You are on page 1of 5

Naam: Ilias Barakat      Nr.

:     1

Vak:   Biologie    Klas:   4MT  

Lkr. A. De Borgher/ I. Barakat     Datum: 25/01/2023

Opmerking: Toets/Taak /

Taal (10%)

Totaal /

Biologie: pagina 132 - 137: Invloeden van interacties op de overlevingskans!

Welke invloeden hebben interacties tussen soortgenoten op hun overlevingskansen?

Hoe beïnvloeden organismen van eenzelfde soort elkaar positief?

Paarvorming: Een interactie die nodig is om zich geslachtelijk voort te planten.

Doel: De soort te doen voortbestaan/ Soort voortbestaan.

– – – – – – > Dankzij paarvorming en dor nakomelingen samen groot te brengen - -> soort voortbestaan.

Voorbeeld(en) van paarvorming:

1- Merel: Beide ouders (merels) proberen de nakomelingen groter te maken door met andere partners
kinderen te maken zodat de soort nog kan voortbestaan.

2- Albatros: Albatros blijven met hun partner heel hun leven.

3- Waterhoen: Ze krijgen een eerste pak kinderen(legsel) , daarna een tweede (legsel). De oudsten van het
eerste legsel zorgt voor de de jongsten. Tegelijkertijd doen ze dus ervaring op.

Merel Albatros Waterhoen


Groepsvorming: Voordelig omdat de leden van de groep gemakkelijker voedsel kunnen bemachtigen of
zichzelf beter kunnen beschermen.

Voorbeeld(en) van groepsvorming:

1- Portugees oorlogsdier: Zij gaan grotere prooien kunnen aanvallen als prooi. Vorm van groepsvorming.
Ze zitten samen op elkaar. Allemaal kleine neteldieren om huns kans te verhogen om aan te vallen. Die
vangen met tentakels vissen en dierlijk plankton.

2- Buffels: Ze gaan een cirkel vormen rond hun kind/ jongen om hen te beschermen. Kop en hoornen zijn
naar buiten gericht.

3- Stokstaart: Stokstaartjes gaan ook in groep leven. Een paar gaan rechtstaan om te bewaken. Dan maken
ze een geluid om te vermelden/ waarschuwen dat er gevaar is. Dankzij de groepsvorming worden belagers
sneller opgemerkt.

4- Spreeuwen: Spreeuwen gaan in grote groepen bij elkaar gaan en vluchten samen.

HET PRINCIPE: De traagste van de groep sterft. Hoe sneller, hoe hoger je overlevingskansen verhogen.

Portugees oorlogsdier Buffels Stokstaarten Spreeuwen

Samenwerking: Samenwerking kan zowel bij dieren als bij planten de kans op overleving en voortplanting
verhogen.

Voorbeeld(en) van samenwerking:

1- Kraaien: Kraaien gaan samen jagen om ervoor te zorgen dat overlevingskansen.

2- Bloemen: Hoe meer bloemen, hoe meer insecten. Die nemen stuifmeel om de bestuiving te verhogen.

3- Adelaarsvaren: Die groeien heel dicht op elkaar om ervoor te zorgen dat ze letterlijk samengroeien.

Kraaien Bloemen Adelaarsvaren


Hoe beïnvloeden organismen van eenzelfde soort elkaar negatief?

Hulpbronnen: Middelen die organismen nodig hebben om te overleven.

Draagkracht: Het aantal organismen dat er kan overleven en zich kan voortplanten. De draagkracht van
een gebied wordt bepaald door het aantal hulpbronnen dat beschikbaar is.

Concurrentie: De interactie die er tussen soortgenoten ontstaat als de draagkracht van het gebied
overschreden wordt. Concurrentie doet de kans op voortplanting en overleving dalen.

De overdracht van ziekten tussen soortgenoten doet de overlevingskans dalen.

Voorbeeld(en) van negatief invloed:

Koolmees: Als koolmezen gaan voortplanten, zoeken ze een hol. Ze gebruiken die hol om te overleven,
voortplanten, dus hulpbronnen. De draagkracht wordt bepaald door het aantal hulpbronnen dat beschikbaar
is. Als er te weinig hulpbronnen zijn, dus als de hulpbronnen gelimiteerd zijn, dan is het een lage
draagkracht, dus veel concurrentie.

Koolmees

DYNAMISCH EVENWICHT
Dynamisch evenwicht: De relatie tussen een prooidier en een roofdier.

Schrijf een tekst met de volgende begrippen: Dynamisch, aantal individuen soort stijgt, afstand daalt,
ziekteverwekkers, overlevingskansen daalt.

tekst: vossen en konijnen

Als het aantal individuen van een soort stijgt, dan daalt het ander. Hoe meer vossen, hoe minder konijnen.
Hoe minder vossen, hoe meer konijnen, want de vossen hebben geen eten dus sterven ze - - minder
prooien. Als er te veel dieren zijn en dat er niet veel plaats is of dat de plaats klein is, dan zijn er veel
ziekteverwekkers omdat dieren dicht bij elkaar zitten als er onvoldoende plaats is. Omdat er
ziekteverwekkers zijn, daalt de overlevingskansen (bij dieren).

Hoe beïnvloeden organismen van een verschillende soort elkaar positief?

Mutualisme: Mutualisme is een vorm van stabiele relatie tussen twee organismen van verschillende
soorten. Bij mutualismen hebben beide organismen voordeel van het samenleven, dus + en +.

Voorbeeld(en) van mutualisme:

1- De anemoonvis en de zeeanemoon. De anemoonvis eet kleine diertjes op die op de zeeanemoon zitten,


die diertjes kunnen de zeeanemoon niet meer beschadigen. Het is ook voordelig voor de anemoonvis
omdat de zeeanemoon hem een plek geeft om zich te schuilen als er roofdieren komen.

2- De mier en de bladluis. Mieren beschermen bladluizen, in ruil krijgen ze honingdauw. Het is voor beide
organismen voordelig, want ze krijgen beiden iets in ruil.

Anemoonvis (of clownvis) Zeeanemoon

Commensalisme: Commensalisme is een interactie tussen twee organismen waarbij het ene voordeel
heeft en het ander niet beïnvloed is(neutraal), dus 0 en +.
Voorbeeld(en) van commensalisme:

Koe en koereiger. De naam van de koereiger is eigenlijk goed gekozen omdat hij veel de koe volgt. De
koereiger eet de insecten die in de koe schuilen. Hoe dichterbij het vee, hoe meer kans op lekkere hapjes.
de koe heeft daarbij geen voorbeeld, terwijl de koereiger eten krijgt.

Koereiger Koe

BELANGRIJKE BEGRIPPEN!

Welke invloeden hebben interacties tussen organismen van verschillende soorten op hun
overlevingskans?

- Mutualisme : + en +

- Commensalisme: 0 en +

Hoe beïnvloeden organismen van eenzelfde soort elkaar POSITIEF?

- Paarvorming

- Groepsvorming

- Samenwerking

Hoe beïnvloeden organismen van eenzelfde soort elkaar NEGATIEF?

- Hulpbronnen
-Ziekteverwekkers
- Draagkracht
-Overlevingskansen
- Concurrentie

- Dynamisch evenwicht

You might also like