You are on page 1of 137

Inleiding tot internationaal en Europees recht

- Oude samenvatting aangevuld en verbeterd door Arnaud Van Driessche


met eigen lesnotities, handboek en extra.
- Handboek: WESSEL, R. en WERNER, R., Internationaal en Europees recht,
Groningen, European Law Publishing, 2011, xiii + 389 p.
- Academiejaar 2015 - 2016
- Prof. Stefaan Smis

1. Inleiding

1.1 Wat is internationaal recht? Wat is publiekrecht?


Het behandelt een groot domein en heeft betrekking over de ganse wereld. Dit vak
heeft universele ambities in tegenstelling tot andere vakken.

Internationaal recht = Het recht dat de verhouding tussen staten regelt en/of
andere subjecten van het internationaal recht.

Het internationaal recht = is een rechtsdomein dat zich bezighoudt met de


relaties tussen staten.

Staten zijn essentieel om te kunnen spreken over het internationaal recht.

De doorwerking van het internationaal recht in de nationale rechtsorde, hangt


af van de hardheid van de grenzen. We weten dat de grenzen tussen de
verschillende staten dus niet zeer hard is. Zodat het internationaal recht
effectief zou zijn, moet er dus ook een doorwerking zijn in de nationale
rechtsorde.

🡪Bv: denk maar aan de milieumarsen die door de leerlingen worden


gehouden. Ze baseren zich eigenlijk op het internationaal recht, want ze
zeggen dat de staten eigenlijk te weinig doen om het milieu te redden.

We leven nu in een geglobaliseerde wereld, waarin afhankelijkheid tussen de


staten groeit. Internationaal recht regelt dus alsmaar meer zaken. Het neemt
exponentieel toe. Wat er ver van ons gebeurt is voor ons vandaag relevant.

1
1.2 Verschillende domeinen van het internationaal recht
- Diplomatiek recht

- Internationale conventie, Internationaal milieurecht: bv. zorgt


voor bedreigde diersoorten, bescherming ozon, biodiversiteit, etc.

- Internationaal humanitair recht: wat mag, wat niet mag tijdens gewapende
conflicten, bepaalde personen die bescherming krijgen tijdens een conflict,
etc.

- Internationale organisatie van de rechten van de mensen.

- Zeerechten: wat zijn territoriale wateren, wat is piraterij, etc.

- Recht van de internationale organisaties: VN, EU, NAVO, Afrikaanse Unie, etc.

- Lucht- en ruimterecht: vraag of bepaalde grondstoffen in de maan zouden


kunnen worden ontgonnen, kan dat of niet? Kunnen we ze kopen of niet?
Hebben de vliegtuigen boven ons het recht om te vliegen, etc.

- Internationaal strafrecht (Den Haag): Als individuen oorlogsmisdaden


plegen (bv. genocides zoals in Libanon, Rwanda, Congo, Joegoslavië, etc.),
kunnen die personen aansprakelijk worden? Kunnen die vervolgd worden?

- Internationaal ontwikkelingsrecht: is verplichting van rijke landen om


ontwikkelingslanden (armere landen) te helpen? Hebben armere landen recht
om dit of dat te eisen?

-…

2
1.3 Nationaal recht moet men onderscheiden van internationaal
recht

Nationaal recht Internationaal recht

- Hoe men een bedrijf - België wil steenkolen kopen


opricht in Amerika. van Duitsland, België gaat
- Wanneer men in Brazilië rijweg bouwen en Belgen
op vakantie gaat en een gaan dat zelf betalen.
meisje ontmoet uit Vragen zoals: mogen ze
Venezuela en jij bent Belg taksvrij binnenkomen,
gaan samen trouwen, welk aan welke prijs krijgen
huwelijksstelsel, etc. ze dit, etc.

➔ Is NIET internationaal recht ➔Dit is INTERNATIONAAL


RECHT

1.4 Geschiedenis:
1. Soevereine staten

Internationaal recht ontstaat op het moment dat er staten zijn. De voorwaarde om


over internationaal recht te praten is dat er STATEN moeten zijn. Om te weten
wanneer het is ontstaan moet men dus kijken naar ontstaan van de staten.

Wat is een staat? = Territoriale eenheid, gezagsstructuur (een georganiseerde


maatschappij vormen), maar vroeger bestonden ook zulke staten. 🡪Bv: Egypte, de
Oude Rome en Grieken: er werden afspraken gemaakt tussen staten die voldeden
aan wat vandaag de dag een verdrag wordt genoemd.

Wat is dan het verschil met de moderne staten? Wat er toen ontbrak was een
overkoepelende rechtsorde/ een gestructureerde internationale rechtsorde. Dit zal
maar ontstaan als we spreken over ontstaan van de nieuwe orde vanaf 1648 =
Vrede van Westfalen (2 verdragen van Münster en verdrag van Osnabrück). Dit is
het beginpunt van het Internationaal recht in de moderne betekenis van het woord.

Dit houdt verschillende verdragen in die een einde hebben gemaakt aan de
Dertigjarige Godsdienstoorlog (1618–1648) de oorlog tussen Spanje/ Nederland en de
Tachtigjarige Oorlog (1568–1648). Deze verdragen creëerden een nieuwe orde. ➔
Ontstaan van soevereine staten. Dit zijn dus de godsdienstoorlogen, tussen het
katholicisme en het protestantisme. Het gevolg van deze oorlogen en nadien ook de
verdragen zorgen voor de komst van nieuwe staten. Namelijk soevereine staten =
hier heeft de staat zelf het hoogste gezag. Er staat geen gezag hoger dan die van de
staat zelf. Terwijl vroeger was dat niet zo omdat er nog een kerkelijk gezag was of
omdat de Keizer nog bepaalde hogere bevoegdheden had, dus hun gezag stond boven
die van de staat. Vandaar dat het geen absolute soevereine staten waren.
3
Vroeger staten, maar GEEN SOEVEREINE staten. De staat zelf had niet het hoogste
gezag maar was onderworpen aan gezag van de Paus in Europa. Pas met de Vrede
van Westfalen gaan die soevereine staten ontstaan. Door het soeverein worden,
onttrekken de staten zich van Rome (de Paus) en de Duitse Keizer. Soevereiniteit
(suprema potestas) wil zeggen dat de staten onafhankelijk en niet onderworpen
aan het gezag van een andere mogendheid. De staat heeft dus zelf het hoogste
gezag. De soevereiniteit van de staten is essentieel voor het internationaal recht.

Toen ging het vooral over de Europese staten (tot de 19de - 20ste eeuw). Het
internationaal recht was toen eurocentrisch. Al wat zich buiten Europa bevond
was voor Europa onbekend. Toen bestonden nochtans al geëvolueerde culturen
zoals Mali, India, Azteken, etc. Dit behoorde niet tot de statengemeenschap (terra
nullius = ”land van niemand”). Dit concept laat toe dat de Europese staten zich
kunnen basperen op het principe van “ wie er als eerste is” is diegene die zich het
grondgebied mag toekennen/ toe-eigenen. Volgens het internationaal recht van
toen behoorden die landen tot niemand. Daarom gaat Europa, wanneer Europa de
mogelijkheid krijgt om die landen te ontdekken, die landen koloniseren.

Slechts vanaf 20ste Eeuw komt er verandering doordat de gekoloniseerde landen


onafhankelijk worden. Zij gaan vanaf dan ook invloed proberen uit te oefenen. Dit
is niet in grote mate gelukt: Internationaal recht is nog altijd vrij eurocentrisch.
Gevolg: Het internationaal recht behartigd niet altijd de belangen van de armere
landen, want het zijn geen Westerse landen.

2. Uitbreiding van het aantal EN uitbreiding in de diepte

Uitbreiding van het aantal landen die deelnemen aan het internationaal recht:
Van 20 tot 30 staten oorspronkelijk naar meer dan 200 staten. Vooral na WOII
komen er heel veel nieuwe staten bij.

Maar internationaal recht is ook in diepte geëvolueerd. Internationaal recht treedt


in op meerdere domeinen. Staten zien meer en meer dat ze moeten samenwerken
om bepaalde problemen te kunnen oplossen. Hierdoor is het internationaal recht
van aard veranderd: Recht van coëxistentie naar recht van coöperatie.

- Coëxistentie = naast elkaar bestaan

� Gemeenschap van nieuwe/onafhankelijke soevereine entiteiten/staten,


om te functioneren naast elkaar/met elkaar en men gaat nieuwe
afspraken maken over de jurisdictie.

� Jurisdictie = een ander woord voor rechtsmacht en heeft betrekking op


het gebied waarover een overheidsorgaan bevoegd is.

- Coöperatie = samenwerken, afspraken maken

Waarom gebeurt die verandering van aard in de 2de helft van de 19de eeuw?
➔ Industriële Revolutie (eerst steenkool, dan elektriciteit, olie, etc.), nieuwe
uitdagingen:

- Steenkolen, fabrieken: Men gaat dus te maken hebben met


milieuverontreiniging die niet enkel nationaal is. (bv. als er een vervuilende
4
substantie terechtkomt in een rivier in Zwitserland stroomt dit vervuild water
verder naar Duitsland, Frankrijk,etc.) Zulke problemen moeten dus samen
opgelost worden.

- Grote migratiestroom in de periode van de industriële revolutie. Gaan zich


vestigen in de hele wereld. Een nieuwe uitdaging = Hoe kan men de belangen
van die mensen behartigen? Hoe kunnen we contact houden? Er moeten
oplossingen komen om post te kunnen sturen (de weg van New York naar
Brussel, hoe komt een brief van daar tot hier?) Nieuwe internationale
afspraken waren dus nodig voor al die zaken.

- Hele reeks van organisaties betrokken tot communicatie gaan ontstaan. Een
andere vraag is hoe gaan we de belangen van deze mensen behartigen?
Afspraken rond minimumrechten voor die mensen.

5
Afspraken over grondstoffen We zijn nu in staat om grondstoffen van heel ver te
transporteren. Zo ontstaan er afspraken over hoe ze moeten geleverd worden, aan
welke prijs, etc. Men gaat ook producten vervaardigen op grotere schaal waardoor
een afzetgebied nodig is en regels van internationaal recht voor die handel.

- Ontwikkeling van nieuwe technieken voor transport, wapenindustrie,


etc. Er worden nieuwe technieken ontwikkeld dus deze kunnen misbruikt
worden voor het maken van militaire wapens. Dus er moeten nieuwe
internationale regels ontwikkeld worden om bepaalde soorten wapens te
verbieden. Bv. Doem-doem kogels. “ Alles wapens gecreëerd worden mogen
ze niet onnoemelijk veel leed veroorzaken. “ Verdragen worden dus
opgesteld over wat mag en wat niet mag.

- Afspraken rond grondgebieden. Men beseft dat grondgebieden begrensd


moeten worden, dat ze regels nodig hebben voor kolonies, onderlinge
afspraken, etc. (bv afspraken over Afrika 1884).

Door industriële revolutie : Nieuwe uitdagingen, nieuwe problemen,


enkel oplossingen mogelijk door samenwerking. Vanaf dan OVERGANG VAN
COËXISTENTIE naar COÖPERATIE.
➔ OVERGANG VAN PASSIEF internationaal RECHT NAAR ACTIEF internationaal
RECHT

Passief = wat behoort tot wie? Wat mag op u territorium? Wat mag op mijn
territorium?

Actief = Vragen aan staten om iets te doen voor elkaar (hulp), staten aansprakelijk
kunnen stellen voor bepaalde zaken die ze gedaan hebben.

Door het actief internationaal recht wordt er dus ook verwacht dat staten bepaalde
inspanningen leveren, bepaalde dingen doen. Een bepaald doel bereiken.
➔ Individuen komen centraal te staan
➔ Het gaat om het aanbelangen van de rechten van de individuen
➔ Recht wordt dus relevanter voor individuen.

Bv. Mensenrechten: behoort tot het internationaal recht. Folteren is niet


toegestaan, ook al mag het volgens de Belgische wet wel bijvoorbeeld is staat de
internationale wet erboven en mag het dus niet!

6
Ook in Duitsland de nieuwe grondwet die was ontstaan die toeliet mensen die van
joodse afkomst waren, homoseksuelen of gehandicapten te vervolgen. Maar als
internationaal recht bestond (mensenrechten) dan had dit niet gekund.
➔ Dankzij Coöperatie kunnen we ons nu dus richten naar internationaal recht.
70-80% van onze rechtsregels hebben een internationale of Europese
oorsprong. (zelf cola blikje, welke producten daarin mogen, welke pesticiden
in groenten mogen, welke niet enz.)
➔ Maar: recht van coëxistentie blijft belangrijk! Men bouwt verder op dat van
coëxistentie.

KERN VH. INTERNATIONAAL RECHT : Niet omdat het vreemd is dat het ook
internationaal is.

1.5 Kenmerken van het internationaal recht


Evolutie van co-existentie naar coöperatie. We kunnen hier een aantal kenmerken
uit halen.
- Afwezigheid van een centrale wetgeving/ wetgever: Er is geen internationaal
parlement.
De staten beslissen zelf wat internationaal recht is en of ze al dan niet
onderworpen willen zijn aan dat recht (consensualisme).In het
internationaal recht hebben de staten zelf de keuze of ze rechtsonderhorig
willen zijn of niet. De staten zullen pas gebonden zijn aan een verdrag als ze
zelf daarmee instemmen. Bij nationaal recht is men verplicht onderworpen.
Dus bij het nationaal recht worden regels opgelegd en men is eraan
gebonden. Het internationaal recht is gebaseerd op een gedecentraliseerd
recht en functioneert op een horizontale wijze. In tegenstelling tot het
nationaal recht dat functioneert op een verticale wijze.
- Specifieke rechtsorde gebaseerd op co-existentie en coöperatie van
soevereine staten. Het internationaal recht heeft het nationale recht nodig om
problemen op te lossen. Het internationaal recht heeft het nationaal recht
nodig om te kunnen functioneren. Nood aan het recht van samenwerking
tussen beiden. Nood aan een wisselwerking tussen het internationaal recht en
het nationaal recht, zodat het effectief en doeltreffend wordt. Men moet
daardoor ook beseffen dat het internationaal recht kan doorwerken in de
nationale rechtsorde. We zien dat het recht van co-existentie veranderd is
naar coöperatie.
- Afwezigheid van een centrale rechter: Er is geen rechtbank bevoegd behalve
als de staten een rechtbank/rechter bevoegd maken. Opnieuw een vorm van
consensualisme. In het nationaal recht is er wel één of andere rechter die een
geschil kan beslechten. In het internationaal recht moet je vertrekken van de
onderstelling dat er geen rechter bevoegd is. De staten beslissen zelf op welke
manier zij hun geschil oplossen. Wanneer je een zaak wilt aanhangig maken/
beginnen voor het internationaal gerechtshof, moet het hof eerst bevoegd
gemaakt worden. Ze moeten allebei er mee eens zijn dat het geschil voor een
rechter opgelost moet worden.

7
- Afwezigheid van centrale instantie voor rechtshandhaving: Er is geen
wereldpolitie. Er is geen internationale politiemacht die staten kan
verplichten om bepaalde zaken toe te passen. De staten zelf hebben de
mogelijkheden om ervoor te zorgen dat het recht gerespecteerd wordt.
Dat heeft te maken met het feit dat de staten de belangrijkste
rechtssubjecten zijn.

Hoe gaan staten het internationaal recht respecteren en waarom: Staten


moeten dat dus zelf regelen. Waarom gaan staten het recht respecteren?

1. Het eigenbelang. Principe van “Als ik het doe, dan gaat de andere staat het
ook doen.”

Bv: militairen. Ze moeten elkaar onderscheiden: door het uniform (Belgisch leger
anders dan Amerikaans leger, dan Duits leger enz.) Waarom? Omdat de Belgen
enkel de andere doodschieten, want anders schiet op eigen partij. We hebben
regels over gewapende conflicten, daar wordt iets gezegd over uniformen, die
partijen moeten elkaar kunnen herkennen. Waarom wordt dat recht gerespecteerd?
Het eigen belang. Vb. met omwisseling uniformen. (gaat zowel Belgen als
Nederlanders doden want bent niet zeker). Voordeel verdwijnt dan, dus iedereen
gaat op iedereen schieten. Gevolg: iedereen verliest hierbij. Dit voorbeeld om te
zeggen: beide staten respecteren dit omdat gedacht: als ik het recht schend zal de
andere staat ook het recht schenden en uiteindelijk zal dit geen voordeel meer
zijn. Dit was 1ste reden waarom het recht wordt gerespecteerd.

2. Men kan de staten ook dwingen: represailles – retorsies

⇨ Represailles: Dit zijn maatregelen die onrechtmatig zijn, omdat ze een


onrechtmatige situatie moeten beëindigen. Het doel van deze
maatregelen is niet straffen, maar het beëindigen van een onrechtmatige
situatie! Als één staat het recht schendt, kan een andere staat hierdoor
ook recht schenden, het wordt dus niet gezien als schending van het
recht. Bv.: staten mogen geen geweld gebruiken tegen elkaar. Maar stel u
wordt aangevallen door een staat, mag dus door middel van represaille
zelf het recht schenden en dus geweld gebruiken.

⇨ Retorsies: Dit zijn onvriendelijke maatregelen, maar wel rechtmatig, om


een ander land te dwingen zijn internationale verplichtingen na te
komen. Hier worden dus maatregelen genomen die het internationaal
recht niet schenden. Bv: Diplomaten moeten toestemming krijgen van een
land om in dat land een functie uit te oefenen. Het kan zijn dat land A
met land B een geschil hebben, dat land A het internationaal recht
geschonden heeft van het land B. Het kan dan zijn dat dit land reageert
door die diplomaat uit te wijzen. Door die diplomaat uit te wijzen toont
die staat dat wat staat A gedaan. Bv: Italië en de gele hesjes : Italië
steunt het verhaal van de gele hesjes in Frankrijk. En Frankrijk vindt
eigenlijk dit niet kunnen , Italië schendt volgens hun daarmee de regels.
Daardoor zal Frankrijk zijn ambassadeur in Italië wegnemen.

8
- Afhankelijkheid van de nationale orde voor de tenuitvoerlegging van het
internationaal recht. Internationaal recht heeft het nationaal recht nodig om te
kunnen functioneren. (wisselwerking tussen beiden).

Vb.: Broeikassen beperken, heeft nationale rechtsorde voor nodig om dat te


kunnen uitvoeren. Of denk maar aan de milieumarsen die nu aan de gang zijn.

➢ Horizontale werking: De staten zijn tegelijkertijd de wetgever en de


rechtsonderhorigen. De staten zijn gelijken. Ze beslissen zelf om regels te
creëren en zich eraan te onderwerpen. In tegenstelling tot het nationaal
recht waar je de wetgever hebt en de rechtsonderhorigen. Deze zijn niet
gelijk aan elkaar. Het is een verticale werking.

➢ Het internationaal recht is afhankelijk van de nationale rechtsorde voor de


tenuitvoerlegging. We gaan later zien hoe het internationaal recht zich
verhoudt tegenover het nationaal recht. Het internationaal recht werkt door
in het nationaal recht. Er is een noodzakelijke wisselwerking tussen het
nationaal en het internationaal recht.

Staten creëren regels en bepalen of ze er al dan niet aan onderworpen zijn.


Ze vormen de formele bronnen van het IR.

Rechtsvorming in IR is vrij complex want baseert zich op de goodwill / vrije wil =


consensualisme van de staten zelf. Wordt bevestigd door de LOTUSZAAK, begin
20ste eeuw (1926). Door het Permanent Hof van Internationale justitie (1922) van
de Volkenbond 🡪 is de voorganger van het Internationaal Gerechtshof, na WOII
gecreëerd om oorlogen te vermijden. De Volkenbond wordt vervangen door de
Verenigde Naties.

Lotuszaak: 2 schepen zijn in aanvaring gekomen, een Frans (Lotus) en


een Turks schip. De schuldige is de Franse kapitein. Normaal zouden ze
naar Turkije gaan, want dat was het dichtstbijzijnd land. En de Franse
zou dus moeten worden vervolgd en berecht. Maar wou niet in Turkije
worden berecht dus ging naar het Permanent Hof van Internationale
justitie.

Het Permanent hof bevestigt: vrije wil van staten is fundamenteel voor
internationaal recht.

VRAAG: Zijn de staten gebonden door internationaal recht als ze dat niet
wensen? Neen, want het internationaal recht is gebaseerd op de vrije wil
(⬄ tot het nationaal recht!) van de staten, voorbeeld de Lotuszaak. De
staten in het IR moeten dus instemmen, om gebonden te zijn of
onderworpen te zijn! Principe van consensualisme / vrije wil !
➔ Gevolg: de regels gelden ten overstaan van de staten die eraan
gebonden zijn. Vrijwillig.

9
2. De bronnen van het internationaal recht

2.1 Art. 38 van Statuut van het Internationaal Gerechtshof


We gaan ons eerst een paar vragen stellen: Hoe komt dat het Internationaal recht tot
stand is gekomen? Hoe komt dat recht tot stand? Wat zijn de bronnen? Hoe wordt het
IR gevormd? Waar vinden we het IR? Hoe gaan die bronnen met elkaar in interactie
treden?

Er is geen instrument waar alle bronnen van het internationaal recht zijn
opgenomen, maar Art. 38 van het Statuut van het Internationaal Gerechtshof
bevat de belangrijkste. Dit is de basis van de bronnen van het IR! Het
Internationaal Gerechtshof is het hoogste juridische orgaan van het IR.

In dit artikel staan de internationale bronnen waar het Hof beroep op kan doen bij
het beslechten van geschillen. Het zijn niet alle bronnen van het internationaal
recht omdat dit artikel in 1946 is geschreven en dus enkel de bronnen van die tijd,
die toen relevant waren, bevat. Vandaag maakt het Hof echter ook gebruik van de
bronnen die niet in art 38 staan.

Bronnen opgenomen in art 38:


- Gewoonterecht (primaire bron)
- Verdragen (primaire bron)
- Algemene rechtsbeginselen (primaire bron)
- Rechtspraak en rechtsleer (subsidiaire bron = ondersteunend)
Bronnen niet opgenomen in art 38:

Het statuut is niet aangepast aan nieuwe ontwikkelingen, waardoor het niet
volledig is. Het statuut maakt wel gebruik van andere bronnen. Art. 38 is niet
voldoende, omdat je ook andere bronnen hebt die niet in art. 38 zijn opgenomen.
- Besluiten van internationale organisaties
- Eenzijdige verklaringen en eenzijdige handelingen
- Ius cogens en verplichtingen erga omnes.

10
2.1.1 Gewoonterecht

1. Wat is gewoonterecht?

In het nationaal recht gaat men zeer weinig op basis van gewoonte regelen. Wetgeving
is de meest belangrijke bron in het nationaal recht. Bij het IR is dit niet het geval. Ze
behandelen bepaalde zaken op een bepaalde manier, waardoor er op een zeker
moment een psychologische reactie komt die ervoor zorgt dat je zulke zaken op
dezelfde manier gaat doen. Er is een zekere praktijk geweest die uniform is geworden.
Er ontstaat een verwachtingspatroon. Vanaf dan spreekt men over een gewoonte.

Bv: een witte vlag in de lucht houden = overgave.


Het gewoonterecht is nog van groot belang in het internationaal recht, in
tegenstelling tot het nationaal recht. Waarom? Internationaal recht is minder
geëvolueerd dan nationaal recht.

Gewoonterecht bestaat uit 2 elementen:

a. Usus (=praktijk): je (staten in dit geval) doet iets, herhalend, een


gebruik (materieel/ objectief element). Je doet iets op een bepaalde
manier voor een langdurige periode.

VRAAG: Wie gaat die “usus” creëren?

� De staten of internationale organisaties gaan dit creëren. Het zijn


zij die recht creëren. Statenpraktijk = de manier van handelingen
van staten en ze doen dat via de vertegenwoordiger (Bv: minister
van buitenlandse zaken) van hun staat. Uit de statenpraktijk gaan
we kijken naar wat de “usus” is.

VRAAG: Hoelang moet “usus” duren?

� Hier bestaan geen regels op/ over. Het Internationaal Gerechtshof


heeft wel enkele criteria ontwikkeld over deze vraag.

b. Opinio iuris/ opinio iuris sive necessitates (psychologisch/subjectief


element.) Overtuiging dat men zo moet handelen, want als men dat
niet doet schendt men een rechtsregel. Een verwachtingspatroon wordt
gecreëerd. Opinio iuris = de overtuiging dat je op deze manier moet
handelen.

Bv. staten doen altijd iets op een zekere manier, op gegeven moment gaan staten
ook verwachten dat wat zij altijd al gedaan hebben een verplichting is.

Als één van de twee elementen ontbreekt, is het geen gewoonterecht.

11
Voorbeelden van gebruiken die geen gewoonten zijn:

1. Als een staatshoofd overlijdt gaan sommige landen een vlag opsteken om eer
en rauw te betuigen. Dit is een gebruik, maar is geen gewoonterecht want ze
zijn niet overtuigd dat we zo moeten handelen. Het is hoogstens een
comitas gentium. Hier ontbreekt dat element van opinio iurus. De staten
kunnen dat dus niet eisen.

2. Als een staatshoofd op bezoek komt in een ander land, kan hij uitgenodigd
worden om iets te eten (een gebruik in bv. Frankrijk). Er is in dit geval
geen overtuiging dat dit verplicht is. Er is hier enkel een usus.

In het geval dat gebruiken geschonden worden dan zou men enkel kunnen
zeggen dat de hoffelijkheidsregels geschonden zijn geweest. Maar niet het
schenden van rechtsregel.

2. Wanneer weet je dat je te maken hebt met een regel van gewoonterecht?

Om te weten of men te maken heeft met internationaal gewoonterecht moen men


kijken naar de manier waarop staten handelen, zicht uiten. Dit is statenpraktijk:

Wat doen staten als ze met elkaar in contact komen:

- Bv. de minister van buitenlandse zaken heeft in een verklaring


bepaalde dingen gezegd.

- De besprekingen op een diplomatieke conferentie en één van die


diplomaten zegt wij doen dat in België omdat wij overtuigd zijn dat wij dat
moeten doen.

- Kijken naar nationale wetgeving: wisselwerking tussen de twee rechtsorden.


Bv. in aanhef van nationale wet staat: wij hebben die wet aangenomen
omdat er een verplichting bestaat om dit of dit te doen.

- Ook in het internationaal recht kan in de preambule van een verdrag zijn
dat het een codificatie is geweest van het internationaal gewoonterecht.

- Kan ook naar de rechtspraak zoeken. Het internationaal gerechtshof zal


regelmatig geconfronteerd worden met het opzoeken naar gewoonterecht.
Kan dus ook kijken naar internationaal gerechtshof.

12
3. Hoe uitgebreid moet de praktijk zijn?

Vaak gesteld bij Internationaal Gerechtshof.


Antwoord: er moet een uniform (virtually uniform) en wijd verspreide (extensive)
praktijk zijn.

Extensive = omvangrijk, wijd verspreid.

VRAAG: Who’s interest, were specifily affected?

� De staten die belang hebben in dit domein: hier = de kuststaten =


Nicaragua. De andere staten die in dit domein niks te doen hebben,
daar ga je weinig aandacht aan besteden.

VRAAG: Welke zijn de relevante staten in het domein?

� Dat is de vraag die je moet stellen. We gaan ook verder naar de


rechtspraak om “extensive” en “virtually uniform” te verklaren.

Dit wordt bepaald in de NORTH SEA CONTINENTAL SHELF-CASE. Dit is een zaak
van 1969 tussen Duitsland enerzijds en Nederland en Denemarken anderzijds.
Staten hadden op een gegeven moment de capaciteit om buiten de territoriale
wateren grondstoffen te gaan ontginnen, namelijk op het continentaal plat. Een
continentaal plat is het gedeelte van een continent dat onder water staat. Dus
staten gaan continentaal plat opeisen, maar dit moet begrensd blijven, er zijn
geschillen, waar bevindt de grens zich? Normaal gezien in het midden. Deze zaak
werd aanhangig gemaakt voor het Hof, die de criteria van gewoonterecht moest
bepalen. Het Hof zegt dat het extensive en virtually uniform moet zijn.

Volgens Internationaal Gerechtshof is

- Virtually uniform: NICARAGUA-CASE jaren ’80. In Nicaragua komt een linkse


beweging aan de macht. De VS was niet tevreden en had in de buurlanden
(bv. Honduras) rebellen getraind en bewapend met de bedoeling om het
linkse regime te verdrijven. De Amerikanen boycotte hun economie en in de
territoriale wateren werden mijnen geplaatst.

Reactie Nicaragua: Ze gaan naar het Internationaal Gerechtshof om de zaak


aan te klagen. Nicaragua meent dat de VS de volgende regels van
internationaal gewoonterecht heeft geschonden:
- Verbod op interventie in binnenlandse aangelegenheden van een
andere staat.
- Verbod op geweld tegen een andere staat.
Als reactie hierop gaat het Hof de voorwaarden van het gewoonterecht
verder bespreken. Het Hof bepaalt namelijk dat regels van gewoonterecht
niet geheel consistent moeten zijn, maar wel algemeen moeten toegepast
worden. In casu heeft de VS regels van internationaal gewoonterecht
geschonden.

13
- Extensive: omvangrijk. Het Hof zegt dat het moet gevolgd worden door veel
staten. Men vereist niet dat alle staten dat doen. Er moeten er voldoende
zijn. Het moet gaan om staten wiens belangen op het spel staan.

Bv: Op zoek naar statenpraktijk over zeerecht: We gaan niet op zoek gaan
naar de statenpraktijk van Oostenrijk, ook niet Zwitserland want zij hebben
geen zee. In België wel, in Nederland ook want hebben wel zee.

14
4. Hoelang moet zo een praktijk plaatsvinden?

Vroeger: In recht van co-existentie moest het gebruik zeer lang worden toegepast
vooraleer we konden spreken van gewoonterecht. Omdat de staten zeer weinig
contact hadden.

Nu: Veel fora, veel communicatie met als gevolg dat de statenpraktijk
exponentieel heeft toegenomen. Nu elke dag op 10-tallen plaatsen tegelijkertijd
maakt men afspraken. Dus regels van gewoonterecht kunnen na een korte periode
ontstaan op voorwaarde dat ze extensive en virtually uniformed zijn.

Bv.: De Amerikaanse president Truman maakte na WOII aanspraak op het exclusieve


recht van exploitatie van het continentaal plat voor zijn kust. Dit kende zeer snel
navolging bij andere landen. In zo een geval spreekt men van Instant Costum/
instant costumary law, een regel van gewoonterecht die zeer snel tot stand komt.
Wie de capaciteit had, had het recht om te ontginnen.

In eigen woorden: de Tweede Wereldoorlog zorgt voor technologische


vernieuwingen. WOII leidt er tot toe dat de VS capabel is om de zee te ontginnen.
Iedereen die de capaciteit had, kon ontginnen. Truman besloot toen dat alleen VS
een bepaald continentaal plat ( de Mexicaanse golf hier in de context) kon
ontginnen en eigent zich het toe. Hij schendt daarmee het IR. Andere landen
reageerden op dezelfde manier en begonnen toen ook de continentale plat toe te
eigenen. In zo’n geval spreekt men van Instant Costum/ instant costumary law,
een regel van gewoonterecht die zeer snel tot stand komt.

Bv. Ruimtevaart. De Sovjet stuurt de Spoetnik de ruimte in. Maar als men goed kijkt
hebben de satellieten geen toestemming gekregen. Deze toestemming is wel nodig
in luchtruim! Wanneer de Sovjet-Unie en Amerikanen de capaciteiten hebben
gehad, hebben zij met twee beslist een Instant Costum te creëren, in verband met
ruimtevaart is er geen toestemming nodig van andere staten.

Het Internationaal Gerechtshof heeft besloten dat het niet is omdat de praktijk
niet lang duurt dat er geen gewoonterecht is.

15
5. Onderscheid algemeen gewoonterecht – regionaal gewoonterecht –
bilateraal gewoonterecht

Het gewoonte recht is niet noodzakelijk geschreven, het vormt zich op basis
van de statenpraktijk.

- Algemeen (universeel) gewoonterecht: geldt voor alle staten, bindend


voor de hele internationale gemeenschap

- Regionaal gewoonterecht: geldt voor een bepaalde regio en in die regio is


het bindend. Enkel de staten binnen die regio zijn gebonden, al de andere
staten buiten de regio zijn niet van toepassing.

Bv: AZIELZAAK, 1950: Op een bepaald moment is het in Zuid- Amerika de


gewoonte om aan de macht te komen via staatsgrepen. De machthebber die
verdreven wordt door de staatsgreep krijgt politiek asiel in buitenlandse
ambassades van bevriende buurlanden. Deze gewoonte werd gerespecteerd
uit eigen belang, omdat men zelf ook ooit het slachtoffer van een
staatsgreep zou worden. Maar op een gegeven moment mislukt mr. de la
Torre in zijn staatsgreep, hij vlucht dan naar de ambassade van Columbia
om asiel te krijgen. Colombia zegt dat hij van de ambassade ook naar
Colombia mag gaan. Peru is ontevreden en gaat naar het internationaal
gerechtshof.
Het Hof beslist dat het geen regel van gewoonterecht is, het was
onvoldoende bewezen door Colombia, dus die kregen geen gelijk.

- Bilateraal gewoonterecht: Tussen 2-3 staten (bv. Benelux). Enkel bindend


voor die staten. Benelux = België, Nederland en Luxemburg.

Wanneer een algemeen gewoonterecht ontstaat zal het gevolg hiervan zijn dat het
bindend is voor iedereen (bv. Voor ruimtevaart regels ontstaat door Amerika en
Sovjet-Unie: gevolg zal zijn dat alle andere staten gebonden zijn door de regels
waarin zij niet geparticipeerd hebben.)

Er ontstond discussie:
- Sommige staten vinden dat dit niet kan, want het is een schending van de
soevereiniteit van de staten. De wil van de soevereine staat, staat centraal.
(= voluntaristische benadering)
- Andere staten vinden dat staten niet alleen soeverein zijn, maar ook deel
uitmaken van de internationale gemeenschap. Daarom zijn zij het wel eens. (=
universalistische benadering)

Uiteindelijk heeft men een positie tussen beiden genomen:

Nieuwe staten zijn in principe gebonden door recht waaraan ze niet geparticipeerd
hebben.

Bv: bij de Afrikaanse onafhankelijkheid: toch bindend voor hen ook al hebben ze er
niet in geparticipeerd.

16
Men zal ervan uitgaan dat de staat stilzwijgend instemt.

⇨ Wil je niet gebonden zijn door een regel van gewoonterecht, die aan het
evolueren is maar er nog niet is, kan je er wel op protesteren (als er een
regel is die zich aan het consolideren is).

Dan kan staat zeggen ik wens niet gebonden te worden door hetgeen die
zich aan het consolideren is. = Persistent Objection. Je moet je
standpunt blijven aanhouden en verdedigen. Je moet de statenpraktijk
daarvoor blijven observeren.

6. Gewoonterecht en verdragsrecht

Het nadeel van gewoonterecht is dat het ongeschreven is. Daarom heeft men
geprobeerd oorspronkelijk ongeschreven recht op papier te zetten. =
codificatiebeweging

Ongeschreven gewoonterecht opnemen in:

- Verdragen

- Nationale wetgeving

Er is geen hiërarchische verhouding tussen gewoonterecht en verdragsrecht. Dit


wordt duidelijk wanneer we kijken naar verschillende manieren waarop beide
bronnen op elkaar kunnen inwerken:
- Verdrag kan regels van gewoonterecht codificeren. Regels van gewoonterecht
en regels neergelegd in een verdrag bestaan dan naast elkaar. Partijen van het
verdrag zijn gebonden door de verdragsregels en de regels van gewoonterecht.
Voor staten die geen partij zijn gelden enkel de regels van gewoonterecht
(tenzij in geval van persistent objection). The International Law Comission is
een orgaan van de VN dat bevoegd is om bij te dragen tot de codificatie van
gewoonterecht. Ze gaan het internationaal recht op papier zetten/
codificeren, doormiddel van de statenpraktijk te analyseren. Soms worden de
teksten teruggestuurd naar de Algemene Vergadering om het goed te keuren.
Ze doen aan progressive development. De bedoeling van “het op papier te
zetten” is om rechtszekerheid te scheppen. Hun taak is ‘Codification and
progressive development of International law’. De leden van het International
Law Comission mogen geen nieuwe regels ontwikkelen bij die codificatie. Ze
moeten ook gewoonterecht omvormen naar internationaal verdragenrecht.
Dit is een codificatieverdrag. Dit is enkel bindend voor de staten die partij zijn
van het verdrag. De staten die geen partij zijn blijven gebonden door het
ongeschreven gewoonterecht.

