You are on page 1of 34

HAMER

HAMER
MAANDBLAD

20
cent
per nummer
FEBRUARI
19 4 2
2e JAARGANG
NUMMER 5

OPLAGE
o.r\ non t-vt-iL/ra.. n oru
VOORJAARS-OMMEGANGEN
HAMER
INHOUD VAN DIT NUMMER:
Lichtmis te Sperrgau (foto V.W.) ....
Bladz.
1
. oorjaarsommegangen
Zwaarddansers,
2
Van Narren en door
Nico de Haas " 3—B
Donar en Thor, door prof. dr. lan de
Vries 9—ll
Vastelavond-Maskers, door Nico de
Haas <". 12—19
Barnsteen, door Gerda Schaap 20—25
De ommegang met het Wagenschip,
door Nico de Haas 26—31
De Visch; waarvan iedereen houdt. 32 ...
OPMAAK:
Nico de Haas en Gerda Schaap
REDACTIE:
Nico de Haas
J. C. Nachenius
Gerda Schaap
Redactie-adres:
Hekelveld 15a, Amsterdam, Tel. 38811, toestel 53
'sAvonds: Tel. 22960, Leiden (Juffermanstraat 25
x
Oegstgeesi)
ADMINISTRATIE:
Uitgeverij „Hamer". Dir. Reinier van Houten,
Frankenslag 115, Den Haag. Tel. 554936 (2 lijnen) De Zonnewagen van Trundholm (gevonden op Seeland,
Postrekening 202522 uit 1500 v.b.o. jaarf.) toont het paard voor hef zonne-
zinnebee/d, hier: een bronzen met goud belegde
ABONNEMENTSPRIJS: schijf. Hef paard is tevens het oudste bronzen dieren-
fl.— per halfjaar, franco per post bij vooruit- beeld van Europa. Vergelijk de toto op den omslag
betaling excl. inningskosten van dit nummer: de beide als paard vermomde ge-
Duitschland: R.M. 2 per halfjaar stalten voor den Zonnewagen, waarop een stralende
België: Frs. 15.— per halfjaar zon geschilderd is.

LOSSE NUMMERS: 20 cent


Duitschland R.M. 0.40; België Frs. 3.—
„Hamer" wordt voor de Volksche Werkgemeen-
schap uitgegeven door de Uitgeverij „Hamer"
te Den Haag
VOLKSCHE WERKGEMEENSCHAP
R. J. Schimmelpennincklaan 12, Den Haag
Tel. 334383. Giro 307867
Rechts: Paard met zonne-radkruis. (Rotsfeekening.)

Ommegangen met meer dan (evensgroofe vruchtbaar- Vastelavondopfochf van in keuken- en eetger/j vermomde gestalten, voorafgegaan door een „reus". Naar een
heidsgesta/fen, afgebeeld op de rotsen in den Bronstijd oude gravure.
LOS HOES IN TWENTHE
(opn ir W F v Hecmskerck-Dü.er V V. ,

BOERDERIJ OP TEXEL
(opn. R. Teller)
„Hel Narrenfeest", naar ontwerp van Pieter Brueqel. gegraveerd door P. v. d. Heyden. De „softebpl/en" rollen, de narren verkoopen brillen, hou.
den elkaar bij den neus en lappen alles „duer de bil/en". Zij dragen de „marot" of narrenscepter en bellen aan hun kap ot om de beenen.

VAN NARREN EN ZWAARDDANSERS


veertig dagen voor Paschen zijn de Waddeneilanden en soms zeer ver in het parochie deze overblijfselen van het heiden-

SE sedert de vierde eeuw door de room-


sche kerk tot „Vastendagen" ge-
maakt, dagen waarop haar geloo-
vigen zich zekere beperkingen in hun
spijzen behooren op te leggen.
De tijd tusschen Kopperckensmaandag en de-
voorjaar verlegd, zooals bij het oude „Böl-
scheren" te Grijzegrubben, dat ver in Maart
plaats vindt, als de appelaars al in vollen bloei
staan.
Bij dit festijn besproeien de mijnwerkers van
de Emma en de Maurits hun lawaaifeest, dat
dom uit te roeien.
En niet alleen het dansen, maar ook het ver-
momd rondspringen in allerlei schrikwekkende
en dwaze maskers en verkleedingen!
Zonder al te veel succes overigens, want de
Vasten-vuren brandden kort geleden nog en
ze „Vasten" heet sinds de Middeleeuwen Vas- met een primitief openluchtspel gepaard gaat niet alleen in de Limburgsche dorpen. Op vele
telavondtijd, waarin men het er nog eens met overvloedige „heildronken", waarbij het plaatsen is het de gewoonte een stroopop te
geducht van nam, wat het natje en het droog- kerklatijn verhaspeld wordt en de opperste verbranden, die dan Dood of Winter of zelfs
je betreft, vóórdat de veertig magere dagen dwaas voorbidt: wel Judas heet. Daarbij sprong men met den
aanbraken. polsstok over het vuur heen of hand-in-hand
Vooral de laatste drie Vette Dagen werden bij- „Vader Bacchus, die in alle herbergen zit, door de vlammen, terwijl men ook het vee wel
zonder uitbundig gevierd: Groot Vastelavond Uw bitters zijn geheiligd; tusschen twee vuren door dreef.
(Zondag), Klein Vastelavond en Vette Dins- En waar de winter niet verbrand werd, werd hij
De genever kome;
dag. Dan was het uit met de pret: op een verdronken: in Roermond werd „Bacchus" bij
Vw klare smaakt ons op aarde
enkele uitzondering na begon met Asch woens- het schijnsel van brandende biertonnen in den
dag de ingetogen periode. Als in den hemel.
Roer gesmeten, terwijl in Venlo „Jan Poef"
Aschwoensdag of Kruiskensdag, waarop de Geef ons heden onze dagelijksche druppel werd verdronken en in Breda eveneens eèn
geestelijke den feestvierders met een in kruis- En vergeef ons onze schulden strooman van den Tolsteegbrug werd gewor-
(die wij in de herberg staan hebben)
vorm gesneden kurk een kruisje van asch op pen. Elders worden poppen onder den grond
het voorhoofd drukte „om de geloovigen er aan Zooals wij de bazen vergeven, gestopt.
te herinneren, dat de mensch van stof en asch Die ons slecht getapt hebben. Men moet bij dergelijke gebruiken als het ver-
is en tot stof en asch zal vergaan". Maar in En leidt ons door alle kroegkens branden van den Winter vooral niet aan de
menig zuidelijk dorp is het gewoonte om na
deze plechtigheid „het kruisken te gaan ver-
Maar verlos ons van de leege glazen
Amen."
— theorie van de „analogie-toovenarij" denken.
Dat is een zuiver intellectualistische beschou-
drinken" en in Blitterswijk houdt men op Asch- wingswijze, die aan den Germaanschen boe-
woensdag des voormiddags eerst nog een Nu, daarmede is zeker niets kwaads bedoeld en rengeest volkomen vreemd is. De boer immers
„Doodendans", waarbij driemaal op de viool wie er een lastering achter zou zoeken is pas leeft van oudsher in het besef van de godde-
-wordt gekrast en nog driemaal vroolijk wordt een echte dwaas. lijke ordening en het is ondenkbaar, dat hij
rondgesprongen. En ook het aschkruisje is niet' zoo uitsluitend zoo kinderlijk dwaas was om te meenen, dat
Dan pas kon men zich met de Vasten ver- christelijk als het eruit ziet. Want roet en hij het beloop van deze goddelijke ordening
zoenen, die met een stevig haringmaal werd asch, de overblijfselen van het oude heilige door persoonlijk ingrijpen zou kunnen veran-
ingezet. haardvuur, waren de stoffen, waarmede oor- deren. Daarvoor was hij tezeer verbonden met
Als wij evenwel de volksgebruiken van den spronkelijk heilteekens als het recht- en het de eeuwige wetten der natuur. .
Vastelavondtijd overzien, zooals die ten deele maalkruis werden geteekend. Wat hij vanouds wèl deed, was aan deze
nog bestaan en ten deele in woord en beeld Maar wat hebben Vastelavondvuren, zooals die eeuwigen kringloop zinnebeeldige uitdrukking
zijn overgeleverd, dan is het zonder meer dui- te Simpelveld, Gulpen en Wijhe op den laat- geven.
delijk dat dit uitbundige feest niet alleen sten Zondag vóór de Vasten werden ontstoken, Niet door het „uitdrijven van een winter-
door het kerkgebruik kan worden verklaard. met het kerkgebruik te maken? demon" echter, want de boer beschouwt de
In de eerste plaats zijn de Vastelavond- of Car- Niets — en de kerk liet dan ook reeds in 1694 winter geenszins als een booze geest, want hij
navalsfeesten heelemaal niet aan die drie dagen tegen de „Vasten-vuren" preeken en vooral weet veel te goed, dat ook de winter nood-
gebonden, maar soms zeer ver naar voren ge- tegen het „scandelick dantsen" er omheen, zakelijk is als deel van de goddelijke orde en
schoven, zooals bij de „Sinterklaas"-viering op terwijl de pastoors opdracht kregen in hun dat winter en zomer hun plaats hebben in den

3
Twee Vasfe/avondzotfen Drie Narren met „marotten" en roede. (Bruegel, 1642)

eeuwigen kringloop van worden en vergaan. reikt tot in den Bronstijd, want reeds op de tenslotte voor de orde had te zorgen, er niet
Dit blijkt trouwens uit menig boerenspreek- rotsteekeningen komen zij voor, net als voor te vinden was, deze laatste uitlaatklep
woord. de stier. al te hardhandig te sluiten, neen integendeel
Het verbranden of begraven van den winter is De formuleering dat Vastelavond dus niets met zooveel mogelijk door de vingers zag. Zoo ver-
dan ook een zinnebeeldige voorstelling van het de Vasten, maar heel wat „met het voorjaars- bood zij de maskerades, die tot gewelddadig-
ten einde loopen van het wintertij, oorspron- minnespel der beide geslachten" heeft te ma- heden en ontucht leidden, maar steunde de
kelijk zonder de minste demonische achter- ken is niet onjuist, als men deze hoofsche om- zwaarddansers en de gezellen met de Blauwe
grond.. schrijving tenminste in de werkelijkheid van Schuit.
Het is echter een typisch kerkelijk trek om het boeren wereldbeeld verplaatst en er het Pas met de reformatie, toen de middeleeuw-
deze gestalte te demoniseeren en tot een boo- heil der vruchtbaarheid in zijn meest onmid- sche geest uit het christelijk geloof begon te
zen Judas te verklaren. dellijken vorm onder wil verstaan. wijken, konden ook de Vastelavondvreugden
Het volk zat vooral op Groot Vastelavond in Wij zullen dan ook zien, dat de Vastelavonds- worden teruggedrongen, tot zij in de prote-
de herbergen en feestte en rumoerde, dat hoo- gebruiken allen meer of minder duidelijk her- stante gebieden bijkans geheel verdwenen.
ren en zien den braven geestelijken verging... kenbare voor jaars-vruchtbaarheids-gebruiken
zou men zoo denken. Maar zoo was het niet, zijn.
want ook de lagere geestelijkheid deed mee en Dit is ook weer in overeenstemming met den DE SPOTGILDEN
nam deel aan „mommerijen", liep met „grim- zin der volksgebruiken, die overal in de Ger- Maar ook dat ging niet zoo gemakkelijk. Wel
men" en fakkels in optochten of reed rond in maansche wereld — en zelfs ver daarbuiten — gaf de stedelijke overheid van Amsterdam op
de Blauwe Schuit! Ommegangen, die dan ook erop wijzen, dat wij hier met een vroeg voor- den eersten Vastelavond na de reformatie
weer op Vetten Dinsdag werden gehouden, zoo jaarsfeest te doen hebben. Of eigenlijk: met (1579) aan de stadswakers en schoutsdienaren
tusschen het pannekoeken-eten door. een op enkele dagen samengedrongen reeks de opdracht om al „de mommeklederen ende
Steltloopers, rommelpotzangers, duivels en van gebruiken die van de voorjaars- tot de grimmen" af te nemen, maar deze order bleek
allerlei dierenmaskers vulden de nauwe stra- oogstgebruiken loopen en door den kerkelij ken onuitvoerbaar: zoo goed als iedereen deed nog
ten nog lang na de middeleeuwen, al beleefde Vastentijd door elkaar werden samengedron- aan de oude gewoonte mee. Ja iedereen, want
dit spul toen het hoogtepunt. gen op het vroege Vastelavondfeest, voorzoo- de Vastelavond werd eeuwenlang door de boe-
Waarom dit alles? verre zij niet geheel vernietigd werden ten- ren en boerinnen in de dorpsherbergen gevierd,
minste. door de burgers in de wijnhuizen, terwijl de
Vanzelfsprekend zijn ons daardoor geen gave, schutters in de doelen en de gilden in de gilde-
VOORJAARSVREUGDE oorspronkelijke gebruiken en gestalten over- huizen fuifden. Zelfs de jongens kwamen bij
Als wij de deftige vieringen nagaan en de geleverd, maar slechts de na de kerstening om- elkaar in de scholen, terwijl de hooge heeren,
latere rijmelarijen der rederijkers, dan is het geduide, ontwortelde en daardoor weer ont- de vorsten en vorstinnen met hun gasten ten
duidelijk, dat heel wat beelden en zegswijzen, aarde vormen van de eigenlijke religieuze vor- hove of in het stadswijnhuis zaten.
namen en motieven aan het voorjaarsfeesttij men. En dat niet alleen vóór, maar nog lang na de
der heidensche Romeinen werden ontleend, Zoo is in de middeleeuwsche zwelgpartijen reformatie. Vóór de zeventiende eeuw, toen er
juist zooals nu van „Carnavalstijd" wordt ge- niets meer te vinden van den geest of den nog ontelbare „gilden" waren, kwamen ook de
sproken in navolging van zuidelijke gewoon- opzet der oud-Germaansche offermaaltijden en „buurtgilden" bijeen om op Vastelavond den
ten. minnedronken. Net zoo min als wij in de Nar- pot te verteren.
Maar de reden ligt dieper, ligt in eigen volk rengilden nog veel kunnen merken van vroe- „Dan plegen zü 't geld, dat in de buurtkas is,
op eigen bodem. In de Middeleeuwen sprak gere Germaansche gemeenschappen, die eens te versmeren en met brasserij over te brengen
men trouwens van Vastelavond, want Vasten- de uitvoering van de gebruiken van den eere- eenige dagen; die dagen noemen zij Hoven",
avond is nieuw. dienst hadden te verzorgen. schreef Boxhom.
In Duitschland is uit 1206 „Vasnacht", uit 1299 En zoo is het ook met de maskers en de ver- Bij het woord „gilde" denkt men in den regel
„Vahstnacht" en uit 1314 „Vastenacht" be- mommingen. alleen aan de ambachtsgilden. Dit is niet juist,
kend en nu spreekt men in sommige streken Ongetwijfeld waren de oude feesten oorspron- er waren ook alle mogelijke andere gilden.
nog van „Faschelnacht" en van „faseln" of kelijk gekenmerkt door vreugde en blijheid om Een ervan was het gilde der narren, waartoe
vaselen. het nieuwe voorjaar, om het voelbaar worden ook de gezellen van de Blauwe Schuit ge-
Dit woord komt in allerlei uitdrukkingen voor van den nieuwen wasdom, waarvan het heil rekend kunnten worden. Ook deze gilden ont-
in de beteekenis van vrucht dragen of gedijen. voor allen afhing. stonden uit oude Germaansche gemeenschap-
Hans Strobel vestigde de aandacht op „Fasel- Maar eens ging dit gepaard met den ernst van pen of bonden. De innige verbondenheid, die
vieh" en „Faselhengst", hetgeen dekvee betee- een diep natuurverbonden religieus besef, dat aanvankelijk alle gilden met den eeredienst
kent. Nu heet de stier in dit taalgebied „Far- op sehoone zinnebeeldige wijze op vele manie- vertoonden, is kenmerkend Germaansch.
re" en zoo is het niet moeilijk in te zien, dat ren uitdrukking vond. Niet minder is dit echter de geest, die de
een der voornaamste bezittingen van het Ven- Dit laatste, het besef, werd gebroken en ver- spottende snij- en beeldhouwwerken aan
losche akkermansgilde, de „Verrekamp" geen dween. Wat bleef en zich in de middeleeuwen meubelen en bouwdeelen van de gothische
„ver afliggend" grondstuk is, maar een stier- tot in het waanzinnige verder ontwikkelde, kathedralen schiep. Een geest, die de dog-
weide. was de dolzinnige uitgelatenheid, het zot zijn matiek doorbrak om het natuurlijke te vinden
Hetgeen ook geheel klopt met het gebruik, om dewille van de dwaasheid. Mogelijk, dat al in een bevrij denden lach.

——
want de Venlosche bijldragers zijn van oudsher te groote druk op de benarde zielen duivels- Dezelfde geest spreekt ook uit de Narrengil-
gewoon dit stuk grond uitsluitend als stier- en demonengeloof, helle angst deze drie den, waarvan sommige meer de vormen van
weide te verpachten. ' dagen van de Omgekeerde Wereld tot een een geestelijke orde parodieerden, andere
Ook in de Parijsche Carnavalsoptocht liep van dwingende psychologische noodzaak maakte. wereldlijke machten bespotten.
ouds een stier (den laatsten tijd een os) mee. Dat daarom de kerk tégen deze Vastelavond- Zochten zij hun terrein op kerkelijk gebied,
En wat de bijlmannen betreft: hun traditie pret was, maar de wereldlijke overheid, die dan noemden zij hun hoofdman ook Abt en

4
als wij in een oude stadsrekening van Axel
lezen dat „de abdie van de bedeckte comère"
zes stedecanne wijns kreeg „als zij haerl
feeste en vastelavontspel hielden", dan weten
wij, dat hier een Narrengilde van dit soort op-
getreden is.
Zochten de narren hun spotlust op wereld-
lijke grooten te koelen, dan hadden zij een
Koning of Prinis aan het hoofd, die in Holland
meestal den „Heer van Keyenburg" werd ge-
noemd. Waarbij de kei als teeken van dwaas-
heid moet worden beschouwd. Men denke
maar eens aan de prenten van het „ke_-
snijden" van onze oude meesters, waarbij
door het verwijderen van een steen uit de
koppen van allerlei zotten en bezetenen, deze
arme stakkers genezen worden.
Vanzelfsprekend kregen ook deze gilden, die
„Momus" of „Demoeriet" tot schutspatroon
hadden, veel latijnsche invloeden te verwer-
ken, maar de eischen die aan een nar werden
gesteld: zijn vaardigheid om voor de vuist weg
geestig te kunnen spreken en dichten, het
vermogen om eindelooze twistgesprekken vol
humor en satire te kunnen voeren, dit alles
zijn trekken, die wij reeds in de Saga's bij de
Germaansche skalden ontmoeten.
En al is de plaats die de nar inneemt als
onschendbaar speler, die straffeloos zijn
scherpe tong mag roeren, zeker niet dezelfde
als die van de koninklijke zangers onzer oud-
heid, er is toch eenige verwantschap, die
beiden onderscheidt van de plaats, die de
rampzalige hofnarren in het zuiden innamen.
De nar der volksfeesten vertoont in zrjn op-
Een prent uit 1559, gegraveerd naar ontwerp van Pieter Bruegel: „De heks van Mallegem". De oude opvatting
treden dikwijls zooveel gebondenheid met de
boerengebruiken, dat wij hem soms nauwelijks wordt hier in beeld gebracht, dat dwaasheid veroorzaakt wordt door steenen in-het hoofd. De „heks", bedreve.
in allerlei wetenschappen, een wijze vrouw, verlost de zotten van hun meer of minder groote „keyen". De
van andere landelijke spelers kunnen onder- reeds verwijderde steenen liggen of hangen overal in het rond. ,
scheiden.

toto s . Studio A.P.
In dit verband zij eraan herinnerd, dat de
eigenlijke „Carnavalszotten" de „narren" van
Den Bosch de vermomiming droegen van de den Vastelavond onafscheidelijk verbonden: metworst, twee groote brooden, een halve var-
Meiereische boeren, terwijl ook in Bergen op vette pannekoek, vette worst, Vette Dinsdag! kenskop en een vat bier.
Zoom een „boer" als ceremoniemeester, d.w.z. Ook hier hadden bepaalde „gilden" of jonge- De plaatselijke overlevering gaat terug tot 1740
als Vastelavondgek optrad. lingschappen veelal zekere rechten, die heel en heeft de volkomen onhistorische vorm aan-
vaag aan de oorspronkelijke offergemeen- genomen van een denkbeeldig verkeersonge-
schappen herinneren. val, dat een zekere freule Aleida zou zijn over-
BEDEL- EN STEELRECHT Hier en daar hebben immers al dan niet ver- komen. Tot dank aan haar redders zou deze
We noemden de Vastelavondpret op de scholen kleede jongelui „het recht" om met kar of dame toen de hoeve met bovengenoemd ser-
reeds. De „scholieren" kwamen dan met zots- gaffelstok rond te gaan, om worsten in te vituut hebben belast ten bate van de jongeling-
kappen op naar school, joegen den meester zamelen, ja, zelfs om de huizen binnen te schap.
op de vlucht, hielden een drijfjacht op hem dringen en te halen, wat hun niet rechtstreeks Maar — dit geval staat niet op zichzelf: ook
en bonden hem tenslotte op zijn zetel vast. gegeven wordt. Ook het laatste is hier en daar op andere hoeven, bijv. op boerderijen te Sam-
Alleen door zich los te koopen met een vrijen een „spel", een „aardig gebruik" geworden, beek en te Koudewater lagen dergelijke ver-
dag en een tractatie, kon hu" zijn vrijheid waar men van te voren op rekent en waarvoor plichtingen.
terugkrijgen! En dat in de dagen van roede de „buit" alvast klaar wordt gezet. Deze traditie is dan ook ongetwijfeld de voort-
en plak.... zetting der gemeenschappelijke maaltijden,
Geen wonder, dat van het „Feest der Toort- BOXMEERS METWORST-FEEST zooals die in de middeleeuwen in Christelijken
sen", zooals Halbertsma het noemde, rijmpjes zin door de gilden werden gehouden en in oud-
in omloop zijn, als: Het vermaarde boeren-worstfestijn is dat van
Boxmeer. Hier wordt vanouds een wedren te Germaanschen tijd als offermaaltijden ge-
Vastenavond is een gek paard naar de boerderij „De Bruigom" gehou-
meenschappelijk werden gevierd. Maar het
Paschen is een lekkerbek. Boxmeersche geval is daarom zoo belangrijk,
den. De prijzen zijn traditioneel: negen ellen
Of dat een veelzeggend spreekwoord ontstond omdat aan het worsthalen hier nog een wed-
ren verbonden is, een overblijfsel van de oor-
als: „Ik heb het zoo druk als de pan op Vastel- spronkelijke behendigheidsspelen die de jonge-
avond."
Nu, die pan had het druk en hoe vetter het lingschap in het voorjaar hield en die ook nog
gebak werd, hoe mooier. Oud overgeleverd is voortleven in de wedstrijden in het eieren
loopen, het ganstrekken, haankappen enz.
-
het gebruik om een paar pannekoeken. klaar
te zetten voor „de arme zielen", een vage her- Was het bij het ganstrekken of „voe-jagen" de
innering aan het doodenoffer. Later werd dit: bedoeling om een met zeep ingesmeerde en aan
zrjn pooten opgehangen gans den kop in het

— —
koek uitdeelen aan de armen. voorbij rijden
En deze laatste „arme zielen" hebben die ge- hetzij op een paard of per
stokpaard af te rukken, bij het haanslaan
legenheid niet ongebruikt voorbij laten gaan: werd de met een sabel uitgeruste deelnemer
zij trokken zingend

soms dreigend — van
deur tot deur met het eentonigste instrument
geblinddoekt, rondgedraaid en
— op een op-
gehangen haan losgelaten, die hij den kop
dat er bestaat: den ronkenden rommelpot of af moest trachten te slaan.
foekepot. Hun gezang begeleidde niets anders Gewoonten die vervangen zijn door ring- en
dan een bedelpartrj: kuipsteken, zeer ten gerieve van het mishan-
delde pluimvee! Hoewel hier en daar nog wel
„Ik heb al zoo lang met den rommelpot
[geloopen,
eens zoon oude gewoonte is blijven bestaan.
Waarom juist een gans en een haan zoo ruw
ik heb geen geld om brood te koopen. werden bejegend? De haan was van ouds een
Rommelpotterij, rommelpotterij, zinnebeeld van levenskracht en in de gans
geef me een oortje, dan ga ik voorbij."
ziet men het zinnebeeld van de sneeuw, een
vogel als getij-zinnebeeld dus. Eigenschappen,
Even weinig diepzinnig is het sehoone gezang die beide dieren wellicht tot offerdieren
van „ho man, ho", dat nu eenmaal bij den foe- maakten.
kepot schijnt te hooren:

Vrouw 't is Vastelavond, ho man, ho, Merkwaardig van Boxmeers worstfeest is ook,
'k Kom nie thuis voor 't avond, ho man, ho! dat de hoofdpersoon, Freule Aleida, een vrouw
'Fr Kom nie thuis voor morgenvroeg, is, al is het dan een travestie-dame zooals
d«n is het nog tijds genoeg, ho man, ho! Vasfe/avondnar met rommelpot, haardroosfer en roede meestal de vrouwelijke Germaansche om«ie-
met blaas. Op het narrenpak brillen, roosters en schel- gangsgestalten en vooral de voorjaarsgestalten,
°P het boerenland was vanouds de worst met len. Van een oude gravure. (Foto A.P.) verkleede jongemannen zijn.

