3:23 PM
+7
4 + ............... = 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 + 6 = ...............
7 reken uit.
hoeveel bloembollen samen?
9 + 5 = 14
............... 7 + 4 = ...............
> M: 8
1
............... 4
............... ............... ...............
50 © Noordhoff Uitgevers bv
8 zet op volgorde.
van goedkoop naar duur.
• • • •
• • • •
goedkoop 1 2 3 4 duur
> M: 11 en 12
9 betaal gepast.
teken de munten en briefjes.
kies uit
€5 €5
€9
€ 11
> M: 13 en 14
10 vul in.
hoeveel zit er in de spaarpot?
€ ...............
10 € ...............
€ ............... € ...............
> M: 15
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
Lesdoelen 16
3
De kinderen herhalen:
13
• splitsen tot 20 in tiental en eenheden,
• aftrekken tussen 10 en 20 met behulp van afbeeldingen, de getallenlijn en
2 maak de tabel.
tienstructuur en de getallenlijn, 17
52 © Noordhoff Uitgevers bv
–1
3 – 1 = ...............
2
afbeeldingen. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
17 – 4 = ...............
Met gebruik van een eierdozentabel. Zie week 1 les 1. 5 reken uit.
5 – 3 = 2
............... 6 – 5 = ............ . . . 9 – 4 = ...............
15 – 3 = 16 – 5 = 19 – 4 =
3
............... ............ . . . ...............
4 Aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering met behulp vul aan tot 10.
van de getallenlijn.
6 + ...............
4 = 10 5 +. . . . . . . . . . . . . . . = 10
Familiesommen. Zie week 1 les 3.
4 +............... = 10 3 +. . . . . . . . . . . . . . . = 10
Familiesommen. Gebruik eventueel de eierdozen of de getallen- 259880 Part II.indd 53 21/04/16 3:24 PM
6 Aanvullen tot 10 met behulp van afbeeldingen. 7 teken en vul aan tot 10.
+3
9 + ............... = 10
afbeeldingen. 1 3
............... ...............
8 + 5 = ...............
Zie week 3 les 12. ............... ...............
8 + 3 = ...............
9
............... ...............
9 + 3 = ...............
1 .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
7 + 6 = ...............
3 .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
1
............. 1
.............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
9 + 5 = ...............
10 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de ............. .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn. 8 + 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Bedenk zelf de hele splitsing. Zie week 3 les 13. ............. .............
11 wat is duurder?
geld.
Schrijf de som bij de afbeelding. Zie week 2 les 9.
14 betaal gepast.
teken de munten en briefjes.
€2 €2
€9
€ 10
€ 15
15 reken uit.
hoeveel zit er in de spaarpot?
€ ...............
2 + € ...............
1 = € ...............
3 € . . . . . . . . . . . . . . . + € . . . . . . . . . . . . . . . + € . . . . . . . . . . . . . . .= € . . . . . . . . . . . . . . .
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
maak de tabel.
20 2 0
Lesdoelen 15
22
7
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot: 29
• splitsen van getallen tot 30 in tientallen en eenheden,
• terugtellen met sprongen tot en met 20, 2 tel terug in sprongen.
elke sprong even groot.
kijk eerst hoe groot
• rekenen met geld tot en met 15 euro, 16 13 10 7 4 1
de sprong is.
18 16
• aanvullen tot 10. 20 16
in
7 +3 10 16
+4
- euromunten en -biljetten –6 –10
+8
18 –7
uit
15 –5 10
Zelf 1 Splitsen tot 30 in tientallen en eenheden. © Noordhoff Uitgevers bv 57
€5 €10
1
€2 €3
1
€4
1
€5
De kinderen geven elke groep dozen die samen 10 zijn een 259880 Part II.indd 58 21/04/16 3:24 PM
andere kleur.
20
8 12
3 5 7
1 2 3 4 5 2 2 3
5 0 2 1 2 3 1 6
1 2
1 3
8
2 6
3 6
5
4
1
4
2
2
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
21
Met behulp van de eierdozentabel.
2 reken uit.
15 – 1 = ................ 19 – 3 = ................ 19 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . . .
2 Aftrekken tussen 10 en 20. 17 – 2 = ................ 15 – 3 = ................ 20 – 4 = . . . . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv
€ ................ € ................
€7 €13 €2 €3
1 1, 2 dino
speelkaart
en
+ = € ...............
+ + = € ...............
2 3, 4, 5
+ = € ...............
3 6, 8 dino
speelkaart
en
+ + = € ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 21
4 7, 9, 10
5 15
6 13, 14
7
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
Gebruiken 1 Aftrekken tussen 10 en 20 in een context. 20 – .......... = .......... 20 – .......... = .......... 20 – . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . .......... – .......... = ..........
3 .............
6 + 5 = ...............
............. .............
3
............. ............. .............
4 Optellen met euromunten en -biljetten tot 20 euro. 8 + ............... = ............... 9 + ............... = ...............
Tel het geld in de portemonnee en schrijf het bedrag eronder. ............. ............. ............. .............
............... ...............
............... + ............... = ...............
............... ...............
6 Optellen met geldbedragen tot 20 euro. 4 vul in. hoeveel euro tel je?
Reken eerst uit hoeveel je moet betalen. Teken daarna het geld
€ ............... € ...............
dat je terugkrijgt als je met 20 euro betaalt.
€ ............... € ...............
€6 €15
€2 €4
€16 €18
€2 €4
je moet je krijgt
je koopt betalen terug €4
€ 10
€8
€6
€2
€7
€1
© Noordhoff Uitgevers bv 23
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 5.4
20 speelwerk
60 61
259880 Part II.indd 60 21/04/16 3:24 PM 259880 Part II.indd 61 21/04/16 3:24 PM
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 6
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • Aftrekken over het tiental wordt geïntroduceerd aan de hand van afbeeldingen
met tienstructuur en de getallenlijn met dubbele bogen. Er wordt eerst naar de 10
gerekend om vervolgens de rest eraf te trekken.
• Door te splitsen weten de kinderen hoe groot de sprongen zijn die ze moeten
maken. De kinderen schrijven de splitsing onder het getal dat afgetrokken wordt.
Voorbeeld
–6
–2 –4
14 – 6 = 8
2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4
4 2
3 Voorstellen - abstract Aftrekken met tientalpassering met sprongen
op de getallenlijn via de 10.
2 Voorstellen - concreet Aftrekken met tientalpassering met behulp van
afbeeldingen met tienstructuur.
1 Informeel handelen Aftrekken met behulp van eieren en eierdozen.
3 © Noordhoff Uitgevers bv
Materialen
• eierdozen met Verlengde instructie
eieren (verlengde
instructie) Maak samen opdracht 4.
• getalkaarten 0 tot en • Bespreek het aftrekken naar de 10 met behulp van de eierdozen.
met 20 (speltip) • Bespreek opdracht 4 en laat de kinderen met behulp van de getallenlijn en
eventueel de eierdozen verwoorden wat ze doen.
• Stuur bij waar nodig en modelleer de juiste strategie: kijk hoeveel eieren er
zijn bij de start en omcirkel dit getal op de getallenlijn, kijk hoeveel eieren eraf
moeten om er tien over te houden en streep dat aantal weg op de afbeelding,
maak een sprong op de getallenlijn naar de 10 en schrijf op hoe groot de
sprong is.
• Leg de relatie tussen de verschillende handelingsniveaus. Waar zie je hoeveel
eraf gaat in de eierdoos, op de afbeelding, op de getallenlijn en in de som?
Speltip
© Noordhoff Uitgevers bv 4
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
20 6 12
uitleg
16 3 14 10 eieren
–6
11 9 5 16 – 6 = 10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 Aftrekken naar de 10 met behulp van de getallenlijn. 2 teken op de getallenlijn en vul in.
–4
14 – ...............
4 = 10
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
12 – 2 – 2 = 8
...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11121314 15 16171819 20
4
13 – 3 – 4 =
Zelf
...............
4 © Noordhoff Uitgevers bv
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
10 eieren 10 eieren
1 = 10 10 eieren
11 – ............... 14 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10 10 eieren
–5 –1
–2 –7
17 – . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . = ...........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 121314 15 16171819 20
–3 –2
12 – . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . = ...........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 121314 15 16171819 20
© Noordhoff Uitgevers bv 5
10 eieren 10 eieren
13 1 3 12
15 14
19 17
11 18
16 10
1 ....................................................................
3 – 2 of 2 – 1 11 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 .................................................................... 12 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 .................................................................... 13 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 .................................................................... 14 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 .................................................................... 15 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 .................................................................... 16 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 .................................................................... 17 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8 .................................................................... 18 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 .................................................................... 19 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 .................................................................... 20 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 © Noordhoff Uitgevers bv
5 © Noordhoff Uitgevers bv
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul de splitstabel in.
10 8 9
8
1
...............
...............
5
3
...............
...............
0
2
...............
...............
13 – ...............
3 = 10 14 – ............... = 10 18 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
15 – ............... = 10 12 – ............... = 10 17 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
11 – ............... = 10 16 – ............... = 10 19 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
context.
Vraag de kinderen hoe ze rekenen.
uitleg
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 3
...............
is gegeven. 11 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 ...............
1 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn.
Schrijf de som bij de getallenlijn. Schrijf zelf de hele splitsing op. zelf
5 schrijf de som op en reken uit.
11 – 3 = ...............
8 12 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . .
1 2
............... 2 ...............
11 – 5 = ............... 12 – 3 = . . . . . . . . . . . . . . .
1 2
7
............... ...............
–2
–4
–2
1 3
............... ...............
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
12 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
............... ...............
–8
–6 –2
12 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
9
© Noordhoff Uitgevers bv
11 – 4 = ...............
7 11 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
1 3
............... 1 ...............
12 – 7 = ............... 11 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . .
2 ............... 1 ...............
11 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 ...............
12 – 9 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 ...............
in
20 –6 14 –2
+5 0 6
14 20 –9
–8
uit
20 11
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Verlengde instructie
Speltip
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
–6
–2 –4
1
14 – 6 = 8
Samen Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van 4 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
afbeeldingen.
samen
1 schrijf de som op en reken uit.
getallenlijn. 3 1
............... ............... ............... ...............
13 – ............... = ............... 14 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
Zelf 3 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van 2 reken uit op de getallenlijn.
–6
–9
–3
afbeeldingen. 13 – 9 = ...............
4
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3 6
............... ...............
13 – 6 = ...............
getallenlijn. 14 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Schrijf de som bij de getallenlijn. ............... ...............
10 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 259883_WB.indd 10 05/05/16 7:43 PM
getallenlijn.
zelf
3 teken en reken uit.
afbeeldingen. 3 3
............... 4 ...............
3 ............... 4 ...............
7 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 4 schrijf de som bij de getallenlijn.
–7
getallenlijn. –4 –3
13 – . . . . . . .7. . . . . . . . = . . . . . .6
.........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3 4
............... ...............
–7
–3 –4
14 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
8
–5
Aftrekken tot 20 met tientalpassering. –1 –4
14 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
1 6 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
13 – 5 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
14 – 9 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
.............. ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 11
14 – 6 = . . . . . .8
.........
4 2
............... ...............
13 – 7 = . . . . . . . . . . . . . . .
............... ...............
12 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
............... ...............
13 – 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
14 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
17 – 8 14 – 7
5 7 9
15 – 8 14 – 5
13 – 4 14 – 9 17 – 8
13 – 6 12 – 7
18 – 9 13 – 8
11 – 6 12 – 5
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 teken en reken uit.
14 – 7 = ...............
7 14 – 9 = . . . . . . . . . . . . . . .
afbeeldingen. 14 – 8 = ............... 13 – 7 = . . . . . . . . . . . . . . .
2 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 2 schrijf de som bij de getallenlijn.
–6
getallenlijn. –2 –4
14 – . . . . . .6
. . . . . . . . . = . . . . . .8
.........
–5 –3
13 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
–7
–6 –1
11 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
Samen 3 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
Luister-goedopgave. samen
3 luister goed.
....................................
© Noordhoff Uitgevers bv 13
....................................
ballonnen
12 – 3 = ...............
9 12 – 6 = . . . . . . . . . . . . . . .
2 1
............... ............... ............... ...............
12 – 8 = ............... 12 – 5 = . . . . . . . . . . . . . . .
7 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van ............... ............... ............... ...............
afbeeldingen.
Schrijf de som op bij de afbeelding. 6 schrijf de som op.
hoeveel geld is er over?
€11 €14 €6
€3
8 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. €11 – € ...............
3 = € ...............
1
8 over
2
............... ...............
€14 – € . . . . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . . . . . . over
............... ...............
14 © Noordhoff Uitgevers bv
6 = ...............
11 – ............... 5 12 – ............... = ...............
1
............... 5
............... ............... ...............
€9
€13
€14 €8
€12 €13 €9 €5
bas joop
€14 – ...............
€9 = ...............
............... €5 duurder ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . duurder
4 5
............... ............... ............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
je oefent
5 weet je nog?
• optellen en aftrekken.
• het rekenen met kilo’s.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen tussen 10 en 20,
zelf
2 reken uit.
3 + 4 = 7
............... 12 + 3 = ........... . . . . 5 + 4= ...............
tienstructuur, 5 + 3 = 8
............... 7 – 6 = .............. . 4 +3 = ...............
8 + 5 = ...............
13
+ =
2 3
...............
8 +3 = ...............
+ =
2 ...............
Samen 1 Rekendictee + =
9 + 4 = ...............
15 + 3 = 18 16 + 4 = 20 5 + 11 = 16 1 ...............
16 + 2 = 18 13 + 6 = 19 9 + 11 = 20 16 © Noordhoff Uitgevers bv
3 Optellen en aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering. goed / fout goed / fout goed / fout goed / fout
Familiesommen.
6 reken uit.
hoeveel kilo moet erbij?
4 4
............... ............... ............... ...............
is. Reken dan uit hoeveel gewicht erbij moet. Vul de som in en teken. ............... ............... ............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 17
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
14 + 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
18 – 7 = ...............
9 15 11
kilo kilo kilo
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • Het leren bepalen van een route begint met het aanleren van de
begrippen links, rechts, boven, beneden, rechtdoor en achteruit.
Vervolgens wordt er een route getekend aan de hand van pijlen
waarna ook de afstand van die route wordt bepaald.
Voorbeeld
= 1 stap naar rechts
begin
= 1 stap naar links
eind
= 1 stap naar beneden
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Speltip
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
Omcirkel het dier waar je langs komt. hoe komt junior bij het huis?
Volg de routes en zet een cirkel om de kinderen die bij de schat 259883_WB.indd 19 11/07/16 3:14 PM
komen.
zelf
3 teken de route naar huis.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
route 1
route 2
route 3
route 4
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Verlengde instructie
Speltip
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
5 7 route oranje
route roze
2 = ...............
8
Volg steeds een route in één kleur. Schrijf op langs welke 5 ............... + ............... + ............... = ...............
6
getallen je komt. Tel de getallen op. 2
route geel
3 Richting bepalen.
Kijk naar het meisje. Hoeveel stappen moet ze stappen naar het start
links rechts
achteruit
Kijk naar het meisje. Hoeveel stappen moet ze stappen naar het 259883_WB.indd 22 05/05/16 7:45 PM
6 Herkennen van identieke figuren bij een kwartslag of halve ............... stappen naar rechts
draai.
zelf
4 vul in en kies.
hoe komt het konijn bij het voer?
Teken de bomen en huizen aan de juiste kant van de boom. ............... stappen achteruit
© Noordhoff Uitgevers bv 23
7 teken erbij.
3 rechts 2 links
8 verdeel de 15 schapen
over de weiden.
8 schapen links.
7 schapen rechts.
steeds op een andere manier. samen 15 schapen.
links rechts
8 7
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Speltip
• Ieder kind krijgt een vel tekenpapier en tekent in het midden een boom
(er moet links en rechts genoeg ruimte overblijven om andere dingen te
tekenen).
• Maak tweetallen. Deze kinderen gaan met hun rug naar elkaar toe zitten.
• Eén kind geeft aanwijzingen waar (links of rechts) een ding of dier getekend
moet worden. Beide kinderen tekenen dit op de goede plek.
• Na elke aanwijzing wisselen ze van rol.
• Na een aantal minuten stopt het spel en kijken de kinderen of hun tekeningen
overeenkomen.
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
= 1 stap naar rechts
begin
1
= 1 stap naar links
Samen Route bepalen met pijlen.
= 1 stap naar boven
eind
= 1 stap naar beneden
begin
ja / nee
ja / nee
ja / nee
ja / nee
26 © Noordhoff Uitgevers bv
5 teken de pijlen.
begin bij de stip.
6 teken na.
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
• Opdracht 3: luister goed. Waar woont Lars? Teken de route. Vanaf Sara ga je:
links, naar boven, naar boven, rechts, rechts, rechts, naar beneden.
(← ↑ ↑ → → → ↓)
Verlengde instructie
Speltip
• Beeld in het midden van het bord het getal 10 af. Zet links op het bord 0 en
rechts op het bord 20.
• Vertel de kinderen dat ze met hun linkerhand moeten zwaaien als u een getal
onder de 10 zegt en dat ze met hun rechterhand moeten zwaaien als u een
getal boven de 10 zegt.
• Noem vervolgens getallen tussen 0 en 20.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 teken de pijlen.
begin bij de stip.
......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... ......... .........
roos
Luister-goedopgave. delano
sara
finn
sara moet het verst naar . . . . . . . . . . . . . . . lopen.
c roos
b delano
sara f inn
a
Zelf 4 Lengte van een route bepalen.
lars woont op punt . . . . . . . . . . . . . . . .
junior loopt 7
............... stukjes.
junior f inn finn loopt ............... stukjes.
7
SCHOOL
mogelijk.
5 tel en vul in.
hoe ver is het naar elk dier?
van naar
= ...............
17 hokjes
van naar
= ............... hokjes
van naar
= ............... hokjes
van naar
= ............... hokjes
© Noordhoff Uitgevers bv 29
6 teken na.
route 3: 15 pijlen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
• optellen en aftrekken.
• het rekenen met euro’s en kilo’s.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd aftrekken tussen 10 en 20,
zelf
2 vul de tabel in.
9 1 2
tienstructuur, 18 1 4
14 – 7 = ...............
7 14 – 5 = ...............
4 3
Materialen
............... ............... ............... ...............
14 – 6 = ............... 12 – 5 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 31
Samen 1 Rekendictee
12 – 2 = 10 18 – 6 = 12 13 – 1 = 12
14 – 3 = 11 20 – 5 = 15 16 – 4 = 12 4 reken uit.
vul in.
de weegschaal is in balans.
beide kanten zijn even zwaar.
16 – 3 = 13 19 – 4 = 15 19 – 8 = 11 3 . = 9 kilo
6 + ..............
9 8
6
kilo
3
kilo kilo kilo 1
kilo kilo
rij samenvoegen.
3 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van 5 teken de lijn 3 cm langer.
hoe lang is de lijn nu?
= . . . . . .4
. . . . . . . . . cm
afbeeldingen. = . . . . . . . . . . . . . . . cm
= . . . . . . . . . . . . . . . cm
5 Lijnen tot en met 10 centimeter tekenen en meten. €11 = € ............... €15 = € ...............
9 + 3 = ...............
12 8 + 4 = ...............
1 2
............... ............... ............... ...............
8
dichter bij 10 of dichter bij 20?
Bepalen bij welk tiental een getal tot 20 het dichtst in de
buurt ligt. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
10 20 10 20 10 20 10 20
Dichter bij 10 of dichter bij 20? Gebruik de getallenlijn ter 11 18 19 12
ondersteuning.
9 reken uit.
wat kost het samen?
1 2 2 €
3 1 €
1 1 1 2 1 €
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Strategie • Deze week wordt de strategie van blok 5 herhaald bij het optellen
over de 10. Hierbij worden de eierdozen en de getallenlijn
stapsgewijs losgelaten en wordt toegewerkt naar een abstracte
som waarbij nog wel de splitsing wordt weergegeven.
Voorbeeld +9
4 + 9 = 13 +6 +3
6 3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 3
3 Voorstellen - abstract Optellen met tientalpassering met sprongen
op de getallenlijn via de 10.
2 Voorstellen - concreet Optellen met tientalpassering met behulp van
afbeeldingen met tienstructuur.
1 Informeel handelen Optellen met behulp van eieren en eierdozen.
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Speltip
• Beeld een getallenlijn van 0 tot en met 30 met steunpunten af op het bord.
• Vraag een kind om een getal onder de 30 in het hoofd te nemen.
• De kinderen mogen door vragen te stellen het getal proberen te raden.
• Degene die het getal in het hoofd heeft, mag alleen met ja of nee
antwoorden.
• Tel hoeveel vragen zijn gesteld. Kun je ook met minder vragen bij het
antwoord komen?
• Spelvariatie: speel het spel in kleine groepjes.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
0 5 10 15 20 25 30
26
Samen 1 Getallen tot en met 30 plaatsen op de getallenlijn.
samen
1 vul in.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
7
............... 5
3 meer
...............
15 ............... 15 ...............
Omkeersommen. zelf
3 maak vast aan de getallenlijn.
5 6 7 ¤ 8 9 10 11
23 22 21 ¤
uitkomst. 29 28 27 ¤
5 reken uit.
4 + 3 = 7
............... 12 + 3 = ............... 6 + 2= ...............
5 6
............... 5 ............ . . . 5 ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 35
7 vul in.
0 5 10 15 20 25 30
4
8 reken uit.
kleur de bloemen.
16 17 18
11 + 6 3 + 15 13 + 3
6 + 11 15 + 3
4 + 12
3 + 14 14 + 3 3 + 13 12 + 4
9 vul in.
47
42
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit en vul in.
9 + 1
............... = 10 3 + ............... = 10 1 + ............... = 10
1
5 + = 10 6 + = 10 8 + = 10
Zelf
............... ............... ...............
Stipsommen.
2 splits en vul in.
6 7 8
4 3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
© Noordhoff Uitgevers bv 37
Zelf 5 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van 259883_WB.indd 37 05/05/16 7:46 PM
afbeeldingen.
6 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de 4 reken uit op de getallenlijn.
6 + 8 = ...............
14
+4
+8
+4
getallenlijn.
... ... ..
.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4 4
............... ...............
7+8= ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
afbeeldingen. 6 + 7 = ...............
13 7 + 7 = ...............
4
............... 3
............... ............... ...............
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
bovenste getal.
38 © Noordhoff Uitgevers bv
6 + 6 = ..............
12
...............
........
...... . 7 + 4 = ..............
................
4
..............
. ....
.
................ 2. .. .
....
............... ............ ...
............... ............. ..
...............
8 + 8 = ............... 6 + 8 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 2
............... ...............
+6
+3 +3
............... + ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
+5
+4 +1
............... + ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
20
8 12
3 5 7
9 7
1 2 3 4
7 5 3
5 2 1
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Verlengde instructie
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg +9
4 + 9 = 13 +6 +3
6 3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4+8= ...............
Zelf 2 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
6
............... 2
............... ............... ...............
getallenlijn.
............... ............... ............... ...............
40 © Noordhoff Uitgevers bv
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
+5
+3 +2
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
+6
+3 +3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 7
............... ...............
+8
+3 +5
............... + ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
+8
+5 +3
............... + ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
5
denk aan de getallenlijn.
reken uit.
5 + 6 = ...............
11 4 + 7 = ............... 4 + 9 = ...............
5
............... 1
............... ............... ............... ............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 41
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 3
............... ...............
3+9= ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
6+7= ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
4+8= ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
7 reken uit.
trek een lijn naar de som met dezelfde uitkomst.
4 + 8 = 12
5 + 7 = 12
ik trek een lijn tussen de sommen.
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
• Opdracht 3: luister goed. Kijk naar het plaatje. Er komt een busje voorrijden
met acht fietsen erin. Hoeveel fietsen zijn er nu samen? Teken en schrijf de
som op.
Verlengde instructie
Speltip
• Geef elk kind een bedrag aan munten of biljetten. De bedragen mogen
variëren tussen € 2 en € 9.
• Noem een bedrag tussen € 11 en € 18. De kinderen lopen door de klas en
zoeken een maatje met wie ze samen dat bedrag hebben.
• Bespreek de uitkomsten. Varieer met een ander totaalbedrag.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit op de getallenlijn.
+7
+9
+2
3 + 9 = ...............
12
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1
7 2
Zelf
............... ...............
7 + 9 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Luister-goedopgave.
samen
2 luister goed.
............................
er zijn . . . . . . . . . . . . . . . huurfietsen.
3 luister goed.
.... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kleur de krijtjes die erbij komen en reken uit. er zijn ............... fietsen samen.
© Noordhoff Uitgevers bv 43
5 Optellen tot 20 met tientalpassering in een context met geld. 259883_WB.indd 43 05/05/16 7:47 PM
zelf
4 teken en reken uit.
hoeveel krijtjes zijn het samen?
3 2
............... ............... ............... ............... ............... ...............
Zet op iedere weegschaal twee dozen zodat de weegschaal in 4 + 8 = ............... 4 + 9 = ........ . . . . . . . 3 + 9 = ...............
balans is.
Let op: iedere doos mag je maar één keer gebruiken. Meerdere 5 schrijf de som op.
hoeveel geld is het bij elkaar?
antwoorden mogelijk.
€6 €5 €8
€6 + € ...............
6 = € ...............
12 €5 + € ............... = € . . . . . . . . . . . . . . . €8 + € . . . . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . . . . . .
4 2
............... ............... ............... ........ . . . . . . . ............... ...............
€8 €9 €5
€8 + € ............... = € ............... €9 + € ............... = € . . . . . . . . . . . . . . . €5 + € . . . . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . . . . . .
44 © Noordhoff Uitgevers bv
6 + 8 = ...............
14 3 + 8 = ...............
4
...............
........
. ........
.
.. 4
...............
.........
. .....
....... ............... ...............
7 + 4 = ............... 5 + 8 = ...............
7 trek lijnen.
zet 2 dozen aan de andere kant.
de weegschaal is in balans.
gebruik elk gewicht 1 keer.
17 kilo
• • 9 kilo
6 kilo
•
•
11 kilo
• • •
8 kilo
7 kilo
•
5 kilo
14 kilo
• • •
4 kilo
•
7 kilo
13 kilo
• • 9 kilo
•
•
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
• optellen en aftrekken.
• met klokkijken en meten in cm.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen en aftrekken tussen 10 en 20,
zelf
2 reken uit. let op: + en – door elkaar!
6 + 3 = 9
............... 3 + 5 = ...... . . . . . . . . . 5 + 5 = ...............
• optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van afbeeldingen met 6 – 4 = ............... 8 – 7 = ...... . . . . . . . . . 10 – 5 = ...............
9 + 3 = ...............
12 3 + 9 = ...............
• referentiematen voor 1 kilo. 1 2
............... ............... ............... ...............
8 + 5 = ............... 5 + 8 = ...............
Materialen ............... ............... ............... ...............
• linialen
46 © Noordhoff Uitgevers bv
Samen 1 Rekendictee
12 + 5 = 17 16 – 3 = 13 12 + 3 = 15
13 + 3 = 16 17 + 2 = 19 7 + 11 = 18 4 meet de lijnen.
............... cm ...............
.. cm
15 – 4 = 11 18 – 5 = 13 20 – 2 = 18 ............... cm
............... cm
............... cm
2 cm
...............
Familiesommen.
5 vul in hoe laat het is.
Kruis aan wat ongeveer één kilo weegt. 259883_WB.indd 47 05/05/16 7:48 PM
3 + 7 = ...............
10 5 + 4 = ............... 18 + 2 = ...............
7 + 3 = ...............
10 4 + 5 = ............... 2 + 18 = ...............
halve slag met de klok mee of tegen de klok in. In het laatste
patroon wisselen ook de kleuren.
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
vul in.
0 5 10 15 20 25 30
3
> M: 6
Lesdoelen
2 trek af naar 10.
teken op de getallenlijn.
15 – ...............
5 = 10
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
14 – ............... = 10
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3
4
6
............... ...............
–6
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–3
Stipsommen.
14 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 49
4 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. 259883_WB.indd 49 05/05/16 7:49 PM
€11
getallenlijn. €3
€3 €8
€12 – € ............
3 = € ............
9 €11 – € .......... . . = € . . . . . . . . . . . . €13 – € . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . . .
2 1
............ ............ ............ .... . . . . . . . . ............ ............
> M: 3 en 5
4 + 8 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
> M: 7, 8 en 9
9 Richting bepalen.
Kijk naar het meisje. Hoeveel stappen moet ze zetten naar het
dier en in welke richting? Vul in en trek de lijn. 7 + 5 = ...............
12 6 + 5 = .. . . . . . . . . . . . . . 4 + 9 = ...............
3 2
............... ............... ............... .......... . . . . . ............... ...............
> M: 7 en 10
50 © Noordhoff Uitgevers bv
> M: 11 en 12
8 teken de route.
begin bij de stip.
> M: 13
2
............... stappen naar rechts
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
10 eieren 10 eieren
11 – ...............
