You are on page 1of 18

Frank Lloyd Wright – the Dutch Connection

Bovenaan: Landhuis voor mw. Th. H. Gale in Oak Park Illinois (V.S.), midden: Papaverhof te Den Haag van Jan Wils,
onder: Villa Henny te Huis ter Heide van Robbert van ‘t Hoff.

1
Frank Lloyd Wright – the Dutch Connection
Tijdens het afscheidsdiner van de Frank Lloyd Wright-reis in New York vertelde ik over de invloed van
Frank Lloyd Wright op de Nederlandse architectuur. Voor de liefhebbers heb ik het verhaal aangevuld
en voorzien van afbeeldingen………….…31 oktober 2018, Ed Schrijver, fam.schrijver@outlook.com .

Frank Lloyd Wright heeft grote invloed gehad op de 20ste eeuwse Nederlandse architectuur van
vóór de tweede wereldoorlog. Door het hele land werden architecten geënthousiasmeerd om
invloeden van Wright te verwerken door de lezingen en een boekje van Berlage. De één
vertaalde de vormen van de Amerikaan nagenoeg letterlijk naar de Nederlandse situatie (zoals
Robert Van ’t Hoff met zijn Huize Henny in Huis ter Heide en de nog jonge Jan Wils), de ander
liet zich meer beïnvloeden door de theorieën van Wright (zoals Dudok en de rijpere Jan Wils).
Op twee plekken in het land was de invloed van Frank Lloyd Wright extra sterk merkbaar: in
Amsterdam, op de redactie van het tijdschrift “Wendingen” waar Hendrik Theo Wijdeveld ‘de
scepter zwaait’ en in Den Haag waar een groep jonge architecten de invloeden van de
Amerikaan vooral in de praktijk bracht.

Huize Henny in Huis ter Heide (provincie Utrecht) uit 1914, Woningen aan de Benoordehoutseweg uit 1925-1927,
architect Robert van ’t Hoff (1887-1979). architect Co Brandes (1884-1955).

Detail van bloembakken van Co Brandes ( à la Frank Villa Appelhof te Wassenaar uit 1930, architect Henk Wouda
Lloyd Wright), midden jaren dertig. (1885-1946). Enorm ver overkragende daken.

Prijsvraagontwerp voor een paviljoen in het stadspark van Groningen, 1919, architect Jan Wils. De opzet en de stijl zijn sterk
geïnspireerd door Frank Lloyd Wright.

2
Het verhaal begint in 1906 als de jonge Amerikaanse architect William Gray Purcell
(1880-1965), die later tot de Prairie School gerekend zal worden, een studiereis
maakt naar Europa.
Hij bezoekt in Amsterdam ook Hendrik Petrus Berlage (1856-1934), die op dat
moment al internationale bekendheid geniet. Hoewel er sprake is van leeftijdsverschil
sluiten de beide architecten vriendschap en er ontstaat een regelmatige
correspondentie, waarin ze over hun eigen werk berichten en ook nieuwe
ontwikkelingen in hun vak beschrijven. Purcell zendt Berlage ook het tijdschrift “The
Architectural Record” met de artikelenreeks “In the Cause of Architecture” van Frank
Lloyd Wright uit 1908.

Publicatie van “In the Cause of Architecture” van Frank Lloyd Wright uit Trinity Church te Boston (1872), Henry Hobson
1908 in het tijdschrift “The Architectural Record”. Richardson (Neoromaanse architectuur).

In 1911 maakt Berlage een reis naar de Verenigde Staten. Hij wordt vergezeld door
William Gray Purcell. Na zijn terugkeer geeft Berlage lezingen in Zürich (waar hij is
opgeleid door Gottfried Semper), Brussel en op diverse plaatsen in Nederland. In
1912 schrijft hij zijn indrukken op in het Boekje “Amerikaansche reisherinneringen”.
Uit zijn beschrijvingen blijkt dat zijn oorspronkelijk belangrijkste reisdoel - de
architectuur van Henry Hobson Richardson - op een teleurstelling uitdraait. Hoewel
Berlage zelf in zijn ontwerp voor de Amsterdamse beurs romaanse motieven
verwerkte, vindt hij dat Richardson zuivere kopieën van middeleeuwse romaanse
voorbeelden maakt. Berlage is wel bijzonder gecharmeerd van de architectuur van
Sullivan.
In het laatste gedeelte van zijn reisherinneringen besteedt Berlage aandacht aan
Frank Lloyd Wright (FWL). Hij herkent in Wright een geestverwant en beschouwt
hem als bijzonder talentvol. Op theoretisch niveau ziet hij veel overeenkomsten met
FLW, maar de vormgeving van de Amerikaan vindt hij te ‘uitheemsch’ en ‘exotisch’,
niet geschikt voor de Nederlandse praktijk.
Hoewel Berlage vooral de theorieën van FLW onderschrijft slaan juist de voorbeelden
van FLW’s architectuur die hij laat zien enorm aan bij de jonge generatie
Nederlandse architecten.

