You are on page 1of 2

Verslag van een (niet bezochte) Documenta 15

Door persoonlijke omstandigheden kon ik helaas niet mee met de Documenta-trip. Op basis van wat ik op
het internet kon vinden aan informatie, besprekingen en video’s, is er gelukkig meer dan genoeg inspiratie en
voer voor reflectie op mijn eigen artistieke praktijk.

Wat ik ongelooflijk interessant vind, is ruangrupa’s paradigma-shift, inclusief nieuwe taal. De focus op het
collectief, op samenwerken, op delen en leren van elkaar. Wat ik ook interessant vind, is dat de NRC
concludeerde dat het Westen daar nog niet klaar voor is – daarover later meer. Ik ben er in ieder geval wel
klaar voor.
Om te beginnen met het de woorden lumbung en ekosistem. Lumbung betekent rijstschuur in het
Indonesisch, en wordt traditioneel gebruikt om het surplus aan rijst van de regio te bewaren, en te verdelen.
Ruangrupa gebruikte het woord lumbung om hun aanpak voor deze documenta te omschrijven. Zoals ik het
begrijp, betekent dat dat ruangrupa de kansen die het cureren van documenta 15 zo veel mogelijk heeft
verspreid en gedeeld met andere collectieven. Het woord ekosistem ligt in diens verlengde; het beschrijft het
collectieve netwerk aan kennis, middelen en ideeën.
Voor mij is het heel interessant om hierop te reflecteren, omdat ik in een roerig moment zit van mijn
artistieke praktijk: mijn tweede roman wordt over een week gepubliceerd. De Nederlandse literaire wereld is
zo’n beetje het tegenovergestelde van ruangrupa’s aanpak. In Metropolis M omschrijven Sjoukje van der
Meulen en Max Bruinsma dat misschien wel de belangrijkste paradigma-shift van ruangrupa de verschoven
focus van het artistieke individu naar het (deels anonieme) collectief is. Zij beschrijven het artistieke individu
als ‘the genius artist’. Zo, op de vooravond van de verschijning van mijn roman, ben ik in gedachten al bezig
met de komende interviews, en wat ik daarin het best kan zeggen. Het vervelende van de Nederlandse
literaire wereld (misschien zou ik dit wel kunnen verbreden naar: de Nederlandse/Westerse kunst- en
cultuurwereld) is die totale focus op ‘the genius artist’. En volgens het collectief FixDit (citeren), is het
stomme nog dat vrouwelijke auteurs door critici niet besproken worden als een “genie”, of als iemand die
slim en creatief genoeg is om iets goeds te maken, maar als een wonderlijk toeval dat deze persoon goed kan
schrijven. Interviews en besprekingen zijn, kortom, zeer individueel, zeer persoonlijk en biografisch.
Terwijl: daar geloof ik niet in, en ik vind het deprimerend.
Ik vind het deprimerend om in een maatschappij te leven die focus op het succes van een individu. Ik geloof
dat een individu überhaupt een ekosistem is: ik zie mezelf als een spons die alle gesprekken, indrukken,
verhalen, muziek en kunst opzuigt, en het dan uitknijpt boven een papiertje. Dan kan ik mezelf misschien
wel goed uitwringen, maar het gaat toch echt om wat ik opzuig (einde van deze matige metafoor). In het
boeddhisme wordt geloofd dat er überhaupt geen individu is, maar dat iedereen iedereen is, en ondanks dat
dat een beetje vergezocht lijkt, vind ik het concreet worden als je bedenkt dat je toch echt een product bent
van iedereen die je ooit hebt ontmoet. Of je nou iets omhelsd of je tegen iets afzet: je reageert op elkaar, en in
zekere zin bén je elkaar.
Ik vind het deprimerend om bezig te zijn met mezelf en mijn eigen wel-of-niet-succes. Als ik kon kiezen om
alleen maar bezig te zijn met mijn artistieke praktijk en niet met mezelf verkopen, om anoniem te zijn, maar
toch door te gaan met maken, zou ik daar ongetwijfeld voor kiezen.
Wat ik ook erg interessant vind om op te reflecteren, is ruangrupa’s engagement en visie, en hoe dat door de
media ontvangen werd. Wat ik supermooi vind is hoe ruangrupa hun lumbung-principe gebruikt om (vaak)
kleine, niet-Westerse collectieven en verhalen ruimte te geven. Wat ik inspirerend vond, was bijvoorbeeld het
collectief Black Quantum Futurism’s idee van Afrofuturism: het idee dat lineaire tijd als waarheid aannemen
onderdrukkend is, en dat er meerdere noties van tijd mogen bestaan, ook een notie van tijd waarin kolonisatie
niet heeft plaatsgevonden. Dit idee zou je in meerdere installaties terug kunnen zien komen. Bijvoorbeeld in
Ghetto Gucci van Atis Rezistans, waar een traditioneel katholieke kerk het decor is voor Haïtiaanse
sculpturen, een performance, en een foto van drie zwarte, naakte vrouwen met een slang. Of de installatie
van Nguyen Trinh Thi, die van een ruimte die vroeger gebruikt werd voor executies, een rustgevende
installatie maakt met inheems Vietnamese elementen. Alsof er een alternatieve geschiedenis is waarin de
gruwelijkheden van kolonisatie niet zijn gebeurd, en waar geografie niet bestaat, en het Westen ook de rest