Voorbeelden:
° Verdrag van wenen 1969 -> verdragenverdrag
° Verdrag van wenen van 1963 inzake consulaire betrekkingen enz.
° Verdragen van Genève

17
- Verdragsregels kunnen aanleiding geven tot het vormen van gewoonterecht.
De verdragsregels moeten een zodanig karakter hebben dat ze kunnen worden
omgevormd tot een regel van algemeen gewoonterecht (fundamentally
normcreating character). Bovendien moet de verdragsbepaling aanleiding
geven tot een algemene handelingspraktijk die gebaseerd is op een opinio
iuris. Gewoonterecht draagt bij, bij het onderhandelen van verdragen. Maar
omgekeerd ook, want verdragen kunnen een bijdrage leveren tot
internationaal gewoonterecht.
- Regels van gewoonterecht kunnen opgeheven worden door verdragsregels.
Dit komt vaak voor. Zo hebben staten ervoor gekozen om bepaalde vrijheden
van gewoonterecht (bv. grenzen sluiten voor buitenlanders en buitenlandse
productie) op te geven door met andere staten een verdrag te sluiten (bv.
verdrag inzake vrijhandel en vrij verkeer van personen)
- Regels van gewoonterecht kunnen verdragsregels opheffen. Als staten
verdragsregels consequent overtreden en niet toepassen en andere partijen
dat goedkeuren, dan zijn die verdragsregels niet meer geldend. In veel
gevallen (maar niet noodzakelijk) worden die verdragsregels dan opgevolgd
door regels van gewoonterecht.

Verdragen zijn enkel bindend tussen de staten die ze gesloten hebben. Bij het
internationaal recht is het bindend voor alle staten. In een verdrag moet je
bepaalde maatregelen nemen om erbij te horen. Bij verdragen die de gewoonte
innemen zijn wel bindend voor staten die niet partij zijn.  
Een verdrag kan evolueren naar gewoonterecht. Ze kunnen een bijdrage leveren
tot internationaal gewoonterecht.  

18
2.1.2 Verdragen

1. Definitie
- Art. 2 verdrag van Wenen 1969 (verdragsrechtelijke definitie) BELANGRIJK!
De bedoeling van dit artikel is de werking van verdragen, het recht van verdragen
op papier te zetten.
Het verdrag van Wenen 1986: is vandaag nog steeds niet in werking getreden,
want de staten hebben problemen met manier van hoe het verdrag geschreven is.
Dus de staten zijn het oneens met elkaar en vandaar is het nog niet in werking.
🡪beide verdragen vormen de basis voor het verdragenrecht.

Een verdrag is een internationale overeenkomst in geschriften tussen staten


gesloten en beheerst door het internationaal recht. Neergelegd in één
enkele akte of hetzij in 2 of meer samenhangende akten en ongeacht de
naam en vorm die eraan wordt gegeven (statuut, protocol, etc.) dan heeft
het ook het statuut van een verdrag.

Elementen:

o Moet beheerst zijn door het internationaal recht

o Het moet een geschreven overeenkomst zijn

o Gesloten tussen 2 of meer staten

o Ongeacht de benaming die het draagt en ongeacht de instrumenten.

(Het handvest van de VN is ook een verdrag).

⇨ Deze definitie is echter beperkt tot enkel staten. Een verdrag is enkel
bindend voor staten die partij zijn.

19
- Internationaal gewoonterechtelijke definitie: Is een bredere definitie waarbij
ook internationale organisaties verdragen kunnen sluiten. Volgens deze
definitie kunnen verdragen gesloten worden door staten onderling, staten en
internationale organisaties of internationale organisaties onderling.

“ Overeenkomsten die gesloten worden tussen staten onderling of tussen


staten en organisaties, of internationale organisaties met de bedoeling
rechtsgevolgen tussen deze partijen teweeg te brengen en dat die
rechtsgevolgen beheerst worden door het internationaal recht. “

Het aantal verdragen is enorm toegenomen sinds de Tweede Oorlog.

Verdragen zijn slechts bindend voor de staten die hun wil om gebonden te worden
hebben uitgedrukt. (soevereiniteit) Verdragen scheppen dus in principe geen
verplichtingen voor staten die geen partij zijn.

2. Verschillende soorten verdragen

- Bilaterale verdragen: verdragen tussen 2 of 3 staten (bv. Benelux).

- Multilaterale verdragen: verdragen gesloten tussen meerdere staten (bv.


Handvest van VN, Verdrag van Wenen, etc).

- Open verdragen: Alle staten mogen partij worden (bv.


De mensenrechtenverdragen). Het zijn verdragen die
open staan voor alle staten.

- Gesloten verdragen: Enkel bepaalde staten mogen partij


worden (Bv. Het EVRM -> enkel de Europese staten
mogen partij worden). Het zijn verdragen die open zijn
voor bepaalde staten. Die staten moeten aan bepaalde
voorwaarden voldoen om bij de partij te kunnen horen.

Verdragen hebben een verschillende inhoud:

- Traités-contrats: overeenkomst voor het leveren van bepaalde prestaties


bv. het leveren van 1000 ton steenkool en de andere partij zal dan een
bepaald bedrag betalen. Een prestatie leveren voor een tegenprestatie.

Is een verdrag waar staten bepaalde afspraken maken over bijvoorbeeld hoe
het leveren van bepaalde prestaties moet verlopen.

- Traités-constitutions: Verdrag waardoor een internationale organisatie


wordt opgericht. Daarin staat de basisinformatie van de organisatie.

Bv: VN handvest of verdrag van Rome (Oprichtingsverdrag van de Europese


– economische gemeenschap, later omgevormd naar de Europese Unie.)

Is een verdrag dat de basis is voor het oprichten van internationale


organisaties. Dit zijn eigenlijk grondwetten, omdat ze zeggen wat de
bevoegdheden zijn en de wat de organisatie zelf doet.

20
- Traités-lois: verdragen waarin algemene rechtsregels worden opgenomen.
Dit zijn verdragen die ofwel nieuwe regels maken, ofwel regels van
gewoonterecht codificeren (bv. Verdrag van Wenen).

Hierin worden algemene rechtsregels opgenomen.

3. Voordelen van verdragen tegenover gewoonterecht:

- Verdragen zijn geschreven instrumenten

- Ze zijn duidelijk geformuleerd -> men weet gemakkelijker de afspraken en


verplichtingen die men is aangegaan.

- Men weet aan wat en aan wie men gebonden is

- Men kan verdragen gemakkelijker terugvinden/consulteren

- Art. 102 van het VN handvest: verdragen moeten gepubliceerd worden (dit
is om te vermijden dat er geheime verdragen zouden worden gesloten).
Indien dit niet gebeurt dan mag de staat zich niet beroepen op dat verdrag
t.a.v. de organen van de VN. Als het verdrag niet geregistreerd is, kan men
het niet inroepen in de VN. Men heeft deze regeling gemaakt om geheime
verdragen te voorkomen.

Men vraagt, art 102 lid 2, aan staten om wanneer men een verdrag sluit een
kopie te sturen naar het secretariaat. Dit is niet verplicht. Wanneer een
staat dit niet zou doen, kan deze staat als sanctie het verdrag niet inroepen
tegenover de VN. Dit is gedaan om te voorkomen dat er veel geheime
verdragen zou zijn, omdat de conflicten tijdens WOI kwamen door geheime
allianties. Voor de openbaarheid gaat men proberen die verdragen
beschikbaar te stellen. Het is ook elektronisch beschikbaar. 

Bv: een geheim militair samenwerkingsakkoord. Als men die verdragen


openbaar zou maken, dan weet men zelf wel wat de verdere gevolgen zullen
zijn.

Verdragen staan op papier en dat het dus ook kan geregistreerd worden, dat
het ook kan gepubliceerd worden. In de handvest van de VN is daar een
regeling voorzien dat verdragen geregistreerd en gepubliceerd kunnen
worden door het secretariaat van de Verenigde Naties. 

Vindplaats:

o United Treaties Series, je kunt daar zoeken op basis van trefwoorden.


Bv: je kan de officiële teksten in zijn officiële taal terugvinden.

o Officieel publicatieblad van een verdragspartij (bv.


Belgisch Staatsblad van België)

21
4. Relatie internationaal gewoonterecht en verdragen:

Verdragen kunnen gewoonterecht beïnvloeden. Verdragen kunnen soms


internationaal gewoonterecht codificeren maar anderzijds kan een verdrag ook
bijdrage leveren tot het creëren van gewoonterecht. Waarom? Omdat verdragen
deel uitmaken van de statenpraktijk. Uit het verdrag kan soms blijken dat er een
zekere vorm van opinio iuris is (men voelt zich verplicht). Daarom moet men altijd
kijken is dat verdrag niet geëvolueerd naar gewoonterecht. Als dit het geval is dan
is het algemeen bindend, als het uniform en weid verspreid is.

Bv: Het Genocideverdrag van 1948, dat genocide definieert en maatregelen opsomt
om genociden te voorkomen en het bestraft, is ondertussen geëvolueerd naar
internationaal gewoonterecht, is dus ook bindend voor staten die geen partij zijn
van het Genocideverdrag.

5. Verdragsrecht

GABČÍKOVO - NAGYMAROS CASE 1977: Zaak tussen Hongarije en Tsjecho-


Slowakije waarin het Budapest-verdrag werd gesloten voor het bouwen van een
dam in de Donau, tussen Gabčíkovo (Tsjecho-Slowakije) en Nagymaros (Hongarije).
In 1993 splitst Tsjecho-Slowakije waardoor een van de verdragspartij ophoudt te
bestaan. Slowakije gaat zelf een deel van de verplichtingen nakomen. De partijen
geraakten in de problemen door milieuproblemen. Ze gaan naar het Hof en het Hof
verwijst naar de gewoonterechtelijke eigenschappen van het verdrag. Het Hof
bevestigt hier dat het Verdragenverdrag wel van toepassing is.

22
Wat is verdragsrecht:

Regels over de totstandkoming van verdragen, wijziging van verdragen, toetreden


van verdragen, eindigen van verdragen enz. Het verdragenrecht zijn de subvragen
die worden gesteld als we verdragen gebruiken als instrument. Men moet ook die
regels van het verdrag zelf gebruiken.

De belangrijkste bron van verdragsrecht is het Verdragenverdrag van Wenen


1969. (= verdragen tussen de staten)

Het Verdragenverdrag is een codificatie geweest van gewoonterecht, maar niet alle
bepalingen: enkel art. 60 - 62. Bijgevolg zijn deze bepalingen bindend voor alle
staten.

In het Verdrag staan regels i.v.m. het tot stand komen en inwerkingtreding
van verdragen, de mogelijkheid om reserves in te dienen, etc.

Verdrag van Wenen reguleert enkel verdragen tussen staten en daarom werd in
1986 een nieuw Verdrag van Wenen gesloten, maar die is (nog) niet in werking
getreden. ( = het verdrag tussen staten en internationale organisaties)

Het gewoonterecht zal gebruikt worden om de regels van verdragen te weten. Men
zal deze 3 bronnen van hierboven moeten consulteren voor verdragen te analyseren.
(verdrag, gewoonterecht, nationaal recht). Om te weten of een verdrag al dan niet
van toepassing is.

Het verdrag van Wenen is inhoudelijk gewoonterecht, maar het is ook bindend voor
de staten die geen partij zijn bij het verdrag

6. Vorm en onderverdeling

Er bestaat geen voorgeschreven vorm van verdragen. Verdragen kunnen zowel


schriftelijk als mondeling zijn. In beide gevallen zijn de partijen gebonden. Er is
wel een voorkeur voor schriftelijke verdragen.

Schriftelijke verdragen kan je indelen in 2 categorieën:

- Overeenkomsten gesloten in verdragsvorm (formeel)

- Overeenkomsten geschreven in vereenvoudigde vormen. (informeel,


bv. brieven, nota’s enz.) Niet alle onderdelen van een formeel verdrag
komen voor in de vereenvoudigde vorm. Meeste overeenkomsten
worden in een vereenvoudigde vorm gesloten. We vinden die niet
terug, want het wordt niet gepubliceerd. Maar de juridische waarden
blijft gelijk.
Bv. Een brief die beide ministers van buitenlandse zaken gaan tekenen is een
schriftelijke overeenkomst tussen deze staten maar wel in vereenvoudigde
vorm.
➔ Resultaat: beiden zijn even bindend voor die staten.

Onderverdeling van een verdrag:


23
- Preambule: Een aantal overwegingen die aantonen waarom het verdrag
gesloten is. De preambule geeft uitleg over het doel en voorwerp van het
verdrag, over de context van het sluiten van het verdrag. Het legt iets
uit over de algemene context inzake waar het verdrag gesloten is, dit is
namelijk de bedoeling van een preambule. Men verwijst ook soms naar
de stappen in de procedure, over hoe men is gekomen tot het gesloten
verdrag. Een preambule is belangrijk voor de interpretatie van het
verdrag, daarom is de context belangrijk. De preambule is belangrijk,
omdat het u kan helpen bij de interpretatie van het verdrag. Het zal ook
helpen bij het bepalen van wat het doel en voorwerp is van het verdrag.
Er mogen geen maatregelen worden genomen die in strijd zijn met doel
en voorwerp. Doel en voorwerp zijn geen artikelen, maar wel een tekst
in paragraaf.  

- Materiële bepalingen: ingedeeld in hoofdstukken en artikelen of principes.


In sommige gevallen aangevuld met een aantal bijlagen (die zullen dezelfde
kracht hebben als die artikelen in de tekst van het verdrag). Het is een
gedetailleerde beschrijving van de verplichtingen die de staten zijn
aangegaan. Een opsomming van een artikelsgewijze tekst waar de concrete
verplichtingen staan die zijn overeengekomen. De artikelen zijn ingedeeld in
paragrafen. Het zijn gedetailleerde afspraken en soms wordt er ook
verwezen naar aanvullende teksten. Dit deel is het belangrijkste deel van
het verdrag. Die bijlage heeft dan dezelfde juridische waarde als de
materiële bepaling van het verdrag zelf.  

- Derde deel: Slotbepalingen in het verdrag. Deze vertellen iets over


geschillenbeslechting, hoe je het verdrag moet toepassen of interpreteren,
de wijze waarop het verdrag beëindigd moet worden, de bekrachtiging, de
inwerkingtreding van het verdrag, hoe lang het zal functioneren, etc. Dit
vindt men aan het einde van het verdrag. Ze zeggen iets over het
functioneren van het verdrag. Dit deel zal ook iets zeggen over de
interpretatie, manier van omgaan met geschillen van het verdrag.

(Bv: Iran – VS)

24
7. Totstandkoming, inwerkingtreding en voorbehouden

In het Verdragenverdrag van Wenen vindt men weinig terug over de totstandkoming
van verdragen. Praktisch gebeurt dat door het direct met elkaar te onderhandelen.
2 staten willen een verdrag sluiten en zullen het ermee eens zijn over de
totstandkoming van een bepaald verdrag.

Wat wel in het verdrag staat is dat het belangrijk is dat het te goeder trouw moet
gebeuren: Men moet streven om het gewenste resultaat te bereiken. (art. 26)

Onderhandelingen:

Bij multilaterale verdragen: Onderhandelingen vinden plaats in grote diplomatieke


conferenties of in het kader van internationale organisaties. Bv. Voor handvest van
de VN werd er in commissies bepaalde zaken onderhandeld. Eens er afspraken
gemaakt werden in commissies werden die in een tekst samengebracht in een
plenaire commissie en uiteindelijk opnieuw onderhandeld, vervolgens gestemd en
ten laatste voor het geheel gestemd. Dit is in complexe verdragen.

In minder complexe verdragen: bv. bilaterale verdragen. Via discussie.

Internationaal recht is gebaseerd op principe van consensualisme: dus het verdrag


zal slechts bindend zijn voor de staten mits hun instemming (behalve voor
gewoonterecht).

Internationaal recht is gebaseerd op principe van consensualisme: dus het verdrag


zal slechts bindend zijn voor de staten mits hun instemming (behalve voor het
gewoonterecht). 

Ondertekening:

Het is niet omdat staten tekenen dat formele verdragen bindend zijn.

Bij formele verdragen betekent ondertekening iets anders, namelijk men is het
eens geworden met de tekst maar het verdrag is nog niet bindend geworden. Het is
wel bindend indien de staten overeenkomen bij ondertekening.

Bij ondertekening mag je geen daden meer stellen, die in strijd zullen zijn met het
doel en voorwerp. Zelfs al is het verdrag nog niet in werking getreden. Men moet
hiervoor de preambule volgen.

Ondertekening betekent het eens zijn met een tekst en men heeft de ambitie/
bedoeling om later partij te worden bij het verdrag.

Ondertekening wil niet zeggen dat het verdrag al in werking treedt, behalve als er
in het verdrag staat dat het verdrag in werking gaat bij de ondertekening. Dit wil
gewoon zeggen dat ze het eens zijn over de inhoud van de tekst en betekent ook dat
men ambitie heeft om partij te worden van het verdrag. De tekst zal niet meer
veranderd worden. 

25
Dit wil niet zeggen dat het verdrag al in werking treedt. Dit wil gewoon zeggen
dat ze het eens zijn over de inhoud van de tekst. De tekst zal niet meer
veranderd worden.

Wie doet dat? De personen die de bevoegdheid hebben om de staten te


binden (staatshoofden, vakministers, minister van buitenlandse zaken,
regeringshoofden, enz. ).

Ondertekening van het verdrag betekent dat men het eens is over de tekst
van het verdrag maar het verdrag is nog niet bindend.

Na de ondertekening mag men geen handelingen treffen die in strijd zijn


met het doel en voorwerp (preambule) van het verdrag. (art. 18 Verdrag
Wenen)

Bv: Het Statuut van Rome: staten hebben aan het einde van de
diplomatieke conferentie getekend, de Verenigde Staten heeft op dat
moment niet getekend. Ze zijn geen partij bij het verdrag, maar
tekenen het verdrag wel met de bedoeling om later misschien partij te
worden. De Verenigde Staten heeft dus de handtekening
teruggetrokken. Voor de Verenigde Staten ging het respecteren van doel
en voorwerp te ver, normaal gebeurd dit niet. Het toont de betekenis
van ondertekening aan (het gevolg).

Ondertekening heeft een beperkt juridisch gevolg. De staten mogen na


de ondertekening geen daden stellen die in strijd zijn met doel en
voorwerp. Dit kan je terugvinden in de preambule van het verdrag. (vb.
VS, handtekening teruggetrokken) 

Ratificatie en inwerkingtreding:

Ratificeren is de term die wordt gebruikt bij het onderteken van een
verdrag met de ambitie om gebonden te worden. Het is een bijkomende
actie die staten moeten volgen om gebonden te zijn. Ratificatie volgt op
de instemmingswet. Het is een democratische zet van de wetgevende
macht op de uitvoerende macht. Het is een vorm van democratische
controle. De instemmingswet zal interne gevolgen hebben. Het verdrag
heeft dan ook werking in de interne rechtsorde na de publicatie.
Wanneer er geen instemmingswet is, heeft het verdrag geen werking
intern. Het zal dus niet worden ingeroepen voor Belgische hoven. Het
betekent niet dat het geen externe werking heeft. België, als staat, is
wel gebonden aan het verdrag.  

Instemming betekent parlementaire controle, verdrag in kwestie zal ook


interne gevolgen hebben.

Dit is de procedure waarmee het aantoont naar andere staten toe dat het zich
bindt of zich wenst te binden door het verdrag. Na de ratificatie is de staat een
verdragspartij. Is in elke staat anders! Wordt geregeld door het nationaal recht.

26
In België gebeurt het als volgt:

- Eerst instemming: als het gaat om de materie die ook de gewesten en de


gemeenschappen betreft, zullen ook zij moeten instemmen. Het verdrag
heeft geen interne werking als het niet door de WM is goedgekeurd!
(ontwerp wordt door de regering ingediend in de Kamer. De Kamer gaat het
goedkeuren via een wet)

- Dan pas ratificatie door de regering

De interne werking van een verdrag is er pas als de instemmingswet wordt


gegeven, maar het verdrag moet ook nog is gepubliceerd worden in BS ( + de
extra bijlagen en al de aanvullende teksten)

Geratificeerd = bindend = bekrachtiging

Wij, de burgers kunnen het verdrag inroepen tegen de overheid als de overheid
nalatig is geweest. De overheid is nalatig geweest als men het verdrag niet
publiceert, als je ze gebrekkig publiceert, als je ze niet in de juiste taal
publiceert, als er eerst geen instemmingswet over het verdrag is geweest,… en
dan heeft de overheid dus niet gedaan wat het moest doen.

Bv: België is vaak nalatig, de verdragen krijgen hun instemming niet en


reserves ontbreken. Sommige verdragen worden zelfs nooit gepubliceerd of
sommige gebrekkig.

27
- Het moet gepubliceerd worden in het BS.

- Het verdrag wordt vervolgens toegestuurd naar het secretariaat van de VN


en tegelijkertijd zal ook de oorkonde van bekrachtiging of ratificatie
neergelegd worden in de depositaris.

Wat is een depositaris? Een staat of organisatie gaat optreden als een vorm
van secretariaat bij het verdrag, deze staat zal al die informatie verzamelen
over wie partij wordt enz. De depositaris houdt dat bij zodanig dat er 1
iemand is die het allemaal weet/alle info heeft.

- Inwerkingtreding: Men moet kijken naar de slotbepalingen (daar staat bv.


Vanaf 60 dagen nadat 20 staten het verdrag hebben geratificeerd.)

Veel multilaterale verdragen treden al in werking wanneer een minimum aantal


staten het geratificeerd hebben.

Als staat kan je ook beslissen om bepaalde artikelen in verdragen niet te volgen.  

Reserves/voorbehouden:

Een staat kan partij worden bij een verdrag, maar beslissen door één/enkele
bepaling van het verdrag niet gebonden te zijn.

Als staat kan je ook beslissen om bepaalde artikelen in verdragen niet te


volgen, dan kan je een reserve formuleren. Je moet dus niet alleen kijken
naar de tekst zelf maar ook naar al die verklaringen die de staten hebben
geformuleerd om alle afspraken te zien die de staten hebben
overeengekomen. Op een reserve kan je regeren als het bijvoorbeeld in
strijd is met bepaalde fundamentele regels.  

Soms bepaalt het verdrag expliciet of reserves zijn toegelaten of niet en welke.
Indien dat niet het geval is, dan moet men kijken naar art. 19 🡪 reserves mogen
tenzij in strijd met doel en voorwerp.

Bv: Moslimlanden. Wanneer ze partij werden bij de mensenrechten verdragen,


strookten sommige praktijken met mensenrechten die toegekend zijn aan de
vrouwen. Hoe kan het dat veel van die landen toch partij zijn bij mensenrechten
verdragen terwijl dat in de praktijk vaak vrouwen minder rechten hebben dan de
mannen? (Bv. ze mogen niet scheiden, mogen niet rijden met de auto enz.) Het kan
omdat bijna al deze landen wanneer ze partij werden bij mensenrechten verdragen
een reserve hebben ingelast en daarin gesteld hebben dat sommige principes,
bepalingen van de Sharia voorrang krijgen op de mensenrechten verdragen. Gevolg
ze zijn partij maar hebben niet alle bepalingen geratificeerd. (Reserves,
voorbehoudens.)
- Staat A maakt reserve en staat B acht dit in overeenstemming met doel en
voorwerp en aanvaardt het voorbehoud -> verdrag in werkingen tussen hen
behoudens bepalingen door reserve bepaald!
- Staat A maakt reserve en staat B acht dit in strijd met doel en voorwerp
en aanvaardt A niet als partij -> verdrag niet in werking tussen hen!

28
- Staat A maakt reserve en staat B acht dit in strijd met doel en voorwerp
maar vermeldt verder niets -> verdrag wel in werking tussen hen
behoudens bepalingen door reserve bepaald!

➔ Dus verdrag is complex omdat die verdragsverhoudingen niet alleen blijken


uit het verdrag zelf maar men moet ook kijken hebben ze reserves.

8. Interpretatie van verdragen:

Hoe moeten we verdragen lezen, interpreteren? (Art. 31-32-33) want die


interpretatieregels kunnen verschillend zijn van de interpretatieregels van het
nationaal recht.

Het Verdragenverdrag geeft 3 interpretatiemethoden:


- objectieve methode: termen uit het verdrag worden uitgelegd volgens de
betekenis die zij hebben in het normale taalgebruik.
- subjectieve methode: bepalingen worden uitgelegd in overeenstemming met
de intenties van de partijen. Deze intenties zijn terug te vinden in de
onderhandelingsstukken.
- teleologische methode: doel en strekking van het verdrag staan centraal.
Bepalingen worden uitgelegd op de manier die het meest bijdraagt aan de
effectuering van het doel van het verdrag.

In het internationaal recht bestaat er in beginsel een voorkeur voor de objectieve


methode, omdat staten moeten kunnen vertrouwen op de tekst waarmee ze
hebben ingestemd.

29
9. Opschorting en beëindiging

Hoe kan een verdrag beëindigd worden?

Sommige verdragen worden gesloten voor een bepaalde tijd (bv. EGKS verdrag).
Deze verdragen worden beëindigd na afloop van de looptijd, tenzij de partijen
beslissen om het verdrag te verlengen.

Een verdrag kan bovendien zelf bepalingen bevatten die aangeven hoe het verdrag
kan opgezegd worden.

Wanneer een verdrag zwijgt over de mogelijkheid van beëindiging, kan het met
instemming van alle verdragspartijen worden beëindigd. In principe is eenzijdige
opzegging niet toegestaan. Er zijn uiteraard uitzondering mogelijk:
- Uit de aard van het verdrag of uit de bedoelingen van de partijen kan blijken
dat eenzijdige opzegging wel is toegestaan.
- Een staat kan zich op overmacht beroepen om verdragsverplichtingen op te
schorten of beëindigen (bv. het verdwijnen van een eiland)
- Een staat kan verdragsverplichtingen opschorten of beëindigen als reactie op
wanprestatie van een andere staat.

- Een verdrag kan beëindigd worden wanneer zich een fundamentele


verandering heeft voorgedaan in de omstandigheden zoals die golden ten tijde
van de sluiting van het verdrag. Deze verandering mag niet het gevolg zijn van
onrechtmatig handelen van de staat die zich op deze clausule beroept.

30
2.1.3 Algemene rechtsbeginselen

Dit is een primaire bron, maar heeft vooral een aanvullende rol. Het zijn
fundamentele beginselen die aan de grondslag van het rechtssysteem liggen en er
inhoud aan geven. Ze vullen leemten op. Zonder deze beginselen is het recht niet
mogelijk. Ze dienen voor de interpretatie van regels.

Het wordt gebruikt wanneer er lacunes zijn of wanneer het handig kan zijn bij het
interpreteren van normen. In het recht dat na analyse van het gewoonterecht of
verdragen de rechter niet tot besluit komt, dan zal de rechter geneigd zijn beroep
te doen op de algemene rechtsbeginselen.  

Algemene rechtsbeginselen zijn basisregels in het internationaal recht om inhoud


te geven inzake hoe men een bepaalde tekst moeten lezen. 

“ Algemene rechtsbeginselen zijn door beschaafde volkeren erkende algemene


rechtsbeginselen.”

° Wat zijn de beschaafde volkeren en wat zijn de niet beschaafde volkeren? Het is
zo geformuleerd want het gaat terug naar bronnen van in het begin van de 20 ste
eeuw want toen maakten we onderscheid tussen beschaafde en niet beschaafde
volkeren (Tera nullius, de kolonies). De mensen die er woonden werden beschouwd
als geen deel uitmakende van het internationaal recht. -> eurocentrisme!

° Nu: De algemene rechtsbeginselen die erkend worden door alle juridische


stelsels. Het is niet altijd duidelijk wat men bedoeld met algemene
rechtsbeginselen. Ze hebben betrekking op een aantal fundamentele beginselen die
aan de basis zitten van een rechtssysteem.

Wanneer we kijken naar de praktijk, dan zien we dat algemene rechtsbeginselen


in vier verschillende betekenissen worden gebruikt. De term is hetzelfde, maar de
inhoud kan anders zijn. 

In het internationaal recht onderscheid men 4 verschillende soorten algemene


rechtsbeginselen:

1° Beginselen die inherent zijn aan het concept recht:

Beginselen die aan de oorsprong liggen van het recht en als ze niet aanwezig zijn,
dan spreken we niet van recht. Dus zoals puntje 1 zegt, basisbeginselen die
inherent zijn aan het recht. Bv. ter goedertrouw.  

Deze bestaan in elk rechtssysteem omdat men anders niet kan spreken van het
recht.
Bv. De goede trouw:
(= Men gaat alles doen om het verdrag tot een goed eind te brengen), redelijkheid,
billijkheid, proportionaliteit, etc.

Bv. De aansprakelijkheid bij het schenden van recht. Dus als we dat niet hebben
kunnen we moeilijk spreken over recht. Stel je gooit een boek weg zonder schade
vergoeding te moeten betalen dan zou het chaos zijn.

31
Ook in het internationaal recht heeft men gelijkaardige beginselen

Het Hof heeft dit bevestigt in CHORZOW FACTORY CASE 1927: Zaak tussen
Duitsland en Polen gekend. In de Poolse stad Chorzow is een stikstoffabriek en deze
behoort toe aan een Duits bedrijf. Duitsers hebben in Polen een fabriek opgericht
dat functioneert en op een gegeven moment beslist de Poolse overheid dat te
nationaliseren zonder de aandeelhouders te vergoeden. De aandeelhouders leiden
schade. Er stelt zich de vraag of Duitsland (de aandeelhouders) Polen aansprakelijk
kan stellen. Het Hof zegt: ‘het is een algemeen rechtsbeginsel zonder welk je kunt
niet spreken van recht, dat wanneer een staat schade veroorzaakt een vergoeding
zal moeten betalen’.

De zaak tussen Polen en Duitsland (Chorzow Factory Case-1927):

De stikstoffabriek wordt in beslag genomen door Polen, maar de oorspronkelijke


eigenaar wordt niet gecompenseerd. Het is niet eerlijk tegenover het Duitse
bedrijf. Ons rechtsgevoel maakt dat daar iets fout is. De Duitsers stappen naar hun
eigen overheid en Duitsland sleept Polen voor het hof. Het hof zegt dat wanneer je
rechten hebt geschonden, dat je daarvoor een tegenprestatie, vergoeding,  moet
betalen. Dit is een “ General Principal”. Wanneer dit niet zou gebeuren, dan
zouden we niet in een rechtssysteem zitten. 

2° Rechtsbeginselen die ontleend zijn aan algemene concepten


van rechtvaardigheid of menselijkheid, blijheid, eerlijkheid, …

Het internationaalstrafrecht houdt zich vooral bezig met de grote internationale


misdaden. Het zijn dus misdaden waarop het hof de misdadigers individueel wilt
vervolgen.  

Is een beginsel dat we voornamelijk vinden in het internationaal strafrecht. Omdat


het vrij recent is heeft de rechter vaak beroep moeten doen op een aantal
algemene beginselen die herleid kunnen worden tot beginselen van
rechtvaardigheid en menselijkheid. Men kon onvoldoende beroep doen op regels
van gewoonterecht of verdragen.

Bv. Joegoslavië-tribunaal: KUPRESKIC CASE 2000. De leider van de Kroatische


militie moedigde zijn soldaten aan om te doen aan ethnic-cleansing. Die persoon
heeft op basis van etniciteit personen uitgemoord. In deze zaak zou het hof de
volgende redenering volgen: Als het tribunaal geconfronteerd wordt met het feit
dat er onvoldoende regels van gewoonterecht zijn waar het tribunaal zich kan
baseren om tot een uitspraak te komen, dan kan het tribunaal gebruik maken van
algemene rechtsbeginselen. Het zijn misdaden en de rechter wil deze personen
vervolgen dus hij gaat zich baseren op algemene rechtsbeginselen.

32
3° Beginselen die ontleend zijn aan het nationaal recht en vertaald worden
in het internationaal recht.

Als er in verschillende staten dezelfde algemene rechtsbeginselen zijn, vertaalt


men het naar het niveau van het internationaal recht. De internationale rechter
moet rekening houden met de context van het internationaal recht.  

Het is geen woordelijke vertaling, men moet ermee rekening houden dat men zich
niet bevindt in het nationaal recht. De partijen zijn anders en het recht wordt
anders ingevuld.

Bv. SOUTH WEST AFRICA CASE: Namibië: Duits-Zuidwest-Afrika (1884 - WO1) ->
Zuidwest-Afrika (WO1 - 1990) bestuurd door Zuid-Afrika -> Onafhankelijk Namibië
(1990 - …). In deze zaak bepaalde het Hof dat Zuid-Afrika niet bevoegd was de
internationale status van Zuidwest-Afrika aan te passen. De rechter zegt dat de
rechtsbeginselen uit het nationaal recht niet zomaar vertaald kunnen worden
zonder rekening te houden met de context van het internationaal recht.

Bv. de South West Africa Cas:

Het huidige Namibië was een kolonie van Duitsland en later een mandaat van het
internationaal recht. Zuid-Afrika kreeg eerst de bevoegdheid om het te besturen,
maar niet om het te annexeren, terwijl Zuid-Afrika dat wel probeerde. Een rechter
zegt dat je bij de vertaling rekening moet houden met de context van het
internationaal recht.  

4° De beginselen van het internationaal recht ‘General principals of


international law.

Algemene rechtsbeginselen die eigen zijn aan het internationaal recht. Het zijn de
basisbeginselen in het internationaal recht, die we niet terugvinden in het
nationaal recht. Die beginselen, overlappen vaak met internationaal
gewoonterecht.

Dat zijn ARB die ontstaan zijn uit het internationaal recht en je kan ze niet in
andere rechtssystemen vinden. Ze zijn eigen aan het internationaal recht, omdat
het internationaal recht eigen kenmerken en een eigen context heeft. 

Bv. : CORFU CHANNEL CASE 1949: We zitten in een periode na WOII, en wat
gebeurt er: de Albaniërs gaan mijnen plaatsen in de Corfu-Chanel. Het recht laat
toe om daar vrij met schepen te circuleren. Het regime gaat daar mijnen plaatsen.
De Britten zeggen dat kan niet want er is recht van doorgang. Wat gaan ze doen:
die mijnen opkuisen. Wanneer ze dat doen wordt er op de Britten geschoten. De
zaak wordt aanhangig gemaakt voor het Internationaal gerechtshof: Het hof gaat
zich baseren op een beginsel van Internationaal recht. Er is een principe van vrije
doorgang. “The principles of maritime communication and freedom zijn
geschonden”.Maritieme communicatie moet mogelijk zijn om via de zee van de ene
kant naar de andere kant te gaan en dat mag niet gehinderd worden door het
plaatsen van mijnen. Het Hof gaf gelijk aan het VK.

33
Bv. Corfu Channel Case:

Kort na WOII gaat Albanië, een zeer gesloten staat. Het sloot de grenzen af en
plaatste mijnen in de zee om zich te beschermen. De Britse vloot vaart in die
zeelengte en botst op een mijn. De zaak wordt aanhangig gemaakt in het
internationaal recht. Er wordt een algemeen rechtsbeginsel gebruikt die zegt dat
er vrije doorvaart moet zijn. De zee behoort iedereen toe en is een
communicatiemiddel.  
 
Dit is een beginsel van internationaal recht. Om te voorkomen dat de rechter
geen uitspraak kan vellen over bepaalde zaken, zijn die algemene
rechtsbeginselen opgenomen in art. 38. Dus die beginselen zijn eigenlijk
hulpmiddelen.

34
2.1.5 Rechtspraak en rechtsleer

Maar Art. 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof zegt meteen dat
het hulpmiddelen zijn, dus subsidiaire bronnen (aanvullende bronnen). Waarom?
Omdat de mensen die dat artikel hebben opgesteld zeggen dat rechtspraak en
rechtsleer geen bron van recht is maar dat dat uitleg geeft over recht. Vandaar dat
het enkel een subsidiaire bron van recht is.

Art. 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof, verwijst als subsidiaire
bron naar rechtsleer en rechtspraak. Rechtspraak en rechtsleer zijn enkel
hulpmiddelen om te bepalen wat het recht is. Het is niet bindend, maar
gezaghebbend. Rechtspraak is niet erga omnes, maar inter partes. Het is
aanvullend en geen recht op zich. Rechtspraak en rechtsleer zegt iets over het
recht zonder recht te zijn.  

Het is een beschrijving van wat recht is, met als gevolg dat diegene die zich louter
baseren op rechtspraak en rechtsleer, niet goed bezig zijn.

1. Rechtspraak:

Tot rechtspraak behoren uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, tribunalen,


etc. Ook uitspraken van nationale rechters worden gebruikt als bronnen van
internationaal recht. Rechtspraak is geen bindende bron van internationaal recht
(Art. 59). Rechtspraak is enkel bindend inter partes. De uitspraak zal niet leiden
tot algemeen bindende regels. Het precedent is niet bindend. Maar zal wel
gezaghebbend zijn want het gaat om specialisten van het recht maar doorgaans zal
de internationale rechter zijn eigen rechtspraak volgen.

Het belang dat men hecht aan nationaal rechtspraak zal minder zijn dan wanneer
een internationale rechter over hetzelfde probleem zal geoordeeld hebben. (art.
35)

In de wereld handelsorganisatie worden geschillen opgelost via panels. Dit is ook


rechtspraak.