3
Frank Lloyd Wright - De Amsterdamse connectie: Hendrik Theo Wijdeveld
Hendrik Theo Wijdeveld (1885-1987) werkte in zijn jonge jaren als jongste bediende
op het architectenbureau van Pierre Cuypers in Amsterdam (Cuypers bouwde in
neostijlen vele neogotische kerken, het Amsterdamse Centraal Station en het
Rijksmuseum).
Zelf bouwde Wijdeveld aanvankelijk in de stijl van de Amsterdamse School en
ontwikkelde later een persoonlijke stijl in zijn gebouwen, meubels, theaterdecors en
in zijn typografische ontwerpen. Als architect bouwde hij enkele landhuizen,
woningbouwblokken en winkelinterieurs.
Hij is ook bekend van futuristische en utopische ontwerpen, die overigens niet
werden gerealiseerd. Later verwerkte hij invloeden van FLW in zijn werk, zonder de
oppervlakkige vormkenmerken over te nemen.

Hoofdweg / Jan van Galenstraat te Amsterdam, 1922-1927, architect Hendrik Theo Wijdeveld op 94-jarige leeftijd.
Wijdeveld in de stijl van de Amsterdamse School.

Futuristisch ontwerp voor een theater in het Vondelpark te Landhuis “De Bouw” te Hilversum naar ontwerp van H.Th.
Amsterdam van H.Th. Wijdeveld. Wijdeveld uit 1928.

Wijdeveld was oprichter, hoofdredacteur en typografisch ontwerper van het


architectuur-/ vormgevingstijdschrift “Wendingen” dat van 1918 tot 1931 verscheen.
Wendingen was verwant aan de Amsterdamse School, maar beperkte zich niet tot
die stijl alleen.
Vanaf 1927 trachtte Wijdeveld een aantal keren een internationale multidisciplinaire
werkgemeenschap / opleiding voor kunstenaars en architecten te stichten.
Samen met onder meer de architect Erich Mendelsohn ontwikkelde hij plannen voor
een aan de Middellandse Zee gevestigde “Académie Européenne Méditerranée”. Dit
plan kwam niet van de grond door een brand tijdens de bouw. Het bracht Wijdeveld
in de late jaren twintig en de vroege dertiger jaren wel in contact met een aantal

4
internationale grootheden uit de wereld van kunst en architectuur, zoals Le Corbusier
en Frank Lloyd Wright. Uiteindelijk stichtte Wijdeveld in 1938 de kunstenaarsoplei-
ding “Academie Elckerlyc” in de Lage Vuursche. Door de naderende oorlog was dat
initiatief slechts ‘een kort leven beschoren’.
Wijdeveld beschouwde FLW als een geestverwant. Feitelijk is dat nog wat zwak
uitgedrukt, hij adoreerde de Amerikaan. In totaal publiceerde Wijdeveld zeven
themanummers van “Wendingen” aan FLW, één in 1921 en zes in 1925.

Links de omslag van het themanummer van het tijdschrift Wendingen over Frank Lloyd Wright uit 1925 naar ontwerp van
El Lissitzky.
Rechts het omslagontwerp van Henk Theo Wijdeveld voor een themanummer over Frank Lloyd Wright in 1925.

Links het originele ontwerp van Hendrik Theo Wijdeveld voor de titelpagina van een themanummer over Frank Lloyd Wright in
het tijdschrift Wendingen uit 1925.
Rechts een pagina van een artikel van Frank Lloyd Wright uit een themanummer over hem zelf in het tijdschrift Wendingen uit
1925. (De afbeeldingen komen uit een gebonden heruitgave uit 1965).

Aanvankelijk wilde Frank Lloyd Wright niet meewerken aan de themanummers van
Wendingen over hemzelf. Toen hij het themanummer uit 1921 kreeg toegestuurd
veranderde hij van mening, omdat hij vond dat Wijdeveld zijn architectuur begreep.
Ze correspondeerden sinds 1923 regelmatig.
De speciale edities van Wendingen over het werk van FLW beschouwde de
Amerikaan als de mooiste publicaties die ooit over zijn werk waren verschenen.