1 = 10 14 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
18 – ............... = 10 15 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
De kinderen herhalen:
• aftrekken naar de 10 met behulp van afbeeldingen met tienstructuur en de 2 trek af naar de 10.
teken op de getallenlijn.
–5
getallenlijn, 15 – ...............
5 = 10
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
• optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van afbeeldingen met 13 – ............... = 10
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
tienstructuur en getallenlijn, ook in een context,
• getallen tot en met 30 op de getallenlijn plaatsen, 3 teken en reken uit.
14 – 7 = ...............
7 11 – 5 = ...............
• routes bepalen aan de hand van herkenningspunten en aan de hand van 4 3
............... ............... ............... ...............
52 © Noordhoff Uitgevers bv
12 – 5 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3
............... ...............
getallenlijn.
Zie week 1 les 2 en 3. €11 – € ............
6 = € ............
5 €12 – € ............ = € . . . . . . . . . . . . €14 – € . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . . .
1 5
............ ............ ............ ...... . . . . . . ............ ............
4 + 8 = ............... 3 + 9 = ...............
8
............... ............... ............... ...............
Het eerste deel van de splitsing is gegeven. Zie week 3 les 12 en 4 + 9 = ...............
13 +6
+9
+3
13. 6 3
............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3 + 8 = ...............
7 ............... 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn. 2 ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
6 + 8 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
5 + 7 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
Kleur de krijtjes die erbij komen en reken uit. Zie week 3 les 14. 3 3
............... ............... ............... .......... . . . . . ............... ...............
11 teken de route.
11
waar kom je langs?
Route bepalen met herkenningspunten.
Bij welk dier begin je, bij welk dier eindig je? Hoe kom je daar?
Omcirkel het dier waar je langskomt. Zie week 2 les 6.
Kijkt het dier naar links of naar rechts? Geef het de goede kleur.
Zie week 2 les 7.
13 teken de route.
begin bij de stip.
15 Richting bepalen.
Kijk naar het meisje. Hoeveel stappen moet ze zetten naar het
dier en in welke richting? Vul in en trek de lijn. Zie week 2 les 7.
14 kleur de biggen.
wie kijkt naar rechts?
weet je nog?
links » rechts ¼
wie kijkt naar links?
links rechts
15 vul in en kies.
hoe komt het konijn bij het voer?
2 stappen
............... • • rechtdoor
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
vul in.
37
41
Lesdoelen
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot:
• getallen tot en met 90 op de getallenlijn plaatsen, 2 zet op volgorde van klein naar groot.
10
21 30 31 10 16 20 21
• getallen tot en met 60 naar grootte ordenen, 50
26
20
16
10 11
20
• rekenen met gewichten tot en met 30 kilo.
8 12
3 5 7
1 2 3 4
9 15
Zelf 1 Getallen tot en met 90 op de getallenlijn plaatsen. 7 7
route 1: 11 pijlen
Sommen en stipsommen in piramidevorm. Bij ieder driehoekje SCHOOL
....... ....... ....... ....... .......
in de piramide zijn de twee onderste getallen opgeteld het ....... ....... ....... ....... ....... .......
route 2: 7 pijlen
bovenste getal. Eén som passeert de 20. ....... ....... ....... .......
route 3: 15 pijlen
4
....... ....... ....... ....... ....... ....... .......
Route bepalen met pijlen. ....... ....... ....... ....... ....... ....... ....... .......
Teken twee routes van huis naar school. Eén route van zeven
5 maak de figuur groter.
pijlen, één route van vijftien pijlen. Meerdere antwoorden elke lijn 2 keer zo lang.
mogelijk.
is. Kijk eerst of de doos zwaarder of lichter is dan het gewicht. 259883_WB.indd 58 05/05/16 7:50 PM
7 Optellen tot en met 30 met geld. kijk eerst of de doos zwaarder of lichter is.
18
12 24
kilo kilo
kilo kilo
kilo kilo
7 reken uit.
wat kost het samen?
M
GU
€1 €2
€2 €3 €4 €5
2 1 € 13
1 2 2 €
1 2 2 €
1 1 2 3 €
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
reken uit.
12 – ................ = 10 9 + ................ = 10 4 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 10
15 – ................ = 10 7 + ................ = 10 18 – . . . . . . . . . . . . . . . . = 10
17 – ................ = 10 5 + ................ = 10 2 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 10
2 ...............
14 – 5 = . . . . . . . . . . . . . . .
4 ...............
aftrekken 11 – 3 = ............... 16 – 9 = . . . . . . . . . . . . . . .
2 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van 3 teken de som op de getallenlijn en reken uit.
afbeeldingen. 14 – 5 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Streep het juiste aantal eieren door, vul de splitsing en het
............... ...............
12 – 6 = .............
antwoord in. ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
13 – 9 = .............
Teken de som op de getallenlijn, maak zelf de splitsing en vul 9 + 6 = ................ 7 + 8 = ................ 5 + 9 = ................
24 © Noordhoff Uitgevers bv
= ............... –8
uit die je tegenkomt. Het eindantwoord van elke route wordt –7 8 +3 –5 +6
+8 –7
8
= ............... = ...............
Route bepalen met pijlen.
Teken de route van de pijlen. Het beginpunt is aangegeven met 8 teken de route.
een stip. De diagonale pijl is nieuw. Leg dit niet uit. Kijk of de
kinderen de pijlentaal zelf kunnen toepassen.
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Opdracht Maatwerkopdracht
1 1, 2
2 3
3 4
4 7, 8, 9, 10
5 14, 15
6 13, 15
7
8
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
14 – ............... = ............... 15 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiken 1 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context. 4 ............. ............. .............
reken uit.
4
............... – ............... = ...............
€9
+ €7 €3
+ €8 €7
+ €7
............... stukjes
SCHOOL
............... stukjes
...............
stukjes
stukjes
met gewicht.
Stipsommen. Bepaal hoeveel kilo erbij moet om de balans in 5 teken de weg van huis naar school met pijlen.
bekend.
© Noordhoff Uitgevers bv 27
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 5.4
20 speelwerk
€3
€6
€2
€1
€8
€1
€7
€9 0 €4
60 €5 61
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 7
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • Deze week wordt de strategie van blok 6 herhaald bij het aftrekken
over de 10. Hierbij worden de eierdozen en de getallenlijn
stapsgewijs losgelaten en wordt toegewerkt naar een abstracte
som waaronder nog wel de splitsing is weergegeven.
–9
–1 –8
18 – 9 = 9
8 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 1
3 Voorstellen - abstract Aftrekken met tientalpassering met sprongen
op de getallenlijn via de 10.
2 Voorstellen - concreet Aftrekken met tientalpassering met behulp
van afbeeldingen met tienstructuur.
1 Informeel handelen Aftrekken met behulp van eieren en eierdozen.
© Noordhoff Uitgevers bv 3
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
10 20 30 40 50 0 10 20 30 40 50
50 op de getallenlijn. vanaf 0 vanaf 50
2 sprongen van 10 verder 3 sprongen van 10 terug
3 vul in.
maak sprongen van 10 verder en terug.
20
20
30
30 40 50
30
40
20
4 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Verder tellen en terugtellen met sprongen van 10 tot en met 259885.indd 4 20/06/16 8:34 PM
50 op de getallenlijn.
5 teken op de getallenlijn.
Verder tellen en terugtellen. Kijk goed hoe groot de spongen maak sprongen van 10 verder en terug.
10 20 40 30
20 30 30 20
© Noordhoff Uitgevers bv 5
7 reken uit.
12 – ..................
. .. ...... = 10
...2
... 18 – ..................
... ...... ... = 10 16 – . . ... . . . . . ... . . . . . . = 10
8 vul in.
0 10 60 70 80 90 100
40 10 10 50 30 40
10 20 30 20 10 30
50 20 50 40 30 50
10 vul in.
maak sprongen verder en terug.
denk aan de getallenlijn.
hoe groot is de sprong?
70 60 50 40 60 50
50 40 90 80
100 90 40 30
40 60 80 60
10 30 70 50
50 70 100 80
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
4 = 10
14 – ............... 15 – ............... = 10 12 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
1
13 – ............... = 10 18 – ............... = 10 16 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
Zelf Aftrekken naar 10. 19 – ............... = 10 11 – ............... = 10 17 – . . . . . . . . . . . . . . . = 10
9 8 7
3
...............
...............
4
1
...............
...............
2
6
...............
...............
context.
Vraag de kinderen hoe ze rekenen.
© Noordhoff Uitgevers bv 7
... 1
4
...............
. ...
...............
. ......
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–1
getallenlijn.
13 – 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
14 – 6 = ...............
afbeeldingen. zelf
5 teken en reken uit.
14 – 5 = ...............
9 14 – 9 = . . . . . . . . . . . . . . .
4 1
8
............... ............... ............... ...............
3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4
............... ...............
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
8 © Noordhoff Uitgevers bv
11 – 6 = ...............
5..
... 12 – 7 = . . . . . . . . . . . . . . .
... 1
...............
......
... ... ... ... 5
......
.. ... ...
...
............... . . ..
. . . . . . . . . .... . . . . .... . . . . . . . .... . .
13 – 4 = ............... 14 – 5 = . . . . . . . . . . . . . . .
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4 3
............... ...............
–8
–5 –3
............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
–9
–7 –2
............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
9 reken uit.
trek een lijn naar de som
12 – 4 = 8
13 – 5 = 8
ik trek een lijn tussen de sommen.
met dezelfde uitkomst.
12 – 4 12 – 9 18 – 3 12 – 5
11 – 8 13 – 8 15 – 8 14 – 6
13 – 4 13 – 5 18 – 7 7+4
14 – 9 17 – 8 16 – 8 8+7
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Speltip
• Formeer tweetallen. Elk tweetal heeft twee vellen papier en een dobbelsteen
nodig.
• Laat de kinderen allebei het getal 20 op het blad schrijven.
• De kinderen gooien om de beurt met de dobbelsteen. Het kind dat gooit
trekt het gegooide aantal ogen van 20 af en schrijft het antwoord op.
• Hierna gooit de ander, nu wordt het gegooide aantal ogen van het vorige
antwoord afgetrokken.
• De kinderen moeten precies op 0 uitkomen. Als er nog 3 over is en er wordt 4
gegooid, dan lukt het niet en moet er gewacht worden op de volgende beurt.
• Wie als eerste op 0 uitkomt, heeft gewonnen.
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg –9
–1 –8
18 – 9 = 9
8 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
5
............... ...............
17 – 9 = ...............
Zelf 2 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
afbeeldingen. 16 – 7 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
getallenlijn. 15 – 7 = ...............
8 17 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
5 2
............... ............... ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–9
–3 –6
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–8
daarna welke kant de pijl uitwijst en welke som daarna gemaakt –1 –7
............... – ............... = ...............
moet worden. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–6
............... ...............
–3 –3
............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
12 – 5 = 7
............... 14 – 6 = ............... 16 – 9 = ...............
2
............... 3
............... ............... ............... ............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 11
4 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
...............
... 4
.... ...
...... ...............
. ... ......
. ...
....
. ... ...
15 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
12 – 6 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
11 – 2 15 – 7 12 – 5 14 – 7 11 – 6
14 – 5 12 – 3 13 – 9 12 – 5 13 – 6
14 – 8 12 – 4 12 – 8 17 – 9 11 – 8
12 – 6 13 – 4 13 – 9 11 – 5 11 – 4
start 16 – 9 15 – 8 11 – 7 12 – 7 13 – 8
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
• Opdracht 3: luister goed. In zeven van de vijftien blikjes zit vlees. In de rest
van de blikjes zit vis. Hoeveel blikjes vis zijn er? Teken en schrijf de som op.
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 schrijf de som bij de getallenlijn.
–9
–1 –8
18 – . . . . . .9
............... . . . . . . . . . = . . . . .9
..........
–2
–8
–6
8
............... ...............1
–8
–3 –5
............... – ............... = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
–8
Samen 2 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context. –5
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–3
............... – ............... = ...............
samen
2 luister goed.
5 1
..................................
3 luister goed.
gewicht. 5 2
........................... . . . . . . .
0 0
15 5 16 – ...............
8 = ...............
............... 8 15 5 ............... – ............... = ...............
6
10 10
Streep het geld door en reken uit. ik koop 9 kilo ik koop 8 kilo
0 0
15 5 ............... – ............... = ............... 15 5 ............... – ............... = ...............
10 10
7 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. 5 schrijf de som op.
hoeveel geld is er over?
1 2
............... ............... ............... ...............
€ 17
€8 €9
€ 17
14 © Noordhoff Uitgevers bv
€ 16 – € 7 = € ...............
9
. .. .
6
...............
. ..
... 1
...............
............
... ...
€ 15 – € 9 = € ...............
............... ...............
€ 17 – € 9 = € ...............
............... ...............
€ 16 – € 7 = € ...............
............... ...............
€ 15 – € 7 = € ...............
............... ...............
€ 16 – € 9 = € ...............
............... ...............
7 reken uit.
hoeveel kost het speelgoed?
ik koop ik koop
€13 €8 €22 €12
ik koop ik koop
€26 €18 €20 €7
€5
......... ......... ......... .........
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
• optellen en aftrekken.
• het tekenen van een route.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen tot en met 20 zonder tientalpassering,
zelf
2 vul in.
12 15
• route bepalen met behulp van pijlen, 18 7
• richting bepalen, 11 18
16 20
• analoge weegschaal aflezen tot en met 20 kilo.
3 reken uit.
7 + 2 = 9
............... 12 + 4 = ... . . . . . . . . . . . . 1 + 12 = ...............
2 + 7 = 9
............... 4 + 12 = ... . . . . . . . . . . . . 3 + 16 = ...............
4
............... stappen rechtdoor
Teken met potlood. Streep het pijltje door dat je gehad hebt.
............... stappen achteruit
Kijk naar het meisje. Hoeveel stappen moet ze zetten naar het
dier en in welke richting? Vul in en trek de lijn. 6 vul in.
hoeveel weegt de doos?
0, 5, 10 en 15. 4
............... kilo ............... kilo ............... kilo ............... kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 17
7 + 7 = ...............
14
.......
..... 6 + 5 = . . . . . .... . . . . . . . .
In de laatste rij staan optel- en aftreksommen door elkaar. ............... ............... ............... ...............
8 reken uit.
17 + 2 = 19
............... 17 – 6 = .... . . . . . . . . . . . 6 + 4= ...............
7 + 2 =
...............
............... 15 – 3 =
9 – 4 = .... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . . 12 – 2 =
3 + 6= ...............
...............
Stipsommen met meerdere termen. Hoeveel mensen stapten in 15 + 2 = ............... 20 – 4 = .... . . . . . . . . . . . 8 – 6= ...............
9 reken uit.
hoeveel stapten in bij de start?
12 station
halte 1 5331 halte 2 5331
6 12 28 34 6 12 28 34
Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of Text left tand right of
connecting dots: connecting dots: connecting dots: connecting dots: connecting dots: connecting dots: connecting dots: connecting dots:
4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor 4 stappen; rechtdoor
3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit 3 stappen; achteruit
1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links 1 stappen; naar links
2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts 2 stappen; naar rechts
+6 +0 14
–4 –2 7
–3 +4 12
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Tijd
Strategie • Bij analoog klokkijken met halve uren wijst de grote wijzer naar
beneden, naar de 6. De kleine wijzer staat midden tussen twee
uren.
• Bij digitaal klokkijken met halve uren geven de laatste twee cijfers
30 aan.
• Bij de digitale klok wordt aangeleerd dat een half uur bestaat uit 30
minuten en een uur uit 60 minuten.
Voorbeeld 60 60
55 5 55 5
50 10 50 10
45 15 45 15
40 20 40 20
35 25 35 25
30 30
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Klare taal
Verlengde instructie
• de klok slaat: de klok
geeft een geluid als
Maak samen opdracht 3.
het een heel uur is
• Laat de kinderen oefenen met het opzetten van verschillende uren en laat ze
verwoorden hoe ze dat doen.
• Bespreek opdracht 3 en laat de kinderen verwoorden wat ze doen.
• Stuur bij waar nodig en modelleer de strategie uit de klassikale instructie.
• Leg de relatie tussen de analoge en de digitale klok. Hoe zie je dat het een
heel uur is op de analoge klok? Hoe zie je welk uur het is op de digitale klok?
Speltip
• Formeer tweetallen. Elk tweetal krijgt een analoge oefenklok en een vel papier.
• Eén kind noemt een tijd in hele uren.
• Eén kind zet deze tijd op de analoge oefenklok, de ander noteert de digitale
tijd op een blaadje. De kinderen controleren of de tijden kloppen.
• Laat de kinderen ook van rol wisselen.
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
Samen 1 Digitaal en analoog klokkijken met hele uren. het is 2 uur. het is 8 uur.
samen
1 vul in.
8
............... uur ............... uur ............... uur
klok.
12 uur 4 uur 1 uur
Lees de analoge klok af en schrijf dezelfde tijd in de digitale 259885.indd 19 20/06/16 8:36 PM
klok.
zelf
3 vul in.
hoe laat is het?
7 Analoog klokkijken met hele uren. ............... uur ............... uur ............... uur ............... uur
20 © Noordhoff Uitgevers bv
6 trek lijnen.
welke klokken horen bij elkaar?
• • • •
• • • •
• • • •
• • • •
7 vul in.
hoe laat is het als de klok weer slaat?
de klok slaat
elk heel uur.
11 12 1
11 12 1 11 12 1 11 12 1 10 2
10 2 10 2 10 2 9 3
9 3 9 3 9 3 8 4
8 4 8 4 8 4 7 6 5
7 6 5 7 6 5 7 6 5
7 uur
......................... ......................... .........................
11 12 1 11 12 1 11 12 1 11 12 1
10 2 10 2 10 2 10 2
9 3 9 3 9 3 9 3
8 4 8 4 8 4 8 4
7 6 5 7 6 5 7 6 5 7 6 5
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Verlengde instructie
Speltip
• Zet een tijd op de analoge instructieklok, laat deze niet aan de kinderen zien.
• Beschrijf hoe de wijzers staan (bijvoorbeeld de grote wijzer staat op de 6, de
kleine wijzer tussen de 3 en 4) en vraag hoe laat het is.
• De kinderen zetten de analoge oefenklok op de goede tijd en vertellen hoe
laat het is.
• Degene die de tijd goed heeft, mag nu een raadsel opgeven. Alleen tijden
met hele en halve uren opgeven.
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur de klokken.
hoe laat is het?
50 10 50 10
45 15 45 15
40 20 40 20
35 25 35 25
30 30
© Noordhoff Uitgevers bv
zelf
5 vul in.
hoe laat is het?
half 11
..................... ..................... ..................... .....................
© Noordhoff Uitgevers bv 23
7 kleur de klok.
op welke klok is het later?
8 vul in.
hoeveel tijd zit er tussen?
2 uur
............ ..... ............ .....
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Speltip
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 55
60
5 55
60
5
50 10 50 10
45 15 45 15
1
40 20 40 20
Zelf 3 Digitaal klokkijken met halve uren. ....................... ....................... ....................... .......................
Lees de analoge klok af en schrijf de tijd in de digitale klok. 259885.indd 25 20/06/16 8:37 PM
half 11
....................... ....................... ....................... .......................
vooraan.
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 vul in.
hoe laat is het?
let op!
hele en halve uren.
half 6
....................... ....................... ....................... .......................
7 trek lijnen.
zet op volgorde van vroeg tot laat.
• • • •
• • • •
vroeg 1 2 3 4 laat
• • • •
• • • •
vroeg 1 2 3 4 laat
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Verlengde instructie
Speltip
• Speel een raadspel met tijd. Gebruik alleen hele en halve uren.
• Noem een gebeurtenis van de dag, bijvoorbeeld het moment dat je
’s morgens opstaat en vraag hoe laat dat is.
• De kinderen moeten raden welke tijd u bedoelt. Antwoord met later of
vroeger. Als de juiste tijd is geraden, zetten alle kinderen deze tijd op hun
oefenklokje.
• Herhaal dit met andere gebeurtenissen en tijden.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 zet de tijd in de klok.
samen
2 luister goed.
Samen 2 Rekenen met tijd in een context.
Luister-goedopgave.
Luister-goedopgave.
3 luister goed.
Zelf 4 Ordenen van analoge en digitale klokken met hele en halve ....................
uren.
Zet op volgorde van vroeg naar laat. De klok met de vroegste 28 © Noordhoff Uitgevers bv
tijd komt vooraan. De klokken verschillen steeds een half uur in 259885.indd 28 20/06/16 8:37 PM
tijd.
• • • •
• • • •
6 Rekenen met tijd. vroeg 1 2 3 4 laat
7 6 5
2
4
3 2 uur later ik
mama
© Noordhoff Uitgevers bv 29
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
• optellen en aftrekken.
• rekenen met euro’s en kilo’s.
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd aftrekken tot 20 zonder tientalpassering,
zelf
2 vul in.
maak sprongen van 10 verder en terug.
20 30 40 30
• tientallen tot en met 50 ordenen naar grootte,
• optellen tussen 10 en 20,
3 kleur het grootste getal.
30 20 30 40 50 0
Materialen
4 reken uit.
16 + 3 = 19
............... 13 + ............... = 19 14 + ............... = 19
© Noordhoff Uitgevers bv 31
9–3=6 18 – 3 = 15 16 – 6 = 10
7–1=6 20 – 3 = 17 12 – 2 = 10
4–4=0 13 – 2 = 11 17 – 7 = 10 5 reken uit en vul in.
hoeveel kilo moet erbij?
6
............. ...........
...........
kilo kilo kilo
12 kilo 18 kilo 10 kilo
13 kilo 14 kilo 12 kilo
€ 16
–9
–4 –5 15 – . . . . . .9
............... . . . . . . . . . = . . . . . .6
.........
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 5 4
............... ...............
–8
............... ...............
–7
daarna de kleine figuur in de grote figuur. Let op: werk met een –4 –3 ............... – ............... = ...............
8 meet en teken.
hoe vaak past het kleine figuur in de grote?
.......... cm
.......... cm
.......... cm
.......... cm
.......... cm .......... cm
.......... cm .......... cm
.......... cm
.......... cm
het kleine vierkant past de kleine driehoek past . . . . . . . . . . . . . . .
............... keer in het grote. keer in de grote.
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Strategie • De strategie van blok 6 wordt herhaald bij het optellen over de 10.
Hierbij wordt de splitsing losgelaten en wordt toegewerkt naar
de abstracte som. Als hulpmiddel wordt de getallenlijn nog wel
ingezet, hierop is alleen nog de grote sprong te zien.
Voorbeeld +6
7 + 6 = 13
0 5 7 10 13 15 20
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Speltip
• Loop door de klas en tel hardop verder bij elke stap. Tik dan een kind aan.
• Deze staat op en begint rustig te lopen en telt hardop door. Het kind geeft de
beurt door door een ander kind aan te tikken.
• Spelvariatie: dit telspelletje kan ook gebruikt worden om met twee tegelijk te
verder te tellen of terug te tellen.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
22 35 48
Samen 1 Getallen tot en met 50 op de getallenlijn plaatsen.
Schrijf de getallen in de kaartjes. samen
1 vul in.
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
2 reken uit.
1 minder 1 meer
............... 15 ...............
...............
25
35
...............
...............
zelf
3 maak vast aan de getallenlijn.
13 28 36 41 48
Kleur de getallen die groter zijn dan 30. 259885.indd 34 20/06/16 8:38 PM
0 10 20 30 40 50
7
22 23 24 25 26 27 28 29 30
30 31 32
38 39 40
31 22 29 16
33
36
48
20
50
10
7 reken uit.
2 minder 2 meer
3
............... 5 7
...............
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50
............... 15 ...............
............... 25 ...............
............... 35 ...............
............... 45 ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 35
8 vul in.
0 10 20 30 40 50
8
9 vul in.
30 31 32 33 34 38
25 27 28 32
45 46 50 51
38 42 43
10 vul in.
welk getal mist in de telrij?
22 23 25 41 42 47 81 87 89
26 24 27 48 43 85 82 84
21 28 29 49 44 46 86 83
71 75 83 87 61 67 69
76 72 77 89 81 65 62 64
79 73 82 88
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit op de getallenlijn.
+4
+2 +2
8 + 4 = ...............
12
getallenlijn. 5 + 9 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
7 + 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
............... ...............
Zelf 4 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de © Noordhoff Uitgevers bv 37
0 5 8 10 15 20
ondersteuning. 9 + 8 = ...............
0 5 10 15 20
zelf
4 reken uit op de getallenlijn.
6
+7
Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de 6 + 7 = ...............
13
+4 +3
0 5 6 10 15 20
getallenlijn. 13
8 + 6 = ...............
0 5 10 15 20
8Y Y12 9Y Y ...............
8 4 3
...............
0 5 7 10 13 15 20
8 + 5 = ...............
0 5 10 15 20
7 + 9 = ...............
0 5 10 15 20
8 + 3 = 11
............... 6 + 9 = .............. . 8 +7 = ...............
8 reken uit.
26
kijk naar het voorbeeld.
17 9
11 6 3
6 5 1 2
8 5 1 3 9 6 1 1
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Verlengde instructie
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg +6
7 + 6 = 13
0 5 7 10 13 15 20
+8
Zonder tussensprong op de getallenlijn. 8 + 8 = ...............
16
0 5 8 10 15 16 20
5 + 8 = ...............
0 10 15 20
6 + 7 = 13
............... 9 + 7 = ......... . . . . . . 9 + 5 = ...............
0 5 9 10 14 15 20 0 4 5 10 15 20
9 + ...............
5 = ...............
14 + ............... = ...............
6
............... ...............
9 + 9 =
5 10
........... . . . . 6 + 8 =
15 20
...............
Maak het tovervierkant af. Reken de optelsommen en 7+4 9+3 6+7 7+6
8+3 6+5
stipsommen uit. Van links naar rechts, van boven naar beneden 8+4 9+2 6+6 7+5
8+5 5+7
4+7 2+9 3+94+8
en diagonaal. 3+8 5+6 4+9 5+8
© Noordhoff Uitgevers bv 41
6 reken uit.
8 + 6 = 14
...............
......
.....
... ...
......
. 7 + 8 = .........
...... ... . . .... . . 6 + 9 = . . ..
. . . . . . . . . ..
....
6 + 8 = 14
...............
........
..... 8 + 7 = ......... . . . . . . 9 + 6 = ...............
5 9 13 17 3
2 4
1 0
6 7
4 9 2 15
15 15 15 15
getallen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 getallen 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12
7 8 3 8 7 12
2 10 13 9
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Verlengde instructie
Speltip
• Maak groepjes van vier kinderen. Elke groep krijgt een vel papier en twee blokjes.
• De kinderen teken gezamenlijk vier cirkels of vakken op het papier en
schrijven in de cirkels de getallen 6, 7, 8 en 9.
• De kinderen proberen om de beurt de blokjes in de cirkels te gooien en het
hoogste aantal punten te halen. Na iedere worp worden de punten opgeteld
en opgeschreven.
• Wie haalt de meeste punten?
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit. eerst naar de 10.
8 + 5 = 13
............... 6 + 9 = ........ . . . . . . . 5 + 9 = ...............
1
9 + 8 = 6 + 8 = 4 + 7 =
Zelf
............... ........ . . . . . . . ...............
Luister-goedopgave.
3 luister goed.
zelf
4 schrijf de som op.
hoeveel euro is het samen?
€ ...............
8 + € ...............
7 = € ...............
15 € ............... + € ............... = € ...............
€5 €4
8 + ............
6 = ............
............ 14 kilo ............ + ............ = . . . . . . . . . . . . kilo ............ + . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . kilo
44 © Noordhoff Uitgevers bv
5 4 5 7 2 5
5 + .............
4 + .............
............. 5 = .............
14 punten ............. + . . . . . . . . . . . . . + . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . punten
6 2 3 7 5 6
4 9 5 5 8 7
6
............... ............... ...............
kilo kilo kilo
8 14 kilo 16 kilo 7 15 kilo 7
kilo kilo kilo
4
............... 4 2 kilo ............... 8
kilo kilo kilo kilo kilo
7 9 9 ............... 7 8
kilo kilo kilo kilo kilo kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
zelf
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen en aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering, 2 vul in.
15 5
• bepalen van een route met behulp van pijlen, 17 6
16 8
10 20
3 reken uit.
Zelf 1 Rekendictee. 12 + 7 = 19
............... 9 + 3 = ......... . . . . . . 2 + 9 = ...............
13 + 6 = 16 15 – 4 = 11 14 – 4 = 10 7 + 12 = 19
............... 3 + 9 = ......... . . . . . . 1 + 12 = ...............
12 + 7 = 19 20 – 4 = 16 8 + 2 = 10 46 © Noordhoff Uitgevers bv
ja nee ja nee
7 reken uit.
1 + 7 = 8
............... 8 – 3 = ..... . . . . . . . . . . 15 – 4 = ...............
11 + 7 = ...............
18 18 – 3 = ..... . . . . . . . . . . 12 + 7 = ...............
in
16 –8 8 13
+6
+7 15
–2
18 15
+5
uit
+8 16
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
vul in.
maak sprongen van 10 verder en terug.
