You are on page 1of 2

EROS METROPOLIS

Londen, 2084. De stad lijkt een Brits Tokyo sinds Japan een wereldmacht is geworden. De stad is
groter en eenzamer dan ooit en baadt in neon-verlichte reclames. En de vrouw van vlees en bloed
wordt langzaam weggeconcurreerd.
Na meerdere feministische golven is traditionele vrouwelijkheid kostbaar en zeer gewild. De
wereld is ingewikkeld, mannen voelen zich alleen en onbegrepen, en hunkeren naar een warme
vrouw die niet te moeilijk doet, het huis verzorgd en blozend het nageslacht baart. Er wordt grof
geld betaald voor vrouwen die schoonmaken, koken, gezelschap houden, en dat alles het liefst
zwijgend en in korte pakjes. De nieuwste chirurgische trend is om een soort maskers in de huid te
verwerken die precies de gewenste gezichtsvorm geven. Het ideaal is om zo veel mogelijk te lijken
op Yoko, de half-artificiële, eeuwig jonge popster.
Er zijn te veel mensen, dus zorg wordt bijna louter door robots verleend. Seks en intimiteit
bestaan, door verlegenheid en onvermogen, nog bijna alleen maar in de commerciële sector. Op
straat kan je voor honderd yen kijken naar een dansend meisje achter een glasplaat. Technologisch
vernuft zegeviert, met alle simulators, VR-experiences, fleshlights en zintuigelijke prikkeling die je
maar kan bedenken.
Er lijkt amper plek meer voor de niet-gesimuleerde vrouw. Maar – er broeit iets. Verzet.
Rebellie. Een nieuw soort maatschappij – we volgen acht personages, terwijl in deze grote stad een
revolutie uitbreekt, die zorg, intimiteit en erotiek volledig op zijn kop zullen zetten.

Evie is twintig, alleen, en zwanger. Ze zit meestal in de metro, op weg naar welk minder-dan-
minimumloon baantje ze nu weer heeft: kantoorgebouwen schoonmaken, in een denigrerend pakje
cocktails serveren, uitgescholden worden in een callcenter. Het enige wat ze graag doet, is Betty
verzorgen, maar dat betaalt miserabel slecht. De tijd begint te dringen. Haar buik wordt groter en
groter. Haar huurbaas wil haar uit haar flat hebben, ze heeft nog niet eens een babybed. ‘s Avonds
spreekt een man haar aan. Hij heeft werk voor haar: 9000 yen per uur, 70,000 per dag! Het is een
nieuw concept: een high-tech bordeel. Betty gaat bijna dood, Evie wilt zo veel mogelijk bij haar
zijn, maar heeft écht geld nodig.

Mitsuo bestaat niet meer. Hij is ingegraven in zooi, de voordeur is zo goed als weg. Hij leeft op
instant noodles en wifi. Hij zit hele dagen op een forum. Dat is een duistere plek, maar hij vindt er
steun, er zijn bakken vol eenzame jongens. Ze plannen een aanslag. Over drie weken is er een groot
concert van Yoko, waar het stadion vol tienermeisjes zal zitten. Mitsuo dacht dat het een grapje was,
maar weet dat inmiddels niet meer zeker. Elke dag begrijpt hij de jongens meer. Als er tegenover
zijn huis een bordeel wordt geopend, vindt hij dat verachtelijk en laag, maar hij kan zijn ogen niet
van de ingang afhouden.

Charlie heeft een groot huis, een geheime kast vol fleshlights, en heel grote problemen. Hij heeft de
schoonmaakster bezwangerd. Zijn vrouw praat niet meer met hem, zijn dochters negeren hem, zijn
leerlingen lachen hem uit, en de kale plek op zijn achterhoofd blijft maar groter worden. En alsof
dat nog niet erg genoeg is, ziet hij elke dag zijn jeugdvriendin Nicola op tv. Wat heeft zij dat híj niet
heeft?

Betty hoort bzzz, piep piep piep, en “Ohayo misesu! Ohayo!”. Ze moet lachen om dat gekke taaltje.
Soms praat ze terug. Pikkiepoeka, nibiboe! Wat stinkt het hier, denkt ze. Moet ik niet mama bellen,
om te vertellen waar ik ben? Iemand pakt haar hand. Het is een echte hand, fijn en warm, een
bandje gaat aan, het is haar lievelingsmuziek. Ze humt mee, klanken die niet zo veel met de muziek
te maken hebben, ze hoort gelach.

Carrington’s dochter ligt in het staatsziekenhuis. Haar lichaampje is broos en vol tumoren. Zijn
vrouw zit óf naast haar bed, óf zit in hun vochtige appartement boze mails naar verzekeraars te
tikken. Carrington werkt dubbele diensten in het metrostation. In zijn kleine beveiligingshokje ziet
hij de stad langslopen. Op zijn kleine tv’tje ziet hij Yoko in elke reclame, een vrouw met kort blond
haar die het nieuws overneemt, en sombere talkshows over de nucleaire dreiging. Er hangt een
zwerver in zijn station, een mager figuur met een hoodie. ‘s Avonds verschijnt ze, ligt een paar uur
op een bankje, en gaat dan weer weg. Op een dag brengt hij haar een bekertje thee. De zwerver
blijkt een slapeloze Yoko. Ze gaat mee naar zijn hokje, waar ze elke avond op zijn draaistoelen sake
drinken, en waar hij langzaam verliefd op haar wordt.

Nicola is woedend. Woedend dat haar knappe, goedgevormde dochter ‘s avonds niet alleen over
straat meer kan. Woedend dat haar dementerende moeder verzorgd wordt door robots. Woedend dat
de aarde kapot gaat aan plastic, aan de bioindustrie, aan lichtvervuiling, aan een naderende
kernramp. Woedend op porno, woedend op alle mannen die geilen op Yoko, woedend op het
schoonheidsideaal. Ze wil actie, en ze wilt het nu. Als mensen niet willen luisteren, moeten ze maar
voelen.

Yoko werd op haar zeventiende een ster. Inmiddels is ze 39 en herkent ze zichzelf niet meer. De
hele dag door ziet ze een kirrend meisje met lange benen, ronde billen en roze haar. Dat meisje is
altijd zeventien gebleven: als Yoko nu een videoclip opneemt, worden haar lichaam en stem zo
bewerkt dat ze meer avatar dan een mens is. Na elke tv-opname wordt ze door haar crew weg
geëscorteerd, en ziet ze steevast Nicola, een oudere vrouw met kort haar die steevast visagie
weigert. Ze heeft het over een revolutie. Ze wil Yoko weg. Misschien wil Yoko óók wel Yoko weg.
Maar wat is er dan nog?

En Ebi, Ebi is een varken.

Als in de film Birdman glijdt de lezer van de ene in de andere verhaallijn. Elk personage worstelt op
een andere manier met dezelfde thema’s, met erotiek en pornografie, met marktwerking en goede
zorg, en het diepe verlangen naar nabijheid.

You might also like