You are on page 1of 3

Mijn Jougdjaren

uit een mohammedaansche middens tandsfamilie, bezocht ik de gouvernements school tweede


klasse. reeds gedurende mijn schooljarren las ik reeds de degbladen, die ik te pakken kon hrijgen.
mijn broer panangian harahap, die nu als schoolopziener van het inl. onderwijs te pomtiamak zit,
stuurde mijn toen geregold een krent van fort de kock ik schiepte er sltijd genoegen in wat meer
van de gebeurtenissen van den dag te vertellen. ook vond ik de verhalen en overleveringen die
de ouderen mijn vertelden erg interessant. soms zat ik urenlang met een onder de voor ons huis
staande waringinboom te conserveeren. ik vertilde hun de inhoud van de krant en in ruil dasrvan
vraag ik hun mij de legendes en sprookjes en geschiedenissen en overleveringen ook te yertellen.
zoodoende was ik altijd nummer een op school op het sprookjes verterllen en ookkreeg ik dan
een pluimpje van den onderijzer. nadat ik mijn genoemde school had doorloopen, ging ik naar
oosj kust van sumaters om emploi te vinden.

BEGIN VAN MIJI


liet was in july 1914 ik was juist 14 jaren oud. ik werd sangenomen als leerling schryver
bij de hoofdadministratie van de rubber cultuur mij. amsterdam te klien soengai karang, met den
toelage van f 10. meands. twee maanden later werd ik benoend tot hulpschryver in een van de
rubber-ondernemingen van genoande mastschappin., n.m. liberia estate. negen maanden later
werdik betorderd tot eeratesranie ( klerk ) op de onderneming soengai dadap (Asahan) van
leselfde mastschappij, met een sanvangsalaris van f 35.- p.m.
ik had een duitsche boekhouder als chef, die bekend stond als een strenge, bass, die some
3 schryvers per maand ontsloeg. meer gelukkig moeht dese bass mij graag, en leerde hij mij
binnen 6 maanden de geheimen van de ondernemingsboekhouding, zoodat ik na 6 maanden
dienst reeds als zijn vervanger kon optraden. nadat ik getoond had, dat ik hem best kon
vervangen en sangezien de administrateur en de hoofdadministrateur ook overtuig waren dat ik
de duitsche boekhouder best kon vervangen, wer hij als tuinassistent geplaatat, hetgeen
volkomen naar zijn zins was, want volgens de traditie konden alleen degenen,, die als
tuinpractijk achter de rug hadden, later in aanmerking komen voor de funetie van administrateur.
dus op mijn 17 jarige leeftijd had ik de topbetrekking, die toentertyd door een indonesier
in de ondernemingen te bereiken was, reeds bereikt en verdiende f 100.- per maand. vry woning
en vry bedienden. in dien tijd. n.m. 1916, was eensalaris van f 100.- s’maand reeds
buitengenwoon. zelfs een europ, assistent begint maar met een salaris van 150.- s’maands.
volgens mijn bass, had ik een buitengewoon goed gehougen en was ik erg accuraat in mijn werk.
de namen, de dienstyden en de voorschotten van de 3000 koelies in die onderseming kon ik bijna
alles uit mijn hoofd.
in de actieve journalistiek
in het jaar 1918 organiseerde ik de bond van ondernemingaklerken en werd ik gekozen
tot voorzitter tevens redscteur van ‘De cranie’ orgaan van de vereeniging. ik maakte toen kennis
met dan heer dingemans van de assistentenbond tevens redacteur van de planter. hij organiseerde
het europeesche en ik het inheemschepersoneel. zoodoende maakte ik ook kennis met den heer
M.R.Fruin, die toentertyd adj. secretaris was van de deli planters vereeniging (lter tot lid van den
volksraad benoemd). behalve redacteur van de cranie, merke ik ook als redacteur van het daghlad
benih merdeka, waarin mijn publieties omtrent de poenale sancties toen het meest voorkomen.
in het jaar 1919 begon ik men de politiek, als arj. sekertaris van de sarekat islam.
door familie omstandigheden, moest ik naar tapanoeli terug, waar ik direct een betrekking
kreeg als hoofdredacteur van het bataksche weekblad poestaha en daarnevens werd ik
hoofdredacteur van het mal. blad ‘Sinar merdeka’ (1918-1921). dit is de eerste maleische
courtant in tapanoeli.
ook werd ik tot president van de sarekat islam akozen en begon ik meer aandasht aan
onderwijs en economie te beseden. ik had toen een paar scholen te beheeren gekregen, die later
esubsidieerd wendan en ook een paar rubbertuineooperaties en in die tyd had de sarekat islam
veel gadaan voor de ekonomische ontwikkeling van dat land.
iederren in tapanoeli, zelfs europ. B.B. moest tegeven, dat de economiesche ontwikkeling
van de bevolking, vooral de rubber en koffie, te danken was aan de volksbeweging.

Naar java.
een van mijn verre neef, was een radja (Koeriahoofd) n.m. wijlen soetan mohammad
arief, de vader van den bekende Dr. Alimoesa, gawezen lid van den volksraad.
hij gaf mij toen een ernstige, vriendelijke en welgemeende raad. Volgens zijn meening,
een plaats als tapanoeli veel te klien voor ismand die zulk een groote energie en zooveel ambitie
heeft.hij acht dat ook dat java is sigenlijk een goede plaats os voor mij .......!
daar mijn broer panangian harahap ook reeds op batavia is als ondernemijzer a.d.
gemeentelijk H.I.S., Volgde ik zijh raad.
3
zoo kwam ik op den 1 januari 1922 met mijn vrouw op batavia een. ( ik was in 1920
gehuwd)
twee weken na mijn aankomst, nadat ik enkele voordiachter over de volksbeweging in
sumatera in het logegebouw in tegenvcordigheid van vele volksraadsleden (tydens Ir. Gramer,
moeis enz.) heb gehouden, kreeg ik een aanbieding van den heer datoek toemanggoeng,
toentertud directeur van het dagblad neratja, om bij dit blad als redacteur te werken.

You might also like