10 20 30 40 50 40
20 30 30 20
> M: 1, 2 en 3
Lesdoelen
2 vul in.
24 25 26
37 38 39
> M: 4 en 5
6 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1
............... ...............
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
getallenlijn. 15 – 8 = ...............
Met tussensprong op de getallenlijn. De splitsing kan onder de > M: 6 en 7
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. 259885.indd 49 20/06/16 8:39 PM
5 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de 4 schrijf de som op.
hoeveel geld is er over?
getallenlijn. €11 €15 €9
€3
Met tussensprong op de getallenlijn. Noteer eventueel de
splitsing onder de som. € ...............
11 – € ...............
3 = € ...............
8 over € . . . . . . . . . . . . . . . – € . . . . . . . . . . . . . . . = € . . . . . . . . . . over
> M: 7 en 8 1
............... 2
............... ............... ...............
6 + 7 = ...............
13
+4
+7
+3
0 5 6 10 13 15 20
gewicht. 0 5 10 15 20
> M: 9 en 10 0 5 10 15 20
6 + 7 = 13
............... 9 + 5 = ..... . . . . . . . . . . 4 + 8= ...............
Teken de analoge klok twee uur later. hoeveel kilo is het samen?
50 © Noordhoff Uitgevers bv
8 vul in.
hoe laat is het?
half 11
........................ ........................ ........................ ........................
half 2
........................ ........................ ........................ ........................
> M: 14 en 15
11 12 1
10
9
8
2
4
3 2 uur later ik
mama
7 6 5
2 uur later
ater
ik
mama
2 uur later
> M: 16 en 17
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
vul in.
0 60 70 80 90 100
10
De kinderen herhalen: 0 10 20 30 40 50 0 10 20 30 40 50
• verder tellen en terugtellen tot en met 50 met sprongen van 10, vanaf 0
3 sprongen van 10 verder.
vanaf 50
3 sprongen van 10 terug.
Materialen
0 10 20 30 30 20
20 30 40 30
• euromunten en -biljetten
0 10 20 30 40 50
13 21 27 32 35 45 49
52 © Noordhoff Uitgevers bv
2 Verder tellen en terugtellen tot en met 50 met sprongen van 5 vul in.
10 op de getallenlijn. 22 23 24 25 27 28
29 30 35 36
Zie week 1 les 1. 38 39 47 48
3 Verder tellen en terugtellen met sprongen van 10 tot en met 50. 6 teken en reken uit.
14 – 5 = ...............
9 13 – 9 = . . . . . . . . . . . . . . .
Verder en terug. Denk aan de getallenlijn. Zie week 1 les 1. 4 1
............... ............... .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13 – 6 = ............... 12 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . .
16 – 7 = ...............
6 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
afbeeldingen. 12 – 9 = ...............
53
7
© Noordhoff Uitgevers bv
Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 259885.indd 53 20/06/16 8:40 PM
getallenlijn.
Met tussensprong op de getallenlijn. Schrijf de splitsing op. Zie
week 1 les 3. 8 schrijf de som op.
€ 11
€ 15 €9
€3
1 2
............... ............... ............... ...............
9 Optellen tot 20 met tientalpassering met behulp van de 9 reken uit op de getallenlijn.
6 + 7 = ...............
13 +4
+7
+3
getallenlijn. 4 3
............... ...............
0 5 6 10 13 15 20
7 + 5 = ...............
0 5 10 15 20
10
............... ...............
8 + 5 = ...............
0 5 10 15 20
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
12
denk aan de getallenlijn.
11
............... ............... ............... ............... ............... ...............
8 + 8 = 16
............... 9 + 7 = ........... . . . . 3 + 9= ...............
Nu zonder het opschrijven van de splitsing. Zie week 3 les 13. 13 schrijf de som op.
hoeveel kilo is het samen?
13 Optellen tot 20 met tientalpassering in een context met 7 kilo 6 kilo erbij
7 + ..........
6 = ..........
.......... 13 kilo
8 kilo 3 kilo erbij
.......... + . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . kilo
gewicht.
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Zie week 3 les 14. 14 vul in.
hoe laat is het?
Schrijf op hoe laat het twee uur later is. Teken de analoge klok
twee uur later. Zie week 3 les 9. 16 zet de tijd in de klok.
2 uur later = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 uur later = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
vul in.
maak sprongen verder en terug.
Lesdoelen
80 70 60 50 0 10
30 20 50 60
130 120 80 90
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot: 100 80 20 40
• verder tellen en terugtellen tot en met 140 met sprongen, 130 110 80 100
Zet de klokken steeds een half uur later. 259885.indd 57 20/06/16 8:40 PM
stipsommen uit. Van links naar rechts, van boven naar beneden van tot is 30 minuten.
en diagonaal.
• •
60 minuten
Rekenen met tientallen. Kijk goed wat er bij de eerste stappen half uur
58 © Noordhoff Uitgevers bv
gebeurt. Hoeveel gaat erbij, hoeveel gaat eraf? Maak de rij zo af. 259885.indd 58 20/06/16 8:40 PM
getallen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
8 1 6 15
dit is een tovervierkant.
3 5 7 15 als je Æ, of È, of Æ optelt
4 9 2 15 komt er steeds hetzelfde uit.
15 15 15 15
7 8 3 9 4 11
9 5 5 7
6 reken uit.
4 = 15
11 + ............... 10 + ............... = 23 25 + . . . . . . . . . . . . . . . = 30
8 + ............... = 15 21 + ............... = 23 17 + . . . . . . . . . . . . . . . = 30
6 + ............... = 15 15 + ............... = 23 19 + . . . . . . . . . . . . . . . = 30
5 + ............... = 15 11 + ............... = 23 6 + . . . . . . . . . . . . . . . = 30
3 + ............... = 15 9 + ............... = 23 2 + . . . . . . . . . . . . . . . = 30
80 60 70 50 60 40
40 60 50 70
70 40 60 30
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
vul in.
0 5 10
1 15
5 20
2 25
5 3
30
0 35 40
0 45 50
11 – 7 = .............
getallenlijn. 15 – 6 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Teken de som op de getallenlijn, maak de juiste splitsing en vul ............... ...............
12 – 9 = .............
het antwoord in. ............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
11 – 4 = ................ 15 – 6= ............... . 15 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . . .
4 Optellen tot 20 met tientalpassering. ............ ............. ............ ............. ............ .............
4 tel op.
9 + 2 = ................
6 + 6 = ................
8 + 6 = ................
6 + 9 = ................
3 + 8 = ................
Schrijf onder de klok hoe laat het is.
7 + 5 = ................ 7 + 7 = ................ 5 + 9 = ................
28 © Noordhoff Uitgevers bv
Opdracht Maatwerkopdracht
1 1, 4 8 trek lijnen.
zet op volgorde van vroeg naar laat.
2 6, 7
• • • •
3 6, 7 vroeg • • • • laat
© Noordhoff Uitgevers bv 29
4 9, 10, 11, 12
5 14
6 15, 16
7
8
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
14 – 8 = . . . . . . . . . . . . .
8
10 broodjes
Gebruiken 1
............... ...............
2 Optellen tot 20 met tientalpassering in een context. 2 schrijf de som op en reken uit.
0 0 0 0
4
15 5 15 5 15 5 15 5
6 reken de som uit en teken de route met pijlen. wat eet sjors?
6=
11 – 9 = ............. 14 – 8 = ......... . . . . 12 – 4 = . . . . . . . . . . . . . 12 – 3 = . . . . . . . . . . . . .
7=
8= 14 – 5 = ............. 13 – 6 = ......... . . . . 16 – 8 = . . . . . . . . . . . . . 18 – 9 = . . . . . . . . . . . . .
9=
12 – 6 = 6 15 – 8 = ......... . . . . 11 – 5 = . . . . . . . . . . . . . 11 – 3 = . . . . . . . . . . . . .
15 – 7 = ............. 14 – 6 = ......... . . . . 15 – 6 = . . . . . . . . . . . . . 13 – 4 = . . . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 31
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 1.4
20 Speelwerk
60 61
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Blok 8
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • De strategie van blok 7 wordt herhaald bij aftrekken over de 10. Hierbij wordt de
splitsing losgelaten en wordt toegewerkt naar de abstracte som. Als hulpmiddel
wordt de getallenlijn nog wel ingezet, hierop is alleen nog de grote sprong te zien.
Voorbeeld –7
14 – 7 = 7
0 5 7 10 14 15 20
© Noordhoff Uitgevers bv 3
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
1
............... ............... ...............
13 30 50 uitleg
volle eierdozen losse eieren
22 39 70 10 eieren
7 35 80 23 2 3
32 3 2
3 Bepalen bij welk tiental tot en met 50 een getal het dichtst 2 vul in.
10 eieren 10 eieren
24 2 4 1 3 13
42 3 1
21
0
3
3
0
Met behulp van eierdozen en eieren. 4 © Noordhoff Uitgevers bv
6 Bepalen bij welk tiental tot en met 50 een getal het dichtst ligt. 0 10 20 30 40 50
30 32 40 40 46 50 30 38 40 20 28 30
4 vul in.
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
van afbeeldingen.
Kleur de volle eierdozen blauw en de losse eieren rood. 31 eieren
............... ............... eieren ............... eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
8 Bepalen tussen welke tientallen een getal tot en met 50 ligt. ............... eieren ............... eieren ............... eieren
43 4 3 16
34 50
42 8
9 Bepalen bij welk tiental tot en met 80 een getal het dichtst 24 26
ligt.
Geef de auto de kleur die bij het dichtstbijzijnde tiental hoort. 6 kleur.
waar ligt het getal dichterbij?
kijk op de getallenlijn.
20 21 30 30 37 40 40 42 50 20 29 30
© Noordhoff Uitgevers bv 5
7 kleur.
wat heb je nodig?
0 eieren
0 eieren
0 eieren
0 eieren
0 eieren
0 eieren
0 eieren
0 eieren
10
10
10
10
10
10
10
10
32 eieren 25 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
44 eieren 39 eieren
8 kleur de knikkers.
in welke pot hoort elke knikker?
31 22 47 34 43 24
12 27
14 18
16 25 39 33 48 36 29
9 kleur.
dichter bij 40, 50, 60 of 70?
denk aan de
getallenlijn.
40 50 60 70
38 66 54 62 43
52 74 47 58 61
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit op de getallenlijn.
–8
–4 –4
14 – 8 = ...............
6
11 – 5 = ...............
0 5 6 10 14 15 20
getallenlijn. 0 5 10 15 20
............... ...............
15 – 9 = ...............
............... ...............
0 5 10 15 20
0 4 5 10 13 15 20
Zelf 4 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de © Noordhoff Uitgevers bv 7
0 5 8 10 15 16 20
ondersteuning. 14 – 9 = ...............
0 5 10 15 20
zelf
4 reken uit op de getallenlijn.
–2
–9
–7
17 – 9 = ...............
8
getallenlijn. 11 – 6 = ...............
0 5 10 15 20
15 – 6 = ...............
7 Aftrekken tot 20 met tientalpassering. 0 5 10 15 20
5 reken uit.
denk aan de getallenlijn.
0 4 5 10 12 15 20
11 – 7 = ...............
0 5 10 15 20
16 – 7 = ...............
0 5 10 15 20
11 – 3 = 8
............... 15 – 6 = ............. . . 12 – 9 = ...............
8 verdeel eerlijk.
alle koffers even zwaar.
7 5 6
............... 6
...............
12 2 ............... ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Speltip
• Geef elk kind een vel papier. Laat de kinderen vier getallen onder de 10
opschrijven.
• Noem zelf aftreksommen tot 20 met tientalpassering.
• De kinderen strepen het getal door als een genoemde som deze uitkomst geeft.
• Wie heeft als eerste zijn getallen weggestreept?
8 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg –7
0 5 7 10 14 15 20
getallenlijn. samen
1 reken uit op de getallenlijn.
–5
13 – 5 = ...............
8
16 – 7 = ...............
0 5 10 15 20
11 – 5 = ...............
Zelf 3 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 0 5 10 15 20
getallenlijn. 14 – 8 = ...............
0 5 10 15 20
Schrijf de som op bij de getallenlijn.
2 reken uit.
12 – 4 = 8 17 – 8 = 14 – 7 =
4
............... ...... . . . . . . . . . ...............
Stipsommen in de derde rij. Maak eventueel gebruik van de 12 – 5 = ............... 16 – 8 = ...... . . . . . . . . . 13 – 9 = ...............
0 5 9 14 15
1 20 0 5 10 15 16 20
14 – ...............
5 = ...............
9 – ............... = ...............
6
............... ...............
Steeds 4 eraf. 0 5 10 13 15 20 0 5 10 11 15 20
............... – ............... = ............... ............... – ............... = ...............
5 reken uit.
kleur in.
6 7 8 9
11 – 4
Stipsommen. 11 – 3
15 – 7
16 – 9
12 – 3
18 – 9 12 – 6 14 – 6
15 – 9
15 – 6
© Noordhoff Uitgevers bv 11
17 13 9 5 15
14 16
12 13
18 19
7 reken uit.
geef som en antwoord dezelfde kleur.
13 – 9 4 20 – 9 9
16 – 8 19 19 – 3 6
20 – 1 7 14 – 8 11
14 – 7 8 17 – 8 16
8 reken uit.
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Verlengde instructie
Speltip
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit. eerst naar de 10.
13 – 8 = 5
............... 16 – 7 = ............... 15 – 6 = ...............
1
14 – 8 = ............... 12 – 8 = ............... 14 – 5 = ...............
Luister-goedopgave
..... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 reken uit.
hoeveel kilo weegt luna meer dan boef?
Zelf 4 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met teken op de weegschaal.
schrijf de som op.
gewicht.
Schrijf de som op die bij de afbeelding past.
.....................................
5
.........................................................
Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. © Noordhoff Uitgevers bv 13
Kijk hoeveel geld je eerst hebt en wat je koopt. Schrijf de som 259887.indd 13 05/07/16 5:24 PM
11 – ...............
7 =
............... ............... – ..... . . . . . . . . . . = ............... – ............... =
€7 € . . .15
. . . . . . . . . . . . – € . . . . .7
. . . . . . . . . . = € . . . . . . .8
........
daarvan gekocht kan worden en trek lijnen. Let op: ieder 6 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel is het kuiken gegroeid?
cadeautje kan maar één keer gekocht worden. Meerdere hoeveel gegroeid?
antwoorden mogelijk. 7 cm 11 cm 11 – . . . . . . .7
............... . . . . . . . . = . . . . .4
. . . . . . . . . . cm
8 cm 12 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
9 cm 15 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
14 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
hoeveel kilo moet er bij?
8 . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . .
kilo kilo kilo
16 kilo 8
...............
....
13 kilo 4 16 kilo 9
kilo kilo kilo
8 trek lijnen.
wat zit er in het pakje?
• •
€5
€4 • €8 • €2
€1
•
€1
• €7
• €4
• • • •
€23 €14 €45 €39
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
samen
1 rekendictee
4 + 3 = 7
............... 8 + 1 = ............... 2 + 6 = ...............
8 + 6 = 14
............... 5 + 7 = ............... 9 + 8 = ...............
Materialen 6 + 8 = 14
............... 7 + 5 = ............... 8 + 9 = ...............
16 © Noordhoff Uitgevers bv
Samen 1 rekendictee
8 + 2 = 10 13 + 2 = 15 16 + 4 = 20
14 – 4 = 10 4+4= 8 13 – 3 = 10 5 kleur.
meer of minder dan 1 kilo?
20 – 4 = 16 25 – 5 = 20 4 + 6 = 10 minder dan 1 kilo meer dan 1 kilo
Familiesommen.
Kleur de voorwerpen die minder dan een kilo wegen groen. ............... cm
............... cm
Kleur de voorwerpen die meer dan een kilo wegen oranje. ............... cm
............... cm
17
Trek lijnen tussen de klokken die dezelfde tijd aangeven. 259887.indd 17 05/07/16 5:25 PM
7 + 3 = ....
10
...............
.... ...
.. ........ 11 + 5 = .......
... ... . . .... . . . . . 6 – 5 = . . . . . . . . .... . . . . .
2 + 4 = 13 + 4 = 12 + 6 =
9
............... ....... . . . . . . . . ...............
17 18 19 20
14 + 6
19 + 1
Stipsommen.
12 + 8 12 + 5 18 + 2
14 + 5 15 + 2
10 reken uit.
wat hoort er op de lege strik?
30 30 30 32 35 31
6 9 4 7 5 11 10 10 3 7 4 12
6
.......... .......... 5 10 5 1
9 9 ......... 5 ......... 4
......... .........
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • Inhoudsmaten worden gekoppeld aan een referentiemaat: een liter wordt
weergegeven middels een één-literfles en een één-literpak melk. Eén liter is vijf
bekertjes. Tien liter wordt weergegeven middels een emmer van tien liter met
maatstrepen.
Voorbeeld
1 liter 1 liter
10
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Speltip
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
toilet-
papier
Samen 1 Inhoud bepalen van een afbeelding met verpakkingen. in dit pak zitten 8 rollen toiletpapier.
samen
1 hoeveel kan er in?
2 maak de plattegrond.
4 Plaatsbepalen. zelf
3 hoeveel kan er in?
7 Inhoud aanvullen.
Tel hoeveel dobbelstenen er nog bij passen.
5 maak de plattegrond.
2 2
6 vul in.
hoeveel blokken staan er?
je kunt ook met
blokjes nabouwen.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
7 vul in.
hoeveel dobbelstenen kunnen er nog bij?
6 dobbelstenen
............... ............... dobbelstenen
8 vul in.
hoeveel blokken staan er?
12 blokjes
............... ............... blokjes ............... blokjes ............... blokjes
9 vul in.
hoeveel kan er in?
24 rollen
............... ............... rollen ............... rollen ............... rollen
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 vul in.
hoeveel kisten staan er?
samen
3 in hoeveel keer is de literfles vol?
6 Inhoud afpassen.
Vul het aantal bekers aan zodat er samen één of twee liter is.
zelf
5 kleur.
meer of minder dan 1 liter?
1 liter 2 liter
© Noordhoff Uitgevers bv 23
7 maak de plattegrond.
1 1 2
8 trek lijnen.
welke bouwsels zien er van boven hetzelfde uit?
bouw het na.
kijk van boven.
• •
• •
• •
• •
• •
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
10 10 10
0
5
0
5
10 10 10
5 5 5
0 0 0
2 2 2 2 2 2
5
1
© Noordhoff Uitgevers bv
Liter Liter Liter Liter Liter Liter
25
5 5 5 5
0 0 0 0
4 teken de streep.
hoeveel liter is het samen?
1 melkpak = 1 liter
8
10
5 5
0 0
10 10
5 5
0 0
5
2
liter
2
l i te r
2
l i te r
2
l i te r
liter 2
l i te r 1 2
l i te r
2
l i te r
2
l i te r
l i te r
5 5
1 1 1 1 1 1 liter liter 2
l i te r l i te r l i te r l i te r l i te r liter l i te r
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 teken de streep.
10 10 10 10
5 5 5 5
0 0 0 0
7 reken uit.
hoeveel liter is het samen?
5 2 7
............... liter 5 2 liter
liter liter liter 1
liter liter
...............
5
1
2 ............... liter liter 1 1
............... liter
liter liter liter liter
5 2 2 2 30 10
liter 5
liter
liter 1 1 liter
liter liter liter liter liter
5 5 5 5 30 10
liter 5 2
liter liter liter liter
liter liter liter
2 2 2 2 30 5 5 2
liter
1 1 liter liter
liter liter liter liter liter liter liter
10
liter 5 30 10
liter 2 2 2 2
liter
liter liter liter liter liter
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Verlengde instructie
Speltip
• Maak groepjes van vier kinderen. Elk groepje krijgt een emmer.
• Eén kind vult de emmer met een literfles tot een zelf gekozen aantal liters. De
andere kinderen hebben hun ogen dicht.
• De andere kinderen mogen met hun ogen dicht voelen hoe zwaar de emmer
is. Ze kunnen ook hun arm in het water steken, om te ervaren hoe vol de
emmer is.
• Hierna mogen de kinderen raden hoeveel liter er in de emmer zit.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 teken de streep.
10 10 10 10 10
5 5 5 5 5
4 liter
0
2 liter
0
8 liter
0
6 liter
0
3 liter
Teken de streep in de emmer.
2 reken uit.
hoeveel liter is het samen?
liter
2
1
liter
2
2
1
2
2
liter
6
............... liter
10
liter 2
liter
2
liter
2
liter
2
liter
............... liter
10
2
liter liter
2 2
liter
2
liter
............... liter liter 2
liter
2
liter
2
liter
2
liter
2
liter
............... liter
Luister-goedopgave. samen
3 luister goed. ..... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
..... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 reken uit.
hoeveel liter kan er nog bij?
5
......................................................
5 ......................................................
© Noordhoff Uitgevers bv
10 10 10
5 5 5
10
15
10
15
10
5 5 5
15 liter. 0 0 0
er kan ............... liter bij. er kan .............. . liter bij. er kan . . . . . . . . . . . . . . . liter bij.
6 teken rondjes.
8 Aftrekken tot en met 20 in een context met inhoud. gebruik zo min mogelijk kannen.
45 liter 10 10 10 10 5 2 2
liter liter liter liter liter liter liter 1
liter
38 liter 10 10 10 10 5 2 2
liter liter liter liter liter liter liter 1
liter
© Noordhoff Uitgevers bv 29
10 10
5 5
er kan ...............
7 liter bij er kan . . . . . . . . . . . . . . . liter bij
10 10
5 5
1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 15 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 15
10 10
5 5
1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter 1 liter
0 0
20 20 20 20 20 20
10 10 10 10 10 10
0 0 0 0 0 0
20 – 6 = 14 liter eruit
......................................................... ................................. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .........................................................
20 20 20 20 20 20
10 10 10 10 10 10
0 0 0 0 0 0
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen tot 20 met tientalpassering,
zelf
2 vul in.
14 1 1
• optellen en aftrekken tot en met 20 zonder tientalpassering, 41
1 4
2 0
11
• richting bepalen, 32 5 0
12 0 6
• gepast betalen tot en met 30 euro. 21 3 0
6 – 4 = 2
............... 17 – 6 = .... . . . . . . . . . . . 8 + 2 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 31
9 + 2 = 11 7 + 7 =14 2 + 9 = 11
7 + 4 = 11 5 + 8 =13 4 + 9 = 13
8 + 6 = 14 8 + 4 =12 8 + 8 = 16 4 maak de lijn af.
10 cm
8 cm
11 cm
Zelf 2 Splitsen tot en met 50 in tientallen en eenheden. 9 cm
Splitsen en samenvoegen met gebruik van de eierdozentabel. 12 cm
€15
5 Herkennen van identieke figuren bij een kwartslag of halve
draai. €18
€7
8 + 6 = 6 + 6 = 7 + 4 =
hoeveel dat is. 8 + 7 =
...............
............... 7 + 6 =
...............
............... 9 + 2 =
...............
...............
9 reken uit.
hou je over of kom je tekort?
€22 €20 €2
€16 €18
€30
€18 €4
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Voorbeeld +8
4 + 8 = 12
0 4 5 10 12 15 20
–9
16 – 9 = 7
0 5 7 10 15 16 20
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Speltip
• Maak groepjes van vier kinderen. Elk kind krijgt een getalkaart met een cijfer
onder de 50.
• De kinderen in een groepje gaan op volgorde staan, van het kleinste naar het
grootste getal.
• Spelvariatie: laat alle kinderen een grote rij vormen.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
13 25 31 45
0 10 20 30 40 50
31 13 25 45
2 Getallen tot en met 50 ordenen. 2 zet op volgorde van klein naar groot.
16 36 44 32 ¼
33 22 24 42 ¼
46 6 30 25 ¼
29
15
50
15
35
40
47
32
35
28
45
31
4
30
40
Welk getal komt ervoor of erna?
34 43 15 50 14 41 21 12
7 Getallenrij tot en met 50 afmaken. 5 zet op volgorde van klein naar groot.
6 12 44 43 6 12 43 44
16 32 47 23
50 30 10 20
6 vul in.
9
steeds 1 verder of 1 terug.
Getallen tot en met 50 ordenen.
19 20 33 41 42 29 39
Trek lijnen tussen de opeenvolgende getallen. Begin bij het
16 22 47 50 29 39
kleinste getal, zoek daarna steeds het getal dat daarna het
kleinst is.
7 vul in.
32 33 34 35 36 37 38 39 40
40 41 42
10
28 29 30
Getallen tot en met 100 ordenen.
© Noordhoff Uitgevers bv 35
Kies het getal dat ertussen past. Je mag elk getal maar een keer 259887.indd 35 05/07/16 5:28 PM
gebruiken.
6 26 46 16 ¼ 6 16 26 46
34 22 45 19 ¼
26 49 13 7 ¼
39 42 40 41 ¼
5 39 43 47 50
25
37 46 48
40
36
31
34
kies uit 41, 44, 53, 78, 82 kies uit 55, 77, 81, 91, 95
21 41 42 90 97
77 92 43 80
66 80 88 94
38 55 76 90
50 70 38 76
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
• Maak groepjes van vier kinderen. Elk kind schrijft voor zichzelf zoveel mogelijk
sommen met uitkomst 14 op een vel papier.
• Na een minuut gaan de vier kinderen bij elkaar zitten en tellen hoeveel
verschillende sommen bedacht zijn.
• Welk groepje heeft de meeste, verschillende sommen bedacht?
26 © Noordhoff Uitgevers bv
8 + 4 = ...............
12 7 + 9 = ............... 5+ ............... = 13
1
7 + 5 = ............... 7 + 8 = ............... 8+ ............... = 13
Zelf Optellen tot 20 met tientalpassering. 4 + 8 = ............... 7 + 7 = ............... 9+ ............... = 12
derde rij.
2 reken uit.
0 5 10 15 20
15 – 6 = 9 11 – 5 = 12 – =4
2
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
Zelf 5 Optellen en aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp 4 reken uit op de getallenlijn. let op! erbij of eraf?
–6
van de getallenlijn. 15 – 6 = ...............
9
. .. .
...
0 5 9 10 15 20
zelf
5 reken uit op de getallenlijn.
13 20
Stipsommen. Laatste rijtje staat door elkaar.
6 + 6 = ...............
0 5 10 15 20
van de getallenlijn. 0 5 10 15 20
12 – 9 = 3
............... 4 + 9 = ............... 13 – 8 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv
Reken de sommen uit, kijk tussen welke getallen de uitkomst 259887.indd 38 05/07/16 5:28 PM
7 vul in.
13 – ...... .. ...... = 10
.3
...............
... 6 + ...............
... ...... ...... = 10 3 + . . . . . .... . . . . . . . . = 10
0
14 – ...............
...... ... ...... = 10 9 + ...............
... ...... ...... = 10 18 – . . . . . .... . . . . . . . . = 10
0 5 6 10 15 20 0 5 9 10 15 20
15 – 9 = 6
.................................... ....................................
–9 +5
0 5 10 11 15 20 0 5 7 10 15 20
.................................... ....................................
38 + 4
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Speltip
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 13 – 7 = 6
6 + 7 = 13
8 + 6 = ...............
14 7 + 4 = ..... . . . . . . . . . . 5 + 6 = ...............
2 reken uit.
13 – 8 = 5
............... 12 – 7 = ..... . . . . . . . . . . 11 – 2 = ...............
3
5 + 8 = ............... 5 + 7 = ..... . . . . . . . . . . 9 + 2 = ...............
17 – 9 .............
4+7 ............. 12 – 6 .. . . . . . . . . . . .
Schrijf de sommen op het bord met het goede antwoord. 259887.indd 40 05/07/16 5:28 PM
11 – 4 = 7 15 – 9 = 14 – 8 =
Stipsommen.
...............
... ... . .... .. ... .............
... ... ...... . . . . . . . . .... . . . . . . . .
12 Y 8 4 8Y
Y ........ 8 Y . . . . . . . . 11 Y 5 Y........
9 11 8
12 – 3
........................................... .......................... . . . . . . . . . . . . . . . . . ...........................................
© Noordhoff Uitgevers bv 41
7 reken uit.
7 + .....
5... 6 + ..... 11– ..... 13 – . . . . . 15 – ... . . . . 13 – . . . . .
12 9 6
5 + ..... 4 + ..... 16 – ..... 15 – . . . . . 12 – . . . . . 11 – . . . . .
8 reken uit.
8 + 4 = ...............
12 18 – 9 = ..... . . . . . . . . . . 3 + 9 = ...............
9 bedenk sommen.
het antwoord staat vooraan.
11
16 +1 – 10 +2 +2
15
– + + –
+ –8 32
– +
20
+ +10 – +
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Verlengde instructie
Speltip
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
13 – ...............
3 = 10 8 + ............... = 10 14 – ............... = 10
17 –
...............
...............
= 10
= 10
9 +
6 +
...............
...............
= 10
= 10 19 –
2 + ...............
...............
= 10
= 10
Stipsommen.
2 reken uit.