Wijdeveld raakte betrokken bij de plannen van FLW voor de Taliesin Fellowship.
Al in 1927 had Wijdeveld zijn plannen voor een internationale werkgemeenschap van
kunstenaars, die hij aan de Loosdrechtse Plassen wilde realiseren, gepubliceerd in

5
een boekje. Dit boekje, waarvan ook een Engelstalige versie werd gemaakt, stuurde
Wijdeveld naar diverse internationale architecten en kunstenaars, ook naar FLW.
Eind jaren twintig van de vorige eeuw nodigde FLW Wijdeveld meerdere keren uit om
bij hem te komen werken. Ze wilden samen een architectenopleiding in Taliesin
opzetten. Wright schreef dat er nog veel hindernissen genomen moesten worden. Hij
gaf toe dat hij onder andere niet gewend was op basis van gelijkwaardigheid met
iemand samen te werken.
Ter voorbereiding van de samenwerking logeerde Wijdeveld in het najaar van 1931
enige maanden in Taliesin. Tijdens zijn verblijf schreef Wijdeveld naar zijn vrouw in
Nederland dat Wright beweerde dat hij zijn boekje uit 1927 voor een internationale
werkgemeenschap niet gelezen had, omdat hij dacht dat het in het Nederlands was
geschreven. De brochure die Wright maakte voor de Taliesin Fellowship vertoonde
echter veel gelijkenis met het boekje van Wijdeveld, sommige passages zelfs
woordelijk. De ‘definitieve’ brochure vermeldde Wijdeveld als directeur van de
opleiding en als hoofd van de afdeling architectuur.
In 1931 vroeg Wright aan Wijdeveld een tentoonstelling over zijn werk in het Stedelijk
Museum van Amsterdam te organiseren. Het betrof een reizende tentoonstelling, die
in Amerika al op meerdere plaatsen te zien was geweest.

Uitnodiging voor de opening van de tentoonstelling over het werk van Poster voor de tentoonstelling over het werk van
Frank Lloyd Wright in het Stedelijk Museum te Amsterdam op 9-5-1931. Frank Lloyd Wright in het Stedelijk Museum.

FLW startte uiteindelijk in 1932 de opleiding in z’n eentje. Waarschijnlijk durfde hij de
samenwerking met een krachtige persoonlijkheid als Wijdeveld, op basis van
gelijkwaardigheid, niet aan. Later zou FLW overigens toegeven dat Wijdeveld invloed
had gehad op de opzet van de Taliesin Fellowship en dat de opleiding anders was
opgezet dan hij oorspronkelijk voor ogen had.
In de loop van de jaren dertig nodigde FLW Wijdeveld nog een paar keer uit om in
Taliesin te komen werken, maar Wijdeveld was inmiddels druk met zijn eigen

6
plannen. Samen met de Duitse architect Erich Mendelsohn wilde hij een
internationale gemeenschap van kunstenaars en architecten in Zuid-Frankrijk
opzetten. Dat er brede internationale steun voor dit initiatief was bleek uit de mensen
die een soort comité van aanbeveling vormden: architecten als Berlage, Auguste
Perret en Frank Lloyd Wright, maar bijvoorbeeld ook Albert Einstein en Igor
Strawinsky.
In 1934, tijdens de bouw van provisorische onderkomens voor de werkgemeenschap
in Zuid-Frankrijk, brak brand uit, het geld raakte op en Wijdeveld keerde
gedesillusioneerd met zijn gezin terug naar Nederland.
‘Het’ bleef kriebelen en in 1938 startte Wijdeveld de werkgemeenschap “Elckerlyc” in
Lage Vuursche. Deze werkgemeenschap was overigens veel kleinschaliger opgezet
dan oorspronkelijk bedoeld. Het initiatief zou voortduren tot in de eerste jaren van de
Tweede Wereldoorlog.
Wijdeveld kwam de oorlog overigens niet ‘ongeschonden’ door (Bob attendeerde mij
daarop. Ik was het vergeten). In het oorlogsjaar 1940 publiceerde hij het boek
“Nieuwe Orde”, waarmee hij aan de ‘foute’ kant kwam te staan. Ook zijn deelname
aan de totstandkoming van het bestuur van de Nederlandse Bond van Architecten
tijdens de Duitse bezetting werden hem na de Tweede Wereldoorlog niet in dank
afgenomen. De naoorlogse zuiveringscommissie vond overigens dat Wijdeveld
vooral onhandig en een beetje onnozel was geweest en dat hij feitelijk geen vlieg had
kwaad gedaan.
De deuk die de relatie tussen FLW en Wijdeveld in 1932 had opgelopen was toch
niet zo groot: in 1948 ging Wijdeveld op uitnodiging van FLW naar Taliesin om daar
lezingen te houden. Ook gaf Wijdeveld op voorspraak van FLW in 1948 enige
maanden colleges aan de University of Southern California in Los Angeles.
In 1975 maakte Hank Onrust een documentaire over hem: “H. Th. Wijdeveld: Plan
the Impossible”. In deze documentaire vertelt de hoogbejaarde, welbespraakte
Wijdeveld theatraal het ene na het andere verhaal (absoluut een aanrader, als de
documentaire terug is te vinden).
In 1975 wijdde het Van Goghmuseum ook een kleine tentoonstelling aan het
grafische werk van Wijdeveld.
Wijdeveld werd overigens 101 jaar oud en stierf in 1987.
Een deel van de informatie over de relatie van Henk Theo Wijdeveld met Frank Lloyd Wright heb ik uit
het artikel “Geestverwanten op twee continenten: Wright en Wijdeveld” van Mariëtte van Stralen in het
boek “Amerikaanse Dromen – Frank Lloyd Wright en Nederland”, onder redactie van Herman van
Bergeijk, 2008, uitgeverij 010, ISBN 978 90 6450 5935.
Tijdens onze reis gaf Anne me, nadat ik in de bus haar mijn verhaal over Wijdeveld had verteld, een
link naar een video van een lezing van een Nederlandse architectuurhistoricus die in 1982 naar
Amerika is verhuisd. Hij heet Wim de Wit.
In zijn voordracht beschrijft hij de invloed van FLW op de Nederlandse architectuur. De Amsterdamse
School en Theo Wijdeveld komen uitgebreid aan de orde. Jan Wils word wel even genoemd maar op
de verdere ‘Haagse connectie’ wordt niet ingegaan (daarvoor was De Wit te lang uit Nederland weg.
De ‘Haagse connectie’ werd pas voor het eerst breed belicht door de Haagse architectuurhistoricus
Victor Freijser in 1985 in een artikel voor de Haagse Geschiedkundige Vereniging ‘Die Haghe’ dat
heette “Co Brandes en de Nieuwe Haagse School”. Daarna kwam er in 1993 een tentoonstelling in het
Haags Historisch museum en na een lange studie in 2008 een monumentaal boek “Schoone
Eenheid”, geschreven door Victor Freijser en Marcel Teunissen, uitgeverij “De Nieuwe Haagsche”,
ISBN 978 90 77032 86 2).