5
Al zal hier een „verklaring" steeds moeilijk die gemakkelijk zijn te herkennen als de laatste dwaze hofhouding het middelpunt' van het
blijven, het doet in ieder geval denken aan de overblijfselen van oeroude vruchtbaarheids- feest vormt. Den laatsten tijd was het Bossche
ommegang met Nerthus en aan Nehalennia, gebruiken. (Op de Waddeneilanden bijv.) Te carnaval een costuum-feest, daar de maskers
waarover reeds Tacitus berichtte. Reek, in N.-Brabant, hadden de Vastelavond- verboden werden.
Haar metgezel in Boxmeer is de r__r Hans- zotten het recht om worst, eieren en spek te De „Jocussen" uit Venlo, de „Flarussen" uit
worst, wiens naam hier zeker niet mis- „stelen". Roermond, de „Marotten" uit Sittard, de
plaatst is. „Momussen" uit Maastricht en de „Poten-
Trouwens, vele narren dragen spijsnamen, zoo- Ook voor minder fraaie doeleinden is de taoten" uit Beek zijn óf in het begin dezer eeuw
wel in Duitschland, Italië als in Engeland. Vastelavond-pret weleens benut. ter ziele gegaan, óf in volkomen burgerlijke
Zoo ging tot voor kort de worstenkar nog rond Zoo trachtte Alva in 1568 deze gelegenheid te fuifclubs veranderd zonder de minste volks-
te Afferden, Bruggenum, Moorsel, Swalmen, benutten om „de ketters" in de algemeene kundige beteekenis. Hun ontstaan lag dan ook
Tegelen en andere kleine plaatsjes. drukte in handen te krijgen. Maar die werden in de tweede helft van de negentiende eeuw,
Te Arcen haalt op 25 Januari
— — op St. Paulus
de schutterij van St. Sebastiaan onder trom-
door de schouten zélf gewaarschuwd, zoodat
er „slechts" vijfhonderd slachtoffers vielen!
ja meestal pas tegen de tachtiger jaren.

geroffel de worst op een houten gaffel op. Tenslotte maakte de Fransche revolutie voor- Wellicht, dat hier toch nog oudere tradities hun
Geen wonder, dat eigenlijk alle rommelpot- goed een eind aan de pret. Wel werd in 1823 invloed deden gelden, want opvallend is, dat de
liedjes, niets anders doen, dan spek, ham, te Keulen weer een Vastelavondfeest georga- Jocussen van Venlo den Haan als spreekge-
worst en eieren opeischen. niseerd en worden sindsdien in het zuiden en stoelte benutten, terwijl de deftige M.omus-
In Twente zongen de jongens daarbij: in het Rijnland weer grootecheepsche optoch- sociëteit een Molen in haar wapen voert, ter-
ten gehouden, waarbij enkele algemeene ge- wijl een oude prent uit 1844 een nar met een
„Bofven inne de hotste bruiken zijn vernieuwd; met volksche feesten molen op een stok vertoont en hier een Paard
Daar hange de spiele mit wörste: als spreekgestoelte dienst doet.
heeft dit echter niet veel te maken. Daarvan
Doo mie eenen langen vindt men de laatste resten nu hier en daar Driemaal een gestalte die ook zinnebeeldige
Moar loat dcc kleine mer hangen." ten plattelande, vooral echter in de dorpen beteekenis heeft en wel een verwante (vrucht-
En in Sittard hadden nog niet zoo heel lang der bergboeren uit Beieren en Tirol, waar o.a. baarheids) zin!
geleden de „Hoeraes", n.l. als meisjes ver- de Vastelavond-maskers nog in hun oude Enkele eeuwen geleden waren de Vastelavond-
kleede jongelieden het recht om de huizen schoonheid in gebruik zijn. vieringen rijker aan merkwaardige gebruiken.
binnen te dringen, waarvoor zij soms het dak- In ons land wordt het nieuwe „Carnaval" Als wij de bescheiden er op naslaan, dan vin-
raam gebruikten! Maar dat niet alleen, zij vooral gevierd in de stad van Jeroen Bosch, den wij bij de stadsrekeningen regelmatig uit-
dansten ook waar zij konden huis in huis uit, waar de „Oeteldonkers" sinds 1882 hun „Prins" keeringen, die gedaan werden aan speellieden
zooals elders nog Vastelavondgestalten doen, binnenhalen, die omgeven door zijn deftig- en gildegezellen, die bepaalde gebruiken in eere
hielden. Een daarvan was het zwaarddansen,
waarmede wij ons wat uitvoeriger bezig zullen
houden.

DE ZWAARDDANSERS
Op de rekeningen, die in de 16de eeuw bij de
stadsregeeringen werden ingediend, vindt men
bij de Vastelavond-uitgaven onder anderen ook
bedragen, die werden uitbetaald aan de
„calfdansers", d.w.z. aan lieden „die in een
„Calfs-vel benaeyt" waren. En behalve deze
vermomde dansers vinden we ook genoemd „de
smedeskinderen, die dansten" en in Dordrecht
dansten zelfs de drie schippersgilden „te Vas-
telavont metten zwaerde" en zongen daarbij
een lied, waarvan het refrein eindigde met den
ouden Dordtschen strijdkreet: „Thure, Thu-
rette" zooals een oude stadsbeschrijving ver-
meldt. In 1497 liet het stadsbestuur van Axel
„de wapenreyspelers van Zuytdorpe" op Vastel-
avont over komen om te „speelen en dansen
over 't sweert". En dit bleef zoo tot in de
tweede helft der 16de eeuw, met dien verstande
dat men afwisselend de verschillende zwaard-
dansersgroepen uit de omliggende plaatsen
aan de beurt liet komen.
Op het huldigingsfeest van de Hertogin van
Gelder, in 1519, waren eveneens speellieden die
„door de zwaarden dansten" en toen zij in
1522 met de burgemeesters van Arnhem, hun
vrouwen en dochters in het „Blesenhuys"
Neurenberger zwaarddansers: Tweekamp met lange houten zwaarden. De beide tegenstanders staan ieder op Vastelavond vierde, verzorgden de zwaard-
een roos van dooreengevlochten zwaarden. (Uit een Neurenberger Scfiembartbuch). dansers opnieuw een deel van het feest.
Ook. te Nijmegen dansten in 1547 „naer alder
gewoenten" de smeden en schoenmakers „durch
die sweerden" en kreeg elk gilde een ton bier
ten geschenke en van Rolde en Beilen worden
nog in 1609 zwaarddansen vermeld.
In Namen werd zelfs in de 18de eeuw nog de
„dans der Maccabeën" door zeven jongelingen
met zwaarden uitgevoerd. Een bewijs overigens,
dat de kerk verstaan had ook dit gebruik te
kerstenen.
Maar in 1742 was de zwaarddans, die op Vastel-
avond te Borculo werd opgevoerd al afgezakt
tot een kermisvertooning.
Deze zwaarddansen, oeroude Germaansche
dansen, zijn hier heden nog slechts een her-
innering en ook in Duitschland zijn zij op
één enkele uitzondering na verdwenen, in zoo-
verre het het oude Rijk betreft: alleen de
„ledigen Rebleuten" d.w.z. de ongehuwde
wijnbouwerszoons uit Ueberlingen aan het
Bodenmeer dansen nog met het zwaard.
Maar in de Oostmark is dit anders: talrijke
zwaarddansen leven er nog in vollen bloei en
alleen in het Bohemer Woud reeds wordt heden
nog in ruim twintig dorpen door de zwaard-
dansers deze traditie in eere gehouden. De
jonge mannen hebben zich zoo mooi mogelijk
uitgedoscht met bonte sjerpen en bloemen op
den hoed. Bij den aanvang gebruiken zij een
De „slang", een figuur uit den zwaarddans, die op 17 en 18 Februari (5 7. werd gehouden. Naar een gekleurde soort aftelspel: wie daardoor aangewezen wordt
penteekening in de Zenfral Bibliofhefc te Zürich. moet zich met een rijmspreuk voorstellen.

6
„De kermis van St. George", een prent naar Pieter Bruegel. Op deze prachtige boeren/cermis ziei men o.a. behalve den zwaarddans, waarbij juist „de brug"
gevormd is, het steekspel van St. George en den Draak; d.w.z. het oude strijdspel tusschen Zomer en Winter. Verder: een rondedans bij doedelzakmuziek. Speellieden,
die buiteltoeren verrichten, stokpaardrijdende kinderen, een nar mei een sleep kinderen achter zich aan, beugelbal spelende boeren, schommelende vrouwen (op het
dak een paardenschedel), molentjes op stokjes (die wij ook als narren-attribuut kennen) en een driekruinenboom, waarachter men slaags is getaakt. Er hangt bij een
der huizen een „Meikrans" uit en bij een standerdmolen op den achtergrond wordt door een schuttersgilde naar den vogel geschoten, die op een staak langs het
wiekenhuis is bevestigd. Rechts wordt op het op groote tonnen gebouwde tooneel een klucht opgevoerd. Boven de deur van den herberg, rechts, staan naast de ronde
brooden ook een paar duivekaters opgesteld, Op hef uithangbord staal: „dit is in die krö" en op het vaandel van St. Georges staat: „laef die boeren haer kermis houwen".

Dan wordt er een „gedood" en weer tot nieuw Vinden de Hudl een huis gesloten, dan probee- nen deze veerkrachtige, stalen ster op en neer,
leven gewekt, waarna de muziek inzet en de ren zij door de vensters, ja zelfs door den tot een bepaald rhythme was bereikt. Dan
rij dans begint. schoorsteen, naar binnen te komen. sprong de negende op de ster en begon daarop
Door de punten van eikaars wapens vast te Vanzelfsprekend heeft men naar oud gebruik omhoog te springen, waarbij hij door zijn ge-
houden, vormen de dansers een lange „ket- de „buit" al van te voren klaargezet, zoodat zellen steeds verder omhooggeworpen werd.
ting" en zoo loopen en springen zij volgens de dieven het niet al te moeilijk hebben. Eindelijk wist hij de nokbalk te grijpen en een
vaste figuren een „ommegang", die eens deel worst te veroveren, die daar was opgehangen.
uitmaakte van den eeredienst, die met de zon Vroeger was de zwaarddans echter minder ge- De/worst werd in een zak gestopt en de man-
verband houdt. (Men denke aan het Vlögge- makkelijk, ja een spel .waar leven en dood mee nen trokken weer verder, om op een volgende
len te Ootmarssum). Daarbij worden van een gemoeid waren. Plassmann verhaalt dat slechts deel hun waaghalzerij te herhalen. 'sAvonds
aantal zwaarden ook „poorten" en „vensters" zeventig jaar geleden in een Westfaalsch dorp werd de buit bij een gemeenschappelijk feest-
gevormd, waar de dansers doorheen sluipen de dans nog werd uitgevoerd door negen man- maal verorberd.
moeten, op andere plaatsen moeten zij over nen, die met reusachtige, vlijmscherpe zwaar-
de zwaarden springen of hun wapens in de den op de schouders, van hoeve tot hoeve
maat tegen elkaar slaan. Bij dit alles doet trokken. Daar traden zij op de deel aan en ZWAARDDANS—BOERENDANS
ook een nar mee en tot slot valt hij in het liepen kort en plechtig in een kring rond. Zoo waren de zwaarddansen en zwaarddans-
midden op handen en knieën neer, waarop de Acht mannen vormden daarna een „roos" door spelen eens over de heele Germaansche wereld
zwaarddansers over hem heen de zwaarden hun zwaarden kruisgewtjze dooreen te steken, in zwang. Zij werden beoefend door de gilden,
dooreen steken tot de „ster", waar de hoofd- zoodat een groote ster gevormd werd. leder door de boeren jongelingschap en door bijzon-
man bovenop springt en zijn dankrijm uit- hield zijn eigen zwaard bij de greep vast en dere zwaardvechtersgroepen en van plaats tot
spreekt. dat van een ander bij de punt, die met stroo plaats verschillend. In enkele steden kwamen
De narren of „Hudl" dragen doekmaskers met omwikkeld was. Langzaam bewogen de man- zij tot grooten luister, zooals te Neurenberg,
een langen neus en pakken, die met lapjes ge- waar twee meestervechters elkaar bestreden,
kleurde stof zrjn bezaaid. Met lachwekkende ieder staande op een geweldige roos en bege-
sprongen dansen zij voor den stoet uit, daarna leid door trommels en fluiten.
komen de muzikanten en vervolgens de hoofd- Merkwaardig is, dat de oudste schriftelijk over-
man der zwaarddansers met zrjn volgelingen geleverde zwaarddans uit Brugge stamt: het
in ganzenmarsch. stedelijk archief noemt den dans in het jaar
Voor iedere hoeve wordt een dans uitgevoerd 1389. Daarop volgen Brunswrjk (1446), Eger
en is dle beëindigd, dan worden de meisjes uit (1448), Keulen (1487), Neurenberg (1490) en
huis gehaald en stevig in een vroolijken dans een heele reeks andere Duitsche steden.
rondgedraaid. Ondertusschen doorzoeken de In Zweden en de Nederlanden dateeren de
narren het huis naar eetbare waar: worst, oudste berichten van pl.m. 1560. Zoo is er vah
spek, ham enz. en stelen, wat ze maar vinden Pieter Bruegel een kennistafereel, dat om-
kunnen. Dit recht op buit is het oeroude steel- streeks dien tijd door P. v. d. Heyden werd ge-
recht der gemaskerden, dat uit hun oorspron- graveerd, waarop zeer duidelijk een boeren
kelijke recht op offergaven is voortgesproten. zwaarddans is afgebeeld en wel de zeer alge-
Want eens belichaamden deze „maskers" als meene figuur van „de brug", een drievoudige
levende Wilde Jacht het Doodenhe. r, dat ook De zwaarddansers houden hun intocht. Naar de hout- dansfiguur die bestond uit het vormen van
snede in Olaus Magnus (lib. 15, cop. 23) uit 1555.
macht over de vruchtbaarheid bezat, zooals De hoofdman spreekt hét slotrijm uit, staande op den een dak van zwaarden, het sluipen er onder
O. Höfler heeft aangetoond. rug van den nar. door en het springen er overheen. Uit de dans-

7
beschrijvingen uit de verschillende plaatsen Maar dat is de Nar zélf ten slotte ook. Tegen-
blijkt steeds weer, dat de dansers tusschen de woordig beschouwen we hem eenigszins als een
zwaarden door moeten springen zonder deze knecht, als een potsenmaker in loondienst en
aan te raken, hetgeen vanzelfsprekend een juist om zijn geringe beteekenis als mensch,
geweldige lichaamsbeheersching vordert. dulden wij zijn grappen.
Zoo is hij ook in den zwaarddans een dienaar,
Al deze figuren, vooral echter „ketting" en die de overtollige zwaarden vasthoudt, een
„brug" zijn karakteristieke boeren danselemen- slaaf die zijn rug aanbiedt aan den voordanser
ten en wel van een krijgshaftigen, zelfbewusten om stevig op de roos te staan
boerenstand. Er is dan ook geen twijfel aan, Maar uit de Engelsche zwaarddansen blijkt,
dat deze dansen oorspronkelijke, oud-Germaan- dat achter den als dier vermomden „nar" een
sche kultuuruitingen zijn, die nauw met den oeroude gestalte schuil gaat, n.l. de Wolfs- of
eeredienst waren verbonden en een plechtig Beerenmaskerdanser, een religieuze dans-
karakter droegen. Tacitus moet reeds berich- figuur die nauw met de Perchten verband
ten over dit soort dansen hebben ontvangen, houdt en met de dooden- en de vruchtbaar-
toen hij schreef over jonge Germaansche kna- heidsgebruiken te maken heeft.
pen, die naakt (of zoo luchtig mogelijk ge- Taalkundig heeft men Nar met Nerthus of
kleed) tusschen scherpe zwaarden doorspron-
Njord in verband gebracht en met het oud-
gen en daarbij veel behendigheid aan den dag Indische nrtü, hetgeen „danser" beteekent.
legden, voor geen ander loon dan de vreugde Zoo zouden de narren dansers bij den eere-
der toeschouwers. De oefening baarde hier dienst zijn geweest, evenals de Maroets, de
kunst, schreef de Romein zelfs. En ook uit de heilige dansers van Qiva.
huidige zwaarddansen is nog het oorspronke- Na de kerstening kunnen de Germaansche
lijk religieuze karakter af te lezen aan de rol- maskerdansers, in hun vermommingen van
len der verschillende spelers in de zwaard- Beer, Wolf en Vos, zijn omgeduid tot demonen
dansspelen. en ten slotte belachelijk zijn gemaakt als
Maar verder dan Tacitus wijzen nog de afbeel- machtelooze grapjassen. Maar in deze positie
dingen uit de voorgeschiedenis terug: de rots- gedrongen, hebben de narren hun tong en
teekeningen van Tanam en Bohuslêin bedoelen hun geest tot een gevreesd wapen gemaakt.
waarschijnlijk met sommige figuren zwaard- En daarin waren zij weer de broeders van de
dansers uit*te beelden en zoo zijn er tusschen De hoofdman spreekt het sloirijm uit, staande op den lagere geestelijkheid, die de kerkelijke hoogtij-
het ontstaan van deze teekeningen en de ge- rug van den nar.
dagen deden volgen door het bespottelijke
schreven documenten verschillende voorwer- ceremonieel der Narrenmissen en Ezelsmissen
pen gevonden, die het „spel metten swaerde"
schijnen weer te geven.
Hoe de zwaarddans dan ook tenslotte uitge-
legd kan worden, het was in ieder geval een
voorjaarsdans uit den ouden eeredienst, die ver-
— tot zij uit de kerk werden gezet en zich bij
de Narren voegden in den fakkelloop met de
band hield met den zonneloop en de vrucht-
Blauwe Schuit.
„DE NEGHEN BESTEN" En wellicht is het overal in de Carnavalspret
baarheid en door de krachtigste jonge man-
Het Germaansche karakter van den zwaard-
nen bedreven werd, of zooals de middeleeuwen gebruikelijke „gekkengetal" 11 eveneens uit
dans spreekt reeds geheel en al uit de dans- omduiding ontstaan. De volkssprookjes doen
figuren, die niet anders dan oneindige in- en het zeggen: door „de neghen besten". Trou-
wens, indien we niets anders wisten dan de ons namelijk de Elven als goede geesten ken-
uitrollende bewegingen zijn, zonnespiralen als nen, maar in de middeleeuwen schrijft men
het ware en bewegingen rondom een middel- namen der verschillende rollen, zou dit reeds over elven als over gedrochtelijke demonen,
punt. De heele dans is één „worden", één duidelijk zijn. Want behalve de nar komen er
die ieder belagen.
„vlieden", begeleid door moedproeven en ge- ook schellendragers, zweep- en roededragers
bij te pas en zij allen hebben de oudste ver- Elf en ommegangsgestalte werden zoo tot één
varen die overwonnen moeten worden. Het is gedemoniseerd wezen. De beteekenis hiervan
bindingen met ons diepste verleden.
een strijdbare, bodem gebonden mannendans, verdween, maar het woord bleef hangen en
die te indrukwekkender wordt, naarmate hij beheerscht als getal de feest-data en allerlei
straffer wordt uitgevoerd. Een dergelijke dans- DANSERS VAN LEVEN EN DOOD formaliteiten en „plechtigheden".
wijze is Noordsch in hart en nieren. Plass- De „Nar" bijvoorbeeld is bij den zwaarddans En wat de invloeden uit het Zuiden betreft:
mann meent er sterke verwantschap met het wel een komische figuur, die voor de pret onze Harlekijnen mogen al veel uiterlijk ver-
dansen om de „Trojaburgen" (draaiburchten) zorgt en onderwijl het geld ophaalt of de buit toon overgenomen hebben van de Italiaansche
in te hebben ontdekt. „steelt", maar hoe landelijker de zwaarddans Arlegueno's, beide zijn zij ten nauwste ver-
Daarnaast beleven wij in het spel de oeroude is, des te „dramatischer" is de rol van der- bonden met Hellequin of Hennequin, den aan-
mythe van het eeuwige „Stirb und Werde", Nar; d.w.z. hoemeer hij in de handeling in- voerder van de Wilde Jacht, die ook „Chasse
één der dansers, hetzij de voordanser '— de grijpt. Ook steunt hij met rug of schouder de de Hennequin" heet.
Koning
— of de Nar wordt gedood, om weer
opgewekt te herrijzen in vernieuwde kracht.
roos, opdat de voordanser erop kan klimmen.
Bij de spelen is hij meestal degene die het
Henne, de doodsgod en aanvoerder van het
doodenhuis, Freund Hein, is ons welvertrouwd
Daarbij treedt de zwaarddans op in de engste „offer" weer tot nieuw leven wekt en wel met als Magere Hein, terwijl de naam Henne nog
verbinding met allerlei andere boerengebrui- een lachwekkende scène, die bijzonder sterk eeuwenlang voort bleef leven in den naam
ken, zooals de Zomer- en Winterspelen, de den indruk maakt een oorspronkelijk plech- van het doek dat de lijkbaar van ons voor-
Wilde Mannendansen, de ommegangen met tige, doch na de kerstening „omgeduide" han- geslacht dekte, het hennekleed.
Ploeg of Schip en andere voorjaarsgebruiken. deling te zijn.
NICO DE HAAS.

