You are on page 1of 4

woord betekenis

1. Louter alleen
2. gemêleerd Gemengd, bont
3. adhesie Steun
4. inflammatie ontsteking
5. bagatelliseren Als onbelangrijk voorstellen
6. nautisch Iets dat met scheepvaart of watersport te maken
heeft
7. zelftucht discipline
8. cryptozoölogie Iemand die mythische wezen uit legendes
bestudeerd
9. hybris overmoed
10. empirisch Gebaseerd op ervaring
11. eidetisch Precies kunnen herinneren wat er is gebeurd
12. matineus Gewend vroeg op te staan
13. melancholie Verdrietigheid
14. mondialisering Globalisering
15. mitigeren Minder erg maken
16. omineus onheilspellend
17. symposium Conferentie
18. zwetsen Onzin kletsen
19. pragmatisch Praktisch
20. idyllisch Vredig
21. afasie Niet kunnen spreken
22. archipel eilandengroep
23. balustrade Hek langs een balkon
24. cytologie Studie van levende cellen
25. defibrillator Machine die schokken aan het hart toebrengt
26. dialyse Uitwisseling van in water opgeloste stoffen
27. fiducie vertrouwen
28. ideëel Wat alleen in gedachten bestaat
29. idiosyncratisch Iets dat een typische eigenschap is
30. kokkerellen Eten koken
31. laconiek Kalm terwijl je dat niet verwacht
32. lumineus Briljant
33. masochist Iemand die genoegen beleeft aan het ondergaan
van pijn
34. mogendheid Een soevereine staat
35. Patholoog anatoom Iemand die autopsies doet
36. nochtans Ondanks dat
37. peloton Grote groep soldaten of wielrenners
38. reëel werkelijk
39. souplesse Flexibiliteit, lenigheid
40. vinyl Zachte kunststof
41. weggeëbd Geleidelijk aan weggaan
42. wiegendood Plotselinge dood van een baby zonder medische
verklaring
43. zwezeriken Hormoonvormend orgaan
44. poldermodel Maatschappijvorm waarbij iedereen betrokken en
zeg heeft
45. plausibel Aannemelijk
46. contaminatie Twee woorden die zijn samengevoegd
47. geschil Ruzie
48. coup staatsgreep
49. annexeren Inlijven
50. bilateraal Wederzijds
51. enclave Deel van een land dat omgeven is door een ander
land
52. autarkie Complete economische onafhankelijkheid
53. debet Wat iemand te goed heeft
woord
1. Louter
2. gemêleerd
3. adhesie
4. inflammatie
5. bagatelliseren
6. nautisch
7. zelftucht
8. cryptozoölogie
9. hybris
10. empirisch
11. eidetisch
12. matineus
13. melancholie
14. mondialisering
15. mitigeren
16. omineus
17. symposium
18. zwetsen
19. pragmatisch
20. idyllisch
21. afasie
22. archipel
23. balustrade
24. cytologie
25. defibrillator
26. dialyse
27. fiducie
28. ideëel
29. idiosyncratisch
30. kokkerellen
31. laconiek
32. lumineus
33. masochist
34. mogendheid
35. Patholoog anatoom
36. nochtans
37. peloton
38. reëel
39. souplesse
40. vinyl
41. weggeëbd
42. wiegendood
43. zwezeriken
44. poldermodel
45. plausibel
46. contaminatie
47. geschil
48. coup
49. annexeren
50. bilateraal
51. enclave
52. autarkie
53. debet
54. monetair
55. convenanten
56. moratorium
57. klokkenluider
58. sectio
59. abject
60. ambetant
61. apaat
62. abusievelijk
63. adequate
64. alom
65. ambivalent
66. ampel
67. animo
68. appelleren aan
69. beleidsimpuls
70. benevens
71. beogen
72. cruciaal
73. danig
74. deductie
75. derogatie
76. desideratum
77. edoch
78. ergo
79. geschieden
80. jegens
81. juncto
82. nopen
83. onverwijld
84. apocrief
85. peigeren
86. flagrant
87. weifelen
88. prevelen
89. tumult
90. Insolvabel
91. fonologisch
92. defenestreren
93. amicaal
94. boulevardblad
95. bijklank
96. scheutig
97. allotria
98. itereren
99. kordaat
100. notoir

You might also like