De link is: https://flwright.org/researchexplore/dewitvideo

7
Frank Lloyd Wright - de Haagse connectie
In 1908 maakte Berlage een uitbreidingsplan voor Den Haag. Uiteindelijk in 1911
werd het plan, na een aantal aanpassingen, door de Haagse gemeenteraad
vastgesteld. Berlage werd adviseur van het Haagse college van B&W en verhuisde
zijn architectenbureau in 1914 van Amsterdam naar Den Haag. Vanwege het vele
werk nam hij een aantal jonge bouwkundigen aan, waaronder Dirk Roosenburg (de
grootvader van Rem Koolhaas) en de 23-jarige Jan Wils.
Deze jonge generatie, vooral Jan Wils, was onder de indruk geraakt van de door
Berlage in Nederland geïntroduceerde Frank Lloyd Wright (FLW). Jan Wils en zijn
jonge collega’s kwamen op het bureau van Berlage ook in aanraking met de
artikelenreeks van FLW en het “Wasmuth portfolio”. Als medewerker van Berlage
toonde Wils zich een trouwe leerling van zijn baas, maar toen Berlage hem in 1916
wegens gebrek aan werk ontsloeg 1 startte Wils een eigen architectenpraktijk en
begon in de stijl van zijn Amerikaanse voorbeeld te ontwerpen. Zijn enthousiasme
was zelfs zo groot, dat collega’s hem tijdelijk Frank Lloyd Wils noemden.

Prijsvraagontwerp voor een paviljoen in het stadspark van Groningen, 1919, architect Jan Wils. De stijl is wel sterk geïnspireerd
door Frank lloyd Wright.

Restaurant “De Drie Sleutels” te Woerden, 1918-1919, Middenstandswoning te Hilversum, 1929, architect Jan Wils.
Architect Jan Wils.

Woningbouw aan de Papaverhof te Den Haag, 1922, architect Jan Wils

1
Door de eerste wereldoorlog is er ook in Nederland gebrek aan bouwmaterialen, waardoor de bouwactiviteiten stagneren.

8
Nadat Jan Wils bij gebrek aan werk was ontslagen door Berlage kwam hij in contact
met de architect J.J.P. Oud en de schilder Theo van Doesburg. Hij raakte betrokken
bij hun tijdschrift De Stijl.
Al werkend voor zichzelf raakte Wils zo overtuigd van de aanpak van Wright, dat hij
in het tijdschrift “De Stijl” een reeks artikelen publiceerde over de Amerikaan. Bij Wils
gaat de bewondering al snel verder dan de stijlkenmerken van FLW en hij wordt een
vurig pleitbezorger van de ‘open plattegrond’ en de plastische uitdrukking van de
inwendige opbouw van het bouwwerk in het exterieur.
Later in 1918 gaat Jan Wils meewerken aan het door de succesvolle Haagse
architect Co Brandes opgerichte kunsttijdschrift ‘Levende Kunst’. Brandes is evenals
Wils een groot bewonderaar van Frank Lloyd Wright. Voor Theo Doesburg is de
medewerking van Wils aan het Haagse tijdschrift de aanleiding om de tot dan toe
hechte band met Jan Wils te verbreken. Doesburg is verbolgen over Jan Wils’
samenwerking met een ‘bruine’ 2 architect. Voor Jan Wils betekent het dat hij na
ongeveer 2 jaar afstand neemt ten opzichte van De Stijl.
Een aantal architectuurprincipes die hij tijdens zijn ‘Stijlperiode’ propageerde blijven
overigens ook na de breuk met Van Doesburg belangrijk voor hem.