In het Bohemer Woud hebben de narren, die de zwaarddansers vergezellen, de Het zwaardenvenster, een der figuren uit de zwaarddansen, die nog heden in
Hudl, hef recht om de huizen binnen te dringen en eetwaren te „stelen". het Bohemer Woud in gebruik zijn. (Foto's „Germanien")

8
Foto: Dr. _. Meller.

GERMAANSCHE GODEN
DONAR EN THOR
wij nagaan wat er ons over- het onweer boezemt zelfs nog ons, mo- luidde in het Noordgermaansch Thor. De

Sis geleverd is van het heidensche derne stedelingen, schrik en ontzag in; hoe
geloof onzer voorvaderen, dan veel te meer moet de Germaan gesidderd
worden wij maar al te vaak te- hebben als een blauwe bliksemstraal de
leurgesteld door het geringe zwarte duisternis van het woud plotseling
aantal of de onbelangrijkheid der gegevens. openreet en een knetterende donderslag
geheimzinnigheden van taalverklaring en
taal vergelijking hebben op den leek ge-
woonlijk een groote aantrekkingskracht.
Maar er is nauwelijks een wetenschappelijk
gebied, waarop meer angels en voetklem-
Vragen wij naar de vereering van Donar hem verdoofde. Zelfs de redelooze dieren men den argeloozen wandelaar bedreigen.
bij de Bataven of de Friezen in het begin zijn verlamd van schrik, wanneer een hevig Men make dus niet uit het feit, dat Donar
van onze jaartelling, dan moeten wij ons onweer woedt; de mensch, die zich van het en Thor eigenlijk hetzelfde woord zijn, de
met een karig antwoord tevreden stellen. gevaar, dat hem daarbij bedreigt, reken- overhaaste gevolgtrekking, dat er tusschen
Wij weten, dat de Romeinen dezen god met schap kan geven, moet zeker niet minder twee andere woorden, die even sterk van
hun Jupiter gelijkgesteld hebben, gelijk de voor de macht van dit natuurverschijnsel elkander verschillen, dus ook wel samen-
naam van den Donderdag ons nog dage- vreezen. Wanneer hij zich dus voorstelt, hang zal kunnen bestaan. Op dit gebied
lijks in herinnering kan brengen. In ver- dat er een god bestaat, die den donder helpt niet in de eerste plaats een vrucht-
schillende inschriften wordt een blijkbaar ontketent, zal deze zich dan niet in een bare verbeelding, maar is een degelijke
Germaansche god Hercules genoemd, onder gruwbare gedaante aan zijn door angst methode van onderzoek noodig.
wien wel niemand anders dan Donar zal ontvankelijk geworden verbeelding open- De Skandinaafsche bronnen vertellen ons
zijn verstaan; hoe zouden de Romeinen baren? Zal men niet moeten denken aan nu juist zulke dingen, die wij in onze
ook niet in den hamerzwaaienden Donar een Germaanschen Quetzocoatl, een mon- Westgermaansche gegevens zoo noode mis-
hun eigen met een knots gewapenden Her- ster van wreedheid, dat slechts met heka- sen: het verhaal van de daden en de lot-
cules herkend hebben? Bergen en heuvels, tomben van menschenoffers verzadigd gevallen der goden. Want daaruit leeren
die den naam Donderberg dragen, kunnen worden kan? wij hun karakter eerst duidelijk kennen;
oorspronkelijk plaatsen geweest zijn, waar- Dit zijn vragen, waarop ons de overleverin- het zijn de mythen waarin zich het wezen
op Donar vereerd werd; maar zeker is dat gen uit het Westgermaansche gebied niet van een godheid openbaart. Nu hebben wij
bij lange na niet, en elk geval verdient toestaan een afdoend antwoord te geven. van Thor een opmerkelijk groot aantal
afzonderlijk te worden onderzocht. Een Het bedroevende gebrek aan kennis ten mythische vertellingen, die ons toestaan
besluit van de Synode van Liftinae in 743 aanzien van den godsdienst der stammen, een indruk van hem te krijgen.
leert ons, dat men toen in Henegouwen het die in den „Romeinschen tijd" ons land be- Laat ik met het volgende verhaal begin-
offeren van menschen aan Donar verbood. woonden, kunnen wij in menig opzicht nen. Het handelt over een reus Hrungnir,
Tenslotte blijkt uit den naam, dat deze god aanvullen door den invloed, dien ons de die eens een bezoek bracht aan het paleis
iets met het verschijnsel van den donder bewaarde geschriften der Noren en IJs- der goden en daar door de goede mede wat
te maken heeft. landers schenken. Om te weten wat Donar grootsprekerig werd. Hij zou heel Walhalla
Ja, wat stellen wij ons daarbij eigenlijk voor een god geweest is, vragen wij dus oppakken en meenemen naar het Reuzen-
voor, als wij zeggen, dat de Germanen een hoe de Skandinaviërs Thor opgevat heb- land, hij zou alle goden dooden, maar
dondergod vereerden? Het verschijnsel van ben. Want wat bij ons Donar heette, dat Freyja en Sif naar zijn eigen huis weg-

9
vatte. Daarop volgden bliksemstralen en den vloer te werpen, want dan beweegt het
donderslagen; heftig vertoornd kwam stuk, dat in Thor's hoofd zit.
Thor aangeloopen, terwijl hij zijn hamer Wat moeten wij van zulk een wonderlijk
zwaaide en dien van uit de verte naar verhaal denken? Het lijkt het meest op
Hrungnir wierp. Deze slingerde zijn slijp- een sprookje; een ernstige mythe zullen
steen daar tegen in en deze trof den hamer wij daar bezwaarlijk in moeten zoeken. Een
in de lucht, zoodat de steen in stukken wonderlijk gezelschap is die reus met zijn
brak; een brok viel op den grond en daar- driekantige hart, die god met een slijp-
uit zijn alle slijpsteenbergen ontstaan, steen in zijn hoofd, dat leemen gevaarte
maar het andere stuk drong in Thor's en die drie dagen oude knaap, dieAurwan-
hoofd, zoodat deze voorover viel. Maar de dill met zijn bevroren teen. De god komt
hamer Mjöllnir trof Hrungnir midden op er in deze geschiedenis ook niet al te best
het voorhoofd, en verbrijzelde zijn schedel, af. Door een leugen wordt Hrungnir bedro-
zoodat hij over Thor heenviel en wel zoo, gen en toch ligt Thor onder den reuzen-
dat zijn eene voet over den hals van Thor voet bekneld en moet hij door een zuige-
heen lag. Thjalfi vocht met Mökkurkalfi, ling bevrijd worden. En ten slotte, wat be-
die weinig eervol verslagen werd. Toen duidt dat, als Thor al zijn levensdagen
ging Thjalfi naar Thor toe om Hrungnir.'s lang met een stuk slijpsteen in het hoofd
voet van hem af te lichten, maar dat kreeg moet rondloopen?
hij niet gedaan. Toen de goden hoorden, Maar toch als wij nader toezien, dan blijkt
dat Thor gevallen was, kwamen zij er allen veel van wat op het eerste gezicht een
naar toe, maar niemand gelukte het den grappig sprookje lijkt, toch wel zin te heb-
reuzenvoet op te tillen. Toen kwam Magni, ben. Zoo weten wij, dat in den tempel
de zoon van Thor, die amper drie dagen twee zuilen stonden aan weerszijden van
oud was en deze slingerde Hrungnir's voet den voornaamsten zetel, waarin een af-
van Thor af en zeide:„Dat is een leelijk beelding van Thor uitgesneden was; daarin
geval, vader, dat ik zoo laat gekomen ben; was een spijker geslagen, die de „goden-
ik denk, dat als ik dezen reus getroffen spijker" heette en zeker een belangrijke
had, ik hem met mijn vuist naar de on- godsdienstige beteekenis had, al ontgaat
derwereld gezonden had!" Toen stond Thor ons de rechte bedoeling daarvan. Maar
op en bedankte zijn zoon en zei, dat hij hog de spijker in de aan Thor gewijde zuil en
eens een flinke kerel zou worden. de slijpsteen in zijn voorhoofd moeten op
Maar intusschen zat dat stuk slijpsteen een of andere wijze met elkander samen-
nog altijd in zijn voorhoofd. Hij ging naar hangen. Ook het driepuntige hart van
een wijze vrouw Groa, de vrouw van den Hrungnir blijkt allesbehalve een grappig
dapperen Aurwandill; zij zong haar toover- verzinsel, want de mythe weet nog te ver-
tellen van een magisch teeken, dat den
naam „hart van Hrungnir" droeg en dat
overeenstemming vertoont met het drie-
Runensteen van Snoldelev. Op dezen Deenschen runen- armige kruis (de triskele), dat wij ook in
steen staat rechts met runen geschreven: Steen van
Gunnwaid, den zoon van Hroald, den Thul (d.i. priester) de klassieke wereld aantreffen. Dit is een
op Salhang. Daarnaast ziet men een figuur, bestaande nevenvorm van het vierspakige zonnerad
uit drie drinkhoorns, die dus samen een triskele vormen. of het zoogenaamde „Hakenkreuz" en nu
Daarboven is nog een vierarmig zonnerad ingeritst. treft het weer zoo merkwaardig, dat de
latere IJslandsche overlevering een ma- i
gisch teeken kent, dat dient om dieven te (
voeren. Op dat gevaarlijke oogenblik komt ontdekken; het heet „Thor's hamer" en het T""~l
Thor van een zijner omzwervingen terug is duidelijk een variant van het „Haken- S J
en schiet in een ontzaglijke woede, als hij kreuz". Eindelijk de teen van Aurwandill!
het beleedigende gedrag van den reus be- Ook hier ligt een overoude religieuze voor-
merkt. Hij dreigt Hrungnir te dooden, maar stelling verscholen; immers ook de Oud-
deze daagt hem uit tot een tweestrijd, engelsche overlevering kent een ster, die
waardoor Thor een heel wat eervoller over- Earendel heet en de mythe, dat Aurwan-
winning zal Kunnen behalen. Daarop gaat dill over een rivier gedragen wordt, past
het in IJsland opgeteekende verhaal aldus merkwaardig met het Grieksche verhaal
verder:
Toen maakten de reuzen een menschen-
gestalte van leem, negen mijlen hoog en
onder de armen drie mijlen breed. Zij von- In Hongarije gevonder. siermunt. Zij is eigenlijk een
den geen hart groot genoeg om daarbij nabootsing van Romeinsche keizermunten, maar de
menschelijke figuur kan Thor voorstellen, daar het dier,
te passen en namen daarom het hart van waarop hef hoofd geplaatst is, door de beide hoorns
een merrie; dit bleek niet standvastig, als bok schijnt aangeduid te zijn. Rechts daarboven
toen Thor aankwam. Hrungnir had een staat weer een hakenkruis.
merkwaardig hart van harde steen en in
drie punten gehoornd, zooals men later ook
de figuur teekende, die^ „hart van Hrung- zangen over Thor, totdat de steen los kwam
nir" heet. Ook zijn hoofd was van steen, te zitten. Toen Thor dat merkte en dacht
en zoo was ook zijn schild, lang en dik en dat hij den slijpsteen wel zou kwijt raken,
hij hield dit schild voor zich, toen hij de wilde hij Groa voor haar hulp beloonen en
komst van Thor afwachtte. Als wapen ge- vertelde, om haar vroolijk te stemmen, dat
bruikte hij een slijpsteen en hij maakte hij op zijn reis uit Reuzenland in een korf
een allesbehalve vriendelijken indruk. op zijn rug Aurwandill meegedragen had.
Naast hem stond de leemen reus, die Hij voerde als bewijs voor zijn bewering
Mökkurkalfi genoemd wordt, en deze was aan, dat een teen uit de mand naar bui-
doodsbenauwd. Thor ging samen met zijn ten gestoken had en dat die toen bevroren
dienaar Thjalfi naar de kampplaats. Toen was, zoodat Thor hem afgebroken en daar-
sprong Thjalfi voorwaarts naar de plaats op in den hemel geworpen had; dat is het
waar Hrungnir stond en zei: „Jij staat sterrenbeeld, dat wij Aurwandill's teen noe-
daar heel erg onvoorzichtig, reus, want je men. Thor zeide, dat het niet lang zou
houdt je schild voor je, maar Thor heeft durerx, of Aurwandill zou wel weer thuis
je al lang gezien en is van plan door de komen; daarover werd Groa zoo blij, dat
aarde heen je van onderen te naderen". zij al haar tooverzangen vergat; daardoor
Toen plaatste Hrungnir het schild onder kwam de slijpsteen niet losser te zitten en
zijn voeten en ging daarop staan, terwijl bleef in Thor's voorhoofd steken. Daarom
hij met beide handen den slijpsteen aan- is het niet geoorloofd, een slijpsteen over Thorshamer, heilsteeken uit Zweden

10
van Orion. Neen, dit is wel zeker: dit won-
derlijke vertelsel hangt niet van louter toe-
valligheden aan elkaar. Al mogen wij ge-
neigd zijn het verhaal als geheel te rekenen
tot een latere speelsche behandeling van
oorspronkelijk ernstig bedoelde mythische
voorstellingen, de motieven, waaruit het is
opgebouwd, zijn zonder twijfel echt.
Maar wat moet deze mythe dan beteeke-
nen? Waarom strijdt Thor met dezen won-
derlijken reus? Wat stellen beide tegen-
standers voor? Wat beduidt het, dat
Hrungnir boven op zijn schild gaat staan
en Thor een slijpsteen in zijn voorhoofd
krijgt? Om eerlijk te zijn: dat kunnen wij
niet met zekerheid zeggen. Wij mogen gis-
sen, dat de nauwe samenhang tusschen
beide symbolen (het vier- en het drie-
armige kruis) bewijst, dat reus en god ook Dubbele bijl uit den steentijd. Deze kan later als donderhamer beschouwd zijn
wezenlijk met elkander verwant zijn en dan
zou men mogen aannemen, dat beiden ver- De ongelukkige, die door den bliksem ge- beide. Dit is ook te begrijpen. Wat aan de
schillende aspecten van den donder zijn: troffen werd, stond stellig onder den toorn goden gewijd is, mag door den mensch niet
de reus het verderfbrengende onweer, van den god. Wij mogen hier aan het merk- aangeraakt worden; zulk een vergrijp zou
maar Thor daarentegen de zegenrijke wer- waardige Romeinsche gebruik herinneren: met onmiddellijke vernietiging gestraft
king daarvan. op de plaats, waar de bliksem in den grond worden. Het gevolg is, dat alles, wat met
Dit laatste nu, de zegenbrengende daad, geslagen was, de door het vuur aangeraak- de goddelijke wereld in verband staat, zich
dat is het wat den dondergod van een don- te aarde zorgvuldig te verzamelen en in te op twee volkomen tegengestelde wijzen
derdemon onderscheidt. Het onweer is niet graven, de plaats door een lamsoffer te openbaren kan: als zegen en als vloek. Elke
alleen de bliksemschicht en de ratelende wijden en dan als een waterput met een goddelijke macht is tweewaardig, ambiva-
donderslag, maar ook en vooral de welda- muurtje te omgeven. De mensch, die door lent; dat is het raadselachtige, dat de
dige regen, die na weken van droogte ein- den bliksem getroffen was, mocht niet op oude heidensche goden zoo vaak kenmerkt.
delijk het dorstende land komt lesschen. gewone wijze begraven worden; hij moest De donderbijl is daarom niet alleen een
Als de bui is afgetrokken blijven de ge- op de plaats zelf blijven liggen, alleen met voorwerp van verschrikking, maar ook een
drenkte akkers, de afgekoelde lucht, de wat aarde bedekt. zegenrijk ding. Gereedschappen uit den
druipende boomen de herinnering aan deze Gewijd, geheiligd kan men zulke plaatsen steentijd, die op een hamer of een bijl ge-
met zooveel geweld losgebarsten weldaad noemen; wij weten echter dat in het hei- leken, werden later hier en daar in den
bewaren. Bovendien is het onweer een ver- densche geloof de begrippen heilig en ver- grond aangetroffen; men noemde ze don-
schijnsel van het zomerhalf jaar; het eerste vloekt onmerkbaar in elkander overvloeien. dersteenen en beschouwde ze als heilige
optreden is een aankondiging van de lente. Het Latijnsche woord „sacer" beteekent voorwerpen; hier had Thor zelf zijn wapen
De visschers weten het even goed als de neergeslingerd. Afbeeldingen van hamers
landbouwers: De eerste donder in Maart werden als heilsteeken gedragen, omdat zij
grijpt de elft bij den staart. In Zweden onheil afweerden. Merkwaardig is het ge-
was het tot voor kort gewoonte, dat de bruik in Denemarken en Zweden op runen-
boer en de boerin zich, zoodra het eerste steenen een hamer af te beelden; dit is te
lenteonweer losgebroken was, samen over merkwaardiger omdat dit eerst optreedt,
den akker heen en weer wentelden. -
Mén zal nu den diepen zin van het onweer
nadat Ansgar met zijn missionneerende
werkzaamheid begonnen was. Zoo schijnt
beter begrijpen. Het hoort thuis in die dit gebruik wel een heidensch protest
breede reeks van verschijnselen, die met tegen de Christelijke gewoonte, op hun
de vruchtbaarheid te maken hebben. Nu grafteekens de afbeelding van een kruis te
moet men daarbij steeds bedenken, dat plaatsen.
voor den in natuurlijke verhoudingen Zoo was de Germaansche dondergod heel
levenden mensch het begrip vruchtbaar- wat meer geworden dan een verpersoon-
heid nooit alleen slaat op het veldgewas, lijking van de onweersverschijnselen; hij
maar ook op het vee in de stallen, ja op was een godheid, die in het maatschappe-
het boerengezin zelf. Zoo hooren wij dat lijke leven een belangrijke rol speelde. Hij
bij het sluiten van het Germaansche hu- was een zegenende macht in het dage-
welijk een hamer een zekere rol gespeeld lijksch bedrijf van den Germaanschen
heeft; daarop berust het komische gege- boer. In een vinnige woordenwisseling tus-
ven van een Oudnoorsch Eddalied, waarin schen Odin en Thor tracht de eerste zijn
verteld wordt, dat de reuzen eens den meerderheid te bewijzen, door te zeggen,
hamer van Thor gestolen hadden. Hoe dien dat hij na hun dood de edelen tot zich
terug te krijgen? De slimme Loki gaat op verzamelt, maar dat Thor alleen de slaven
kondschap uit en komt met het bericht als zijn deel krijgt. Dat is een halve waar-
terug, dat de reus als losprijs niet minder heid. Maar inderdaad zou men Thor volk-
dan Freyja verlangt. Deze briescht van scher kunnen noemen dan Odin. Thor heeft
woede alleen bij 'de gedachte aan zulk een zijn plaats in elke boerenhoeve; wij zagen
smaad en hoe Thor ook tegenstribbelt, er immers reeds, dat het zijn afbeelding is,
zit niet veel anders op dan den listigen die op de zuilen van den eerezetel ingesne-
raad van Loki te volgen. Zoo gaat Thor, als den werd. Bij de gewichtige gebeurtenissen
een bruid verkleed, haar Reuzenheim; een in het menschelijke leven, bij geboorte,
feestmaal wordt gehouden, waarop de bui- huwelijk en begrafenis, wendde men zich
tensporige eetlust en de bliksemende oogen het eerst en het veiligst tot hem. Is er voor
der gewaande bruid niet veel goeds voor- een god schooner eeretitel mogelijk dan
spellen. Eindelijk breekt het oogenblik der fulltrüi, de volkomen betrouwbare, waar-
plechtigheid aan: de reus haalt den hamer mede hij in de Oudnoorsche overlevering
voor den dag en legt dien op den schoot der geprezen wordt?
bruid. Men behoeft niet te vragen, of Thor Zoo krijgt deze god ook een belangrijke
een goed gebruik van zijn wapen gemaakt plaats in het gansche wereldbestaan. Wij
heeft. zullen daarover een volgend maal spreken
De hamer van Thor heet Mjöllnir, een en dan tevens nagaan, of er samenhangen
woord dat wellicht het best als verbrij ze- bestaan met gelijksoortige goddelijke we-
laar verklaard kan worden. Hij is, zagen
zens bij andere Indo-Germaansche volken.
wij, een schrik voor de reuzen, maar daar- Heilsfeeken als hanger in den vorm van een Thors
door ook een weldaad voor de menschen. hamer uit Denemarken. toto's va. den schrijver JAN DE VRIES

11
Vermomde in herfenmasker uit den Oudsteentijd. Holenfeekening Dansende maskergestalten uit den Oudsteentijd (teeke- Hertenmasker van den ketel van Gundestrup
uit „Trois Frères". ' ning te Abri Mège).

VASTELAVOND-MASKERS
He
Vastelavond vreugd is in ons land dit feest onderscheidde zich vanouds door het
nog slechts een volksfeest in enkele meest fantastische uit-de-band-spr ing-en, dat
plaatsen in „het Zuiden". Eens was
dit anders en voornamelijk in de mid-
over den oorspronkelijken zich maar denken laat.

deleeuwen had iedereen deel aan de


zin van de gemaskerde WILDELIJCK SPELEN ENDE
pret, tot de lagere geestelijkheid aan toe
hoewel de kerk er groote bezwaren tegen had.
— DRONCKENSCHAP
„Met allerley nerrerije, sotternije, mommerie,
Bezwaren, die de wereldlijke overheid gedeel-
telijk deelde en die zich richtten tegen dat deel
gestalten uit den dantsen, speélen, dronckenschap, gulsicheyt,
van ht feest, dat het volk juist ten koste van ende al wat de Heydenen op de selve tijdt als
wat ook wilde behouden, het vermomd rond- voorjaarstijd sij hare Bacchanalia hielden, plachten te
doen", schreef Walich Sieuwertsz. in 1604 in
loopen, het dragen van maskers.
Steeds weer heeft de kerk storm geloopen zijn „Roomsche Mysteriën", zóó viert men
tegen dit gebruik, eeuwenlang lieten de Vastelavond.
stedelijke regeeringen keuren afkondigen, het pret plaats vond, daarom Sporkelveld werd En twee jaar later voegde Caspar Coolhaes in
hielp allemaal allemaal niets, men wilde de genoemd en de maand, waarin dit festijn zijn „Comptoir Almanack" daar aan toe: „Ja,
maskers niet prijs geven. genoten werd Sporkelmaand. Inderdaad heet vele mans treeken dan niet alleen vrouwe-
En toen na de reformatie eindelijk de Vastel- de Sprokkelmaand in het middelnederlandsch cleederen ende vrouwen manscleederen aen,
avondpret in de protestante gebieden af- „Sporkelmaent" of „Sporkele". maer mismaecken hun verder met momaen-
stierf, bleek één ding onuitroeibaar: gemas- Niettemin heerscht er geen eenstemmigheid sichten ende hebben harpen, psalten, tambo-
kerde feesten, die nadien in die gebieden over deze afleiding en zijn er nog zeven rijnen, luyten, cyters, vedelen, duytsche
echter binnenshuis gehouden werden. andere min of. meer gewrongen duidingen fluyten, pijpen, ende wijn in haeren welleven,
Ook heden getuigen de gemaskerde bals nog gewaagd o.a. dat Spor kille „spoor van koude" ende sien niet op dat werc des Heeren ende
van onze neiging om zoo af en toe eens zou kunnen beteekenen, dat „sprokkelen" ge- hebben gheen acht op het geschapen sijner
„wat anders te zijn". woonweg het verzamelen van dorre takjes handen."
Ongetwijfeld is er bij de hedendaagsche voor het haardvuur beduidt en dat „sprok- Ja, zei Sieuwertsz., en dat doen nog wel „die
Vastelavondpret
men tegenwoordig
—— CarnavaJjsfeesten zegt
meestal heel weinig
kelle" sprong of schrikkel zou zijn en dan
wijzen zou op de functie van sChrikkelmaand.
welcke haer ghereformeert noemen endcdaer
voor aenghesien willen sijn "
zinvols te ontdekken. Onloochenbaar is ook Dan is achter het verband tusschen dit Spor- „Zij liepen rond", zegt Ter Gouw, „met bran-
veel van de Carnavalspret die in onze zui- kelle en Sporkel ook niet ver te zoeken, want dende toortsen; sommige vermomden zich als
delijke streken in navolging van de Rijn- narren, anderen als duivels, velen als dieren,
landsehe feestelijkheden wordt gemaakt, di- vooral als kalven en dansten en sprongen als
rect of indirect aan het zuiden, aan Italië en razenden."
Frankrijk ontleend, zooals reeds eeuwen ge- Aan deze wilde en woeste vermaken nam zelfs
leden zich Romeinsche invloeden van ver- de geestelijkheid deel, want in deze dagen
wante voorjaarsgebruiken deden gelden. heerschte de omgekeerde wereld. Ook het
streng verboden dobbelen werd in de stads-
SPORKEL keuren uitdrukkelijk op deze dagen toege-
Niettemin gaat achter deze vroege voorj aars- staan. In de Kronrjk der stad Alkmaar heet
vreugde heel wat schuil, dat niet werd ge- het: „Voort en moet men gheen spel spelen
ïmporteerd, maar uit oeroud eigen verleden met taerlinge om geldt, uytgeseyt drie dagen
stamt. Natuurlijk ging na dc kerstening veel ep den Vastelavondt."
van dit eigene verloren, maar tot aan dc Waar de overheid echter geducht het land
hervorming bleef ook nog heel wat gehand- aan had, was aan het „loopen met mom-
haafd. Pas daarna zijn bij ons in dc pro- aensichten", waartegen al heel vroeg bezwaar
testante gebieden deze volksgebruiken geheel werd gemaakt vanwege de bedreven geweld-
en in dc roomsche streken bijna geheel ver- dadigheden en onzedelijkheden door ge-
dwenen. Maar niet zonder slag of stoot ien maskerde lieden, die onbekend wenschten te
in dc 17de eeuw werden zelfs aan verschei- blijven' en daar, dank zij hun masker, ook al
dene Protestante hoven dc Carnavalsver- heel gemakkelijk in slaagden.
maken weer hervat. Temeer, omdat er in vele streken oeroude ge-
Tegenwoordig zijn in vredige tijden dc Frari- bruiken warsn. waarbij gemaskerden het recht
sche en Italiaansche Carnavalsfeesten nog hadden de woningen birmer. te dringen. Ge-
steeds met grooten luister omgeven, maar in bruiken, die, losgemaakt van den oorspronke-
onze streken was dit festijn, zooals gezegd, lijken eeredienst, spoedig moesten ontaarden
voornamelijk in dc middeleeuwen van betee- tot zinlooze baldadigheden.
kenis, toen bijna iedereen mee deed aan dc
Vastelavondpret en deze dagen benutte om VERBOD VAN MASKERS
eens flink dc bloemetjes buiten te zetten. Nu is het opvallend, dat wat er ook verdwenen
Raepsaet weet te vertellen, dat het feest hier Wolfsmasker op de zwaardschede uit Gufenstein (Wü moge zijn, zeker niet de lust om gemaskerd
Sporkel heette en dat het terrein, waarop dc temberg). rond te loopen en nog steeds voelen velen

12
Neurenberger Schembartblad uit 1456. Gestalte met Man met levensroede, geheel in dennegroen gehuld en met „Wilde Vrouw" met „Houfmannefje" en pop.
levensroede, bellen en vischjes. De levensroede bevat spiegeltjes behangen. Bellen aan den gordel (1539). De De pop, het wikkelkind enz. zijn zinnebeel-
buskruit en gaat af als er mee geslagen wordt. spiegel verdubbelt het leven en is zoo een vruchtbaarheids- den van het volle leven, dat in hun wezen
zinnebeeld. nog besloten ligt.