van de wereld is. In besprekingen werd gespeculeerd over een trendbreuk in de kunstwereld, en het idee dat
de kunstwereld leidt, en de rest van de wereld volgt. Dat zou me zeer hoopvol stemmen.
Ik ben me zeer bewust dat mijn artistieke praktijk ook in een ekosistem zit: van anderen, van de geschiedenis
en de toekomst. Dat is ook waarom ik dit werk zo interessant vind: het voelt alsof ik de toekomst help vorm
te geven. (Geen zorgen: meestal voelt het ook gewoon als een beetje tikken en Youtube filmpjes kijken.)
Mijns inziens brengen we iets in de wereld wat de toekomst helpt vorm te geven. Een voorbeeld is mijn
nieuwe roman, waar het idee van afrofuturism misschien ook wel in zit. Lang verhaal kort: in ben opgroeit in
een protestantse omgeving met alle ideeën van de erfzonde. Toen ik me hier bewuster van werd, en ging
lezen over christelijke misogynie, moest ik denken aan Mariken van Nimwegen. Een jong meisje leeft zeven
jaar met de duivel, en is dan sterk genoeg om bij hem weg te gaan en voor “het goede” te kiezen. Mij lijkt dat
een behoorlijke heldendaad, maar de christelijke moraal leert ons dat Mariken de rest van haar leven
vergiffenis moet vragen om deze vreselijke zonde. Mijn bewerking doet Mariken (vind ik) veel meer eer aan.
Het is hetzelfde verhaal, maar in een wereld waar christelijke taal van zonde, vergeving en God niet bestaat. 1
Waarin blijkt dat de duivel niet veel voorstelt, en dat een jong meisje veel sterker is dan het kwaad.
De website Tzum kopte vandaag met de mededeling dat een (mij verder onbekende) Vlaamse
schrijver aangekondigd heeft geen fictie meer te gaan schrijven door wat vervelende mensen de “Woke-
politie” zouden noemen. Aanleiding was voor hem dat één Vlaamse uitgeverij geen Winnetou meer gaat
drukken. Deze schrijver voelt zich nu zo beknopt in zijn vrijheid, dat er voor hem geen lol meer aan is.
Dat vind ik op z’n zachtst gezegd potsierlijk, en ook zo’n beetje het tegenovergestelde van
ruangrupa’s aanpak op deze documenta. Je houdt echt een hele hoop vrijheid over als je je geen eiland waant,
maar een ekosistem. Zo heb ik me in mijn roman niet beknopt gevoeld in de vrijheid van mijn fantasie; het
enige moment was de keuze of een veertienjarig meisje koppelen aan een volwassen man nu weggezet zou
kunnen worden als pedofilie. Ik heb ervoor gekozen dat toch erin te houden, omdat dit nou eenmaal de
werkelijkheid was in de Middeleeuwen. Ik denk dat werken met bewustzijn van het ekosistem wellicht om
meer reflectie vraagt, maar dat een slachtofferrol echt niet nodig is.
Helaas heeft ruangrupa ook de andere kant van de medaille geproefd, met de mediastorm rond de
antisemitische karikatuur. Ook dat vond ik interessant om te bekijken, omdat het verhaal van goed en fout op
wereldschaal weer anders wordt: wat voor Duitsland gezien kan worden als antisemitisch, is voor Palestijnse
kijkers en kunstenaars weer anders. Het is triest dat dit zo’n grote stempel heeft gedrukt op al het werk wat in
deze documenta zit, maar het is óók interessant om te bedenken: waarom voelt dit níet alsof het in
ruangrupa’s woordenboek had gepast?
Ik denk, omdat het aan vriendelijkheid ontbreekt. Ruangrupa’s instelling lijkt alsof vriendelijkheid,
uitwisseling en samenwerking heel belangrijk is. Waarin je iemand absoluut op iets kan wijzen; de ander
ernaar kan handelen en excuses aan bieden, en de kous dan, hopelijk, af is. Wat ik interessant vond, is dat
ruangrupa in een interview met de NRC zei dat het Duitsland misschien aan taal ontbrak om beter te
reageren op deze documenta. Ze hebben meer dan genoeg taal om iemand op antisemitisme te wijzen, maar
het ontbreekt ze aan de juiste taal voor complexe internationale verhoudingen. Misschien dat dat een
interessant antwoord is op al het gedoe over woke-heid: hoe kunnen we samenwerken? Samenwerken
betekent mijns (en volgens mij ruangrupa’s) inziens dat we samen kunnen leren en samen kunnen bouwen
aan de toekomst. Op dat op een goede manier te doen, moeten we leren van het verleden en bepaalde dingen
achter ons proberen te laten. Natuurlijk kunnen we niet overal even gevoelig voor zijn, en is het goed dat we
hier door andere op gewezen worden: dan kunnen we daarvan leren en vrolijk verder. Maar als iemand dat
“vrolijk verdergaan” ontnomen wordt, stopt ook gelijk de samenwerking. En daarvoor zijn we misschien iets
teveel samen één.

1 Moet er nu aan denken dat we over de komst van het christendom in Europa niet spreken in termen als kolonisatie,
terwijl dat misschien best treffend zou zijn, aangezien er een culturele genocide van alle niet-christelijke
spiritualiteit plaatsvond en later natuurlijk de werkelijke genocide van de heksenjacht.

You might also like