You are on page 1of 3

PITCH

Laaggeletterdheid

Iedereen kent de wanhoop die veroorzaakt wordt door een instructie die je niet begrijpt. In
Nederland hebben dagelijks 2,5 miljoen mensen zo’n wanhoopsgevoel omdat ze
laaggeletterd zijn. Dat zijn ongeveer 1 op de 6 Nederlanders.
+++++

Laaggeletterdheid past niet in de inclusieve en sociaal-rechtvaardige samenleving die Volt


voorstaat in Europa en Nederland.
VOLT wil een effectieve bestrijding van laaggeletterdheid.
Dit kan door doelgerichte programma’s voor ouderen en meer aandacht voor taalachterstand
bij jongeren.
+++++

De term ‘laaggeletterdheid’ verwijst in de eerste plaats naar mensen, ouder dan 16 jaar, die
moeite hebben met taal. Bij jongeren tot en met 16 jaar spreekt men van “taalachterstand”.
In de praktijk komt meestal een combinatie met onvoldoende vaardigheden in rekenen en
digitale basisvaardigheden voor. Bij de aanpak van laaggeletterdheid gaat het over het
vergroten van in taal en/of rekenen en/of digitale basisvaardigheden.
De persoonlijke en maatschappelijke gevolgen van laaggeletterdheid zijn ernstig en werken
door in participatie in de samenleving (waaronder burgerschap), kansen op de arbeidsmarkt
en gevolgen voor de gezondheid. Kinderen van laaggeletterde ouders lopen vaak
taalachterstand op.
Laaggeletterdheid kost aantoonbaar geld. Door onvoldoende taal- en rekenvaardigheid lopen
laaggeletterden inkomsten uit werk en uitkeringen mis. De maatschappij heeft te maken met
kosten voor armoedebestrijding, ziektekosten en gederfde belastinginkomsten.

+++++

Van laaggeletterdheid is sprake als mensen door gebrek aan taalvaardigheden (lezen;
luisteren; spreken) onvoldoende mee kunnen in de maatschappij. Dit uit zich in het
persoonlijk leven, in omgang met instanties en in het werk. In de praktijk komt veelal een
combinatie van onvoldoende taalvaardigheden met onvoldoende vaardigheden in rekenen
en digitale basisvaardigheden voor. Sinds 2012 hanteert de overheid een brede definitie.
In 2008 (cie Meijerink) zijn referentieniveaus voor taalvaardigheid vastgesteld. De grens voor
laaggeletterdheid ligt bij niveau 2F (B1 in het Europese Referentiekader ERK). Dit staat gelijk
met het eindniveau van het VMBO.
De term laaggeletterdheid wordt gebruikt voor personen ouder dan 16 jaar. Naar schatting
zijn in Nederland 2,5 miljoen mensen laaggeletterd (2016 Algemene Rekenkamer). In
sommige onderzoeken wordt alleen naar de beroepsbevolking gekeken.

De groep laaggeletterden is zeer divers, niet alleen in leeftijd, maar ook qua geslacht en
herkomst.
In grote lijnen valt het volgende op:
- Laaggeletterdheid komt onder ouderen meer voor dan onder jongeren.
De scholingsgraad is onder ouderen minder en veroudering tast de cognitieve
vermogens aan.
- Laaggeletterdheid komt onder vrouwen meer voor dan onder mannen.
De grotere arbeidsparticipatie van mannen is hier de verklarende factor.

1
- Laaggeletterdheid komt relatief meer voor onder migranten.
Het Nederlands is immers de maatstaf en inburgeringsprogramma´s leggen de grens
van taalvaardigheid lager. (ERK A2 ipv B1).
- Er is een sterke samenhang tussen laaggeletterdheid en sociaaleconomische klasse.
De oorzaak is de samenhang tussen opleiding en inkomen.
Door deze diversiteit zal het terugdringen van laaggeletterdheid een hoge mate van
maatwerk vragen.

Het aandeel laaggeletterden onder de beroepsbevolking is de laatste 20 jaar gegroeid met


ongeveer 25%. De oorzaken daarvoor zijn:
- Het complexer worden van de maatschappij.
Dit is een algemeen verschijnsel dat nog versterkt wordt door het overheidsbeleid van
de afgelopen jaren waarbij de burger meer zelf verantwoordelijk wordt en
zelfredzamer moet zijn.
- De instroom van migranten.
Zij moeten zich een nieuwe taal en cultuur eigen maken, inburgeren. De effectiviteit
van de inburgering laat te wensen over, mede door de beleidskeuzes gericht op
privatisering en eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid.
- Vergrijzing
Het toenemend aantal ouderen met aanvankelijk een lagere opleiding en tevens
afnemende vaardigheden.
- Veel jongeren gaan van school gaan met te lage basisvaardigheden.
De Onderwijsinspectie (2018) ziet steeds meer leerlingen van de basisschool komen
die niet goed kunnen lezen. Ook hun rekenen blijft achter. Verder heeft 18% van alle
15-jarigen in Nederland een leesniveau waarbij zij een verhoogd risico lopen om op
latere leeftijd onder de noemer ‘laaggeletterd’ te vallen (Feskens, Kuhlemeier, &
Limpens, 2016).
Deze ontwikkelingen zijn verontrustend.
Het is een illusie te denken dat laaggeletterdheid vanzelf zal uitfaseren.