zelfs het dragen van de moderne stompzinnige ken", die de oogst bepalen en daarmede weer men uu nog elders bij vele voorjaarsgebruiken
carnavalsmaskers als een romantische be- de levensmogelijkheden var\ de menschen, hün bewonderen kan, zoowel bij de Perchten-
vrijding van hun burgerlijk gareel, waarbij vruchtbaarheid in verband met bloed en loopen als bij de traditioneele volksspelen en de
zij onbekend eens flink voor gek mogen spelen. bodem! Vastelavondpret, zijn dikwijls kostbare stalen
En juist daar moet de overheid, die steeds Onze boeren voorouders begrepen deze natuur- van een hoogontwikkelde volkskunst.
naar orde streeft, niets van hebben; die van lijke orde klaarder en beter. Voor hen was de Zij werden vroeger door leden van de beeld-
Deventer kondigde in 1479 al het gebod af: vruchtbaarheid een deel van hun diepste en maskersnijdersgilden vervaardigd en nu
„Nyemens en sall gaen myt verdeckede ange- „Heil" en zij zagen dit Heil verbonden met den zijn er nog wel enkelingen, die deze kunst naar
sichte up ghiene stede", die van Amsterdam: loop der zon. den aard beoefenen, al is dit in Nederland niet
„Nyemant en moet gaen mit verwimpelde of De zinnebeelden van hun eeredienst getuigen (meer) het geval.
mit verdeckte aensichte bij nachte noch bij hiervan op even eenvoudige als sprekende
daghe" en om goed duidelijk te zijn: „man wijze. En ook hun gebruiken deden dit. Een van hen is meester Ehrhardt uit Parten-
noch wijff, knecht noch maget" mochten „tsy
voor momme ofte voor duyvel" langs den weg
Alleen — deze gebruiken zijn in den loop der
eeuwen vervormd, want zij zijn na de kerste-
kirchen, die de traditie van de Werdenfelser
Gau in dit opzicht niet alleen hooghoudt, maar
loopen. Dat was op 25 Januari 1461, maar in ning reeds óf geheel uitgeroeid óf in hun tevens optreedt als ceremoniemeester bij de
1472, 1491 en nog later werd deze verordening tegendeel omgeduid, door de oorspronkelijke boerenbruilofteh.
vernieuwd —maar geen mensch die zich daar
veel van aantrok.
gestalten te demoniseeren.
Dit eenmaal begrijpend, kunnen wij uit de res-
Daar, in het Werdenfelser land worden nog
vele mooie maskers gedragen, zooals in de be-
Ook in Deventer werd de keur in 1490 ver- ten van het verleden nog veel nagaan, van wat kende dorpen Garmisch, Partenkirchen en
nieuwd, waarbij de edelachtbare heeren eens heilig en zinvol was. Bijvoorbeeld: de ge- Mittelwald.
hoopten door wat toegeeflijkheid tenminste bruiken van Vastelavond. Er zijn gezinnen, die wel twee dozijn van die
iets te bereiken: „dat desen vastelavent oude maskers bezitten, die zeer zorgvuldig be-
nemantz na vijff uren namiddage met ver- HET MASKER ALS VOLKSKUNST waard wordefi en als een kostbaar erfgoed
deckten angesicht oft vermummet langes die Vastelavond is een kalenderfeest, dat zoowel in
worden beschouwd, al worden zij ook wel on^-
straeten gaen sal" dus overdag kon het er derling geruild om de vermomming nog raad-
de groote steden als ten plattelande gevierd selachtiger te maken. Vooral veel heksenmas-
dan mee door; maar voor de rest was het ver-
boden, en niet alleen op straat, maar ook „op wordt. Wel is het feest in de steden pas in de
negentiende eeuw naar Zuidelijk voorbeeld ge- kers werden daar gedragen, maskers met
wynhuse, byrhuse, noch anders nerghens in langen neus en spitse kin. Zeer merkwaardig
organiseerd, vol met zinlooze, volkomen
husen." zijn de „fluitende maskers" met gespitste lip-
Alleen — de gekken hoorden natuurlijk nooit
dat het allang vijf uur had geslagen!
uiterlijke dingen, maar ook--deze kunstmatige
vieringen hebben één trek met de oeroude, in-
heemsche boeren-vastelavondgebruiken ge-
pen, waardoor de dragers angstaanjagende
fluittonen laten hooren als zij gemaskerde
Vanzelfsprekend is een dergelijk verwoed vol- mededingers ontmoeten. Hetgeen in onze ge-
meen: de hierboven reeds geschetste lust om bruiken ook niet onbekend is: de Amelandsche
gehouden gebruik niet uit dwaasheid alleen gemaskerd rond te loopen. Deze drang is niet
geboren. Wat wij er door deze „keuren" van alleen zeer oud, maar men had er ook veel „Sinterklazen", die een stukje van een glas-
te zien krijgen, zijn slechts de verwilderde gordijn als masker dragen en in witte doeken
voor over, want de echte oude maskers, die
vormen ervan, de ontaardingsverschijnselen, gehuld rondgaan, spreken niet alleen net als
toen het religieuze, stuwende en ordenende de Perchten met verdraaide stem, maar blazen
element er allang aan was ontvallen. ook op fluitjes of op „buffelhorens", die dik-
Eens echter is dit alles anders en zinvoller ge- wijls al heel lang in de familie in gebruik zijn.
weest en wij kunnen dit alleen nagaan, als wij Maar om op de maskers terug te komen: Niet
ons verdiepen in de wereldbeschouwing van alleen ontstonden er allerlei groteske, vreemd
den Germaanschen boer en in de zinnebeelden vertrokken menschengezichten onder de scher-
Van zijn wereldbeeld. pe beitels der maskersnijders, maar ook allerlei
tusschenvormen, waarin menschelijke en dier-
lijke vormen in elkaar overgaan. Maar er zijn
HET HEIL DER ook vele rustige, harmonische, ja goedaardige
gelaten bij, oude baardige manskoppen van
VRUCHTBAARHEID welwillend karakter. Als volkskunst behooren
Zoo is bijvoorbeeld het begrip „vruchtbaar- deze werkstukken tot het mooiste, wat er op dit
heid" voor den „modernen" mensch meestal gebied bestaat. Niet alleen komt de boeren ver-
niet meer dan een der vele eigenschappen yan beeldingskracht er op de meest verschillende
de levende natuur. Hij spreekt gedachteloos manieren in tot uitdrukking, maar ook zuiver
van „vruchtbare aarde" en maakt zich verder kunstzinnig zijn er ware prachtstukken bij.
niet bezorgd. Pas als zijn wereld in nood raakt, Men moet deze oude houten, vaak zeer dun
krijgt vruchtbaarheid voor hem weer beteeke- uitgeholde maskers met hun fijne bestorven
nis. Hij gaat vaag beseffen, dat heel zijn be- kleuren in de hand hebben gehad, om goed te
staan, ja zijn leven afhangt Van boer en bodem
en —van de machten „achter wind en wol-
Wollsmaskér op een bronzen plaatje uit Torilunda
(Zweden).
kunnen beseffen hoe volkomen deze volkskunst
in wezen was.

13
Engelsche voorjaarsdans met herfengeweien Langneuzig masker uit het Werdenfelser land, gesneden
in de tBde eeuw.

„Kübele-Majen" proberen met natte doeken de


MENSCHEN IN DIERENMASKERS OUDE MASKERS, DIE NOG gezichten der omstanders af te wrijven.
In zijn schetsboeken bewaart meester Ehrhardt GEDRAGEN WORDEN De „Spottlachnerin" draagt hol klinkende
de teekeningen van overgeleverde vermommin- De kerk, die deze jaarlijksche uitbarstingen houten bellen en een uit maisbladen vervaar-
gen, bijvoorbeeld het hert „Mulli" en de van levensvreugde niet kon ordenen, ging er digde hoepelrok.
„Sneeuwgans". Zooals meestal zijn met deze natuurlijk heftig tegen te keer. Vanaf de Onder de feestwagen die meerijdt bevindt zich
maskers plaatselijke legenden verbonden en is zevende eeuw al trouwens. het „Maankanon". De Schemen grijpen een
men zich niet bewust van den oorspronkelijken Maar nog zijn deze gebruiken, om in dieren- vrouw uit het publiek, „verhooren" haar en
zin van deze vermommingen, noch van het en andere maskers rond te loopen niet sluiten haar dan in een dichte kabine. In haar
algemeen voorkomen van hert en vogel bij de geheel verdwenen. Zelfs zijn zij nog niet overal plaats wordt nu een levensgroote pop uit het
voorjaarsgebruiken en in het bijzonder op geheel versteedscht. Om bij het reeds genoemde kanon „naar de maan geschoten" en door de
Vastelavond. Toch is het nog niet eens zoo erg Garmisch-Partenkirchen te blijven: daar was toeschouwers juichend opgevangen.
lang geleden, dat zoowel ten plattelande als in het Vastelavondloopen volgens een eeuwen- Hoewel hier pas van den laatsten tijd, komt
de steden dezelfde gemaskerde verschijningen oude traditie en met de prachtige reeds be- het uit een kanon schieten van een „boos wijf"
rondliepen en daarbij een geweldig lawaai schreven maskers nog in 1927 volop in zwang. reeds bij de Neurenberger „Schembartlaufen"
maakten en de zotste vertooningen hielden. De voornaamste gestalten waren de zooge- voor. Het „prellen" van een pop treft men
Toen Sebastian Franck in zijn „Wahrhaftige naamde „Schellenrührer", twee mannen in overigens in allerlei vormen bij de Vastelavond-
Beschreibunge aller Teile der Welt" van 1567 witte kielen met rijk geborduurde bretels. De gebruiken op allerlei plaatsen aan, zooals bij
alle deelen van de wereld beschreef, deed hij een treedt op als voordanser met een boog- de „Jackelschützen" te Mittelwald.
dit aldus: vormig vastgehouden versierde zweep in beide
„An diesem Fest pflegt man viel kurzweil, spec- handen. De ander danst hem na, met een dik Vastelavond-figuren zijn ook de „Fasaleggen"
tackel, spil zu halten, und steenen, turnieren leeren kussen om de heupen, waarop hij een van Effelstrich, het door zijn duizendjarige
Fassnacht spil. Da verkleyden sich die leuth, gordel van zware koeklokken torst, die hij in linde beroemde dorp in beneden-Frankenland.
lauffen wie narren und unsinnig in der Stadt
umb, mit mancherley abentheuwer und fan-
de maat laat klepelen
veer honderd pond!
— een vracht van onge- Zij dragen over hun witte kleeren breede ge-
kleurde linten en een groote, groene, gevloch-
tasey, wer etwas Narrisch erdenkt, der ist De „Schellenrührer" dansen voor ieder huis en ten hoofdbedekking. Uitgerust met lange zwee-
meister. Da sihet man in seltzamer rüstung, dit brengt zegen en belooft vruchtbaarheid. pen rumoeren de Fasaleggen door het plaatsje,
seltzame mummerey, die fraweninMannskley- De „Kitteltrager" zijn jongemannen, die zich vangen de meisjes en maken haar gezichten
dern, und die Marmer in weiblicher Waat, und als oud wijf of als heks verkleed hebben, ande- zwart. Op Vastelavond-Maandag trekken zij
ist fürwahr scham, zucht, erbarkeit, fromb- ren weer dragen een „Flecklagwand", d.w.z. een naar het naburige Bayersdorf, waarbij zij twee
keit, an diesem Christlichen Fest theuwr, und kleed van lapjes stof. Weer anderen laten zich in stroo gehulde jongelieden als „Fastnachts-
geschicht vil taübery, doch verrichts geit alles als herten verkleed rondleiden of loopen rond baren" meevoeren.
in der beicht, all bosheit und unzucht ist ziem- als „dwergen" met een masker voor het onder- Er zij hier terloops nogmaals op gewezen, dat
lich an diesem Fest, ja ein anstandt. Etlich lijf en aangenaaide armen op heuphoogte, ter- het lawaaimaken van Oud-in-het-Nieuw-
lauffen ohn all scham nackend umb, Etlich wijl het bovenlijf geheel verborgen blijft. zangers, het inschieten van het Nieuwe jaar,
kriechen auff allen vieren wie die Thier, Etlich het rumoer in de Vastelavondtijd met bellen,
seynd Münck, Etlich König auff diss Fest, Et- VRUCHTBAARHEIDS zweepen, rommelpot, ratel enz. oorspronkelijk
lich gehen auff hohen steltzen mit fliegeln und GESTALTEN niets te maken had met het verjagen van
langen schnabeln, seind storeken, etlich baren, booze geesten of het afweren van demonen.
etlich Wilde, etlich Holtzleuth, etlich Teuffel, In de Tiroler bergen bleven eveneens nog vele Dit zijn allemaal begrippen, die pas uit den
etlich tragen ein frischen menschen kadt Vastelavondgebruiken bewaard. Een er van is tijd na de kerstening kunnen stammen.
(„uitwerpsel") auff einem klissin herumb, und het Schemenlaufen te Imst. Hoewel volkomen Voor den Germaanschen mensch moet dit
wehren ihm der fliegen, wollte Got sic müss- tot toeristenfeest ontaard, treffen nog vele een heel andere, n.l. zinnebeeldige beteekenis
ten im auch schneitzen und credentzen " oude maskers door hun schoonheid. hebben gehad: het uitdrukking geven n.l. aan
Men ziet het: het lijkt wel een schilderij van Van de meeloopende figuren treffen vooral de de gedachte, dat de natuur ontwaken gaat
Boeren Bruegel: men bedrijft allerlei dwaas- „Scheller", die zeer groote koeklokken aan den
en het koren gewekt wordt.
heden, vertoont kluchten, houdt steekspelen, gordel dragen en een reusachtige hoofdbedek-
Keeren wij echter van de maskerdragers tot
loopt als nar rond: hoe zotter hoe mooier. De king van kunstbloemen, loovertjes, spiegeltjes
de maskers zelf terug.
mannen loopen in vrouwenkleeding en omge- e.d. Verder de „Roller" met een kleinere hoofd-
bedekking en een breede gordel met kleine Nieuwe maskers van de oude kwaliteit en hoe-
keerd. Christelijke deugden zijn zeldzaam en
alles schijnt geoorloofd. Daarna wordt er ge- belletjes. danigheid worden echter door de boerenj eugd
biecht en is men er af. Velen loopen poedel- De „Sacknerinnen" toonen vrouwelijke demo- weinig meer besteld. De prijs, die omgerekend
naakt rond, anderen loopen op handen en nentronies, „Hexen" slaan met bezems om zich meer dan honderd gulden bedroeg, wordt
voeten als dieren. Men ziet vermommingen als heen en met groote spitse hoeden uitgedoschte tegenwoordig, nu het gebruik louter een ver-
monniken, koningen, ooievaars, beren, wilde „Tuxner" verweeren zich met ballen van stof, maak is geworden en geen volksgeloof meer is,
mannen, duivels, enz In Breda gingen de terwijl de „Russier" de gezichten der toeschou- als te hoog beschouwd. Honderd jaar geleden
Vastelavondsotten uit „dweilen" met een haring wers mèt roet insmeren en de in rococodracht dacht men er echter nog anders over. Toen
in een kooitje of een bokking aan een halsband! gehulde „Spritzer" met water spuiten. De liep een boerenjongen, die zijn dienstplicht te

14
Een stoer gesneden Perchtenmasker uit Tirof De „dwergen", maskers, die aarde-krachten voorstellen „Barengfries" of berenmasker uit het Zwarte Woud.
Werdenfelser land.

München vervulde, 's nachts van München waartoe het maskergeheim in stand gehouden De menschen van deze rassen, die als voor-
naar Partenkirchen, liep daar den heelen dag moest blijven. loopers of voorvormen Van het eigenlijke
„met de bellen" en liep den volgenden nacht Op Ameland drijven de jongeren dan ook kin- Noordras beschouwd kunnen worden, beschil-
weer terug, opdat zijn dorp een vruchtbaar ders en ouwelui de kamer uit als zij zich ver- derden op verbazingwekkend knappe wijze de
jaar zou mogen tegemoet gaan mommen gaan. wanden en plafonds van hun holen. Op deze
Zoo hadden in Oosterhout de Vastelavond
gekken de gewoonte om de huizen gemaskerd
- schilderingen zijn reeds zeer duidelijk mas-
kerdragers afgebeeld, o.a. gestalten vermomd
MASKERS UIT OEROUD binnen te dringen onder het zingen van: als hert, wolf, beer of bok.
VERLEDEN „En als ge me kent
Deze voornoordsche maskers zullen een
andere beteekenis hebben gehad, dan die
Het spreekt vanzelf, dat hoe onbedorvener, Dan krijgt ge 'ne cent welke door de latere Noordrasmenschen aan
hoe boerscher en oorspronkelijker het ge- Dan kent ge me nog nie." hun maskers werd gehecht, maar het is toch
bruik van maskers bewaard bleef, hoe min- merkwaardig om te zien, hoe oud sommige
der het masker afzakte tot een frivool speel- Maar niemand zal op dergelijke dagen zelfs
maar probeeren om achter het masker van gestalten zijn, want herten, beren, wolven en
goed en hoe mèèr het een ding van zinne- bokkenmaskers komen ook in dezen tijd nog
beeldige beteekenis bleef. een dorpsgenoot, te gluren en daarom wisse- voor en zoowel het hertenmasker als de beer-
Want in wezen zijn de Germaansche maskers len de Beiereche en Zwitsersche maskerbezit-
vermomming spelen juist bij de voorjaarsom-
onpersoonlijke voorstellingen van de godde- ters hun kostbare erfstukken regelmatig
onder elkander in het diepste geheim uit en megangen een grooten rol.
lijke krachten in het Al: opbouwende en af-
brekende krachten. Maar oorspronkelijk zeker verkleedt men zich in Limburg nog vier of vijf-
DE ZIN DER VASTELAVOND
geen duivels- of demonenmaskers

en waar
men heden van demonen en heksen spreekt,
maal per avond op een verschillende wijze.
Daarom was het vroeger op zulke dagen ook
aan de gemaskerden verboden de kerk te be-
GEBRUIKEN
betreft dit zeker late vormen en nooit kregen Als wij de Vastelavondgebruiken op den keper
die maskers hun naam van de boeren zelf. treden: zij waren immers geen gemeentele- beschouwen, dan ontdekken wij alras, dat de
In enkele streken voelt men die oorspronke- den meer, maar bovenmenschelijke machten; feestelijkheden van oudsher in handen waren
lijke, zinnebeeldige beteekenis ook heden nog. ja, volgens de kerk: demonen of duivelsge- gesteld van bepaalde volksgroepen, n.l. ten
Ja, d__r, waar de verbeelding zich nog volko- zellen. platteland© neerkwamen op de jongelingschap
men vrij ontplooien kan, speelt de mensch en later in de steden op de gilde-gezellen in
niet wat het masker voorstelt, maar voelt hij De kerk zag dan ook dergelijke gebruiken navolging van het oude boerengebruik. Op
zich zoo „gegrepen" door den zin van het
masker, dat deze kracht in hem zelf levend
heelemaal niet graag — integendeel. Zoo
ijverde bijvoorbeeld de Hl. Elegius, die in 659
Ameland is dit uitsluitende recht van de jon-
gelingschap nog heel goed te herkennen:
wordt en zijn persoonlijkheid overheerscht. stierf, reeds tegeh de Vastelavondgestalten en ouderen hebben niets te vertellen over de ge-
in het bijzonder tegen de dierenvermommin-
Hij is eenvoudig, wat zijn masker uitdrukt en
niet meer de zoon van boer die-en-die.
Al hebben wij in onze volksgebruiken geen
gen
— en dle waren er juist nogal wat! De
kerkelijke overheden zagen er echte heiden-
maskerden en kinderen natuurlijk ook niet.
Hoewel na de kerstening door de kerk-actie
alle mogelijke gebruiken en gestalten van
sche gestalten in en zoo lezen we eeuwen midwinter- tot oogsttijd op Vastelavond wer-
echte mooie maskers aan te wijzen, de ge- later in het ,JOevoot ende Profitelyck
bruiken en zeden van den ouden maskertijd Boecxken" nog:
den samengedrongen, overheerscht toch den
zijn niettemin nog niet gehéél verdwenen, al zin van de voorjaarsgebruiken, die meestal de
bestaan de „maskers" tegenwoordig uit een Vastelavont, vals bedroch andere gestalten in zich opgenomen hebben.
papieren „grens" van een dubbeltje of uit een This recht, dat ick u hate; Zoo treffen wij in de Germaansche wereld
voor het gezicht gebonden lap. Ghi cont wel van Gods kinderen behalve Perchten en Schemen, Narren en
Want aan vermomde gestalten, die hun taak Verdoelde scaepkens maken... Duivels ook Bok, Beer, Kalf, Vos,
zeer ernstig opvatten, ontbreekt het bij ons nog Haan en Hert aan, om enkele belangrijke
niet. Deze vrees heeft eeuwenlang den strijd tegen dlerenmaskers te noemen.
Dit blijkt vooral uit dat merkwaardige „Sinter- het masker bezield en de taaiheid waarmede Maar tevens geheel met groene twijgen of
klaasfeest" op de eilanden in ons Noorden, een het zich zelfs tot heden nog hier en daar wist stroo omwikkelde figuren. De deelnemers aan
feest, dat weer trekken vertoont van een bij- te handhaven, is misschien wel het beste te de ommegangen werpen met asch, smeren
zonder vervroegd voorjaarsfeest, dan van een begrijpen, als wij eens nagaan hoe oud deze met roet, spuiten met water, slaan met
midwlnterfeest. gebruiken wel zijn. twijgen of roeden, gedragen zich kluchtig en
De Texelsche en Amelandsche „Sinterklazen":
de schrikwekkende „Zwarte Klazen", „Baan-
Wij moeten daartoe duizenden jaren terug-
gaan. Naar tijden zelfs, waarin niet alleen
— bedelen om geld of vette spijzen.
Hoewel soms oorspronkelijk uit een ander
en Straatvegers", enz., zijn eigenlijk Perchten. van Germanen nog geen sprake was, maar feesttij stammend, hebben deze zinnebeeldige
Aan hun loop zijn enkel de ingezetenen gerech- ook het Noordras nog niet gevormd was. handelingen bij de Vastelavondgebruiken over-
tigd deel te nemen. De Amelander Sinterklazen De eerste duidelijke afbeeldingen van gemas- wegend een beteekenis, die met de vrucht-
hebben het recht overal binnen te dringen, kerde gestalten treffen we aan in den Oud- baarheid van mensch, dier en akker samen-
waarbij zij met hun versierde stokken de steentijd, toen de menschen van het Cro hangt gekregen. De uitbeelding ervan is vaak
vrouwlui tegen de beenen slaan, om die tot Magnon en het Aurignac-ras nog gebruik drastisch en spreekt voor zichzelf. Dit blijkt
dansen te dwingen. maakten van de enkele tientallen jaren pas ook uit de latere groepsvoorstellingen op mee-
Dit is de oeroude vrijheid der gemaskerden, herontdekte woonholen (25000—10000 v.o. jrt.). gevoerde feestwagens of sleden: de ommegang

15
Een maskerspel uit den Vasielavondtijd, naar een houtgravure, geteekend: Bruegel 1566. Een der gestalten is
als vorst vermomd met baard, kroon en rijksappel, een ander is met zwaard en boog gewapend, terwijl rechts
een vrouw een ring omhoog houdt. Het middelpunt vormt een met bladranken, schubbenkleed en wild harig
masker vermomde figuur, die met een zware knots gewapend als „de Wilde Man" is gekarakteriseerd, een
der meest algemeene zinnebeeldige voorjaarsgestalfen. De prent staat bekend als: de maskerade van „Ourson
en Valenfijn", hef middeleeuwsche verhaal van de twee edele broeders, waarvan er een door een beer werd
opgevoed en zoo als wildeman in het bosch groof wordt. Lafer vinden de beide broeders elkaar na
turen terug. Ook de beer speelt een groote rol in de voorjaarsgebruiken. Lef op de merkwaardige
veel avon-
steenen
„spaarpotten", waarin de vrouwen op den achtergrond geld voor de speellieden inzamelenl

DE STRIJD VAN DEN VETTEN VASTELAVOND


TEGEN DE MAGERE VASTEN
„De bruiloft van Mopsus en Nisa", naar een gegeven uit de Eclogae van Virgilius en onder het volk bekend
als het spel van „de vuile bruid". Hef heele tafereel vindt men terug op het groote schilderij van den strijd
tusschen Vasten en Vastelavond. (Ook hier weer het steenen geldpotje als centenbakje.) De gravure is ge-
teekend Bruegel en gedateerd 1570 en draagt naast den naam van den uitgever H. Cock hef monogram van den
graveur P. v. d. Heyden.

Het „dooden van den Winter" heeft lr* de


volksgebruiken dikwijls den' vorm gefcregen
van een tweekamp tusschen Winter en
Zomer, waar de kerk later de legende van
St. George en de Draak heeft ondergescho-
ven. Maar ook is er de inhoud aan jegeven
van den strijd tusschen Vasten en Vastel-
avond. Reeds uit de 13de eeuw is er een derge-
lijke gekerstende vorm bekend: n.l. de fran-
sche tekst in 586 versen van de ,£at(lMe de
Karesme et de Charnage", die door de Partij
der Dikken tegen die der Duimen uitgev°ch-
ten wordt. De vette Vastelavondgestalteil win-
nen. Sinds 1497 hooren wij van Vastel»v°nd-
processies in Italië, waarbij priesters, spot-
liederen zingen. In 1505 vocht op de n_»rkt te
Zittau de Aschwoensdag als Haring vermomd
tegen den Vetten Dinsdag, die als Braadworst
was gekleed. In de 15de eeuw duikt het twee-
strijd-motief reeds op in een gobelin, *aarna
velen dit onderwerp eveneens aangreper-> o.a.
Jeroen Bosch. Pieter Bruegel werkte &et ge-
geven op meesterlijke wijze uit in zijn schil-
derij van 1559: ,pc strijd van de Vasten tegen
den Vastelavond".
Verwant is het thema van "zijn „Strijd "-n de
spaarpotten tegen de geldkisten." Het selderij
bevat een schat van gegevens over de Vastel-
avond-viering. De linker helft van het paneel
bevat al de zotten en narren, de speeWeden
en de bedelaars, rechts, vindt men de kerke-
lijke figuren, de behoeftigen, de zieken en
foto's: Arch. A.P.