12 – 7 = 5
............... 15 – 6 = ..... . . . . . . . . . . 5 + 8 = ...............
8 + 6 =
...............
...............
9 + 3 =
12 – 5 =
..... . . . . . . . . . .
..... . . . . . . . . . .
6 + 9 =
13 – 8 =
...............
...............
Luister-goedopgave.
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Teken de wijzer in 259887.indd 43 05/07/16 5:35 PM
de weegschaal.
6 + ............
5 = ............
............ 11 kilo ............ + ............ = . . . . . . . . . . . . kilo ............ + . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . kilo
9 5 7 8 5 8
0
kilo kilo
0
kilo kilo
0
kilo
8 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met ik heb ik koop ik hou over ik kom tekort
inhoud. €10 €6 €4
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Kijk hoeveel erin zat
€12 €8
en hoeveel er nu in zit. Reken uit hoeveel liter eruit is.
€9 €12
€8
€12
€6
44 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
hoeveel punten?
3 3 3
5 5 5
9 7 9
12 punten
............... ............... punten ............... punten
3 3 3
5 5 5
7 7 7
8 reken uit.
hoeveel liter is eruit?
20 liter 20 liter 20 liter
12 – 8 = 4 liter
..................................................... ...............................
........................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .....................................................
..................................................... ...............................
........................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .....................................................
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd aftrekken tot 20 met tientalpassering,
zelf
2 maak vast aan de getallenlijn.
11 21 17 23 35 44
• optellen tot 20,
• aftrekken tot 20,
3 reken uit.
4 + 3 = 15 + 2 = 9 + 4 =
• gepast betalen tot en met 25 euro, 6 + 3 =
...............
............... 17 + 3 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . . 3 + 9 =
...............
...............
9 – 7 = 2
............... 18 – 5 = ..... . . . . . . . . . . 12 – 5 = ...............
46 © Noordhoff Uitgevers bv
Samen 1 Rekendictee
11 − 2 = 9 15 − 6 = 9 17 − 8 = 9
13 − 5 = 8 14 − 8 = 6 16 − 9 = 7 5 meet de spijkers.
geef ze de kleur van het doosje.
12 − 6 = 6 13 − 8 = 5 15 − 8 = 7
1 cm, 2 cm en 3 cm 4 cm en 5 cm 6 cm, 7 cm en 8 cm
Gebruik een liniaal. Meet elke schroef. Geef elke schroef de kleur €22
€19
7 teken de streep.
5
10
5
10
5
10
5
10
0 0 0 0 0
47
............... 15 ...............
9
............... 25 ...............
9 reken uit.
wat gebeurt in de machine?
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
vul in.
10 eieren 10 eieren
21 2 1 1 3 13
Lesdoelen 12 3 1
42 0 4
> M: 1 en 2
45 13 34 12 12 13 34 45
Materialen 16 35 47 32
3 22 43 34
> M: 3 en 4
• blokjes
3 reken uit. –9
17 – 9 = ...............
8
0 5 8 10 15 17 20
© Noordhoff Uitgevers bv 49
3 Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 259887.indd 49 05/07/16 5:40 PM
getallenlijn.
Reken de som uit met één grote sprong over de 10.
5 reken uit.
hoeveel is het kuiken gegroeid?
8 cm 12 cm 12 – . . . . . .8
............... . . . . . . . . . = . . .4
. . . . . . . . . . . . cm
lengte. > M: 7 en 8
8 cm 17 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
13 – 7 = 6
............... 12 – 6 = ... . . . . . . . . . . . . 13 – 6 = ...............
12 – 5 =
...............
...............
5 + 8 =
7 + 7 =
... . . . . . . . . . . . .
... . . . . . . . . . . . .
9 + 2 =
17 – 9 =
...............
...............
7 Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met geld. 7 reken uit en vul in.
Alleen het antwoord noteren. ik heb ik koop ik hou over ik kom tekort
€12
€6 €6
Kleur de voorwerpen waar meer dan een liter in past oranje. 259887.indd 50 05/07/16 5:40 PM
1 liter
> M: 14
10 teken de streep.
10 10 10 10
5 5 5 5
0 0 0 0
10 10 10
5 5 5
0 0 0
9 + ..........
1 = 10 liter
.......... .......... + .......... = 10 liter .......... + . . . . . . . . . . = 10 liter
© Noordhoff Uitgevers bv 33
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
32 eieren 23 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
10 eieren
Lesdoelen
43 eieren 34 eieren
De kinderen herhalen:
• splitsen tot en met 50 in tientallen en eenheden, 2 vul in.
12 0 2
• inhoud tot en met 10 liter bepalen,
• optellen tot en met 10 in een context met liters. 3 zet op volgorde van klein naar groot.
0 10 20 30 40 50
15 27 38 43
Materialen
4 zet op volgorde van klein naar groot.
• euromunten en -biljetten 42 15 31 25 ¼ 15 25 31 42
• blokjes 49 37 47 41 ¼
3 32 23 42 ¼
52 © Noordhoff Uitgevers bv
2
–9
Splitsen tot en met 50 in tientallen en eenheden. 15 – 9 = ...............
6
–4 –5
0 5 6 10 15 20
Splitsen en samenvoegen met gebruik van de eierdozentabel. 5 4
............... ...............
11 – 6 = ...............
Zie week 1 les 1. ............... ...............
0 5 10 15 20
12 – 5 = ...............
3 Getallen tot en met 50 ordenen naar grootte met behulp van ............... ...............
0 5 10 15 20
de getallenlijn.
Zie week 3 les 11.
6 reken uit op de getallenlijn.
–6
–3 –3
13 – 6 = ...............
7
0 5 7 10 13 15 20
12 – 6 = 6
............... 11 – 5 = ............. . . 18 – 9 = ...............
Met tussensprong en met opschrijven van de splitsing. Zie week 12 – 8 = ............... 13 – 4 = ............. . . 15 – 8 = ...............
11 – 3 = 13 – 5 = 16 – 7 =
1 les 2. ............... ............. . . ...............
53
6
© Noordhoff Uitgevers bv
Aftrekken tot 20 met tientalpassering met behulp van de 259887.indd 53 05/07/16 5:40 PM
getallenlijn.
Met tussensprong zonder opschrijven van de splitsing. Zie week
1 les 2. 8 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel is het kuiken gegroeid?
11 – . . . . . .9
............... . . . . . . . . . = . . .2
. . . . . . . . . . . . cm
8 cm 12 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
9 + 4 = ...............
11 – 6 =
6
...............
...............
7 + 8 =
4 + 7 =
............. . .
............. . .
15 – 8 =
4 + 8 =
...............
...............
Laatste rijtje staat door elkaar. Zie week 3 les 13. 13 – 9 = ............... 4 + 9 = ............. . . 16 – 8 = ...............
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
€16
11 Bepalen of er voldoende geld is. genoeg te weinig genoeg te weinig genoeg te weinig genoeg te weinig genoeg te weinig
10 10 10 10 10
5 5 5 5 5
0 0 0 0 0
7 liter
............... ............... liter ............... liter ............... liter ............... liter
16 teken de streep.
10 10 10 10
5 5 5 5
0 0 0 0
10 10 10
5 5 5
0 0 0
2 + ............
8 = 10 liter
............ ........... + ............. = 10 liter ............ + . . . . . . . . . . . . = 10 liter
er kan ............
8 liter bij. er kan ........... . liter bij. er kan . . . . . . . . . . . . liter bij.
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
kleur.
dichter bij 30, 40, 50 of 60?
denk aan de getallenlijn.
30 40 50 60
64 51 41 33 62
Lesdoelen
39 29 48 32 59
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot:
• getallen tot en met 90 ordenen,
• optellen en aftrekken tot en met 60, 2 kies en vul in.
welk getal past er tussen?
let op: je mag elk getal 1
keer gebruiken.
• plattegronden van blokkenbouwsels tekenen, kies uit 20, 22, 24, 26, 30 kies uit 45, 67, 71, 81, 85
18 20 21 80 87
• aanzichten van blokkenbouwsels, 23 34 33 70
20 26 66 80
25 30 28 66
Materialen
3 reken uit en vul in.
Zelf 1 Bepalen bij welk tiental een getal tot en met 80 het dichtst © Noordhoff Uitgevers bv 57
gebruiken. 38 + 4 21 + 6 41 – 8 24 – 3
5 blokjes
............... ............... blokjes
© Noordhoff Uitgevers bv
blokjes
Bouw de blokkenbouwsels na. Verbind de bouwsels die er van 259887.indd 58 05/07/16 5:40 PM
5
2 30 • 100 lliter
• liter
terr
te
liter 1
liter • • liter rliter
2 1
liter
10
0 5 • • 20 • • 5
liter
liter
erliter
1 liter liter
10 • • 30 • • 2
2
liter
liter 2
liter
liter liter
5
20 liter
li
ite
er
Liter • • 20 • • 5
10
2
liter liter liter liter
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
vul in.
10 eieren 10 eieren
48 2 5
32 4 3
Splitsen en samenvoegen.
2 zet op volgorde van klein naar groot.
14 34 24
44 54 45 55
52 25 16 61 56
11 – 6 = ................ 13 – 7 = .............. . . 12 – . . . . . . . . . . . . . . . . = 4
12 – 7 = ................ 16 – 8 = .............. . . 14 – . . . . . . . . . . . . . . . . = 8
Stipsommen in de laatste rij.
4 reken uit.
9 + 6 = ................ 8 + 8 = ............ . . . . 14 – . . . . . . . . . . . . . . . . = 7
5 Inhoud van een blokkenbouwsel bepalen. 7 + 4 = ................ 16 – 7 = ............ . . . . 5 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 14
Tel het aantal blokken dat voor het bouwsel gebruikt is. 11 – 5 = ................ 6 + 7 = ............. . . . 7 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 15
13 – 5 = ................ 14 – 8 = .............. . . 15 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 6
32 © Noordhoff Uitgevers bv
10
1 1, 2 liter
1 1
liter
1
liter 10
1
liter
1
liter
1
liter
1
liter 10
5 5
2 2 2
2 3, 4 liter
1 1
liter
1
liter 0 liter liter liter 0
3 5, 6, 7 7 reken uit.
25 –7 ............... +9 ...............
4 9, 10
38 +6 ............... –9 ...............
5 13
52 –3 ............... +8 ...............
6 15, 16
© Noordhoff Uitgevers bv 33
7
8
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
1
.............. cm
Gebruiken Aftrekken tot 20 met tientalpassering in een context met 7 cm 11 cm
.............. cm – . . . . . . . . . . . . . . . . cm =
lengte. .............. cm
8 kilo
16 kilo 9 kilo 14 kilo
Bereken het verschil in gewicht. Schrijf de som bij de afbeelding. ......................................... .........................................
3 Optellen en aftrekken tot 20 met tientalpassering in een 3 reken uit en vul in.
hoeveel geld heb je of houd je over?
€ 15 €7 ....................................................
34 © Noordhoff Uitgevers bv
1 = 1 = 1 =
Slingersom, ook stipsommen. Vergeet niet + of – op te schrijven. liter liter
er liter
lit
li t
............... =
liter
............... =
liter
...............
=
liter
30 +8 15
–6
–4 +9
uit
29 –4 27
© Noordhoff Uitgevers bv 35
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 8.4
20 Speelwerk
60 61
© Noordhoff Uitgevers bv 39
voorbereidingstoets 2
1 Tellen met sprongen op de getallenlijn. cito
2
2 Oriëntatie in de ruimte; plaatsbepalen.
Opgavetekst: Wie moet het verste lopen naar de circustent? Zet jens roos
3
3 Afbeelding meten met een liniaal tot en met 25 cm.
Opgavetekst: Hoeveel centimeter is de schoen lang? Schrijf je 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
4 Betekenis geven aan het gewicht 1 kilo met behulp van een 280
0 20
60
40
balans. tand
past
a shampoo
kalendermaand.
Opgavetekst: Kijk naar de tekening. Het is lente. Welk
kalenderblad past bij de lente? Zet daar een kruisje bij. 7 6 stuks
6 stuks 10 stuks
vakje.
40 © Noordhoff Uitgevers bv
Blok 9
Noordhoff Uitgevers
Domein: Getallen
Strategie • De kinderen oefenen met optellen en aftrekken tussen 20 en 30. Dit wordt
eerst nog ondersteund met een sprong op de getallenlijn, daarna rekenen de
kinderen alleen nog de abstracte som uit. Ook wordt gebruikgemaakt van de
relatie met de sommen onder de 10 en 20.
Voorbeeld +6
23 + 6 = 29
0 5 10 15 20 23 25 29 30
–5
27 – 5 = 22
0 5 10 15 20 22 25 27 30
© Noordhoff Uitgevers bv 3
4 © Noordhoff Uitgevers bv
samen
1 getallendictee
Samen 1
............... ............... ...............
11 22 49
uitleg
30 8 34 de helft aantal het dubbele
O O O OOOO
46 13 40 1 2 4
3 6 12
2
5 10 20
Verdubbelen en halveren met behulp van afbeeldingen.
6 is...............
dehelftvan............... 3 . het dubbele van. . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
4 QQQQQ OOOOO
Halveren met behulp van afbeeldingen. QQQQQ
QQQQ
OOOO
2 is...............
het dubbele van............... 4 . het dubbele van. . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
OOOOO OOOOO
O
7 Verdubbelen en halveren tot en met 60 in een context met het dubbele van ............... is............... . het dubbele van . . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
geld.
Bepaal de prijs van twee voorwerpen of van één voorwerp. 4 teken de helft en vul in.
OOOOO
OO O
OOO
2 is...............
dehelftvan............... 1 . de helftvan. . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
OOOOO
OOOO
OOOOO
5 reken uit.
wat is het dubbele?
VVVVV VVVVV
10
............... ...............
VVVVV
VVVVV VVVVV
............... ...............
V VVVV
© Noordhoff Uitgevers bv 5
6 trek lijnen.
wat is de helft?
• • 5
• • 7
• • 6
7 reken uit.
hoeveel kost het?
€8 samen € ...............
16
€15
samen € . . . . . . . . . . . . . . .
€30 €12
samen € ............... samen € . . . . . . . . . . . . . . .
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Verlengde instructie
Speltip
6 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
4 + 5 = 9
............... 9 – 1 = ........ . . . . . . . 4 + 6 = ...............
1
6 + 2 = 6 – 3 = 8 – 5 =
Zelf
............... ........ . . . . . . . ...............
2 reken uit.
11 + 6 =
20
...............
14 – 3 =
16 – 2 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . .
18 + 1 =
17 – 6 =
...............
...............
23 + 6 = 29
0 5 10 15 20 23 25 29 30
–5
27 – 5 = 22
0 5 10 15 20 22 25 27 30
Zelf 5 Optellen en aftrekken tussen 20 en 30 met behulp van de © Noordhoff Uitgevers bv 7
22 + 8 = ....30
...............
. .......
...... . ...
20 22 25 30
25 + 4 = ...............
20 25 30
7 Optellen en aftrekken tussen 20 en 30 met behulp van de
24 − 3 = ...............
getallenlijn 20 25 30
29 − 7 = ...............
20 25 30
23 – 2 = ...............
21
20 21 23 25 30
26 + 4 = ...............
20 25 30
25 + 3 = ...............
28 28 – 3 = ............. . . 20 + 9 = ...............
8 © Noordhoff Uitgevers bv
–4
29 – 4 = ..................
...25
...... ...
.......
20 25 29 30
22 + 7 = ...............
20 25 30
28 − 5 = ...............
20 25 30
8 reken uit.
0 5 10 15 20 25 30
28 + 1 = 29
............... 28 – 4 = .... . . . . . . . . . . . 26 + 3 = ...............
9 reken uit.
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Speltip:
8 © Noordhoff Uitgevers bv
14 + 5 = 19
............... 17 – 3 = .... . . . . . . . . . . . 12 + 6 = ...............
24 + 5 = 29
............... 27 – 3 = .... . . . . . . . . . . . 22 + 6 = ...............
8 − 6 = ...............
2 −6
5 + 3 = ...............
15 + 3 = ...............
Familiesommen. 2 + 7 = ...............
12 + 7 = ...............
0 5 10 15 20 25 30
22 + 7 = ...............
15 − 2 = ...............
0 5 10 15 20 25 30
© Noordhoff Uitgevers bv
Geef de schildpadden de kleur die bij de uitkomst past. 259881 Block 09.indd 10 20/07/16 3:19 PM
Familiesommen. 8 + 1 = 9
...............
............
. ... ...
... 7 – 4 = .... . . . . . . . ..
.... 3 + 2 = ...............
..
18 + 1 = ...............
19
.......
.... . 17 – 4 = .... . . . . . . . ..
.... 13 + 2 = ...............
..
28 + 1 = ...............
29 27 – 4 = .... . . . . . . . . . . . 23 + 2 = ...............
Geef elk vak de kleur die bij de uitkomst past. 14 – 3 = ............... 15 + 2 = .... . . . . . . . . . . . 19 – 6 = ...............
4 reken uit.
25 – 4 =
23
...............
...............
24 + 4 =
21 + 6 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . .
24 – 2 =
20 + 6 =
...............
...............
5 reken uit.
kleur de schildpadden.
denk aan de getallenlijn.
6 8 16 18 26 28
4+4 12 + 6 3+3 23 + 3
26 + 2 8−2 13 + 3 9−1
29 − 3 19 − 3 29 − 1 20 − 2
© Noordhoff Uitgevers bv 11
6 reken uit.
1 + 4 = ... 5
...............
... . ... .. ... 9 – 2 = ..... . .... . . . . . . . .
... 2 + 4 = . . . . . .... . . . . .... . .
25 26
30 − 5 20 + 5 24 + 1 21 + 4
26 + 0 22 + 4 30 − 4 28 − 2
25 + 1 27 − 2 29 − 4 27 − 1
8 reken uit.
vul in. 8 + 4 + 3 = 15
15 + ............
5 . . . = 20
20
8 4
5
............ 3
20 30 40
4 ............ 12 4 14 ............
4 8 5 ... . . . . . . . . . ............ 11
35 38 50
10 8 14 10 20 10
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Verlengde instructie
Speltip
• Laat een aantal (>20) kinderen uitklappen als parasol door staand de armen
te spreiden.
• Laat nog een aantal kinderen uitklappen als parasol, hoeveel parasols zijn er nu?
• Spelvariatie: herhaal dit ook met parasols die wegwaaien.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
5 + 1 = 6
............... 9 – 4 = .... . . . . . . . . . . . 3 + 7 = ...............
1
15 + 1 = 19 – 4 = 13 + 7 =
Zelf
............... .... . . . . . . . . . . . ...............
Familiesommen.
2 reken uit.
26 + 4 = 30
............... 24 – 3 = .... . . . . . . . . . . . 20 + 7 = ...............
23 + 6 =
...............
...............
28 – 4 =
27 – 5 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . .
28 – 5 =
21 + 8 =
...............
...............
4 reken uit.
er staan 29 parasols.
4 parasols waaien weg. 20 25 30
Zelf 5 Optellen tussen 20 en 30 in een context met inhoud. hoeveel zijn er over?
© Noordhoff Uitgevers bv
.............................................................................
13
Omcirkel wat er tekort is. Maak de stipsom af. 259881 Block 09.indd 13 20/07/16 3:20 PM
25 liter 20 5
liter
2 2 1 22 + . . . 3
. . . . . . . = 25 liter
liter 2 liter liter liter
liter
Maak de stipsom. Schrijf op hoe lang het touw eerst was. Schrijf 28 liter 20
liter 5
5
liter
2
liter
2
liter
1
liter 25 + . . . . . . . . . . = 28 liter
liter
6 reken uit.
hoeveel geld hou je over?
€ 26 € ............ € 30 € ............
14 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
hoeveel cm is eraf?
het touw was
eerst 30 cm.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
30 cm − . . . . . .6 . . . . . . . . cm = . . .24
. . . . . . . . . . . cm
er is . . . . .6
. . . . . . . . . cm af. af
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
30 cm − . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . cm
er is . . . . . . . . . . . . . . cm af.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
30 cm − . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . cm
er is . . . . . . . . . . . . . . cm af.
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
30 cm − . . . . . . . . . . . . . . cm = . . . . . . . . . . . . . . cm
er is . . . . . . . . . . . . . . cm af.
8 reken uit.
hoeveel wegen de dozen en tassen?
= 30 kilo
= 15 kilo
want 15 + 15 = 30
= 30 kilo = 15 kilo
= 21 kilo = 15 kilo
= 8 kilo = 8 kilo
= 5 kilo = 25 kilo
15 kilo
............ ............ kilo ............ kilo ............ kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 11
je oefent
5 weet je nog?
samen
1 rekendictee
43 34 15 12 42 24
6 + 7 = 13
............... 8 + 4 = ......... . . . . . . 5 + 6 = ...............
• blokjes 7 + 6 = 13
............... 4 + 8 = ......... . . . . . . 6 + 5 = ...............
16 © Noordhoff Uitgevers bv
6 + 5 = 11 14 – 8 = 6 4 + 8 = 12
7 + 5 = 12 6 + 6 = 12 15 – 8 = 7
11 – 3 = 8 17 – 9 = 8 6 + 9 = 15 5 reken uit.
13 – 6 = 7
...............
............
. ...
. ... 12 – 8 = ..... . . . . . . . . . . 14 – 7 = ...............
..
15 – 6 = 16 – 9 = 11 – 8 =
2
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
Zelf Verder tellen en terugtellen tot en met 50. 9 + 6 = ............... 7 + 9 = ..... . . . . . . . . . . 3 + 8 = ...............
Omkeersommen.
......................... ......................... ......................... ......................... .........................
1 1
7
© Noordhoff Uitgevers bv
Plattegrond van een blokkenbouwsel maken. 259881 Block 09.indd 17 20/07/16 3:24 PM
8 vul in.
10 eieren
volle eierdozen losse eieren
10 eieren
Splitsen en samenvoegen. Met gebruik van de eierdozentabel. 32 3 2 1 3
41 5 0
1 + 8 = 5 + 2 = 3 + 3 =
Familiesommen. 11 + 8 = 19
9
...............
............... 15 + 2 =
..... . . . . . . . . . .
..... . . . . . . . . . . 13 + 3 =
...............
...............
Maak het blokkenbouwsel met de plattegrond. Bekijk het van zet rondjes om wat je ziet. kijk van alle kanten.
1 2
alle zijkanten. 1 2
3 1
2 1
3 1
3 2
18 © Noordhoff Uitgevers bv
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Strategie • De kinderen leren een aantal vlakke figuren herkennen en afmaken. Dit doen ze
vooral met behulp van een spiegel. Hierbij leren ze het begrip spiegellijn.
• De kinderen maken reeksen van vlakke figuren af door het patroon erin te
herkennen.
Voorbeeld
© Noordhoff Uitgevers bv 13
14 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Teken de vorm af. Maak bestaande lijnen langer. Let er bij het
vierkant op dat alle zijden even lang zijn.
zelf
3 teken.
4 teken.
maak de vorm kleiner en groter.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
5 kleur de vormen.
rechthoek
driehoek
vierkant
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Speltip
16 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 kleur de vormen.
Teken de vorm af. Laat eventueel een spiegel of vouwblaadjes 259881 Block 09.indd 22 20/07/16 3:24 PM
gebruiken.
3 teken de vorm.
wat zie je als je het blaadje openvouwt?
6 Vormen herkennen.
Tel van elke vorm hoeveel er zijn.
5 teken de vorm.
wat zie je als je het blaadje openvouwt?
© Noordhoff Uitgevers bv 23
5 cirkels
rechthoeken
driehoeken
7 kleur.
aan beide kanten hetzelfde.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17
18 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg
6 Afbeelding spiegelen.
Maak gebruik van een spiegel.
zelf
3 spiegel en teken.
maak het figuur af.
7 Figuren spiegelen.
Maak gebruik van een spiegel.
4 spiegel en teken.
5 kleur.
welke figuren hebben een spiegellijn?
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 spiegel en kleur.
maak de tekening af.
7 spiegel en teken.
maak het figuur af.
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Verlengde instructie
Speltip
• Geef elk kind een blaadje met ruitjes van één bij één centimeter.
• Laat een vak afbakenen van bijvoorbeeld drie bij drie hokjes.
• Laat binnen dit vak elk hokje kleuren.
• Geef elk kind een spiegel en laat het spiegelbeeld maken.
20 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 teken en kleur.
maak het patroon af.
Kijk daarna hoe de kleuren wisselen. Kleur de vormen in. 259881 Block 09.indd 28 20/07/16 3:25 PM
5 teken en kleur.
maak de ketting af.
© Noordhoff Uitgevers bv 29
6 kleur.
maak het mozaïek in spiegelbeeld af.
7 teken de lijnen.
zorg dat alle
dit is tangram.
met de vormen kun je
vormen te zien zijn. veel figuren maken.
gebruik ze allemaal.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 21
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen en aftrekken tot en met 20 met en zonder
zelf
2 vul in.
42 2 1
• optellen en aftrekken tussen 20 en 30, 23 4 9
6 4 0
• aftrekken met gewicht tot 20 kilo,
• aftrekken met lengte tot 20 centimeter.
3 reken uit.
24 + 6 = ...............
30 24 – 2 = ..... . . . . . . . . . . 23 + 7 = ...............
25 + 5 = 25 – 3 = 23 – 3 =
Samen 1
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
4 vul in.
hoeveel liter zit in de emmer?
Zelf 2 Splitsen tot en met 50 in tientallen en eenheden. 10 10 10 10
0 10
0
0 0 0 0 0
voegd.
5 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel kilo is het verschil?
8 kilo 4 kilo 3 kilo
4
16 − 8 =
.................................... ...................... . . . . . . . . . . . . . . ....................................
gewicht is.
6 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel is het kuiken gegroeid?
13 – . . . . . . .9
............... . . . . . . . . = . . . . .4
. . . . . . . . . . cm
Schrijf de som op. Reken uit hoeveel het kuiken is gegroeid. 8 cm 15 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
9 cm 12 cm ............... – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . cm
32 © Noordhoff Uitgevers bv
8 zet op volgorde.
43 22 32 23 22 23 32 43
16 36 26 46
33 22 24 31
Stipsommen.
9 reken uit.
8 + 7 = 15
............... 13 – 8 = ..... . . . . . . . . . . 15 – 6 = ...............
10 reken uit.
© Noordhoff Uitgevers bv 33
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Domein: Getallen
Strategie • De sommen tot 30 met tientalpassering worden eerst nog ondersteund met
een sprong op de getallenlijn, daarna rekenen de kinderen alleen nog de
abstracte som uit. Ook wordt gebruikgemaakt van de relatie met de sommen met
tientalpassering tot 20.
Voorbeeld +4
18 + 4 = 22
0 5 10 15 18 20 22 25 30
−7
25 – 7 = 18
0 5 10 15 18 20 25 30
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Verlengde instructie
Speltip
24 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 23 – 3 = 20 –3
0 10 20 23 30
Stipsommen. 0 10 17 20 30
16 + ...............
4 = 20
getallenlijn. 10 15 16 20 25 30
25 – ............... = 20
10 15 20 25 30
Zelf 3 Optellen en aftrekken naar 20 met behulp van de getallenlijn. 2 reken uit op de getallenlijn.
−3 −6
Stipsommen. 26 – 6 – 3 = ...............
17
10 15 17 20 25 26 30
22 –2 – 5 = ...............
4 Optellen en aftrekken naar 20. 10 15 20 25 30
Stipsommen. 18 + 2 + 5= ...............
10 15 20 25 30
34 © Noordhoff Uitgevers bv
13 + ..................
...7 . .... ... = 20
. ..
10 13 15 20 25 30
28 – ............... = 20
10 15 20 25 30
Tel het aantal tegels dat is gebruikt en reken de totale prijs uit. 18 + ...............
2 = 20 29 – ............... = 20 17 + . . . . . . . . . . . . . . . = 20
15 + ............... = 20 22 – ............... = 20 19 + . . . . . . . . . . . . . . . = 20
Een driehoek kost de helft van een hele tegel. Van twee driehoe- 11 + ............... = 20 27 – ............... = 20 24 – . . . . . . . . . . . . . . . = 20
18 + 2 + 6 = 26
............... 23 – 3 – 6 = ............... 23 – 3 – 6 = ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 35
10 15 20
8 + ........
2 10 + . . . . . . . .
27 − ........ 4 + ........
16 − ........ 18 − ... . . . . . 11 + . . . . . . . . 17 − . . . . . . . .
14 + ........
29 − ........ 13 + ........ 18 − . . . . . . . . 25 − . . . . . . . .
7 reken uit.
wat kosten de tegels samen?
van twee halve tegels
kun je 1 hele maken.
€4
€ .......
24. . . . .
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Verlengde instructie
Speltip
• Beeld een getallenlijn tot en met 30 af op het bord. Schrijf een getal op onder
de 30.
• Elk kind schrijft zoveel mogelijk optel- en aftreksommen op met dit antwoord.
• Geef hier een bepaalde tijd voor, bijvoorbeeld drie minuten.