In art. 38 wordt ook verwezen naar ex aequo et bono = billijkheid. : Billijkheid


zou je kunnen omschrijven als regels van rechtvaardigheid, fairplay enz. die ertoe
strekken dat bepaalde regels verzacht worden. Het is een algemeen rechtsbeginsel.
In principe wordt er in het internationaal recht geen gebruik gemaakt van de
billijkheid, behalve als de partijen daarmee instemmen. (Art. 36, derde lid).

Art. 38 tweede lid, verwijst ook naar de billijkheid en zegt dat op vraag van de
partijen het hof kan oordelen op billijkheid. Hier wordt het algemene
rechtsbeginsel gespecifieerd. De rechter is niet noodzakelijk verplicht met de
billijkheid, omdat de partijen het moeten vragen. 

35
2. Rechtsleer:

Dit zijn opvattingen zoals die door rechtsgeleerden naar voren worden gebracht in
artikelen, boeken, commentaren, etc. Onder de rechtswetenschappers bestaan er
over veel zaken echter wel meningsverschillen, bv. over de werking van
gewoonterecht, over de toelaatbaarheid van kernwapens, etc. Toch zijn ze het op
het heel wat gebieden wel eens.

Ook rechtsleer is een bron van internationaal recht. Dit blijkt uit de opinies die
rechters bij uitspraken en adviezen van het Internationaal Gerechtshof voegen. Uit
deze opinies komt naar voren dat de rechters geïnspireerd zijn door debatten die
in de rechtswetenschap spelen. Rechters ondersteunen vaak hun redeneringen met
een beroep op opvattingen van rechtswetenschappers. Ook andere internationale
tribunalen citeren vaak artikelen, commentaren, etc.

36
2.2 Bronnen die niet opgenomen zijn in Art. 38
Waarom zijn niet alle bronnen opgenomen in art. 38? Door de evolutie van het
internationaal recht. Art. 38 was een consensus dat na WOII werd gesloten. Deze
waren de bronnen die toen relevant waren. In de loop van de jaren zijn daar
nieuwe bronnen bijgekomen. Men heeft art. 38 niet gewijzigd maar deze nieuwe
bronnen worden wel gebruikt. We hebben de tijd of de moeite niet genomen om
art. 38 aan te passen aan de evolutie maar het Hof gaat ondanks het feit dat art.
38 deze bronnen niet opneemt toch gebruik maken van deze bronnen.

Er zijn nog andere bronnen die nog niet zijn opgenomen. Jongere bronnen waarop
de rechter ook in het internationaal gerechtshof, beroep op kan doen. Besluiten
van internationale organisaties kunnen ook recht zijn.

2.2.1 Besluiten van internationale organisaties.

Besluiten van internationale organisaties zijn eigenlijk afgeleide bronnen (de


besluiten zijn namelijk gebaseerd op een verdrag), maar door deze besluiten
kunnen nieuwe rechtsnormen worden gecreëerd.

Internationale organisaties zijn subjecten van het internationaal recht. Ze krijgen


rechten en plichten, kunnen functioneren in het internationale rechtsverkeer. Soms
kunnen staten beslist hebben dat die organisaties ook bindend kunnen opstreden.
De staten geven aan die organisaties bevoegdheden om recht te creëren, bv. de
Europese Unie.  

De staten worden gevraagd iets te doen zonder dat ze verplicht zijn om iets te
doen. Het zijn aanbevelingen en dus geen juridische teksten. Ze horen wel bij de
statenpraktijk en leveren bijdrage tot het internationaal gewoonterecht. De
resolutie zijn niet bindend, maar het kan internationaal gewoonterecht zijn of
bijdrage aan het internationale recht.  

Op het moment dat het geen gewoonterecht is, is het soft law. Er is een grijze
zone waar de aanbevelingen, resoluties van internationale organisaties, evolueert
naar hard law. Die resoluties zijn wel bindend wanneer het gaat om interne
aangelegenheden.  

Waar komen de bevoegdheden van de internationale organisaties vandaan? Twee


benaderingen:
- Subjectieve benadering: De bevoegdheden van internationale organisaties
worden toegekend door de lidstaten. De bevoegdheden van de organisatie zijn
afgeleid van de bevoegdheden van de lidstaten. Het zijn die staten die bepalen
wat de internationale organisatie kan en mag. Deze benadering heeft echter wel
zwakke kanten:
- De bevoegdheden die terug te vinden zijn in het oprichtingsverdrag zijn echter
niet de enige bevoegdheden. Internationale organisaties hebben namelijk ook
bevoegdheden die zijn afgeleid uit de context of de doelstellingen, uit wat de
organisatie geacht wordt te kunnen doen. Deze bevoegdheden spelen ook een
belangrijke rol!
- Bij het toekennen van bevoegdheden gaat het uitzonderlijk om een
37
’overdracht’ van bestaande bevoegdheden (bv. exclusieve bevoegdheden van
de EU), maar meestal om de toekenning van nieuwe bevoegdheden.
- Objectieve benadering: Internationale organisaties zijn zelfstandige
internationale rechtspersonen en hun bevoegdheden zijn gebaseerd op het
rechtssysteem van de organisatie zelf. Het is niet van belang of de bevoegdheden
uitdrukkelijk in het oprichtingsverdrag staan vermeld of niet. Wat wel van belang
is, is dat de bevoegdheden passen binnen het rechtssysteem van de organisatie.

Er is een proliferatie geweest van internationale organisaties na WOII (recht van


co-existentie -> coöperatie). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:

- Intergouvernementele organisaties: bv. VN. Die organisaties kunnen de


lidstaten niet binden. De lidstaten hebben geen deel van hun soevereiniteit
afgestaan. De afspraken die hierin worden gemaakt zijn aanbevelingen. Deze
aanbevelingen zijn wel relevant, aangezien het een vorm is van
statenpraktijk. Men moet niet! De meeste organisaties zijn
intergouvernementele organisaties.

De organen hebben niet de mogelijkheid om staten te binden. Maar wat is


dan de juridische waarde ervan?

Men moet zich altijd de vraag stellen of de resolutie verwijst naar


gewoonterecht. Als dit het geval is dan zal het wel bindend zijn.

Hoe weet men dat men te maken heeft met gewoonterecht in een resolutie?
Men kan kijken naar het stemmingsgedrag: als de staten iets aannemen
omdat ze denken dat ze het moeten doen heeft men te maken met opinio
iuris. De opinio iuris kan ook in de tekst verwerkt zijn.

Je kijkt naar wie gestemd heeft om te zien of een aanbeveling


gewoonterecht wordt. Je kijk ook naar het stemmingsgedrag (opinio iuris
civitatis).  

Een resolutie kan ook een bijdrage leveren aan het maken van
gewoonterecht. Het zou kunnen dat die resoluties, doordat om de zoveel
tijd unaniem gestemd wordt over die resolutie, een regel van gewoonterecht
wordt.

Wanneer kunnen resoluties nog een juridische waarde hebben? Wanneer een
resolutie wordt aangenomen over de interne werking van de organisatie, dan
is deze wel bindend.

Ook de resoluties van de VN zijn een uitzondering op de niet-bindende


kracht van resoluties. Wanneer de Veiligheidsraad optreedt conform art. 7
dan kan dat wel bindend zijn.

38
- Supranationale organisaties: Dit is eerder uitzonderlijk. Dit zijn organisaties
waar staten een stuk van hun soevereiniteit hebben afgestaan. Wat daar
beslist wordt zijn geen aanbevelingen maar bindende regels. Bv. Als de
Europese Unie een besluit neemt is dat bindend voor alle staten, ook
degenen die tegen hebben gestemd.

Soft law: regels die niet of nauwelijks bindend zijn.

Hard law: regels die bindend zijn.

2.2.2 Eenzijdige handelingen en eenzijdige verklaringen

Definitie: Wilsuitingen van een staat met rechtsgevolgen voor een andere staat, die
bindend zijn met de andere staat zonder tussenkomst (unilateraal).

Eenzijdige handelingen zijn handelingen waar de staat iets unilateraal doet, dat
gaat dan gevolgen hebben op andere subjecten van het internationaal recht zonder
dat die subjecten daarbij betrokken zijn.

Deze bron werd door het Internationaal Gerechtshof erkent in het “Nuclear Test
Case” tussen Australië en Frankrijk.  

Bv. NUCLEAR TEST CASE 1974: Is een zaak tussen Australië en Frankrijk. Frankrijk
heeft verschillende keren nucleaire wapens in de atmosfeer gestuurd, boven
eilanden in de Stille Ocean (in de buurt van Australië). Daardoor zagen Australië en
Nieuw-Zeeland het aantal kankers massaal stijgen. Ze reageerden daartegen.

Ze hebben de zaak aanhangig gemaakt voor het Internationaal Gerechtshof (jaren


‘70), gedurende de procedure gaat Frankrijk een verklaring stellen “We gaan
stoppen met die nucleaire testen.“ Dit is een eenzijdige verklaring die zegt dat ze
gaan stoppen dus er moet geen arrest worden gesteld. Deze zaak toont aan dat de
bevoegde persoon van een staat de verklaring kan binden enkel door een
verklaring.

Het gevolg is dat het bindend is voor Frankrijk, maar elke andere staat kan beroep
doen op deze uitspraak. Hier zegt men dat de Fransen hier iets verklaard hebben,
waardoor het bindend wordt voor Frankrijk. Je moet kijken naar de intentie om de
staat te binden, of het al dan niet publiekelijk was en het moet gebeuren door een
persoon die de staat kan binden. Als het aan deze voorwaarden voldoet, is het
bindend.  

Sommige bronnen van het internationaal recht zijn erga omnes. Er is een
hiërarchie binnen het nationaal recht, waar men voorrang moet geven aan hogere
normen. In het IR heb je dat niet. Met tegenstijdigheden moet je op een andere
manier werken, bv. interpretatie. Er is wel een uitzondering, die de hiërarchie in
het IR brengt.  

39
Zo zijn er ook handelingen die unilateraal gesteld worden maar die ook gevolgen
hebben op de andere staten. Bv: als je een staat erkend wil dat zeggen dat die
andere staat zich kan beroepen op die staat voor dit of dit.
Waarom is dat zo? Want men gaat ervan uit dat als men zegt iets te willen doen
mag men dat niet zomaar terugdraaien.

Er zijn voorwaarden aan de bindende kracht van een verklaring/handeling:

1. Moet publiekelijk gebeuren.

2. Uitspraak van een persoon die een staat kan binden, bv. staatshoofd.

3. Intentie om te binden, de wil moet duidelijk zijn vb. geen gesprek in de


Zevende Dag.

4. Het hoeft wel niet aanvaard te worden door de andere staat en het moet niet
rechtstreeks zijn!

2.2.3 Ius cogens en verplichtingen erga omnes

1. Wat is ius cogens?

Men kan ius cogens niet helemaal zien als een bron van het internationaal recht,
maar eerder als een eigenschap van het internationaal recht.
Normaal, volgens de kenmerken van het internationaal recht is het recht slechts
bindend wanneer de staten hun instemming geven. Want het internationaal recht is
consensueel.

Maar uitzondering: ius cogens. Er zijn bepaalde normen, die bindend zijn voor de
staten, zonder dat zij hun instemming moeten geven. Het zijn normen waarvan
niet kan worden afgeweken, zelfs als de staten hun instemming niet hebben
gegeven. Het zijn regels van dwingend recht.

Art. 53 van het Verdrag van Wenen: ‘Verdragen, strijdig met een dwingende norm
van algemeen volkenrecht is nietig.’ Er wordt geen afwijking toegestaan.

In art. 53 wordt omschreven wat dwingend recht is: Dwingend recht is een regel
die aanvaard en erkend wordt door de internationale gemeenschap als een regel
van dwingend recht. Het is dus een zeer vage omschrijving. Dat toont aan dat op
het moment van het neerschrijven van de bepaling (eind ’60) dat het een
controversieel concept is. En dat het te maken heeft met het feit dat het een
uitzondering is tegen het consensualisme, dat één van de basiskenmerken van
internationaal recht is.

Art. 53 zegt dat er regels zijn van het dwingend recht en die regels bevinden zich
hoger dan het normale internationaal recht ( normale IR = verdragen). Want als
een verdrag in strijd is met zo een regels van ius cogens, dan is het verdrag nietig.
Een regel van ius cogens is een regel dat door de ganse IR gemeenschap wordt
gezien als ius cogens (dus bindend zijn voor de staten).

Dit is een slechte definitie en dat komt omdat niet iedereen het eens was. Het
gevolg is ook dat er niet heel veel regels zijn die aanvaard worden als ius cogens.
Het ius cogens is een controversieel concept.  
40
Ze hebben ook een draagwijdte tegenover de ganse IR gemeenschap. Met als
gevolg dat wanneer die regels geschonden worden, dat alle staten kunnen vragen
om die schending stop te zetten. De ganse gemeenschap heeft er belang bij.  

2. Wat behoort tot het ius cogens?

Er is geen eensgezindheid over wat tot ius cogens behoort, maar in het
internationaal recht bestaat er een consensus over een aantal regels die behoren
tot het dwingend recht:

- Verbod op agressie: staten mogen geen geweld gebruiken tegenover


andere staten. Geschillen moeten op een andere manier opgelost worden
dan door gebruik van geweld.

- Verbod op volkerenmoord: verbod op genocide.

- Verbod op foltering

- Verbod op misdaden tegen de menselijkheid

- Verbod op rassendiscriminatie

- Verbod op slavernij

- Verbod op koloniale overheersing

Art. 53 laat de mogelijkheid open dat er nieuwe normen van ius cogens ontstaan en
sluit ook niet uit dat bestaande normen van ius cogens worden vervangen. Wanneer
een nieuwe norm van ius cogens ontstaat, loop een verdrag dat in strijd is met die
nieuwe norm vanaf dat moment van rechtswege af! (art. 64)

41
3. Hiërarchie

Regels van ius cogens staan hiërarchisch hoger dan de regels van het internationaal
recht.

Hoe werkt in de praktijk: bv.

Dan zou het in principe zo zijn dat het verdrag nietig is. Een Belgische rechter zou
kunnen stellen op basis van art. 53 dat het verdrag nietig is met als gevolg dat
België niet aansprakelijk zou kunnen gesteld worden door Amerika als zij de
gevangenen niet folteren.

Dus in principe geldt consensualisme in het internationaal recht en in principe ook


die bronnen, bevinden zich hiërarchisch op hetzelfde niveau. (in tegenstelling tot
nationaal recht. )

Maar in het internationaal recht een uitzondering: ius cogens (is hiërarchisch
hoger.) Er kan dus niet worden afgeweken van regels van gewoonterecht via een
verdrag. Een regel van ius cogens kan enkel gewijzigd worden door een andere
norm van ius cogens, die dezelfde waarde heeft en die recenter is.

42
4. Erga omnes

2de kenmerk van ius cogens: regels van ius cogens hebben een erga omnes werking.
Erga omnes geldt tegenover iedereen, tegenover alle staten. In tegenstelling tot
inter partes regels.

Vb.: BARCELONA TRACTION CASE 1970: Is een Canadees bedrijf in Spanje dat
elektriciteit produceert en de meeste aandeelhouders zijn Belgen. Franco is op dat
moment dictator in Spanje en wil zoveel mogelijk bedrijven onder zijn macht
krijgen. Wanneer het bedrijf failliet wordt verklaard, worden de Belgische
aandeelhouders niet vergoed. België zal de zaak aanhangig maken voor
internationaal gerechtshof.

In deze zaak verwijst het Hof naar verplichtingen Erga omnes: Het Hof zegt dat
België niet mag tussenkomen, enkel Canada mag dat doen. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen verplichtingen die men heeft als staat tegenover al de
internationale gemeenschap (erga omnes) en de verplichtingen die men heeft ten
opzichte van een andere staat (’gewone’ verplichtingen). En die verplichtingen die
men heeft tegenover de ganse internationale gemeenschap daar heeft elke staat
een rechtsbelang dat het zou gerespecteerd worden. Het hof geeft dan een aantal
voorbeelden van verplichtingen die een erga omnes karakter hebben.

Wat zien we: het zijn ook degenen als zijnde de normen van ius cogens: Verbod op
agressie, genocide, verbod op slavernij en raciale discriminatie maar ook de
mensenrechten.

Sommige daarvan zijn deel geworden van internationaal gewoonterecht of maken


deel uit van multilaterale verdragen die bijna een universele draagwijdte hebben.
➔ Er is dus een verband tussen ius cogens en erga omnes:
één van de kenmerken van ius cogens: ze hebben een universele draagwijdte
en zullen erga omnes zijn.
Maar: niet alle regels die erga omnes zijn zullen ook ius cogens zijn. Slechts
sommigen.
🡪 Dus omdat mensenrechten erga omnes zijn hebben alle staten een
rechtsbelang bij het respecteren van mensenrechten.

Als één staat de mensenrechten schendt, dan kunnen andere staten tussenkomen
om de mensenrechten te respecteren, en als ze dat doen zullen ze de
soevereiniteit niet schenden want het is een erga omnes verplichting en alle staten
hebben een rechtsbelang om dat te respecteren.

Ius cogens zegt iets over Hiërarchie terwijl erga omnes in tegenstelling tot inter
partes zegt iets: tegenover wie geldt deze regel.

43
3. Subjecten van het internationaal recht

3.1 Rechtspersoonlijkheid

Subjecten van internationaal recht = Wie in het internationaal recht over


rechtspersoonlijkheid beschikt.

Wie beschikt over rechtspersoonlijkheid, dat wil zeggen:

1. Rechten en plichten hebben in het internationaal recht

2. Aansprakelijk kunnen gesteld worden wanneer die plichten niet nageleefd


worden en

3. Een eis kunnen instellen wanneer men rechten heeft en die rechten niet
gerespecteerd zijn geweest door anderen.

Het internationaal recht functioneert op een andere manier, omdat we te maken


hebben met staten. In het IR zijn de subjecten de staten. We moeten stilstaan bij
wie de actoren zijn in het IR gebeuren en wat ze kunnen doen. Het feit dat men
plichten heeft, betekent dat men aangesteld kan worden bij het niet volgen van
een plicht. Dit is eigen aan subjecten van IR. De subjecten hebben rechten en
plichten. Je kunt ervoor zorgen dat de anderen het IR zouden respecteren, maar je
kan ook aansprakelijk worden gesteld bij een schending.  

Het internationaal recht is een gebaseerd recht, op de staten. Het zijn de


oorspronkelijk subjecten (staten) en het zijn de staten die beslist hebben om
andere actoren het karakter van subjecten van het IR te geven. De oorspronkelijke
subjecten beschikken over de volwaardige rechtspersoonlijkheid en kiezen of ze al
dan niet andere actoren rechtspersoonlijkheid geven en hoeveel.  
 

3.2 Subjecten van internationaal recht


- staten
- internationale organisaties
- individuen
- volkeren
- Heilige Stoel
- bevrijdingsbewegingen
- potentiële kandidaten

44
3.2.1 Staten

De staten zijn de oorspronkelijke en de belangrijkste rechtspersonen, zij


beschikken over de volle rechtspersoonlijkheid terwijl de andere maar over de
beperkte rechtspersoonlijkheid beschikken.

1. Wat is een staat?

Art. 1 Conventie/Verdrag van Montevideo (Uruguay) 1933 bepaalt 4 criteria.

Eerst drie opmerkingen:


- Deze criteria waren primair bedoeld voor het beoordelen van het ontstaan van
staten en niet voor de beoordeling van het voortbestaan van staten. Staten
houden niet automatisch op met bestaan wanneer de regering tijdelijk wegvalt.
- Het vermogen om betrekkingen aan te gaan met andere staten wordt in het
algemeen niet beschouwd als een criterium voor het bestaan van een staat. Het
is wanneer een staat voldoet aan de eerste 3 criteria, dat de staat derhalve dat
vermogen heeft. Het wordt dus vooral beschouwd als een gevolg en niet als een
voorwaarde.

- Er zijn heel wat staten die niet voldoen aan de 4 criteria, maar toch erkend zijn
als staten.

De 4 criteria/ voorwaarden:

➢ Afgebakend territorium/grondgebied:

Tot het grondgebied behoren:


- grondgebied
- ondergrond
- luchtruim (ongeveer 15km)
- binnenwateren
- territoriale wateren (stuk van de zee, maximum 12 zeemijl (1 mijl = 1,85km)
🡪 niet alle staten hebben dit (40+ binnenstaten, bv. Zwitserland, Kyrgyzstan,…)

Maar als we kijken naar de praktijk van de staten is nergens bepaald hoe groot dat
moet zijn.

Gevolg: staten zoals Liechtenstein zijn evenzeer staten als VS, Canada, Rusland,
China ook al zijn die veel groter. Het is niet bepaald hoe groot het moet zijn om
een staat te zijn.

45
Het is ook niet bepaald dat het territorium vast begrensd moet worden. Er moet
een territorium zijn, maar niet vereist dat het territorium exact bepaald is. Het
kan zijn dat territorium groeit of beperkt wordt. Staten kunnen grensgeschillen
hebben. Het is niet omdat er betwistingen zijn over de grenzen dat men kan
zeggen dat er geen staat is. Bv. geschil Nigeria-Kameroen: geschil over een stuk
grond. Beide staten gaan daar een eis op stellen, niet omdat er een betwisting is
over de grens dat het staat geen grondgebied heeft. Je hebt zelfs sommige staten
die met bijna alle buurlanden geschillen hebben (bv. China). Internationaal recht
zegt dus niet hoe groot en zegt ook niet dat het vast moet staan.

➢ Permanente bevolking

Internationaal recht zegt niets over het aantal. Een land met een zeer kleine
bevolking (bv. Andorra) is evenzeer een staat als een land met een zeer grote
bevolking (bv. India). Band met de bevolking is de nationaliteit. Niet iedereen die
in België leeft is de Belgische bevolking. De aard van de bevolking maakt ook niet
uit: een groot deel nomaden, relatief homogeen (bv. België) of zeer divers (bv.
Rusland), zeer rijk (bv. Zwitserland) of zeer arm (bv. Malawi), etc.

➢ Gezag/regering

Het is grotendeels aan de staten overgelaten om de naleving van internationale


verplichtingen te waarborgen, omdat er in het internationaal recht een centrale
UM ontbreekt. Staten kunnen dit slechts doen wanneer ze effectief gezag
uitoefenen binnen hun grenzen.

Er moet een bestuur zijn dat onafhankelijk en effectief gezag uitoefent over de
bevolking die op het grondgebied leeft. Moet wetgevende en rechterlijke
bevoegdheid hebben. Dirigeren mag niet namens een andere staat zijn. Anders zou
het een kolonie zijn bv. Belgisch-Congo. Congo: er was een gezag maar oefende
gezag uit namens België. Wat niet vereist is, is dat het gezag feitelijk onafhankelijk
wordt uitgeroepen. Er wordt niet vereist dat men het gezag feitelijk onafhankelijk
uitoefent van een andere staat. Bv. In Irak: men kan zich afvragen of de regering
gezag uitoefent los van de rebellenorganisaties die er aanwezig zijn.

Het moet wel juridisch onafhankelijk zijn maar niet feitelijk. Niet belangrijk is dat
het gezag effectief wordt uitgeoefend over heel het grondgebied. Het is niet omdat
de overheid controle verliest over een stuk van het grondgebied dat de staat niet
meer bestaat. Bv. Als een land onderworpen is aan militaire bezettingen, men
verliest niet de capaciteit van staat te zijn. Landen zoals Centraal-Afrikaans
Republiek, Syrië en Colombia hebben controle verloren over grote delen van het
land, maar dat wil niet zeggen dat het geen staten meer zijn.

46
Het feit dat het internationaal recht erkent dat staten exclusieve jurisdictie
hebben over hun grondgebied, betekent (volgens Huber) niet dat de staten op hun
grondgebied geheel vrij zijn in hun handelen. De staat is namelijk ook gehouden
om op zijn grondgebied de rechten van andere staten te eerbiedigen en effectief
te beschermen. Een staat kan deze verplichtingen enkel nakomen als deze op zijn
eigen grondgebied ook in staat is effectief gezag uit te oefenen.

➢ Het vermogen om als staat betrekkingen aan te gaan met andere staten.

We zien als we de literatuur doornemen dat sommige rechtsgeleerden zeggen dat


het een afzonderlijk kenmerk is, maar andere zeggen dat dit het gevolg is van de
andere kenmerken. Het is omdat er een gezag, een bevolking en een territorium is
dat men met andere staten afspraken kan aangaan. Is dus volgens een deel van de
rechtsleer geen kenmerk dat op zichzelf staat. Het is dus betwistbaar.

Dit is volgens de Conventie van Montevideo, een kenmerk op zich maar in de


praktijk is het een gevolg. Het is omdat er een gezag, een bevolking en een
territorium is dat men met andere staten afspraken kan aangaan. Dit is dus
volgens een deel van de rechtsleer geen kenmerk dat op zichzelf staat. Het is dus
betwistbaar.

2. Soevereiniteit?

In het Montevideo Verdrag wordt soevereiniteit niet opgenomen.

Soevereiniteit = Het hoogste gezag en onafhankelijk. Alle staten zijn gelijk. De


soevereine gelijkheid. Als men als staat het hoogste gezag is dan is men als andere
staat ook het hoogste gezag. Dus staten zijn juridisch gezien gelijk.

Soevereiniteit is het hoogste gezag. De staten zijn niet onderworpen aan een
ander gezag. Het gevolg is dat de staten onafhankelijk zijn tegenover elkaar.
Staten zijn gelijk in hun juridische onafhankelijke waarde. Vandaar het beginsel
dat we vaak terugvinden in teksten van het IR, die verwijzen naar de juridische
gelijkheid tussen staten.  

“The Island of Palmas Case” is een zaak tussen Nederland en de Verenigde staten.
Het werd aanhangig gemaakt voor een arbitragerechter, het was een één
zetelende rechter, een Zwitser. De staten kiezen zelf wie de zaak oplost en
bepalen zelf de procedureregels.  

Een mooie definitie van soevereiniteit wordt gegeven in ISLAND OF PALMAS CASE
1928. Zaak tussen Nederland en de Verenigde Staten. Naar aanleiding van de
Spaans-Amerikaanse oorlog, gewonnen door de Amerikanen, worden een aantal
kolonies van Spanje gegeven aan de Amerikanen. Probleem: wanneer de
Amerikanen Palmas (Indonesisch eiland) bezoeken, ondervinden ze dat de
Nederlanders er gevestigd zijn. Zij weigeren te vertrekken. Het Hof zal vaststellen
dat de Spanjaarden deze eilanden niet konden overdragen aan de Amerikanen
omdat ze er geen feitelijk gezag meer uitoefenden.

47
Het gezag werd er uitgeoefend door de Nederlanders, dus het gebied is geen
grondgebied meer van Spanje. In die context wordt soevereiniteit omschreven:
soevereiniteit betekent onafhankelijkheid. Op een stuk grondgebied worden
staatsbevoegdheden uitgeoefend, in deze zaak dus door de Nederlanders. In 1928
deed de arbiter Max Huber uitspraak: hij gaf Nederland gelijk, het is niet omdat
Spanje het eiland ontdekt heeft dat het daarom van hen is, er moet ook effectief
staatsgezag uitgeoefend worden.

3. Hoe ontstaan staten?

Oorspronkelijk was het internationaal recht voornamelijk eurocentrisch. Ten


gevolge van WOII gaan kolonies onafhankelijk worden. Een hele reeks nieuwe
staten ontstaan in de mate dat de kleine familie van Europese staten aangevuld
wordt door een hele groep staten in de mate zelf dat de Europese oorsprong
vandaag in de minderheid zijn en we vandaag kunnen spreken van een
statengemeenschap van 200+ staten. Het feit dat de staten zoveel gegroeid hebben
heeft te maken met het zelfbeschikkingsrecht.

Er zijn twee manieren om staat te worden:

1. De politieke/feitelijke manier: Staten ontstaan op basis van een feitelijk


gegeven/machtsverhouding. Dit is vaak via gebruik van geweld, maar kan ook
op basis van een overeenkomst.

2. Juridische manier: Dit is op basis van het zelfbeschikkingsrecht. De


juridische manier is het onafhankelijk worden op basis van
zelfbeschikkingsrecht. Daar hebben de koloniale gebieden van gebruik
gemaakt, omdat het een recht was dat ze konden eisen tegen de koloniale
mogendheden.

De politieke manier bestond altijd en de juridische manier is geconsolideerd in de


jaren 1960, vandaar de dekolonisatie.

De meeste staten zijn ontstaan via revoluties, gebruik van geweld enz. Men
gebruikt geweld en komt aan de macht, op het moment dat er een stabilisering
komt. Dan voldoet het aan de voorwaarden van staat zijn. Want zijn hoogste gezag
geworden. Internationale gemeenschap zal na een bepaalde tijd zien dat het zo is,
gestabiliseerd. ‘Effectivité’: Een nieuw gezag oefent effectief staatsbevoegdheden.
Eens de internationale gemeenschap dat vaststelt zal er een nieuwe staat zijn. Dus
via een politieke methode kan een nieuwe staat ontstaan en deze is doorgaans
gebruikt geweest om een staat te creëren. Dat kan zijn door middel van geweld of
via afspraken. Politiek is geen rechtsregels.

Via een revolutie en geweld, kan men voldoen aan de voorwaarden om een staat
te zijn. Het is een manier om met een andere staat samen te werken. Het kan ook
via een overeenkomst. Zelfbeschikkingsrecht, is een regel van het IR. Als men aan
deze voorwaarden voldoet, dan kan men een nieuwe onafhankelijke staat worden.
Het is ontstaan in de loop van de 18de eeuw, het is politiek filosofisch concept.
Ideeën ontwikkeld door verlichtingsfilosofen, ze dachten na over de ideale vorm
van de staat. Individuen die over bepaalde basisrechten beschikken
48
(natuurrechten). Om dit te beschermen creëren we een overheid, wij zijn sociale
wezens en we gaan ons beschermen via een sociaal contract ( fictief contract
tussen inwoners en overheid). De overheid is gecreëerd en dient enkel om onze
basisrechten te beschermen, zorgen voor de belangen van het volk. Het volk is
soeverein, de overheid staat ten dienste van het hof. Indien de overheid dit niet
doen, kan het volk in op stand komen om die overheid te wijzigen. Dit kan ook via
verkiezingen, dus democratisch. Vervangen door een andere overheid, die wel zal
opkomen voor het volk.

Evolutie: creëren van een rechtsmanier. We moeten terug gaan tot de


verlichtingsfilosofen/natuurrechtsfilosofen 18de eeuw. Zij gaan bepaalde ideeën
naar voor schuiven rond mensenrechten, de ideale vorm van een staat enz. Locke,
Montesquieu, Rousseau. Je hebt een Engelse en een Franse school. Die zijn
beginnen denken over de ideale vorm van de staat. Zij vertrekken daarvoor van
een gelijkheid tussen individuen, en dat deze mensen afspraken maken om hun
leiden te verminderen en men zou kunnen zeggen dat het gaan om sociaal
contract.

Ze vertrekken altijd van gelijkheid tussen individuen en dat individuen het gezag
niet afstaan aan de staat maar de staat moet optreden in naam van de individuen
en als de staat dit niet doen dan mogen zij een revolutie starten.

Die ideeën worden verkondigd en worden toegepast in de Amerikaanse


onafhankelijkheidsstrijd. In kader van de onafhankelijkheidsstrijd zal
Thomas Jefferson uiteindelijk ‘The Declaration of independance’
schrijven. Hij is een intellectueel, met een aantal anderen en heeft
waarschijnlijk de werken van Locke geschreven.

Thomas Jefferson gaat verwijzen naar die ideeën. De twee eerste paragrafen zijn
belangrijk: Amerika was een Britse kolonie (Slogan van de Amerikanen: No taxation
without representation zijn bereid belastingen te betalen op voorwaarde dat zij
vertegenwoordigd zijn in Westminster.

Ze verslaan de Britten met de steun van Frankrijk. Amerika gaat zich baseren
op de theorieën van John Locke, tijdens de onafhankelijkheidsverklaring. Ze
zullen verklaren waarom ze een onafhankelijkheidsstaat worden. Amerikanen
scheiden van de Britten en dat moet uitgelegd worden inzake waarom je dit
doet.

49
Eerste paragraaf: Wij moeten scheiden en je moet redenen geven als je gaat
scheiden (kolonie van moederland.) Hij ziet zich als goed opgevoede gentleman.
Als je van elkaar scheidt, dan moet je dat uitleggen. Inleidende paragraaf
waarin wordt gezegd: wanneer je beslist om te scheiden als bevolking, dan
moet je dat uitleggen. Uitleg geven over waarom je dit doet.

Tweede paragraaf: legt uit wat die redenen zijn: Hij vertrekt van hetgeen wat
John Locke voordien geschreven had. Dit is vanzelfsprekend: “All men are
created equal”. Alle mensen zijn gelijk op basis van het mens zijn. Je beschikt
over bepaalde rechten waarover je geen afstand kan doen omdat je een mens
bent.
Voor hem zijn er 3 fundamentele rechten: leven, vrijheid en het feit dat wij
allemaal moeten kunnen streven naar geluk. En om deze rechten te beschermen
creëren wij een regering. Die regering heeft de bedoeling om deze regels te
vrijwaren. Je creëert een regering met bedoeling die 3 basisrechten te
vrijwaren, die regeringen zijn daar omdat ze die 3 doelstellingen moeten
vervullen. Indien ze dit niet doen is er een recht op revolutie om een nieuwe
regering te creëren die deze basisrechten wel gaan vrijwaren.
In de tweede paragraaf komt de uitleg en hij verwijst naar de ideeën van Locke.
Life liberty and property 🡪 basisrechten van Locke.

De bevolking creëert een overheid, het wordt gecreëerd op basis van de


soevereiniteit van de bevolking. Wanneer de overheid niet doet wat het zou
moeten doen, dit betekent opkomen voor de belangen van het volk.
Hetgeen wat GB deed is dat zij dat niet gedaan hebben, ze hebben de belangen
van het volk niet beschermd.
Wanneer de overheid niet doet wat het zou moeten doen, wel dan heeft het
volk het recht om in opstand te komen tegen de overheid. Je kan zelfs die
overheid vernietigen of gaan vervangen door een andere overheid, die dan wel
zou opkomen voor dat volk.

De Amerikanen hebben zo uiteindelijk geargumenteerd, aangetoond dat de


Britten hun belangen niet nakwamen en dat er dus een recht was op revolutie.
Is één van de fundamentele teksten rond het concept democratie. Vetrekkende
van de gelijkheid van alle individuen.
Regels in het IR, die bevestigen dat kolonies onafhankelijke staten zouden
kunnen worden. Maar toen was het nog geen recht, dus er moest geweld aan de
pas komen. Pas na WOII 🡪 werd het een bindend principe, evolueert naar een
regel in het IR, inzake dat kolonies onafhankelijk zouden kunnen worden.

Handvest van VN verwijst naar zelfbeschikking, het wordt aangegrepen door de


Algemene Vergadering. Kolonies hebben het recht om te bepalen wat hun
internationale status is. Het zelfbeschikkingsrecht wordt toegespitst op die
kolonies.

50
Algemene Vergadering: resolutie na resolutie uitvaardigen, tot het begin van de
jaren 60 kan je duidelijk zien dat dat evolueert naar een internationale
gewoonteregel. Soft law wordt hard law rond de jaren 60, de Algemene
Vergadering heeft voldoende praktijk gecreëerd. Er is een overtuiging in het hoofd
van de staat dat kolonies het recht hebben om onafhankelijke staat te worden. Als
je het recht hebt, dan moet je geen geweld gebruiken en dan kan je gebruikmaken
van rechtsleer, ze hebben het recht om te bepalen wat hun internationale status
is. Als je een kolonie bent, dan kan je beslissen om al dan niet onafhankelijk te
worden. Tot de jaren 70 (Portugese kolonies) vond Portugal dat het sommige
overzeese gebieden deel uitmaakten van Portugal, MAAR een aantal Portugezen
kolonies worden toch onafhankelijk.

Een van de grootste exportproducten van de Amerikaanse staten geweest:


Democratie en desnoods moet je het met geweld verkrijgen.

Dit is ook de basis geweest van het zelfbeschikkingsrecht: het recht van een volk
om eigen politieke, sociale, culturele en economische toekomst te bepalen.
Het zelfbeschikkingsprincipe werd erkend in het VN-Handvest en er werd een
belangrijke interpretatie aan gegeven door resoluties, die aanvaard zijn de
Algemene Vergadering. De achtergrond was de snelle dekolonisatie van Afrika en
Azië. In 1960 consolideert het principe zich in een regel van gewoonterecht.
Staten gaan vanuit een andere rechtstraditie andere belangen proberen te
behartigen. Een van die belangen is dat die kolonies onafhankelijk kunnen worden.
De kolonies krijgen op basis van dat gewoonterecht, het recht om te bepalen of ze
onafhankelijk willen worden. Dit is de juridische manier.

Zelfbeschikkingsrecht : evolutie van een politiek filosofisch beginsel naar een regel
van het internationaal recht.