16
mismaakten. In 1558 verscheen bij H. Cock al
Naar hef schilderij van Pieter Bruegel. Paneel 118X16.,5 cm. — 1559.
naast een groote beslagschotel bezig met het haringen op. Als hoofddeksel draagt deze ge-
een kopergravure over hetzelfde onderwerp, bakken van wafels. Zij snijdt juist de uitge- stalte een bijenkorf, waar de bijen uitzwermen.
met het onderschrift: ,JDen vetten vastelavont knepen deegranden van het groote wafel- Ziet men links bij de Vastelavondvierders een
met alle sijn gasten compt hier bestriden die ijzer af. paar mannen om honingkoeken dobbelen,
mager vasten". Rechts van haar af loopen een man en een rechts bij de Vasten ligt een lijk onder een
De hoofdfiguur op het schilderij is de Vastel- vrouw. wit hennekleed. Behoeftigen bedelen om aal-
avond, een geweldige Holle Bolle Gijs, die op Daarachter zien we een nar met een bran- moezen, een naast een ziek kind gezeten non
een groot vat zit. Een paar ijzeren potten dende fakkel. Tusschen deze figuren en de houdt de kerkbezoekers een houten bord voor.
dienen hem tot stijgbeugels, voorop den ton herberg strompelt een stel mismaakten, waar- Het gevolg van de Vasten bestaat uit kinde-
is als een boegbeeld op een schip met een van er een een schoudermantel met vosse- ren, van krakelingen en hamerklappers voor-
keukenmes een ham vastgestoken. Het vat ligt staarten behangen draagt. De vossestaart zien. Een man volgt met een bedelzak. Daar-
op een blauwe slee, die een schuitvorm heeft: komt overal in den Vastelavondtijd bij ver- achter drinkt iemand putwater en nog verder
de blauwe schuit! Als helm draagt hij een mommingen voor, o.a. bij de Angelsaksische wordt visch verkocht. Tollende kinderen spe-
braadpan, waaruit de pooten van een gebra- narren. Achter de bedelaars ontdekken we len voor de kerk, die hier de tegenhanger van
den kip steken, als lans hanteert de dikkerd twee gelijk gekleede paren, eveneens met fak- den herberg vormt. Aan de kerk hangen be-
een lang braadspit, waaraan allerlei gebraad kels. Dan volgt voor de herberg „In den kendmakingen, aan den herberg groene kran-
geregen is en waar nog een worst je aanbungelt. Draak" op den achtergrond een speeltroep, sen. In de kerk, waar de heiligenbeelden onder
Rondom hem heen liggen afgekloven beende- die het spel van den Wildeman opvoert. In rouwdoeken verborgen staan, geeft de priester
ren en leege eierdoppen. het straatje wordt nog gedanst en andere het aschkruisje. Een donkere stoet komt door
Het gevolg van den „Vreetzak" bestaat uit feestvierders gaan op weg achter een doedel- een zijdeur naar buiten, de eigen stoelen mee-
allerlei gemaskerde en vermomde Vastelavond- zakspeler. dragend. Zij gaan een bakkerij voorbij, waar
zot-en. Een speelt er op den rommelpot, een Zoozeer al deze volgelingen van den Vetten krakelingen en andere broodvormen voor het
ander slaat met een mes tegen een haard- Vastelavond weldoorvoed, opgeruimd en vroo- huis en op den vensterbank staan.
rooster. Een vrouw draagt een boerentafel lijk zijn, zoo mager, grauw en neerslachtig is Boven den kerkingang zien wij een gothischen
gedekt en wel achter het vat aan: opengesne- de rechter helft met de Vasten-houders. drieloop, bij de herberg hangt naast de
den broodjes liggen naast dikke honingwafels. De hoofdfiguur zelf is een _nagere, droefgees- Blauwe Schuit ook een ruit uit.
Er loopt nog een dikbuik mee, met een ijze- tige en krachtelooze vrouw, die op een drie- Hiermede is het schilderij nog lang niet „uit-
ren pot als helm en dan volgt een groep speel- pootstoel gezeten, door een monnik en een geput", maar reeds uit deze beschrijving blijkt,
lieden, die voor het raam van den herberg non wordt voortgetrokken op een plat rol- hoe merkwaardig Boeren Bruegel de tegen-
„De blauwe schuit" (zie het uithangbord!) het wagentje. Zij is gewapend met een bakkers- stellingen tusschen het feesttij van het volk
spel van „de Vuile Bruid" opvoeren. schop, waarmede het brood in de oven wordt en de vastentijd van de kerk heeft uitgewerkt
Daarnaast is midden op het plein een vrouw „geschoten". Maar nu liggen er een paar in dit levendige en boeiende kunstwerk.

17
Boven: Vastelavandgestalten met „Brieier Rössle" uit Rottweil aan de Neckar. Boven: Zoogenaamde „Heksen" mef karnfonnet/es. Ommegangsgesfalten uif de
Onder: De Winter, het Eiervrouwtje en de Zomer op hun voorjaarsommegang door Werdenfelser Vastelavond.
Dienheim, bij Oopenheim (fofo Mössinger). Onder: Drie Vastelavondzotten uit het Zwarte Woud. De middelste heeft een pak
van slakkenhuisjes (spiraal als zinnebeeld).

met schip of ploeg, het rijden met de oude- avondsrechtspraak was het „ketelgericht" van beest met de wij waterkwast besprenkelde en
wijven molen, waarin schijnbaar oude vrouwen Steyl (Limburg), waarbij een dampende „ketel" weerloos maakte!
vermalen worden, om als jonge meisjes weer op een wagen werd rondgereden, waarop „De
te voorschijn te komen enz. Gerechtigheid" in de gestalte van een struische HET HERT-MASKER
Ook de zoogenaamde „Wagenspelen" van maagd troonde. Ook een pleiter had op deze
Vastelavond borduren op hetzelfde stramien: wagen een plaats gevonden, terwijl gemaskerde Een van de belangrijkste maskers is dat van
bijna altijd worden er oude-vrijsters in ge- en vermomde duivels en duivelinnen er in het hert. Wij vonden dit masker reeds in den
hoond, terwijl- het voornaamste motief der grooten getale omheen sprongen en „verdach- Oudsteentijd en wel in de prachtige holbe-
15de-eeuwsche volksspelen den strijd van de ten" zochten onder het publiek. Na een kort schildering van „Trois frères". De masker-
Zomer tegen den Winter is, hetzij als ridder- verhoor was de uitspraak onherroepelijk: danser is daar geheel in hertenhuid gewikkeld
lijke tweekamp of als strijd tegen een draak, voorgesteld, alleen zijn teenen bleven blijkbaar
een monsterachtige visch of een ander ondier, Hij mot de ketel in, . onbedekt. Bijzondere nadruk is op de geslachts-
deelen gelegd.
een spel waaruit ook het eerste wereldlijke Heisasa, hopsasa!
tooneel ontstond. Niet alleen in den oertijd, maar ook in den
In dit verband dienen ook de Narren-Gerech- Hoewel door Vastelavondnarren, in de bekende voortijd vinden wij het hertenmasker terug.
ten genoemd, waarbij na een kort proces een duivelsvermomming uitgevoerd, bevat dit ge- De beroemde Keltische ketel van Gundestrup
„beklaagde" schijnbaar wordt gedood, om met bruik overigens in dezen vorm meer elementen geeft daarvan een voorbeeld. Hier is het
veel grappen weer door een nar tot nieuw van volksrechtspraak in het algemeen dan var) masker blijkbaar teruggebracht tot een gewei
leven te worden gewekt. het Narrengericht in het bijzonder. als hoofdbedekking.
En tenslotte eet men op Vastelavond naar Belangwekkend is in dit verband een door
overpud gebruik geen zoet gebak, zooals met Dit is overigens niet zoo vreemd, want de professor Becker „ontdekt" boekje, dat in 1795
Midwinter, maar vette koeken en dan nog Narrenrechtspraak is waarschijnlijk nog een te Brandenburg is verschenen, n.l. „Ueber dle
liefst in hart- of ruitvorm, beide zinnebeelden nagalm van het eerste „ongenoode Ding", hét Pfalz am Rhein und deren Nachbarschaft",
van de vruchtbaarheid van de moederschoot. vaste voorjaarsding, waarop alle misstanden door S. C. Wagner. Hierin wordt beschreven,
Later werden dit pannekoeken zonder meer. plachten te worden gehekeld. hoe bij Zweibrücken, bij het dorp Waldmohr
Op de Waddeneilanden vinden wij op dit ge- De Vastelavond hekeltoespraken en Vastel- een vroegere heidensche „tempel" werd ont-
bied nog allerlei merkwaardigs. Van de „Sinter- avondkranten van onze zuidelijke steden zijh dekt, toen men bezig was een boomstronk uit
klaas"-gestalten noemen we bijvoorbeeld: de daar de laatste overblijfselen van: nog steeds te graven. De ontdekkers hielden deze tempel
Beer, die de jonge meisjes poogt te omarmen, wordt daarin op geestige en scherpe wijze de voor een offerplaats aan „Diana", want
de barbier met zijn reuzen-mes en zeepemmer, „hooge politiek" van de provincie en de stad tusschen de fundamenten van een nevenver-
dr. Zwendelaar, de „kiezentrekker" enz. over den hekel gehaald. trek vond men een groot aantal half vergane
De barbier en de dokter zijn geen toevallig- De strijd tegen den draak of tegen het Ondier hertegeweien.
heden, maar „maskers", die er echt bij be- leeft nog in het bekende draaksteken van Heel De beteekenis van deze vondst wordt wellicht
hooren. Zij immers hebben bij de voorjaars- en Beesel, maar een bijzonder aardige vorm duidelijk door een volksgebruik te Staffords-
gebruiken den taak om de „beklaagde" na zijn ervan is de legendarische vorm, die Weert er- hire, waar nog ieder jaar een groep van elf
schijndood weer tot nieuw leven te wekken, al aan heeft verleend, n.l. de strijd tegen den Rog. gemaskerde jonge mannen voor de kerkdeur
zijn zij dit op de Wadden vergeten. Het ondier werd door een vischkooper verloren van Abbots Broomley bijeenkomt: één als
Maar het Narrengerecht is er nog wel of was en door zijn -fantastische gestalte door de vrouw vermomd, één als nar, één als paard,
er kort geleden nog: afgezakt tot den vorm Weertenaren voor hellegebroed gehouden. Heel twee zijn muzikanten en zes dragen herten-
van een fiksche „ruzie" tusschen een barbier Weert liep te wapen om het gedrocht te ver- geweien, die anders het heele jaar in de kerk
en zijn vrouw, een ruzie, die ten aanhoore van nietigen, maar niemand dorst de eerste steek hangen, op de schouders. Als twaalfde figuur
„het eiland" werd uitgevochten. te doen, totdat meneer pastoor een man komt dan nog een jongen met pijl en boog

—"

Een gemoderniseerde vorm van zoon Vastel- van twee meter, zegt de overlevering het bij de groep. Zoo gaan zij den heelen dag in

18
de omgeving van huis tot huis, dansend en door de edele ruiters van allerlei denkbeeldige
giften verzamelend. 'sAvonds worden zij door gevaren gered werden In later jaren heeft
het heele dorp ingehaald „Deel genomen te men dit overgeleverde gebruik trachten te doen
hebben aan dit gebruik, beteekent geluk", zeg- herleven.
gen de dorpelingen. In de Hollandsche Vastelavond-voorjaarsge-
Ook in de volkskunst komt het hert als leven- bruiken speelt het paard zélf ook een rol en wel
brengend vruchtbaarheidszinnebeeld veelvul- voornamelijk in de zes zeedorpen van Schou-
dig voor. Bijvoorbeeld op de koekplanken. wen. Daar immers bestaat de „Vastelavond-
Bij de Nieuwjaars- en Vastelavondgebruiken viering" uit het strand- of stra-rijden.
zijn hertenmaskers al in de vierde eeuw Renesse, Noordwelle, Serooskerke, Ellemeet,
schriftelijk gemeld en wel door de Hl. Rada- Haamstede en Burgh hebben ieder hun eigen
rs vs en de Hl. Ambrosius. Omstreeks 750 waar- stra-dag, die afhangt van den Vastelavond-
schuwt Pirmin: „Loopt met Nieuwjaar of op datum. De stra-rit is niet anders dan een
een anderen tijd niet als hert vermomd rond!" feestelijke rit naar het strand en een eindje
in zee. De beste paarden gaan voorop, ach-
En zoo blijven de waarschuwingen zich door teraan draven de werkpaarden, tot de oudste
de eeuwen heen herhalen: zonder veel resul- beesten toe. En wat niet meedraaft, staat ten
taat overigens, want in het begin van de minste versierd langs den weg om zich de
zeventiende eeuw klagen de rechtzinnigen nog beenen eens los te loopen.
steen en been over de schandelijke momme- Den laatsten tijd gingen ook versierde fietsen
lt, en. mee en werden de „aerumstokjes" weer aan
Bij groote gildefeesten, als de Schembartlaufen, de jeugd verkocht, een oud paard-en-ruiter-
liepen ook „herten" mee, en in
Beieren, in vormig f eestgebak op een stokje gestoken.
de Oostmark, in Zwitserland en op tal van De rol die het paard in mythen en sagen
andere plaatsen loopen nog heden gestalten speelt, is eveneens zeer belangrijk. Uit de nog
in hertenvermomming rond en duidelijk als bestaande volksgebruiken blijkt, dat het paard
Heilbrengers. evenals het hert een Heil brengend geluks-
Hoewel de ketel van Gundestrup een Keltisch dier is. De stokpaardjes en de beezenperdjes
werkstuk is, duiden zoowel de hardnekkigheid hebben voornamelijk iets uit te staan met het
van deze gebruiken als een aantal Ger- Heil der Vruchtbaarheid. Zij zijn speelsche
maansche grafvondsten uit steenkistgraven uit voorstellingen van den Faselhengst en van
West-Pruisen erop, dat het gebruik ook den een blijmoedige, levensaanvaardende natuur.
Germanen eigen was. Het paard als zinnebeeld staat echter niet
Zoowel in de Wikingkunst als in de over- uitslultend--sael__het ontluikende leven, maar
leveringen speelt het hert trouwens een voor- evenzeer met den3oöd in verband. Men denke
name rol en omstreeks 1200 wordt in een lied maar eens aan den Schimmelruiter, aan de
(Solarjod) van een „Zonnehert" gesproken. In Wilde Jacht, een doodenleger, dat zegenend
Duitschland heet in sommige streken de en straffend rondgaat, aangevoerd door
Vastelavond-Maandag „Hirschmontag". Wodan op zijn witte ros.
Slurfmasker van de überlinger „Hansele" uit Bodensee
En dit is wellicht met alle maskers het geval
MASKERS TUSSCHEN LEVEN Niet alleen de groote, maar ook de kleine vor- geweest: zij werden zoowel in verband met
men vertoonen denzelfden geest, o.a. de „Car- den dood als met het wordende leven ge-
EN DOOD dragen.
navals-paardjes", die hier wel het bekendste
De gedachtevan den eeuwigen kringloop, die zijn als de „biezeperdjes" van Den Bosch, op zn In 643 komt het woord masker als „masca"
dood en leven omsluit, van „Stirb und Werde", Vastelavondsch: van „Oeteldonk". voor in het Edicturn Rothari en de masker-
die wij overal in de Germaansche wereldbe- Maar wij komen ze overal in de Germaansche drager zelf heet „walapauz". Wala beteekent
schouwing en dus ook in de volksgebruiken volksgebruiken tegen. Het overvloedigst in doode en pauz klopgeest of masker. In de
aantreffen, ontmoeten wij ook in de wereld Namen, waar soms tweeduizend „stokpaardjes" middeleeuwen ging deze Germaansche woord-
öer maskers, n.l. in het bijzonder bij de Honds
en Wolfsmaskers. Een danser met een wolfs- - in verschillende uitmonsteringen ware veld-
slagen tegen elkaar leverden.
vorm verloren en het huidige woord masker
kwam in de 17de eeuw in gebruik naar het
" masker ontmoeten wij reeds op den gouden Maar in het Noorden waren zij ook bekend en Fransche voorbeeld masqué.
hoorn van Gallehus (Wikingtijd), op een
bronzen plaatje, dat bij Torslunda (Zweden)
gevonden werd en op een
— vermeldt Namen hun bedrijf reeds in de
15de eeuw — een rekening uit Kampen van
Masker en dood staan dus vanouds met el-
kaar in verbinding en belangwekkend is ook,
wat Dietmar van Reims in de dertiende eeuw
zwaardschede uit het jaar 1541 luidt: „Item gegeven den spoel- opteekende. Hij beklaagt er zich n.l. over, dat
Gutenstein (Würtemberg). luyden die myttet peerken opt Raedhuys spoel-
In de Vastelavondgebruiken speelt het Wolfs- den Xst cor IIpl." (d.w.z. tien stuivers en twee het bij begrafenisplechtigheden onder het
masker de rol van vertegenwoordiger der plakken). volk heelemaal niet plechtig toegaat, maar
„onderwereld", van de duisternis. In het Waaruit dus blijkt, dat het spel met de paardjes, dat „lawaai, ruw gelach, demonenmaskers,
latere, middeleeuwsche volksgeloof, is er die wij ook op menig zwaarddans- of Schem- minnedronken en berenspelen" bij dergelijke
steeds weer sprake van dooden, die in wolfs- bartblad afgebeeld zien, belangwekkend genoeg gelegenheden aan de orde van den dag waren.
gedaante blijven rondgaan en dan was om voor de Hooge Heeren te worden ver-
in gede-
moniseerden vorm als Weerwolven optreden, toond. Vergeleken bij deze maskers is het mensche-
terwijl men eveneens gelooft aan mannen, die In 1891 werden zij nog op de overgeleverde lijkemasker in zijn fantastische vervormingen
zich in Weerwolven veranderen kunnen, .m manier in Echt gebruikt: de jongelingen bon- minder sprekend. Merkwaardig is, dat de neus
zoo allerlei wandaden te bedrijven. Een bijge- den zich de paardjes aan het lichaam, de kop- hierbij steeds bijzonder groot wordt gemaakt.
loof, waar door brutale bandieten inderdaad pen waren van lappen, met Reeds een holenteekening uit Combarelles laat
stroo opgestopt en
meermalen misbruik van gemaakt moet zijn. met een spiraalveer bevestigd, waardoor de dit zien en wij kunnen dit verschijnsel volgen
koppen bij iederen stap knikten. De voorpooten in den Hallstattkultuur bij de leemen mas-
HET PAARD waren menschelijk, de achterpooten met ka- kers van Siefersheim (Rijnl. Hessen) tot aan
gevulde kousen. de voorstelling van Vrouw Perchta uit
Het behoeft nauwelijks betoog, dat ook het De liefhebberij was nog zoo groot, dat „men" er Vintlers ..Bloemen der Deugd" (1412) en de
paard in de Vastelavondoptochten meeloopt nog wel drie rijksdaalders voor over had Om nuidige langneuzige gestalten uit de Vastel-
avondoptochten.
als maskerfiguur. Het paard werd reeds in zoon beestje te maken.
den .ongsteentijd in de mdogermaansche ge- Zoo maakte de „Cavalcade van de Deepstraat" Gestalten, die nóg een eigenaardige trek heb-
bieden gefokt, maar in het bijzonder in jacht op de huwbare Echter jongedochters, die ben, ni. dat zij vaak enorme waterhoofden
den bronstijd stond het in hoog aanzien, dragen, hetgeen waarschijnlijk niet louter door
zooals niet alleen uit het vinden van de resten het heden beoogde lacheffect moet worden
van een paardenoffer blijkt, maar ook uit de verklaard, maar tevens een overblijfsel is uit
paardenafbeeldingen op de Zweedsche rotsen, den tijd. toen dusdanig groote hoofden op
op grafwanden, enz. Door den zonnewagen van eveneens veel meer dan levensgroote poppen
Trundr.üim is het verband tusschen paard en werden gezet, zooals de bovengenoemde Valuas
zon op duidelijke wijze zinnebeeldig uitge- er nog een is.
drukt.
In de voorjaarsommegangen heeft het paard- Zoo staan de Vastelavondfiguren voor ons als
zinnebeeld vaak een grappige vorm gekregen. de belichaming van de krachten, die het Heil
n.l. van paard-manneke of stokpaard. van de sibbe en daarmede van de heele dorps-
De boeren-ommegangsgestalten zijn vanouds gemeenschap, van het volk in het algemeen
dikwijls van vlechtwerk, overtrokken met stof, vormen. Zij zijn tevens de belichaming van
vervaardigd: bijv. het Venlosche reuzen-paar de verbondenheid met de dooden, met het
Valuas en zijn Vrouw. Ook elders is dit vaak erfdeel der vaderen en brengen de zegen der
het geval, zoodat ook enkele gestalten van de ■.ruchtbaarheid waar zij ommegaan.
„Und etlich glaubent an die Frauen, Die da heisset
rotsteekeningen in Zweden zijn uitgelegd als percht mit der langen nass". Houtsnede uit 1.12 in NICO DE HAAS.
zulke gevlochten reuzengestalten. Vintlers „Blumen der Tugend". . ■:>_>'_: Arch. V. W. ma Germanen)

10
BARNSTEEN
_____^
GOUD DER ZEE Bijlvormige barnsteen
Barnsteenfiguur hanger van Seeland.
uit Schwarzort.

San
de kust bij Samland in Oost- het barnsteen weerkaatst het licht der zon
Pruisen brengen steunend en kreu- bijna even schoon als goud.
nend zware baggermachines met hun De kleurschakeeringen zijn vele, van wit, dat
gapende bakken een aardlaag aan slechts zelden voorkomt, loopt de kleur over
de oppervlakte, die behalve een geel tot een diep roodbruin, terwijl smaragd-
grauwzwart mengsel van zand en klei een stof groen en een blauwachtige tint eveneens een
bevat, die eens, heel lang geleden, het gouden enkele maal kunnen optreden. Den eenen keer
tijdperk der Germanen ingeluid heeft. is de stof helder en doorschijnend, dan weer
De massa uit de bakken wordt over groote is zij troebel, maar steeds trekt het materiaal
zeven geleid, door krachtige waterstralen ons aan, wij voelen onwülekeurig dat het iets
overgoten, zoodat op de zeven groote stukken eigens is, dat het een stof is, die bij onzen
„steen" — het barnsteen — als onooglijke
bruinachtige grijze klompen achterblijven.
aard en ons wezen past.
Een eigenaardigheid in de kleur van het barn-
Zoowel groote als kleine stukken barnsteen steen is nog, dat deze bepaald wordt door het
worden zoo uitgezift, maar niet alles leent zich aantal microscopisch kleine luch.blaasjes, dat
om tot sieraden verwerkt te worden. Vele stuk- erin voorkomt. Het helderste barnsteen is zoo
ken zijn te klein, en er zijn er ook, die teveel goed als zonder blaasjes. Hoe zij in deze steen
vermengd zijn met andere stoffen, zoodat ook ontstaan zijn? Oorspronkelijk was barnsteen
deze voor bewerking niet in aanmerking kun- Boven: Versierde barnsfeenen schijf, waarschijnlijk uif een stroop __e vloeistof, namelijk een voorwe-
nen komen. de „Trichferbecher" kulfuur. reldlijk hars, afgescheiden door naaldboomen,
De bewerking van het barnsteen ligt sedert Onder: Barnsfeenen hanger uit den jongsfeenfijd met dat na honderduizenden jaren diep onder de
1926 in handen van de Staatliche Bernstein- hakenkruis. aarde verborgen te zijn geweest, volkomen ver-
manufaktur in Koningsbergen, die aan de steend aan den dag kwam.
barnsteen-kitsch een einde heeft gemaakt.
Het bewerken van de ruwe stukken barnsteen INSLUITSELS
kan namelijk niet aan de eerste de beste
worden overgelaten en daarom heeft deze Wanneer het hars langs den boombast omlaag
staatsinstelling menschen aan het werk, die vloeide, voerde de kleverige vloeistof onderweg
langen tijd geschoold zijn. Het is niet voldoende vanzelfsprekend alles mee wat zij tegenkwam.
dat de bewerker na jarenlange oefening vaar- En wanneer zich vliegjes er op neerzetten, dan
digheid en handigheid heeft verkregen, hij kwamen zij er ondanks al hun pogingen niet
moet daarnaast een zeker kunstgevoel bezit- meer af en al spoedig werden zij dan door een
ten, wü hij aan de hooge eischen, die aan hem nieuwe harslaag overdekt. Vandaar de vele
gesteld worden, kunnen voldoen. ongerechtigheden, die we op het oogenblik in
het barnsteen vinden, waaronder vooral spin-
nen, duizendpooten, stukjes hagedis, deeltjes
DE STOF van slakken, van kreeften en van schorpioe-
Het behoeft ons geenszins te verbazen, dat het nen. Ook veeren van spechtachtige vogels en
blinkende, glimmende materiaal na het polijs- haren van zoogdieren werden op deze wijze in
ten het „Goud der zee" wordt genoemd, want het barnsteen ingesloten.
Dat deze insluitsels voor de wetenschap van
groot belang zijn, zal ieder duidelijk zijn, want
vele gegevens van flora en fauna van duizen-
den, ja van honderdduizenden jaren geleden,
zijn zoo door de natuur bewaard, zoodat o.a.
hierdoor ook een inzicht in het klimaat uit
tijden verkregen kon worden,
Stee i-V-ecten- en plantenresten in het barn-
steeri komen sterk overeen met die dieren en
planten, die nu nog in Noord-Amerika en Japan
leven. Verschillen vertoonen ze echter wel,
want al leven de verschillende geslachten nu
nog wel, de soorten zijn bijna alle uitgestorven.
Uit het feit, dat het Geologisch Palaeolontisch
Instituut in Koningsbergen meer dan 100.000
insluitsels bezit, blijkt wel, dat hier voor de
wetenschap een schat van materiaal aanwe-
zig is.