• Wie de meeste goede sommen heeft, heeft gewonnen en mag het volgende
getal bedenken.
• Spelvariatie: laat in tweetallen werken.
26 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
5 = 20
15 + ............... 26 – ............... = 20 29 – . . . . . . . . . . . . . . . = 20
1
18 + ............... = 20 21 – ............... = 20 12 + . . . . . . . . . . . . . . . = 20
Zelf Optellen en aftrekken naar 20. 13 + ............... = 20 24 – ............... = 20 27 – . . . . . . . . . . . . . . . = 20
Stipsommen.
2 vul in.
6 7 8
3
...............
...............
4
1
...............
...............
2
7
...............
...............
samen
3 hoeveel ijsjes blijven er over?
18 + 4 = 22
van de getallenlijn. 25 – 7 = 18
0 5 10 15 18 20 25 30
© Noordhoff Uitgevers bv 37
10 15 19 20 25 30
15 + 8 = ...............
10 15 20 25 30
24 − 8 = ...............
10 15 20 25 30
15 + 9 = ...............
38 © Noordhoff Uitgevers bv
25 – 8 = ...............
17
.......
...
10 15 17 20 25 30
21 − 5 = ...............
10 15 20 25 30
17 + 9 = ...............
10 15 20 25 30
16 + 8 = ...............
10 15 20 25 30
22 Y 9 Y...............
13 19 Y 6 Y ...............
17 Y 7 Y............... 24 Y 5 Y ...............
5 10 8 13 11 16
27 31 29 33
23 30 26 33
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Verlengde instructie
Speltip
• Maak een sommenslang met de hele groep. Maak gebruik van een bal.
• Noem een startgetal tussen 10 en 20 (bijvoorbeeld 16). Gooi de bal naar een
kind en geef de opdracht om met het startgetal een som met passering van
de 20 te maken (bijvoorbeeld 16 + 6).
• Het kind geeft of gooit de bal door naar een ander. Deze gebruikt de uitkomst
van de vorige som (22) als startgetal voor een andere som met passering van
de 20 (bijvoorbeeld 22 – 5).
• Schrijf de sommen eventueel mee op het bord.
• Optellen en aftrekken zullen elkaar steeds afwisselen.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
uitleg 7 + 8 = 15 12 – 4 = 8
17 + 8 = 25 22 – 4 = 18
Familiesommen. 9 + 7 =
19 + 7 =
16
...............
26
...............
5 + 8 =
15 + 8 =
.... . . . . . . . . . . .
..... . . . . . . . . . .
7 + 6 =
17 + 6 =
...............
...............
Familiesommen. 25 − 6 = ...............
19 0 5 9 10 15 19 20 25 30
7 + 7 = ...............
17 + 7 = ...............
3 Optellen en aftrekken tot 30 met tientalpassering.
12 − 6 = ...............
0 5 10 15 20 25 30
Familiesommen. 22 − 6 = ............... 0 5 10 15 20 25 30
5 + 6 = ...............
3 reken uit.
24 – 6 = 18
............... 16 + 6 = .... . . . . . . . . . . . 21 – 8 = ...............
27 – 9 = 12 + 9 = 14 + 7 =
8
............... .... . . . . . . . . . . . ...............
23
6 22 5
14 9
26
© Noordhoff Uitgevers bv 41
6 reken uit.
21 – 7 = 14
...............
... ...
.. ......
. . ... 14 + 9 = .... . . . . ..
....... 25 – 6 = . . ..
. . . . . . . . . .... . .
28 – 9 = ............... 16 + 8 = .... . . . . . . . ..
.... 17 + 5 = ...............
7 reken uit.
16´ +5 21 14´
´.......... +8 ´.......... 23´ − ´17
8 reken uit.
teken de weg.
je komt steeds op 0 uit.
15 +2 −8 30 −8 −9
−6 −4 −5 −6
−4 −5 0 −8 −7 0
20 −6 −9 15 −7 +2 30 −5 +2 −8
−8 +5 +5 −7 −8 −9 −9
+2 −8 0 −8 −3 0 +4 +3 −10 0
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Verlengde instructie
Speltip
• Formeer tweetallen. Elk tweetal krijgt een bedrag tussen 20 en 30 euro aan
euromunten en -biljetten.
• Elk tweetal maakt een prijskaart tussen 2 en 9 euro voor een voorwerp
(bijvoorbeeld een etui of boek) op de tafel.
• De tweetallen lopen door de groep en mogen een voorwerp kopen. Spreek af
dat een bepaald bedrag over moeten blijven (bijvoorbeeld 16 euro).
• Bespreek de uitkomsten.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
zelf
1 reken uit.
16 + 9 = 25
............... 23 – 8 = ..... . . . . . . . . . . 13 + 8 = ...............
1
17 + 8 = 22 – 9 = 27 – 9 =
Zelf
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
samen
2 luister goed.
..........................................................
3 reken uit.
Zelf 4 Aftrekken tot 30 met tientalpassering in een context. silver en lisa ruimen de ijsstokjes op.
silver heeft nu 15 stokjes en lisa 9.
..............................
0 5 10 15 20 25 30
24 24
24 − .............
5 = ..............
19 kaarsjes over kaarsjes over
7
..........................................
12 16 11 18
12 + ............
8 = 20
kilo
+ ............ = 20
kilo
+ . . . . . . . . . . . . = 20
kilo
+ . . . . . . . . . . . . = 20
De kinderen hebben mogelijk hulp nodig bij het lezen van de ............
8 kilo erbij
............
............
opgave. Reken uit hoeveel mensen er nog bij komen door het
aantal mensen dat al binnen is af te trekken van het aantal ge- 6 reken uit en vul in.
ik koop ik betaal
kochte kaartjes. Reken uit hoeveel stoelen overblijven door het €8 € 14
....................
€16
aantal gekochte kaartjes af te trekken van de totale hoeveelheid ....................
stoelen. ....................
€6 €15
....................
44 © Noordhoff Uitgevers bv
20
lite
li terr
te 1
liter
liter 8 liter 21– 8 = 13 liter
20 5
lite
li terr
te litter
lli 6 liter
20
liite
t r 2
lit
iter
iter
8 liter
20
lite
li ter
te 2 1
lit
i er lite
lit
iterr
6 liter
film mensen.
.................................
film mensen.
......................................
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 31
samen
1 rekendictee
De kinderen herhalen:
• uit het hoofd optellen en aftrekken tot 20,
zelf
2 teken en vul in.
• rekenen met tijd met hele en halve uren. dehelftvan ............... is............... . het dubbele van . . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
3 reken uit.
18 – 6 = ...............
12 15 – 6 = ..... . . . . . . . . . . 5 + 8 = ...............
12 + 7 = 12 – 7 = 13 – 6 =
1
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
2 + 9 = 11 6 + 4 = 10 De helft van 12 = 6
3 + 7 = 10 14 – 5 = 9 Het dubbele van 8 = 16 46 © Noordhoff Uitgevers bv
7 reken uit.
23 + 6 = ...............
29 24 – 3 = .... . . . . . . . . . . . 22 – 2 = ...............
18
..............
26 kilo ..............
kilo kilo
22 kilo ..............
35 kilo
kilo
..............
22 kilo ..............
kilo kilo
34 kilo ..............
34 kilo
kilo
48 © Noordhoff Uitgevers bv
32 © Noordhoff Uitgevers bv
OOOO OO QQQQQ
QQQQQ
QQ
4 is...............
dehelftvan............... 2 . dehelftvan . . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
Lesdoelen VVV
OOOOO
OOO
2 reken uit.
Materialen 28 – 2 = 26
............... 24 + 3 = ...... . . . . . . . . . 24 – 2 = ...............
• spiegels
3 reken uit.
hoeveel geld hou je over?
€4
€ ............
€5
€3
14 +
3
...............
...............
= 20
= 20
29 –
23 –
...............
...............
= 20
= 20
18 +
24 –
...............
...............
= 20
= 20
13 + 9 = 22
............... 21 – 8 = ... . . . . . . . . . . . . 17 + 6 = ...............
7 Hele vormen tekenen vanuit een dubbelgevouwen vorm. 6 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel kaarsjes blijven over?
Teken de vorm af. Gebruik eventueel een spiegel of
25 25
vouwblaadjes.
25 − .............
7 = ..............
18 kaarsjes over ................................................. kaarsjes over
8 Patronen spiegelen. 25 25
Gebruik eventueel een spiegel. > M: 11 en 12 25 − ............. = .............. kaarsjes over ................................................. kaarsjes over
7 teken de vorm.
wat zie je als je het blaadje openvouwt?
> M: 13 en 14
8 spiegel en teken.
> M: 15 en 16
9 teken en kleur.
maak de ketting af.
> M: 17
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
OO OOOO OOOOO
2 is...............
hetdubbelevan............... 4 . het dubbele van. . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
• verdubbelen en halveren met behulp van afbeeldingen, 2 teken de helft en vul in.
• optellen en aftrekken tot 30 zonder tientalpassering, ook in een context, OOOO OO OOOOO
OOOOO
• optellen en aftrekken naar het tiental, 4 is...............
dehelftvan............... 2 . de helft van. . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
• optellen en aftrekken tot 30 met tientalpassering, ook in een context, OOOOO OOOOO
O OOOOO
• vormen vouwen, OO
8 − 3 = ...............
5 −3
18 − 3 = ...............
Materialen
0 5 8 10 15 20 25 30
28 − 3 = ...............
3 + 4 = ...............
52 © Noordhoff Uitgevers bv
16 + 1 = ...............
17
7
............... 7 – 2 =
17 – 2 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . .
9 – 3 =
19 – 3 =
...............
...............
5 reken uit.
25 – 4 =
20
...............
...............
24 + 4 =
21 + 4 =
.... . . . . . . . . . . .
.... . . . . . . . . . . .
24 – 2 =
22 + 6 =
...............
...............
getallenlijn.
Familiesommen. Zie week 1 les 3. 6 reken uit en schrijf de som op.
hoeveel geld houd je over?
€ 26 € ............
22 € 28 € ............
2 = 20
18 + ...............
10 15 18 20 25 30
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Zie week 1 les 4. 11 + ............... = 20
10 15 20 25 30
53
7
© Noordhoff Uitgevers bv
Optellen en aftrekken naar 20 met behulp van de getallenlijn. 259881 Block 09.indd 53 20/07/16 3:31 PM
15 +
2
...............
...............
= 20
= 20
24 –
22 –
...............
...............
= 20
= 20
12 +
19 +
...............
...............
= 20
= 20
8 + 7 = ...............
0 5 10 15 20 25 30
10 Optellen en aftrekken tot 30 met tientalpassering. 18 + 7 = ...............
14 − 5 = ...............
Familiesommen. Zie week 3 les 13. 24 − 5 = ............... 0 5 10 15 20 25 30
10 reken uit.
11 reken uit.
24 – 6 = 18
............... 16 + 5 = .... . . . . . . . . . . . 21 – 8 = ...............
54 © Noordhoff Uitgevers bv
34 © Noordhoff Uitgevers bv
24 24
24 – ...............
5 = ...............
19 kaarsjes over 24 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . kaarsjes over
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Zie week 3 les 14. 24 – ............... = ............... kaarsjes over 24 – . . . . . . . . . . . . . . . = . . . . . . . . . . . . . . . kaarsjes over
13 trek lijnen.
13 Hele vormen zoeken vanuit een dubbelgevouwen vorm. wat zie je als je het blaadje openvouwt?
Gebruik eventueel een spiegel. Zie week 2 les 8. 259881 Block 09.indd 55 20/07/16 3:32 PM
16 spiegel en teken.
17 teken en kleur.
maak de ketting af. let op vorm en kleur.
56 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
reken uit.
34 + 7 = ...............
41 48 + 5 = ..... . . . . . . . . . . 34 + 7 = ...............
Lesdoelen
46 – 9 = ............... 44 + 9 = ..... . . . . . . . . . . 24 + 8 = ...............
8 + 6 + 3 = 17
De kinderen verdiepen hun vaardigheden met betrekking tot: 2 reken uit.
17 + 3 = 20
vul in.
• optellen en aftrekken tot en met 60,
20 30 40 50
• rekenen met gewichten tot en met 40 kilo, 8 6 12 9 13 7 25 10
• blokjes €12 €. . . . . . . .
samen € ............... samen €50
• spiegels
€20 €. . . . . . . .
samen € ............... samen €32
© Noordhoff Uitgevers bv 57
Zelf 1 Optellen en aftrekken tot 60. 259881 Block 09.indd 57 20/07/16 3:32 PM
= 20 kilo
= 20 kilo = 12 kilo
= 18 kilo = 20 kilo
6 Aanzichten van blokkenbouwsels bepalen. ............ kilo ............ kilo ............ kilo ............ kilo
Bouw het blokkenbouwsel na met blokjes. Bekijk het van alle de tassen wegen samen ............... kilo. de dozen wegen samen . . . . . . . . . . . . . . . kilo.
35 ´ +7 ´ 42 42 ´ ´ 48 35 ´ ´ 29
58 © Noordhoff Uitgevers bv
3 1
3 1
1 1
3 2
0 1
2 3
7 kleur.
aan beide kanten hetzelfde.
© Noordhoff Uitgevers bv 59
36 © Noordhoff Uitgevers bv
weten
18
1
toets 1
OOOOO VVV
OOO
Teken de helft of het dubbele en vul de getallen in. dehelftvan ............... is............... . het dubbele van . . . . . . . . . . . . . . . is. . . . . . . . . . . . . . . .
27 + 2 = ................ 29 – 3 = .............. . . 28 – 7 = . . . . . . . . . . . . . . ..
tientalpassering. 23 + 5 = ................ 25 – 2 = .............. . . 21 + 8 = . . . . . . . . . . . . . . . .
21 + 6 = ................ 24 – 3 = .............. . . 27 – 5 = . . . . . . . . . . . . . . . .
15 + ................ = 20 23 – ................ = 20 27 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 30
16 + ................ = 20 27 – ................ = 20 21 + . . . . . . . . . . . . . . . . = 30
14 + 7 = ................ 25 – 8 = .............. . . 16 + 7 = . . . . . . . . . . . . . . . .
19 + 3 = ................ 23 – 5 = .............. . . 26 – 8 = . . . . . . . . . . . . . . . .
18 + 8 = ................
27 – 8 = .............. . .
21 – 6 = .............. . .
17 + 5 = . . . . . . . . . . . . . . . .
28 – 9 = . . . . . . . . . . . . . . . .
Teken welke vorm je ziet als het blaadje wordt opengevouwen. 38 © Noordhoff Uitgevers bv
Opdracht Maatwerkopdracht
7 teken en kleur de ketting verder.
1 1, 2
2 3, 4, 5
8 ga verder met de rij getallen.
4 – 8 – 12 – 16 – 20 – 24 – ................ – ....... . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . .
1 – 3 – 4 – 6 – 7 – 9 – 10 – 12 – ................ – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . .
4 9, 10, 11 1 – 3 – 2 – 4 – 3 – 5 – 4 – ................ – ........... . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . .
10 – 20 – 25 – 35 – 40 – 50 – ................ – . . . . . . . . . . . . . . . . – . . . . . . . . . . . . . . . . –. . . . . . . . . . . . . . . . –. . . . . . . . . . . . . . . .
6 16
7 17
8
© Noordhoff Uitgevers bv 37
gebruiken
19
1
toets 2
19 5 ................................................
16 8
................................................
................................................
worden. 8 9 7 ................................................
16 8 8 ................................................
2 Aanvullen tot 20 in een context met inhoud. 2 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel liter kan er nog bij?
Schrijf de stipsom op die bij de afbeelding past. Reken uit hoe-
veel liter er in de jerrycan van 20 liter nog bij kan.
20 liter 20 liter 20 liter 20 liter
10 10 10 10
3 Aftrekken tot 30 met tientalpassering in een context. ............ + ............ = 20 ............ + ............ = 20 ............ + . . . . . . . . . . . . = 20 ............ + . . . . . . . . . . . . = 20
Schrijf de som op die bij de afbeelding past. Reken uit hoeveel ............... liter ............... liter ............... liter ............... liter
25 22
40 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 41
38 © Noordhoff Uitgevers bv
blok 9.4
20 Speelwerk
2 5
1 5 5 4
7 1
3 4 7 8
3 3
6 1 2 4
2 6
60
4 61
259881 Block 09.indd 60 20/07/16 3:33 PM 259881 Block 09.indd 61 20/07/16 3:33 PM
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Handleiding Groep 3
Toetsboek
Noordhoff Uitgevers
weten
1 maak vast en vul in.
3 7 4 9
2 10 5 8
2 vul in.
welk getal mist?
4 5 6 7 7 8 9 10
9 8 7 6 6 5 4 3
3 tel op.
+ 3
= ................ + = . . . . . .4
..........
+ 5
= ................ + = . . . . . .5
..........
+ 4
= ................ + = . . . . . .2
..........
4 tel op.
2
1 + 1 = ................ 0 + 1 = ................
1 1 + 3 = ............
4 ....
2 + 1 = ................
3 2 + 3 = ................
5 0 + 3 = ............
3 ....
3 + 2 = ................
5 2 + 2 = ................
4 1 + 4 = ............
5 ....
2 © Noordhoff Uitgevers bv
5 – 3 = .............
2 ..
3 – 2 = .............
1 ..
3 ..
4 – 1 = .............
1 ..
5 – 4 = .............
2 ..
2 – 0 = .............
2 ..
4 – 2 = .............
6 trek af.
3
5 – 2 = ................ 3 – 2 = ................
1 4 – 1 = ............
3 ....
4 – 3 = ................
1 5 – 3 = ................
2 3 – 1 = ............
2 ....
2 – 1 = ................
1 4 – 2 = ................
2 2 – 2 = ............
0 ....
3 6 10 15
0 20
4 9 12 16 18
1 =3
2 + ................ 1 =1
2 – ................ 4 =5
1 + ................
1 =4
3 + ................ 2 =2
4 – ................ 3 =1
4 – ................
3 =5
2 + ................ 3 =2
5 – ................ 1 =2
3 – ................
© Noordhoff Uitgevers bv 3
gebruiken
1 kleur op volgorde van minder naar meer.
10 7 3 5
4 8 7 6
+ 3 + ... . . .1
............... . . . . . . . . . = . . . . . .4
.........
+ 1 + ... . . .2
............... . . . . . . . . . = . . . . . .3
.........
+ 4 + ... . . .2
............... . . . . . . . . . = . . . . . .6
.........
+ 3 + ... . . .3
............... . . . . . . . . . = . . . . . .6
.........
2
............... 2 = ...............
+ ............... 4 1
............... 2 = ...............
+ ............... 3 5 + ... . . 1
............... . . . . . . . . . . = . . . . . .6
.........
4 © Noordhoff Uitgevers bv
1 = ...............
4 – ............... 3 2 = ...........
5 – ............... 3 ....
2 = ...............
3 – ............... 1 1 = ..........
5 – ............... 4 .. .. .
3 = ...............
3 – ............... 0 0 = ...........
4 – ............... 4 ....
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter 1 liter 1 liter
4
............... 2 = ...............
– ............... 2 3
............... 2 = ...............
– ............... 1
1 liter
1 liter
1 liter
1 liter
5
............... 1 = ...............
– ............... 4 5
............... 3 = ...............
– ............... 2
2 kilo
1 kilo
© Noordhoff Uitgevers bv 5
weten
1 maak vast aan de getallenlijn.
0 5 10
1 4 7 8 9
2 1 2 3
4 1 2 2
2 1
............... 3 1
............... 1 4
...............
1 2
............... 1 3
............... 5 0
...............
3 0
............... 2 2
............... 3 2
...............
8
4 + 4 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
2 + 7 = ...............
9
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 + 5 = ...............
8
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
6 © Noordhoff Uitgevers bv
6
5 + 1 = ................ 7 + 2 = ................
9 5 + 4 = ............
9 ....
7 + 1 = ................
8 5 + 3 = ................
8 2 + 6 = ............
8 ....
6 + 1 = ................
7 6 + 2 = ................
8 1 + 8 = ............
9 ....
8 + 1 = ................
9 5 + 2 = ................
7 3 + 4 = ............
7 ....
3 cm
...............
10 cm
...............
7 teken de lijn.
begin bij de stip.
4 cm •
6 cm •
11 cm •
© Noordhoff Uitgevers bv 7
gebruiken
1 vul de splitsing in.
hoeveel vissen zie je niet?
3 5 4
1 2 2 3 1 3
2
............... 5 = ...............
+ ............... 7 3
............... 4 = ...............
+ ............... 7 2
............... 6 . . . . . = . . . . . .8
+ .......... .........
3
............... 3 = ...............
+ ............... 6 4
............... 4 = ...............
+ ............... 8 4
............... 6 . . . . . = . . . .10
+ .......... ...........
5 5 5
2 2 2
6 6 6
4 4 4
3 3 3
6
............... 4 =
+ ............... 3 + ...............
...............5 = 2
............... 3. . . . . . . + . . . . . .5
+ ........ ......... =
10 punten
............... 8
............... punten 10 punten
...............
8 © Noordhoff Uitgevers bv
1 cm
..........
3 cm
..........
1 cm
..........
4 cm
.......... 2 cm
..........
1 cm
.......... 2 cm
..........
1 cm
..........
1 cm
.......... 1 cm
..........
2
............... cm 1
............... cm
4
............... cm 5
............... cm
2 keer
...............
1 keer
...............
3 keer
...............
© Noordhoff Uitgevers bv 9
weten
1 vul in.
0 5 10 15
5 20
2 3 8 9 11 13 16 18
3
6 – 3 = ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
8 – 2 = ...............
6
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7 – 6 = ...............
1
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 reken uit.
8
9 – 1 = ................ 10 – 2 = ................
8 7 – 5 = .........2. . . . . . .
6 – 1 = ................
5 6 – 2 = ................
4 10 – 6 = .........4. . . . . . .
7 – 1 = ................
6 6 – 3 = ................
3 9 – 7 = .........2. . . . . . .
8 – 1 = ................
7 8 – 3 = ................
5 9 – 5 = .........4. . . . . . .
7 8 9
5 2
............... 7 1
............... 5 4
...............
3 4
............... 4 4
............... 7 2
...............
1 6
............... 2 6
............... 6 3
...............
10 © Noordhoff Uitgevers bv
6 10
4 + ................
2 =6 6 + ................
4 = 10
4 2
............... 6 4
...............
7 + ................
2 =9 5 + ................
4 =9
6 vul in.
4 uur
................ 9 uur
................ 5 uur
................ 11 uur
................
8 splits in 4 groepen.
10 9 10
1 1 4
...............
2 3 3
6
...............
2 1 2 1 3
...............
© Noordhoff Uitgevers bv 11
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel kaarsen branden nog?
2 = ...............
7 − ............... 5 4 = ...............
6 − ............... 2 8
............... − ... . .3
. . . . . . . . . . = . . . . .5
..........
10 − ...............
4 = ...............
............... 6 7
............... 3 = ...............
− ............... 4 9
............... − ... . .4
. . . . . . . . . . = . . . . .5
..........
1 4 1 4
5 5
3 3
2 2
5 + ...............
1 = 6 punten 4 + ...............
3 = 7 punten
2 8
2 8
10 10
6 6
4 4
4 = 8 punten
4 + ............... 6 = 10 punten
4 + ...............
12 © Noordhoff Uitgevers bv
2 uur later
3 uur later
10 uur vroeger
11 12 1
10
9
8
2
4
3 2 uur later
.......... SCHOOL
7 6 5
2 uur later
ater
..........
4 uur later
..........t
1 7 1 7
9 9
5 5
3 3
1 + 5 + ...............
3 = 9 punten 1 + 1 + .............
7 . . = 9 punten
© Noordhoff Uitgevers bv 13
weten
1 zet op volgorde van klein naar groot.
9 12 7 7 9 12
18 8 11 6 6 8 11 18
3 13 20 12 3 12 13 20
19 9 7 17 10 7 9 10 17 19
6 + 2 = ................
8 9 – 3 = ................
6 9 – 5 = .........4. . . . . . .
8 + 1 = ................
9 8 – 4 = ................
4 2 + 6 = ........8. . . . . . . .
5 + 3 = ................
8 6 – 3 = ................
3 10 – 4 = .........6. . . . . . .
13 + 4 = ...............
17
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
13 + 6 = ...............
19
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
11 + 5 = ...............
16
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
4 reken uit.
11 + 1 = ................
12 16 + 2 = ................
18 14 + 4 = ........
18 ........
14 + 2 = ................
16 13 + 2 = ................
15 18 + 2 = ........
20 ........
17 + 1 = ................
18 15 + 3 = ................
18 12 + 7 = ........
19 ........
14 © Noordhoff Uitgevers bv
1 kg
2 kg
1 kg 2 kg
2 kg
2 kg 5 kg
7 vul in.
9´ +2 ´6 8´ +5 ´6
–5 –7
4
............... kilo 5 kilo
............... 7 kilo
............... 6 kilo
.... . . . . . . . . . . .
© Noordhoff Uitgevers bv 15
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel hele appels zijn er?
3–2=1
.............................. 7+2=9
...................... . . . . . . . .
3+3=6
.............................. 7–6=1
...................... . . . . . . . .
12 14 15
10 5
kilo kilo kilo kilo kilo
11 6 7 3 2
kilo kilo kilo kilo kilo
+ +
12 + ...............
2 = ...............
............... 14 11 + ...............
5 = ..........
............... 16. . . . .
+ +
15 + ...............
3 = ...............
............... 18 14 + ...............
4 = ..........
............... 18. . . . .
16 © Noordhoff Uitgevers bv
• • • •
5 vul in.
hoeveel kilo moet erbij?
2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 3 4 5 6 7 8 9 10
01 01 3 6
kilo kilo
5
..........
kilo 1 kilo 3 kilo
3
.......... 4
4 kilo ..........
2 kilo kilo kilo
2 3 4 5 6 7 8 91
01 0
0
15 5
10
1 kilo
............... 10 kilo
............... 5 kilo
...............
2 3 4 5 6 7 8 91
01 0
0
15 5
10
2
............... kilo 3
............... kilo 6 kilo
............... 4 kilo
...............
© Noordhoff Uitgevers bv 17
1
0 5 10 15 20
12
2
6
4
5
5
8
18 © Noordhoff Uitgevers bv
7 5
10
15
?
30
8
12 5 17
9 mikki otje
0 0
6 1 6 1
4
5 2 5 2
4 3 4 3
10 4
5
3
2
1
11
© Noordhoff Uitgevers bv 19
weten
1 vul de tabel in.
5 0 5
18 1 8
21 2 1
2 reken uit.
14
15 – 1 = ................ 16
19 – 3 = ................ 13
19 – 6 = ................
15
17 – 2 = ................ 12
15 – 3 = ................ 16
20 – 4 = ................
11
8 + 3 = ............... 12
7 + 5 = ............... 11
6 + 5 = ............... 8 + 7 = . .15
.............
2 1
............... 3 2
............... 4 1
............... 2 5
.... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+6
+3 +3
13
7 + 6 = .............
3 3
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
+6
+2 +4
14
8 + 6 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 4
............... ...............
20 © Noordhoff Uitgevers bv
13
€ ................ € . . . . .13
...........
8
€ ................ € . . . . .17
...........
€ 10 €9 € 18 € 21
€7 €13 €2 €3
dino
en
speelkaart
+ 16
= € ...............
+ + 12
= € ...............
+ 14
= € ...............
dino
en
speelkaart
+ + 18
= € ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 21
gebruiken
1 schrijf de som op.
hoeveel stukjes moeten nog gelegd worden?
20 – ..........
5 = ..........
15 20 – ..........
9 = ..........
11 20 – ..........
6 = ..........
14 20 – .10
. . . . . . . . . = 10
......... . ..........
15
7 + 8 = ............... 6 + 5 = . . . .11
...........
3 5
............. 4
....... . . . . . . 1
.............
12
8 + 4 = ............... 9 + 6 = . . . .15
...........
2 2
............. 1
....... . . . . . . 5
.............
6 = ...............
8 + ............... 14 4 = . . .13
9 + ............... ............
2 4
............. ............. 1 3
............. ....... . . . . . .
5
............... 8 = ...............
+ ............... 13 3
............... + ... . . . 9
. . . . . . . . . = . . .12
............
5 3
............... ............... 2 7
............ . . . . . . . . . . . . . . . . . .
22 © Noordhoff Uitgevers bv
€ ...............
7 € . . . .16
...........
€ ...............
13 € . . . .19
...........
€6 €15
€2 €4
6 − € ...............
€ ............... 2 = € ...............
4 15 − € ........4. . . . . . . = € . .11
€ ............... .............
€16 €18
€2 €4
16 − € ...............
€ ............... 2 = € ...............
14 18 − € ........4. . . . . . . = € . .14
€ ............... .............
je moet je krijgt
je koopt betalen terug €4
€ 10 €10
€8
€6 €10 €2 €2
€2
€7 €10 €2 €1
€1
© Noordhoff Uitgevers bv 23
weten
1 reken uit.
2 = 10
12 – ................ 1 = 10
9 + ................ 4 + ................