Afb. 85, 86 en 87: Papaverhof in de Bomen- en Bloemenbuurt te Den Haag, Jan Wils, 1919-1921, met invloeden van De Stijl
en Frank Lloyd Wright en De Stijl.

In Den Haag wordt Jan Wils lid van de kunstenaarsvereniging “De Haagse
Kunstkring” en al snel wordt hij secretaris van de sectie architectuur van deze club.
Onvermoeibaar organiseert hij tentoonstellingen en lezingen, ook over Frank Lloyd
Wright, waardoor ook zijn jonge collega’s bij de Kunstkring geënthousiasmeerd raken
voor de ideeën van Wright. Ook zij verwerken de invloeden van de Amerikaan in hun
nieuwste ontwerpen, de een wat oppervlakkiger en de ander wat inhoudelijker.

Het woonhotel uit 1926 aan het Jozef Israëlsplein te Den Haag, dat Jan Wils samen met Frans Lourijsen realiseerde, is een
goed voorbeeld van zijn rijpere zakelijke kubistische plastische stijl. Hier zijn de invloeden van Frank Lloyd Wright wel
aanwijsbaar, maar niet meer letterlijk geciteerd

2
Met ‘bruine’ architect bedoelt Van Doesburg hier niet iemand met NSB-sympathieën, maar een ‘romantische’ architect.

9
Als de Amsterdamse Schoolarchitect C.J. Blaauw in 1920 een architectuurtentoon-
stelling van de Haagse Kunstkring ziet, schrijft hij in “Wendingen” een kritisch artikel.

Het Amsterdamse Schooltijdschrift’ Wendingen, 3e jaargang, nummer 1 van januari 1920.


In het kritische artikel “Over moderne theorieën en bouwkunstbeoefening' gebruikt de Amsterdamse Schoolarchitect C.J.
Blaauw voor het eerst de term “Nieuwe Haagse School”.

C.J. Blaauw noemde als kenmerken van de getoonde ontwerpen: een beperking van expressieve
details, een beperking in de richtingen van de vlakken en belijningen in horizontalen en verticalen, een
toepassing van flauw hellende daken en het mijden van versierende elementen. “Naar den vorm is dit
verschijnsel Amerikaansch en wel in het bijzonder herinnert aan het werk van den architect Wilburg
(Blaauw bedoelt Frank Lloyd) Wright, zonder daarvan echter de verschillende waarden ook maar te
benaderen. Geestelijk verband houdt deze uiting met de theorieën, verkondigd door 'De Stijl' onder de
redactie van Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. (...) In meerdere en mindere mate tonen de
architecten Verschoor, Roosenburg, Van Der Kloot Meyburg, Wils e.a. neiging tot de
rechtruimtehoekige vormgeving met strakke banden, platte daken, etc. (...) In het algemeen maakt
deze architectuur, ondanks de vermijding van zogenaamde decoratieve of detaillistische effecten een
pretencieusen indruk en de eenheid, die in de verschillende projecten uitkomt, is dan ook niet de
eenheid van stijl, doch van een uiterlijke vormovereenkomst, die haar ontstaan meer te danken heeft
aan uitheemsche sympathie dan aan innerlijke saamhoudendheid”. 3

In zijn artikel schrijft Blaauw dat al het getoonde werk zoveel samenhang vertoont,
dat je wel zou kunnen spreken van een ‘Nieuwe Haagse School’.
De stijl van deze ‘Nieuwe Haagse School’ bestaat onder invloed van Jan Wils en
Berlage, die ook lid van de Haagse Kunstkring is, uit een synthese tussen de ideeën
van Frank Lloyd Wright, Berlage zelf en De Stijlgroep.
De samenhang in Den Haag ging echter verder. Ook binnen het Haagse
gemeentelijke apparaat dringen de ideeën van de Nieuwe Haagse School door. De
directeur van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, de sociaaldemocraat ir. Piet
Bakker Schut, was namelijk ook lid van de Kunstkring, evenals zijn adjunct, de
stedenbouwer H. Suyver en een aantal gemeentearchitecten.
Daar komt nog bij dat in 1919 de sociaaldemocratische SDAP de meerderheid in de
gemeenteraad kreeg en onder leiding van Willem Drees een College van B&W
vormde.