MEENINGEN OVER DE
HERKOMST
Merkwaardig is, dat men reeds sinds de oud-
heid getracht heeft barnsteen na te maken,
juist omdat het zoo kostbaar is. De insluitsels
werden hierbij niet vergeten. Zelfs in den
Romeinschen tijd heeft men dergelijke verval-
schingen gemaakt en het kostte vaak groote
moeite deze van de echte barnsteen te onder-
scheiden. Een nauwgezet onderzoek met be-
hulp van Röntgenstralen is tegenwoordig soms
noodzakelijk om de vervalsching vast te stellen.
Dat barnsteen een plantaardige stof is, was
reeds in de oudheid bekend, want Aristoteles

Links: Een z.g. „insluitsel". Millioenen jaren werd de


vlieg in haar glazen doodkist bewaard.

20
berichtte omstreeks 340 vóór het begin onzer
tijdrekening al, dat de stof van boomen afkom-
stig was. En ook Tacitus spreekt in zijn Ger-
mania erover, „dat barnsteen een boomhars is,
wat men kan nagaan uit het feit, dat er soms
kleine diertjes, ook gevleugelde, in voorkomen.
Deze zijn in de vloeibare massa gevangen en
bij het hardworden van het hars ingesloten."
Volgens Tacitus zou de waarde van het barn-
steen eerst door de Romeinen ontdekt zijn,
want hun „poetszucht" zou het barnsteen eerst
in zijn volle glorie hebben doen uitkomen. We
zullen later zien, dat Tacitus het hiermee
geenszins bij het rechte eind had.
Na de uitspraken van Tacitus en Aristoteles
zijn er nog vrij sterke wijzigingen in de inzich-
ten omtrent den oorsprong van het barnsteen
ingetreden, want latere onderzoekers verkeer-
den in de vaste overtuiging, dat barnsteen een
stof was van dierlijke herkomst. Pas in 1757
erkende Lomonossouw, dat het een fossiel
plantenhars was, terwijl Duitsche geleerden
later, na zorgvuldige microscopische onderzoe-
kingen, tot het inzicht kwamen, dat het een
fossiel hars van naaldboomen is, dat zich in
het tertiaire tijdperk, door een verstrekte hars-
afscheiding, ontstaan door ziekelijke afwijkin-
gen van de Pinus succinifera gevormd heeft.
In den IJstijd kwam deze afzetting in het
diluvium terecht, een aardlaag die in den voor-
historischen tijd gevormd werd, en waartoe
zand, leem, grint en mergel behooren. In Ne-
derland. N.-Duitschland en in Denemarken,
langs de kusten van Noord- en Oostzee komt
barnsteen nu in deze aardlaag voor.

DE BLAUWE AARDE
De aardlaag, waaruit het barnsteen in Sam-
land wordt gewonnen, wordt „de blauwe aarde"
genoemd.
Deze „blauwe aarde" ligt ongeveer veertig
meter onder het aardoppervlak, terwijl zij daar
een zes a zeven meter dikke laag vormt. Zij
strekt zich niet alleen met een smalle streep
langs de kust uit, zoowel aan de landzijde als
aan de zeezijde beslaat zij een oppervlak van
honderden km 2, terwijl tenslotte deze düu-
viale aardlaag het bodemoppervlak van de
Noord- en Oostzee vormt en ook hier blijkt zij
nog tot op een bepaalden afstand barnsteen te
bevatten, wat bleek uit het feit, dat bij felle
stormen naast wieren en schelpen ook barn- Barnsfeenen kettingen uit den jongsteentijd. De onderste ketting geeft den vorm weer van het barnsfeenen snoer,
steen door de zee op het strand geworpen werd. dat bij Laesten in Jutland gevonden werd en dat uit omstreeks 4500 jaar voor onze jaartelling dateert.
En uit dat mengsel van zeergras, schelpen en
barnsteen, de z.g. „strandregen", werd dan het echter géén grafvondst en dateert uit om- geen enkele samenhang met andere voorwer-
goud der zee gelezen. Dat is geen bezigheid
streeks 4500 voor onze tijdrekening. Het is een pen gevonden werd. Hieruit en uit andere der-
van vandaag of gisteren, neen, duizenden snoer van 4000 barnsteenkralen, dat gevonden gelijke vondsten en gegevens heeft men mee-
jaren geleden werd op deze manier het barn-
steen aan de zee ontrokken door afzoeken van werd in een houten vat bij Laesten in Dene- nen te mogert besluiten, dat deze schat aan
marken. De kralen waren op zichzelf vrij ruw de goden gewijd moet zijn geweest. Opvallend
het strand of door het met netten op te vis-
schen. en onbewerkt, zij waren in rijen aan elkaar
geregen en deze rijen werden af en toe onder-
is namelijk. d^.t
de menschen uit het Noorden
in dien tijd zeer veel dergelijke offers aan de
DE OUDSTE VONDSTEN broken door een vrij groote dwarsschakel, die goden brachten en men heeft naar aanleiding
dan aan den zijkant zooveel doorboringenver- daarvan de veronderstelling geuit, dat deze
Inderdaad, duizenden jaren geleden verkregen toonde als er kralenrijen waren. Deze schakels offers nauw samenhangen met de bedreiging
onze voorouders zoodoende het barnsteen, brachten nog een aardige afwisseling in de van het boerenland door den immer hongerigen
want in den jongsteentijd (± 5000—2000 voor ketting en de slijtage aan den onderkant van waterwolf van Noord- en Oostzee. Want groote
onze tijdrekening) sierden de vrouwen in het deze groote stukken bewijst wel, dat de ketting stukken land werden toen door de zee over-
Noorden zich al met barnsteen, waarvan de vaak gedragen is. spoeld. I
vondsten uit de groote steengraven het over- Het eigenaardige van dezen barnsteenschat, die Hoe het ook zij, offers werden gebracht en
tuigend bewijs leveren. De oudste vondst was niet minder dan 17 pond woog, was, dat hij in barnsteen nam hierbij een voorname plaats in.

Dergelijke knoopen droegen de mannen in den jongsteentijd aan den gordel Barnsfeenen hangers met eenvoudige versiering uit den jongsteentijd. Opmerkelijk
Vondst uit West-lutland. is op den tweeden hanger een soort levensboom.

21
Behalve deze vondst van eenvoudige barn-
steenen kralen zijn er uit een latere periode
van den Jongsteentijd sieraden gevonden, die
wel degelijk fraai en goed bewerkt waren en
Tacitus zal niet geweten hebben, dat 3000 jaar
voordat hij zijn „Germania" schreef, al men-
schen in het Noorden woonden, die geen Ro-
meinen waren en dle toch het barnsteen in zijn
hoogste waarde kenden en dat zij niet, zooals
hij beweerde, het kostbare barnsteen maar tus-
schen allerlei andere dingen aan het strand
lieten liggen!

ZINNEBEELDEN EN SIERADEN
Een bijzonder geliefd sieraad uit den Jong-
steentijd moet Thor's hamer geweest zijn, die
als hanger, waarschijnlijk als heilbrengend
teeken, aan een dun snoer om den hals gedra-
gen werd. Hieruit spreekt weer de diepe ver-
eering voor den Hamergod! Naast hamertjes
kwamen ook bijltjes en scheepjes als hanger
voor en eveneens zeer eenvoudige stukjes
barnsteen, die min of meer gepolijst waren en
waarop een versiering aangebracht was van
streepjes, die ons zeer sterk aan de versiering
van het aardewerk uit denzelfden tijd doet
denken.
Ook vond men hangers met zinnebeelden, zoo-
als het hakenkruis, dat door ondiep geboorde
putjes op het barnsteen was aangebracht. Een
bijzondere versiering was ook ingelegde hars,
meestal van donkerder kleur, die de fraaie
lichtwerking van het gele materiaal nog ver-
hoogde.
De meest beroemde en uitgebreide vondst is
die van de Kurische landtong, waar men bij
het baggeren groote schatten aan het licht
bracht, die niet alleen veel van dergelijke
sieraden bevatten, maar eveneens in barnsteen
gesneden menschelijke gestalten en koppen.
Belangrijke gegevens hebben ons ook de graven
van de verschillende Noordsche kuituren ver-
strekt, daar aan de dooden -2ej_}r vaak barn- Niet aileen in Germaansche landen was barnsteen een geliefd sieraad. Ook de negers sierden zich graag met
steen in het graf meegegeven vjerd. Meerdere barnsteenkralen.
gegevens kon de wetenschap daardoor over de
sieraden van onze voorouders aan het licht
brengen. "
De vrouwen moeten veelal lange kettingen ge- handel of ruilverkeer is dan nog geen sprake.
dragen hebben, die soms van dikke ronde, dan Pas aan het einde van den Jongsteentijd ont-
weer van langwerpige kralen gemaakt waren. staat er een. soort ruilhandel tusschen Noord
De mannen hebben blijkbaar aan den gordel en Zuid, want dan komen de Noordsche volken
meermalen twee ronde, platte barnsteenen in aanraking met koper, een materiaal, dat
schijven, die in het midden doorboord waren, veel meer mogelijkheden voor wapens en ge-
gedragen. Wanneer we ons dit voorstellen, reedschappen biedt dan steen, en dat zich
moeten we onwillekeurig aan onze Zeeuwsche bovendien veel fraaier laat versieren. Welke
boeren denken met hun züveren knoopen aan mogelijkheden doen zich nu voor bij het be-
de broek. werken van sieraden!
Met het koper uit Zevenburgen, het Vogtland
RUILHANDEL en de Oost-Alpen wordt nu de metaaltijd in-
geluid en al spoedig doet ook het tin uit het
Tot aan het einde van den Jongsteentijd werd
het barnsteen voornamelijk in het Noorden: Saksische ertsgebergte en van de Britsche tin-
eilanden zijn intrede in Germanje en de
in Jutland, Denemarken en in Oost-Duitsch- grondstoffen voor het brons zijn daar! En dan
land — in Pommeren — verwerkt, hoewel in
dien tijd ook in Galicië, Polen en Rusland verschijnt ook al spoedig het goud uit Zeven-
barnsteenen sieraden voorkwamen, evenals in burgen en lerland en in den tijd die dan
de groote steengraven langs de West- volgt, moet bijna ieder Germaansch meisje
en iedere Germaansche vrouw een ring of
Europeesche kusten. Deze opgravingen be-
wijzen, dat in die vroege periode Noordsche armband van goud gedragen hebben, getuige
kultuurdragers al zoo ver naar alle wind- de vele vondsten uit de graven.
streken uitgezwermd waren, want van een De Germaansche bodem kende in het Noor-
den geen goud, geen koper en geen tin, maar
de Germaansche zee koesterde een schat van
goud in haar schoot. Want dat barnsteen
Onder: Een 27-deelige Mohammedaansche gebedskef
ting. Sedert Mohammed het gebruik van barnsfeenei stelde het Noorden in staat, aan die metalen
gebedssnoeren bevolen heeft, worden ze nog met voor te komen. En men stelde zich niet tevreden
Helde door de navolgers der Islam gebruikt. de voorwerpen kant en klaar in te voeren,
neen, zélf vorm geven, zélf bewerken, dat was
de wensch van den omhoogstrevenden Ger-
fmaanschen mensch en zoo stroomden de edele
metalen naar het Noorden, waar de aardeigen
motieven op de zelf vervaardigde voorwerpen
aangebracht konden worden.
Wat sterker was, de wensch van het Noorden
(
om de metalen te bezitten óf het verlangen
'van het Zuiden naar barnsteen, is moeilijk na
te gaan, vast staat, dat zich een levendig ruil-
verkeer ontwikkelde.
Vanzelfsprekend is, dat in den bronstijd het
barnsteenen sieraad meer en meer op den
achtergrond komt. "Wel worden wapens nog
met barnsteen ingelegd, ook draagt men nog
wel barnsteenen hangers, maar bronzen en
gouden sieraden nemen toch een veel grootere
plaats in. In de graven treft men barnsteenen

22
Een schematische voorstelling van het mijnbouwbedrijl bij Palmnicken. Nadat verschillende lagen afgegraven zijn, komt tenslotte .0 meter onder het aardoppervlak de
„blauwe aarde" met haar kostbaren schaf voor den dag.

sieraden als geschenk aan de dooden nog zel-


den aan en Schuchhardt wil dit zoo verklaren,
oevers van de Eridanos —de Eider —
afkom-
stig was. De Eider was destijds een breede
ze er het vuur mee aanhielden. Er moeten
dus geweldige hoeveelheden barnsteen opge-
als zou het de Germanen te duur zijn gewor- stroom, die bij Helgoland in de Noordzee uit- vischt zijn, anders zouden deze lieden er niet
den dit kostbare zeegoud in het graf mee te mondde. Hier komt duidelijk uit, dat barn- zoo kwistig mee omgesprongen hebben.
geven, daar ze er zooveel brons voor konden steen in de vroegste tijden niet uit de Oostzee Een kenmerkend staaltje van Romeinsche
krijgen. Misschien is het mede een reden, de afkomstig was, maar dat de Noordzee de be- overdaad ten tijde van Keizer Nero blijkt nog
hoofdoorzaak lijkt het ons niet. Voor een groot langrijke barnsteenleverancier van de oudheid uit een verhaal van Plinius. Er zou een groot
deel zal deze te zoeken zijn in het feit, dat is. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw, gladiatorenspel gehouden worden en voor dit
men juist in dien tijd tot lijkverbranding over- omstreeks 1850, is de Oostzeekust als belang- feest werd een Romeinsch patriciër over Presz-
ging, en vanzelfsprekend werd dan het licht rijkste wingebied van barnsteen op de eerste burg naar de Oostzeekust gezonden om het
ontvlambare materiaal mede een prooi der plaats gekomen. benoodigde barnsteen in te slaan, want, zoo
vlammen. Niet alleen in de graven kregen Het barnsteengebruik vermindert sterk tijdens bericht Plinius „de netten, die uitgespannen
mannen en vrouwen namelijk hun wapens en den bloeitijd van de Grieksche kuituur, als v/aren om de wilde dieren van de tribunes te
sieraden mee, ook op den brandstapel gingen de, machtige bouwwerken ontstaan met hun scheiden, waren met barnsteen samenge-
deze waardevolle stukken mee. pracht en praal, dan is het het metaal dat de knoopt, terwijl voorts alle wapenen en dood-
voorkeur geniet, omdat het beter tot allerlei kisten met barnsteen waren ingelegd".
BARNSTEEN IN HET ZUIDEN vormen is te verwerken. Hieruit blijkt wel, welke groote hoeveelheden
Het is belangrijk na te gaan, hoe het barn- Hoe veelvuldig barnsteen in Italië gebruikt barnsteen noodig waren. Hoeveel ervoor be-
steen zijn weg van het Noorden naar het werd in de vierde eeuw voor onze tijdrekening, taald zal zijn? Laten we ons niet aan een
blijkt wel uit het feit, dat Phyteas zelf naar schatting wagen! Als bijzonderheid vermeldt
Zuiden gevonden heeft. De oudste in het
Zuiden meest voorkomende voorwerpen, die het Noorden ging om daar scheepsladingen Plinius nog, dat het grootste stuk barnsteen,
uit ongeveer 2200 jaar voor onze tijdrekening barnsteen vandaan te halen. Als bijzonderheid dat voor dit feest aankwam, 13 pond woog.
dateeren, zijn gevonden op plaatsen, die vrij- vermeldt hij van zijn tocht, dat de bewoners Het barnsteen en het glas waren in Italië
wel overeenkomen met de grens van de uit- van Helgoland, dat door' de Romeinen Abalus langen tijd het voornaamste versiersel. Zoo
breiding der Germanen. In de overgangseeuwen werd genoemd, zooveel barnsteen bezaten, dat werd een graf gevonden, waarvan de bodem
naar den bronstijd, omstreeks 2200—1800 jaar
voor de tijdrekening, kwam barnsteen zoo
goed als in het geheele Indogermaansche
kultuurgebied voor. Vooral de Kelten en
Italiërs, die vanuit Jutland steeds meer naar
het Zuiden trokken, hielden vast aan het
oude sieraad uit hun stamland en hoe zuide-
lijk deze volken ook trokken, het barnsteen
ging met hen mee. En met de vestiging van
Noordras-volken uit het Donaugebied in Grie-
kenland, doet het barnsteen ook daar voor het
eerst zijn intrede. De groote wijsgeeren als
Plato, Aristoteles en Theophrastos, noemden
barnsteen al in hun werken, een bewijs, dat
het materiaal uit het Noorden daar zeer ge-
waardeerd werd. In de Mykeensche kuituur
komen eveneens barnsteenen voorwerpen voor,
die mede den Noordschen invloed in deze
kuituur tot uiting brengen.
Uit het voorkomen van barnsteen in de
schachtgraven en in het koepelgraf. van
Kakovatos blijkt, dat het ook in Griekenland
toepassing heeft gevonden. Ook Homerus ver-
meldt het barnsteen in zijn Odysseus en
spreekt daar in plaats van barnsteen van
.elektron", terwijl de Grieksche schrijver
Diodorus berichtte, dat het barnsteen van de

Duidelijk zijn op het kaartje rechts de voornaamste


barnsteenwegen aangegeven. De oudste weg was reeds
'm den bronstijd ontstaan, en deze volgde de Elbe
grootendeels en kwam tenslotte over de Brenner langs
de Po in Venetië uit, terwijl de tweede weg in de
7de eeuw ontstond, tengevolge van den grooten bloei
van Marseille. Toen ook de Oostzee barnsteen op-
bracht, ontstond de derde weg naar het Zuiden, die
eveneens tot aan den mond van de Po reikte.

23
geheel met barnsteenkralen bedekt was, met
een gezamenlijk gewicht van 8 pond. Ook zijn
er graven gevonden van vrouwen, die ieder
niet minder dan een küo barnsteen in hun
graf hadden meegekregen. Waarschijnlijk werd
dit geschenk meegegeven om „demonen" af te
weren, want in Italië speelde het barnsteen
ook in het bijgeloof een bepaalde rol.

BARNSTEEN EN BIJGELOOF
De groote waarde van barnsteen lag namelijk
niet alleen in de schoonheid van het mate-
riaal, maar veel eerder waren het de merk-
waardige eigenschappen, die het zijn buiten-
gewone bekoring gaven. Bij vele volken heeft
zich namelijk om het barnsteen een geheim-
zinnigheid geweven, die alleen uit deze bijzon-
dere eigenschappen te verklaren is.
De raadselachtige herkomst, uit een vreemd
land, daar ergens in het hooge Noorden, het
lichte gewicht van dit „steen" (s.g. 1,050 —
1,096), de magnetische kracht, de lichte ont-
vlambaarheid van het materiaal, het waren
alle eigenschappen, die een grooten indruk
maakten. En dan de insluitsels, de muggen
en duizendpooten! Die konden niet anders dan
door bovennatuurlijke krachten binnen in dat
stukje „steen" gekomen zijn. Het is dus niet
zoo heel wonderlijk, dat voor het goud der zee
— het goud der aarde in groote hoeveelheden
naar het Noorden stroomde.
Dat ook Grieken en Romeinen zeer hooge
waarde aan het barnsteen hechtten, blijkt wel
uit het feit, dat hun dichters het bezongen en
uit het gebruik als doodengeschenk spreekt
eveneens hun heüige eerbied voor de stof.
Ook de volgelingen van den profeet Moham-
Boven: Een kunstvol uitgevoerde barnsteenen schaal, in zilver gevat, uit den tijd van den grooten keurvorst, med hadden het barnsteen in hun gods-
Onder: Een brief van koning Friedrich Wilhelm van Pruisen aan August de Sterke van Saksen over een barn- dienstige gebruiken opgenomen. De gebeds-
sfeenen staafsgeschenk. regelen van den Islam bepaalden namelijk,
dat de gebedssnoeren uitsluitend van barn-
steen gemaakt mochten worden.
In den Chineeschen eeredienst nam barnsteen
eveneens een plaats in. Chineezen en Koreanen
droegen met voorliefde een stukje barnsteen
als amulet, want dat zou hen tegen ziekte
en vooral tegen „het booze oog" beschermen.
Opmerkelijk is ook, dat reeds in het jaar 315
door de Chineezen voor het eerst de electro-
magnetische eigenschappen van het barnsteen
vastgesteld werden, terwijl deze eigenschappen
in Europa pas omstreeks 1600 door Gilbert
erkend werden. (GUbert: „De Magnete", Lon-
den 1600).
Bijgeloof en schoor_heidszin, beide hebben
barnsteen dan ook zijn groote waarde gegeven.

Niet alleen aan de kusten van Noord- en


Oostzee werd barnsteen gevonden, ook in
Spanje, Italië en Syrië en aan de Indische
kusten komt een fossiel hars voor, dat echter
de bijzondere eigenschappen van het barnsteen
uit het Noorden volkomen ontbeert. De stof
leent zich door kleur en materiaal heelemaal
niet om tot sieraad bewerkt te worden. Deze
soort bevat namelijk slechts 0,4 % barnsteen-
zuur, terwijl het barnsteen van het Noorden
3—B % barnsteënzuur bevat. Weliswaar komt
in Zevenburgen en Roemenië een barnsteen-
soort voor met nog hooger zuurgehalte, maar
de hoeveelheid hiervan is zoo uiterst gering,
dat het voor gebruik of uitvoer in het geheel
niet in aanmerking komt.

ONDERZOEK NAAR DEN


BARNSTEENHANDEL
Uit het bovenstaande is de groote beteekenis
van het barnsteen voor het Noorden wel ge-
bleken. En dat de Germanen hier zelf de kul-
tuurdragers zijn geweest, dat ze zelf het goud
uit hun zee meegenomen hebben naar het
Zuiden, is eveneens duidelijk.
Dat de barnsteenhandel al zeer vroeg van
groote beteekenis is geweest, is reeds lang
door de wetenschap erkend. Humboldt, één
van de groote onderzoekers op dit gebied
noemde in 1847 dezen barnsteenhandel „den
vader van den Germaanschen handel" en
schreef, dat het een merkwaardig voorbeeld
was van den invloed, dien een bepaalde stof op
den binnenlandschen handel en op het verkeer
tusschen volken kon hebben en van hoe groote

24
beteekenis dit is voor de kennis van het Jand.
Hij bouwde vooral voort op het groote werk
van Werlauff, dat in 1835 onder den titel „Ge-
schichte des nordischen Bernsteinhandels"
verschenen was. Onderzoekers uit later tijd,
zooals Peschel, legden er vooral den nadruk
op, dat onze voorouders juist door den barn-
steenhandel hun kennis omtrent de baltische
kusten hadden opgedaan.
Geen van deze onderzoekers veronderstelde
echter, dat deze levendige barnsteenhandel al
in den bronstijd zou zijn ontstaan. Zij gin-
gen er van uit, dat de handel eerst veel later
zou zijn opgekomen en het was de Zweedsche
geleerde NUsson, die de barnsteenwegen in
verband bracht met het oudste bronstijdperk
van het Noorden. Maar ook hij was nog zoo
bevangen in den ban van het ex-oriente-lux,
dat hij het als vanzelfsprekend aannam, dat
alleen de Phoeniciërs deze handelswegen had-
den gebruikt. Dat de Germanen hiertoe zelf
ook in staat waren, is pas later gebleken, toen
de vondsten hiervan de bewijzen gaven.
Het waren Lenormant en Helbig, die na een
lange nauwgezette studie tot de slotsom kwa-
men, dat het barnsteen al in de tweede eeuw
voor het begin onzer tijdrekening naar de
zuidelijke landen vervoerd werd, en wel door
de Germanen zelf.