Er zijn twee vormen van zelfbeschikkingsrecht:

- Extern zelfbeschikkingsrecht: De bevolking heeft het recht om in opstand te


komen wanneer die bevolking niet vertegenwoordigd is en de machthebbers de
belangen van de bevolking niet behartigen. Het wordt dus gebruikt in nationale
strijd tegen overheersing van volkeren door andere volkeren of staten.
Volkeren moeten zichzelf kunnen besturen. Volkeren hebben het recht om zich
zo nodig los te maken van bestaande staten om zo hun politieke aspiraties te
verwezenlijken.
Extern zelfbeschikkingsrecht: zal de internationale status bepalen om al dan
niet onafhankelijk te worden. In VS wordt dit uitgebreid naar gebieden onder
racistisch bestuur en gebieden onder vreemde en militaire bezetting
( Bv: Palestina, wordt militair bezet door Israël)
Kolonies onder racistisch bestuur (regimes die onder een apartheidssysteem
bestuurd worden, zoals Zuid-Afrika), gebieden onder vreemde en militaire
bezetting 🡪 3 dingen in het Handvest van VN
- Intern zelfbeschikkingsrecht: Strijd voor soevereiniteit van het volk, binnen de
grenzen van de staat. In het internationaal recht zijn er veel uiteenlopende
interpretaties, maar wat ze gemeenschappelijk hebben is dat interne
51
zelfbeschikkingsrecht het recht omvat voor raciale groepen binnen een staat om
deel te nemen aan het politiek besluitvormingsproces.

52
Intern zelfbeschikkingsrecht: dient niet om te bepalen inzake om al dan niet
onafhankelijk te kunnen worden.
Het gaat over het recht om deel te nemen aan het bestuur van de staat, om
zichzelf te besturen. Wat is de politieke orde, dit bepalen en ook bepalen dat
bepaalde bevolkingsgroepen autonomie verwerven. Mee bepalen op welke
manier de staat kan functioneren.

Er zijn 3 bevolkingsgroepen die beroep kunnen doen op het recht van


zelfbeschikking:

- Bevolking onder koloniaal bewind

- Bevolking onder racistisch regime (bv. Apartheidsregime)

- Bevolking in bezette gebieden (bv. Palestina)

Dus regel van gewoonterecht wordt bevestigd door het Internationaal


Gerechtshof en door mensenrechtenverdragen en op basis daarvan heeft men
de dekolonisatiebeweging gehad in de jaren ’60 veel Afrikaanse landen. (Behalve
Portugese kolonies iets later jaren ‘70).

Kolonialisme werd niet meer gezien als een beschavingsmissie, maar meer als een
illegitieme machtsuitoefening. Deze gedachte lag ten grondslag aan de Resolutie
1514 van de Algemene Vergadering. Volgens deze resolutie hebben volkeren het
recht om zelf te kiezen of deel willen blijven uitmaken van de staat waarin zij
leven en, zo ja, onder welke voorwaarden zij dit willen.

Vandaag is de dekolonisatie zo goed als voltooid.

Een gebied dat nog niet volledig voltooid is, is de Westelijke Sahara. Een tweede
gebied dat daar nog onder valt: Palestina. Oorspronkelijk een mandaat gebied
bestuurd door GB. De Verenigde naties beslissen later dat het gesplitst moet
worden, een deel moet toebehoren aan de Joodse bevolking en een ander deel
moet toebehoren aan de Arabieren. Onlangs (vorige maand) in kader van de
Algemene vergadering wat druk uitgeoefend omdat Palestina wenste een staat te
kunnen worden en lid te kunnen worden van de Verenigde Naties. Dus de vraag
stelde zich of Palestina lid zou kunnen worden van Unesco. We zitten in de context
van Palestijnse OH die lidmaatschap zoekt om als staat te kunnen erkend worden.

Kan een bevolkingsgroep zich unilateraal afscheiden van de staat indien men zich
niet in één van die 3 categorieën bevindt? Unilateraal = zonder toestemming van
de staat. (Deze situatie verschilt van een situatie zoals einde Sovjet-Unie waar het
uiteenvallen van die staten gebaseerd was op een toestemming.)

Unilateraal afscheiden noemt men secessie. Is vrij controversieel, als men kijkt
naar de praktijk die erover bestaat komt men tot de conclusie dat er geen regel is

53
in het internationaal recht die dat recht toekent om unilateraal af te scheiden,
maar er is ook geen regel dat zegt dat het niet mag. Het zal dus afhangen van de
feitelijke situatie. Als men zich niet onder het recht bevinden dan kan men een
staat creëren door gebruik van geweld.

Bv wat deze zomer is gebeurd in Soedan en een overgrote meerderheid van de


inwoners gestemd hebben voor onafhankelijkheid en dat Zuid-Soedan een nieuwe
staat is geworden.

Internationale gemeenschap is geen voorstander van het blijven creëren van


nieuwe staten, anders krijgen we een internationale gemeenschap van een heel
groot aantal staten. Dan zou de internationale gemeenschap niet meer kunnen
functioneren.

Wanneer een staat onafhankelijk wil worden mag een andere staat zich ermee niet
moeien. Het is een interne aangelegenheid, anders zou het internationaal recht
de territoriale integriteit en de politieke onafhankelijkheid van de staat schenden.

Indien men dat toch doet en dat een staat daardoor zich zou kunnen scheiden van
een andere staat, dan zou die staat niet erkend worden door de internationale
gemeenschap. Stel dat Vlaanderen hulp zou krijgen van de Nederlanders (wapens,
schepen, militairen enz.) , is een schending van beginselen: respect voor de
territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid. Dan zal de staat niet erkend
worden door de internationale gemeenschap.

Vb. Cyprus: Turkije gaat Cyprus binnenvallen en sommige inwoners beschermen in


Noord-Cyprus (Turks republiek) met als gevolg dat Noord-Cyprus zich onafhankelijk
gaat verklaren. Het internationaal gerechtshof gaat reageren: zeggen. Het is
dankzij u tussenkomst dat Cyprus onafhankelijk werd, gevolg door de
internationale gemeenschap niet erkend als een nieuwe staat. Nu is Noord-Cyprus
enkel erkend door Turkije.

Vb. Ook voor annexatie: normaal is Koeweit een deel van Irak. Op een gegeven
moment zullen Iraakse troepen Koeweit binnenvallen en zeggen dit behoort ons
toe. Opnieuw internationale gemeenschap zegt wij erkennen dat niet. Opnieuw
een schending van de 2 beginselen.

54
4. Erkenning van een staat:

Eenzijdige handeling/akte als bronnen, waardoor een staat met die handeling
duidelijk maakt dat het betrekkingen wilt aangaan met een andere staat.
Erkenning gebruikt men om duidelijk te maken, ik wil met die andere staat een
relatie aangaan, samenwerken. Afspraken maken om met andere staat samen
te werken.

Wat is erkennen van een staat? Er bestaan 2 meningen over in de rechtsleer.

1. Constitutieve leer

2. Declaratoire leer

1. De constitutieve leer: Een deel van de rechtsleer is van mening dat je


erkend moet zijn door een andere staat, om een staat te zijn. Het is dus
een bijkomstige voorwaarde om staat te zijn. In die zin is erkenning een
deel van staat zijn. Indien men niet erkend is door de andere staten, is men
geen staat. Dit is door de afwezigheid van een centrale instantie in de
internationale gemeenschap die kan vaststellen wanneer een politieke
gemeenschap voldoet aan de criteria van een staat.

In de praktijk is die situatie moeilijk houdbaar, want wie beslist over de


erkenning? Staten doen dat zelf en eenzijdig. Sommige staten gaan die
nieuwe staat wel erkennen, andere staten niet. Er is geen centrale entiteit
die dat doet. Elke staat doet het afzonderlijk zonder noodzakelijk rekening
te houden met de kenmerken van staat zijn. We zitten met een heel
vreemde situatie.

Indien erkenning constitutief zou zijn: voor sommige staten zou je wel staat
zijn, voor andere staten niet.
Vb.: Oost en West Duitsland in 1949. De staten van het Westen (De DDR,
West Duitsland werd niet erkend door alle staten). Maar dat wil niet zeggen
dat deze staat niet bestond.

Vb.: Israël. Israël is niet door alle staten erkend, maar het is toch een staat.

55
2. De declaratoire leer: is een tegenhanger van de constitutieve erkenning.
De erkenning van de staat kan geen constitutief element zijn. De erkenning
van de staat is een soort eenzijdige akte. Waardoor een staat tegenover
een andere staat kenbaar maakt dat het met deze staat wil samenwerken.
Men gaat kijken naar politieke criteria. Het heeft niets te maken met staat
zijn. Dus erkenning heeft volgens de meerderheid van de rechtsleer een
andere betekenis.

Erkenning heeft de bedoeling om een staat te creëren. Om een staat te


worden moet je eerst erkend worden. Je wordt pas een staat als je door
een andere staat erkend wordt dit is = CONSTITUTIEVE LEER, er is geen
instantie in IR die beslist over de erkenning. Elke staat beslist zelf om al
dan niet een andere staat te erkennen. De meerderheid volgt deze leer, je
voldoet aan de voorwaarden om een staat te zijn en met die erkenning wil
je met een andere staat gaan samenwerken. Dit doet men op verschillende
manieren.

Bv: door het expliciet te doen:

🡪 Een expliciete verklaring: in een eenzijdige verklaring expliciet vermelden


dat die staat door België erkend wordt. Het kan ook stilzwijgend gebeuren
als België en Kosovo een verdrag zouden afsluiten. Je kan dan wel afleiden
als België met Kosovo een verdrag sluit, dat ze elkaar expliciet erkennen.

Bv: door het impliciet te doen:

Door diplomaten uit te wisselen, België stuurt ambassadeur naar Kosovo. Dit
is een teken dat je samen gaat werken en dit gebeurt impliciet.

Dus erkenning = is een eenzijdige akte van een staat, waardoor een staat
tegenover een andere staat verklaard dat het met die andere staat wenst
samen te werken. Dat is wat de meerderheid van de rechtsleer zegt. Zij
zijn aanhangers van de ‘déclaratoire leer’. De andere zijn aanhangers van
de ‘constitutieve leer’: men moet erkend worden door de andere om staat
te zijn.

° Voorstanders van de Constitutieve leer zijn doorgaans Common-Law


landen. Zien in hun erkenning niet het feit dat ze willen samenwerken.
Maar door hen te erkennen worden zij een staat.

Gevolg: indien men de declaratoire leer volgen zien we dat erkenning een
politiek wapen is om aan te tonen dat we met die andere staten wil
samenwerken. Nu erkenning is eerder politiek, toch heeft erkenning
juridische gevolgen.

- Erkenning wordt geacht terugwerkende kracht te hebben.

- Erkenning doet men eenmaal. Men kan niet erkenning intrekken.

- Erkenning gebeurt stilzwijgend of uitdrukkelijk:

° Uitdrukkelijk: door middel van een verklaring waarin

56
Bv. De minister van Buitenlandse zaken zou stellen deze en deze redenen
erkennen wij Kosovo, en wij willen met Kosovo samenwerken. We zien dat
we gemeenschappelijke belangen hebben om met Kosovo samen te werken.
Het zou een verdrag, een wet of een verklaring.

° Stilzwijgend: Het blijkt uit de feiten. Men ziet dat 2 staten effectief
samenwerken en men kan dus stellen dat ze de staat impliciet hebben
erkend.

Bv. Uitwisseling van ambassadeurs.

1ste uitzondering op de stilzwijgende erkenning: Het is niet omdat men partij is in


hetzelfde multilateraal verdrag als een andere staat, dat we die staat stilzwijgend
erkennen.

Bv. Als Israël en de Arabische staten partij zijn bij eenzelfde verdrag wil dat niet
zeggen dat de staten elkaar stilzwijgend erkend hebben.

Een staat erkennen, dan is dat retroactief (van het begin tot nu). Je kan
erkenning niet ongedaan maken, als je een staat erkent dan blijft dit behouden.

Als Israël lid van de VS is, dan betekent dat niet dat die israëlitische staten de
VS erkent hebben.

Waarom heeft men dat zo gedaan? Omdat men zoveel mogelijk staten wil
betrekken bij multilaterale verdragen en willen vermijden dat staten niet zouden
deelnemen gewoon uit schrik om zo stilzwijgend een staat te erkennen. Het zou
een belemmering zijn als verdragsluitende landen elkaar zouden moeten erkennen.

2de uitzondering op de stilzwijgende erkenning: wanneer men lid wordt van een
internationale organisatie wordt men niet geacht dat wij elkaar erkend hebben. Bv.
De VN zowel de Arabische staten als Palestina lid, dat wil niet zeggen dat zij elkaar
stilzwijgend erkennen.

57
5. Wat is erkenning van een regering?

Is niet hetzelfde als het erkennen van staten. Een staat kan meerdere regeringen
hebben.

Dat je op een ongrondwettelijke of een niet-democratische manier/wijze aan de


macht bent gekomen. Dat er verkiezingen waren zonder dat ze democratisch
werden gehouden.

Bv: dat de regering aan de macht is gekomen via een staatsgreep. Sommige
staten gaan reageren en die regering erkennen want de staten zijn het dan eens
met het resultaat hoe de regering aan de macht is gekomen.

Erkenning van een regering, doe je pas als een regering op grondwettelijke wijze
aan de macht komt. Terwijl dat bij een erkenning van staten je meteen erkent
kan worden.

Verschil met de erkenning van staten: een staat is een stuk grondgebied en het
heeft gezag over de bevolking van het gebied. Het gebied moet niet
noodzakelijk erkent zijn om een staat te zijn. Dat gezag is soeverein. Tevens
zijn er voorwaarden waaraan ze moet voldoen.

Erkenning van regeringen heeft verschillende vormen:


- De iure erkenning: Een staat kan via erkenning zijn opvatting weergeven over
de juridische status van een regering. Zo kan een staat aantonen dat hij de
regering beschouwt als rechtmatig, als de ’de iure’ regering.
De facto erkenning: Deze vorm wordt o.a. gebruikt in situaties van
afscheiding, waarbij de afscheidingsbeweging al wel effectief controle had
over het grondgebied, maar nog geen officiële overdracht van soevereiniteit
had plaatsgevonden. De de facto erkenning wordt ook in andere contexten
gebruikt. Zo wordt het soms gebruik om aan te geven dat een groepering niet
als een wettige regering wordt beschouwd, terwijl in andere contexten staten
zeggen dat er geen verschil is tussen de de iure erkenning en de de facto
erkenning.
- Erkenning wordt ook gebruikt om duidelijk te maken dat een staat bereid is om
betrekkingen aan te gaan met een regering. Deze vorm hoeft niet samen te
gaan met de de iure erkenning: een staat kan weigeren betrekkingen aan te
gaan met een als wettig erkende regering, maar een staat kan ook
betrekkingen aangaan met een regering die hij niet als wettig gezag erkent.

Normaal gezien blijft het internationaal recht neutraal wanneer er een nieuwe
regering aan de macht komt. Het internationaal recht spreekt zich daar niet over
uit. Het zijn enkel staten die regeringen erkennen.

58
Wanneer gaan staten regeringen erkennen? Wanneer regeringen op een niet
grondwettelijke manier aan de macht komen. Bv. Het kan gebeuren dat een
nieuwe regering aan de macht komt ten gevolge van een burgeroorlog of van een
staatsgreep, dus niet op een grondwettelijke wijze. Er zijn dan staten die het
systeem gebruiken om te zeggen wij stemmen in, wij keuren die regering goed.

Bv.: Libië. De vraag stelt zich indien zo een regering aan de macht komt gaan wij
die erkennen. Als wij die regering instemmen, gaan we aantonen dat wij de manier
waarop die regering aan de macht is gekomen goedkeuren.

Wij in België doen dat niet, wij gaan niet regeringen erkennen maar andere staten
zoals de VS gaan dat wel doen, en als zij een regering erkennen dan is het de
bedoeling om aan te tonen dat zij de manier waarop de nieuwe regering aan de
macht is gekomen goedkeuren.

Zij gaan dat niet doen indien die regering op een grondwettelijke manier is
gebeurd. Maar wel voor Bv. Tunesië, Libië enz. Zij keuren dat ongrondwettelijk
proces wel goed.

De staten gaan dat opnieuw doen omdat ze wensen samen te werken, dus om
politieke overwegingen.

Maar: Opmerking. Men mag een regering niet vroegtijdig erkennen, anders ga je
de territoriale integriteit/soevereiniteit schenden. Volgens het internationaal recht
mag een staat zich niet mengen met interne aangelegenheden. De erkenning van
een regering wordt doorgaans gehanteerd eens de hoofdstad wordt
gecontroleerd. Het is pas wanneer de rebellenbeweging de hoofdstad controleert
dat men kan stellen dat een nieuwe regering aan de macht is.

Artikel 2, lid 3 en 4 van VN-Handvest bepalen dat men geschillen niet met geweld,
maar op een vreedzame wijze moet oplossen. Uitzondering: wanneer je zelf
aangevallen wordt, maar de reactie moet proportioneel zijn en de Veiligheidsraad
kan reageren met aanbevelingen maar ook met verplichte maatregelen.

6. Effect van niet erkenning als staat:

Dat verschilt van staat tot staat. Er zijn staten die wanneer ze een nieuwe staat
niet erkennen, deze voor die staat niet bestaat. In dat geval kan de niet erkende
staat niet optreden als procespartij. U kan niet optreden als partij want u bestaat
niet.

Weer in andere staten zoals België zal dit niet behandeld worden door de UM maar
door de RM. De rechter zal enkel kijken of alle kenmerken van staat zijn vervuld
zijn, als dit het geval is wordt er niet gekeken naar de erkenning.

59
3.2.1 Internationale organisaties

1. Afgeleide rechtssubjecten
Voor WOII waren enkel staten rechtssubjecten het internationaal recht. Na WOII
heeft men beseft dat indien men beter wil samenwerken, internationale
organisaties noodzakelijk zijn.

Alles hangt af van de staten, het zijn de oorspronkelijke subjecten. De staten


beslissen om dit te doen.

Recht van co-existentie naar coöperatie:

- In de 19de eeuw 🡪 zijn er nieuwe uitdagingen die ontstaan waardoor staten


niet meer afzonderlijk iets kunnen regelen, daarom moet men gaan
samenwerken.

- In de 2de helft van de 19de eeuw 🡪 zien we diepgaande samenwerking


tussen staten. Plaatsen waar staten intens met elkaar samen gaan werken.
Waar die staten samenkomen zal er fauna en flora gecreëerd worden. Er
worden afspraken gemaakt als antwoord op die uitdagingen. Als ze die
plichten niet nakomen, kunnen ze aansprakelijk worden gesteld.

- Er is een Revolutie in de 2de helft van de 19de eeuw. Sommige van die
internationale organisaties krijgen rechtspersoonlijkheid. Staten creëren
naast zichzelf, nieuwe subjecten van internationaal recht.

Was het de wens van die staten inzake dat deze organisaties over
rechtspersoonlijkheid zouden gaan beschikken?

- Het instrument dat die organisatie opricht, is het Oprichtingsverdrag waar


een bepaling expliciet kan stellen dat deze organisatie is opgericht met
rechtspersoonlijk. In veel Oprichtingsverdragen staat er niets over de
rechtspersoonlijkheid of toch niet expliciet. En toch is het belangrijk om
na te gaan of die internationale rechtspersoonlijkheid heeft. Indien die
organisatie rechtspersoonlijkheid heeft kan het aansprakelijk worden
gesteld, als ze haar verplichtingen niet nakomt.

- Andere kunnen ze aansprakelijk stellen als ze de rechten van die


organisatie niet zijn nagekomen.

- Bv: bij de VN (Handvest van VN, verdrag van Lissabon bijv.)

🡪 in sommige gevallen zal er staan dat deze organisatie opgericht is met


rechtspersoonlijkheid.

Vragen die men moet weten zijn bijv. Hoe ver de VN in dat internationaal
rechtsgebeuren kan functioneren?

- De VN zegt niets daarover, dan moet die vraag beantwoord worden door
het Internationaal Gerechtshof.

60
Aan het eind van de jaren 40, heeft de VN dan rechtspersoonlijkheid of niet?

- De verdeling van Palestina geeft aanleiding daartoe. Het mandaatgebied


wordt bestuurd door GB. GB is bereid om de onafhankelijkheid te geven
aan Palestina en ook om een stuk van Palestina toe te kennen aan de
Joodse bevolking. Een stuk voor de inwoners van Palestina en stuk voor de
Joden, dat idee wordt overgenomen door de VN.

- Ze zullen een resolutie aannemen in 1981: de VN, namelijk de Algemene


Vergadering stemt toe en het idee van de VN is om het gebied te delen in
2.

- Internationale gebieden, zoals Jeruzalem. De beide partijen ( dus inwoners


van Palestina en de Joden) zijn er niet mee eens, dus er ontstaat geweld.

- Door het gebruik van geweld, blijft het conflict tussen beide duren tot de
dag van vandaag. De VN gaat een bemiddelaar sturen naar de regio, met
de bedoeling om daar te onderhalen. MAAR het plan van de VN werkt niet,
dus iemand sturen om beide partijen aan tafel te brengen en een
compromis te sluiten heeft niets uitgehaald. De Zweedse graaf was de
bemiddelaar. Hij wordt vermoord door een terroristische organisatie, dan
stelt hij de vraag of de Verenigde Naties Israël aansprakelijk kunnen
stellen. Maar dat kan pas al de VN over rechtspersoonlijkheid beschikt.

- Daardoor wordt de vraag gesteld aan het Internationaal Gerechtshof. De


Algemene Vergadering stelt de vraag aan het Internationaal Gerechtshof.

- De vraag luidt als volgt: “Kan de VN de staat aansprakelijk stellen voor de


schade die ze heeft aangedaan?

- Het antwoord komt in een advies: “Reperation of Injuries case”. De VN


wenst vergoed te worden voor de schade die ze heeft meegemaakt. MAAR
als het geen rechtspersoonlijkheid heeft, kan me dat niet.

Internationale organisaties zijn dus niet de oorspronkelijke rechtssubjecten, ze zijn


de afgeleide rechtssubjecten en beschikken dus over beperkte
rechtspersoonlijkheid (in de mate dat staten dat beslissen).

Wanneer men het heeft over internationale organisaties, gaat het over
intergouvernementele organisaties = organisaties opgericht door staten. En dus
geen NGO’S zoals Greenpeace, WWF enz, die worden opgericht door individuen.

61
2. Hoe weten we of het rechtspersoonlijkheid heeft?

Waarom is het belangrijk om te weten of een organisatie al dan niet over


rechtspersoonlijkheid beschikt? Voor het sluiten van verdragen is dit een vereiste,
ook als men wil nagaan of het personeel van de organisatie over immuniteiten
beschikt, kan de organisatie een staat aansprakelijk stellen voor het schenden van
het internationaal recht, etc.

2 manieren:

1. In sommige van de oprichtingsverdragen staat effectief vermeld of de


organisaties al dan niet over rechtspersoonlijkheid beschikken. Bv. Het
statuut van Rome dat het internationaal Strafhof opricht ziet men in Art. 4:
dat ze rechtspersoonlijkheid hebben. Daar staat expliciet in dat het Strafhof is
opgericht met rechtspersoonlijkheid. Het Verdrag van Lissabon bepaalt dat de
EU over rechtspersoonlijkheid beschikt. Toch is dit niet altijd het geval. Zo
staat in het handvest van de VN, geen bepaling over de rechtspersoonlijkheid
van de organisatie.

2. Wanneer het dus niet expliciet in het verdrag vermeld is, moet men een andere
manier vinden. Die manier werd uitgewerkt door het internationale gerechtshof
in the REPARATION FOR INJURIES CASE 1949, waar moest vastgesteld worden
of de VN over rechtspersoonlijkheid beschikte. Context: De joden hadden na
WO2 een land nodig en de VN besliste om Palestina (dat tot 1948 Brits was) te
splitsen in een Joodse staat (Israel) en een Arabische staat. De Arabieren waren
het niet eens en er ontstond geweld. De VN stuurde een Zweedse graaf om daar
te gaan bemiddelen, om een consensus te vinden. Deze graaf werd vermoord
door een Israëlitische militie. Kan Israel aansprakelijk gesteld worden? Dit kan
alleen als de VN over rechtspersoonlijkheid beschikt. De Algemene Vergadering
stelde een vraag aan het Internationaal Gerechtshof. Het Hof gaf antwoord in
een advies. In dit advies werd de implied theory ontwikkeld. Het Hof bepaalde
dat de VN over rechtspersoonlijkheid beschikte, waardoor de VN dus wel Israel
aansprakelijk kan stellen.
The implied theory: Er moet gekeken worden naar de doelstellingen van de
organisatie en men moet zich de vraag stellen of je om die doelstellingen te
bereiken moet beschikken over rechtspersoonlijkheid.

In deze context werd ook de vraag gesteld of die rechtspersoonlijkheid ook


geldt voor staten die niet lid zijn van de organisaties. In dezelfde casus
antwoordde het Hof: wanneer een organisatie open staat voor alle staten, dus
een universele organisatie kan men afleiden dat die rechtspersoonlijkheid geldt
niet enkel voor de leden van de organisatie, maar ook voor andere staten.

En een gesloten organisaties? Bv. De Europese Unie, de Raad van Europa,


organisatie van Arabische staten, Olie-uitvoerende staten enz. die niet open
staan voor alle staten? Die vraag is niet beantwoord in de reparation for
injuries case, maar je zou een redenering a contrario kunnen volgen:
organisaties die niet open staan voor alle staten hebben geen gevolgen voor de
staten die geen lid zijn van de organisatie. D.w.z.. Dat je eerst moet gaan
kijken naar de praktijk van de niet leden en de vraag stellen of niet leden
bereid zijn om die rechtspersoonlijkheid te erkennen. Dit zou kunnen via
verdragen bv.

62
3.2.2 Individuen

Vroeger waren individuen geen subjecten, maar objecten van het internationaal
recht.

Maar hoe is dat gegroeid? Vroeger kon men zich niet beroepen op het internationaal
recht wanneer de rechten van de individuen geschonden werden. Ook kon een
individu niet aansprakelijk worden gesteld voor oorlogsmisdaden bv. De staat werd
aansprakelijk gesteld.

Langzamerhand verandering: 2de helft 20ste eeuw. Evolutie gekend. Een evolutie
van de periode na WOII, WOII is een aanleiding geweest om vanuit het
internationaal recht individuen te erkennen als dragers van internationale rechten,
mensenrechten en ook dat men tot de bevinding is gekomen dat individuen ook
plichten hebben en wanneer deze niet worden nagekomen kan u aansprakelijk
gesteld worden.

Nu: beschikken individuen over een beperkte rechtspersoonlijkheid. Ze hebben


wel rechten en plichten en als onze rechten niet gerespecteerd worden kunnen
wij die opeisen maar als wij onze plichten niet nakomen zouden wij aansprakelijk
kunnen gesteld worden. Wij voldoen dus aan het criterium van de
rechtspersoonlijkheid.

1. Plichten

Na WOII komt de internationale gemeenschap in een moment van bezinning. Enorm


veel misdaden tegen de mensheid werden gepleegd tijdens WOII, en het waren de
staten die aansprakelijk werden gesteld. Na WOII komt men tot een ander besluit:
Men zal niet enkel de staten vervolgen, men zal ook individuen vervolgen voor de
oorlogsmisdaden (beperkt tot …) die zij gepleegd hebben (In Nuremberg, later in
Tokyo met het Tokyo tribunaal.)

Waarom doet men dat? Men ondervindt dat staten de fictie zijn achter de welke
oorlogsmisdadigers schuilen. Wil men vermijden dat nieuwe mensen
oorlogsmisdaden plegen, moet men de individuen zelf vervolgen en niet enkel de
staat.

Daarom gaat men Nuremberg- en Tokyo-tribunaal oprichten. Men wil niet meer
aanvaarden dat de misdadigers zich schuilen achter de soevereiniteit van de
staten.

Dit is de eerste stap geweest in de evolutie naar individuen als subjecten van het
internationaal recht.

63
Wie kan een individu aansprakelijk stellen?

1° De staat op wiens grondgebied een misdaad gepleegd is. = Het


territorialiteitsbeginsel. Men kan het territorialiteitsbeginsel ook uitbreiden. Stel
schiet een kogel in België aan de grens van Nederland, en in Nederland wordt
iemand verwond met de kogel. Dan kan zowel België als Nederland de persoon
vervolgen. Doorgaans zal dat het land zijn die de persoon kan vatten.

2° Er bestaan uitzonderingen op het territorialiteitsbeginsel. In tweede instantie


kan er gekeken worden naar de nationaliteit van de persoon. Dit is het Actief
personaliteitsbeginsel. Bv. Je hebt seks met een minderjarige in Thaïland, daar is
het toegelaten maar eens u terug komt in België kan u door de Belgische staat
vervolgd worden op basis van u Belgische nationaliteit.

3° Passief personaliteitsbeginsel: Er wordt niet gekeken naar de nationaliteit van


de dader, maar naar de nationaliteit van het slachtoffer.

4° Beschermingsbeginsel: Als u een misdaad pleegt tegen het belang van België,
bv. Vals Belgisch geld maken in het buitenland, zal u in België vervolgd kunnen
worden omdat u de belangen van de Belgische staat schendt.

5° Universaliteitsbeginsel: voor bepaalde misdaden gaat men niet kijken naar een
band met het land dat wenst te vervolgen.
Bv. Oorlogsmisdaden, genocides en misdaden tegen de mens. Dit gebeurt echter
zeer uitzonderlijk.

1993: wordt een wet aangenomen in België die zegt dat oorlogsmisdaden in België
kunnen vervolgd worden, zonder dat er een link is met de staat.
1999: gaat men dat uitbreiden, die wet die bedoeld was om oorlogsmisdaden in
belgië te kunnen vervolgen gaat men dat uitbreiden tot genocides en misdaden
tegen de mens.

Gevolg is dat er een aantal zaken voor Belgische hoven en rechtbanken aanhangig
zijn geweest zonder dat er een link was. Bv.: Mr. Sharon, vervolgd voor de
misdaden die hij zou gepleegd hebben toen hij de mogelijkheid had gegeven aan
bepaalde milities om moorden te begaan. De vraag is toen gesteld geweest of
Sharon als minister van defensie in Israël aansprakelijk zou kunnen worden gesteld
voor zijn misdaden. Er was geen link met België. Op basis van de universaliteit kon
deze zaak aanhangig worden gemaakt in België. Uiteraard leid dat tot problemen.

64
Niet zoveel later begint men de Amerikaanse president te willen vervolgen voor
Belgische hoven en rechtbanken. (voor de oorlogsmisdaden die hij heeft gepleegd
in Irak). Het wordt moeilijk voor de Belgische overheid. België wordt onder druk
gezet, de Amerikanen zegt dat kan niet. Door die druk die uitgeoefend wordt zal
langzamerhand de Belgische overheid die wet wijzigen.

Eerste keer gewijzigd: 2003. De wet werd verzwakt. Er moet een aanknopingspunt
zijn met België.

Wie vervolgt de individuen: Vroeger waren dat uitzonderlijk opgerichte


tribunalen. Denk aan Rwanda-tribunaal, Murenberg tribunaal, Tokyo tribunaal enz.

1998: Heeft in Rome beslist het Internationaal Strafhof op te richten, dat van
toepassing is op alle mogelijke gevallen. (statuut van Rome)
Is permanent en kan 3 soorten misdaden vervolgen:

- Oorlogsmisdaden

- Genocides

- Misdaad tegen de menselijkheid

- (En uitzonderlijk agressie.)

Het Internationaal Strafhof is in werking getreden in 2002.

2. Rechten

Wij beschikken allemaal over mensenrecht, op basis van ons mens zijn. Deze
mensenrechten worden op verschillende niveaus beschermd.
- Internationaal niveau (universeel niveau)
- Regionaal niveau, 3 grote: Europese organisaties, Amerika (OAS) waar
voornamelijk de Latijns-Amerikaanse staten participeren en de Afrikaanse unie.
Elk van deze 3 regionale organisaties hebben mechanismen uitgedacht waar u een
eis kunt stellen, waar u naar een hof kunt gaan en zaken aanhangig maken.
- nationaal niveau: Bv in de Grondwet hoofdstuk: De Belgen en hun rechten.

Oorsprong van de mensenrechten is terug te vinden in de verlichting. Ons


mensenrechten denken is ontstaan met de verlichten (17de – 18de eeuw) waar het
natuurrecht denken ontstaat. Wij mensen, hebben op basis van onze natuurlijke
eigenschappen -> nl. het mens zijn, mensenrechten waarvan niet kan worden
afgeweken. Volgens de natuurrechtdenkers is de mens voldoende om over bepaalde
rechten te beschikken. De staat moet die recht beschermen.

Deze gedachten zijn dan later opgenomen in de meeste


onafhankelijkheidsverklaringen van de staten. Denk aan de
onafhankelijkheidsverklaring van de VSA, van Frankrijk enz.

Evolutie: Het beschermen van mensenrechten gebeurt dus in eerste instantie op


het nationaal niveau. Langzamerhand is er een evolutie geweest, waar ook het
internationaal niveau moet instaan voor het beschermen van de mensenrechten.

65
Het verbieden van slavernij was één van de eerste beschermingen op internationaal
niveau. Later werden ook een aantal verdragen ondertekend, die betrekking
hebben op discriminatie van godsdienstige groepen of vrouwen.
De grootmachten wensten de minderheden te gaan beschermen. Zo komt
langzamerhand naast de nationale bescherming van mensenrechten ook
internationale bescherming.
Na de WOI wordt de wereldkaart hertekend. Er ontstaan nieuwe staten en sommige
staten veranderen van plaats. Het gevolg is dat een aantal mensen een nieuwe
nationaliteit krijgen. Er ontstaat dus een groot deel minderheden. Daarom worden
na WOI een aantal verdragen gesloten, die commissies opstellen om deze
minderheden te beschermen. Zij kunnen klacht indienen wanneer hun rechten
geschonden worden.

Maar na WOII komt er een moment van bezinning. Men ziet dat Duitsland
democratisch was en dat er wetten werden gestemd voor het vervolgen van
gehandicapten, joden, homoseksuelen enz.

Redenering is de volgende: mensenrechten worden normaal gezien beschermd


op nationaal niveau. Doen ze dat niet dan treedt het internationaal niveau in
werking voor het geval dat nationaal niveau faalt. Dus staten kunnen op nationaal
niveau meer doen, maar in geval dat zij dat niet doen dat is er een minimum
zekerheid voorzien door het internationaal niveau.

Na WO2 werd een minimum standaard van mensenrechten ingevoerd. Staten


kunnen aansprakelijk gesteld worden voor schending van mensenrechten. In 1948
werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens gesloten. Dit was een
resolutie van de Algemene Vergadering (dus een aanbeveling). Dit heeft geleid tot
een hele reeks mensenrechtenverdragen. Deze hebben allemaal comité’s als
toezichtsorganen (stelt staten aansprakelijk wanneer minimumvoorwaarden
geschonden zijn). In 1950 werd het EVRM gesloten. Indien minimumstandaard
geschonden wordt, mag men naar Europees Hof voor de Rechten van de Mens
stappen in Straatsburg.

Ondanks er mechanismen bestaan op internationaal niveau om de mensenrechten


te beschermen, zijn deze vrij zwak. Als men het Europees systeem instelt voor de
bescherming van onze mensenrechten, kunnen zijn hoogstens een
schadevergoeding eisen van de Belgische staat. Zij zullen de Belgische staat
verplichten de wetgeving te wijzigen, maar dit kan heel lang duren.

Het internationaal systeem is nog zwakker: Het internationaal systeem vaardigt


enkel aanbeveling uit, een advies “Een view”. Een mening van leden in een comité
die de staat vragen: wij experts vinden dit of en en wij vragen dat jullie dit of dit
zouden doen.

Zelf al is het systeem zwak, is er toch een mogelijkheid om te reageren, een eis
te stellen. Zo kunnen we stellen dat individuen ook over rechten beschikken in het
internationaal systeem.

Op die manier kunnen we dan concluderen dat individuen over internationaal


rechtspersoonlijkheid beschikken.

66
3.2.3 Volkeren
Zelfbeschikkingsrecht: zie eerder!
Ook volkeren beschikken over een beperkte internationale rechtspersoonlijkheid.
Opnieuw, dit is niet de volle rechtspersoonlijkheid maar een beperkte
rechtspersoonlijkheid, omdat zij afgeleide rechtssubjecten zijn.

De volkeren beschikken over een beperkte rechtspersoonlijkheid tot als ze staat


worden. Eens ze staten worden, versmelt dit zich met het staat zijn.

Evolutie:

Normaal is er een overlapping van het volk en van de staat. Maar vanaf de 19 de
eeuw ziet men in dat een aantal volkeren geen staat hebben. Men had tijdens de
tweede WOII een unificatieproces trachten te creëren (nl. een Duitse natie).
19de – 20de eeuw is de eeuw van het creëren van natiestaten. Denk aan de Italiaanse
gedachte, ‘het nationalisme’, maar ook Hitler enz. Het is de eeuw waar men een
unificatie proces heeft gehad van vele naties. De staat moest de inwoners
overtuigen dat ze allen behoorden tot dezelfde natie.