3
Citaat uit ‘Schoone eenheid’, Victor Freijser en Marcel Theunissen.

10
Door hun overwicht in het gemeentebestuur konden de sociaaldemocraten de
idealen die zij koesterden over de gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid van
alle burgers in de samenleving op volkshuisvestelijk gebied in de praktijk brengen. Ze
kregen daar ideologische en vakinhoudelijke steun bij van Berlage, de maker van het
uitbreidingsplan voor Den haag uit 1908, adviseur van het college van B&W en
overtuigd sociaaldemocraat.
Het motief van de SDAP was dat men de stedelijke bevolking die onder slechte
omstandigheden in krotten op de vele binnenterreinen in Den Haag en Scheveningen
was gehuisvest, wilde verheffen met cultuur. Men wilde hen bestaanszekerheid
bieden met fatsoenlijke en hygiënische woningen, en een stedenbouw die de
gemeenschapszin benadrukte en de binding tussen de individuen bevorderde. Het
liberale individualisme van de burgerlijke samenleving en het daarmee gepaard
gaande uitwassen van het economisch liberalisme waren volgens de SDAP de
oorzaken van de wantoestanden in de negentiende-eeuwse stad.
De SDAP wilde niet de verschillen tussen bevolkingsgroepen uitdrukken, maar juist
de gelijkheid tussen mensen. Het doel was één collectief stadsbeeld te creëren, om
de binding tussen individuen te bevorderen en gemeenschapszin te stimuleren. Het
instrument dat de Haagse SDAP-ers daarvoor wilden inzetten was Berlages
stedenbouw van de ‘schoone eenheid’ (een samenspel tussen monumentale
stedelijke verkeersruimten, intieme woonstraten en -pleinen, groene zones en
sobere, maar goed vormgegeven woningwetwoningen. Er moest daarbij samenhang
zijn tussen de architectuur en de stedenbouwkundige plattegrond, zodat er bewust
gecreëerde stedelijke ruimten zouden ontstaan).
In de praktijk leidde dit in de Haagse uitbreidingswijken van het interbellum tot een
zekere eenheid in het stadsbeeld, met bakstenen blokken woningwetwoningen in
soms monumentale, maar soms ook intieme stedelijke ruimten, met rustpunten van
stedelijk groen. Niet de individuele woning werd geaccentueerd, maar het bouwblok
als geheel kreeg de aandacht, het collectief, als ‘bouwsteen’ van de stad. Het
binnenterrein tussen de woningen werd niet volgebouwd met smalle donkere
achterhuizen, zoals tot op dat moment gebruikelijk, maar bleef vrij voor privégroen,
lucht en ruimte.
Het gemeentebestuur moest volgens de SDAP een krachtige leidende rol op zich
nemen. Dat was aan de nieuwe directeur van de Dienst der Stadsontwikkeling &
Volkshuisvesting, de SDAP-er ir. Piet Bakker Schut, wel toevertrouwd. Bakker Schut,
beheerste het machtsspel volledig, nestelde zich als een spin in het gemeentelijke
web en alle draden van de stadsontwikkeling en de volkshuisvesting kwamen bij hem
samen.
Hij voerde het volkshuisvestingprogramma uit veelal met zijn vaste groep architecten,
gerekruteerd uit de Haagse Kunstkring, waar Bakker Schut ook lid van was. De
ingeschakelde architecten werden bovendien aan banden gelegd door de
Schoonheidscommissie die werd gedomineerd door leden van de Haagse
Kunstkring. Als een plan van een bouwondernemer of architect volgens de
schoonheidscommissie niet paste in het door de gemeente gewenste collectieve
stadsbeeld, werd geadviseerd een (andere) architect te raadplegen. Niet zelden was
dat Co Brandes, een begaafd estheet, die ook was besmet met het virus van Frank
Lloyd Wright. Brandes maakte in de jaren 20 en 30 circa 500 ontwerpen voor Den
Haag en omgeving.

11
Een bekend voorbeeld van de
inschakeling van Co Brandes bij een
door de schoonheidscommissie
afgekeurd plan zijn de portiekwonin-
gen aan de Juliana van Stolberglaan
in Den Haag uit 1927 (foto’s links en onder).
De plattegronden stonden vast, maar
Brandes wist een plastische gevel te
ontwerpen, die toch een uitdrukking
is van de ruimten achter die gevel.

Verder ontwikkelde Bakker Schut nog een aantal instrumenten om het stadsbeeld te
sturen. Hij liet gemeentearchitecten of gelijkgestemde architecten van de Haagse
Kunstkring (zoals Co Brandes) voor belangrijke plekken en routes in de stad
schetsplannen en gevelschema’s maken.
Via de erfpachtovereenkomsten verplichtte hij projectontwikkelaars en ontwerpende
aannemers om te voldoen aan de gevelschema’s en schetsplannen. Hij wees uit zijn
kring van gelijkgestemden supervisors aan die moesten toezien op de
verwezenlijking van het gewenste stadsbeeld.