BARNSTEENWEGEN
Hoe de barnsteenwegen in den bronstijd liepen
tc>ont het kaartje duidelijk. De oudste weg liep
vanuit het Noorden voor een zeer groot ge-
deelte langs de Elbe, ging verder zuidwaarts
tot den Donau, volgde deze en boog dan af Glanzende gele tof bruine keffingen van haai gepolijste barnsfeenen kralen worden in de werkplaatsen van de
naar Innsbrück, liep over den Brenner en kwam Staatliche Bernsteinmanulaktur in Koningsbergen vervaardigd.
ten slotte uit bij de monding van de Po.
In de 7e eeuw voor onze tijdrekening werd
deze weg meer westwaarts verlegd, daar in slotte uit een zijgang van den 150 cm diepen weten om te werken. De paternostermakers
dien tijd Massüia (Marseüle) aan den mond kuil vuistgroote stukken voor den dag kwa- uit Brugge waren al gauw wijd en zijd be-
van de Rhöne als belangrijk centrum opkwam. men. Deze voorraad-kuilen moeten naar de kend om hun barnsteenen rozenkransen en
Deze weg volgde voornamelijk den Rijn, de paalgaten (bodemverkleuringen) te oordcelen, ook in Lübeck, Stolp, Hamburg en Dantzig
Moezel en de Rhöne, terwijl in de derde eeuw ten deele overdekt zijn geweest. vonden deze paternosters navolging. De pater-
voor onze tijdrekening een derde barnsteenweg nostergüden werden in de Duitsche Hanze-
ontstond. Hierlangs werd echter het barn- BARNSTEEN steden eveneens opgericht, en ook daar legde
steen vervoerd, dat aan de Oostzeekust ge- IN DE MIDDELEEUWEN men zich op het vervaardigen van barnsteenen
wonnen werd en dat hoofdzakelijk het Oost- rozenkransen toe. Daarnaast werden er dooi-
Pruisische gebied verzorgd had. Ook deze weg Tot aan het begin der Middeleeuwen was de gothische beeldsnijders ook wel kleinere
volgde evenals de beide eerste wegen zooveel barnsteen vooral een belangrijk uitvoer- figuren, zqoals heiligenbeeldjes en reisaltaar-
mogelijk de groote rivieren en opmerkelijk is, artikel, maar nadat in 1250 de Duitsche Orde tjes in uitgevoerd.
dat alle wegen zoover mogelijk door Ger- de winning van barnsteen ter hand had ge- Ten tijde van de Reformatie echter onderging
maansch gebied hepen. Langs deze barnsteen- nomen, werd dit inheemsche product ook weer deze tak van nijverheid een sterke achteruit-
wegen legden de Germaansche handelaars meer in de Duitsche landen tot sieraad ver- gang, rozenkransen werden steeds minder ge-
meermalen depots aan, en één van die opslag- werkt. In dezen tijd ontstaat dan het barn- vraagd en hiermee dreigde de heele barn-
plaatsen werd bij Breslau-^Hartlieb bloot- steenrecht, dat bepaalt, dat de Duitsche Orde steenindustrie ten onder te gaan, tot Graaf
gelegd. In 1906 werd daar een groeve met alleen het recht heeft barnsteen uit te voeren. Albrecht de zaak redde door begaafde kunst-
± 1000 kg barnsteen gevonden, terwijl in 1936 Vooral met de Hanzesteden, zoowel in Duitsch- zinnige jonge mannen in de barnsteensnij-
bij den bouw van de Reichsautobahn twee land als in Vlaanderen en in het Oosten wordt kunst te laten opleiden, waardoor zich spoedig
depots met te zamen 1750 kg gevonden wer- nu handel gedreven en al spoedig hebben een belangrijke kunstnijverheid ontwikkelde.
den. Hoe dieper men in den kuü kwam, hoe Vlaamsche handwerkers ook barnsteen met Tot ver over de grenzen, aan de hoven van
grooter de stukken barnsteen werden, tot ten hun vaardige handen tot een kunstig sieraad vreemde vorsten kwam het kunstig bewerkte
barnsteen van deze jonge menschen. Een
hoogtepunt werd echter pas bereikt tijdens de
regeering van den grooten Keurvorst. Jakob
Heyse en Johan Scriba zijn de grootste barn-
steensnijders van de 17e eeuw geweest. Ware
pronkstukken zijn uit hun handen gekomen.
Ook de soldatenkoning Friedrich Wilhelm I en
zijn zoon Frederik de Groote hadden voor dit
natuurvoortbrengsel uit eigen bodem een
groote liefde opgevat. De groote staatsgeschen-
ken werden in barnsteen uitgevoerd, kunstig
uitgesneden en bewerkt, naar onzen smaak
vaak wat al te overdadig. Dan komt de ver-
valtijd, en zelfs de stichting van het groote
mijnbedrijf bij Palmnicken, in 1875, brengt
geen verbetering in den toestand. Voordien
werd barnsteen nog op de oude manier door
vlsschen en soms ook met behulp van duikers
gewonnen. De opleving komt pas bij de stich-
ting, in 1926, van de „Staatliche Bernstein-
manufaktur", een afdeeling van de Preuszische
Bergwerks- und Hütten-A.-G., in Koningsber-
gen. Een nieuwe barnsteenkultuur ontwikkelde
zich langzamerhand en ook nu worden weer,
evenals tijdens Frederik den Groote, groote
staatsprijzen in Duitschland veelal in barn-
steen uitgevoerd. Het zijn grootsche schep-
pingen, die getuigen van een zuiver kunstge-
voel en met recht kunnen we zeggen, dat het
Niét alleen moeten de mannen en vrouwen vakkundig kunnen slijpen en polijsten, ook een zekere mate van barnsteen, dat in de vroegste geschiedenis zoon
schoonheidsgevoel en kunstzin is voor dif bijzondere werk vereischt. Met groote zorgvuldigheid en oplettend- belangrijke rol gespeeld heeft, in eere her-
heid WOrdt elke ktaal Uit de hand bewerkt. Foto's: Arch. V.W., Oor» Barbben Cf) en S(_a«. Bernifein Manuf-Koningsbergen. steld is. GERDA SCHAAP.

25
.Het wagenschip 'm éen i«estejijke optocht, afgebeeld op een bronzen emmer uit Wafsch
{H_llr__.kul.uur, pl.m. 700 v.o, jaart.).

DE OMMEGANG MET HET WAGENSCHIP

van schepen op wielen tenslotte zijn daar de Zweedsche fotsteeke-

Hmmegangen
DE KRONIEK VAN SINT TRUYEN
of wagens worden nu nog regel- ningen, waarbij het schipzinnebeeld de voor-
matig bij de Carnavalsfeesten, zoo- naamste plaats inneemt. In dit alles zit ver- De stedelijke overheden, die het gemaskerd
rondloopen bestreden, moedigden niet alleen
als die in de groote steden van het band. Er loopt een lijn door, die wij hieronder
Rijnland plaats vinden, gehouden. zullen trachten te volgen. de zwaarddansen aan, maar ook een ander
Deze in de negentiende eeuw naar Italiaansch Opmerkelijk is, dat ook dit gebruik niet alleen oud volksgebruik: het rondtrekken met
voorbeeld georganiseerde stadsfeesten vallen
echter samen met de gebruiken, die van
fel door de kerk is bestreden —één domheer
hield er alleen al 110 preeken in één jaar
De Blauwe Schuit!
Wat was dit ommegaan met de Blauwe Schuit
oudsher ten plattelande levend bleven en die
van het begin af aan de stedelijke feestelijk-
tegen
— maar tevens bij gelegenheid in haar
eigen gebruiken is overgenomen, als dit tac-
eigenlijk?
In de middeleeuwen en daarna was het onge-
twijfeld een gebruik, dat zich wist te hand-
heden hebben beïnvloed. Ja, oorspronkelijk tischer bleek.
waren deze stadsfeesten
tiende-eeuwsche „renaissance"
— —
vóór hun negen-
dezelfde als
haven, dank zij den krachtigen steun van som-
mige gilden, die deze vertooningen wisten
door te zetten tegen den wil van de kerk in;
de boerengebruiken. een vertooning, die hoofdzakelijk daaruit be-
Zoo is ook het ommegaan met een wagen- Over het schip en den stond, dat een blauw geschüderd schip op
schip op Vastelavond in onze lage landen van
wielen door de leden van een of ander güde
oudsher gebruikelijk geweest en wel onder
den naam van het loopen met de Blauwe
boom, twee oude werd voortgetrokken door de stad of van de
eene plaats naar de andere. Daarbij was dit
Schuit, zooals uit oude stadsrekeningen en uit
prenten en schilderijen van Jeroen Bosch en
zinnebeelden schip met allerlei lieden bemand, die hetzij
als narren optraden, hetzij bepaalde figuren
Pieter Bruegel blijkt. Eenige eeuwen vroeger parodieerden, of wel kortweg min of meer
moet echter een voor-christelijk religieus loszinnige en onmaatschappelijke personages
volksgebruik nog in de herinnering der boe- Zoo wordt uit het jaar 1235 vermeld, dat, toen waren.
ren hebben geleefd: de ommegang met een prinses Isabella van Engeland naar Keulen Reeds een kroniek van 1133 beschrijft een
wagenschip van stad tot stad, dat door de was gekomen om met keizer Frederik den dergelijken ommegang, die door boeren werd
bevolking juichend begroet werd. Een schip Tweeden te trouwen, zij werd verwelkomd georganiseerd. De kroniek namelijk, die de
dat te Maastricht van een mastboom werd door een heelen optocht van scheepswagens, abt Rudolf van Sint Truyen over zijn abdij
voorzien en dat door de wevers dag en nacht die door met kleeden behangen paarden wer- schreef. Volgens hem heeft in dat jaar een
bewaakt werd. den getrokken en met musiceerende priesters boer uit Inden (nu Comelimünster) met een
Een en ander tot groote verontwaardiging en waren bemand. Deze „huwelijksbootjes" waren aantal andere „lichtzinnige"(!) lieden in het
woede van de geestelijkheid, hetgeen het beste zeker niet zonder zin. Merkwaardig is in dit nabijgelegen bosch een schip getimmerd en
de religieuze bedoeling van dit feest aantoont, verband ook, dat een van de rotsteekeningen dit „terrea navis" op wielen gezet. Dit „dui-
want om een gewone dans- en zangpartij zou- door verschillende geleerden is uitgelegd als velswerk" (diabolieam technam), zooals Rudolf
den deze heeren zich zeker niet opgewonden een huwelijksvoltrekking in een schip. Reeds het wagenschip. beliefde te noemen, werd door
hebben. deze weinige gegevens pleiten voor de betee- leden van het weversgilde aan touwen van
Nog een paar eeuwen vroeger stond te Dom- kenis van het schip als vruchtbaarheidszinne- dorp tot dorp getrokken. De tocht ging eerst
burg de tempel van Nehalennia en één van beeld, hetgeen door het samengaan van schip naar Aken, waar mannen en vrouwen het
zijn symbolen was het Schip. Weer een ge- en boomzinnebeeld wordt bevestigd, zooals wagenschip met een groote „processie" bin-
tuigenis levert Tacitus in zijn Germania en wij zien zullen. nenhaalden. Waar het schip zich ook ver-

Schip met zonneschijf en drie hamer- ot bijlzwaaiende Schip mef radkruis als zonnezinnebeeld. Gestalten, die over een scheepsmodel springen
gestalten.

26
toonde, overal werd het met gejuich en
vreugdedansen begroet. De deelname van het
Dit spotgilde van echte Narren heeft in vele
Nederlandsche steden bestaan. Uit stadsreKe-
tyon t>em Ictcbt feW
lef irSciia vn. ..rXilir ._ %» panty* jfifdK _.
volk aan deze ommegangen was zoo groot, dat ningen van Bergen-op-Zoom is gebleken, dat
de geestelijkheid op scherpe wijze tegen deze de Blauwe Schuit er reeds vóór 1534 door de
heidensche feestelijkheden van leer trok. Zij stad rolde en dit in 1564 ook nog deed. We
eischte van het volk, dat dit deze duivelsche lezen bijv., dat er is „betaelt aan Jacop van
zinsbegoocheling (diaboli ludibrium) en ver- Rausschem, schilder, die aengenomen heeft die
beelding van booze geesten (malignorum spiri- Blaeu Scute te schilderen van achter tot voeren
tuurn simulacrum) zou verbranden of op an- met alle die nyeuwe schilden ende wapenen
dere wijze vernietigen, want in dit schip daeraen zoe dat behoort " een bedrag van
trokken „demonen" rond, zoodat men het „een zoo en zooveel en dat „de gesellen, die met de
schip van Neptunus, Mars, Bacchus of Venus Blau Scute geloopen hebben op den Omme-
zou kunnen noemen..." ganckdach", ook wat gekregen hebben.
Tenslotte bereikten de priesters hun doel: het Een rekening van de stad Nijmegen toont aan,
schip, dat reeds over Aken naar Maastricht dat de Blauwe Schuit er „nae alder gewoenten"
(waar het van een mast werd voorzien) en in 1550 rond ging.
vandaar door de gezellen van het weversgüde Uit het dagboek van den rentmeester van de
weer naar Tongeren en Loor was gereden,' St. Paulus Abdij te Utrecht is gebleken, dat
strandde voor de poorten van Leuven, waar men daar de Blauwe Schuit in 1446 op Vastel-
het niet binnengelaten werd. Daardoor werd avond heeft laten rijden.
het natuurlijke en oorspronkelijke einddoel, Bovendien komt er in de registers van dat-
de zeekust, niet bereikt. Onder den invloed zelfde jaar de naam van een marktmeester
van beroemde predikanten, als de domheer voor: Jan de Backer, „diemen heyt in die wan- Schip met Paradijsboom uit „Schiff des Heils" van
Geiler von Kaisersberg, werd vierhonderd jaar deringe die Blauweschrot". Geiler von Kaisersberg. (Straatsburg. 1507.)
later het omgaan met het wagenschip ook in Zeker ook een lid van het befaamde gilde!
Ulm verboden, want in éen keur van 1530 -Ho.) Don (af-fitnf, oasiMcrocapitei.
lezen wij: „item es soll sich niemand mer weder SEBASTIAN BRANTS
tags noch nachts verbazen, verkleiden, noch
einig fassnachtkleider anziehen, ouch sich des
NARRENSCHIP
herumfahrens des pflugs und mit den Schiffen Ook de christelijke moralisten hebben zich
enthalten, bei straf 1 gulden". Maar in de lage in hun beeldspraak niet zelden van het schip
landen bij de zee trok men zich niets van de bediend, als zij de zonden of verlokkingen wil-
kerkelijke ijveraars aan en nog in 1550 steunde den beschrijven. Wij hooren van het „luysich
bijv. de stad Arnhem den ommegang met de schip van sinte Reynuts" (n.l. de vergaarbak
blauwe schuit. Pas de reformatie gaf de der verloopen deugnieten), van het „Schip der
vastelavondpret in de protestantsche gebieden Armoede", enz.
den nekslag. Ongetwijfeld hebben deze brave rijmelaars
Ondertusschen had de kerk al lang officieel hun inspiratie voor deze stoute beeldspraak
stelling genomen tegen de hééle Vastelavond- ontleend aan hun ontsteltenis over het heiden-
pret en tegen alle Narrenfeesten, die op het sche schip der Vastelavondnarren.
Concilie van Bazel in 1435 verboden werden. Het bekendste dogmatische leerdicht is wel dat
Philips de Goede dacht er als wereldlijk vorst van Sebastian Brant dat in 1494 werd uitge-
echter anders over en bevestigde in 1454 na- geven: „Das Narrenschiff".
drukkelijk het bestaan der narren
nog wel op rijm!
— en dat Hierin uit Brant zijn ergernis over de zotten in
het algemeen, want met Narrenschip wordt
hier niet alleen het Vastelavondschip bedoeld,
maar ook de dwaasheid, oppervlakkigheid en
DE BLAUWE SCHUIT baldadigheid in de wereld. Het schip vormt met Schip met mastboom-crucifix uit „Schiff des Heils"
Zoo kan het ons niet verbazen, dat ook in zijn bemanning een soort allegorie der onchris- (Straatsburg. 1507)
ons land nog lang na 1435 op Vastelavond de telijkheid, ordeloosheid en onverantwoorde-
Narren en de Blauwe Schuit rondtrokken. Wat lijkheid.
de Blauwe Schuit eigenlijk in dien tijd voor- Ook de verwereldlijkte geestelijkheid krijgt
stelde, is het uitvoerigst beschreven door eenige vegen uit de pan. In overeenstemming
Jacop van Oestvoren. Zijn berijmde verklaring met deze allegorie is het oorspronkelijke zinne-
is gedateerd „opten rechten Vastelavond" van beeld van het wagenschip uiteen gevallen in
1413, ter gelegenheid van een steekspel, dat zijn twee samenstellende elementen: een
Brabantsche boeren in den Oostpolder tegen wagen en een schip, beide zwaar met Narren
„die van Hoedekenskerke" kwamen houden. bemand, die ook nog met roeibootjes het op de
Dit landelijke Vastelavondfeest der Zuid- baren drijvende schip trachten te bereiken.
Bevelanders zal wel een Bruegeliaansch Het kan zijn, dat dit een gevolg is van de ver-
schouwspel zijn geweest, waaraan de gezellen uiterlijking van zinnebeeld tot allegorie, het is
der gUden even vroolijk als de landelijke ook mogelijk, dat de houtsnijder, die het werk
ruiters deelnamen. ülustreerde, al heelemaal geen begrip meer had
Van Oestvoren verklaart, dat „inder Blauwe voor de overlevering van het Narrenschip.
Scuten ghilde alle ghesellen van wilde Daar komt nog bij, dat het hoofdstuk over de
manieren" welkom zijn. Maatschappelijke rang Vastelavondzotten verloren is gegaan, zoodat
of stand, leeftijd of geslacht speelt daarbij ook de prent van een mogelijk oorspronkelijk
geen rol. Ook geestelijken zijn welkom, mits Vastelavondschip ontbreekt. Groot zal dit gemis
zij maar voldoende lak aan burgerlijkheid en echter niet zijn, de bewaard geblevenen in aan-
ingetogenheid hebben. Maar —gespuis wordt
nadrukkelijk geweerd: moordenaars, roovers,
merking genomen.
De opvatting, dat de heele wereld eigenlijk éen
schermers, verraders, zakkenrollers en oplich- groot gekkenhuis was, vol met lieden, die hun
ters hebben geen toegang, evenmin als lichte- eigen zieleheil vergooiden, was in die dagen in
kooien en bloedschenners. In het kort, ieder klerikale kringen niets ongewoons. Zelfs de
die voor geld bandietenstreken uithaalt of zich humanisten verwierpen deze gedachte niet ge-
verkoopt is uitgesloten. heel en Erasmus kwam zelfs tot een „Lof der
Wie echter uit puren levenslust of uit liefde- Zotheid".
lust de wereld in haar conventioneele gezicht In het bijzonder was echter de reeds genoemde Schip met boomzinnebeelden. Rotsteekening uif den
slaat, is van harte welkom. domheer Geiler von Kaisersberg gegrepen door Bronstijd, bij Lökeberg in Bohuslan. (Zweden.)

Schip met boomzinnebeeld, zonnen en haan op een


Dansende figuren op een schip Man met scheepsmodel. (Rotsteekening uit Zweden.) scheermes uif Schonen. (Bronstijd.)

27
Links boven: De Liburna in hef door Ruppel gevonden handschrift in de Staatsbibliotheek
te /München.

Rechts boven: De „Blaue Schuif" uif een Neurenberger Schembarfboek.

Links: Het Narrenschip uit den Schembarfloop te Neurenberg in 1539

Onder: De prent, die het blad „De Oude Tijd" in 1870 bracht in navolging van dit
Schembarfboek.

Brants allegorie en hij preekte liever naar tek- van aan het kruis aan den mast, zooals in de Het waren uitgesproken Lente-ommegangen,
sten van het Narrenschip dan naar die uit den volkskunst Christus vaak aan een boomgaffel waarbij zwaarddansers een groote rol speel-
Bijbel. Hij hield er dan ook niet minder dan hangt, zooals Wodan hing aan den omgewaai- den. De beenhouwers hadden het recht (privi-
110, die hierop geïnspireerd waren en publi- den boom. lege) om gedurende de laatste dagen van den
ceerde ten laatste zelf in 1507 te Straatsburg Maar de Blauwe Schuit op wielen vinden wij „Fassnachtszeit" met „Schemen" — in hout
een bundel onder den titel „Schiff des Heils". in deze stichtelijke boeken toch niet. Het kan gesneden maskers — vermomd, een rondgang
Het was steeds zijn bedoeling om de christe- zijn, dat men dien uitgesproken onkerkelijken of rondedans te houden, geld en eetwaren in
lijke dogmatiek zoo aanschouwelijk en voor het vorm niet afbeelden wüde. te zamelen en deze gezamenlijk op een vroo-
volk zoo begrijpelijk mogelijk in te kleeden. Anders stonden de wereldlijke beschrijvers lijke bijeenkomst op te maken.
Zijn christelijke HeUsschip was dan ook een der gildefeesten er echter tegenover. Zooals Later werd bij dezen ommegang ook de „Hel"
bewuste tegenstelling tot het Narrenschip van wij reeds gezien hebben, hielden juist de gil- meegevoerd, namelijk een allegorische pronk-
Brant. den zich met het rondrijden van de Blauwe slede of pronkwagen in den vorm van een
Als wij nu dezen bundel bekijken, treft het Schuit bezig, veelal daarin aangemoedigd door kasteel, een draak, een reus of iets dergelijks.
dadelijk, dat hier véél duidelijker dan bij de stedelijke overheden. Het bouwsel was flink van allerlei vuurwerk
Brants Narrenschiff is teruggegrepen op de voorzien en werd tenslotte op Aschwoensdag
oude volksche zinnebeelden, hoewel het hier op de markt bevochten, overwonnen en ver-
sterker nog dan bij Brant om christelijk ver- DE HEL IN DE brand.
maan gaat.
SCHEMBARTBOEKEN De legende van deze Schembartlaufen gaat
Wij zien hier het Narrenschip terug als Heils- terug tot 1349, maar zoowel het karakter van
schip, met in het midden den Paradijsboom uit Tot de mooiste openbare ontplooiingen van den ommegang als de maskers en costuums
den tuin van Eden als mast. het gildeleven behooren ongetwijfeld de be- wijzen op een oeroud verleden.
Evenals bij de Meiboomen is slechts de top met roemde Schönbart- of Schembartlaufen, zoo- Opnieuw ontmoeten wij hier figuren, die van
loof versierd. als die o.a. te Neurenberg door het been- onder tot boven met belletjes waren behanger.,
Op een andere prent hangt Christus inplaats houwersgilde gehouden werden. evenals de Glöcklern in de Oostmarker Alpen

28
en de Schellenlaufer uit Werdenfels: Vastel-
avond-gestalten, die eveneens ommegangen WAGENSCHIP
DE LIBURNA — EEN OEROUD in onderdeden. Maar het is tevens wel zeker,
dat het wezen van het origineel zoo goed
mogelijk bewaard is.
houden. Vervolgens ontdekken wij de „Ruig
Gekleeden", de Wilde Mannen en Wilde Vrou- Uit de Kroniek van St. Truyen bleek reeds, Zeer merkwaardig is hier de voortbeweging, n.l.
wen, daar is ook de geheel in dennegroen ge- dat wij met een oud Germaansch boerenge- door drie tredmolens, die door ossen bewogen
hulde gestalte, die wij elders in de Twaalf bruik hadden te maken. Het ijveren der theo- worden. ledere molenas drijft een paar wielen,
Nachten ontmoeten, daar zijn ook vader en logen tegen dit gebruik was anders trouwens de wielen zelf hebben óf schoepen óf bodem-
zoon in duivelspak met lange vogelsnavels: de niet goed te verklaren. klauwen, zooals onze tractoren, die hier door
ons welbekende Perchtenloopers. En inderdaad maakt reeds Tacitus melding het doorsteken der spaken buiten de velg
schijnen gevormd. Daar de Romeinen het tand-
Hier zijn zij, de oude, reeds in de 7de en de van het wagenschip in het negende hoofdstuk
Bste eeuw door de kerk verboden en verban- van zijn „Germania". Hij beschrijft hier den rad al lang kenden (in den scheepsbouw bijv.),
nen gestalten uit de voorjaarsommegangen: eeredienst der Sueven en o.a. een godin, heeft de constructie niets onwaarschijnlijks.
gekerstend, omgeduid, gedemoniseerd, door de waarvan hij den naam niet schijnt te weten, Bovendien komt dit scheepstype ook voor in het
gilden in bescherming genomen tegen een al- en die hij daarom met de door zijn landge- schetsboek van Giulano da San Gallo (eind
geheel verbod en tenslotte geheel met de nooten en andere volken uit het Middelland- 15de eeuw), dat verschillende copieën van dit
gildengebruiken verweven, om eindelijk na de sche Zeegebied vereerde godin Isis vergelijkt. schip bevat en wel mèt en zonder runderen,
reformatie grootendeels te verdwijnen. Hij kent echter het zinnebeeld der godin, een maar zonder den naam Liburna te vermelden,
Deze gemaskerden dansten om en op de zinnebeeld, dat op zichzelf (signum ipsum), schreef Ruppel in „Germanien" (No. 3 van
1940).
„Holle" en deze hel was nu eens een kinder- „omdat het de gedaante van een Liburna
etende reus, dan weer een molen, die oude heeft" (in modum liburnea figuratum) op
vrouwen vermaalt en omvormt tot jonge maag- een van over zee gekomen geloof zou wijzen. BOSCH EN DE
den, nu eens een giftige draak, dan weer een Dit zinnebeeld kon niet anders dan een schip
JEROEN
kanon om oude vrijsters in de lucht te schie- zijn, dat was vanouds duidelijk. Maar wat BLAUWE SCHUIT