Het behoren tot eenzelfde natie werd op verschillende manier geuit:

°Volkslied, taal, vlag, gemeenschappelijke godsdienst, gemeenschappelijke


geschiedenis, een gemeenschappelijke cultuur enz. => dit zijn eerder objectieve
elementen.

Zoals bv. In Duitsland. Oorspronkelijk sprak waren er verschillende dialecten


aanwezig in het land, vervolgens werd het omgevormd tot één taal. In Duitsland
was er ook zoiets als ‘De Volksgeist’. => Dit is eerder een subjectief element.

Sommigen gingen zelf verder en gingen fysische kenmerken toekennen aan


bepaalde volkeren.

In de 20de eeuw komt er een besef dat natie en staat elkaar niet altijd
overlappen, daarom moeten de volkeren bescherming krijgen in het internationaal
recht. De volkeren hebben dus rechtspersoonlijkheid in afwachting staat te
worden. Dit is voornamelijk geconsolideerd in de jaren ’60, waar de staat niet
noodzakelijk meer het volk vertegenwoordigde:

Zoals in bezette gebieden, situaties van racistisch bestuur, kolonies enz. In die
gevallen hebben de volkeren internationale rechtspersoonlijkheid. Men kan niet
zeggen dat de Vlamingen bv. Of de Koerden over internationale
rechtspersoonlijkheid beschikken, want ze vallen niet onder deze categorieën.

67
3.2.4 De Heilige Stoel

De heilige stoel (m.a.w. de Paus), heeft internationale rechtspersoonlijkheid.


Waarom niet de Joodse godsdienst of de Islamitische godsdienst? Dit is historisch te
verklaren.
Het internationaal recht was bij zijn oorsprong vrij eurocentrisch, dit verklaart
waarom de heilige stoel wel erkend wordt door het internationaal recht. Het waren
oorspronkelijk Europese staten die vorm hebben gegeven aan het internationaal
recht, en dus rechtspersoonlijkheid hebben gegeven aan de heilige stoel.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de heilige stoel en Vaticaanstad. De


situatie van Vaticaanstad (ook int. rechtssubject) is vrij ingewikkeld. Vroeger
beschikte de Paus over een vrij groot grondgebied en had geestelijk gezag. Op 20
september 1870: revolutie die leidt tot de eenmaking van Italië. Een deel van de
Pauselijke staten werden geannexeerd. Italië zal dan een wet aannemen zodat de
Paus zijn functie als hoofd van de Katholieke kerk kan blijven uitoefen, zonder over
een staat te beschikken. Hij oefende toen dus geen territoriale bevoegdheden
meer uit. Zo kan de Paus diplomaten uitsturen en rechten uitoefenen die normaal
verbonden zijn aan het staat zijn. Zoals het sluiten van verdragen (denk aan de
concordaten) enz.

Wanneer Mussolini eind jaren ’20 aan de macht komt, krijgt de Paus een stuk van
Rome, nl. Vaticaanstad. Het gevolg daarvan is dat de Paus 2
rechtspersoonlijkheden heeft in het internationaal recht. Enerzijds is hij
staatshoofd van Vaticaanstad (opnieuw territoriale bevoegdheid) en anderzijds
heeft hij rechtspersoonlijkheid als hoofd van de Katholieke Kerk.

Gevolg: soms is het de heilige stoel dat lid is van een verdrag of organisatie, denk
aan ‘lid van UNESCO’. Soms is Vaticaanstad lid van een organisatie.

68
3.2.5 Bevrijdingsbewegingen

Bevrijdingsbewegingen komen op voor het zelfbeschikkingsrecht. Zij strijden tegen


koloniale en racistische regimes of tegen vreemde overheersing. In 1974
accepteerde de Algemene Vergadering dat bevrijdingsbewegingen die erkend waren
door regionale organisaties een waarnemerstatus konden krijgen, inclusief
spreekrecht (bv. het Pan Afrikaans Congres, die streed tegen het apartheidsregime)

bv. SWAPO (Namibië)

3.2.6 Potentiële kandidaten

(Die binnen de komende jaren ook over rechtspersoonlijkheid zouden kunnen


beschikken.)

- Multinationals: hebben soms meer geld dan een aantal staten (bv. Apple -
Rusland). Grote bedrijven gaan meer en meer contracten nationaliseren. Bv. Als
Shell gaat boren in Nigeria eisen zij dat het contract onderworpen is aan het
internationaal recht. De vraag stelt zich of bedrijven aansprakelijk zullen kunnen
worden gesteld voor het schenden van de mensenrechten. Multinationals zijn dus
nog geen rechtssubjecten van het internationaal recht, maar dit zou kunnen in de
toekomst.

- De Grote NGO’S (Niet Gouvernementele Organisaties) : Ze zijn vertakt over de


hele wereld en kunnen een rol spelen bij het ontstaan van het internationaal recht.
Ze spelen dus een steeds grotere rol in het internationaal recht maar hebben nog
geen rechtspersoonlijkheid. Het kan dat ze in de toekomst ook rechten zouden
krijgen of misschien zelf plichten.

69
4. Verhouding tussen internationaal
en nationaal recht

4.1 Monisme en dualisme


Internationaal en nationaal recht zijn verschillende rechtstelsels, waartussen
wisselwerking noodzakelijk is. Kan men voor het nationaal recht het internationaal
recht inroepen? Zal de nationale rechter verplicht zijn om het internationaal recht
toe te passen? Er stelt zich pas een probleem wanneer het nationaal recht iets
anders zegt dan het internationaal recht. Welk recht heeft dan voorrang?

Vb. U bent inwoner in de VS, in de deelstaat Texas. Daar wordt de doodstraf nog
steeds toegepast. Stel dat de VS partij wordt bij een mensenrechten verdrag en dat
daar staat dat doodstraf verboden is. De VS ratificeren het verdrag zonder reserve,
ze zullen dus gebonden zijn door die bepaling. Stel je vermoordt iemand in Texas
en wordt veroordeeld tot de doodstraf. In de praktijk zal men proberen aan te
tonen dat het internationaal recht hoger staat, belangrijker is en bovendien
doorwerkt in de nationale rechtsorde. Dat zal niet altijd evident zijn, afhankelijk
van het rechtssysteem dat in het land wordt gehanteerd.

Een staat beslist zelf of het voorstander is om het internationaal recht te laten
doorwerken of niet te laten doorwerken (soevereiniteit!). Dat is de leer van de
doorwerking van het internationaal recht.

Er zijn 2 grote tendensen/theorieën: het monisme en het dualisme. Nuancering:


een puur monistisch of puur dualistisch rechtssysteem bestaat niet maar staten zijn
eerder monistisch of eerder dualistisch.

1. Monisme: het monisme vertrekt van een eenheid van het recht. Het
internationale en het nationaal recht vormen één grote eenheid. De twee
rechtsorden mogen niet van elkaar gescheiden worden. D.w.z. dat het
internationaal recht doorwerkt in de nationale rechtsorde, met als gevolg dat de
nationale rechter het internationaal recht kan inroepen. In een monistisch
systeem staat het internationaal recht hiërarchisch hoger dan het nationaal recht.
Stel dat de VS monistisch zou zijn dan zal de rechter op basis van de doorwerking
en de voorrang tot het besluit komen dat u gevangenisstraf zal moeten uitzetten
maar dat u niet tot de doodstraf zal worden veroordeeld. Meer en meer staten
neigen naar monisme -> beter voor globalisering.

70
2. Dualisme: In het dualisme is er geen eenheid tussen het nationaal en het
internationaal recht. De twee rechtsorden zijn verschillend. Ze zijn van elkaar
gescheiden, en het internationaal werkt niet door in het nationaal recht. Stel dat
de VS een dualistisch systeem zou kennen, dan is er geen wisselwerking tussen het
internationaal recht en het nationaal recht, en moet de rechter enkel het
nationaal recht toepassen. Het internationaal recht kan niet ingeroepen worden.

Het internationaal recht moet eerst vertaald worden naar het nationaal recht,
voordat deze van toepassing is in de nationale rechtsorde. Zo kan het nationaal
recht soms wel een internationale oorsprong hebben. Maar er is daar ergens een
tussenschot nodig, namelijk het vertalen van het internationaal recht.

Als de wetgever dat internationaal recht heeft omgezet in de nationale wet, dan
kan het pas ingeroepen worden. Zolang dit niet gebeurd is, kan de nationale
rechter het internationaal recht niet inroepen.

Voorkeur internationaal recht? Het internationaal recht geeft geen voorkeur, dus
kiezen de staten het zelf. Beide systemen hebben voor- en nadelen.

Sommige staten kiezen eerder voor een dualistisch systeem, omdat het recht dan
al vertaald is naar nationaal recht. Het kan zijn dat in een monistisch systeem de
nationale rechter het internationaal recht niet juist interpreteert, omdat hij geen
kennis heeft van het internationaal recht. Als men op tijd internationaal naar
nationaal recht vertaalt is er geen probleem.

Andere staten zijn eerder voorstanders van een monistisch systeem. Omdat wij
leven in een geglobaliseerde wereld. Het interesseert ons vandaag evenzeer wat er
zich aan de andere kant van de wereld afspeelt.

Bovendien heeft dualisme een aantal nadelen: doordat het internationaal recht
vertaald is geweest naar het nationaal recht, dan kan het de status krijgen van
nationale wetgeving, waardoor de wetgever later de wet kan wijzigen. Dit kan niet
in een monistisch systeem, omdat het internationaal recht hoger staat.

Eerder dualistische staten zijn: Duitsland, VK, Italië

Eerder monistische staten zijn: België, Frankrijk, Nederland

Meer en meer staten neigen naar monistisch systeem, door globalisering.

Nuancering: het is niet omdat men zich in een monistisch systeem bevindt, dat al
het internationaal recht voor de nationale rechter kan worden ingeroepen. Dit hang
af van de ‘Self-executing treaties’: Om te weten of het self-executing
(rechtsreeks werkend) is moet men gaan kijken naar de doelstelling van de
verdragspartij wanneer ze het verdrag hebben onderhandeld:
- Was het de bedoeling om rechten en plichten toe te kennen aan individuen?
- Zijn er nog uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk om het recht toe te passen?
Als er geen uitvoeringsmaatregelen meer nodig zijn, dan kunnen ze
rechtstreeks worden ingeroepen.

71
Voorbeeld 1: India en Pakistan maken afspraken over minderheden. Bij bepaalde
maatregelen i.v.m. minderheden gaat men elkaar informeren. De bedoelingen is de
andere staat te informeren, maar niet om rechten en plichten aan individuen te
geven. Het is dus niet self-executing

Voorbeeld 2: België en Duitsland sluiten verdrag over minderheden in België. Het


verdrag bepaalt dat Duitsland geïnformeerd moet worden over hoe de minderheden
behandeld worden. Er is een informatieplicht, geen bedoeling om rechten toe te
kennen. Het is dus niet self-executing.
Stel dat België bepaalt Duits onderwijs niet meer kosteloos te doen wanneer een
verdrag bepaalt dat het Duitstalige kosteloos onderwijs moet kunnen volgen in
België. De bedoeling hier is om rechten toe te kennen, dus is het verdrag self
executing.

4.2 Belgisch systeem


België is zoals eerder vermeld een monistisch land. Dit staat niet in de GW, maar is
terug te vinden in de rechtspraak (HvC). Dit is niet altijd zo geweest, vroeger
kende België een eerder dualistisch systeem. Het internationaal recht kon voor de
rechter worden ingeroepen wanneer was vertaald.

Evolutie: SMEERKAASARREST/FRANCO-SUISSE LE SKI ARREST 27 mei 1971. Het Hof


van Cassatie bevestigt daar voor de eerste keer de evolutie van een dualistisch
systeem naar een eerder monistisch systeem. Er wordt voorkeur gegeven aan het
monisme. Maar -> Het is niet een puur monistisch systeem. Het behoudt een aantal
dualistische trekken.

Bv dat de verdragen de instemming moeten gekregen hebben van de wetgevende


macht, dat het in het Belgisch staatsblad moet gepubliceerd worden enz.

Context: Een KB voerde meer invoerrechten in voor bepaalde zuivelproducten. Dit


was in strijd met art. 12 van het EEG-Verdrag. Daarom werd het in 1965
afgeschaft, maar het kaasbedrijf Franco-Suisse Le Ski had door deze heffing grote
financiële verliezen geleden en stapt daarom naar de rechter van eerste aanleg. De
rechter bepaalt dat art.12 geen direct werking heeft. Franco-Suisse gaat in hoger
beroep en krijgt gelijk. De Belgische staat gaat in cassatie. Het Hof van Cassatie
bevestigt dat België eerder monistisch is dus dat inwoners bepaling kunnen
inroepen voor internationale rechter als die bepaling self-executing is.

Maar het smeerkaasarrest had niet alle vragen in verband met de verhouding
internationaal recht – nationaal recht beantwoord. Had enkel geantwoord op wat
als internationaal recht in strijd is met de wet.

Niets over wat als het in strijd is met de Gw.? Wat krijgt voorrang indien er
tegenstrijdigheid is tussen internationaal gewoonterecht en een wet?

72
In de SHARON ZAAK 2002: kon hij in België vervolgd worden voor misdaden die
gepleegd zouden zijn in Beiroet. Het Hof van Cassatie zal zich baseren op
rechtspraak van het internationaal gerechtshof: die persoon beschikt over
immuniteit op het moment dat hij in functie is. Dit heeft voorrang op het nationaal
recht, de nationale wet die het mogelijk zou maken om personen te vervolgen in
België op basis van de universele jurisdictie. Dus vraag wat indien het
internationaal gewoonterecht in strijd zou zijn met de wet hier beantwoord.
Internationaal gewoonterecht heeft dus voorrang.

Een gelijkaardige zaak was de YERODIA ZAAK: Dit was een zaak tussen Congo en
België over Yerodia. Congo was aangevallen door een coalitie (Rwanda, Burundi,
…). De minister van buitenlandse zaken, Yerodia, had laat iedereen die op
Rwandezen leek uitmoorden. België past jurisdictiewet toe. Congo gaat naar
Internationaal Gerechtshof en krijgt gelijk, omdat Yerodia over immuniteit
beschikte. Yerodia behoudt immuniteit zolang hij in functie is.

Wat indien strijd met Grondwet?

Gw. hof : verleent eerder voorrang aan de Gw.

Raad van State eerder van mening is dat het internationaal recht voorrang zou
moeten hebben op de Gw.

Hof van Cassatie nog niet over uitgesproken.

Men ziet doorgaans dat er voorrang wordt verleend aan het internationaal recht.
Maar voor de strijd met de Gw. zijn er nog steeds 2 posities.

5. Internationale organisaties

(Het gaat om intergouvernementele organisaties -> dus niet de NGO’S.)


� Men moet linken met de media gaan leggen, dus concrete toepassingen
in de praktijk kunnen linken met de theorie die we in de lessen zien.
� Geef ook de volledige naam van de organisatie
� Veel organisaties zijn opgericht na WOII ( dit heeft ook zijn redenen),
maar niet allemaal. Een beetje de geschiedenis weergeven.
� De organisaties met elkaar kunnen vergelijken
� Geef ook enkele leden weer van de organisaties, dus lidmaatschap
weergeven. ( aantal voorbeelden, hoeveel leden?)
� Bevoegdheden weergeven
� Institutionele structuur weergeven
� Geef de besluitvorming weer en is het dan algemeen bindend of niet?

73
5.1 Onderscheid
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende soorten
organisaties:

Eerste onderscheid:

1. Universele/open organisaties: alle staten kunnen lid worden. Staan open voor
alle staten bv. De Verenigde Naties.

2. Niet Universele/gesloten organisaties: bepaalde staten kunnen lid van worden.


Bv. De raad van Europa staat enkel open voor Europese staten. Een organisatie
gaat geografisch bepaald zijn. België kan geen lid worden van de Afrikaanse Unie
bv.
Enkel staten uit een bepaald gebied kunnen lid worden van deze organisatie. Dit is
één manier om een lidmaatschap te beperken. Marokko kan geen lid worden van de
EU (wel geprobeerd in 1987). Ook andere criteria bv. inhoudelijke criteria:
organisaties die open staan voor bv. olie uitvoerende landen (OPEC bv. ) België kan
geen lid worden want België produceert geen Olie.

De raad van Europa is een intergouvernementele organisatie, hier creëert men een
organisatie met bevoegdheden. Maar men staat de soevereiniteit/ bevoegdheid
totaal NIET af. Dus de staten die lid zijn, staan geen soevereiniteit af.
De raad van Europa is opgericht na WOII als reactie op WOI, men komt tot het besef
dat men onvoldoende heeft samengewerkt met elkaar. Dan wou men iets bekomen,
iets doen waardoor zoiets zich niet meer kan voordoen.
De VS is ook een mooi voorbeeld van een intergouvernementele organisatie. Tevens
zijn de meeste organisaties, intergouvernementele organisatie. Je hebt enkele
uitzonderingen en dat zijn dan supranationale organisaties.
In supranationale organisaties worden bepaalde bevoegdheden van de nationale
staten overgedragen naar een autoriteit die boven de nationale staten staat.

74
Vb: Internationale Koffieorganisatie staat open enkel voor landen die koffie
produceren. België zal niet lid kunnen worden van die organisaties. Men kan het
lidmaatschap beperken op basis van besloten gegevens.

Tweede onderscheid:

1. Algemene/politieke organisatie: een organisatie met een zeer brede


bevoegdheid. Bv. De Verenigde Naties, De raad van Europa enz.

2. Functionele/specifieke organisaties: organisaties met een zeer beperkte


bevoegdheid. Bv. De Wereldgezondheidsorganisatie, De wereldhandel
organisatie, Unicef, …

Derde onderscheid:

1. Zuiver intergouvernementele organisaties: de samenwerking is niet bindend. De


staten blijven hoogste gezag, ze zijn soeverein. Kunnen enkel aanbevelingen
geven. Deze zullen enkel gezaghebbend zijn maar niet bindend. Bv. VN. Lidstaten
staan geen stukje van hun soevereiniteit af.

2. Supranationale organisaties: mogen besluiten uitvaardigen die de staten


binden want ze zijn het hoogste gezag geworden. De staten hebben op bepaalde
materie soevereiniteit afgestaan. De besluiten die genomen worden bevinden zich
hoger dan de staat en dus kan het de staat binden. Bv. EU en AU

Meeste organisaties zijn intergouvernementeel: bv. Raad van Europa.


Zeer uitzonderlijk heb je supranationale organisaties: bv. De Europese unie.
Uitzondering: soms kan een intergouvernementele organisatie een bindend besluit
uitvaardigen, bv. De Veiligheidsraad van de VN kan bindende besluiten uitvaardigen
overeenkomstig hoofdstuk 7 van het VN handvest.

5.2 Institutioneel en materiaal recht


5.2.1 Verschil

Institutioneel recht: de organisaties worden doorgaans opgericht door een


verdrag. In dat verdrag zal staan wat de doelstellingen zijn van die organisatie, hoe
ze worden samengesteld, hoe de besluitvormingsprocedure plaatsvindt, wie lid kan
worden enz. Dit is allemaal terug te vinden in de conventie (verdrag van de
organisatie.) Het is een soort Grondwet van de organisaties. In een basistekst staat
niet alles, enkel de basisregels en wordt uitgewerkt in een aantal resoluties,
reglementen enz. Dat allemaal vormt het institutioneel recht van de organisatie.
Welke zijn de organen, wat zijn de besluitvormingsprocedures, wie kan lid
worden, wat zijn de doelstellingen enz.

Materieel recht: Maar wat de organisatie doet om de doelstelling te bereiken dat


noemt men het materieel recht van die organisatie. Een hele reeks andere
besluiten enz. is het materieel recht. -> Wat er gedaan is om de doelstellingen te
bereiken.

75
5.2.2 Institutioneel recht

We overlopen nu een aantal algemene regels, die we doorgaans terugvinden in het


institutioneel recht van de organisatie:

1. Bevoegdheid

2. Structuur

3. Leden

4. Organen

5. Voorrechten

6. Besluitvorming

7. Financiering

1. Bevoegdheid: De organisaties beschikken niet over de volle


rechtspersoonlijkheid. De organisaties kunnen geen bevoegdheden genereren.
Organisaties kunnen maar functioneren binnen de bevoegdheden die hen wordt
toegekend door de staten. ‘La compétence d’attribution’. Gezien de staten over
de volle bevoegdheid beschikken kunnen de organisaties enkel functioneren binnen
de bevoegdheid die de staten hen toekennen. De organisatie moet binnen deze
bevoegdheid blijven. In sommige verdragen zal expliciet staan dat de organisatie
moet handelen binnen de bevoegdheden. Maar zelfs als het er niet in staat.
Volgens theorie van the Implied powers. Het gaat om de bevoegdheden die
expliciet zijn genoemd in het basisverdrag maar ook de bevoegdheden die niet
impliciet zijn geschreven.

Er is een onderscheid tussen bevoegdheden van de organisatie en bevoegdheden


van de organen binnen die organisatie. Bv. Het Europees Unierecht. Omdat de
bevoegdheden deels overlappend zijn kan het dat de commissie een zaak
aanhangig maakt omdat een andere instelling de bevoegdheden zou overschreden
hebben. Binnen de organisatie zijn er ook instellingen die eigen bevoegdheden
kunnen hebben maar ook overlappende bevoegdheden.

2. Structuur: Historisch perspectief: vroeger konden enkel staten organisaties


oprichten, nu kunnen ook organisaties zelf ook organisaties oprichten.

Bv: De internationale gemeenschap heeft samen met andere staten de


Wereldhandelsorganisatie opgericht. De Europese gemeenschap is dus lid van een
organisatie als een andere organisatie.

3. Leden: Er is een onderscheid tussen de oorspronkelijke leden en de nieuwe


leden. Wanneer een organisatie wordt opgericht zijn de staten die deze
organisatie oprichten de oorspronkelijke leden. Maar in open organisaties kunnen
vervolgens andere leden zich toevoegen. Er moet dus een procedure voorzien zijn
voor die nieuwe leden.

Bij sommige organisaties moet men instemming hebben van alle leden, bij andere
organisaties slechts een speciale meerderheid. Bv. Europese Unie: men kan geen lid

76
worden van de Europese Unie zonder de instemming van alle staten. Voor de VN
wordt de beslissing genomen door de Algemene vergadering -> 2/3 meerderheid.

Naast de gewone leden zijn er in vele organisaties ook geassocieerde leden. En


soms ook waarnemers.

Geassocieerde leden: zijn doorgaans geen staten maar afzonderlijk bestuurde


onderdelen van staten zoals bv. Kolonies. We vinden die meestal terug in eerder
technische organisaties.

Waarnemers zijn doorgaans bevrijdingsbewegingen, de vertegenwoordigers van


volkeren die strijden voor het zelfbeschikkingsrecht en mogen deelnemen zonder
een stem te hebben.

Beëindigen van lidmaatschap: organisatie kan ophouden te bestaan, denk aan de


Volkenbond, de staat kan ophouden met bestaan denk aan de DDR, een lid kan ook
worden uitgesloten. Een lid kan zich ook terugtrekken bv. De VS die midden jaren
’80 terug trekken van de UNESCO. Ze waren het niet eens met de politieke koers
van Unesco.

4. Organen: De meeste organisaties hebben een orgaan waar alle lidstaten


vertegenwoordigd zijn (algemene raden, assemblees enz.) alle staten zijn daarin
vertegenwoordigd en spreken namens de staat. Uitzonderlijk zoals in de
internationale arbeidsorganisatie spreken ze niet noodzakelijk in naam van de
staten. Maar, doorgaans is er één orgaan waar alle lidstaten vertegenwoordigd
zijn en zij stemmen namens de lidstaten. Dat orgaan komt niet vaak samen,
meestal één keer per jaar. Het is een orgaan dat zich bezighoud met algemeen
beleid, legt het budget vast, beslist over toestemming van de nieuwe leden enz.

Daarnaast heeft men een kleiner orgaan (raad van bestuur-uitvoerende raad). Zij
houden zich bezig met het dagelijks bestuur. De leden worden gekozen door het
orgaan waar alle leden in vertegenwoordigd zijn. De meeste zijn gekozen voor een
bepaald termijn, uitzonderlijk heb je permanente leden.

Wat nog? Secretariaat met aan het hoofd d secretaris generaal die een
administratieve functie uitoefent en soms ook een politieke rol speelt. Meestal is
het secretariaat onafhankelijk. Wanneer zij functioneren, functioneren zij
onafhankelijk van de lidstaten. Krijgen niet van bepaalde staten opdrachten.

In bepaalde organisaties heb je ook een orgaan die zich bezighoudt met het
beslechten van geschillen of zich bezighoudt met het naleven van het recht. Is er
een rechterlijk orgaan of een quasi rechterlijk orgaan.

Soms ook een orgaan dat de belangen behartigd van inwoners van de lidstaten. Dat
orgaan is dan meestal samengesteld uit afgevaardigde van de nationale
parlementen. Een aantal leden van de nationale parlementen worden
uitgevaardigd. Zeer uitzonderlijk zal het zijn dat de burgers direct de
vertegenwoordigers kan aanduiden. Maar meestal indirecte verkiezingen. Een
uitzondering is het Europees parlement: de burgers moeten naast het stemmen
voor de nationale parlementen ook stemmen voor het Europees parlement.

77
5. Voorrechten: Zodat de leden van de organisaties hun functies zouden
kunnen uitoefenen, beschikken ze over een aantal immuniteiten of voorrechten

Bv. Het VN gebouw bevindt zich in de VS, om naar de VN te kunnen gaan moeten de
ambtenaren van de VN geen toestemming krijgen van de VS om in de VS te komen,
anders kunnen de VN de doelstellingen niet bereikt worden.

Bv. Fidel Castro die gedurende lange periode in onmin leefde met de VS, hij wenst
de VN te bezoeken, wel ondanks het feit dat er beperkingen zijn, dat zij normaal
niet naar de VN kunnen, zou Mr. Castro wel naar de VS kunnen gaan, om zich te
begeven naar de zetel van de VN. Het gebouw van de VN is ook onschendbaar. Wat
daar gebeurd valt buiten de controle van de VS.

Personeel van de VN moeten vrij zijn bevoegdheden kunnen uitoefenen, zelf in


landen die niet geliefd zijn.

De meeste organisaties beschikken over voorrechten en immuniteiten. Doorgaans


gelijkenissen met de diplomatieke voorrechten.

Waarom is dat belangrijk? Omdat anders de organisatie niet kan functioneren. Om


dat allemaal te voorkomen spreekt men van functional necessity (functionele
noodzakelijkheid) waardoor ze het nationaal recht niet noodzakelijk moeten
respecteren.

6. Besluitvorming: De besluitvorming is verschillend in elke organisatie, maar er


zijn wel een aantal tendensen en er is een zekere evolutie.

Voor WOII: werden besluiten enkel aangenomen op basis van Unanimiteit. DWZ.
Dat de besluiten maar konden aangenomen worden als alle leden daarmee
instemden.

Gevolg: Die organisaties waren weinig efficiënt. Het was voldoende dat één staat
neen stemde zodat het besluit niet werd aangenomen.

Na WOII: laat ons op een andere manier stemmen. Indien we vooruit willen dan is
het voldoende dat er een meerderheid is. Of een speciale meerderheid van bv. 2/3
of ¾. Dat maakt dat die organisaties veel efficiënter waren en dat men ook veel
sneller ging. Alleen men komt tot de constatatie dat er meer en meer staten zijn
die andere belangen hebben. Een hele reeks nieuwe staten worden lid van de
organisatie en zij hebben andere belangen, zij kunnen meerderheid vormen. Om te
voorkomen dat de Westerse staten in een minderheid komen gaat men vanaf jaren
’60 consensus vragen. Opnieuw een andere besluitvormingsprocedure met de
bedoeling te voorkomen dat staten die nu in de meerderheid zijn zo zouden
wijzigen omdat dat niet in hun voordeel bedacht was.

Consensus wil zeggen dat er gediscussieerd wordt tot als iedereen ongeveer
akkoord is, ermee kan leven. Zonder noodzakelijk te stemmen met als gevolg dat
uit de groep blijkt dat dat het maximum haalbare is. Opnieuw qua efficiëntie lager
dan met een gewone of een speciale meerderheid want het is het maximum
haalbare maar zo kan je wel vermijden dat de derde wereldlanden in de universele
organisaties zou kunnen beslissen gaat men naar consensus systeem.

78
Nu besluiten zelf: de meeste organisaties -> de besluiten die zij aannemen zijn
aanbevelingen. De staten worden gevraagd iets te doen zonder dat ze verplicht zijn
iets te doen. Een staat moet niet. Maar in sommige gevallen kan die aanbeveling
zich transformeren naar recht als het gewoonterecht wordt. Soms kan het ook zijn
dat die organisaties een kader creëren waar conferenties plaatsvinden en resultaat
van die conferentie is een verdrag. Men vraagt nu aan de staten om partij te
worden bij het verdrag. Tenslotte 3 de categorie: de bindende besluiten. Sommige
organisaties die de bevoegdheid hebben gekregen kunnen bepaalde besluiten
aannemen die bindend zijn voor de lidstaten. Staat zal moeten het besluit
nakomen. Bv. Veiligheidsraad die een resolutie uitvaardigt overeenkomstig
hoofdstuk 7 van het VN handvest dan is het juridisch bindend.

7. Financiering: De meeste organisaties zijn afhankelijk van staten. Afhankelijk


van de grootte van de lidstaat zal die lidstaat een grote of een kleine bijdrage
leveren. Bv. Bij de VN betalen de VS ongeveer 22% van het budget van de VN.
Terwijl België slechts 1%.

Sommige organisaties beschikken daarnaast over andere middelen zoals vrije


bijdragen van de lidstaten. Bv. Als er een ramp is kan het zijn dat staten beslissen
naast het percentage dat ze zoiezo betalen bereid zijn een aantal miljoenen te
betalen. Bv. aan UNESCO, UNICEF enz. Het zijn dus eenmalige stortingen.

En uitzonderlijk heb je organisaties die over eigen inkomsten beschikken Bv. een
stuk BTW, douanerechten, landbouwheffingen, wereldorganisatie voor intellectuele
eigendommen enz.

Organisaties intergouvernementele organisaties worden vaak bekritiseerd omwille


van hun grote uitgave aan salarissen, gebouwen, werken enz. en het feit dat
slechts een klein deel van de inkomsten effectief worden gebruikt om de
doelstellingen te verwezenlijken. NGO’S proberen juist het omgekeerde te doen
omgekeerde te doen.

5.3 De Verenigde Naties


5.3.1 Geschiedenis

Na WOI besloot men de Volkenbond op te richten. Maar de Volkenbond was niet


doeltreffend genoeg, aangezien de grootmacht VS geen lid was. De Volkenbond
kan de internationale veiligheid niet vrijwaren. Het mislukt in zijn doelstelling. De
Italianen vallen Abessinië (Keizerrijk Ethiopië) binnen en de Volkenbond heeft daar
geen antwoordt op. De Duitsers zien dat de internationale gemeenschap toch niet
zal tussenkomen indien zij landen binnenvallen, en zullen dit ook doen enkele
jaren later. Dit zal uitmonden in de tweede wereldoorlog. De Volkenbond is
inefficiënt: Gevolg -> de Volkenbond sterft uit.

Na WOII: Er komt een moment van reflectie. De middenklasse en de hoogleraren


denken na over een betere vorm van samenwerking, dat efficiënter zou werken.
Daarom werd de VN in 1945 opgericht zodanig dat een staat zou kunnen vervolgd
worden als hij een land binnenvalt.

79
Om dat te verwezenlijken wordt de Veiligheidsraad in het leven geroepen. Zij
moeten voorkomen dat men nog eens geconfronteerd wordt met een dergelijk
conflict.

5.3.2 Doelstellingen

De doelstellingen zijn, volgens art. 1 Handvest:


- Internationale vrede en veiligheid handhaven
- vriendschappelijke betrekkingen tussen naties ontwikkelen;
- tot stand brengen van internationale samenwerking bij oplossen van
internationale vraagstukken;
- centrum zijn voor harmonisatie van het optreden van staten om
gemeenschappelijke doelstellingen te realiseren.
mondiale samenwerking staat voorop, maar men wil geen superstaat creëren.
Men gaat een politieke organisatie creëren met zeer brede doelstellingen.
Men ziet ook in dat met vrede veiligheid nauwe band bestaat met respect voor
mensenrechten en sociale economische ontwikkelen. Dat zijn aspecten die
vrede-veiligheid ondersteunen.

De VN is dus een intergouvernementele organisatie, die vrede en veiligheid moeten


vrijwaren. Maar omdat men ondervonden heeft dat er een band is met de sociale
en economische ontwikkeling, gaat de VN ook instaan voor deze doelstellingen. Ook
de eerbiediging van mensenrechten bevordert de vrede. Daarom is dit ook een
doelstelling van de VN. De VN is opgericht met de bedoeling een Universele
organisatie te zijn.

5.3.3 Leden

Oorspronkelijk telde de organisatie 51 leden. Nu zijn het er 193. Maar het is een
open organisatie, d.w.z.. dat er nieuwe leden mogen toetreden. Het is een
mondiale organisatie. Daarom werd er een procedure voorzien voor de toetreding
van nieuwe leden. De bedoeling is om zoveel mogelijk staten te betrekken.

Procedure: De kandidaat lidstaten moeten toestemming krijgen van de Algemene


vergadering met een 2/3 meerderheid, maar enkel op aanbeveling van de
Veiligheidsraad. Wanneer de Veiligheidsraad niet aanbeveelt zal er geen stemming
volgen in de Algemene vergadering.

Bv. Een hele reeks communistische landen wensten toe te treden in de VN en de


Westerse landen dreigden toen het vetorecht te gaan gebruiken in de
Veiligheidsraad, er werd dus geen aanbeveling gegeven aan de algemene
vergadering. De oud-communistische landen hebben dus lang niet kunnen
toetreden in de VN.
Palestina kent dezelfde problematiek en is nog steeds niet toegetreden tot de VN,
door het Vetorecht van de 5 permanente leden.

80
5.3.4 Schorsing van de leden

Op dezelfde manier (2/3 stemming) kan men geschorst worden als lid van de VN.
Dit is in de praktijk nooit gebeurd. Maar het zou kunnen wanneer men de
verplichtingen die uit het handvest vloeien schenden. Er is wel eens een klacht
ingediend tegen Zuid-Afrika met als gevolg dat Zuid-Afrika gedurende een hele
periode (1974 - 1994) de werkzaamheden van de Algemene Vergadering niet kon
bijwonen. Ander vb. In 1992 Joegoslavië mocht niet deelnemen omdat men van
mening was dat Joegoslavië had ophouden met bestaan en dat dus alle aparte
nieuwe staten het lidmaatschap moesten vragen. Joegoslavië heeft dus in 2000 een
aanvraag ingediend om lid te worden en zo nieuw lid geworden.

5.3.5 Handvest

Het is het oprichtingsverdrag (1945), ligt aan de basis van de VN. Sinds de
oprichting van de VN is er weinig gewijzigd geweest door de moeilijke procedure
(art. 108). Volgens deze procedure moet het aangenomen worden door 2/3
meerderheid van de Algemene Vergadering + bekrachtigd worden door 2/3 leden
van de VN inclusief alle permanente leden van de Veiligheidsraad.

De 5 permanente leden van de Veiligheidsraad zijn: VS, China, Rusland, GB,


Frankrijk (zij hebben vetorecht). Dus heb je die steun niet van die 5 dan kun je het
handvest niet wijzigen. Het waren de grootmachten aan het einde van WOII hebben
ervoor gezorgd dat hun macht bestendigd worden.
Daarom is er weinig aan gewijzigd want moeilijke procedure.

5.3.6 Hoofdkwartier

New York. Je hebt ook neven hoofdkwartieren (in Genève, in Wenen).

5.3.7 Hoofdorganen
Afgezien van het Internationaal Gerechtshof, dat gezeteld is in het Vredespaleis in
Den Haag, zetelen de hoofdorganen in het hoofdkwartier van de VN in New York.
Een gedeelte van de werkzaamheden vindt daarnaast plaats in Genève en Wenen.

art. 7:
- Algemene vergadering
- Veiligheidsraad
- ECOSOC
- Secretariaat
- Internationaal Gerechtshof
- Beheerschapsraad/Trustschapsraad

81
Er worden hoofdorganen gecreëerd en die worden besproken in artikel 7 van het
Handvest. Deze hebben eigen bevoegdheden en een eigen instelling. Ze dragen
samen bij tot de bevoegdheid van de VN. Juridische gelijkheid is dat alle staten
evenveel doorwegen. Ze beschikken over hetzelfde gewicht in een bepaalde
organisatie. Wanneer je te maken hebt met de interne aangelegenheden van een
organisatie dan zijn die resoluties bindend. 

