Want More?

Learn About Language Study in Dutch› START HERE

CRUSH YOUR GOALS Create Your

FREE Lifetime
Account
Study Strategy Cheat Sheet CLICK

Reasons for Studying Dutch

Waarom
Why are you ben je
learning Nederlands
Dutch? aan het
leren ?

1. I want to travel to the Netherlands. 2. It’s a beautiful language.

Ik wil op reis naar Nederland. Het is een prachtige taal.

3. It’s useful for my job. 4. I love Dutch culture and people.

Het is handig voor mijn werk. Ik hou van de Nederlandse cultuur en de
mensen.

5. I want to speak to my partner’s family in Dutch. 6. It’s part of my university studies.

Ik wil met de familie van mijn partner in het Nederlands praten. Het is een onderdeel van mijn
universitaire opleiding.

7. I live in the Netherlands. 8. I love learning languages.

Ik woon in Nederland. Ik hou er van om talen te leren.
 Question Words

why? what? when? where?

waarom? wat? wanneer? waar?

who? how? how much? which?

wie? hoe? hoeveel? welke?

Sentence Patterns for Beginners

Pattern Example
[A(noun/subject)] am [B (adjective)] I am tired.
[A(zelfstandig naamwoord/onderwerp)] Ik ben moe.
ben [(bijvoeglijk naamwoord)B].

Where is [A(noun)]? Where is the restaurant?

Waar is [A(zelfstandig naam- Waar is het restaurant?
woord)]?

How much is [A]? How much is this?

Hoeveel is [A]? Hoeveel is dit?

I want [A(noun)]. I want a car.

Ik wil een [A (zelfstandig naamwoord)]. Ik wil een auto.

Learning the Grammar

noun verb adjective particle

zelfstandig naamwoord werkwoord bijvoegelijk naamwoord lidwoord

adverb preposition conjunction interjection

bijwoord voorzetsel voegwoord tussenwerpsel

pronoun idiom subject object

voornaamwoord idioom onderwerp lijdend voorwerp