You are on page 1of 3

LEESVERSLAG VAN EEN JEUGDBOEK

Naam:
Klas:
Datum:
Klasnummer:
10
Ik koos voor het boek “______________De Nieuweling__________________”

geschreven door ___________________Taran Matharu________________ .

1.Ik heb voor dit boek gekozen, omdat (Kleur de bolletjes die van toepassing zijn.)

O de titel mij aansprak;


O de korte inhoud me aansprak;
O de cover van het boek me aansprak;
O ik van het genre houd;
O iemand het mij aanraadde;
O ik al een boek van dezelfde schrijver gelezen heb;
O andere reden: …………………………………………………………………………………………

2.Wat vind je van je gekozen boek?

a. Markeer drie woorden die volgens jou erg goed bij het boek passen.

griezelig voorspelbaar gewoon boeiend levensecht vlot leuk

vreemd herkenbaar moeilijk saai plezierig

ontroerend grappig droevig angstaanjagend tof


origineel bekend romantisch optimistisch
gemakkelijk langdradig realistisch mooi vervelend
interessant ongewoon dramatisch pakkend vrolijk

b. Waarom koos je die drie woorden? Leg elk woord duidelijk uit in goede
zinnen. Dit kan je doen met argumenten en/of een voorbeeld uit het verhaal.

Ik vind het verhaal ________ongewoon_____, want ___________________

Het verhaal is ongewoon want het heeft andere fysische wetten dus je weet niet

wanneer iets logisch is of normaal. Het verhaal is dus ook heel mysterieus je weet niks

van het avontuur dat je te wachten staat.

_____________________________________________________________________

_____________________________________________________________________

_____________________________________________________________________
3. Wat is het thema of onderwerp van het boek? Markeer of vul aan.

oorlog handicap misdaad avontuur


reizen vriendschap school verliefdheid
ruzie gezin eenzaamheid dieren
sport geschiedenis sciencefiction fantasie
natuur

4. Wat heeft de titel met het verhaal te maken? Leg uit in goede zinnen.
Hij is nieuw bij de school waar hij uiteindelijk naar toe gaat daarom de nieuweling.
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________

5.Wat vond je het leukste/spannendste/griezeligste/… gedeelte in het boek?


Wat gebeurde er?
Het Griezeligste _______ gedeelte bevond zich op p. 69___, omdat toen heeft een demon
Hendrik een personage zijn gezicht gekrabd en meer.
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________
__________________________________________________________

6. Vul aan:
a. Een belangrijk personage in het boek is _____Didric_______________________,
omdat Hij is de slechterik van het boek.
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

b. Een ander personage in het verhaal is ______Rotherdam_____,


omdat _______hij gaf het magisch boek aan Fletcher het hoofdpersonage__________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

7. Waarom zou je het boek aan iemand aanbevelen of niet? Leg duidelijk
uit.
Ik zou het boek aanbevelen, omdat Ik vond het een intressant boek en heb het
boek ook helemaal uit gelezen
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________
________________________________________________________________________
8. Hoeveel sterren geef jij het boek? (Kleur het aantal: vijf is uitstekend, één is
slecht.)

ONERVAREN (0,5p) STARTEND (1p) ERVAREN (2p) TOP (3p)


Je kan je Je zinnen zijn vaak Je maakt nog fouten De opbouw van korte Je kan ook langere
verstaanbaar veel te lang en tegen de opbouw zinnen is geen zinnen correct
uitdrukken: onduidelijk. van zinnen. probleem voor jou. opbouwen.
zinsbouw.
Je kan je goed Je verwoordt niet Je verwoordt wat je Je hebt een goede Je hebt een
uitdrukken met wat je bedoelt: je bedoelt, maar je woordenschatkennis uitgebreide
woorden. woordenschat is te varieert nauwelijks in en kiest woorden die woordenschat en
(bijvoeglijke en beperkt of je je woordkeuze. behoorlijk aangeven kiest woorden die
zelfstandige gebruikt foute wat je bedoelt. Je goed aangeven
naamwoorden) woorden. maakt nog gebruik van wat je bedoelt.
herhaalwoorden.

Je controleert je Er staan nog te veel Je hebt nauwelijks Je hebt geen fouten


tekst op fouten die je zelf kan fouten gemaakt en gemaakt en dus goed
hoofdletters, verbeteren. bijgevolg behoorlijk gecontroleerd.
leestekens en gecontroleerd en
spelling. verbeterd.
Je bent duidelijk Je uitleg is Je hebt een Je hebt een zeer goede
en volledig in je onvoldoende en behoorlijke uitleg uitleg gegeven met
motivatie. bijgevolg onduidelijk. gegeven, maar er duidelijke argumenten.
ontbreken nog Je bent volledig.
duidelijke
argumenten.

You might also like