6 = 10
5 = 10
15 – ................ 3 = 10
7 + ................ 8 = 10
18 – ................
7 = 10
17 – ................ 5 = 10
5 + ................ 8 = 10
2 + ................
7
12 – 5 = ............... 14 – 5 = . . . . . .9
.........
2 3
............... 4 1
...............
8
11 – 3 = ............... 16 – 9 = . . . . . .7
.........
1 2
............... 6 3
...... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4 1
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–6
–4 –2
6
12 – 6 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 4
............... ...............
–9
–6 –3
4
13 – 9 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
3 6
............... ...............
9 + 6 = ................
15 7 + 8 = ................
15 5 + 9 = ............
14. . . .
1 5
............ ............. 3 5
............ ............. 5 4
............ .............
6 + 7 = ................
13 4 + 7= ................
11 3 + 9 = ............
12. . . .
4 3
............ ............. 6 1
............ ............. 7 2
............ .............
24 © Noordhoff Uitgevers bv
6 teken de route.
begin bij de stip.
= ...............
5 –8
–7 8 +3 –5 +6
7 +5 –3 +5 14
= ............... +9 –10 +8 = . . .13
............
+8 –7
17
= ............... 8
= ...............
8 teken de route.
© Noordhoff Uitgevers bv 25
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel bloembollen hebben geen blaadjes?
9 = ...............
14 – ............... 5 15 – ...............
7 = ...............
8
4 5
............. 5 2
............. .............
12 – ...............
5 = ...............
7 13 – ...............
7 = ...............
6
2 3
............. 3 4
............. .............
14 – ...............
6 = ...............
8 13 – ...............
9 = ...........
............... 4 ....
4 2
............. 3
............. 6
.............
€9
+ €7 €3
+ €8 €7
+ €7
7 = ...............
9 + ............... 16 3 + ...............
8 = ...............
11 7 + .... . .7
............... . . . . . . . . . = . . .14
............
1
............. 6
............. 7
............. 1
............. 3
............ . 4
.............
26 © Noordhoff Uitgevers bv
3 stukjes
...............
SCHOOL
7 stukjes
...............
11 stukjes
...............
17 stukjes
...............
SCHOOL
© Noordhoff Uitgevers bv 27
weten
1 vul in.
0 5 10
1 15
5 20
2 25
5 3
300 35 40
0 45 50
4 7 13 19 24 27 33 38 44 48
1 6
............... ...............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
–6
–1 –5
9
15 – 6 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
5 1
............... ...............
–9
–7 –2
3
12 – 9 = .............
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
2 7
............... ...............
9
12 – 3 = ................ 13 – 6 = ................
7 13 – 8 = .........5. . . . . . .
2 1
............ ............. 3 3
............ ............. 3 5
............ .............
11 – 4 = ................
7 9
15 – 6= ................ 15 – 8 = .........7. . . . . . .
1
............ 3
............. 5 1
............ ............. 5 3
............ .............
4 tel op.
8 + 4 = ................
12 6 + 6 = ................
12 6 + 9 = ............
15. . . .
9 + 2 = ................
11 8 + 6 = ................
14 3 + 8 = ............
11. . . .
7 + 5 = ................
12 7 + 7 = ................
14 5 + 9 = ............
14. . . .
28 © Noordhoff Uitgevers bv
half 4
......................................... half 6
......................................... half 9
......................................... half 1
... .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8 trek lijnen.
zet op volgorde van vroeg naar laat.
• • • •
vroeg • • • • laat
© Noordhoff Uitgevers bv 29
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel broodjes houd je over?
14 – 8 = . . . .6 .........
8
10 broodjes 4 . . . . . .4
............... .........
15 – .... .7
............. . . . . . . . . = . . . . .8
........
7
10 broodjes 5 . . . . . . . .2
............. .........
10 broodjes 9 20 – .... .9
.............. . . . . . . . = . . .11
..........
10 broodjes
3 4 3 4 3 4
10 10 10
6 7 6 7 6 7
6 + 4 + 7 = 17
...................................................... 7 + 3 + 6 = 16
...................................................... 3 + 4 + 4 + 7 = 18
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
0 0 0 0
15 5 15 5 15 5 15 5
10 10 10 10
30 © Noordhoff Uitgevers bv
3 uur.
het duurt ................ 2 uur.
het duurt ................
6 reken de som uit en teken de route met pijlen. wat eet sjors?
6=
2 14 – 8 = .............
11 – 9 = ............. 6 12 – 4 = .............
8 12 – 3 = . . . . .9
........
7=
8= 9 13 – 6 = .............
14 – 5 = ............. 7 16 – 8 = .............
8 18 – 9 = . . . . .9
........
9=
12 – 6 = 6 7 11 – 5 = .............
15 – 8 = ............. 6 11 – 3 = . . . . .8
........
8 14 – 6 = .............
15 – 7 = ............. 8 15 – 6 = .............
9 13 – 4 = . . . . .9
........
© Noordhoff Uitgevers bv 31
weten
1 vul in.
10 eieren 10 eieren
48 4 8 2 5 25
32 3 2 4 3 43
65 6 5 5 7 57
14 34 24 14 24 34
40 30 50 30 40 50
38 46 37 29 29 37 38 46
44 54 45 55 44 45 54 55
52 25 16 61 56 16 25 52 56 61
3 reken uit.
5
11 – 6 = ................ 6
13 – 7 = ................ 8 =4
12 – ................
7
15 – 8 = ................ 8
17 – 9 = ................ 9 =7
16 – ................
5
12 – 7 = ................ 8
16 – 8 = ................ 6 =8
14 – ................
4 reken uit.
15
9 + 6 = ................ 16
8 + 8 = ................ 7 = 7
14 – ................
11
7 + 4 = ................ 9
16 – 7 = ................ 9 = 14
5 + ................
6
11 – 5 = ................ 13
6 + 7 = ................ 8 = 15
7 + ................
8
13 – 5 = ................ 6
14 – 8 = ................ 9 = 6
15 + ................
32 © Noordhoff Uitgevers bv
7 blokken
............... 6 blokken
............... 13 blokken
...............
6 teken de streep.
hoeveel liter is het samen?
10
2
5
1 1 1 1
liter liter liter liter = 1 liter liter = 2 liter
0
1 1 1 1 1 1 1
liter liter liter 10 liter liter liter liter 10
5 5
1 1 1 2 2 2
liter liter liter 0 liter liter liter 0
7 reken uit.
25 –7 18
............... +9 27
...............
38 +6 44
............... –9 35
...............
52 –3 49
............... +8 57
...............
© Noordhoff Uitgevers bv 33
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel cm is de muis gegroeid?
6
.............. cm
7 cm 11 cm
11 cm – . . . . . .7
.............. . . . . . . . . . . cm =
4
.............. cm
8 kilo
16 kilo 9 kilo 14 kilo
16 – 9 = 7
......................................... 14 – 8 = 6
.........................................
25 kilo
15 kilo 7 kilo 6 kilo
15 – 7 = 8
......................................... 25 – 6 = 19
.........................................
€8 € 8 + € 5 = € 13
............................................... . . . . .
€ 15 €7 € 15 – € 7 = € 8
............................................... . . . . .
€9 €8 € 9 + € 5 – € 8 = €. .6
............................................... ...
34 © Noordhoff Uitgevers bv
1 = 1 = 1 =
liter liter
er liter
lit
lit
3 =
...............
liter
4 =
...............
liter
4 =
...............
liter
© Noordhoff Uitgevers bv 35
1 15
0 3 6 9 ... ?
2
jens roos
pim
3
22
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
4 1
kilo
0 20
280
60
40
a
past
shampoo
tand
24
36 © Noordhoff Uitgevers bv
7 6 stuks
6 stuks 10 stuks
8 €26
9
7 6
schriften uitdelen 13
10 9 5 ? 11
ellen f in sam
© Noordhoff Uitgevers bv 37
weten
1 teken en vul in.
8 is...............
dehelftvan............... 4 . het dubbele van.......3. . . . . . . . is. . . . . .6
..........
dehelftvan ............... 8 .
16 is............... het dubbele van .......7. . . . . . . . is. . . 14
.............
2 reken uit.
29
27 + 2 = ................ 26
29 – 3 = ................ 21
28 – 7 = ......... . . . . . ..
28
23 + 5 = ................ 23
25 – 2 = ................ 29
21 + 8 = ........ ........
27
21 + 6 = ................ 21
24 – 3 = ................ 22
27 – 5 = ......... .......
3 reken uit.
2 = 20
18 + ................ 6 = 20
26 – ................ 9 = 20
29 – ................
5 = 20
15 + ................ 3 = 20
23 – ................ 3 = 30
27 + ................
4 = 20
16 + ................ 7 = 20
27 – ................ 9 = 30
21 + ................
4 reken uit.
21
14 + 7 = ................ 17
25 – 8 = ................ 23
16 + 7 = ........ ........
22
19 + 3 = ................ 18
23 – 5 = ................ 18
26 – 8 = ......... .......
24
15 + 9 = ................ 19
27 – 8 = ................ 22
17 + 5 = ........ ........
26
18 + 8 = ................ 15
21 – 6 = ................ 19
28 – 9 = ......... .......
38 © Noordhoff Uitgevers bv
6 spiegel en teken.
28 – ................
4 – 8 – 12 – 16 – 20 – 24 – ................ 32 – ................
36 – ................
40 – . . . . .44 ...........
13 – ................
1 – 3 – 4 – 6 – 7 – 9 – 10 – 12 – ................ 15 – ................
16 – .......... 18. . . . . . – . . . . .19
...........
6 – ................
1 – 3 – 2 – 4 – 3 – 5 – 4 – ................ 5 – ................
7 – ................
6 – .... . . .8 .........
55 – ................
10 – 20 – 25 – 35 – 40 – 50 – ................ 65 – ................
70 –................
80 –. . . . .85 ...........
© Noordhoff Uitgevers bv 39
gebruiken
1 schrijf de som op en reken uit.
hoeveel ijsjes zijn het samen?
19 5 19 + 5 = 24
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7 18 7 + 18 = 25
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
16 8 16 + 8 = 24
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3 7 12 3 + 7 + 12 = 22
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8 9 7 8 + 9 + 7 = 24
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
16 8 8 16 + 8 + 8 = 32
..................... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10 10 10 10
15 + ............
5 = 20
............ 12 + ............
8 = 20
............ 16 + ............
4 = 20
............ 8 + . .12
. . . . . . . . . . = 20
.......... . .
5
............... liter 8
............... liter 4
............... liter 12 liter
.. . . . . . . . . . . . . .
25 22
25 − .............
7 = ..............
............. 18 kaarsjes over 22 − .............
5 = ..............
............. 17 kaarsjes over
40 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 41
0 / 16
ISBN 978-90-01-86962-5
Meesterwerk
Noordhoff Uitgevers
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het tellen met sprongen van 2 en het vinden van het
• verder tellen en
midden tussen twee getallen.
terugtellen met
• Tel samen verder en terug met sprongen van 2. Begin de eerste keer bij 0,
sprongen van 2,
daarna bij een willekeurig getal onder 20.
• patronen herkennen
• Als dit lastig is: laat eventueel het startgetal hardop zeggen, het
en afmaken,
daaropvolgende getal fluisteren en dan weer het volgende getal hardop. Laat
• het midden tussen
uiteindelijk de gefluisterde getallen weg.
twee getallen tot en
• Voor extra uitdaging: tel samen verder en terug met sprongen van 3 of 4.
met 10 bepalen.
• Neem twee getallen op de getallenlijn tot 20. Maak vanaf deze getallen
sprongen van gelijke grootte naar elkaar toe. Het getal waar je op landt, is het
Materialen
midden.
• dobbelstenen, twee
voor elk kind (taak)
Klare taal
• in het midden: een
getal dat precies
tussen twee andere
getallen in staat
2 © Noordhoff Uitgevers bv
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
1 kleur de blaadjes.
4 12
De kikker begint bij 0. Maak sprongen van 2 en kleur de 1 5
7 9
10
16
18
17
15
getallen waar je op komt. Laat eventueel de telrij opzeggen, met 2 3
6
8
11 13
14
19
20
2
0 2 4 6 8 10
Verder tellen en terugtellen met sprongen van 2. 5 7 9 11
3
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Het midden tussen 2 getallen vinden.
2 4 1 5
Kijk goed naar de getallen. Maak vanaf het eerste getal een 7 8 9 6 10
naartoe gaan. De eerste rij draait met de klok mee. De tweede rij
draait tegen de klok in.
5 Vormensudoku invullen.
Elke vorm mag maar één keer voorkomen in iedere rij en in ieder
blok. Zoek een rij of blok die nog maar één vorm mist. Vul daar de 5 vul in.
rij: kolom: kleine vierkant:
juiste vorm in. Zoek opnieuw een rij of blok met één missende
vorm.
7
© Noordhoff Uitgevers bv
• Zoek het midden van de twee gegooide dobbelstenen. Welke je leert • het midden vinden van twee getallen.
is? 8 10 12 10
10 11 10
0 10 10
2 3 4 5
kan worden, wordt er opnieuw gegooid. Laat spelen totdat alle
3 staat in het midden tussen 2 en 4.
vakjes gekleurd zijn. a kleur het getal in het midden tussen 2 en 6.
2 3 4 5
b kleur.
2 staat precies in het midden.
wat moet je gooien?
8 pak 2 dobbelstenen.
gooi en kleur. net als bij som 7.
2 3 4 5
kleur je alle getallen?
hoeveel beurten?
6 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 3
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het optellen van meerdere getallen.
• optellen tot en met
• Schrijf het getal 10 op het bord. Geef elk kind drie dobbelstenen en laat
12 in een context,
elk kind de dobbelstenen zo leggen dat er een totaal van tien stippen ligt.
• optellen tot en met
Laat de kinderen de som opschrijven. Hebben alle kinderen dezelfde som
14 met meerdere
opgeschreven?
termen.
• Als dit lastig is: laat eventueel de kinderen eerst met twee dobbelstenen 10
maken.
Materialen
• Extra uitdaging: laat de kinderen 10 maken met 4 of 5 dobbelstenen.
• dobbelstenen, drie
per kind (instructie)
• werkblad 1
(opdracht 6)
Klare taal
• sjoelen: een spel
met houten schijven
en een houten bak
met poortjes. Het
spel werd heel lang
geleden al gespeeld.
Daarom heet het
een oud-Hollands
spel.
4 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • optellen.
= =4 = =6
er in een doos zitten. Kijk goed welke doos er wordt gebruikt. 4 + ..............
..............2 = ..............
6 .............. + .............. = ..............
+ + +
2 Hoeveelheden tot en met 12 bepalen. .............. + .............. = .............. .............. + .............. + ............. = ..............
Kijk naar de afbeelding bovenaan. Daar staat hoeveel eieren 2 hoeveel eieren?
tellen.
.............. eieren .............. eieren
Kijk naar de punten die op de poortjes staan. Wat zouden die G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 1.indd 7 16/09/16 7:49 PM
punten betekenen? Probeer nu een handige manier te vinden blok 1.2 sjoelen
om de punten op te tellen. Tel eerst dezelfde stenen bij elkaar. toepassen puzzelen taak
Een andere manier is om eerst 10 te maken en dan verder te je leert • meer getallen optellen.
tellen.
3 tel op.
4 teken de stenen.
5
11 punten 7 punten 9 punten
Optellen tot en met 6 met meerdere termen.
Kijk naar het voorbeeld. Kun je ook op andere manieren 6
maken? Gebruik steeds twee of meer hokjes. Je mag niet schuin. 10 punten 10 punten 12 punten
6 speel samen.
kies allebei 1 getal: 6 7 8 9
maak om de beurt groepjes.
wie de meeste hokjes heeft wint.
zie ook werkblad 1.
2 5 3 4 1 2 3 4 1 5
4 1 5 3 5 2 4 1 3 2
2 4 5 4 2 3 3 1 1 5
5 1 3 4 4 3 2 5 1 2
3 2 1 5 4 4 1 2 5 3
5 3 1 4 3 5 2 4 2 1
3 4 5 2 4 2 5 1 1 3
5 2 3 1 1 5 3 4 2 4
2 4 4 3 3 1 1 2 5 5
5 3 1 2 2 5 4 3 1 4
© Noordhoff Uitgevers bv 9
© Noordhoff Uitgevers bv 5
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het herkennen van patronen zoals in opdracht 1.
• patronen herkennen,
• Leg op een willekeurige tafel in de klas zes schriften en acht potloden. Vraag
• optellen en
de kinderen zich voor te stellen dat er op elke tafel zes schriften en acht
aftrekken tot 10 in
potloden liggen.
één opdracht,
• Vraag wat er gebeurt als de tafel wordt weggehaald: wat gaat er nog meer
• construeren met
weg? En als er twee tafels worden weggehaald?
vlakke figuren.
• Als dit lastig is: bekijk de spullen. Als er acht potloden op één tafel liggen,
hoeveel potloden liggen er dan op twee tafels?
Materialen
• Extra uitdaging: doe nu hetzelfde voor drie, vijf en tien tafels.
• werkblad 2 (taak)
6 © Noordhoff Uitgevers bv
1 hoeveel minder?
voor na
1 Patronen herkennen.
Kijk goed naar de afbeeldingen. Als er één tafel verdwijnt, wat
gaat er dan nog meer weg?
4 minder
............... ............... minder
3Y 2 Y ........
4 Y ........ 8 Y
of aftrekken is! ........
........ Y
2 Y ........
7 Y ........
6 Y4
3 Verhoudingen herkennen.
Y ........ Y ........
Kijk naar een hond, hoeveel oren heeft de hond? Hoeveel oren 10 Y Y4
Kijk naar het veld met hokjes. Probeer handig te tellen hoeveel blok 1.3 tellen
hokjes er zijn. Bij de volgende velden zit er een duidelijk patroon toepassen puzzelen taak
3 hoeveel?
het patroon af, dan zie je hoeveel hokjes weg zijn. Of tel hoeveel neuzen
hokjes er te zien zijn en trek dat van het totale aantal hokjes af. poten
5 reken uit.
een heel vierkant heeft 16 hokjes.
© Noordhoff Uitgevers bv 11
6 maak de figuren.
a knip het vierkant zo in 5 stukken. zie werkblad 2.
12 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 7
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het splitsen van getallen in meer dan twee termen.
• splitsen in een tabel,
• Leg een aantal blokjes (rond de 20, afhankelijk van het aantal groepjes)
• splitsen tot 20 in
op tafel en laat de kinderen deze blokjes eerlijk verdelen in drie, vier of vijf
contexten,
groepjes.
• route bepalen.
• Als dit lastig is: laat de kinderen iedereen steeds eerst één blokje geven, dan
nog één, enzovoort.
Materialen
• Extra uitdaging: als de verdeling niet eerlijk hoeft te zijn, op hoeveel manieren
• lego (taak) kun je de blokjes dan verdelen?
Klare taal
• route: een weg die
je moet volgen om
ergens te komen
8 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • verdelen.
1 vul in.
in elke vaas evenveel.
3 4 4 7 8 10
Hoeveel hokjes telt elke rij in de muur? Kijk op welke manier je leert • tellen en combineren.
legostenen om dit voor iedere rij te doen? Als dit niet zo is, kijk je hebt veel stenen:
dan of er andere combinaties mogelijk zijn. Let op: ook hier 4 lang 3 lang 2 lang 1 lang
mogen stenen met dezelfde kleur elkaar niet raken. kleur de muren af.
zelfde kleuren mogen niet raken.
5 a teken de weg.
hoeveel punten haal je?
= 2 punten
= 4 punten
= 5 punten
b vul in.
hoeveel punten kun je halen?
5 2 4
4 10
© Noordhoff Uitgevers bv 15
© Noordhoff Uitgevers bv 9
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan alternatieve meetmethoden.
• lijnen meten tot en
• Vraag de kinderen waarmee voorwerpen gemeten kunnen worden. Hoe
met 15 centimeter,
zouden mensen dat vroeger gedaan hebben toen er nog geen maten zoals
• rekenen met lengte
centimeter bestonden?
in centimeters,
• Bespreek met de kinderen wat de omtrek van een voorwerp is. Dit kan
• meten met
bijvoorbeeld door samen om een tafel te lopen en alle zijden te meten met
bijzondere maten.
een liniaal.
• Zet nu een bloempot op tafel. Laat de kinderen nadenken over hoe de omtrek
Materialen
van de bloempot gemeten kan worden. Komen de kinderen op het idee om
• bloempotten, twee bijvoorbeeld een touwtje te gebruiken? Laat de kinderen uitleggen hoe ze, na
met verschillende meten met een touwtje, weten wat de omtrek van de bloempot is.
diameter (instructie) • Extra uitdaging: laat twee bloempotten zien en vraag welke bloempot groter,
• touwtjes (instructie, dikker is. Vraag hierna hoeveel het verschil is en laat de kinderen meten.
toepassen)
• liniaal (toepassen)
• meetlint (toepassen)
Klare taal
• cm: centimeter,
een maat om iets te
meten
• de omtrek: hoe
groot iets is als je er
omheen meet
10 © Noordhoff Uitgevers bv
3
............... cm
1
............... cm
Lijnen tot en met 10 centimeter meten. 3
............... cm 3
............... cm
2 Lijnen met een kromming tot en met 15 centimeter meten. ............... cm ............ . . . cm
hoeveel centimeter het is van lijn tot lijn. Gebruik dit om uit te
rekenen hoe groot alle dieren zijn. 16
............... cm
© Noordhoff Uitgevers bv
4 Rekenen met lengte tot en met 35 centimeter. blok 2.2 wie is groter?
Bereken het verschil in lengte. Maak gebruik van de antwoorden toepassen puzzelen taak
van opdracht 3. Hoeveel centimeter verschil zit er tussen leeuw en je leert • maten aflezen.
je voet past. Kijk op de afbeelding wat je precies moet meten. ............... cm ............... cm
Vergelijk jouw meting met de ander. Is er verschil en hoe zou dat ............... cm ............... cm
komen?
4 vul in.
15 cm verschil
6
...............
als je nog maar een klein stukje over hebt om te meten. ............... cm
© Noordhoff Uitgevers bv 17
5 meet op.
meet met je duim. doe samen met iemand anders.
naam: naam:
= ............... = ...............
= ............... = ...............
= ............... = ...............
naam:
naam:
18 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 11
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het maken van getallen, zoals bij opdracht 5.
• tellen met sprongen
• Zet de cijfers 1, 5 en 7 op het bord. Laat de kinderen eerst benoemen welke
van 2, 3 en 4 met
getallen tot 10 je kunt maken. Zet deze onder elkaar op het bord. Vraag welk
tientalpassering,
getal het grootst is en welk getal het kleinst. Laat de kinderen nu getallen
• optellen tot
tussen 10 en 100 eruit halen. Zet deze in een rij ernaast. Vraag nu ook wat het
20 zonder
kleinste en het grootste getal is.
tientalpassering,
• Als dit lastig is: geef kaartjes met daarop de cijfers. Laat de kinderen hiermee
• optellen tot en
schuiven. Begin voor de getallen met twee cijfers bij het eerste cijfer en kijk
met 15 zonder
wat daarbij kan komen. Kijk daarna of er met het eerste cijfer nog een getal
tientalpassering met
gemaakt kan worden. Begin dan met het tweede cijfer.
meerdere termen,
• Extra uitdaging: laat de leerlingen ook getallen maken tussen 100 en 1000.
• getallen tot en met
100 samenstellen
met 2 cijfers.
Materialen
• kaartjes met de
getallen 1, 5 en 7
(instructie)
12 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • optellen.
1 maak af.
2 4 6 8 10 12 14 16
2 6 10 14
16 18 20
past.
11 + 9 15 + 5
14 + 6
11 + 7
8+8
14 + 4
Begin bij de staart. De slang gaat niet schuin. Laat eerst G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 1.indd 19 26/09/16 2:19 PM
je leert • optellen.
Schrijf alle getallen op die je met één en twee cijfers kunt samen 12 samen 12 samen 12
maken. 3
9
5 4 6 5 7
8
8
2 6 5 9 2
2 3 2 7 2 4
Ieder vakje staat voor één cijfer. Kijk goed hoeveel vakjes 6
5
3 1 5 8
8
3
2
6
1 3
8
er steeds staan. Alle gegeven cijfers mogen maar één keer 9
7
8
5 5 3 5
voorkomen in de som.
4 teken de slang.
samen 15
Maak nu zelf een som en bedenk welke cijfers je nodig hebt. Kijk 2 1 4 7 4 3
4 3 2 3 2 6
eerst goed hoeveel cijfers er gebruikt kunnen worden. Wat heeft
dat voor gevolgen voor de som? Gebruik andere combinaties 3 1 5 1 2 5 3
5 1 4 2
20 © Noordhoff Uitgevers bv
1 13 38
1 4 + 5 = 1 9
.....................................................................
© Noordhoff Uitgevers bv 21
© Noordhoff Uitgevers bv 13
Lesdoelen Instructie:
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het maken van lijnfiguren via gemerkte stippen.
• aftrekken tot
• Zet een flink aantal stippen op het bord, die een mogelijk figuur kunnen
20 zonder
vormen. Laat een kind de stippen verbinden. Laat een ander kind de stippen
tientalpassering,
op een andere manier verbinden. Komt er dezelfde figuur uit?
ook met meerdere
• Laat de kinderen bedenken hoe je ervoor kunt zorgen dat de route wordt
termen,
gevolgd die de maker heeft bedacht. Het kan met cijfers, maar ook met
• lijnfiguren maken
sommen.
met behulp van
stippen.
Materialen
• werkblad 3 (taak)
Klare taal
• ontwerpen: iets
bedenken en maken
op papier
14 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • aftrekken.
1 vul in.
–
.......... 2 = 2 4 – .......... = 1
6 – .......... = 3 .......... – 5 = 1
10 –
4 = 4
.......... = 5
8 – ..........
10 – . . . . . . . . . .
= 3
= 4
Stipsommen. Het antwoord van de som staat er al. Reken uit 20 – .......... = 10 .......... – 5 = 15
10 Y 2 Y .......
8Y 6 Y 2Y
.......
2 Y0
10 – 3 – 4 9–2–6
20 – 10 – 10
13 – 3 – 9 15 – 5 – 8
10 – 6 – 3
22 © Noordhoff Uitgevers bv
Reken eerst alle sommen uit en schrijf de antwoorden op. Kijk blok 3.1 figuren maken
daarna hoe de punten verbonden moeten worden. toepassen puzzelen taak
4 reken uit.
aftreksommen.
Reken de sommen uit. Bedenk welke som er gemaakt kan 12 – 10 = ..........
2 8 – 4 = ..........
4
5 – 5 = ..........
0 10 – 4 = . . .6
worden om op het juiste antwoord te komen. Maak de figuur af.
.......
9–7 12 – 12
en en
10 – 4 7–4
8–7
19 – 7
15 – 5 19 – 8
5 reken uit.
verbind de punten 0 – 1 – 2 – 3 – 4 – 5 – 6 – 7 – 8 – 9 – 10.
9–0
7–1
15 – 5 19 – 10 8–5
9–4
16 – 10 11 – 11
10 – 8 11 – 10
15 – 15
9–8 12 – 10
9–6 8–4 13 – 5 14 – 10 10 – 5 15 – 5
8–1 10 – 2 7–0
24 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan tijdbalken met een dagindeling.
• rekenen met tijd in
• Zet een lege tijdbalk op het bord (zoals bij som 7). Laat de kinderen bedenken
hele en halve uren,
wat het is en wat je er mee kunt doen. Laat de kinderen een aantal activiteiten
• rekenen met tijd in
op een dag benoemen en vul deze samen in op de tijdbalk.
een tabel,
• Weten de kinderen waar een tijdbalk nog meer voor gebruikt wordt?
• aflezen van en
rekenen met een
tijdbalk in uren,
• maken van een
tijdbalk in uren.
Klare taal
• tijdbalk: een balk
waarin tijden van
vroeg naar laat te
zien zijn. Dit wordt
ook veel gebruikt bij
geschiedenis, om de
jaartallen onder te
zetten.
16 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • klokkijken.
Teken de wijzers in de eerste klok. Tel steeds de hele uren erbij. 9 uur .............
7 en een
half uur later
Kijk goed naar de tabel hoe lang de baktijd is. Hoe laat gaat de
oven aan of uit?
2 vul in.
1 uur 7 uur
3 Klokkijken met hele en halve uren op vreemde klokken. 1 en een half uur 1 uur
Zoek steeds waar de 12 staat, of hoort te staan. Schrijf op hoe 2 en een half uur half 4
half 10 half 11
laat het is. © Noordhoff Uitgevers bv 25
4 Klokkijken met hele en halve uren op vreemde klokken. blok 3.2 vreemde klokken
Zoek waar de 12 staat, of hoort te staan. Teken de wijzers in de toepassen puzzelen taak
b vul in.
ingevuld.
10 uur
.................... .................... .................... ....................
Vul daarna de tijdbalk in. Suggestie: presenteer de tijdbalk aan 2 uur eerder 3 uur eerder
3 uur eerder
26 © Noordhoff Uitgevers bv
6 vul in.