——
ten of een oven om narren over te bakken. voor een schip d_t was de vraag. In ieder geval weten wij nu waar het zinne-
Soms ook een vinkenbaan met dorre boomen, Een Liburna ja, maar wat is een Liburna beeld van de Germaansche godin mee verge-
waartusschen een vrouw verscholen zit, die de eigenlijk? De klassieke bronnen spreken vaak leken kon worden: met de Liburna, het schip
dwazen in haar netten verstrikt. van dit scheepstype, zonder het ooit af te waar het Narrenschip in alle opzichten mee te
Alles bij elkaar was het een peperdure ver- beelden. Wel zijn er beschrijvingen van het vergelijken is en waar ook de Blauwe Schuit
tooning, die dan ook vaak werd overgeslagen Romeinsche Isisfeest, dat op 5 Maart werd vanaf stamt.
als het een „pestjaar" was of oorlog de beur- gevierd (op Navigium Isis, zooals de Staats- Een merkwaardige en geheimzinnig aandoende
zen leegde. In de 16de eeuw duurde die pauze kalender het aanduidt) en waarbij een kost- verbeelding van de Blauwe Schuit vinden wij
vele jaren. baar versierd schip in zee werd gelaten; maar op een allegorie van den schilder Jeroen Bosch,
Maar in 1539 werd eindelijk weer eens een geen woord rept over dit schip zélf. wiens werk vooral door de Jezuïeten zeer
Schembartlauf gehouden: de grootste die ooit Karl Konrad A. Ruppel vond echter in 1940 werd bewonderd. Het is een klein paneeltje in
gehouden was met 150 verkleede en gemas- in de Staatsbiliotheek te München hand- het Louvre.
kerde deelnemers en dansers. schriften uit de 15de of 16de eeuw, die rijk Wij zien hier als steeds den loszinnigen geeste-
En de Hel was ditmaal — een schip: een geïllustreerde copieën bleken te zijn van lijke, het minlustige vrouwspersoon, twistende
blauwe schuit, waarop o.a. tusschen een Romeinsche „staatsalmanakken" uit het einde gezellen, watergeesten (verwant aan denWilden
Duivel en een Doctor een Theoloog stond, om- van de vierde eeuw, namelijk opteekeningen Man) en den met bellen versierden Nar, die zich
geven door allerlei andere gedaanten. van alle ambten, zoowel burgerlijke als mili- hier wijs afzijdig houdt. De boegspriet is een
Het heele volk lachte dat het daverde, want taire (Notitia dignitatum omnium tam civi- dorre boom en de nar zit er juist zoo op als de
iedereen herkende er den gehaten protestanten lium quam militarium). Op blad 175 vond gevangen narren op de Neurenberger „Vogel-
stadspredikant dr. Osiander in. Inplaats van Ruppel een copie van een oude prent, die een herd". De mast van het scheepje is van een
den bijbel hield hij een verkeersbord in de bepaald soort schip voorstelde en onder de boomkruin voorzien en zoo tot een echte
hand. De rechtzinnige godsgeleerde voelde teekening stond de naam: „Liburna"! „Groene Mei" geworden, een vroeg voorjaars-
zich beleedigd, het werd een geweldig spek- Daarmede is nu eindelijk verklaard wat Tacitus boomzinnebeeld.
takel en ondanks de gildeprivileges werd nu precies bedoelde met het zinnebeeld van de Tegen den mast is een met jong groen ver-
daarop het Schembartloopen „voor eeuwig" Sueven-godin: een wagen n.1., die niet anders sierd speenvarken zonder kop gebonden, dat
verboden. Wel werd de woning van dr. Osian- is dan een schip op wielen. Vanzelfsprekend een der gezellen tracht los te snijden.
der bestormd en werden zijn ruiten ingegooid zal de 16de eeuwsche weergave op dezelfde Op den top van den mast schijnt een masker
— maar het Schembartspel behoorde tot het manier van de 4de eeuwsche verschillen als de
verleden prent uit „De Oude Tijd" verschilt van die der
te staan, dat geheimzinnig uit de aangebonden
kruin kijkt.
16e eeuwsche Schembartboeken, n.l. in stijl en Een groote wimpel wappert van den mast,
Er zijn evenwel nog meer dan vijftig Schem- waarop een liggend halvemaantje, het
bartboeken bewaard gebleven, waarin ook deze „schuitje" van de maan, is geschilderd.
beroemde ommegang met het blauwe wagen- Het gezelschap ligt aan onder een grooteren
schip meermalen min of meer uitvoerig staat boom, wellicht onder den ouden heiligen
afgebeeld. boom, waarvan nog het Antwerper Liedboek
De uitvoerigste, hoewel niet de mooiste, af- zingt: den haeselaer es op gherecht, tgaet te
beelding van de „Blauwe Schuit" staat in het vastelavont waert".
Schembartbuch van Neurenberg, waarnaar in Evenals alle kerkelijke verbeeldingen, die de
ons land reeds in 1870 in het blad „De Oude stichting van het volk door sprekende alle-
Tijd" een houtsnede verscheen, die het origi- gorieën ten doel hadden, is ook op Jeroen
neel weliswaar in een techniek en teeken- Bosch' paneeltje de Blauwe Schuit als schuit-
stil 1 '.vergeeft, maar den voorstellingsinhoud zonder-meer voorgesteld, juist als in de pree-
ta ...uwkeurig volgt. De weergave is pers- kenbundel van Von Kaisersberg en juist zoo
p___.visch gecorrigeerd en de voorgrond leven- handhaaft ook Bosch het boomzinnebeeld.
diger en naturalistischer gegroepeerd, terwijl De bemanning is echter in vele opzichten ge-
links in rechts werd veranderd, maar een ver- lijk aan die van de Schembart „Holle": een
keerde of onware voorstelling geeft deze prent geestelijke, een vrouw, die haar netten naar
toch niet. Alleen — het blad vermeldde de
herkomst niet, zoodat er van dit blad weinig
Gouden bootje uit de vondst van Nors (Denemarken)
verliefde lieden uitzet en een nar.
Een ander blad, door Bosch ontworpen, voegt
overtuigingskracht uitging en ook allerlei
met kringenzonnen op den zijkant. Honderd^ bootjes
daar nog aan toe: een nar als stuurman met
vergissingen ontstonden. Zoo namen velen ten een „duivelsharp" op zn rug en een liggende
vond men zoo in elkaar gestoken bijeen.
onrechte aan, dat dit nu een der prenten uit reus, die aan den Neurenberger Kindervreter
Seb. Brants „Narrenschiff" was. doet denken. Onder deze verbeelding lezen we:
Belangwekkende gedemoniseerde gestalten „Daer Platbroeck speelman is en stierman in
zijn aan boord nog de eierwerpende bok en de bane, daer sien hem de vogelen voer een
de.ever met den bijl. Een andere dierenge- huyben ane.
stalte met vogelkop spuit de belegeraars nat, En al tiert sijn gheselscap, dat se moghen
een gebruik, dat ook nu nog elders bij het sweten, het sullen de sangers in de blau schuyte
„Schemenlaufen" voorkomt. heeten."
Ook in een aantal mysterieuze prenten naar
Zoo krijgen wij door middel van het Narren- ontwerpen' van Bosch vinden we voorstellingen
schip of de „Hel" van het Neurenberger been- van zotte gezelschappen, die in schelpen of
houwersgüde een goed denkbeeld van de ge- eierschalen varen en die in allerlei détails
daante van de Blauwe Schuit van dit levens- aan Vastelavond-herinneringen doen denken.
lustige gilde, al zal het schip meestal heel
wat eenvoudiger zijn geweest en veelal waar-
schijnlijk zonder mast, maar met een boom SCHEEPJES IN KERKEN
in het midden. Op een werk van Pieter Brue- Het houden van ommegangen met schepen is
gel staat op het uithangbord van een herberg in de volksgebruiken nog niet heelemaal ver-
een blauwe schuit, die zelfs de geringste op- dwenen. In Oldenburg bijvoorbeeld worden
schik mist. Maar die van Bergen op Zoom was Houfen schip-zinnebeeld met dierkopsteven en acht met Pinksteren kleine scheepjes op een wagen
gestalten, gevonden in de Humbermonding (Engeland). gezet en door de straten gereden en bij <*<■
tenminste rijk met wapens versierd!

29
de kerk „geofferde" scheepjes natuurlijk niets
mee te maken hebben.
ZINNEBEELDEN UIT DEN
BRONSTIJD
Bedoelden de zeventiende eeuwsche scheeps-
makers met hun geschenk aan de kerk onge-
twijfeld den christelijken eeredienst meerderen
luister bij te zetten, wellicht verwachtten zij
er ook meerderen zegen voor hun gilde van. In
ons Germaansche verleden waren offergaven
van kleine, kostbare scheepsmodellen geens-
zins onbekend, getuige de zeldzaam fraaie
vondst van Nors (Jutland) waar men in een
aarden pot, die met een vlakken steen was be-
dekt en ongeveer twee voet diep in een zand-
heuvel was begraven, honderd kleine in elkaar
gestoken gouden bootjes vond!
Het waren kleine, maar prachtig nauwkeurig
uitgevoerde scheepsmodelletjes met spanten
en railing van brons en bekleed met dunne
gouden plaatjes, waarop kringenzonnen als
zinnebeelden waren aangebracht.
Niet alleen zijn deze scheepjes van belang
voor onze kennis van den scheepsbouw van
den Bronstijd (want daaruit dateert deze
vondst), maar de zinnebeelden laten tevens
zien, dat zij in verband met den eeredienst
werden gebracht.

Duidelijker blijkt dit nog uit de beroemde rots-


teekeningen, die eveneens in den loop van
den bronstijd ontstonden in de nabijheid van
de Zweedsche westkust, maar die ook in Zuid
Noorwegen en Zuidwest Zweden op verschil-
lende plaatsen zijn teruggevonden.
Zij vormen de voornaamste bron voor onze
kennis van het geloof in den bronstijd.
Scheepsverbeeldingen nemen op deze teekenin-
gen een voorname plaats in. Wij treffen er
figuren bij aan, die schepen voorstellen waarop
groote radkruisen staan, schepen met een
boom erop, schepen waaromheen of waarop
gedanst wordt, schepen met zonnezinnebeel-
den, met bijldragende gestalten, schepen waar-
over gesprongen wordt, schepen waarover een
slang voortkruipt enz.
Op scheermessen uit dezen tijd, die in Dene-
marken gevonden werden, vinden we eveneens
schepen afgebeeld, waar in het midden een
boom de plaats van den lateren mast inneemt,
schepen waarop bijlen en andere zinnebeel-
den staan.
De beteekenis van den reeds van nature be-
schuttenden boom is ook hier die van een
onheil afweerend vruchtbaarheidszinnebeeld,
evenals alle huidige Mei- en Pinksterboomen
uit de voorjaarsgebruiken. Al deze scheeps-
voorstellingen maken het — mede in verband
met de andere voorstellingen op de rotsen —
niet aannemelijk dat wij hier met het Dooden-
schip te maken hebben. Alles duidt erop, dat
deze schepen thuis hooren in dat gedeelte van
den eeredienst, die zoo nauw met de zon ver-
band hield, dat de voor jaarsvruchtbaarheid
verbeeldt.
Hier is het schip duidelijk een Zonnevaartuig,
dat de Nieuwe Lente vol vruchtbaarheid
brengt.

NEHALENNIA EN HAAR SCHIP


Ook in historische tijden zijn deze gebruiken
nog bekend. Want in 1647 werden op het
eiland Walcheren, bij Domburg, eenige altaren
ontdekt, die van latijnsche opschriften waren
voorzien. Zij behoorden tot den eeredienst van
,D. Blaue Schuit", naar hef schilderijtje van Jeroen Bosch. (Louvre)
de tot dan onbekende godin Nehalennia. Latere
vondsten breidden het geheel tot 26 monu-
menten uit. Door den grooten kerkbrand van
Rijnlandsche Carnavalsoptochten, die in de kleine schepen in de boerenkerken op te han- Domburg gingen de toch al zwaar geschonden
negentiende eeuw in hun huidigen vorm ont- gen, die in het voorjaar met gekleurde linten steenen bijna geheel te niet. De fragmenten
stonden, worden steeds wagenschepen meege- en bloemen werden versierd. die bewaard bleven, werden later te Middel-
voerd. Wackernagel leidt het woord Carnaval En ook in Holland voelde men blijkbaar tot burg bewaard. Drie goedbewaarde altaren wer-
dan ook van carrus navalis (wagenschip) af. ver in de zeventiende eeuw nog een zekeren den echter nog in het Leidsche museum voor
Zoo bleven deze gebruiken voortleven, on- band tusschen schip en eeredienst, want de Oudheden bewaard en één te Brussel.
danks de kerkelijke verboden en pas eeuwen kunstig vervaardigde scheepsmodellen, die Belangrijk in ons verband is, dat haar attribu-
later volgden de steden de kerkelijke overheid David Koenen in 1668 te Haarlem had ver- ten vruchten, een hond en een schip zijn (ook
in de bestrijding ervan: toen de protestanten vaardigd, werden door zijn gilde der scheeps- roer van een schip).
de raadszetels bezetten. makers aan de Groote Kerk, de oude St. Bavo, In verband met Tacitus' beschrijving van de
Hier en daar is het volksgeloof echter de kerk geschonken. Zij hangen daar tot heden nog godin der Sueven, die hij vergelijkenderwijs
binnengedrongen: in Holsteinsche dorpen, en het volk heeft er terstond de legende van Isis noemde, in verband ook met de middel-
waar veel schippers woonden, placht men Damiate omheen geweven — waar deze aan eeuwsche benamingen der ommegangsschepen

30
Links: In 1539 werd te Neurenberg de groofsfe Schembarfloop gehouden, waaraan meer dan 150 personen deelnamen. De „Hel" had de gedaante van een Narrenschip,
waarin tusschen twee duivels een theoloog, een monnik en een nar stonden. Het schip droeg een ster in den mast en werd op de markt bestormd.
Rechts: Het wagenschip werd in de gedaante van een Zwaneboof meegevoerd in den Carnavalsoptocht van 1824 te Keulen. Het wagenschip heeft een groot roer, dat hef
duidelijk als schip kenmerkt. . oto_. Arth. V. W. en German/an.

als „Schip van Venus", is het waarschijnlijk, vervangen (bijv. Sant Ursulen Schifflin, 1497, volken van het Noorden naar het Zuiden en
dat onze oorspronkelijke scheepsommegangen Straatsburg). Oosten zelfs met sterke Noordsche inslagen.
tot den eeredienst behoorden van een godin die Het aloude Ommegangsschip der lentezotter- De grondgedachte moet dus reeds uit den
wellicht als Nehalennia van bijzondere plaat- nijen werd echter omgeduid tot een schip der steentijd stammen, d.w.z. uit den tijd vóór de
selijke beteekenis was, maar die wij in het al- zonde en der verworpenheid en zijn beman- indo-Germaansche uitzwerving naar Voor-Azië,
gemeen ook dèiir aannemen mogen, waar van ning gedemoniseerd. Zoo verschijnt het als want in de indo-Germaansch bevruchte gebie-
Freya sprake is, een naam, die een van de vele „Narrenschip" in de stichtelijke lectuur van den treffen wij een soort Voorjaarsfeest aan,
bijnamen moet zijn geweest, waarmee bij de Brant en zijn collega's. waarvan de gebruiken slechts in het hooge
Germanen de godin der Vruchtbaarheid be- lets van de oude gebruiken werd echter gered Noorden kunnen zijn ontstaan en die alle om
kend was. Freya, „de Geliefde", in latijnschen door de gilden, die zich het ommegaan met den strijd tusschen „Zomer" en „Winter"
geest als Venus betiteld. het Narrenschip of met de Blauwe Schuit niet draaien, hier de „Zon van het Oosten" en de
Waar in de Germaansche gebruiken de ge- lieten ontnemen, zooals in de Vastelavondpret „Zon van het Westen" genoemd of Nebo en
dachte van het eeuwige „Stirb und Werde" in het algemeen enkele oeroude gestalten in Marduk, de Oude en de Nieuwe Koning. Hierbij
steeds op den achtergrond staat, is het niet veranderden vorm voort bleven leven. werden ommegangen met wagenschepen ge-
vreemd, dat naast de vruchtbaarheidszinne- De huidige Carnavals-vieringen der groote houden. Was het Heilige Schip weer in den
beelden ook zinnebeelden van den dood optre- steden zijn niet ouder dan het begin van de tempel terug, dan werd de (schijn)koning ge-
den. Dit is in vele vastelavondgebruiken het negentiende eeuw, terwijl het woord carnaval dood, die het Oudejaar had voorgesteld.
geval: het oude, de winter, sterft en de heils- pas omstreeks 1700 uit Italië werd overgeno- Dezelfde gedachten en gebruiken ontmoeten
kracht wordt in een nieuw, jong wezen her- men. Latijnsche invloed is dan ook in de heele we bij de Grieksche Dionysosfeesten en de
boren. Rijnlandsche en Zuidnederlandsche Carnavals- Romeinsche viering van Isidis Navigium, op
Zoo is het schip in de voorjaarsgebruiken on- pret niet te miskennen. Reeds de namen der 5 Maart. Behalve aan Isis was bij de Grieken
getwijfeld een lentezinnebeeld, een vrucht- hoofdpersonen herinneren aan het Zuiden, de scheepsommegang ook gebruikelijk ter eere
baarheidsteeken, dat juichend begroet werd. aan Rome en Venetië. Deze grootsteedsche van de godin Athene. Haar heilige mantel
Het moet bovendien een zinnebeeld zijn ge- Carnavalspret heeft weinig zin, maar toch zijn diende als zeil op het schip, dat door een
weest, dat gemakkelijk was te begrijpen. Want er ook vele oude boerengebruiken nog in op- „onderaardsch drijfwerk" eerst rondom den
in het Noorden is het schip als teeken van genomen. In ons verband is belangrijk, dat de tempel van Demeter werd bewogen en dan pas
de weermogelrjke scheepvaart, door het ver- Middellandsche-Zeekulturen den ommegang langs de pelasgische en pythische heiligdom-
dwijnen van het ijs in het voorjaar, een wel met het wagenschip eveneens kenden. Als ge- men naar de burcht op den Acropolis werd ge-
zeer sprekend lentebeeld, vooral voor de zee- volg van de trektochten der indo-Germaansche reden.
varende Germanen van de Noord- en Oostzee- Het volk volgde het schip in plechtigen optocht.
kusten. Zoodat ook hier, wat in het Zuiden ontaardde
Voor de „landgermanen" — de stammen, die door het Noorden teruggenomen werd zonder
meer landinwaarts woonden —
was de ploeg
een meer in hun leven leven beteekenend
herkend te worden als eigen uitzaaisel over de
wereld: veruiterlijkt, ontzield en tot zinloos
zinnebeeld. vermaak afgezakt.
Voorjaarsommegangen met den ploeg vinden Tenslotte zij nog opgemerkt, dat het schip als
we dan ook nog heden als levend volksgebruik, vrouwelijk vruchtbaarheidszinnebeeld ook nog
o.a. in Sperrgau op Lichtmis. Maar ook op de zeer drastisch voortleeft in een reeks ondub-
rotsteekeningen vinden wij reeds den ploeger belzinnige volksuitdrukkingen, die de beeld-
afgebeeld, die een groene Mei in de hand spraak van het „huwelijksbootje" verder ont-
houdt, zoodat de zinnebeeldige ploeggang wikkelen.
zeker reeds vierduizend jaar oud is. Ook de volkskunst bevat motieven, die het
schip in verband met huwelijk en vruchtbaar-
OMDUIDING IN DE heid brengen.
MIDDELEEUWEN Wie dit alles met elkaar in verband brengt,
Het schip met den immergroenen wereldboom zal niet gemakkelijk gelooven, dat het woord
erop is voor de zeevarende Germanen dan ook Carnaval van „carne vale" oftewel vleesch-
wel het meest natuurlijke en aanschouwelijke opruimen komt, maar deze kerkelijke uitleg
beeld van den intocht van het mildere jaargetij, op één lijn stellen met het veranderen van
dat zich denken laat. En zoo, als zinnebeeld Vastelavond in Vastenavond. In carnaval ziet
des Heils, is het dan ook later door de kerk In den Neurenberger Schembartloop van 1521 werd als
hij „Carrus navalis", het wagenschip, dat aan
overgenomen, waarbij de Wereldesch tot Boom „Hel" een „Vogelherdt' (een soort vinkenbaan) mee- heel dit feesttij zijn naam schonk.
der Kennis werd omgeduid en de vroolijke be- gevoerd, waarin Narren gevangen werden. Men ziet
manning door vrome, ingetogen heiligen werd ook narren in de dorre boomen. NICO DE HAAS.

31
De Visch
waazvan iedezeen
houdt...
In het Novembernummer van „Hamer" schre-
ven wij over „Merkwaardige lieden in het
oude Edam" en in datzelfde artikel maakten
wij ook gewag van „de visch waarvan ieder-
een houdt", één van die humoristische ver-
beeldingen die uit den volksgeest ontsproten
zijn.
Sedert dien werd ons bevestigd, wat. wij
reeds verondersteld hadden, n.l. dat deze
figurenreeks heelemaal niet iets Edam-eigens
is, maar dat deze verbeeldingen op voor-
werpen uit andere plaatsen
andere landen — — en zelfs uit
eveneens voorkomen.
Zoo ontvingen wij van een onzer lezers, den
heer Jac. Koning, uit Weesp, een snuifdoos,
die in; Braunschweig gemaakt werd en waar-
op in uiterst fraai schilderwerk een vrouw is
afgebeeld, die door een eenvoudigen vis-
scher triomfarrtelijk in zijn net wordt opge-
haald. Volgens het inschrift op het deksel
van deze snuifdoos zegt de gelukkige vis-
scher:
„Der Fisch' haf mir viel Müh gemacht
Eh' ich ihn hab' ms Nefz gebracht."
De boer aan den wal schijnt zoon vangst
nogal de moeite waard te vinden, hij vraagt
dan ook:
„Ei Vefferf isf der Fisch nicht feil?,
darm kauf' ich mir den vordern Theill"
De monnik spreekt tuier eveneens een
woordje mee en met voorgewende preutsch-
heid, den blik van de sehoone vangst afge-
wend, zegf hij:
„Ach durft' ich solche Fische essen,
da wollt' ich ganz das Ffeisch vergessenl"
En ten slotte is het hier dan ook weer de
kreupele bedelaar, die een waarschuwende
stem laat hooren om de mannen op het
rechte pad te houden:
„Ol Liebe Herr'n nehmf euch in Acht,
diese Fisch' haben mir an die Krücke
gemachff"
Maar deze sehoone Braunschweiger snuif,
doos was niet hef eenige antwoord op
Edam's gevelbalk, de heer Reindersma u'rt
Den Haag zond ons een oude koperen ta-
baksdoos, die aan alle kanten met soort-
gelijke spreuken en voorstellingen gegra-
veerd is.
Op het deksel staan de sterrekijker, die „hef
in de lughf soekf", de boer, die „het in de
aarde soekf", de alchimist, die „het in hef
vuur soekf" en de visser, die „het in 'f water
soekf", terwijl in het midden een vrouw
staat met een wijnglas in de hand, die met
een beminnelijken glimlach zegt:
..O, gij gecke alle vier,
dat gij soekf, dat heb ik hier".
Aan den voorkant staan weer de woorden
van den kreupele geschreven, wiens ver-
beelding op deze doos echter ontbreekt. Hij
zingt ook hier zijn klaaglied:
„Nu heb ik gevonden, sief nu vindt ik mijn
in groof verdriet, haf ik hef soeke laten
staan, op krucke haf ik nooijf gegaan."
terwijl hij aan de achterzijde verder gaat
zijn ondoordachte daad te betreuren:
„Haf ik mijn van fe voore wel bedacht.
Ik haf mijnselven nooijf in leijden ge-
bracht!"
Aan den onderkant der dqos komt dijn de
climax van het verhaal. Daat zit een naakte
vrouwenfiguur in een bed met baldakijn en
spreekt tot den hengelaar en den alchimist
aan de eene zijde en tot den boer en den
sterrekijker aan den anderen kant deze raad-
selachtige zinnen:
„Komf al tot mij en' hebt dank ...
...
Ik sal U wijse de
Daar U 't..."
De rest van haar betoog wordt ons helaas
onthouden, daar de gelukkige bezitter, die
deze zinvolle snuifdoos eens liet maken,
deze voorstelling blijkbaar zoo vaak heeft
opgepoetst, dat de graveering tenslotte half
is uitgewischt.
Tenslotte ontvingen wij de aanwijzing, dat in
Braunschweig antieke roemers voorkomen,
waarin dezelfde soort voorstelling gegraveerd
is. Wij hebben dus blijkbaar met een zeer
foto's: Studio A.P.
algemeen verbreid motief fe maken.
G. S

You might also like