1. Algemene Vergadering (General


Assembly) 1. Leden: alle 193 lidstaten
2. Werking: Normaal gezien komt de Algemene vergadering 1 keer per jaar samen
in een gewone zitting en begint, dat begint in september en duurt tot ongeveer
december. Het is dus geen permanent orgaan. Als de werkzaamheden niet
afgerond zijn in december dan kan de algemene vergadering verlengd worden. Dat
is ook de reden waarom bij de lezing van de resoluties men ziet dat de meeste
resoluties aangenomen worden op het einde van het jaar.

Soms speciale zittingen die geleid worden aan speciale onderwerpen (bv. Aids-
crisis).

In normale zitting: bespreekt men alles.

Ook kan de algemene vergadering in spoedzitting samenkomen en dat zal gebeuren


wanneer de Veiligheidsraad verlamd is, wanneer de Veiligheidsraad zijn ambt niet
kan uitoefen Bv in 1997: door het veelvuldig gebruiken van het vetorecht door de
VS die de politiek van Israël steunt. De Veiligheidsraad kon niet normaal
functioneren en dus is de algemene vergadering in spoedzitting gekomen.

Elk lid heeft 1 stem, ongeacht de grote. Elk lid kan voor stemmen, tegen stemmen
of zich onthouden. Voor belangrijke resoluties (voorbeelden in art. 18) is een 2/3
meerderheid vereist, voor andere een gewone meerderheid.
Bv. Toetreding van nieuwe leden (bv. Zuid-Soedan in 2011), dan is 2/3 meerderheid
vereist.

Doorgaans zal men wel proberen consensus na te streven!!!, om resoluties aan te


nemen. Consensus is het hoogst haalbare waar iedereen mee kan leven. Bij de
stemmingen worden onthoudingen niet meegerekend.

Resoluties zijn aanbevelingen, dus niet bindend. Dat bevestigt het feit dat de VN
een intergouvernementele organisatie is en geen supranationale organisatie. Dat
met uitzondering van de interne aangelegenheden van de organisatie. Die zijn wel
bindend.

Dus in principe aanbevelingen maar interne aangelegenheden dan zijn deze


resoluties bindend.

De Algemene vergadering is ook de instantie waar al de rapporten van de VN


terechtkomen. Die worden geproduceerd door andere lagere organen in de VN en
in de algemene vergadering wordt er gestemd.

82
3. Bevoegdheden: kan alle zaken bespreken die binnen het werkingsdomein van de
organisatie vallen. De algemene vergadering kan dus bijna om het even welk
onderwerp aansnijden. Normaal gezien organiseert de Algemene Vergadering zich
in 6 commissies, omdat het moeilijk is met 193 leden tot effectieve besluitvorming
te komen:

°Ontwapening en internationale veiligheid

°Economische en financiële zaken

°Sociale, culturele en humanitaire zaken

°Juridische zaken

°Speciale politieke aangelegenheden en de kwestie van de dekolonisering

°Administratieve aangelegenheden en budget.

Over al deze materies kan de algemene vergadering resoluties aannemen. Besluiten


die volgens het handvest van de VN aanbevelingen zijn.

2. Veiligheidsraad (Security Council)

Het was een klein orgaan dat de bevoegdheid had om conflicten tegen te gaan.  De
bevoegdheid is om de vrede te bewaren.  

Staten mogen geen geweld gebruiken. Er moet dus een alternatief zijn, dan via
gebruik van geweld. Hoofdstuk 6 van het Handvest heeft het dus ook over deze
geschillenregeling. De veiligheidsraad heeft ook een belangrijke rol te spelen in
hoofdstuk 7 van het Handvest. De veiligheidsraad zou ook maatregelen nemen in
geval van geweld. 

De veiligheidsraad speelt een rol bij “vrede en veiligheid” als primaire


verantwoordelijke. Om effectief te zijn moet de Veiligheidsraad in tegenstelling tot
andere vergaderingen, een klein orgaan zijn. Want anders zou het niet doeltreffend
zijn of zou het niet snel kunnen reageren.

Er zijn enkel 15 leden in de Veiligheidsraad. Diezelfde logica van gelijkheid tussen


staten geldt hier niet. Te meer wordt er in de Veiligheidsraad een onderscheid
gemaakt tussen de leden, enerzijds tussen de permanente leden en anderzijds niet-
permanente leden. De permanente leden zijn met 5 en de niet-permanente leden
worden gekozen door de Algemene Vergadering om de 2 jaar. De niet-permanente
leden tellen 10 leden. 

De Veiligheidsraad moet elke dag kunnen samenkomen en dat is met het idee om
effectief te zijn. Bovendien, omdat het machtig zou zijn, moeten de grootmachten
erin vertegenwoordig zijn. Dat zijn de lessen die men heeft geleerd uit de
Wereldoorlog. De gootmachten hebben veel meer gezag, want ze hebben de
financiële middelen en ze hebben de militaire middelen. De grootmachten zijn VS,
VK, Republiek China, Sovjet-Unie en Frankrijk. In de loop van de jaren verandert
dit, want Sovjet-Unie wordt Rusland en Republiek China wordt China.  

83
Sinds de jaren ‘90 is er een discussie inzake waarom andere landen niet worden
beschouwd als grootmachten. Die grootmachten die daar permanent zetelen zijn
misschien niet meer representatief voor de wereld, vanwege de dekolonisatie en
de groei van andere staten. Tot nu toe is daar geen verandering van gekomen, want
dit gaat over een kwestie van legitimiteit. Om de instemming te wijzigingen moet
je de instemming van de grootmachten krijgen en dat gaat moeilijk. De
grootmachten zetelen permanent in de Veiligheidsraad en om dat te veranderen
moet je het Handvest veranderen. 

De veiligheidsraad is een reactie op de Volkenbond, die gefaald had.

1. Leden: De raad telt 15 leden: 5 permanente leden, 5 uit Afrika en Azië, 1


uit Oost-Europa, 2 uit Latijns-Amerika en 2 uit West-Europa en overige.
De 5 permanente leden (de ’P-5’) zijn de VS, Frankrijk, VK, China en Rusland. Deze
hebben elk een vetorecht. Dit zijn de overwinnaars van WOII, niet per se de
grootste machten. Dit zijn permanente leden want de raad moet een orgaan zijn
dat op elk moment samengeroepen kan worden. Het moet een permanent orgaan
zijn. De 5 permanente leden zijn niet altijd de zelfde geweest. Het Volksrepubliek
China (of gewoon China) was vroeger het Republiek China (nu Taiwan) en Rusland
was vroeger de USSR. Er is ook heel wat discussie over de permanente leden:
waarom geen andere grootmachten, zoals Brazilië, Duitsland, Japan, India, de EU
…?
De permanente leden kunnen moeilijk veranderd worden, aangezien de
wijzigingsprocedure van het Handvest zeer moeilijk is want toestemming van
permanente leden is nodig.
Van de overige 10 leden worden elk jaar 5 leden verkozen voor 2 jaar, door de
Algemene Vergadering met 2/3 meerderheid.
Het aantal leden is beperkt tot 15 want hoe minder leden, hoe gemakkelijker de
besluitvorming.

Niet-permanente leden wordt benoemd door de Algemene Vergadering en gestemd


met een 2/3 meerderheid. België is sinds het begin van het jaar, een niet-
permanent lid en dat voor twee jaar lang. De indeling van de leden is verdeeld over
verschillende landen (Afrika, Europa, Amerika, Azië).  

2. Werking: De Veiligheidsraad heeft een zeer specifieke bevoegdheid. Kan


besluiten aannemen, die wel bindend zijn, en men noemt deze besluiten ook
resoluties. Elk lid heeft 1 stem en een resolutie wordt aangenomen met een
meerderheid van 9 op 15. Met uitzondering dat de permanente leden vetorecht
hebben. Als één van de permanente leden tegen stemt, dan zal de resolutie niet
aangenomen worden.

De Veiligheidsraad, in tegenstelling tot andere organisaties, heeft naast de


bevoegdheid om aanbevelingen te formuleren, ook de bevoegdheid om bindend op
te treden. In vele gevallen zal het een resolutie zijn en dat gaat afhankelijk zijn
binnen het kader dat men optreedt. Als men optreedt in het kader van H7 van het
handvest dan treedt het bindend op. Als men optreedt in het kader van H6 van het
handvest dan stelt het aanbevelingen voor.  

84
De besluiten die worden genomen in het Veiligheidsraad moeten een meerderheid
van 9 op de 15 stemmen hebben, zonder dat een grootmacht een tegenstem
gebruikt. Die grootmachten hebben ook macht, omdat zij in tegenstelling tot
anderen het vetorecht hebben. Bij niet-procedurele zaken kan een vetorecht
gebruikt worden. Het vetorecht geldt niet voor bijvoorbeeld procedures waar men
Engels spreekt. Als er een discussie is of als er zaken zijn die niet procedureel zijn,
dan hebben de grootmachten het vetorecht. Als de grootmachten niet stemmen,
dan geldt dat niet als een vetorecht (onthouding is niet gelijk aan tegenstemmen).
De Veiligheidsraad functioneerde niet goed tijdens de Koude Oorlog, omdat de
grootmachten elkaar in bedwang hielden (bv. VS en Rusland).  

Onderscheid tussen procedurele zaken en niet-procedurele zaken:


°Procedurele zaken: Daar geldt het vetorecht niet en worden de resoluties
aangenomen met 9 op 15.

°Niet-procedurele zaken: voor de niet procedurele zaken beschikken de


permanente leden wel over vetorecht.

Dubbel vetorecht: om uit te maken of een zaak al dan niet procedureel is, kunnen
de 5 permanente leden wel gebruik maken van hun vetorecht. Deze vraag op zich is
een niet-procedurele zaak! Er wordt dan gestemd met de normale stemming van 9
op 15, maar de 5 permanente leden hebben wel hun vetorecht. Wanneer ze
beslissen dat een zaak niet procedureel is, kunnen ze over die zaak opnieuw hun
vetorecht gebruiken.

Met andere woorden kan men over vrede-veiligheid niets beslissen zonder de
instemming van de grootmachten.

Opmerking: Een onthouding is geen tegenstemming.

Bv. Libië: 2 belangrijke resoluties geweest van de Veiligheidsraad, waar Rusland en


China zich onthouden hebben. Ze waren niet echt grote voorstanders voor mandaat
van No-fly zone enz. maar ter zelfde tijd hebben ze niet tegen gestemd. Ze hebben
zich onthouden.

85
3. Bevoegdheid: vrede en veiligheid (art. 24), maar kijkt ook naar militaire
draagkracht (en ook economie).

H6 van het Handvest geeft de Veiligheidsraad de mogelijk om bepaalde zaken


aan te bevelen (dus niet bindend), om zo tot een vreedzame
geschillenbeslechting te komen.

Bv. Wanneer staten een geschil hebben dat nog niet geëscaleerd is kan de
Veiligheidsraad aanbevelingen geven.

Indien de vreedzame geschillenbeslechting geen resultaat heeft dan kan de


Veiligheidsraad overeenkomstig H7 van het Handvest verplichtende maatregelen
(uitzonderlijk) opleggen, die wel bindend zijn. Daarvoor moet raad eerst
vaststellen dat er sprake is van bedreiging of geweld (art. 39). Er zijn verschillende
soorten dwangmaatregelen:
- diplomatieke maatregelen (bv. verbreking van diplomatieke betrekkingen)
en economische maatregelen (art. 41)
- militaire maatregelen (bv. gewapend optreden tegen agressor) (art. 42)
Praktijk Veiligheidsraad:

Gedurende de hele periode van de Koude oorlog functioneerde heel moeilijk. Men
had binnen de permanente leden de 2 kanten (China & Rusland – VS & Fr & GB)

De Veiligheidsraad functioneerde niet goed want de Veiligheidsraad was verlamd,


door veelvoudig gebruik van vetorecht. Dit duurde tot 1990.

We zien dat de Veiligheidsraad ineens zeer veel initiatieven neemt omdat de


Koude Oorlog voorbij was (of toch niet?) en omdat de leden gemeenschappelijke
belangen krijgen. Het aantal resoluties neemt spectaculair toe.

De Veiligheidsraad behandelt met hoger hiërarchische zaken. 

Hoofdstuk 6: Veiligheidsraad is bevoegdheid inzake het oplossen van geschillen of


om het initiatief te nemen om verschillende aanbevelingen te formuleren opdat het
niet escaleert tot een gewapend conflict. 

Hoofdstuk 7: wanneer het geschil uitbarst tot een gewapend conflict, dan kan de
Veiligheidsraad tussen komen en verplichte aanbevelingen opleggen. Alleen de
Veiligheidsraad kan stellen dat er een groot conflict is en dat er een vredebreuk is
(art. 39 handvest). 

Art 41: De Veiligheidsraad kan beslissen welke maatregelen, die niet het gebruik
van wapengeweld inhouden, genomen zullen moeten worden om zijn beslissingen
te doen uitvoeren. Tevens kan het een beroep doen op de Leden van de Verenigde
Naties om zodanige maatregelen toe te passen. Deze kunnen gaan over het
algehele of gedeeltelijk afbreken van de economische betrekkingen. Het kan ook
gaan over spoor-, zee-, lucht-, post-, telegraaf- en radioverbindingen en andere
middelen van verkeer. Alsmede het afbreken van diplomatieke betrekkingen.   

Art 42: De Veiligheidsraad heeft de mogelijkheid om maatregelen te stellen waar er


wel geweld aan te pas komt. 
86
⇨ Zie http://dag.un.org/bitstream/handle/11176/387332/DUTCH-1953.pdf?
sequence=1&isAllowed=y voor de artikelen 39-42.

De Veiligheidsraad treedt vaak op als vrede-bewaarden, bv. de blauwhelmen. Die


werden als buffers gebruikt om te zien of de vrede al dan niet werd bewaard. In
1980 zal de Veiligheidsraad veel meer actiever zijn. De Koude Oorlog eindigt dan
en men wilde effectiever optreden.  

De 2de rede van de toename van het aantal resoluties 1990: Omdat de
Veiligheidsraad veel sneller optreedt en niet enkel meer in internationale
conflicten maar ook in interne conflicten (bv. Joegoeslavië-tribunaal) wanneer het
tot internationale gevolgen kan leiden.

Wij kennen de Veiligheidsraad voornamelijk ook omdat het toestemming geeft voor
vrede operaties: nl. De blauwe helmen.

Er bestaan 5 soorten operaties:

°Klassieke vredesoperaties: VN soldaten worden, als buffermacht, gestationeerd


tussen 2 partijen die op basis van een overeenkomst een bestand hebben gesloten.
Troepen worden gestationeerd op de scheidingslijn. Bv. In de Golanhoogten tussen
Israël & Syrië, Noord- en Zuid Cyprus.

°Preventieve vredesoperaties: waarbij blauwhelmen geleverd worden in een


land om te voorkomen dat het land betrokken geraakt in een gewapend conflict.
Denk aan Macedonië

°Vredesoperaties waarbij VN troepen worden ingezet om een regering bij te staan


voor de herstelling van de orde en veiligheid. Bv. Congo (regionaal conflict) waar
men VN troepen gestuurd heeft met de bedoeling de regering bij te staan om
opnieuw controle te krijgen. = Vredesoperaties waarbij VN troepen worden ingezet
om een regering bij te staan voor de herstelling van de orde.

°Vredesoperaties waarbij na het beëindigen van een conflict hulp verleend


wordt aan de regering voor de wederopbouw. Ze gaan troepen sturen met de
bedoeling de staat te helpen heropbouwen. Bv. In Bosnië, Kosovo, El Salvador,
enz.

°Blauwhelmen ten uitvoering van humanitaire taken. Bv. Bosnië-Herzegovina,


Rwanda.
Men zit in burgeroorlog en moet het mogelijk maken om bepaalde organisaties hun
werk te laten doen bv. Voedsel leveren enz.

87
3. ECOSOC (Economic and Social Council)

Is het coördinerend orgaan voor de sociaal en economische aangelegenheden en


mensenrechten van de verenigde naties.

1. Leden: 54 leden zijn er vertegenwoordigd en elk jaar wordt 1/3 van de leden
voor 3 jaar door de Algemene Vergadering verkozen. In de praktijk heeft de P-5
ook altijd zitting in de ECOSOC.

2. Werking: Elk lid heeft een stem, besluiten worden aangenomen op basis van
gewone meerderheid.

3. Bevoegdheid: De ECOSOC coördineert de door hem opgerichte commissies


(bv. van duurzame ontwikkeling) en de gespecialiseerde zelfstandige organen
(bv. het IMF). Deze laatste zijn zelfstandige organisaties die via een
overeenkomst met ECOSOC deel uit maken van de VN. Alle werkzaamheden van
de VN op dat gebied worden daar gecentraliseerd, het economisch en sociaal
beleid wordt daar gemaakt, aanbevelingen, internationale conferenties worden
er georganiseerd, verdragen voorbereid enz. Het is ook de ECOSOC dat de
werking van de gespecialiseerde organisaties zoals de UNICEF coördineren. Het is
dus een centraal orgaan met betrekking tot alles wat economische en sociale
aangelegenheden zijn. Het is een zeer belangrijk luik van de werkzaamheden.

Belang: Want men is vertrokken van de veronderstelling: Geen vrede – veiligheid


zonder economische en sociale ontwikkeling.

4. Secretariaat (Secretary)

1. Leden: Hoofd is de Secretaris-Generaal. Deze wordt voor 5 jaar verkozen door


de Algemene Vergadering op aanbeveling van de Veiligheidsraad.

2. Bevoegdheid: Neutraal orgaan. Het secretariaat ondersteunt de verschillende


organen.

Het is een administratief orgaan, maar heeft ook politieke bevoegdheden: De


secretaris generaal kan bepaalde zaken m.b.t. handhaving van vrede en veiligheid
op de agenda plaatsen, kan de Veiligheidsraad vragen om iets te doen.
Dus ook politieke functie want kan motor zijn voor bepaalde beleidsmaatregelen.

Kan bepaalde zaken op agenda plaatsen zoals rapporten sturen naar de


Veiligheidsraad en vragen daar iets rond te doen.

88
5. Internationaal Gerechtshof (International Court of Justice)

OPGELET: Dit is niet het Strafhof!

Zetelt in Den Haag. Is het hoogste gerechtelijk orgaan van de VN.

1. Leden: 15 rechters benoemd door de Algemene Vergadering en


de Veiligheidsraad (Het zijn 2 aparte verkiezingen.)

2. Bevoegdheid: 2 grote bevoegdheden:

1. Adviezen verstrekken over elke rechtsvraag, voorgelegd door de


Veiligheidsraad en Algemene Vergadering of andere organisaties die daartoe door
de Algemene Vergadering gemachtigd zijn. Deze adviezen zijn niet bindend en
gaan enkel over juridische kwesties (Arrest nucleaire wapens!)

Bv. Jaren ’90 gaat de Wereldgezondheidsorganisatie een vraag stellen aan het Hof
over het gebruik van nucleaire wapens: Het Hof kwam tot het besluit dat inderdaad
de Wereldgezondheidsorganisatie wel de toestemming had gekregen van de
algemene vergadering maar dat de vraag niet viel binnen de bevoegdheidssfeer.

De algemene vergadering had dezelfde vraag gesteld: Daar werd wel een
antwoordt op geformuleerd want het valt binnen de bevoegdheidssfeer van het
orgaan.
Opmerking: Staten kunnen geen advies vragen, enkel organisaties!

Het Internationaal Gerechtshof te Den Haag is samengesteld uit 15 rechters, die


benoemd worden door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad met de
gewone meerderheid en ze zetelen 9 jaar.

Er zijn ook rechters ad hoc en die zetelen alleen voor een bepaalde zaak waarvoor
ze zijn toegewezen. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een land wordt beslecht
zonder dat er een rechter aanwezig is van dat land zelf. Dan kan dat land een
rechter toewijzen.  

Voor het examen moeten we 4 arresten voorbereiden!!! 

Het is belangrijk om te weten wie er spreekt tijdens een arrest (de verweerder, de
eiser of het hof). 

Het Gerechtshof heeft enkel twee bevoegdheden:

1) Het heeft de bevoegdheid om geschillen tussen staten te beslechten:


Individuen kunnen dus niet voor het Hof gedaagd worden en kunnen ook niet
iemand of een staat aanhangig maken voor een zaak. Individuen kunnen wel
namens een staat een zaak aanhangig maken, bijvoorbeeld als BE wilt opkomen
voor de rechten van de burgers ten opzichte van een andere staat.

Er is geen verplichte centrale rechter in een interne rechtsorde, maar in de


internationale rechtsorde is een centrale rechter wel verplicht. Staten moeten
een Hof bevoegd maken, anders kunnen ze geen zaak aanhangig maken of een
zaak kan niet aanhangig ten opzichte van de staat worden gemaakt.

2) Het Hof heeft ook de bevoegdheid om adviezen op te stellen


89
2. Geschillen tussen staten beslechten. Een individu kan nooit voor het hof
verschijnen. Staten moeten wel de rechtsmacht van het Hof erkennen. Indien dat
niet het geval is, dan is het Hof niet bevoegd zich uit te spreken over het geschil.

6. Trustschapsraad/Beheerschapsraad (Trusteeship Council)

1. Bevoegdheid: Oorspronkelijke taak was het beheren van de ex-gebieden van


Duitsland en Turkije na WOI. Deze gebieden zijn nu allemaal onafhankelijk,
waardoor de Trustschapsraad compleet nutteloos is geworden (slapend bestaan).

6. Europese (intergouvernementele)
organisaties

- Raad van Europa


- Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
- Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
- Organisatie voor Economische Samenwerking en OntwikkelingBenelux
-…

90
6.1 Raad van Europa (RvE)
6.1.1 Oprichting

WOII: veel organisaties zijn ontstaan ten gevolge van WOII of door bepaalde
historische evenementen die plaatsvinden juist na WOII. Waarom is WOII zo
belangrijk? Want WOII is in Europa uitgevochten. Die conflicten vinden plaats in
Europa en na een conflict zijn staten bereid om de vragen te stellen. Het nodige te
doen zodat het nooit meer zou gebeuren.

In Europa vinden conferenties plaats, georganiseerd door het middenveld,


academici en politici. Zij vertegenwoordigen geen lidstaten. Men komt tot de
bevinding dat men onvoldoende heeft samengewerkt en te weinig
gemeenschappelijke belangen had. De staten tussen het interbellum waren
concurrenten van elkaar. Bovendien werd er economisch na 1929 een
isolationistisch beleid gevoerd. Deze zaken hebben tot de oorlog geleid.

Wil men conflict voorkomen gaan we meer samenwerken en zien dat we belang
hebben bij het behouden van de vrede. Want de kost van oorlog voeren zal zo groot
zijn dat men het niet meer zal doen.

Het is dankzij die mensen dat er nooit meer een gewapend conflict is geweest. Wij
zijn de eerste generatie die opgegroeid is in een werelddeel waar er geen conflict
is.

Het zal Wilson Churchill (voorstander van Verenigde Staten van Europa), Britse
premier die een speech zal houden. 'Politici durven, ze gaan ervoor'. -> Dat
resulteert in het statuut van de Raad van Europa.
5 mei 1949 wordt in London tekst op papier gezet dat uiteindelijk het verdrag
wordt dat de raad van Europa opricht (het Statuut van de Raad van Europa). Het
idee is dat de raad van Europa: een organisatie met een ruime bevoegdheid waar
men alle domeinen mag bespreken behalve de militaire samenwerking

Het idee is de Europese eenmaking te bevorderen. Door de samenwerking gaat men


een Europese eenmaking bekomen.

RAAD VAN EUROPA = MOTOR VAN DE EUROPESE EENMAKING/ INTEGRATIE! (Een


soort Verenigde Staten van Europa).

Dat statuut trad in werking in 1950.

Omdat het een intergouvernementele organisatie is, gaat men zeer traag vooruit. Fr,
It, Duitsland en de Benelux willen sneller integreren en geraken geïrriteerd op de
andere staten die lid zijn van de raad van Europa.

Deze 6 staten gaan dan de werkelijke motor worden van de Europese integratie,
want ze gaan 3 supranationale organisaties gaan oprichten. Daardoor kan men sneller
spreken over de oprichting van de EU.
6.1.2 Leden

De organisatie telt momenteel 47 leden: Heel Europa, behalve Wit-Rusland


(onvoldoende bescherming van mensenrechten, het is wel officieel kandidaat) en
Vaticaanstad (waarnemende staat). Daarnaast zijn er ook nog een aantal
waarnemende staten, zoals de VS, Canada, Japan, Marokko, etc.
91
De lidstaten worden vertegenwoordigd door de ministers van buitenlandse
zaken, zin zijn afwezigheid door permanente vertegenwoordigers. Voorwaarde
om toe te treden:

°Men moet Europese staat zijn (ongeacht of het kapitalistisch of communistisch is,
maar men mag wel geen mensenrechten schenden, waardoor de commies toch
geen lid waren).

°Het moet een rechtsstaat zijn = dwz. Ook de OH is onderworpen aan het recht,
doorgaans: men moet een democratische staat zijn, geen dictatuur.

°Men moet de mensenrechten respecteren/beschermen.

Staten die massaal mensenrechten gaan schenden zijn ook de staten die sneller
bereidt zijn over te gaan naar gewapende conflicten.

Indien een staat lid van de Raad van Europa niet voldoet aan deze voorwaarden dan
zou het lidmaatschap kunnen vervallen. Als sanctie van de organisatie gezet. -> Is
zeer weinig gebeurt: Griekenland was lid van de Raad van Europa, maar op een
gegeven moment plegen de kolonels een staatsgreep, eind jaren ’60. Dan kun je de
vraag stellen, het is een dictatuur, is dat nog verenigbaar met de voorwaarden om
lid te worden van de Raad van Europa. Griekenland heeft uiteindelijk beslist om
zelf uit de organisatie te stappen.

In eenzelfde periode zijn nog een aantal landen die leven in een dictatuur (Spanje
en Portugal) waren toen geen lid.

Vraag heeft zich ook gesteld wanneer Rusland lidmaatschap vroeg aan de Raad van
Europa. Is Rusland een Europese staat? Is Rusland democratisch enz.
Om een antwoord daarop te formuleren heeft men teruggegrepen naar
precedenten waar de vraag gesteld werd of Turkije wel een Europese staat was.
Die vraag heeft men positief beantwoord. Turkije is qua cultuur ook een beetje
’Europees’ en bovendien ligt Istanboel (dit is niet de hoofdstad!), dat het
economische centrum is, in het ’Europees’ gedeelte van Turkije.

Op basis van gelijkaardige argumenten heeft men dan gekeken wanneer Rusland lid
wou worden. Beslissingsbevoegdheid bevindt zich in Europa (Moskou) dus moet
Rusland beschouwd worden als een Europese staat. Maar kwestie van de rechtstaat
en de bescherming van de rechten van de mensen men kwam tot bevinding dat
Rusland wel een inspanning deed (GW wijziging). En uiteindelijk wat was de
motivatie om Rusland te laten toetreden? Als Rusland lid is dan kunnen we meer
invloed uitoefenen voor de rechten van de mensen in Rusland.

Daarom is de Raad van Europa zo belangrijk wat mensenrechten betreft en al wat


democratie aanbelangt. Wij kennen de Raad van Europa voornamelijk voor de
verwezenlijking inzake de mensenrechten, bv. EVRM (1950)!!

92
6.1.3 Organen

Zetel: Straatsburg. Waarom Straatsburg? Is een stuk Frankrijk waar men Duits
spreekt. Dit is een mooi symbool voor de eenmaking van Europa. Die 2 landen
hebben in nog geen 100 jaar 3 keer oorlog gevoerd (1870, WOI en WOII). Dit is het
mooiste symbool van de Europese eenmaking.

De raad van Europa zetelt in Straatsburg.

Organen van de Raad van Europa:

1. Comité van ministers: wie zit erin? Vertegenwoordigers van de lidstaten. In


principe minister van buitenlandse zaken, of wanner hij niet aanwezig kan zijn
moet het comité kunnen functioneren en dan zullen er permanente
vertegenwoordigers zijn. Het zijn ambassadeurs. Die de belangen behartigen
van de lidstaten.

Dit is het besluitvormend orgaan.

Besluiten worden genomen op basis van 2/3 meerderheid of een gewone


meerderheid wanneer het gaat om procedurele kwesties

Het Comité van ministers neemt de beslissingen die verder kunnen gaan als een
verdrag.

2. Parlementaire vergadering: Vrij recent. Vertegenwoordigen de inwoners van de


lidstaten.

Daar zetelen 318 leden met hun plaatsvervangers. Leden van nationale
parlementen. Dus om lid te worden van de parlementaire vergadering moet u eerst
lid worden van de nationale parlementen en daar wordt je afgevaardigd naar de
parlementaire vergadering dus via indirecte verkiezingen.

Het aantal leden is afhankelijk van de grootte van de lidstaten.


Dit is het raadgevend orgaan.

Om in deze vergadering te geraken , zijn er onrechtstreekse verkiezingen 🡪


verkozen door nationale parlementsleden.

In tegenstelling tot de parlementaire raad van Europa, hierbij heb je


rechtstreekse verkiezingen.

93
3. Congres van lokale en regionale overheden: Is het tweede raadgevend
orgaan. Opnieuw 318 leden met plaatsvervangers. Oorspronkelijk niet voorzien. Is
er gekomen in 1994. Tot het besef gekomen is, inzake dat de democratie
belangrijker is. staten moeten advies krijgen en steun krijgen in hun
democratische hervorming. Na de koude oorlog. Want er zijn een hele reeks
nieuwe staten lid geworden van de raad van Europa. En één van die kenmerken is
dat in een communistisch regime niet echt democratieën waren maar ook dat de
beslissingen allemaal centraal genomen werden. In de communistische landen
werd alles vrij centraal geregeld. Terwijl wij beslissingen hebben op regionaal
niveau en op lokaal niveau (bv. Bouwen van huizen enz. op gemeentelijk). In
communistische landen was dat niet het geval. Al deze staten vragen
lidmaatschap aan. We gaan de beginnende democratische landen steunen (in
centraal & oost Europa) om besluitvorming ook op regionaal en lokaal niveau te
creëren. Om dat te ondersteunen creëert men in 1994 dat congres. Om lokaal &
regionaal zelfbestuur te bevorderen. Voornamelijk gericht naar die nieuwe
staten.
Is naast de parlementaire vergadering ook een raadgevende vergadering.

Beslissingen worden hier dichter bij de burgers genomen. Met dit in het
achterhoofd creëert men dit orgaan. Tevens telt het evenveel leden als de
parlementaire vergadering. Het is samengesteld met vertegenwoordigers van
lokale en regionale besturen.

In tegenstelling tot communistische landen, want hier werd alles centraal beslist
en dus vrij ver van de burgers vandaan. Beslissingen werden genomen door
personen die niet wisten in welke context de burgers zich bevonden. Dus hier
waren de beslissingen niet echt democratisch.

4. Secretariaat: ter ondersteuning van de andere instellingen, onder leiding van


de secretaris-generaal, die door de Parlementaire Vergadering verkozen wordt
voor 5 jaar.

94
6.1.4 Besluitvorming
Besluitvorming: In het Comité van ministers worden besluiten genomen op basis
van 2/3 meerderheid of een gewone meerderheid wanneer het gaat om
procedurele kwesties. Deze besluiten zijn aanbevelingen. Het initiatief wordt
genomen in het parlement en congres. Als er een meerderheid is in één van deze
raadgevende vergaderingen, wordt het initiatief gestuurd naar het Comité van
ministers en als daar een eensgezindheid is dan gaan ze het aan de specialisten
voorleggen en zullen zij een tekst maken.
Vervolgens zullen het comité van ministers de tekst aannemen en dan wordt deze
opengesteld voor ratificatie. Men vraagt aan de lidstaten of ze dat goedkeuren, en
indien er voldoende staten zijn die het geratificeerd hebben dan treedt het in
werking.

6.1.1 Bevoegdheden/verwezenlijkingen

De Europese raad is opgericht met de bedoeling de motor te zijn van de Europese


integratie. De Europese raad moest de Verenigde staten van Europa
voorbereiden. Men moest samenwerking op alle niveau’s, behalve militaire
samenwerking.

Maar de raad van Europa heeft die rol verloren. Het zijn andere organisaties (EEG,
Euratom … => EU) die deze rol hebben overgenomen. Dit komt doordat 6 lidstaten
(Be, Ne, Lux, It, Du en Fr) vonden dat de Raad niet efficiënt genoeg was. Het was
wel de motor van de Europese integratie maar het was te traag door het niet
supranationaal karakter. Dit heeft geleid tot het ontstaan van de EU.

De Raad heeft wel veel gerealiseerd op vlak van mensenrechten (EVRM).

95
6.2 Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE)
6.2.1 Oprichting

- Wanneer?

Is één van de weinige organisaties die niet na WOII werden opgericht, maar
Initiatief van de jaren ‘70

➔ OVSE is gebaseerd op de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in


Europa (CVSE).
Deze conferentie was een antwoord op de Koude oorlog. Zal
getransformeerd worden van conferentie naar organisatie.

- Oorsprong?

Het initiatief komt midden in de Jaren 70, tijdens de Koude oorlog. Ondanks de
Koude oorlog zijn de twee blokken toch bereid een aantal afspraken te maken met
elkaar (afspraken rond mensenrechten, wapenonteigening enzo.)
Men noemt dit ‘De détente’ of ’Window Opportunity'. -> ontspanning, dooi, ”het
kan zo niet meer, laten we samenwerken”
De CVSE = Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (gevolgd door
andere conferenties) is het gevolg daarvan. => De 2 blokken zijn bereid geweest
om samen te werken.

- Initiatief?

In 1972 komt het initiatief van de Sovjet-Unie (uitnodiging van Finse regering) om
de Europese staten rond een tafel te brengen. De Sovjet-Unie ziet het nut in om
samen te werken op een aantal gebieden zoals Veiligheid en technologische
ontwikkeling. Ook de VS & Canada (zonder hen zouden ze moeilijke afspraken
kunnen maken over ontwapening, veiligheid, etc.) worden betrokken omdat zij
partners zijn van de veiligheid in Europa. Alle staten aanvaarden de uitnodiging,
behalve Albanië.

- Waar vond de Conferentie plaats?

In Finland, Helsinki. (Finland kent de Russische mentaliteit).

96
- Wat wordt er afgesproken tijdens de Conferentie?

Er worden allerlei zaken besproken. In 1975 maakt men de Slotakte van Helsinki
(einde conferentie). OPM: de slotakte is géén verdrag, er wordt ook expliciet
verwezen in de slotakte dat het niet geregistreerd moet worden als verdrag.

- Slotakte van Helsinki?


Het is een Politieke tekst, dat 1) niet bindend is en 2) flexibel is en snel aangepast
kan worden bij veranderende konttekst. Het bevat veel principes die samenlopen
met de basisbeginselen van VN-Handvest, zoals verbod op gebruik van of dreiging
geweld. De nadruk ligt op het voorkomen van conflicten door afspraken te maken
over een reeks van vertrouwenwekkende maatregelen, waardoor gepoogd werd een
zekere openheid te creëren in de relatie tussen Oost en West.

97
Zo werden er, in de vorm van baskets, afspraken gemaakt over:

✓ Meer samenwerking op economisch en sociaal gebied: De landen van


Oost- en Centraal Europa hinken achterop over technologische
ontwikkeling, zij hadden dus belang aan het samen werken op
economisch gebied, om hun verouderde industrie tegen te gaan.

✓ Naleving mensenrechten

✓ Mensencontacten te bevorderen: Door het ijzeren gordijn tijdens de


Koude oorlog was het heel moeilijk te reizen doorheen Europa. Er was
dus weinig contact mogelijk. Daarom worden er afspraken gemaakt om
menselijke contacten te bevorderen, om bv. families te laten
herenigen. Men gaat de regeling versoepelen. Reizen wordt dus
makkelijker gemaakt. Dit was ook bedoeld om culturele voorstellingen
te kunnen uitwisselen.

✓ Veiligheid en verbod op gebruik van of dreiging met geweld: Men wil


de militaire confrontatie tussen beide blokken verminderen. De twee
blokken beseffen dat er een gevaar dreigt door het bezit van
atoomwapens, daarom zijn ze bereid om afspraken te maken rond
ontwapening (vooral het verminderen van atoombommen). Gevolg: ook
de confrontaties verminderde.

✓ Vervolgconferentie gepland: Er wordt nagedacht om een


vervolgconferentie te organiseren, om zo na te gaan of wat er werd
afgesproken al dan niet toegepast is geweest en wat men in de
toekomst nog zou kunnen doen.

✓ Conferenties organiseren met experts : Op bepaalde deeldomeinen.

Gevolgconferenties:

- Conferentie van Parijs: Is één van de belangrijkste conferenties geweest.


- Wanneer? Einde van de Koude oorlog in 1989/1990.

- Waarom zo belangrijk? Val van de Berlijnse muur, einde van de koude


oorlog. Het was een euforische periode en de conferentie bevestigde dat er
een einde kwam aan de Koude oorlog en wat dat zou betekenen voor de Pan
– Europese landen.