8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 uur
van ....................
10 uur tot ....................
8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 uur
7 teken in de vlakken.
kleur jouw dag.
8 9 10 11 12 1 2 3 4 5 6 7 8 uur
© Noordhoff Uitgevers bv 27
© Noordhoff Uitgevers bv 17
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Introduceer het schaakbord.
• hoe een schaakbord
• Laat een schaakbord zien met de stukken ernaast. Bespreek wat er aan het
eruit ziet,
schaakbord te zien is, welke stukken ze zien en herkennen.
• positie van
• Bespreek de coördinaten op het schaakbord door de dame op een willekeurig
schaakstukken aan
veld op het bord te zetten. Kunnen de kinderen de coördinaten van dit veld
het begin van het
vinden?
schaakspel,
• Extra uitdaging: weten de kinderen al hoe sommige stukken lopen? Laat
• werken met
de kinderen zetten doen en de coördinaten van het veld waar ze uitkomen
coördinaten op een
opschrijven.
schaakbord.
Materialen
• schaakspel en
stukken (instructie,
taak)
Klare taal
• schaken: een
strategisch
spel met veel
speelmogelijkheden
• coördinaat in het
schaken: een getal
en letter dat de
plaats van een veld
aangeeft
18 © Noordhoff Uitgevers bv
het schaakspel
witte stukken
zwarte stukken
16 witte stukken.
er zijn ...............
Kijk hoe de rijen lopen en hoe de lijnen lopen en tel ze. Kijk er zijn ............... zwarte stukken.
waar het symbool staat. Kijk welk cijfer er bij de rij staat en welke
2
vul in.
is rij 2 is lijn d O is veld h5
letter er bij de lijn staat. er zijn ...............
8 rijen.
8
3
4
Kijk welk cijfer er bij de rij staat en welke letter er bij de lijn staat. is veld ............... . a b c d e f g h
Welk coördinaat heeft het veld dan? De letter komt voor het 3 vul in.
op welk veld?
8
7
6 Q
cijfer in een coördinaat. b5 .
ligt op veld ...............
5
4
O
3
ligt op veld ............... . 2 +
1
a b c d e f g h
ligt op veld ............... .
28 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Coördinaten op het schaakbord aflezen. koning dame loper paard toren pion
6
3
6 vul in.
Kijk goed naar het plaatje boven de opdracht. Zo moeten de staat op veld ............... . 4
3
staat op veld ............... . 2
stukken op het bord staan als het schaakspel begint. Trek een staat op veld ............... .
1
a b c d e f g h
8
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 1.indd 29 16/09/16 7:52 PM
30 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 19
Lesdoelen Instructie:
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan getallenreeksen met optellen en aftrekken.
• optellen en
• Zet een patroon met twee bewerkingen (optellen en aftrekken) op het bord,
aftrekken tot 20 met
bijvoorbeeld 12, 10, 14, 12, 16, enzovoort (–2, +4, ..). Laat de kinderen het
tientalpassering,
patroon ontdekken.
• patronen in een
• Zet vervolgens een patroon met twee bewerkingen op het bord, waar een
getallenreeks
aantal getallen missen. Laat de kinderen het patroon ontdekken.
ontdekken en
• Als dit lastig is: Laat de kinderen de bewerking er steeds bij schrijven
ontwerpen.
(12 – 2 = 10, 10 + 4 = 14). Laat de kinderen op deze manier het patroon
ontdekken.
• Extra uitdaging: Geef de kinderen een lastiger patroon, bijvoorbeeld 12, 24,
20, 15, 30, 26, 21, 42 (het dubbele, –4, –5, ..).
20 © Noordhoff Uitgevers bv
10
0 5 15 30
14 18 22
ontbrekende getallen in.
3 vul in + of –.
5 +
3
9
+ 4
4
=
=
9
10
11
16
2
4
9
8
=
=
18
12
7 8 6 = 9 20 8 10 = 22
uit of het antwoord klopt en vul dan het bewerkingsteken in. © Noordhoff Uitgevers bv 31
Reken met een rekenpiramide. Met de twee getallen die je leert • optellen en aftrekken.
Als het vak erboven blauw is tel je de getallen op. Als het vak = tel op = trek af
getal af. Het middelste getal gebruik je dus twee keer. Met de 11 1
10 7 12 9 14
32 © Noordhoff Uitgevers bv
7
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 32 17/09/16 8:44 AM
gemaakt moeten worden. Kijk goed wat er gebeurt. Gebeurt je leert • optellen en aftrekken.
4
16
2 12
4 14
8
5 10
Getallenreeks afmaken en ontwerpen. kijk goed.
hoeveel erbij?
7
hoeveel eraf?
Probeer een reeks te maken waar twee verschillende dingen 6
9 Getallenreeksen ontwerpen.
Teken eerst de ster door de rondjes te tekenen. Zo weet je 8 vul in.
bedenk zelf ook een reeks. 20
11 15
stukje van de getallenreeks. Laat ook een paar rondjes leeg. 9
Zorg wel dat het patroon duidelijk is voor de ander. Laat een 10
8 10
6
ander kind de ster invullen. 8
© Noordhoff Uitgevers bv 33
© Noordhoff Uitgevers bv 21
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan de balans.
• optellen en
• Zet een balans neer met een paar voorwerpen er op. Laat de kinderen eerst
aftrekken tot en
bedenken welke andere voorwerpen ze aan de andere kant zouden kunnen
met 20 met gebruik
plaatsen om de weegschaal in balans te krijgen. Kijk vervolgens of de
van symbolen, ook
kinderen het juist ingeschat hebben.
in een context met
• Kijk vervolgens naar opdracht 2 en bedenk samen een soortgelijke som met
gewicht,
de voorwerpen die op de weegschaal staan.
• een balans maken,
• Als dit lastig is: laat de voorwerpen voelen. Hoe zwaarder het voorwerp, hoe
• voorwerpen
hoger het getal bij het voorwerp.
ordenen naar
• Extra uitdaging: laat de kinderen zelf een opdracht bedenken zoals opdracht 2.
gewicht.
Een ander kind moet de som kunnen oplossen.
• Bespreek samen hoe de balans van opdracht 5 gemaakt zou kunnen worden.
Materialen
• balans en
voorwerpen om te
wegen (instructie)
• kleerhanger, twee
kartonnen bekertjes
(met gaatjes aan
de zijkant voor
het touw), touw,
plakband, blokjes,
gum, diverse
voorwerpen om te
wegen (taak)
Klare taal
• balans: een
weegschaal met een
bakje links en rechts
• kg: kilogram, kilo
22 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • gewichten.
1 reken uit.
welk getal hoort bij het fruit?
1
= ...............
Optellen en aftrekken tot en met 10 met symbolen. + = 10 7– =
= ...............
Kijk goed naar de plaatjes en de sommen. Kijk welke getallen er
= ...............
– = + =
al staan. Er is een som die je meteen kunt uitrekenen. Als je die = . . . . . .5
.........
34 © Noordhoff Uitgevers bv
3 Optellen en aftrekken met gewicht tot en met 20. blok 4.2 blokken wegen
Reken eerst uit hoeveel er al aan iedere kant ligt. Wat moet er toepassen puzzelen taak
nog bij aan één kant om de weegschaal in balans te krijgen? je leert • gewichten.
8 kg 5 kg
4 kg 6 kg 9 kg 8 kg 8 kg
3 kg 4 kg
4 kg 5 kg 6 kg 9 kg 1 kg 4 kg 5 kg 7 kg
9 kg
weegt . . . . . . . . . . . . . . . blokjes
GU
7 zoek voorwerpen.
weeg en vul in.
• een voorwerp lichter dan GU
M
voorwerp gewicht
GU
M
............... blokjes
.............................. ............... blokjes
.............................. ............... blokjes
.............................. 20 blokjes
36 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 23
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan springen van getal naar getal.
• verder tellen en
• Zet een vijfhoek, zoals bij opdracht 5, op het bord. Nog zonder lijnen.
terugtellen tot
• Schrijf op de hoeken de tientallen 0 tot en met 50. Zet steeds een streepje
en met 20 met
midden tussen twee tientallen. Laat de kinderen vanaf 0 stappen van 10
sprongen op de
maken tot ze weer bij 0 zijn. Begin nu bij 5 en laat de kinderen weer stappen
getallenlijn,
van 10 maken. Zien de kinderen wat voor figuren er gemaakt zijn?
• verder tellen en
• Als dit lastig is: reken dan stap voor stap de sommen uit. Begin de nieuwe
terugtellen met
som steeds bij het vorige antwoord.
sprongen.
• Extra uitdaging: doe hetzelfde maar dan met veelvouden van 15 op de
hoeken en twee strepen tussen de getallen. Maak sprongen van 15, 10 en 5.
24 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • optellen.
1 vul in.
hoeveel sprongen kun je maken?
begin steeds bij 0.
+6 +6 +6
van 1. Hoeveel sprongen kun je maken tot het einde van de sprongen van 3 sprongen van 8
sprongen van 5
sprongen van 9
sprongen van 10
een andere grootte hebben?
2 evenveel sprongen.
waar komen ze elkaar tegen? teken.
0 5 10 15 20 25 28
punt tot je weer bij 0 bent. Maak nu weer sprongen van 5, G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 37 17/09/16 8:44 AM
begin bij 0. 15 5
sprongen van 4 maar start op een ander getal. trek lijnen in de cirkel.
stop weer bij 0. 10
c welke vorm teken je?
in het midden bent. Vul daarna pas de velden in. Doe hetzelfde
blok 4.3 kikkers en konijnen
met de 3 en de 5. Zorg dat de drie routes niet door elkaar gaan toepassen puzzelen taak
lopen. Vul in de velden die leeg blijven willekeurige cijfers tot je leert • optellen.
begin bij 2. 9 6 10 8 16 12 8 2
kleur
10 8 14 22 20 14 6 12
+3 12 16 18 18 8 10
24
begin bij 3. 14 16 15 20 15 4
kleur
8 18 20 22 21 19 12 8
+4 3 12 8 15 18 9 6 3
begin bij 4.
4 9 3 6 15 12 4 2
kleur
7 zoek de weg.
maak zelf wegen naar de vijver.
+2
begin bij 2.
+3
30
begin bij 3.
+5
begin bij 5.
© Noordhoff Uitgevers bv 39
© Noordhoff Uitgevers bv 25
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het optellen van meerdere termen.
• optellen en
• Schrijf een aantal getallen tot 10 op het bord. Vraag de kinderen een
aftrekken in één
optelsom te maken met een aantal van deze getallen. Het antwoord moet 15
som,
zijn. Laat de kinderen hun strategie uitleggen. Wat zou een handige manier
• optellen tot 30 met
kunnen zijn? Bespreek de strategie aanvullen tot 10.
meerdere termen,
• Als dit lastig is: zoek twee getallen die samen 10 zijn. Lukt dat niet, zoek dan
ook in een context,
drie getallen die samen 10 zijn. Hoeveel moet er nu nog bij om 15 te krijgen?
• passen, meten en
• Extra uitdaging: laat de kinderen 35 maken, nu met getallen tot 20. Laat de
combineren in een
kinderen hun strategie uitleggen.
context.
Materialen
• werkblad 4 en 5 (taak)
26 © Noordhoff Uitgevers bv
1 vul in.
10 + 4 – 1 .......... = 10 8 – 1 + 6 + 3 .......... = 18
1
6 + 4 – 5 .......... = 0 12 – 3 – 7 + 6 .......... = 5
Optellen en aftrekken tot 20 in één som. 8 – 2 – 2 .......... = 10 5 + 9 – 4 + 1 .......... = 17
tussenantwoord.
4
4 4 4 4 4 4 4
3 3 3 3 3
3
2 2 2
1 1
2
2
Optellen tot 20 met meerdere termen. 9 punten
...............
4
4 4 4 4 4 4 4 4
4
4
4
3 3 3
je 10 maken? Doe dat dan eerst en reken dan verder.
3
3
3
3
3
2 2
2
2
2
1
1
1
............... punten ............... punten ............... punten
40 © Noordhoff Uitgevers bv
4 Optellen tot 20 met meerdere termen in een context. blok 5.1 kamperen
Probeer de getallen op een makkelijke manier op te tellen. Kun toepassen puzzelen taak
2
6 3
4
4 2
5
3
4 3
4
a Gebruik de antwoorden van som 4. Reken uit wat er nog bij veldD
ROO 4
2 veld
GROEN
veld
GEEL
veld
PAARS
hoeveel kinderen, jongens, meisjes en grote mensen er zijn. a op ieder veld mogen 20 mensen staan.
hoeveel kunnen er nog bij?
Lees goed wat er bij de som staat. Maak de tentplaatsen af. Kijk hoeveel kinderen zijn er?
goed naar de plaatjes. Zoek eerst naar velden waar maar één veld rood veld groen veld geel veld paars
7
samen
grote
............
8
samen
grote
............
9
samen
grote
............
8
mensen mensen mensen mensen
kinderen 9
............ kinderen ............ jongens 2 jongens ............
41
moeten goed nadenken over welke aanwijzingen ze erbij je leert • bij elkaar zoeken.
moeten zetten. Het veld kan dan worden ingevuld door een
ander kind.
6 teken alle tentplaatsen in het veld.
tentplaatsen mogen
niet raken.
tentplaatsen raken niet.
4 4 4 8 8 8
42 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 27
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan oppervlakte, zoals dat in opdracht 5 aan de orde komt.
• rekenen met geld tot
• Teken een rechthoekig terras op het bord van 5 bij 8 cm. Teken een losse
30 euro.
vierkante tegel van 1 bij 1 cm.
• De tegel kost 2 euro. Kunnen de kinderen uitrekenen wat de hele figuur kost?
Materialen
Laat de kinderen eerst hun strategie uitleggen voor ze het antwoord geven.
• euromunten en • Als dit lastig is: kijk eerst hoeveel tegels op een rij passen. Hoeveel kosten de
-biljetten tegels op een rij? Kijk daarna hoeveel rijen er zijn.
• Extra uitdaging: teken een grotere figuur, eventueel een figuur waar meerdere
Klare taal vormen in passen. Laat de kinderen hun strategie uitleggen of opschrijven.
• €: teken voor de
euro. Het lijkt op de
E, de eerste letter
van het woord
Europa.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
€8 €13 €7 €2
€5 €15
2 Aftrekken met geld tot 20 euro met meerdere termen. 2 vul in.
je hebt: je koopt: er blijft over: je koopt: er blijft over:
Kijk bovenaan de bladzijde hoeveel het kost. Schrijf op wat
er overblijft. Vanaf dit bedrag reken je weer verder.
€ ............... € ............... € .............. . € ............... € ...............
Reken eerst uit hoeveel geld je overhoudt. Reken dan uit je hebt: je koopt: er blijft over:
je wilt een
hoeveel moet je nog sparen? € ...............
© Noordhoff Uitgevers bv 43
4 Optellen met geld tot 24 euro met meerdere termen. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 43 17/09/16 8:45 AM
Bij de eerste rij is het steeds maar één vorm waar er meerdere blok 5.2 wat kost het?
van zijn. Kijk wat de vorm kost en tel de vormen bij elkaar op. toepassen puzzelen taak
Probeer bij de tweede rij handig op te tellen. je leert • rekenen met geld.
vormen te koop.
5 Meten en optellen met geld tot 22 euro met meerdere termen. =€2 =€3 =€5
Kijk goed welke vorm er in de figuur past. Hoe vaak past de 4 wat kost het?
uitrekenen.
blok 5.2 vormen tekenen
toepassen puzzelen taak
vormen te koop.
€2 €6
€3 €5
6 teken.
maak 2 tekeningen met de vormen.
per tekening € 30.
7 teken.
maak een mooie tekening van vormen.
hoeveel kost jouw tekening?
€ ……………
© Noordhoff Uitgevers bv 45
© Noordhoff Uitgevers bv 29
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het maken van 10 en 20 op verschillende manieren.
• optellen tot 25 in
• Zet het getal 10 op het bord. Stel de volgende vraag: hoeveel keer moet je
een tabel,
minimaal met een dobbelsteen gooien om 10 te krijgen? En hoeveel keer kun
• aftrekken tot 20 in
je maximaal gooien? Laat de kinderen hun strategie uitleggen.
een tabel.
• Zet nu het getal 20 op het bord en stel dezelfde vragen.
• Als dit lastig is: begin met het grootste cijfer op de dobbelsteen zo vaak
Materialen
mogelijk te gooien. Kijk daarna wat je er nog bij moet doen om 20 te krijgen.
• dobbelsteen (taak) • Extra uitdaging: doe hetzelfde, maar dan met het getal 50.
Klare taal
• minimaal: het minste
dat mogelijk is.
Minimaal 5 betekent
5 of meer.
• maximaal: het
meeste dat mogelijk
is. Maximaal 5
betekent 5 of
minder.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
11
5
9
7 10 12
7+3 7+5
Kijk goed naar het voorbeeld. Bij sommige tabellen staat een
+ 7 + 7
deel van de som en het antwoord. Kijk wat er nog bij moet en 5 9 15 3 18
12 15 20
11 16
staat een deel van de som en het antwoord. Kijk wat er nog af
moet en schrijf dat op de goede plek. – 6 – 2
11 8 1 13 7
4 16
15 18 15
eerst de sommen die je meteen kunt maken. Kijk steeds welke G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 46 17/09/16 8:45 AM
Reken van links naar rechts en van boven naar beneden. Kijk
3 vul in.
Welke som kun je dan al oplossen? Als het goed is weet je nu ook + – + + – +
– 3 = – 1 =
van een andere ballon hoeveel hij waard is. Zo reken je verder. = = = = = =
+ = 12 + = 18
4 tel op.
7 = .........
.4
...............
... = ...............
deze twee dobbelstenen? Doe hetzelfde met 7. Valt de kinderen 6 5 11 = .........
............... 8 7 = ...............
8 18
8 = .........
............... 9 13 = ...............
7
© Noordhoff Uitgevers bv
heeft gewonnen. Heb je meer dan 21, dan heb je verloren. je leert • optellen.
en
6 7 9
= 19 = 21
= 17 = 21
= 20 = 21
= 22 = 21
7 speel samen.
om en om.
tel je punten op.
probeer 21 punten te halen.
heb je 22 of meer? dan verlies je.
stop dus op tijd.
wie de meeste punten heeft, wint.
48 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 31
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het maken van een vlakvulling.
• aftrekken tot 20 met
• Laat een rooster zien op het bord. Teken in het midden een cirkel. Vraag
meerdere termen,
de kinderen er zo veel mogelijk even grote cirkels bij te tekenen. De cirkels
• route bepalen,
mogen elkaar raken, maar elkaar niet overlappen. Kunnen de kinderen
• patronen met
bedenken of er meer cirkels in de figuur passen als de eerste cirkel ergens
kleur en/of vorm
anders staat?
herkennen en
• Als dit lastig is: teken dan een vierkant, bijvoorbeeld van twee bij twee hokjes,
afmaken,
in het rooster en laat zoveel mogelijk even grote vierkanten erbij tekenen.
• patronen maken
• Extra uitdaging: als je van de hokjes die overblijven nog hele cirkels zou
met figuren.
mogen maken, hoeveel hele cirkels zou je dan nog kunnen maken?
Materialen
• rooster van hokjes
op het bord
(instructie)
Klare taal
• rooster: een
regelmatig patroon
van punten of lijnen.
Regelmatig betekent
hier dat het steeds
hetzelfde is.
32 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • aftrekken.
16 – 5 =
14 – 4 =
Je hebt bij elke kruising de keuze uit twee of drie sommen. Kies 20 – 5 = 19 – 6 =
17 – 5 =
12 – 4 =
bij de blauwe weg steeds de som met het grootste antwoord.
20 – 11 = 16 – 6 =
18
14 – 3 =
–7
=
20 – 9 =
Kies bij de gele weg steeds de som met het kleinste antwoord 12 – 5 = 13 – 6 =
13 – 8 =
17 – 11 =
18 – 8 =
19 – 7 =
15
–
6=
2 Aftrekken met meerdere termen en de route bepalen.
= grootste antwoorden = kleinste antwoorden
Begin bij 20 met rekenen. Bedenk eerst op welke manier je
een zo groot mogelijk antwoord overhoudt. Denk daarbij aan 2 kleur de goede weg.
20
per kleur mag
je overal maar 1
opdracht 1. Het kleinste antwoord is 0. Hoe kun je een zo klein keer langs.
–2 –3
=grootsteantwoord =antwoord0
Kijk goed naar de kleuren en kijk wat er gebeurt. Bedenk wat G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 49 17/09/16 8:45 AM
dan een logische volgende stap is. blok 6.1 een slang kleuren
toepassen puzzelen taak
dan naar de vormen. Ontdek het patroon. Kijk eerst naar de 4 kleur.
kleur de kettingen af.
kleur van de sok. Ontdek het patroon. Kijk dan naar de tweede
kleur van de sok. Ontdek het patroon.
7
© Noordhoff Uitgevers bv
de figuur in het rooster past? Teken de figuur zo vaak mogelijk je leert • patronen tekenen.
in het rooster. Suggestie: laat ieder kind zijn figuur één keer
in het rooster tekenen. Laat een ander kind de figuur zo veel
6 teken.
hoeveel visjes kun jij hier nog tekenen?
7 teken.
bedenk zelf een figuur.
teken die zo vaak je kunt in dit rooster.
© Noordhoff Uitgevers bv 51
© Noordhoff Uitgevers bv 33
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan het volgen en maken van een route in een rooster.
• route bepalen, ook
• Beeld een rooster af op het bord zoals bij opdracht 3. Teken daarin de weg
met behulp van
van huis (of een andere plek) naar school. Laat een kind uitleggen hoe de
pijlen,
route loopt. Welke problemen komen de kinderen tegen bij het uitleggen van
• lengte van een route
een route? De kinderen denken na over welke route ze naar school gaan. Er
bepalen,
zijn vast meerdere mogelijkheden.
• een route maken
• Laat de kinderen op ruitjespapier een tekening maken zoals in opdracht 3.
en afmaken met
De kinderen schrijven aanwijzingen over hoe de route loopt, bijvoorbeeld
draaibare stukken.
met pijlen. Een ander kind tekent de route aan de hand van de aanwijzingen.
Bespreek samen welke problemen de kinderen tegenkwamen en wat een
Materialen
handige manier is om de aanwijzingen te noteren.
• rooster van hokjes
op het bord
(instructie)
• ruitjespapier
(instructie)
• werkblad 6 (taak)
34 © Noordhoff Uitgevers bv
1 zoek uit.
a anna, ben en cas gaan naar school.
wie moet het kortst lopen?
1
anna
a Tel hoeveel stukjes de routes zijn naar school. Loop met je stukjes
..........................
vinger over de lijnen. Kies voor elk kind de kortste route. ..........................
school
c Bedenk verschillende routes voor Anna die via Ben naar b cas gaat naar ben. de route is 9 stukjes.
hoe kan cas lopen? kleur 3 routes.
c anna gaat naar ben en dan naar school.
school loopt. Elke route is vijftien stukjes. de route is 15 stukjes.
hoe kan anna lopen? kleur 3 routes.
Loop met je vinger door de hele gang. Hoeveel wormen tel je?
Hoeveel wormen zijn buiten de gangen?
en hoeveel
heeft de mol in zijn gang? . . . . . . . . . . . . . . .
daarbuiten? ...............
Start bij de ingang. Kijk goed naar de cijfers en de pijlen. Loop 52 © Noordhoff Uitgevers bv
over de lijnen. Je mag niet door het bos en door de vijver lopen. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 52 17/09/16 8:46 AM
blok
ok 6.2 het pretpark
4 Kortste route bepalen. toepassen puzzelen taak
Loop over de lijnen. Loop op volgorde van 1 naar 2 tot je bij de 6 je leert • de route zoeken.
2 2 2
teken de route.
gebruikt worden. Bedenk goed hoe de lijnen op de tegel lopen, b loop vanaf naar
loop de kortste route.
als je een tegel draait. teken 2 routes in de kaart
en schrijf op met pijlen. ingang
route 1: .....................................
ho
oe
eveel stukj
hoeveel es telt elke route? ......... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
e
stukjes
Kijk goed op welke plekken een weg niet doorloopt. De tegels c van naar naar ingang
teken
te
ekken en schrijf
schrrijjf 2 routes van 11 stukjes.
die gewisseld moeten worden, mag je draaien. route 1: .....................................
route 2: .....................................
7 Route maken.
4 zoek de kortste weg. 1
Knip eerst alle stukken uit werkblad 6. Probeer uit welke stukken je begint bij 1. 3
je loopt naar 2. dat is 4 stukjes. 2
aan elkaar kunnen. Alle wegen moeten af zijn. je loopt zo: 1–2–3–4–5–6.
hoeveel stukjes is de kortste weg? 4
5
6
...................... stukjes
© Noordhoff Uitgevers bv 53
5 zoek uit.
je gaat van huis naar school
op 3 manieren.
a welke tegel moet op de lege plaats? huis
de tegel mag je draaien.
6 zoek de tegels.
alle wegen moeten af zijn. huis school
welke 2 tegels moet je wisselen?
7 maak wegen.
gebruik werkblad 6.
knip de stukken uit je werkblad.
maak zelf wegen van huis naar school .
gebruik alle stukken.
alle wegen moeten af zijn. huis school huis school
hoeveel routes kun je maken?
54 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 35
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Bespreek het schaakbord en de beginpositie van de schaakstukken.
• hoe de torens in het
• Zet een schaakbord klaar met de schaakstukken ernaast. Weten de kinderen
schaakspel mogen
de namen van de stukken nog? Weten ze de beginopstelling van de stukken
bewegen,
nog? Hoe zouden de stukken aan hun naam gekomen zijn? Let op de plek van
• hoe de lopers in het
de dame en de koning!
schaakspel mogen
• Oefen met het bepalen van coördinaten.
bewegen,
• Haal alle stukken van het bord af. Laat de kinderen de torens en de lopers op
• met een toren of
het bord plaatsen in de beginopstelling. Weten de kinderen hoe deze stukken
loper in twee zetten
mogen lopen? Weten de kinderen of deze stukken over andere stukken heen
naar een gegeven
mogen springen?
veld lopen.
Materialen
• schaakbord en
schaakstukken
Klare taal
• toren: een
schaakstuk dat recht
over de velden gaat
• loper: een
schaakstuk dat
schuin over de
velden gaat
36 © Noordhoff Uitgevers bv
8
7
6
5
= =
1
4
Kijk goed naar het cijfer en de letter in de rij van het veld waar a b c d e f g h
Kijk boven aan de bladzijde hoe de toren mag lopen. Kleur ieder op veld ............... en ............... .
1
a b
beginbord
c d e f g h
veld waarop de toren kan komen vanaf de plek waar hij staat.
2 kleur de velden. 8
7
naar welke velden kan ? 6
5
3 Mogelijke looproutes van een toren bepalen. naar welke velden kan ? 4
3
2
stukken op het bord staan. De toren mag niet over deze stukken 3 kleur de velden. 8
7
heen. In deze oefening gaan we nog geen andere stukken slaan. naar welke velden kan ? 6
5
© Noordhoff Uitgevers bv 55
4 Coördinaten van de beginpositie van de lopers bepalen. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 55 17/09/16 8:46 AM
Kijk goed naar het cijfer en de letter in de rij van het veld waar
de loper staat.
je leert • wat de lopers mogen.
Kijk boven aan de bladzijde hoe de toren mag lopen. Kleur ieder 6
5
= =
Dit is een vervolg van opdracht 5. Let op dat er ook andere staan
7
6
5
stukken op het bord staan. De loper mag niet over deze stukken c1 en ............... .
op veld ............... 4
3
2
staan
heen. In deze oefening gaan we nog geen andere stukken slaan. op veld ............... en ............... .
1
a b c d e f g h
beginbord
5 kleur de velden. 8
7
naar welke velden kan ?
7
6
Toren in 1 of 2 zetten naar het juiste veld laten lopen. naar welke velden kan ?
5
4
3
Kijk goed naar het voorbeeld. Kijk zo nodig nog even terug bij 2
1
a b c d e f g h
heen. 1
a b c d e f g h
56 © Noordhoff Uitgevers bv
8
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 2.indd 56 17/09/16 8:46 AM
stukken op het bord heen. Suggestie: kinderen die de basis van het
schaken al beheersen, kunnen bij opdracht 3 en 6 ook de velden
7 teken de pijlen.
8
7
invullen waar de toren een stuk slaat. Laat deze kinderen ook 6
5
4
8 teken de pijlen. 8
7
6
de loper op het
witte veld kan in
5 2 zetten naar
4
3
2
1
a b c d e f g h
8 8 8
7 7 7
6 6 6
5 5 5
4 4 4
3 3 3
2 2 2
1 1 1
a b c d e f g h a b c d e f g h a b c d e f g h
© Noordhoff Uitgevers bv 57
© Noordhoff Uitgevers bv 37
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan de positiewaarde van een cijfer in een getal.