Monumentale plastische hoekoplossing aan de Van Musschenbroekstraat in de arbeiderswijk het Laakkwartier te Den Haag. De
Van Musschenbroekstraat is ook onderdeel van de hoofdontsluitingsstructuur van Berlages uitbreidingsplan uit 1908. Links het
Pasteurplein (foto: HBB).

12
Deze woningen aan de Van der Aastraat in het Benoordenhout te Den Haag werden in het midden van de jaren dertig
ontworpen door Co Brandes. Brandes heeft hier de invloeden van Frank Lloyd Wright verwerkt tot een eigen stijl.

Loudonstraat te Den Haag, architect Arie Schippers, Kapelplein te Den Haag, architect Co Brandes, 1925.
1930.

De architecten die tot de Nieuwe Haagse School gerekend worden vormden geen
georganiseerde groep met een gezamenlijk manifest of een eigen tijdschrift als
spreekbuis. Feitelijk werden ze pas achteraf bestempeld als een stroming in de
architectuurgeschiedenis. Het waren een aantal gelijkgestemde jonge architecten,
die elkaar ontmoetten bij de kunstenaarssociëteit De Haagse Kunstkring. Ze zochten
een uitweg uit de door hen verfoeide negentiende eeuwse bouwpraktijk, met de
neostijlen en het eclecticisme. Zij wilden een nieuwe moderne architectuur
ontwikkelen. Gezamenlijk zagen ze vooral in het werk van de Amerikaanse Architect
Frank Lloyd Wright en de theorieën van Berlage en de Stijlgroep aanknopingspunten
voor een nieuwe bouwkunst.
Er is geen gemeenschappelijk theoretisch manifest bekend - hoewel bijvoorbeeld Jan
Wils en Co Brandes in tijdschriften en kranten schreven - ze bouwden vooral veel.

13
Het boekje ‘De sierende Tijdschrift ‘Levende Kunst’ Tijdschrift ‘Levende Kunst’ van Co Brandes uit 1918.
elementen van de bouwkunst’ van Co Brandes uit 1918.
van Jan Wils uit 1923

Het boekje ‘De sierende elementen van de bouwkunst’ van Jan Wils uit 1923
verwoordde de vormprincipes van de Nieuwe Haagse School nog het best. Het is
interessant om in dit verband enkele citaten aan te halen die een indruk geven van
de denkwijze binnen de stroming:
o 'De zuiverheid van de bouwkunst is pas daar waar schoonheid en matigheid hand in hand
gaan.'
o 'Niet, omdat wij een (...) versiering eigenlijk onbelangrijk zouden vinden, integendeel, zij is niet
buiten de bouwkunst te denken, omdat zij gegroeid met de ontwikkeling van de hoofdvorm, in
den hand van de kunstenaar het verfijnde middel kan zijn om de uitdrukkingskracht in
bepaalde gevallen te versterken, de houdingen te accentueren, kortom het werk rijker en
welsprekender te maken.'
o 'Een bouwwerk dat goed gebouwd is dwingt om er omheen te lopen. (...) Er is niet meer te
spreken van een voor- of zijkant, omdat feitelijk iedere kant even belangrijk is.'
o 'Zover de vlakken in hun verschillende verhoudingen en in hun verschillende standen het
horizontale en verticale sterk tegenover elkaar stellen, zijn zij een van de beste voorbeelden
van de sierloze versiering, de werkelijke versiering aan het gebouw door het sierloze vlak.' 4

Jan Wils verwierp het streven in de architectuur naar schoonheid niet (zoals de
Functionalisten wèl doen), maar pleitte ervoor om schoonheid en matigheid ‘hand in
hand’ te laten gaan (wat kritiek opleverde van de kant van architecten van de
Amsterdamse School).

Ontwerp voor (gerealiseerde) landhuisjes bij Kijkduin te Den Haag, architect Jan Duiker, 1920.

4
Ontleend aan een artikel over Frans Lourijsen uit het documentatiesysteem van het NAI.

14
Villa Sevensteyn te Den Haag uit 1920-1921, architect Dudok, interieurontwerp Henk Wouda.
De buitenkant laat nog de oorspronkelijke verwantschap van Dudok met de Amsterdamse School zien (vooral in details), maar
in het interieur is de ruimtelijke opvatting van Frank Lloyd Wright vertaald naar de Nederlandse situatie.

Linksboven en linksonder: villa “De Luifel” (1924) en rechts: villa “De Appelhof” (1929-1930), beiden te Wassenaar, naar
ontwerp van Henk Wouda.

In dit korte bestek is het niet mogelijk


om een volledig beeld te geven van de
Nieuwe Haagse School en hun relatie
met FLW.
Vormkenmerken waren: horizontalisme,
overkragende daken, horizontale
banden en geprononceerde horizontale
voegen in het metselwerk.
Uitkragende luifels, veranda’s en
pergola’s, plantenbakken en muurtjes
versterkten de relatie tussen de binnen-
en de buitenruimte.
Architecten als Jan Wils, Co Brandes en
Henk Wouda vertaalden ook FLW’s
open plattegronden en ruimtebeleving
naar Nederland, maar niet zo extreem
als de Amerikaan (de huizen waren
compacter, niet zo lang gerekt. Ook de
lage plafonds van FLW waren voor de
Nederlandse situatie ‘een brug te ver’.