98
- Conferentie in Budapest 1994: De conferentie (CVSE) wordt officieel een
organisatie (OVSE).
🡪 de CVSE zal de stap zetten naar een naamsverandering. Er wordt een
nieuwe naam gegeven aan de CVSE. Het wordt namelijk de OVSE = De
Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.
CVSE= Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa.
Een conferentie heeft geen rechtspersoonlijkheid, in tegenstelling tot
een organisatie die dat wel heeft.

➔ OVSE is een vreemde organisatie:

- Waarom?
● Basistekst is geen verdrag maar de Slotakte van Helsinki.
● Er bestaat geen eensgezindheid over de rechtspersoonlijkheid van
de organisatie (of de organisatie al dan niet rechtspersoonlijkheid
bezit
● Bij andere organisaties zijn de leden lidstaten, bij OVSE zijn de leden
Participerende leden.

➔ Hoe komt het dat die organisatie verschillend is? Door de geschiedenis van
de organisatie.

- Bindend of niet?

Men zou kunnen denken dat de beslissingen niet bindend zijn omdat het geen
verdrag is. Maar in de praktijk ziet men dat dankzij de vele vervolgconferenties de
teksten zelfs beter werden vervolgd dan sommige verdragen.
Dus JURIDISCH NIET BINDEND MAAR POLITIEK ZEER EFFECTIEF (bijdrage geleverd tot
het einde van de Koude Oorlog)

6.2.2 Leden

De organisatie telt 57 participerende leden: Alle 47 landen van de Raad van


Europa, de VS, Canada, Vaticaanstad, Wit-Rusland, Mongolië, Kazachstan,
Oezbekistan, Turkmenistan, Tadzjikistan en Kirgizië.

6.2.3 Organen

Zetel: Wenen. Neutrale locatie

1. Hoogste orgaan: de OVSE-top: Bijeenkomst van staatshoofden en


regeringsleiders. Maar de regeringsleiders komen zelden bijeen. Ze komen namelijk
1 keer per 2 jaar samen om grote beleidslijnen uit te zetten.

2. Ministerraad: neemt jaarlijks besluiten


99
- Minister van buitenlandse zaken: Centraal orgaan. Komt 1 keer per
jaar samen

- Ambtelijke raad: is een economisch forum, gaan al deze zaken


voorbereiden. Deze raad bestaat uit ambassadeurs van de de deelnemende
landen. Komt 1 keer per jaar samen. Is ondergeschikt aan de ministers van
buitenlandse zaken.

3. Permanente Raad: Het dagdagelijkse gang van zaken wordt waargenomen


door de Permanente Raad. Zij komen één keer per week samen in Wenen = want
is een vrij neutraal land. Dit verklaard meteen ook waarom de zetel van de OVSE
zich in Wenen bevindt.

Het is een complexe organisatie want er zijn ook andere instellingen die een rol
spelen:

- OVSE Bureau voor democratie en rechten van de mens (In Warshau)

- Centrum voor voorkoming van conflicten (In Wenen): Controleert de naleving


van de veiligheid.
- Parlementair assemblé (In Kopenhagen). Heeft slechts
aanbevelende bevoegdheden. Bespreekt een groot pakket.
Wie zit er in het parlementair assemblé? Vertegenwoordigers van de nationale
parlementen van de deelnemende staten. Ze zetelen in de nationale assemblé dmv.
Indirecte verkiezingen (= Wij stemmen voor ons parlement en het parlementair
assemblée kiest dan wie van hen erin zal zetelen.)

- Hoge Commissaris voor Minderheden (in Den Haag).

6.2.4 Besluitvorming

Besluiten worden in de meeste gevallen genomen met consensus. Dit zorgt voor
eindeloos onderhandelen. De besluiten zijn niet bindend, maar hebben zijn politiek
zeer effectief (bijdrage geleverd aan einde KO)

6.2.1 Bevoegdheden/verwezenlijkingen

Welke zijn de verwezenlijkingen van de OVSE?

1) Belangrijke rol gehad inzake democratisering van Oost-Europa en


mensenrechten. Het is de 2de grootste mensenrechtensysteem.

100
2) De OVSE houdt zich bezig met verkiezingen. Bv: het waarnemen van de
verkiezingen om toezicht te houden of deze eerlijk verlopen. Hoe vinden
de verkiezingen plaats, heeft iedereen de kans gehad om zijn mening te
uitten, wordt de bevolking onder druk gezet om op een bepaalde partij te
kiezen enz.
Op het einde van de verkiezing wordt dan een verslag gemaakt over het
verloop van de verkiezingen (Recent voorbeeld: de verkiezingen van
Congo.)

3) Conflictvoorkoming: Er is een Hoge Commissaris voor Nationale


Minderheden, in Den Haag. Deze heeft als taak potentiële conflicten,
voortkomend uit problemen rond nationale minderheden, te signaleren en
zo mogelijk door bemiddeling te voorkomen. Als men de rechten van de
minderheden niet respecteert leidt dit tot spanningen en kan zelfs tot
oorlog leiden. Er wordt dus veel gedaan om de rechten van de kinderen te
respecteren zodat het niet zou leiden tot gewapende conflicten.

Er kunnen ook waarnemers gestuurd worden in potentiële conflictlanden (van korte


duur of waarnemersposten.)

4) Crisisbeheersing: Er kan ook aan de NAVO gevraagd worden om een


leger te sturen. Telkens men in de EU een situatie heeft die zou kunnen
leiden tot conflicten worden OVSE commissies gestuurd.

101
102
6.3 Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)
6.3.1 Oprichting

Wanneer? Net na WOII, 1949 (Verdrag van Washington)

Waarom? Was een antwoord op de dreiging van het communisme in Europa.


Antwoord van de verenigde Staten & Canada & West Europa.

Tegenhanger: Warschaupact (bestaat niet meer). De communistische staten komen


samen in Warschau. Hier komt de vijand uit het westen. Het kapitalistisch blok is de
vijand voor de communistisch blok.

Meer bepaald door de staatsgreep van de communistische partij (coalitie met niet-
communisten) in Tsjecho-Slowakije. Men ziet in dat het ook in andere Europese
staten zou kunnen gebeuren (bv. Communistische Partij in Frankrijk) daarom
reageert men om dit te vermijden. In Tsjecho-Slowakije was er hongersnood in
1948 -> VS helpt onder bepaalde voorwaarden: afstand houden van communisme ->
reactie negatief -> niet-communisten stappen uit de regering -> vervroegde
verkiezingen -> 12 ontslag genomen ministers worden vervangen door commies
zonder verkiezing -> mislukt -> Praagse Coup (niet koe).

Men ziet dat communisme steeds meer invloed heeft en men wil een nieuwe oorlog
vermijden, dus de VS is bereid kapitalistische landen te steunen door collectieve
veiligheid te creëren.

6.3.2 Leden

De NAVO telt 28 leden: Canada, de VS en de meeste Europese landen (behalve:


Zweden, Rusland, Zwitserland, Oostenrijk, …)

6.3.3 Organen
Zetel: Brussel

Hoewel het verdrag het niet uitdrukkelijk voorziet, is op basis van dit verdrag een
institutionele politieke en militaire infrastructuur gecreëerd.
1) Politieke structuur:

1. Noord-Atlantische raad:

Belangrijkste orgaan. Neemt besluiten o.b.v unanimiteit

Bestaat uit ministers van Buitenlandse Zaken.

Voorgezeten door Secretaris generaal van de NAVO. Daarin zetelen de


ministers van buitenlandse zaken.

103
2. Permanent Orgaan: Verzameling van permanente vertegenwoordigers
van de lidstaten, die bevoegd is voor de dagelijkse gang van zaken. Er moet
een permanent orgaan zijn om snel te kunnen optreden. Soms moet men
zeer snel gaan want als de minister van Buitenlandse zaken van Amerika tot
België moet reizen als er een aanval is, dan duurt dat 12uur en is het soms
al te laat. Het kan altijd samenkomen.

Dus wanneer de ministers van Buitenlandse zaken niet aanwezig kunnen zijn
dan zijn het ambassadeurs van de verschillende staten die moeten
optreden. Zo kan men snel reageren op oorlog. Ze zijn permanent in
functie. Permanente vertegenwoordigers van de lidstaten voorgezeten door
de secretaris-generaal van de NAVO.
De Raad kan bijeenkomen bestaande uit ministers van defensie.

3. Defense planning commity: plaats weggelegd voor de ministers van


defensie

4. Parlementair orgaan: Niet voorzien in het Verdrag. Orgaan


waar parlementsleden in zetelen via onrechtstreekse verkiezingen.

Vooral van belang voor de Financiën.

In het oorspronkelijk verdrag van de NAVO was er geen verwijzing naar dat
orgaan, maar gaandeweg heeft men ingezien dit orgaan nuttig is omdat het
gaat om veiligheid, wapens enz. en dus ook veel geld. Omdat het parlement
de begroting maakt is het belangrijk dat de parlementsleden al betrokken
worden, zodat zij beslissingen kunnen nemen wanneer er geld nodig is.

2) Militaire structuur:

Een structuur met bepaalde hoofdkwartieren waar een militaire structuur


uitgewerkt is.

6.3.4 Besluitvorming

De besluiten, die aanbevelingen zijn, worden genomen door de Noord-Atlantische


Raad o.b.v. unanimiteit.

6.3.5 Bevoegdheden/verwezenlijkingen

Men wil aantonen dat als er een aanval is van de communisten op één van de
kapitalistische staten, het zal beschouwd worden als een aanval op alle staten. Dus
iedereen kan reageren in positie van collectieve zelfverdediging.

104
- Naar het communisme toe: Als u één land aanvalt betekent het dat u
WOIII zou starten.

- Art. 5 van het oprichtingsverdrag (Washington) van de NAVO: Oorlog tegen


een lid, is oorlog tegen de hele NAVO. Wederzijdse bijstand is verplicht,
maar iedere staat kiest op welke manier hij zal reageren (bv. militaire
bijstand).

- In geval van gewapend conflict kunnen strijdkrachten ter beschikking gesteld


worden aan de NAVO en vallen dan onder de SACEUR (Supreme Allied
Commander in Europe) -> dit is echter niet uitdrukkelijk voorzien in NAVO-
verdrag!

➔ Dankzij dit heeft de Sovjet-Unie nooit de NAVO landen aangevallen


gedurende de hele koude oorlog. De VS en Sovjet-Unie hebben wel proxy
wars gevoerd (bv. in Vietnam)

- Reactie Sovjet-Unie: Aan andere kant van het ijzeren gordijn gaan ze
een gelijkaardige organisatie creëren, nl Warschaupact.

Art. 5 heeft een zeer ontmoedigende functie gespeeld. Men heeft Art. 5 tijdens
de Koude oorlog nooit moeten inroepen omdat de Sovjet-Unie geen kapitalistische
landen hebben aangevallen dankzij de ontmoedigende functie van dat art. Men
wist langs beide kanten wat het zou betekenen.

Art. 5 is wel 1 keer ingeroepen geweest, maar niet tijdens de Koude oorlog. Het is
ingeroepen geweest na de aanvallen op de VS van 11 September. De VS werd
aangevallen en hebben dit art. ingeroepen om de andere lidstaten van de NAVO
samen te brengen.

De lidstaten hebben dus een zekere vrijheid om te reageren, maar deze is beperkt
want elk land heeft zijn eigen leger, maar een stuk van dat leger heeft ook een rol
als leger van de NAVO structuur. Autonomie is dus voor de geünificeerde structuur
vrij beperkt want deel van de NAVO.

Behalve in Frankrijk ! Frankrijk heeft los van de NAVO een eigen militaire structuur
opgebouwd als gevolg van hun wil autonoom te blijven.

Voortbestaan van de NAVO:

Oorspronkelijk was de NAVO opgericht ter bescherming tegen de Koude oorlog,


maar wat moet er gebeuren met de organisatie wanneer er geen vijand meer is, nl.
na de Koude oorlog? De oorspronkelijke doelen waren reeds bereikt.

De NAVO had een moment van bezinning nodig.

- Ofwel: afschaffen van de organisatie

- Ofwel: zoeken ze een nieuwe doelstelling, nieuwe vijanden.

Beslissing: Ze gaan nieuwe doelstellingen stellen.


105
Na de Koude Oorlog (1999) heeft de NAVO zich gericht op ’non-article 5’ acties:
collectieve veiligheid i.p.v. collectieve verdediging, waarbij ook buiten eigen
verdragsgebied kan worden opgetreden (Out of area actions, bv. in Afghanistan) ->
maar 2001: Irak vs VS!

Concreet:

- NAVO gaat een preventieve rol spelen: dwz. Dat de lidstaten kunnen
optreden buiten het idee van art. 5, nl. niet enkel als ze aangevallen
worden.

- NAVO kan ook Out of Area optreden: Niet enkel meer op grondgebied van
de NAVO lidstaten.

Bv. Joegoslavië: een aantal strategische plaatsen werden gebombardeerd met de


bedoeling de regering te verplichten om over te gaan tot onderhandelingen.

- NAVO wordt meer dan vroeger een forum van overleg &
beleidscoördinatie over veiligheidsproblemen in Europa ten aanzien van
veiligheid met de bedoeling het Europees continent een stabiel continent
te maken, dmv.
Samenwerking met de voormalige vijand.
➔ Daarom werd de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad opgericht, waar
naast de NAVO-lidstaten ook plaats komt voor leden van de vroegere
Warschaupact. (DDR, Pol, Tsjech-Slo, Hong, Bulg, Roem, Alb, USSR) De
voormalige vijand wordt opgenomen als volwaardig lid van de NAVO. Men
moet ermee samenwerken.

Evaluatie van het concept: In Lissabontop.


3 Luiken werden naar voor geschoven:

1) Collectieve verdediging uitgebreid: zoals vroeger maar we zien dat er


nieuwe doelstellingen zijn. Bv. 1) Energievoorziening. Als een bepaald
land de energiekraan zou dichtdraaien dan kan dit beschouwd worden als
een aanval.

Ook 2) cyberaanvallen. Via cyberaanvallen kan je een industrie volledig


platleggen.
Bv. Er werd een heel krachtige virus ingestuurd in een bepaald land zodat
het maken van nucleaire wapens achteruitging.
Vb.2: Computeraanval van Israël naar Syrië, de radars van Syrië werden
bestuurd vanuit Israël.
➔ De collectieve veiligheid wordt dus breder geïnterpreteerd.

2) Crisismanagement: Militaire interventies gebeuren niet enkel meer in


lidstaten van de NAVO. Eind jaren ’90 was dit zeer controversieel, nu
wordt dit algemeen aanvaard. De NAVO kan dus actief zijn over de
hele wereld.

106
3) Veiligheid door samenwerking: Men gaat partnerschappen (met bv.
Noord-Afrika) aangaan om veiligheid overal ter wereld te verdedigen. De
NAVO gaat een rol spelen in de hele wereld. Men gaat nieuwe potentiële
bedreigingen bedenken om een rol te kunnen spelen.

107
6.4 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO)
6.4.1 Oprichting

De E staat hier dus niet voor Europa! Hoewel Europa een belangrijke rol heeft
gespeeld vooral in de voorloper van de OESO, maar vandaag is het geen puur
Europese organisatie meer.

- Context: Eind WOII was Europa verwoest en Europa bezat weinig middelen
om het continent herop te bouwen.

- De VS brengt het Marshall plan: De VS had in tegenstelling tot Europa wel


financiële middelen omdat hun economie wel goed ging tijdens WOII

Marshall, de toenmalige minister van buitenlandse zaken wil Europa helpen.


De VS is bereid om geld te geven aan Europa voor de heropbouw van het
continent.

Amerika stelt dus voor om geld te geven aan de Europese staten,ook Oost-
Europa, maar onder bepaalde voorwaarden:

° De Europeanen moeten afspraken maken rond de verspreiding van dat


geld.

- Antwoord: West-Europa antwoord positief, maar Oost- en Centraal-Europa


antwoorden negatief want ze willen de kapitalistische invloed vermijden.
het zijn dus enkel de West-Europese staten die gaan samenwerken rond
de besteding van het geld.

- OEES: 1947 Organisatie voor Europese economische samenwerking wordt


opgericht, om te beslissen hoe men het geld gaat besteden. Ook
Amerika krijgt een rol in de organisatie.
➔ De organisatie is een succes, het geld wordt goed geïnvesteerd. Maar het
gevolg: Amerikaanse bedrijven komen zich inplanten in Europa.

Oprichting OESO:

- Wanneer: 1960

- Waarom: Men beslist op basis van dat succesvol samenwerkingsverband


een nieuwe organisatie te creëren nl. de OESO.

- Doelstellingen: Deze organisatie zal een mondiale organisatie worden.

6.4.2 Leden

De organisatie telt 34 leden. Dit zijn bijna allemaal hoog ontwikkelde landen met
hoge inkomens. Dit zijn niet de 34 rijkste landen van de wereld!

108
6.4.3 Organen
Zetel: Parijs
° Raad van ministers: Ministers van buitenlandse zaken en/of vakministers (als het
gaat over financiën, economie, samenwerking, etc.) Besluiten worden genomen op
basis van unanimiteit.
° Secretariaat: zetelt in Parijs. Zorgt zowel voor de administratieve zaken als voor
de politieke betrekkingen.

° Commissies: verschillende commissies die gespecialiseerd zijn in bepaalde


subdomeinen.

Secretaris-generaal
6.4.4 Besluitvorming
Besluiten worden genomen op basis van unanimiteit/consensus. Dit zijn
aanbevelingen.

6.4.5 Bevoegdheden/verwezenlijkingen

Wat: Een forum waar men economische en sociale problemen bestudeert en


gemeenschappelijke oplossingen probeert te vinden voor die problemen.

Welke zijn de problemen die zich stellen en welke oplossingen bestaan er. Dus de
economische en sociale belangen van de 34 landen worden besproken.

De organisatie speelt ook een rol op gebied van milieubescherming.

Het gaat dus om een zeer breed kader (welzijn, financiën, …), het is een mondiale
organisatie.

109
6.5 Benelux= België + Nederland + Luxemburg
6.5.1 Oprichting

In WOII werkten de regeringen van België, Nederland en Luxemburg goed samen in


Londen. Omdat dit zo goed ging beslisten België, Nederland & Benelux na WOII
nauwer te gaan samenwerken.

1958: Verdrag van Benelux tot 2008, nieuw verdrag in 2010.

6.5.2 Leden

België, Nederland en Luxemburg

6.5.3 Organen
Zetel: Brussel
° Comité van ministers: 3 ministers van elke lidstaat. Het hoogste orgaan dat
toezicht houdt op de lagere organen.

° Parlementair orgaan: Wordt indirect verkozen aan de hand van de grootte van
de lidstaten. België & Nederland: 21 parlementsleden, Luxemburg: 7
parlementsleden. Dit orgaan beraadslaagt en adviseert.

° Raad van economisch unie: Bestaat uit voorzitters van de commissies en


bijzondere commissies. Het zijn nationale ambtenaars die bevoegdheid krijgen in
bepaald domeinen binnen de grenzen van de bevoegdheid van de Benelux.
° Economische en sociale raad van advies: heeft geen beslissingsbevoegdheid,
gaat enkel adviezen geven.
° Secretariaat: Het secretariaat zetelt in Brussel, maar in ruil daarvoor moet de
secretaris generaal moet altijd een Nederlander zijn.

° BENELUX Gerechtshof: Heeft 3 taken

- Antwoorden op prejudiciële vragen (als er twijfel bestaat over hoe het


BENELUX recht moet worden toegepast of geïnterpreteerd wordt er een
prejudiciële vraag door nationaal gerechtshof gesteld aan het Benelux
gerechtshof. Als het Hof antwoord zal dat bindend zijn voor de
nationale rechter.

- Adviezen verlenen aan de regeringen die met problemen zitten die voor de
BENELUX verkozen worden, deze adviezen zijn niet bindend.

- Gerechtshof inzake ambtenaren zaken.

Wie zetelt in het BENELUX Gerechtshof?

110
3 Rechters van elk van de hoogste gerechtshoven van de lidstaten (bij ons zijn dat
3 rechters van het Hof van Cassatie).

Waar zetelt het BENELUX Gerechtshof?

In Brussel.

6.5.4 Besluitvorming

6.5.5 Bevoegdheden/verwezenlijkingen

1958: economische samenwerking -> 2010: ook justitiële samenwerking,


binnenlandse zaken en duurzame ontwikkeling

Het is op basis van het BENELUX verdrag dat de binnengrenzen werden afgeschaft
om vrij verkeer van goederen en van personen te verzekeren (vroeger waren er
douanes)

Voortbestaan BENELUX:

Deze doelstellingen zijn vandaag grotendeels verwezenlijkt, want op Europees


niveau zijn de binnengrenzen ook afgeschaft, waardoor Benelux een groot deel van
zijn waarde kwijt is. De EU heeft ideeën overgenomen van de Benelux

111
7. Europese Unie

7.1 Geschiedenis
7.1.1 Van WOII tot EG

- Historisch proces: Op het einde van WOII komen politici samen en stellen
zich de vraag hoe het komt dat er twee wereldoorlogen uitgebroken zijn op
het Europees continent. Na de oorlog groeide het besef dat het traditioneel
internationaal publiekrecht met zijn decentrale karakter en zijn nadruk op
staatssoevereiniteit, onvoldoende waarborg bood om een nieuwe oorlog te
voorkomen. Er werd gevreesd voor het uitbreken van een nieuw conflict
tussen Frankrijk en Duitsland (3 oorlogen).

- Motor van de Europese integratie : de Raad van Europa word opgericht als
intergouvernementele organisatie. Dit moet de motor vormen van Europese
integratie.

- Spanningsveld : bestaat uit 2 elementen


1) sommige staten wensen sneller te gaan in de Europese integratie, andere
minder snel. Voorstanders van een supranationale organisatie : Sommigen
zijn bereid een deel van hun soevereiniteit af te staan.
Anderen zijn voorstander van de Raad van Europa zoals oorspronkelijk
opgericht, en willen geen afstand doen van hun soevereiniteit. Er bestaat
dus een spanningsveld.
2) Men is terughoudend ten opzichte van Duitsland. Als Duitsland opnieuw
soeverein wordt (was na WOII bezet door VS, VK, Fr en USSR), dan kunnen ze
opnieuw een machtig leger uitbouwen en veel staten vrezen daarvoor.

- Oplossing:
Robert Schuman (toenmalige Franse minister van Buitenlandse zaken) houdt
een toespraak in de Raad van Europa op 9 mei 1950 en ontwerpt samen met
Jean Monnet het Schumanplan.
Om vrede te kunnen realiseren, moet men Europa verenigen. Dit is enkel
mogelijk als het opgebouwd wordt d.m.v. concrete verwezenlijkingen waarbij
feitelijke solidariteit als uitgangspunt wordt genomen. Voor de vereniging
moet men de spanning tussen Duitsland en Frankrijk oplossen.
Hij stelt voor dat Frankrijk en Duitsland afstand doen van hun soevereiniteit
over Kolen en Staal en de bevoegdheden betreffende Kolen en Staal
overhevelen aan een supranationale organisatie, zodat die bindend kan
optreden. Andere staten die dit ook wensen te doen mogen.
Hij zegt dat om te voorkomen dat Duitsland opnieuw over alle rechten zou

112
beschikken.
Waarom kolen en staal? Om te bewapenen is staal nodig en staal wordt
vervaardigd uit kolen.
Frankrijk zegt dus dat zij bereid zijn om dat te doen, zodat Duitsland dit ook
doet en de vrees voor Duitsland verdwijnt.
Schumann zegt ook, wie wil kan het initiatief nemen om mee te stappen.

- Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) 1951. De EGKS treedt in


werking in 1952.

- Wie? 6 lidstaten nl. Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, België en


Nederland.

➔ Het zijn de oorspronkelijke lidstaten van de Europese Unie. Het zijn


ook degenen die voorstanders waren van een snellere evolutie en bereid
waren om afstand te doen van een stuk van hun soevereiniteit.

- De EGKS werd opgericht voor een periode van 50 jaar. (tot 2002,
daarna overgenomen door de EG en in 2009 door de EU)

Het is een goed initiatief geweest want Duitsland kon op die manier minder
controle uitoefenen over Kolen en Staal en dus andere staten waren gerustgesteld.
De supranationale organisatie was ook nieuw voor Europa.

Iets later wordt er gedacht over welke rol Duitsland zou kunnen spelen in de Koude
oorlog. De 2 blokken dreigen, men denkt dat er de kans bestaat dat op Europees
continent opnieuw een wereldoorlog zou kunnen worden uitgevochten. De VS
vraagt grotere militaire inspanning in Europa tegen de communisten. De VS wil niet
alles zelf doen. Men heeft hiervoor ook Duitsland nodig. Men vindt dus dat het
misschien wel nodig zou zijn dat Duitsland een machtig leger krijgt, om ons te
kunnen bewapenen. Europa zag dit eerst niet zitten wan het was in tegenstelling
met de bedoeling van de EGKS.

- Oplossing: Voorstel tot creëren van een Supranationale Europese


Defensie Gemeenschap (EDG). Er wordt opnieuw een stuk van de
soevereiniteit opgeheven inzake defensie.

In 1952: komt er dus een plan om die Europese strijdkrachten van de verschillende
Europese staten onder een supranationale organisatie te plaatsen.

- Procedure voor de Europese defensie gemeenschap: de ratificatie


procedure wordt gestart maar het Frans Parlement beslist niet verder te
gaan. De procedure wordt dus stopgezet en de Europese
Defensiegemeenschap komt er niet. Dit is een zware klap voor de Europese

113
integratie. We zitten al met een zeer grote crisis terwijl men pas begonnen
is. Oplossing: NAVO.

- Periode van bezinning: Men vraagt zich af hoe men verder moet.

- 1957: Verdragen van Rome, door de 6 staten, treedt in werking in 1958

Er wordt besloten om de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM)


en de Europese Economische Gemeenschap (EEG) op te richten. Deze verdragen
hadden ook een veiligheidspolitieke achtergrond. De EEG was ook gericht op
sociaal-economische integratie. Opnieuw een supranationale organisatie waar een
deel van de soevereiniteit wordt afgestaan voor bepaalde zaken. Die organisatie
kunnen regels opleggen aan staten.

Eind jaren ’50:

- Oprichting van de EGKS

- Oprichting van de EEG

- Oprichting van de EURATOM

1965: Fusieverdrag -> bepaalde dat er voortaan 1 Commissie, 1 Raad van Ministers
en 1 budget was van de drie organisaties die vanaf dan de Europese
Gemeenschappen worden genoemd. Dit verdrag trad in werking in 1967. Voor dit
verdrag hadden de EGKS, EEG en EURATOM al een gemeenschappelijk Hof van
Justitie en Parlement. Deze drie organisaties bleven wel tot 2009 juridische gezien
aparte internationale organisaties.

7.1.2 Uitbreiding lidstaten

In de loop van de geschiedenis uitgegroeid tot 28 lidstaten.

➔ Het is in verschillende fases gebeurd en er bestaan nog lidstaten die


kandidaat zijn.

1973: UK, Ierland en Denemarken treden toe. Het zijn staten die eerst nogal
afstandelijk waren ten opzichte van supranationale organisaties. (Normaal ging
Noorwegen ook toetreden maar er werd een forum georganiseerd en de uitslag was
negatief.)

1981: Griekenland

1986: Spanje en Portugal (Pas later toegetreden omdat ze lang onder dictatuur
stonden.)
1995: Oostenrijk, Zweden en Finland. Waarom zo laat? Ze waren neutrale staten
dus tijdens de Koude oorlog wouden ze geen partij nemen. Ook hier wou

114
Noorwegen toetreden maar opnieuw referendum georganiseerd met een negatieve
uitslag.

2004: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië,


Slowakije, Tsjechië.

2007: Bulgarije en Roemenië

2013: Croatië

➔ Er zijn nog staten die wensen toe te treden zoals bv. Turkije.

Op die manier komen we tot de 28 lidstaten van vandaag.

7.1.3 Economische en politieke integratie

Men is vertrokken van de stelling van de Economische integratie, omdat alle staten
bereid waren op economisch niveau samen te werken. Dit is niet het geval inzake
politieke samenwerking. Leidt tot falen (Dit hebben we gezien met Frankrijk die
het verdrag voor de oprichting van de Europese gemeenschap voor defensie niet
hebben geratificeerd.)

Daarom denken de EU-leiders laat ons economisch integreren en dit zal later een
spil over effect hebben op de politieke integratie. Dus eerst economische en dan
pas politieke integratie!

- Hoe ga je economisch integreren? Het handelsverkeer tussen de staten moet


worden geliberaliseerd.

Hoe?
Er zijn 4 mogelijkheden:

1) GATT SYSTEEM:

Het GAT systeem was tot ontwikkeling gekomen na WOII, men dacht dan aan een 3
luik:

° VN (voor vrede)

° IMF (Monetaire samenwerking)

° Internationale handel

Charter Havana: een verdrag met de bedoeling internationale organisatie voor


handel te creëren, maar dit werd gekelderd door VS.
In de plaats komt er ondertussen de GAT-overeenkomst. = General Agreement of
Tarives and Trades. Het is een overeenkomst die later een wereldorganisatie zal
worden.

115
Volgens de GAT is de manier om wereldhandel te liberaliseren (<=> protectionisme)
de volgende: most favorite notion clause.
Bv. Invoerrechten: verschillende staten van het samenwerkingsverband zijn
allemaal soeverein dwz dat ze zelf beslissen hoeveel invoerrechten ze innen voor
bepaalde producten, bv. Tomaten. Stel Italië 5%, Frankrijk 7%, Afrika 4%,
Nederland 10%, Amerika 15% en Duitsland 3%. Iedereen heeft dus een eigen tarief.
Om de wereldhandel te liberaliseren zeggen ze: het meest gunstige voordeel dat
we toekennen aan één land, moeten we aan alle andere landen toekennen.
Gevolg: men krijgt meer en meer handel, dit is een voordeel voor de economie. We
gaan geneigd zijn om meer tomaten te kopen dus handel tussen al deze landen
gaat toenemen. Dus door dat systeem ga je handel tussen al deze staten
bevorderen. Dit is één manier om handel te bevorderen maar wat ze meestal
willen is niet de handel bevorderen maar wat we meestal willen is niet de handel
bevorderen tussen al deze landen maar tussen een aantal landen. Bv. : Europese
staten.

2) VRIJHANDELSZONE

Daarom zijn er in het kader van de GAT een aantal uitzonderingen voorzien dmv.
Van een vrijhandelszone. Staten willen dat een bepaalde groep staten binnen een
bepaalde regio een voordelig tarief krijgen.

De bedoeling van de vrijhandelszone is die grenzen die er zijn binnen bepaalde


landen af te schaffen, zodanig dat de vrijhandelsbelemmering tussen die staten
verdwijnt.
Probleem: elke staat behoud zijn eigen tarieven naar de buitenwereld toe. Gevolg:
sommige producten worden minder duur voor de import vanuit de VS naar bepaalde
landen. Bv. Goedkoper om te importeren in België dan in naar Nederland. Dus door
de binnengrenzen af te schaffen verkrijg je eigenlijk vrij verkeer van goederen. Als
het een Amerikaans product is worden er accijnzen opgelegd.
Dus wat je wenste te verwezenlijken moet je grenzen wel behouden voor
producten die binnen het samenwerkingsverband afkomstig zijn.
Stel je hebt een auto: Je moet je afvragen zijn er sommige zaken die uit het
samenwerkingsverband komen, je moet je afvragen welke van de stukken van de
auto zijn afkomstig van waar enz. men stelt vast dat het dus niet kan omdat
grenzen moeten behouden worden aan de buitenwereld toe.

Daarom komt er een derde model:

3) DOUANE-UNIE

Dezelfde tarieven moeten worden opgelegd voor de buitengrenzen. Dan kunnen de


binnengrenzen wel verdwijnen. Probleem met de Douane-Unie: handel is niet meer
vrij want indien men een ander systeem heeft over belastingen of werknemers dan
kunnen sommige goederen duurder kosten voor Italië dan voor Nederland. Het
volgend probleem is dat het enkel gaat om vrij verkeer van goederen.

Antwoord een vierde model

4) GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT

116
Dit wil zeggen: ook vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal, werknemers enz.
Om dat te verwezenlijken moet er aan harmonisatie worden gedaan van nationale
wetgeving.

Dit is een stap verder in het verhaal van de economische integratie want we
kunnen ook een Economische Unie creëren. Het spitst zich toe op wegnemen van
alle soorten belemmeringen en vereist ook alle soorten van handel. Want stel de
sociale zekerheid in Duitsland is minder goed dan zal het product in België duurder
kosten. Men moet dus eerlijke prijzen aanbieden.

Antwoord: Economische Unie

Dit vereist een gemeenschappelijk beleid. De nationale prioriteiten zullen


vervagen en de nationale regelgeving wordt vervangen door regelgeving worden
vervangen door regelgeving op niveau van de Unie.

- Europese akte van 1980:

De Europese markt is er gekomen op 31 december 1991. De interne


gemeenschappelijke markt. In de binnengrenzen is het vrij verkeer van
goederen, pers, kapitaal, werknemers enz. gewaarborgd door EG verdrag.

= EMU: Economische en Monetaire Unie. (Gemeenschappelijke munt)

Het doel is verwezenlijkt op 1 januari 2002 (met de invoering van de Euro.)

Een aantal landen wilde niet deelnemen: Verenigd Koninkrijk, Denemarken,


Zweden enz. (opnieuw dezelfde landen).

Zo zitten wij vandaag in de Monetaire Unie.

We hadden dus beslist om eerst economisch te integreren zodat er later een spil
over effect zou zijn op de politieke integratie. Want de staten waren wel bereid
voor economische integratie en hoopte zo dat het een gevolg zou hebben op de
politieke integratie.

- Hoe is de politieke integratie gebeurd?

Jaren ’70: Is er een politieke samenwerking op niveau van buitenlands beleid. Door
het meer en meer consolideren en het steeds dieper gaan van economie ziet men
dat we ook belangen zou moeten behartigen van de gemeenschappen. We merken
dat door economische integratie ze ook belangen hebben om naar de buitenwereld
toe te treden als een blok.

Het is dus informeel begonnen: de lidstaten zien in dat ze op bepaalde zaken


gemeenschappelijke standpunten hebben. Ze gaan elkaar consulteren omdat ze
zien dat ze gemeenschappelijke belangen hebben.

- 1986: Europese Akte -> Verdrag van Rome wordt gewijzigd:


(Wijzigingsverdrag). Dit wijzigingsverdrag zal het informeel
samenwerkingsverband een verdragsbasis geven. Noemt het EPS: Europese
politieke samenwerkingsverband (naast de economische samenwerking).
Het verdrag was gericht op het realiseren van een interne markt van

117
personen, goederen, diensten en kapitaal (een van de doelstellingen van
EEG-Verdrag). Het verdrag treedt in werking in 1987

Er wordt vervolgens gezegd: de politieke samenwerking is ook meer. Het zijn ook
veiligheidsvraagstukken. Men beslist ook de Europese integratie te verdiepen □ Een
economische verdieping, opnieuw zal het een spil over effect hebben.
Gevolg: Men gaat meer doen op niveau van de Europese gemeenschappen.

- 1992: Verdrag van Maastricht/Verdrag betreffende de EU, treedt in


werking in 1993. = Oprichtings- en wijzigingsverdrag.
(Maar Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden zijn niet volledig
gebonden).
➔ De EU werd vanaf dan gezien als een overkoepeling van de EG (vroeger
EEG), EGKS en EURATOM
➔ Vanaf dat verdrag spreekt men van de Europese Unie met 3 pijlers.

1) Pijler van de Europese Gemeenschappen (EG, EURATOM, EGKS) :


economische, sociaal en milieubeleid.

2) Pijler van het Gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid : Men


spreekt niet meer van samenwerking maar van beleid (gemeenschappelijke
maatregelen, gaat dieper dan samenwerken). Het wordt dus uitgediept. Men
heeft dus een hele pijler die zich bezighoudt met politiek. □ Een
intergouvernementele (niet bindende) organisatie. (behalve als de lidstaten
instemmen.)
3) Pijler van de Politiële en Justitiële samenwerking in strafzaken: Is
evenzeer een intergouvernementele organisatie. Is niet bindend (behalve
als de lidstaten instemmen.) Men neemt besluiten op basis van
unanimiteit.

- 1996: Men beslist om verder te gaan. Men gaat opnieuw onderhandelen en


het systeem proberen te verbeteren en voor anticiperen op wat komt.
nl: De uitbreiding van Europa.

Het oorspronkelijk systeem was bedoeld voor 6 staten. Ze kunnen bv.


Beslissen op basis van unanimiteit. Maar als je dezelfde
besluitvormingsprocedure gebruikt voor meer staten, wordt het moeilijk om
unaniem over iets te beslissen. Met dat idee begint men in 1996 aan een
nieuw verdrag

- Verdrag van Amsterdam: 1997 (wijzigingsverdrag) treedt in werking in 1999.