• staafdiagrammen
• Neem twee dobbelstenen of gebruik dobbelstenen op het bord. Gooi
aflezen en afmaken,
vervolgens met de dobbelstenen. Spreek af dat het grootste getal dat
• tabellen aflezen en
gegooid wordt, een tiental wordt.
afmaken,
• Bespreek met de kinderen hoe ze van dat getal een tiental kunnen maken. Zet
• optellen en
eventueel het volgende schema op het bord:
aftrekken in
tientallen tot 200,
Tiental Eenheid
• optellen en
aftrekken tot 60 met 6 4
meerdere termen in
een tabel,
Hoeveel is 6 tientallen en 4 eenheden? 60 + 4 = 64.
• tientallen en
Laat de kinderen hiermee experimenteren door in tweetallen met de
eenheden
dobbelstenen te gooien. Zijn er dingen die opvallen?
samenvoegen tot
• Als dit lastig is: laat de kinderen het grootste getal opschrijven. Hoe maken
een getal.
de kinderen een tiental van dit getal? 6 tientallen is 10 + 10 + 10 + 10 + 10 +
10 = 60.
Materialen
• Extra uitdaging: geef de kinderen een derde dobbelsteen. De grootste wordt
• dobbelstenen, drie nu een honderdtal, de een na grootste een tiental en de kleinste een eenheid
per kind (instructie,
taak)
Klare taal
• staafdiagram: een
grafiek met staafjes.
De staafjes kunnen
verschillen in
hoogte. De waarde
van de staafjes staat
links of rechts van het
staafdiagram.
38 © Noordhoff Uitgevers bv
............... 30
............... ..... . . . . . . . . . . ...............
Kijk naar de waarde van de knikkers. Op welke verschillende en samen ............... eieren
58 © Noordhoff Uitgevers bv
Kijk naar de waarde van de knikkers. Hoe maak je 25 met 3 blok 7.1 knikkeren
knikkers? Wat is een logisch getal om mee te beginnen? Kun je toepassen puzzelen taak
dat getal nog een keer gebruiken? Als je het juiste getal hebt je leert • optellen en aftrekken.
2 reken uit.
roos knikkert met sara.
gooit en noemt het getal, de anderen kruisen het aan. Wie heeft eva 44 5
lieke 53 5
als eerste bingo? Wissel daarna van rol.
© Noordhoff Uitgevers bv 59
6
5
4 de 2 kan
3 alleen een tiental zijn
2 bij en
1 .
1 2 3 4 5 6 dat is 2 keer.
getal op de dobbelstenen ik kleur dus 2 hokjes.
schrijf alle getallen
c maak een bingokaart. op die je kunt maken.
bedenk zelf de getallen.
© Noordhoff Uitgevers bv 39
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Praat met de kinderen over de Romeinse tijd of laat er een kort filmpje van zien.
• Romeinse cijfers I, V
• Wat is er allemaal anders, als je het vergelijkt met ons leven nu? De Romeinen
en X met behulp van
gebruikten andere letters en ook andere cijfers.
een klok,
• Bespreek met de kinderen of ze weleens ergens Romeinse cijfers hebben
• getallen maken tot
gezien. Laat op het bord een klok met Romeinse cijfers zien.
15 met Romeinse
Kunnen de kinderen zien welk Romeins cijfer voor een cijfer uit ons
cijfers,
getallenstelsel staat? Wat valt er op aan de Romeinse cijfers?
• optellen en
• Als dit lastig is: schrijf samen de gewone cijfers bij de Romeinse cijfers op de
aftrekken tot 15 met
klok. Dit kan ook bij de klok van opdracht 1.
Romeinse cijfers,
• Extra uitdaging: hoe zouden de Romeinen 50 en 100 genoemd/gemaakt
• puzzelen met
hebben? Laat het de kinderen zo nodig opzoeken.
Romeinse cijfers.
Materialen
• klok met Romeinse
cijfers op het bord
(instructie)
• lucifers of
cocktailprikkers
(taak)
Klare taal
• Romeinse cijfers:
deze cijfers zijn heel
lang geleden, in
de Romeinse tijd,
door de Romeinen
bedacht. Deze
cijfers zijn lange tijd
overal gebruikt. De
Romeinen kenden
geen cijfer voor de 0.
Ze vonden niks maar
raar.
40 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • klokkijken.
II
I IX X
III
hoe laat is het?
VII
IV
1
V
Als het lastig aflezen is kunnen de cijfers 1 tot en met 12 naast III= 3
............... VI = ............... VIII = ...............
I= IX = II =
de klok geschreven worden. Zo kunnen de Romeinse cijfers
............... ............... ...............
makkelijk afgelezen worden. Bedenk zo nodig bij de digitale X= ............... XII = ............... IV = ...............
tijden steeds welke analoge tijd erbij hoort. Kijk nu op de klok c vul de romeinse cijfers in.
10:00 uur
09:00 uur
12:00 uur
Kijk zo nodig bij opdracht 1. Schrijf eventueel de gewone cijfers 07:30 uur tussen en
de Romeinse cijfers eerst opgeschreven worden als gewone G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 61 16/09/16 7:57 PM
getallen. Dan komt er een gewone som te staan die gemaakt blok 7.2 met romeinse cijfers werken
kan worden. toepassen puzzelen taak
2 teken.
4 Puzzelen en rekenen met Romeinse cijfers. verbind de romeinse cijfers op volgorde van 1 tot en met 12.
I II IV V
Leg eerst de som zoals het er staat. Leg er nu één lucifer bij. De III
Leg eerst de som zoals hij er staat. Bedenk hoe door een kleine VI
verandering de som wel zou kloppen. Dit moet kunnen met het VIII
IV XII
II
III
verplaatsen van één lucifer. X V
VII
IX XI IV
XII – VII =
X – VI =
III + III =
XI – IX =
IX – VI =
Als het lastig is, maak dan eerst een som die klopt. Verplaats nu X – IX = VI + VI = IV + III =
één lucifer. Klopt de som nu nog? Suggestie: laat de kinderen XII – IV = VII + IV = XV – VI =
4 maak sommen.
leg de sommen met lucifers of andere stokjes.
leg 1 lucifer erbij zodat de som klopt.
....... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
....... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5 maak de sommen.
verplaats steeds 1 lucifer zodat de som klopt.
................................................................. .................................................................
...................................................................... .................................................................
...................................................................... .................................................................
© Noordhoff Uitgevers bv 63
© Noordhoff Uitgevers bv 41
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan de klaverblaadjes van opdracht 1.
• optellen en
• Zet een klavertje vier op het bord, zoals in opdracht 1. Boven en onder moet
aftrekken tot 30,
evenveel worden. Laat de kinderen het ontbrekende getal invullen.
ook met meerdere
• Laat de kinderen het verschil uitrekenen tussen de blaadjes die boven
termen.
elkaar staan. Wat valt op? Laat de kinderen het verschil uitrekenen tussen de
blaadjes die schuin tegenover elkaar liggen. Wat valt op?
Materialen
• Extra uitdaging: kan een kind (eventueel met behulp van een getallenlijn)
• werkblad 7 (taak) uitleggen waarom het verschil steeds hetzelfde is?
42 © Noordhoff Uitgevers bv
1
29
Optellen tot 30. 17 9 ........ 23 14 ........ 18 11
23 6
boven 18 + 11 = 29
onder 23 + 6 = 29
........ 12 20 11 9 19
De bovenste blaadjes en de onderste blaadjes moeten evenveel 29
28 ........ 12 22 15 11 27
2
........
Reken uit wat het verschil is tussen de groene blaadjes. Let op: verschil:
= ........................................
28 – 16 = 12
verschil:
= ...............
verschil:
= ...............
verschil:
= ...............
het verschil tussen de groene blaadjes en tussen de blauwe = ............... = ............... = ............... = ...............
blaadjes moet hetzelfde zijn. Schrijf het juiste getal op het blaadje.
3 a reken uit en vul in. net als bij som 1.
bedenk zelf getallen.
........
........
19
........
12
21
........
4
........
........
25
........
26
18
........
Kies een getal dat je als antwoord wilt gebruiken. Bedenk waar b wat heb je ontdekt? vul in.
het verschil tussen en het verschil tussen is steeds ..............................
je rekening mee moet houden als je dit getal kiest. Reken nu uit 64 © Noordhoff Uitgevers bv
wat er boven en onder bij moet om dit getal te krijgen. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 64 16/09/16 7:57 PM
Kijk naar de uitleg bij de opdracht. Kies een getal. Wat moet
4 zoek steeds 2 getallen.
er nog bij om bij 25 te komen? Staat dat getal naast, boven of samen 25.
11 16 14 8 9 16 15 11 13
onder jouw gekozen getal? Maak er dan een groepje van door 13 9 7 17 12 10 8 14 6
de getallen moeten naast
of onder elkaar staan.
getal? Maak er dan een groepje van door de getallen samen te bijvoorbeeld zo 13 9 8 of zo 9 10
© Noordhoff Uitgevers bv 65
7
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 65 16/09/16 7:57 PM
in opdracht 5, maar nu met echte kaarten. Speel in tweetallen. je leert • optellen en aftrekken.
met twee kaarten lukken, trek dan nog een kaart en probeer OOOO
OOOO
8
OO
OO
4
OO
2
8
. . . . . .+
....4
. . . . . .–
. . . .2
. . . . . .=
. . . . 10
..........................
9 4 7 2
OOO OO O OO
OOO OO OOO
OOO OOO ........................................................
8 3 5 3 9
OOOO OO OO OO OOO
OOOO O O O OOO
OO OOO ........................................................
6 4 5 8 5 8 3
OOO OO OO OOOO OO OOOO OO
OOO OO O O O
OO OOOO OO OOOO
6 + 4 = 10 5 + 8 – 3 = 10
66 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 43
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan verdelen met rest.
• groepjes maken en
• Geef de kinderen een hoeveelheid blokjes en laat de kinderen deze verdelen.
aanvullen,
Zorg ervoor dat er een rest over zal blijven. Bespreek het begrip rest.
• groepjes maken met
• Geef nogmaals een hoeveelheid blokjes en laat de kinderen deze verdelen.
rest,
Zeg van tevoren hoeveel blokjes iedereen moet krijgen. En zorg ervoor dat
• eerlijk verdelen,
er niet genoeg is voor iedereen. Observeer wat de kinderen doen als er niet
• kleurensudoku
meer genoeg is voor iedereen. Bespreek het begrip tekort.
afmaken.
• Als dit lastig is: laat de kinderen bedenken in welke stappen ze de blokjes
kunnen verdelen. Kunnen ze dat in stappen van 2 of van 5? Als er blokjes
Materialen
overblijven die niet eerlijk verdeeld kunnen worden, dan noemen we dat rest.
• blokjes (instructie) • Extra uitdaging: schrijf het getal 100 op het bord. Laat de kinderen dit
• verf en papier, verdelen onder henzelf. Blijft er een rest over?
of vouwblaadjes
van verschillende
kleuren (taak)
Klare taal
• rest: wat er
overblijft na het
eerlijk verdelen van
materialen
44 © Noordhoff Uitgevers bv
1 reken uit.
elke eekhoorn verzamelt 2 eikels.
hoeveel eikels zijn er te kort?
1
............................
andere mogelijkheid? Begin eens met ieder kind een briefje van © Noordhoff Uitgevers bv 67
worden in vier stukken. De stukken moeten wel samen evenveel verdeel het vierkant in 4 gelijke stukken met dezelfde vorm.
elk stuk heeft even veel punten.
waard zijn. 1 2 3 1 2 3 6 1
2 1 2 3 4 1 2 1
3 1 1 2 5 2 4 2
aan beide kanten van je lijn evenveel waard zijn. Kijk waar de 3 2 4 8 7 1 3 3
9 3 4 2 1 2 2 4
grote en waar de kleine getallen staan, dat kan je helpen. 1 2 7 3 2 3 6 1
6 Kleurensudoku maken.
5
2
6
3
10
8
4
samen 39
12
11
9
3
8
2
Lees de regels van de sudoku goed. Begin met de eerste rij. 1
12
9
samen 39
10
1
4
7
5
7 6
11
Bepaal zelf hoe je de kleuren daar in wilt vullen. Hoe kunnen de
3
kleuren dan op de volgende rij komen te staan? Let steeds op 11
7
10
5
12 6
11
9
8
2
9
3 10 12
dat de kleuren ook in de kolommen steeds maar één keer voor 6
2 4
8
1 5
1
4
7
Dit wordt een sudoku met rijen en kolommen van 10 vakjes. je leert • ordenen met kleur.
In iedere rij en iedere kolom komt iedere kleur twee keer voor.
Probeer er een patroon in te maken, dit maakt het makkelijker.
6 maak de opgaven.
a kleur alle vakjes. gebruik deze kleuren:
in elke rij en kolom komen de 4 kleuren.
bovenste rij in. Laat een klasgenoot de sudoku verder afmaken. rij
© Noordhoff Uitgevers bv 69
© Noordhoff Uitgevers bv 45
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan blokkenbouwsels, plattegronden en hoogtecijfers.
• plattegronden
• Zet op een tafel een bouwsel van blokjes of lego (zie opdracht 1 tot en met 3).
maken van
Laat de kinderen aan verschillende kanten van het bouwsel gaan zitten. Laat
blokkenbouwsels,
de kinderen elkaar vertellen wat ze zien.
• aanzichten maken
• Bespreek hoe het kan dat niet iedereen hetzelfde ziet. Bespreek de termen
bij een tekening, een
vooraanzicht, zijaanzicht, achteraanzicht en bovenaanzicht.
plattegrond of een
• Hoe zouden de kinderen een plattegrond van dit bouwwerk kunnen maken?
bouwsel.
• Als dit lastig is: bekijk samen alle kanten van het bouwwerk. Wat is er te zien
vanaf welke positie? Hoeveel blokjes zijn er op welke plaats opgestapeld?
Materialen
Zoek die plek op een voorgetekend plattegrond en vul het aantal blokjes in
• blokjes of lego cijfers in.
(instructie) • Extra uitdaging: laat de kinderen een plattegrond maken op ruitjespapier.
• ruitjespapier Laat ze vertellen aan een ander op welke plek wat gebouwd moet worden. De
(instructie, taak) ander moet het bouwwerk nu maken.
• lego of duplo
(puzzelen, taak)
Klare taal
• aanzicht: vanaf
welke plek er
naar iets gekeken
wordt. Je kunt een
zijaanzicht, een
vooraanzicht, een
achteraanzicht of
een bovenaanzicht
van een voorwerp of
bouwsel maken.
46 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • plattegronden.
1 teken.
teken de plattegronden bij deze bouwsels.
Dat aantal schrijf je op de juiste plek in de plattegrond. welke 2 plattegronden kunnen bij dit bouwsel horen?
1 3 1 2 1 3 1 2
2 2
Kijk hoeveel blokjes er op welke plek op elkaar gestapeld zijn. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 70 16/09/16 7:58 PM
Er is één plek waarvan je niet weet hoeveel blokjes er op elkaar blok 8.2 wat je ziet
gestapeld zijn. Hoe komt dat? Hoeveel blokjes zouden het toepassen puzzelen taak
4 kies de woorden.
a zet de woorden op de goede plaats in de tekening.
boom schuur
De pijl wijst in de richting waarin Kim of Ali kijkt. Bedenk hoe b kruis aan.
kim staat voor het raam.
groot voorwerpen in het echt zijn. Als een voorwerp ergens wat ziet kim?
Kijk goed vanaf welke plek de kinderen kijken naar het bouwsel. c kruis aan. wat zien kim en ali?
Maak het bouwsel eventueel na met gekleurde lego- of fiets schuur boom bloembakken ali kim
ali
ze achter elkaar staan?
5 wat zien ze?
kleur. je mag het nabouwen.
cas: anna:
6
2
Aanzichten van een bouwsel tekenen. 2 1 3 4
2 1
Gebruik voor het gebouw alleen blokjes met één puntje of anna cas
© Noordhoff Uitgevers bv 71
alleen blokjes met vier puntjes. Bepaal wat de voorkant van het
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 71 16/09/16 7:58 PM
Teken een plattegrond van het bouwsel op ruitjespapier. niet meer dan 6 blokjes breed, lang en hoog.
b teken de aanzichten met de kleuren die je hebt gebruikt.
7 bouw na.
a laat iemand anders met jouw tekeningen het gebouw nabouwen.
b teken een plattegrond bij je gebouw.
gebruik ruitjespapier.
72 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 47
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan geheimtaal.
• met een code
• Schrijf een zin in een code op het bord, bijvoorbeeld door letters te
werken,
vervangen voor cijfers of door de letters één plek in het alfabet op te
• een code ontcijferen,
schuiven. Bespreek met de kinderen waar, wanneer, door wie en waarom
• zelf een code maken.
codes gebruikt worden. Kunnen de kinderen erachter komen wat er op het
bord staat?
Klare taal
• Als dit lastig is: kijk naar de zin en de losse woorden of cijfercodes. Wat valt
• code: letters of er op? Als een letter of cijfer op verschillende plekken staat, kun je misschien
cijfers zijn veranderd, achterhalen wat er hoort te staan. Geef zo nodig een hint.
zodat niet iedereen • Extra uitdaging: laat de kinderen dezelfde zin schrijven maar dan in een zelf
zomaar weet wat er bedachte code. Kunnen andere kinderen de code kraken?
staat
• codesleutel: de
oplossing van de
code. Met de sleutel
kun je de code
ontcijferen. Je weet
nu wat elke letter of
cijfer betekent.
48 © Noordhoff Uitgevers bv
a b c d e f g h i j k l m
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
n o p q r s t u v w x y z
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
60 34 22 16 32 32 26 54 44 24 48 32 52 54
© Noordhoff Uitgevers bv 73
zinnen goed met elkaar. Kijk of er nog meer woorden zijn die in jbbpqbotboh t
s
q
p
o f
d
e
g
h
m r n g i
meerdere zinnen staan. Trek een lijn naar het goede woord. q
p
m
l k
o nm l k
j i
h j
Vind de sleutel om de code te ontcijferen. Kijk goed naar de tip. 5 trek lijnen.
wat betekent elk woord?
Kijk naar de woorden. Wat valt je op? Probeer de letters binnen gekke taal:
rig proeks tata sol.
betekent:
ik ben op school.
lapus tata sol.
de woorden te husselen. Dit moet bij ieder woord op dezelfde lapus tata kriep.
ik ben thuis.
ik speel thuis.
ik heb een eigen taal
bedacht. let op: de
woorden staan in een
rig proeks tata plops. ik reken op school.
manier! andere volgorde.
thuis tata
t
op school ssol
ik la
lapus
speel rig proeks
reken kriep
74 © Noordhoff Uitgevers bv
achterstevoren, enzovoort.
blok 8.3 zelf een code maken
toepassen puzzelen taak
a b c d e f g h i j k l m
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
n o p q r s t u v w x y z
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26
y z a b
x c
w 21 23 25 2 4 6 d
v 1719 8 e
10
u 15 12 f
t 13 14 g
11 16
s 9 18
h
r 7 20 i
q 5 3 1 26 24 22 j
p
o nm l k
© Noordhoff Uitgevers bv 75
© Noordhoff Uitgevers bv 49
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan logisch redeneren.
• logische puzzels
• Vertel de kinderen dat er een geheime code is die ze moeten ontcijferen.
oplossen,
Schrijf de code op, zorg dat de kinderen de code niet zien. Leg de kinderen
• codes ontcijferen
uit dat de code bestaat uit vier willekeurige cijfers van 1 tot en met 6. Laat
met behulp van het
de kinderen samen overleggen hoe ze de code kunnen achterhalen. Laat de
spel Mastermind.
kinderen uitleggen wat ze nodig hebben om de code te kunnen ontcijferen.
• Introduceer het spel Mastermind zoals gespeeld in opdracht 6 en 7. Besteed
Klare taal
aandacht aan de aanwijzingen die gegeven kunnen worden, deze hebben
• tovervierkant: een betrekking op de plaats en op de juistheid van het getal. Probeer de code te
vierkant waarvan de kraken met Mastermind en laat de kinderen hardop redeneren. Zouden de
getallen in elke rij kinderen de code op deze manier kunnen kraken?
of kolom opgeteld
dezelfde uitkomst
hebben
50 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • redeneren.
1
menno ruud
Logisch redeneren. ..... . . . . . . . . . . lisa
jens
...............
desy
...............
over 2 jaar is menno 18 jaar. . . . . . . . . . . . . . . . koen
Lees de aanwijzingen rustig door. Reken uit hoe oud Menno menno is 2 keer zo oud als lisa.
lisa is 5 jaar jonger dan koen en 3 jaar ouder dan jens.
...............
...............
is en schrijf dit bij zijn naam. Gebruik dit antwoord om een desy is even oud als de 4 kinderen bij elkaar.
desy is 3 jaar jonger dan ruud.
.............................................................................................
2 Logisch redeneren.
3 janna, kai, steven en ilse doen het spel ring gooien.
ze gooien allemaal 4 ringen.
Lees de aanwijzingen rustig door. Wat weet je nu over de broers a janna gooit 1 ring mis.
ze gooit de overige ringen om 1 paal.
en zussen? ilse gooit 1 punt meer dan janna.
12 12
Lees de aanwijzingen rustig door. Kijk goed welke aanwijzing janna kai steven ilse
punten
je direct op kunt lossen. Kai gooit het hoogste aantal punten b om welke paal heeft janna 3 ringen gegooid?
dat kan. Reken uit hoeveel dat is. Gebruik dit antwoord bij een 76
.............................................................................................
© Noordhoff Uitgevers bv
Er is één rij waar al twee getallen staan. Wat moet daar nog
4 vul alle getallen hieronder 1 keer in de tabel in.
bij om 15 te krijgen? Vul het getal in. Kijk nu of er weer een rij als je de getallen in een rij, kolom of schuine rij optelt, krijg
je altijd 15.
2 15 9 15
5 Getallenrijen afmaken. 1 5 15
15
7
8
15
15
Lees de uitleg bij het spel. In de bovenste rij zijn de cijfers niet
goed. Die vul je dus niet meer in. In de tweede rij zijn er twee 5 9 ............... ............... 4
goed en ook nog op de goede plek. Kijk naar de bovenste twee 6 3 7 5 ...............
Werk in tweetallen. Schrijf vier cijfers op een apart papier. Laat je leert • optellen.
voorkomen en of ze op de juiste plek staan. Kleur de bolletjes nu = goed cijfer, goede plek
78 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 51
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Besteed aandacht aan spiegelen.
• spiegellijnen van
• Zet de volgende figuur op het bord: ►►
figuren ontdekken
Vertel de kinderen dat dit een strikje is. Kunnen de kinderen vertellen wat er
en tekenen,
mis is? Als alleen de linker figuur er staat, hoe kan er dan een correct strikje
• figuren op
gemaakt worden?
verschillende
• Introduceer het spiegelen. Bespreek wat een spiegellijn is en laat de kinderen
manieren spiegelen.
allerlei voorwerpen in de klas spiegelen.
• De kinderen vertellen vervolgens wat hen allemaal is opgevallen. Kunnen
Materialen
gezichten ook gespiegeld worden?
• spiegel (instructie,
toepassen, puzzelen)
• vouwblaadjes en
een schaar (taak)
Klare taal
• symmetrisch: de
twee helften van een
figuur zijn hetzelfde
52 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • spiegelen.
Zet de spiegel op verschillende plekken neer en kijk hoeveel je ziet hier 3 rondjes.
© Noordhoff Uitgevers bv 79
Als een letter symmetrisch is, is het aan twee kanten hetzelfde. G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 79 16/09/16 7:59 PM
Bij welke letters is dit zo? Probeer dit uit door de spiegel in het blok 9.2 letters spiegelen
midden te zetten. toepassen puzzelen taak
je leert • spiegelen.
4 spiegel.
a de hoofdletters C en U kun je spiegelen:
letters die je
kunt spiegelen
zijn symmetrisch.
bij welke hoofdletters kan dit ook?
bij sommige letters kan het op 2 manieren.
vul in.
en
C U
80 © Noordhoff Uitgevers bv
je leert • spiegelen.
5 maak de opgave.
a vouw een blaadje dubbel.
teken een figuur op het blaadje.
© Noordhoff Uitgevers bv 81
© Noordhoff Uitgevers bv 53
Lesdoelen Instructie
De kinderen leren:
Bespreek het schaakbord en de beginpositie van de schaakstukken.
• hoe de paarden
• Zet een schaakbord klaar met de schaakstukken ernaast. Weten de kinderen
in het schaakspel
de beginopstelling van de stukken nog? Let op de plek van de dame en de
mogen bewegen,
koning!
• hoe de dame in het
• Haal alle stukken van het bord af. Zet de torens en de lopers op het bord.
schaakspel mag
Weten de kinderen nog hoe deze stukken mogen lopen? Weten de kinderen
bewegen,
nog of deze stukken over andere stukken heen mogen springen? Zet nu de
• hoe de koning in
paarden op het bord. Deze maken een bijzondere stap, de paardensprong.
het schaakspel mag
Weten de kinderen hoe deze paardensprong gaat? Als de kinderen de
bewegen,
paardensprong kennen als twee opzij en 1 naar voren of andersom, is dat
• hoe de pionnen
ook goed. Weten de kinderen of het paard over andere stukken heen mag
in het schaakspel
springen? Zet nu de dames op het bord. De dame is het sterkste stuk. Kunnen
mogen bewegen.
de kinderen uitleggen waarom dit zo is? Laat de dame over het bord lopen.
Zet nu de koningen op het bord. De koning is het belangrijkste stuk. Kunnen
Materialen
de kinderen uitleggen waarom dit zo is? Weten de kinderen hoe het heet
• schaakbord en als de koning wordt aangevallen? Zet nu de pionnen op het bord. Weten
schaakstukken de kinderen hoe de pionnen mogen lopen? Wat doen de pionnen allemaal
tijdens het schaakspel?
Klare taal • Als dit lastig is: herhaal de namen van de stukken en stapsgewijs het bewegen
van de verschillende stukken.
• paard: een
• Extra uitdaging: zet de koning op het bord. Zet van de andere kleur een aantal
schaakstuk dat één
andere stukken op het bord. Probeer steeds de koning in zo min mogelijk
veld schuin en één
zetten schaak te zetten. Kan de koning ook schaakmat worden gezet?
veld recht beweegt.
Het paard is het
enige schaakstuk
dat over andere
schaakstukken heen
mag springen.
• dame: het sterkste
schaakstuk. De dame
mag recht en schuin
bewegen, zo ver als
ze kan.
• koning: het
belangrijkste
schaakstuk. De
koning mag per zet
één veld recht of
schuin bewegen.
• pion: een schaakstuk
dat één veld vooruit
mag bewegen. De
eerste zet mag de
pion één of twee
velden vooruit
bewegen.
54 © Noordhoff Uitgevers bv
8
7
6 = =
5
wit paard zwart paard
1
4
Kijk goed naar het cijfer en de letter in de rij van het veld waar a b c d e f g h
2
5
Kijk boven aan de bladzijde hoe het paard mag bewegen. Kleur 1
a b c d e f g h
ieder veld waarop het paard kan komen vanaf de plek waar hij
2 kleur de velden.
naar welke velden kan
8
7
staat. het ?
6
5
4
naar welke velden kan het ? 3
2
1
Dit is een vervolg van opdracht 2. Kijk goed welke sprongen het 3 teken de pijlen.
ga in 3 zetten met het
8
7
naar . 3
2
1
a b c d e f g h
82 © Noordhoff Uitgevers bv
8 8
7 7
Kijk boven aan de bladzijde hoe de dame mag lopen. Teken met 3
2
1
3
2
1
a b c d e f g h a b c d e f g h
pijlen tot welk veld de witte dame kan komen vanaf de plek de dame is het sterkste stuk. de koning is het belangrijkste stuk.
de dame mag recht en schuin de koning mag per zet 1 stap
waar zij staat. zo ver als ze kan. recht of schuin.
4 vul in. 8
5
1
Schrijf de coördinaten op van alle velden waar de koning naartoe teken de pijlen.
naar welke velden kan
a b c d e f g h
6 vul in.
naar welke velden kan
8
7
7
6
c8 3
7
1
a b c d e f g h
teken de pijlen.
pijlen tot welk veld de zwarte dame kan komen vanaf de plek naar welke velden kan
de ?
waar zij staat.
© Noordhoff Uitgevers bv 83
8
G&Rjr_MW_LWB3_4_Part 3.indd 83 16/09/16 7:59 PM
hij staat.
8 vul in.
de staan op de velden:
8
7
6
de staan op de velden:
5
4
3
2
Lees nogmaals hoe de pion mag bewegen. Denk aan de eerste .........................................................................................
1
a b c d e f g h
beginbord
zet die de pion kan doen. Ga in zo min mogelijk zetten naar het
gevraagde veld. 9 kleur de velden.
naar welke velden kunnen
8
7
6
de ? 5
4
naar welke velden kunnen 3
de ? 2
1
a b c d e f g h
10 vul in.
ga zo snel mogelijk.
8
7
6
5
de kan in ............... zetten 4
84 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 55