De gevolgen van laaggeletterdheid zijn ernstig. Diverse groepen worden hierdoor uitgesloten
van een volwaardig maatschappelijk leven. De kans om onder de armoedegrens te geraken
is onder laaggeletterden aanzienlijk groter.
De samenleving stelt hoge eisen aan de redzaamheid van burgers. Lang niet alle burgers
zijn onder alle omstandigheden hiertoe in staat (WRR, 2016, 2017). Voor sommige mensen,
zoals laaggeletterden, zijn de eisen vaak te hoog gegrepen. Laaggeletterdheid is vaak een
belemmering om zelfredzaam te zijn en armoede vergroot de kans op laaggeletterdheid
(Christoffels et al., 2016; PwC, 2018; ROA, 2016).
De samenleving betaalt hiervoor een prijs. Uitsluiting leidt tot maatschappelijk wantrouwen,
terugtrekken in eigen groep, afnemen van sociale cohesie en gebrekkig burgerschap. Dit
raakt aan het democratisch proces. Het niet benutten van talent en directe kosten als gevolg
van laaggeletterdheid doen afbreuk aan onze gezamenlijke welvaart.
Het is een onderdeel van de tweedeling in onze maatschappij die haaks staat op het
inclusieve en sociaal-rechtvaardige Europa van Volt.

Sinds 2006 is er overheidsbeleid gericht op het terugdringen van de laaggeletterdheid. De


Algemene Rekenkamer concludeerde in 2016 dat de effectiviteit van dit beleid niet te
bepalen valt omdat er geen meetbare doelen zijn gesteld (Aanpak van laaggeletterdheid;
2016). Vanaf 2016 zijn er kwantitatieve doelen gesteld. Een belangrijk doel is dat Nederland
zijn positie behoudt in de top-3 van landen met de minste laaggeletterden. De kwantitatieve
doelen bereiken 4,6% van de doelgroep en het taalniveau (2F/B1,ERK) is niet vastgelegd.
Gelet op de aard van de problematiek is dit een mager streven.

2
De relatie van het laaggeletterdenbeleid met de inburgeringsplicht ligt voor de hand. Het
laaggeletterdenbeleid van de overheid richt zich op alle Nederlandse ingezetenen met een
taal- en/of rekenvaardigheid onder niveau 2F/B1,ERK. Mensen die wel geletterd zijn in hun
eigen taal, maar niet in de Nederlandse, vallen hier dus ook onder. Mensen die
inburgeringsplichtig zijn en de inburgering nog niet succesvol hebben doorlopen, behoren
echter níet tot de doelgroep van het beleid. Als iemand ná de inburgering nog steeds onder
2F scoort, behoort hij/zij weer wél tot de doelgroep van het beleid.
De herziening van de Wet Inburgering in 2012 had tot doel “versterken van de eigen
verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige”. Deze kreeg een budget te leen en kon
daarmee de onderwijsmarkt op. Bij studiesucces werd de lening kwijtgescholden. Dit leidde
tot een significante toename van onderwijsondernemerschap en een even significante daling
van het taalniveau met als bijverschijnsel schulden voor de inburgeraars.
Het passeren van het publieke onderwijs uit neoliberale overwegingen, is pijnlijk.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid tegen laaggeletterdheid is


ondergebracht bij gemeenten. Gemeenten krijgen jaarlijks budget op grond van de Wet
educatie en beroepsonderwijs (web) voor het inkopen van taal- en rekencursussen. Ze
kunnen ook eigen middelen inzetten.
Het bereiken van de laaggeletterden is niet eenvoudig. Schaamte en onvermogen om hulp te
vinden spelen hierbij een rol. Voor migrantenkomt daar nog de onbekendheid met de
Nederlandse samenleving bij.
De Stichting Lezen en Schrijven (opgericht in 2004) vervult een belangrijke rol in de
uitvoering van het beleid. De stichting is erop gericht lokale en landelijke partijen te laten
samenwerken om meer laaggeletterden te bereiken en te scholen. De stichting ontwikkelt
ook lesmateriaal voor cursisten en taalvrijwilligers, maar verzorgt zelf geen cursussen.

Het scholingsaanbod voor laaggeletterden bestaat uit een waaier van formele, non-formele
en informele cursussen. Het formele onderwijs betreft cursussen die worden aangeboden op
een Regionaal Opleidingscentrum (roc) en die opleiden tot een diploma. Het non-formele en
informele onderwijs wordt buiten de school gegeven en leidt niet op tot een diploma. Non-
formeel onderwijs wordt vaak gegeven door een professional in samenwerking met een
vrijwilliger. Informeel onderwijs wordt verzorgd door uitsluitend vrijwilligers.
Maatwerk en doelmatigheid raken in dit aanbod gemakkelijk verstrikt.

+++++

Laaggeletterdheid is een serieus probleem dat samenhangt met het algemene probleem van
onrechtvaardige ongelijkheid in de samenleving.
Volgens onderzoeksbureau Markteffect (2017) vindt 81% van de Nederlanders
laaggeletterdheid een belangrijk probleem.
Inburgering is een onderdeel van de aanpak van laaggeletterdheid.
Een structurele aanpak van laaggeletterdheid kan niet voorbijgaan aan de structurele
leerachterstand die kinderen uit sociaal economisch zwakkere milieus reeds vanaf de
geboorte oplopen.
Een effectieve bestrijding van laaggeletterdheid vergt de inzet van professionele
onderwijsmensen, zowel binnen bestaande schoolstructuren alsmede in creatieve
samenwerkingsverbanden.
Een effectieve bestrijding van laaggeletterdheid en taalachterstand draagt bij aan een
mooiere samenleving, de inclusieve en sociaal-rechtvaardige samenleving waar VOLT naar
streeft.

Marc

You might also like