15
Nog enkele voorbeelden van de invloed van Frank Lloyd Wright in Nederland buiten
Den Haag (uit het boek Amerikaanse Dromen – Frank Lloyd Wright en Nederland):

16
In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam de belangstelling voor Frank Lloyd
Wright weer terug in Nederland. Architecten en projectontwikkelaars speelden daar
gretig op in.

1996 - IBBM architecten - villa Hillegersberg 2000 – INBO architecten – Hilversum

1996 - PVB architecten - Wassenaar villa Van Duyn 2004 – architect AB Haverkamp - villa langs de Rotte R'dam

Hillegersberg Leidschenveen De Dijken – HvE architecten

17
Beste medereizigers van de Frank Lloyd Wright-Posse,

Tijdens het afscheidsdiner van de Frank Lloyd Wright-reis ( 15 t/m 27 oktober 2018) in New York
vertelde ik over de invloed van Frank Lloyd Wright op de Nederlandse architectuur. Voor de
liefhebbers heb ik het verhaal aangevuld en voorzien van afbeeldingen.

Een deel van de informatie over de relatie van Henk Theo Wijdeveld met Frank Lloyd Wright heb ik uit
het artikel “Geestverwanten op twee continenten: Wright en Wijdeveld” van Mariëtte van Stralen in het
boek “Amerikaanse Dromen – Frank Lloyd Wright en Nederland”, onder redactie van Herman van
Bergeijk, 2008, uitgeverij 010, ISBN 978 90 6450 5935.

Voor het stuk over ‘de Haagse Connectie’ heb ik fragmenten gebruikt uit bestaande eigen teksten
over de Nieuwe Haagse School.
Hier onder de belangrijkste boeken die ik in het verleden geraadpleegd heb.

Er is nog veel meer te vertellen over dit onderwerp, misschien komt er nog eens een gelegenheid.

31 oktober 2018, Ed Schrijver, fam.schrijver@outlook.com .

Literatuur:

“Americana, Nederlandse Architectuur 1880 – 1930”, 1975, Fons Asselbergs, Auke


van der Woud, Tom van Leeuwen en Paul Hefting;
Gids van de tentoonstelling Rijksmuseum Kröller-Müler, Otterlo, 24-08 t/m 26-10-
1975.
De relatie van Frank Lloyd Wright met Nederland komt hierin aan de orde, maar ook andere Amerikaanse invloeden worden
beschreven. Aan het eind volgt een aantal citaten uit de correspondentie tussen FLW en H.Th. Wijdeveld.

“Amerikaanse Dromen, Frank Lloyd Wright en Nederland”, onder redactie van


Herman Bergeijk, 2008, uitgeverij 010 Rotterdam –
ISBN 978 90 6450 5935.
(Diverse artikelen over de relatie tussen FLW en Nederland, met ook een artikel over de relatie van FLW met H.Th. Wijdeveld).

“De Stijl van Jan Wils” – Jaap Franso, Victor Freijser, Gerard van Hoorn, Wim
Vierling - VOM-reeks 1989 nummer 4
(n.a.v. de restauratie van woningbouwcomplex “De Papaverhof” in Den Haag.
Het begint met een positionering van Jan Wils binnen de Nederlandse architectuur).

“Moderne architectuur in Nederland, 1900-1940”, Giovanni Fanelli, Staatsuitgeverij


’s-Gravenhage,1978.

“Gids van de moderne architectuur in Den Haag”, Cees van Boven, Victor Freijser en
Christiaan Vaillant, Uitgever Ulysses Den Haag 1997.

“Schoone eenheid, stedenbouw en architectuur van de Nieuwe Haagse School”,


Marcel Teunissen en Victor Freijser, Uitgeverij De Nieuwe Haagsche, 2008 –
ISBN 978 90 77032 86 2.
(het eerste standaardwerk over de Nieuwe Haagse School)

“100 jaar Nieuwe Haagse School, de toekomst van het verleden”, Marcel Teunissen,
NAI / 010 Uitgevers Rotterdam, 2018 –
ISBN 978 94 6208 450 6.
(De wijken die tot stand kwamen tijdens ‘het regime’ van de Nieuwe Haagse School worden beschreven.
Voorts wordt een poging ondernomen om lessen te leren van de geschiedenis van de Nieuwe Haagse School. Lessen die
kunnen helpen bij het verder vormgeven van Den Haag. De manifestatie ‘100 jaar Nieuwe Haagse School’ werd ook begeleid
door lezingen, symposia en verschillende stadswandelingen).

18

You might also like