Dit is een wijzigingsverdrag. Zo werd er o.a. gewijzigd: volledige


hernummering van de artikelen in de verdragen, ook nog enkele
veranderingen aan de pijlers.

Probleem: men heeft een aantal zaken opgelost maar niet alles. Wel
geanticipeerd maar geen antwoord op alles. We weten al dat men een aantal
zaken later zal moeten regelen.

118
- Verdrag van Nice: 2001 (wijzigingsverdrag). Is het begin van een nieuwe
onderhandelingsronde. Het verdrag van Nice treedt in werking in februari
2003. Waarom zolang geduurd? Doordat Ierland eerst het verdrag niet
wou ratificeren.

Doel van het verdrag: besluitvormingsprocedure versoepelen, omdat


unanimiteit onmogelijk wordt door het aantal lidstaten. (Amsterdam had
daar onvoldoende op geantwoord.)

Bedoeling: gekwalificeerde meerderheid toepassen als besluit -


vormingsprocedure. = Afhankelijk van de grootte van de lidstaten krijgen de
lidstaten een aantal stemmen.

Nice was ook een compromis tussen de grote lidstaten en de kleine


lidstaten.

Er wordt besloten dat één commissaris wordt aangeduid per lidstaat.


Probleem: al op de top van Nice ziet men in dat sommige problemen niet
opgelost gingen zijn.

- December 2001: Er wordt besloten om een conventie samen te roepen die


over de toekomst van de Europese Unie zal moeten nadenken. Het is een
soort raad van mensen die nadenken over de zaken die ons zouden kunnen
vastzetten.

- Februari 2002: De conventie start tot juli 2003. 100-tal leden komen
samen in Brussel en vervolgens vergaderen ze in kleinere comités.
Resultaat: Ontwerpverdrag van een Europese Grondwet.

Met dit ontwerp gaat men een ander perspectief creëren, namelijk het
federaal denken.

In Juli 2003 wordt het ontwerp voorgesteld aan de voorzitter van de


Europese raad.

Het ontwerp bestaat uit verschillende items. De tekst van de Europese


Grondwet moet aangenomen worden als de basis voor de Europese
samenwerking.
2de helft van 2003: de voorzitter is Berlusconi. Hij mislukt in zijn poging om
de Europese staten te overtuigen van de Gw. Als basis voor de Europese
samenwerking. (Hij slaagt er niet in)

Juli 2004: Onder Iers voorzitterschap. Er wordt een politiek akkoord bereikt
over de Gw. In grote mate wordt de structuur aangenomen door de
conventie. Pas eind 2004 wordt het goedgekeurd.

Maar: tijdens de ratificatie procedure eisen een aantal staten dat het
voorgelegd wordt aan de bevolking in de vorm van een referendum. Ook in
de 2 landen dat oorspronkelijk voortrekkers waren van de Europese
integratie Nl. Frankrijk en Nederland.

119
2005: zware crisis. Het is Duitsland die zal overtuigen.
Het voorstel van een EU GW was dus een stap te ver.
Resultaat:

- 2007: Verdrag van Lissabon (treedt in werking in januari 2009).

1) betreffende EU -> constitutioneel recht (instellingen, …)

2) betreffende Werking EU -> materieel recht (bevoegdheden, …)


➔ Als men kijkt naar de inhoud is het grotendeels een overname van de
elementen uit het voorontwerp van de Europese Grondwet.

De drie pijlers structuur werd afgeschaft.

Er wordt enkel een stap achteruit gezet omdat de naam Grondwet zeer
bindend en zwaar klinkt. Het is dus opnieuw een wijzigingsverdrag.

Er werd een Europees Charter voor de rechten van de EU burger opgesteld


als bijlage van het verdrag. Dit is bindend (door art.6 van het Verdrag). Het
Hof van Justitie moet er toezicht op houden. GB:uitzondering omdat minder
bereid om soevereiniteit af te staan. Hetzelfde bij Polen.

Institutionele veranderingen:

✓ Bij de Europese raad komt een vaste voorzitter, benoemd voor 2,5
jaar en leidt de regeringsleiders. Hij wordt de Europese president
genoemd. Hij moet de Europese Unie op het wereldtoneel
vertegenwoordigen. Daarvóór was om de 6 maand een land voorzitter.

✓ Een hoge vertegenwoordiger van buitenlands beleid (minister van


buitenlandse zaken) wordt benoemd, hij is de vicevoorzitter van de
Europese Unie. Hij moet het Europees beleid coherent maken.

✓ Minder commissarissen: De bedoeling van het verdrag was het aantal


commissarissen beperken. Een commissaris per lidstaat was te veel,
dus wou men het beperken tot 2/3. Dit is een probleem voor kleine
lidstaten, dus is het in praktijk niet uitgevoerd. Papier en praktijk
zijn dus verschillend!

✓ Europees parlement moet beperkt worden in aantal: Max 750 (+1:


voorzitter) Dit was op vraag van Italië. Afhankelijk van de grootte van
de lidstaten kunnen een aantal leden verkozen worden. Het parlement
krijgt meer bevoegdheden: oorspronkelijk raadgevend en niet
wetgevend, nu mede wetgevend naast de Raad. Dit is een antwoord op
de ’democratische deficit’.

✓ Besluitvorming in de raad van ministers zal wijzigen . Er zal minder


gewerkt worden met het systeem van unanimiteit. Het is beperkt en
vooral toegepast op sociaal, veiligheids- en buitenlands beleid. Maar
gekwalificeerde meerderheid en gewone meerderheid. Aan
gekwalificeerde meerderheid hangen twee voorwaarden:

120
° Als 55% van de lidstaten akkoord gaan

° En 65% van de inwoners vertegenwoordigd worden.

✓ Er zijn nieuwe doelstellingen: energie en opwarming van de aarde.

7.2 Instellingen van de Europese Unie


7.2.1 Bevoegdheden en instellingen

Art.2 van Verdrag betreffende de Werking van de EU, deelt de bevoegdheden van
de EU in in 3 categorieën:
- aanvullende bevoegdheden: De EU is bevoegd om het optreden van de
lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Het gaat dan o.a.
om bescherming en verbetering van volksgezondheid, industrie, cultuur, etc.
- exclusieve bevoegdheden: Alleen de EU kan wetgevend optreden en
bindende handelingen vaststellen, lidstaten kunnen dit enkel doen als ze
daartoe gemachtigd zijn door de EU of ter uitvoering van de handelingen van
de EU. Deze zijn eerder zeldzaam. Ze hebben o.a. betrekking op het vrij
verkeer van goederen, het monetair beleid, etc.
- gedeelde bevoegdheden: De EU kan samen met de lidstaten wetgevend
optreden en bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun
bevoegdheid uit voor zover de EU haar bevoegdheid niet heef uitgeoefend. Er
is dus voorrang van het Unie-recht. Dit wil wel niet zeggen dat de lidstaten
dan volledig onbevoegd zijn. Deze bevoegdheden vinden we vooral terug op
het terrein van het sociaal beleid, de economische, territoriale samenhang,
etc.

Om de doelstelling van de Europese Unie te verwezenlijken heeft men bepaalde


instellingen opgericht.

Er is een onderscheid tussen bevoegdheid van de Europese Unie en bevoegdheid


van de organen/instellingen in de organisatie.

volgens het verdrag van Lissabon zijn er 6 hoofdinstellingen:


- Europese Raad
- Europees Parlement
- Raad van de Europese Unie
- Europese Commissie
- Hof van Justitie
- De Europese Centrale Bank en de Rekenkamer

121
7.2.2 Europese Raad

1. Samenstelling:
- staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, eventueel met een minister
- voorzitter, eventueel met een minister
- voorzitter van de Europese Commissie, eventueel met een commissaris
- hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, eventueel
met een minister

De leden kwamen tussen 1974 en 1986 informeel samen. Sinds 1986 heeft het een
verdragsbasis. De leden komen minstens 4 keer per jaar samen in Brussel. Vroeger
was dit telkens een andere locatie.

Voorzitter: Hij wordt benoemd voor een periode van 2,5 jaar. Voor het Verdrag van
Lissabon werd om de 6 maand een nieuwe voorzitter verkozen. Toen was dat de
regeringsleider van het land dat voorzitter was van de Raad van de Europese Unie.
Hij oefent geen nationaal mandaat uit, maar bewaakt het Unie-belang. Hij heeft
een administratieve, coördinerende functie en is het gezicht van Europa. Hij moet
ook het parlement inlichten van de vergaderingen. Vandaag is het dus het
belangrijkste orgaan terwijl het oorspronkelijk niet bestond.

2. Bevoegdheden:

Dit is het hoogste beleidsbepalend orgaan van de EU. Een orgaan dat gegroeid is
buiten de verdragen. Het is op een informele wijze opgericht in 1974. Als we naar
de oorspronkelijke verdragen kijken zien we geen vermelding naar de Europese
raad. Vanaf de Europese akte in 1986 krijgt dat een verdragsbasis (Europese Akte).

- Uiteenzetten van de grote lijnen in de samenwerking.

- Indien er zich problemen stellen moet de Europese raad de knoop


doorhakken.

- Geeft impulsen aan verdere integratie/ontwikkeling

- Stelt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten vat

- specifieke bevoegdheden (zoals de verdragsherzieningsprocedures, etc.)

3. Besluitvorming en belangen:

Besluiten worden via unanimiteit gestemd, uitzonderlijk met meerderheid (bv


verkiezing voorzitter). Het behartigt belangen van de burgers!!!

122
7.2.3 Europees Parlement

1. Samenstelling:

1979 : wordt parlement rechtstreeks verkozen, voor een periode van 5 jaar.

Aantal parlementsleden: met het verdrag van Lissabon is het aantal beperkt tot 750
+ 1 (= de voorzitter, momenteel Martin Schulz uit Duitsland). Het aantal
parlementsleden per lidstaat hangt af van de grootte van de lidstaten. België heeft
er bv. 21 (22 voordat Kroatië toetrad). Het kent een evenredige
vertegenwoordiging met een minimum aantal zetels voor de kleine staten.

Het parlement is niet ingedeeld op basis van de nationaliteit, maar in politieke


fracties. bv. Groene fractie, liberale, christen-democraten, socialisten, etc.

De leden komen beurtelings samen in Brussel en Straatsburg.

2. Bevoegdheden:

In tegenstelling tot de Europese raad bestond het Europees parlement al sinds het
begin van de Europese integratie gedachte, maar in een andere vorm.

Opmerking: De bevoegdheden van het Europees parlement blijven groeien. Telkens


er een wijziging is van de verdragen wint het parlement aan bevoegdheden. Dit
heeft te maken met het democratisch deficit. Men vindt dat de EU te weinig en
ondemocratisch onze belangen vertegenwoordig, daarom moet men meer
bevoegdheden geven aan het parlement. Bevoegdheden: Oorspronkelijk was het
parlementen enkel een adviserend orgaan, nu is het mede bevoegd om wetgeving
uit te vaardigen.

° Politieke controle: het Europees parlement controleert het beleid van de


commissie en moet bij de benoeming van de commissie hun instemming geven.
Voor het benoemen van de commissie zullen de parlementsleden vragen stellen
over het beleid en de commissie moet daar antwoord geven. Het Europees
parlement heeft ook onderzoeksbevoegdheid over de werking van de commissie. De
parlementsleden kunnen de commissie ook verplichten hun ontslag aan te bieden
indien er financieel wanbeheer zou zijn. Het parlement kan stemmen over een
motie van aftreding van de commissie.

° Wetgevende bevoegdheid: Het Europees parlement is op verschillende domeinen


medewetgever geworden, samen met de Raad van de Europese Unie.
Oorspronkelijk was dat niet het geval. Dit hangt bovendien af van het onderwerp.
De raad was de oorspronkelijke wetgever en het parlement had enkel een
adviserende bevoegdheid. Maar door het uitbreiden van de bevoegdheid van het
parlement is deze overgegaan van een enkel adviserende bevoegdheid naar een
medewetgevingsbevoegdheid.

° Budgetaire bevoegdheid: Het parlement moet de begroting vaststellen. Deze


bevoegdheid wordt gedeeld met de Raad. Het parlement heeft een
amenderingsbevoegdheid. Hij kan ontwerp van de begroting verwerpen. Hij heeft

123
ook kwijtingsrecht en moet de uitvoering van de begroting door de commissie
goedkeuren. Het parlement heeft dus op 3 niveaus bevoegdheid inzake budget.

° Specifieke, kleine bevoegdheden: Het parlement heeft nog een aantal specifieke
bevoegdheden omdat ze de belangen behartigd van de burgers van de lidstaten.
Het Europees parlement kan zo de commissie verzoeken om het initiatiefrecht te
gebruiken. Want het is de commissie die het initiatiefrecht heeft (wetgevende
initiatieven). Het Europees parlement heeft maw geen initiatiefrecht. Het is de
bevoegdheid van de commissie maar Europees parlement kan de commissie vragen
om dat initiatief te nemen op een bepaald domein.

Het Europees parlement moet verzoeksschriften van de burgers in ontvangst


nemen. Dus als wij een probleem hebben in term van Europese integratie, sturen
we die brief naar één van onze parlementsleden. Ze hebben de verplichting om
onze verzoeksschriften in ontvangst te nemen.

° De ombudsman: de Europese parlementsleden hebben een instituut die bv. de


klachten in verband met wanbeheer door de Europese instellingen onderzoeken en
behandelen. Dit toont duidelijk aan dat het Europees parlement de belangen van
de burgers behartigd.

° Instemmen met uitbreidingsverdragen of associatieakoorden

3. Besluitvorming en belangen:

Geen flauw idee en de parlementsleden behartigen de belangen van de burgers.

124
7.2.4 Raad van de Europese Unie

Ook wel gewoon ’de Raad’ of ’de Raad van minister’ genoemd. PAS OP! Niet
verwarren met de Raad van Europe of de Europese Raad!

1. Samenstelling:

Samenstelling: 28 ministers, ministers van deelstaten, staatshoofden en


regeringsleiders. Afhankelijk van welk onderwerp die zal worden besproken zal de
samenstelling veranderen. Stel financiën wordt besproken: minister van financiën
zijn, stel onderwijs: minister die onderwijs als portefeuille heeft. Dus het zijn
zelfde instellingen maar omdat het om andere personen gaat kun je op hetzelfde
moment verschillende vergaderingen hebben op verschillende plaatsen.

Men heeft een aantal raden, waarvan de vergaderfrequentie verschillend is en die


afhankelijk zijn van het onderwerp:

- Raad algemene zaken: Raad die de Europese raad voorbereid. In deze raad
komen algemene institutionele vraagstukken aan de orde.

- Raad buitenlandse zaken: Bevoegd voor buitenlands-politieke vraagstukken.


Het wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlandse
zaken en veiligheidsbeleid.

° Daarnaast heeft men ook vakraden die metertijd zijn gegroeid :

- Economische en financiële zaken (ECOFIN)

- Justitie en binnenlandse zaken (JBZ)

- Werkgelegenheid, volksgezondheid, sociaal beleid en consumentenzaken

- concurrentievermogen (interne markt, industrie en onderzoek)

- Vervoer, telecommunicatie en energie

- Landbouw en visserij

- Jeugdzaken, cultuur, sport en onderwijs

- Milieu

Om de 6 maand wordt een lidstaat verkozen tot voorzitter. Per raad is de minister
van de materie (bv. milieu), van de voorzittende lidstaat bevoegd, behalve
buitenlands beleid -> voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger!

De raad wordt bijgestaan door een secretariaat met aan het hoofd een secretaris-
generaal.

De leden komen samen in Brussel

2. Bevoegdheden:

125
Dit is het belangrijkste besluitvormend orgaan van de EU -> hoofdwetgever.

° De wetgevende bevoegdheid: De Raad van de Europese Unie oefent voornamelijk


de wetgevende bevoegdheid uit, samen het Europees Parlement. De
oorspronkelijke wetgever is de Raad van de Europese Unie. Zij zijn de belangrijkste
wetgevers. Maar sommige besluiten genomen door de raad van de Europese Unie
gebeuren in samenspraak met het Europees parlement. Daarnaast oefent de Raad
samen met het Parlement de begrotingstaak uit.

° Algemeen economisch beleid van de lidstaten coördineren: Ze sluiten verdragen,


onderhandeld door de commissie, met derde landen of met de internationale
organisaties.

3. Besluitvorming en belangen:

Er zijn 3 manieren om te stemmen: dubbele meerderheid (de regel), unanimiteit


(uitzondering) en gewone meerderheid (uitzondering)

dubbele meerderheid:

Oorspronkelijk:

1. 72,27% (232 van 321) van de stemmen, de stemmen zijn o.b.v. van de
grootte van de lidstaten verdeeld en het moet een combinatie zijn van grote
en kleine lidstaten

2. deze 72,27% moet de meerderheid van de lidstaten inhouden (zodat kleine


lidstaten ook nog iets te zeggen hebben)

3. deze 72,27%, en dus de meerderheid van de lidstaten, moet 62% van EU


bevolking tellen

Vanaf 2013 (toetreding Kroatië):

1. 73,86% (260 van 352) van de stemmen

2. deze 73,86% moet de meerderheid van de lidstaten lidstaten inhouden

3. deze 73,86% moet 62% van de EU bevolking tellen


Vanaf 2014:
1. 55% van de regeringen

2. deze 55% moet 65% van de EU bevolking tellen

3. dankzij Polen kunnen lidstaten tot 2017 vragen om het oude systeem toe
te passen

Behartigt de belangen van de lidstaten.

126
7.2.5 Europese Commissie

1. Samenstelling:

28 commissarissen: één per lidstaat (tegemoetkoming voor Ierland), de voorzitter


inbegrepen. Voor 2004 hadden grote staten 2 commissarissen en kleine staten
slechts 1. De commissarissen worden in de commissie benoemd op basis van hun
bekwaamheid. Ze zijn onafhankelijk van de lidstaten, zelf al spelen de lidstaten
een rol bij hun benoeming. Ze opereren niet names een lidstaat. Marianne Thyssen
is niet de commissaris van België, maar de commissaris van werk, sociale zaken,
vaardigheden en arbeidsmobiliteit.

Hoe verloopt de benoeming? De commissarissen wordt benoemd voor 5 jaar en zijn


herbenoembaar. Zoals reeds gezegd speelt het parlement een rol in de benoeming
van de commissie: het Europees Parlement moet instemmen met een nieuwe
commissie. Hoe gebeurt dat ? De lidstaten discussiëren over een potentiële
kandidaat-voorzitter. Deze moet zijn ideeën toelichten. Wanneer ze komen tot een
consensus IUR wordt deze persoon doorverwezen naar het Europees parlement en
hij zal dan zijn profiel en beleid toelichten. Het Europees parlement zal dan vragen
stellen, hierna volgt een stemming door het Europees parlement. Als de stemming
positief is, dan keert hij terug naar de lidstaten, worden een aantal kandidaten
naar voor geschoven en uiteindelijk gaat hij in samenspraak met anderen zijn ploeg
samenstellen. Eens deze samengesteld, dan gaan ze opnieuw naar het Europees
parlement en dan gaat het Europees parlement opnieuw stemmen. Ze gaan niet
persoon per persoon stemmen maar stemmen over heel de groep. Als het
parlement zelfs slechts over één persoon niet akkoord is, dan zullen ze tegen
stemmen en moet dan de hele groep naar huis gaan en opnieuw een nieuwe groep
samengestellen. Als het parlement ja stemt, dan worden de commissieleden
benoemd door de lidstaten.

De zetel is in Brussel

2. Bevoegdheden:

°Autonome beslissingsbevoegdheid: Er zijn een beperkt aantal, dat expliciet in de


verdragen vernoemd worden en die toekomen aan de Europese commissie. Dit
worden ook wel de originaire bevoegdheden genoemd:

-> Steunmaatregelen

-> Mededingingsrecht: eerlijke concurrentie voeren, geen geheime samenkomsten

° Naast de originaire bevoegdheden heeft de Commissie ook nog door de Raad


gedelegeerde bevoegdheden (bv. bestuursbevoegdheid). Via speciale
comités probeert de Raad in veel gevallen een stevige vinger in de pap te
houden.

°Initiatiefrecht: De commissie heeft het wetgevend initiatief. Dit houdt in dat in


alle gevallen waarin de Raad bevoegd is besluiten te nemen, er een voorstel van de
Commissie moet zijn. Het wetgevend initiatief wordt gestuurd naar de Raad en het
Europees parlement waar de beslissingen worden genomen. Maar het Europees
parlement kan ook vragen aan de commissie om dat initiatiefrecht uit te voeren.
127
Eerst had enkel de Commissie het initiatiefrecht, sinds het Verdrag van Lissabon
ook de Raad bij 72%. De gevolgen van het initiatiefrecht worden enkel door het
Parlement en de Raad geregeld.

°De commissie voert de begroting uit

°Externe vertegenwoordiging: De commissie is de instelling die de Europese Unie


vertegenwoordigd in de buitenwereld.

°Dus wanneer er verdragen moeten worden onderhandeld, zal de commissie dit


doen. Bv: De ambassades van de Unie zijn een vertegenwoordiging van de Unie.
Maar! De verdragen sluiten doet de raad.

°Toezichthoudende bevoegdheid: De commissie is de hoedster van de verdragen


en is belast met het toezicht op de naleving van het Unierecht, zowel door de
lidstaten als door de natuurlijke en rechtspersonen. Het is dus de commissie die
nagaat of de lidstaten de Europese rechten respecteren. De commissie doet dat
omdat het de belangen behartigd van de Unie. Indien blijkt dat een lidstaat het
Unierecht niet respecteert dan zou de Commissie de lidstaat voor het Hof van
Justitie kunnen brengen.

3. Besluitvorming en belangen:

Behartigt de belangen van de hele Unie. Men merkt dit aan de hand van de
bevoegdheden.

128
7.2.6 Hof van Justitie van de Europese Unie
1. Samenstelling:
De zetel is in Luxemburg en het heeft 3 organen:
- Hof van Justitie (sinds EGKS)
- Gerecht (sinds 1988)
- gespecialiseerde rechtbanken
Hof van Justitie

Het Hof bestaat uit 28 rechters (1 per lidstaat), benoemd voor een periode van 6
jaar door de lidstaten en ze zijn herbenoembaar. Het hof telt ook 8 advocaten
generaal = Geven adviezen aan het hof vooraleer ze uitspraak doen. Het Hof is niet
verplicht ze na te volgen, maar kunnen zich wel laten inspireren. Het hof is niet
gebonden door het advies van de advocaten generaal.

Gerecht

opnieuw 28 rechters, komen in principe samen in kamers van 1, 3 of 5 rechters,


uitzonderlijk in plenaire (=voltallige) zitting.

2. Bevoegdheden:
Hof van Justitie

°Het hof verzekert de eerbiediging van het Unierecht bij de uitlegging en


toepassing van de Verdragen. Het is het rechterlijk orgaan dat uitspraak zal doen
over de toepassing van het Europees recht.

°Het hof heeft een ruime bevoegdheid over alles wat vroeger de communautaire
peiler was (tijdens het verdrag van Amsterdam). Dit is met het verdrag van
Lissabon uitgebreid naar het buitenlands beleid en het veiligheidsbeleid
(beperkte bevoegdheid).

°Het verdrag van Lissabon heeft ook de bevoegdheid van het hof uitgebreid naar
binnenlands beleid en justitiële samenwerking wanneer het straf of
politiezaken betreft. Dit is ook beperkt.

°Het Hof geeft adviezen over interne akkoorden en speelt een rol bij de naleving
van mensenrechten. Bij verdrag van Lissabon zijn de grondrechten niet
opgenomen maar werd gezegd dat het Hof toezicht moet houden op de naleving
van deze grondrechten.

Gerecht

Als een antwoord op het feit dat het Hof alsmaar meer zaken moest behandelen
(de werklast van het Hof nam toe) werd in 1988 beslist om een Gerecht van eerste
aanleg op te richten. Dat gerecht van eerste aanleg veranderd van naam met
verdrag van Lissabon: het Gerecht.

129
°Het Gerecht heeft oorspronkelijk een 3-delige bevoegdheid:
- klachten inzake EU-ambtenaren
- beroepen (bv. tot nietigverklaring) ingeschakeld door natuurlijke
en rechtspersonen
- schadevergoeding ingesteld tegen de EU
In 2005 : nieuw gerecht toegevoegd : voor de klachten inzake EU ambtenaren. 7
rechters.

3. Besluitvorming en belangen:

130
7.2.7 De Europese Centrale Bank (ECB) en de (Algemene)
Rekenkamer 1. Samenstelling:
ECB
- Bestaat uit een directie van 6 leden, die benoemd worden door de Europese
raad.
- De voorzitters/presidenten van de nationale banken van de Europese landen.
- Ledenraad: samengesteld uit alle presidenten van de landen (niet enkel van de
Europese landen.)

Rekenkamer

1 lid per lidstaat

2. Bevoegdheden:
ECB

- machtigingen geven tot het uitgeven van de euro


- besturen van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB), dat tot
hoofddoel heeft de prijsstabiliteit binnen de Unie te handhaven
- heeft een rol in de besluitvorming van de Unie op monetair vlak
De ECB voert dus het monetair beleid

Rekenkamer

Onderzoekt (sinds 1975) de inkomsten en uitgaven van de EU en brengt jaarlijks


rapport uit aan de Raad en het Parlement (begroting vaststellen!)

3. Besluitvorming en belangen:

131
7.3 Financiering van de Europese Unie
Oorsprong: In tegenstelling tot EGKS dat vanaf het begin over eigen inkomsten
beschikte, werden oorspronkelijk de 2 andere supranationale organisaties (EEG/EG
en EURATOM) gespijsd door bijdrage van de lidstaten. Dus oorspronkelijk beschikte
de Europese Unie niet over eigen middelen, hun inkomsten waren enkel bijdragen
van de lidstaten. Sinds 1971 krijgen die twee andere supranationale organisaties
eigen middelen. Sinds 1975 controleert de Rekenkamer dit.

Welke?
° Heffingen die vastgesteld zijn in het kader van het landbouwbedrijf
° Douanerechten

°Aanvullende middelen: rechtstreekse bijdrage van de lidstaten.

132
8. De communautaire rechtsorde

8.1 Primaire bronnen


°De oprichtingsverdragen (EGKS, EEG en EURATOM) en de wijzigingsverdragen
(Nice, Amsterdam, …). (De verdragen behoren tot het primaire UNIERECHT). Het
zijn de oorspronkelijke verdragen die de gemeenschappen vorm hebben gegeven.
Het is deze verdragen dat bevoegdheden toekennen/toegekend hebben aan
organisaties.

°Algemene rechtsbeginselen van EU recht: Die algemene rechtsbeginselen zijn


niet noodzakelijk dezelfde als die van nationale rechtsordes. Bv.
gelijkheidsbeginsel, goede trouw, …

°Internationale verdragen: Naast de oprichtingsverdragen heeft de Europese Unie


vandaag een bevoegdheid om verdragen te sluiten met derde staten. Sommige van
deze verdragen geven soms aanleiding tot de uitbreiding van instellingen. De
verdragen die gesloten worden met andere landen bv. Verdragen tussen de
Europese unie en Mexico. Voor sommigen behoort dit ook tot het primair recht. Bv.
handelsakkoorden, toetredingsakten, …

°Internationaal recht: Het internationaal recht moet aangepast worden aan


Europese context. Het Europees recht is een domein van het Internationaal.
Daarom is het internationaal recht ook een primaire bron van Europees Unierecht.
Het kan gebeuren dat Hof van justitie van de Eu-Unie verwijst naar de bronnen van
het internationaal recht om uitspraak te doen of voor het interpreteren van een
bepaalde zaak. Bijgevolg zijn internationale verdragen, internationaal
gewoonterecht enz. ook een bron van het recht voor de Europese rechtstakken.

°Art 6 Verdrag van Lissabon

8.2 Secundaire bronnen?


De secundaire bronnen in overeenstemming moeten zijn met de primaire bronnen.
De secundaire bronnen mogen de primaire bronnen niet schenden. En indien ze
het wel zouden doen dan zouden ze nietig kunnen verklaard worden.

° De besluiten die aangenomen worden door de Eu instellingen: Het secundair


gemeenschaps recht zal gaan over de besluiten die aangenomen worden door de
instelling van de Eu-Unie. Die besluiten moeten in overeenstemming zijn met het
primair gemeeschapsrecht/Unierecht. Het is via het primair Unierecht dat staten
bevoegdheid geven aan de Unie, bijgevolg moeten zijn in het kader van hun
bevoegdheden, besluiten nemen. Anders zou het zijn alsof het is dat de UNIE
soeverein is terwijl het de lidstaten zijn die souverein zijn.

De staten zijn verplicht deze besluiten toe te passen. Behalve in de domeinen


waarover de lidstaten geen soevereiniteit hebben afgestaan.

133
Art. 288 VWEU somt de belangrijke besluiten van de Europese Unie op: Men
verwijst er naar:

- Verordeningen: binden

- Richtlijnen: bindend

- Besluiten: bindend

- Aanbevelingen: niet bindend

- En adviezen: niet bindend

Waarom zijn verordeningen belangrijk? Omdat de definitie zelf die opgenomen is


in die bepaling van het verdrag stelt dat : een verordening een algemene
strekking heeft en is verbindend in al haar onderdelen, maar ook rechtstreeks
toepasselijk in elke lidstaat.
➔ Men kan verordeningen vergelijken met materiële wetten, omdat zij
algemeen en objectief bepaalde regels uitvaardigen en die doorgaans van
toepassing zijn op een onbeperkt aantal voorgeschreven gevallen en
personen.
De definitie zegt: verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk.Het is dus een
directe bron van rechten en plichten voor zowel burgers, bedrijven, eu
instellingen en lidstaten en dat daarvoor geen tussenkomst vereist is van de
lidstaten.

Gevolg: De lidstaten kunnen rechten en plichten dragen en deze hebben een


ruime draagwijdte. Het heeft effect in de lidstaten zonder dat de lidstaten
daar tussenkomen. Dwz dat wij, burgers, rechten kunnen putten uit een
verordening, en deze zal van kracht zijn zonder dat de lidstaten moeten
tussenkomen.
➔ Richtlijn: Lidstaten hebben de flexibiliteit om zelf hun maatregelen te
bepalen, maar binnen afgesproken periode. Het is in principe gericht tot een
lidstaat, uitzonderlijk ook tot particulieren. In een richtlijn wordt een
periode bepaald om tot een doelstelling te komen (Er moet een resultaat
bereikt worden binnen een aantal jaren. Maar de lidstaat mag kiezen hoe hij
dat gaat doen (invullen).

Vb: Stel er is een doelstelling -> binnen 10 jaar moet op elk pak sigaretten
een doodskop staan en schrijven is schadelijk voor enz. , de lidstaten mogen
kiezen we gaan die doelstelling bereiken op die of die manier. Het moet
alleen de doelstelling bereiken binnen de termijn die vastgesteld is binnen
de richtlijn. Dus de lidstaat zal noodzakelijk maatregelen moeten nemen,
dus omzetten naar nationaal recht. Er zijn dus een aantal verschillen tussen
richtlijnen en verordeningen. Verschillen:
Richtlijnen zijn doelgericht, verbindend maar niet algemeen verbindend.
Verordeningen zijn op basis van de definitie rechtstreeks toepasselijk in de
lidstaat. Terwijl de richtlijn enkel in bepaalde omstandigheden toepasselijk
zal zijn.

134
Verordeningen zijn toepasselijk naar particulieren terwijl richtlijnen enkel
gericht zijn naar lidstaten. Verordeningen kunnen dus ingeroepen worden
tegen zowel de particulieren als tegen de lidstaten. Terwijl richtlijnen enkel
ingeroepen kunnen worden tegen de lidstaten.

➔ Besluiten: vroeger werden besluiten beschikkingen genoemd. Besluiten zijn


altijd individueel gericht. Het zijn geïndividualiseerde toepassingen van
algemene regels ofwel van het secundair of primair recht. Besluiten zijn
zoals verordeningen verbindend in al hun onderdelen en kunnen
particulieren rechten toekennen of verplichtingen. Maar beschikkingen zijn
individueel gericht (niet algemeen gericht zoals de verordeningen). Ze
hebben dat dus gemeen met richtlijnen. Het verschil met richtlijnen:
beschikkingen kunnen ook plichten opleggen aan particulieren terwijl
richtlijnen enkel plichten kunnen opleggen aan de overheid.

8.3 Aantal vormvoorschriften van EU besluiten en


karakteristieken van de communautaire rechtsorde
Kenmerken:

° Motiveringsplicht: Een besluit moet met redenen omkleed zijn en moet ook
aantonen wat de rechtsgrondslag is. Elk van deze besluiten moet uitleggen op
welke basis het is genomen en moet aantonen dat de procedure gevolgd is geweest
(dat er geen procedurefouten zijn). Een besluit moet ook verwijzen naar de
verslagen of de adviezen die in de loop van de besluitvorming zijn doorlopen.
Met andere woorden welke stappen gevolgd zijn geweest. Men moet kunnen
aantonen (in de preambule), dat er een rechtsgrondslag is in de primaire bron. Men
moet ook aantonen op welke basis, wat de rechtsregel is die de bevoegdheid geeft
aan de Europese unie. (Op welke basis een bevoegdheid werd toegekend).

Dus: Welke is de wettelijke basis, is de procedure juist gevoerd, zijn de


verschillende instellingen die een rol moesten spelen volgens de primaire bronnen
opgetreden en welke adviesteksten zijn er allemaal geweest.

° Publicatie & Inwerkingtreding: De besluiten moeten gepubliceerd worden in het


publicatieblad van de Europese Unie.

Het publicatieblad verschijnt in alle officiële talen (24) van de Europese Unie (23
talen). Ze zijn in al deze talen Authentiek. Het is niet zoals in het internationaal
recht waar men 7 authentieke talen heeft. In het Europees recht zal het besluit in
het Nederlands dezelfde waarde hebben als de tekst in het Grieks enz.
Die besluiten treden in werking op de dag zoals bepaald in het besluit zelf. Indien
dit er geen dag bepaald is, dan is het de 20ste dag na de bekendmaking, of indien
niet bekendgemaakt vanaf het moment dat de geadresseerde het weet.

135
Karakteristieken van de communautaire rechtsorde:

° Eerste kenmerk: Autonoom en supranationaal karakter.

Al de verdragen (die behoren tot het primair Europees Unierecht) creëeren een
speciale rechtsorde, namelijk een supranationale rechtsorde.
Deze supranationale rechtsorde creëert een eigen specifieke band tussen enerzijds
de particulieren en de Europese unie, anderzijds put men rechten en plichten uit
de Europese autonome rechtsorde (dit is een verschil met de internationale
rechtsorde).

Er zijn verbanden gecreëerd waar wij rechten en plichten gekregen hebben op


basis van dat Europees recht. Het zijn niet meer de staten zelf die deze rechten en
plichten bepalen.

In dat kader spelen de twee arresten een belangrijke rol (te lezen arresten). Het
zijn de twee baanbrekende arresten geweest.

Van Gend en Loos: In deze zaak omschreef het Hof van Justitie de communautaire
rechtsorde als een eigen nieuwe rechtsorde in het volkenrecht, maar het is een
speciale rechtsorde in het volkenrecht. Waarom? Want de lidstaten hebben op een
beperkt domein hun soevereiniteit definitief afgestaan (in tegenstelling tot andere
bevoegdheden in het internationaal recht.)

Het gevolg: De rechtstreekse werking van het Europees recht in de nationale


rechtsorde. Doordat men een stuk soevereiniteit heeft afgestaan aan de organisatie
kan de organisatie naar individuen toe rechten en plichten creëren onafhankelijk
van de lidstaten. Het gemeenschapsrecht vormt een autonome, dynamische
rechtsorde.

Costa/ENEL: Die speciale rechtsorde leidt ertoe dat indien er een tegenstrijdigheid
is met de nationale rechtsorde er voorrang verleend wordt aan het Europees recht.

Er is dus een rechtstreekse werking en voorrang van het Unierecht. Ongeacht of


we in een Dualistische of monistische staat leven.

Hebben al deze regels rechtstreekse werking? Neen want de Europese Unie is ook
bevoegd voor domeinen die intergouvernementeel zijn. Bovendien kan het zijn dat
het niet de bedoeling is van de wetgever op Europees niveau om aan u en ik
rechtstreekse plichten toe te kennen. Alleen het Hof heeft een aantal criteria
uitgewerkt om te weten wanneer een aantal regels voldoet aan de rechtstreekse
werking en de voorrang van het Unierecht.

De 4 arresten:

🡪Wie zijn de partijen? Wie spreekt de zaak uit? Wanneer is de zaak uitgesproken?
Wat is de contact? Geef de procedure? Op welke manier? Wat zijn de verschillende
argumenten? Waarom heeft het Hof dit besluit gekozen?

1) Gent en Loos:

- Was eerst een nationale procedure (nationale rechtbanken en hoven) en


daarna is de zaak pas naar het Hof van Justitie gegaan.
136
- Het is een Nederlands transport bedrijf

2) Costa/ENEL:

137

You might also like