Professional Documents
Culture Documents
Zaaknummer NL23.15036
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Inhoudsindicatie Aanvraag mvv, gegrond, nieuwe beslistermijn van 8 weken tenzij nader
onderzoek dan 20 weken
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.15036
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam]
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
en
Inleiding
Eisers hebben op 12 september 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv)
voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 17 maart 2023 hebben eisers de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris) in
gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben vervolgens op 18 mei 2023
beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder
zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften
over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht
tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om
op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het
bestuursorgaan is ontvangen.
4. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u,
eerste lid, Vw). De staatssecretaris heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat
deze termijn is verstreken, dat eisers de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat
sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
6. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023
(ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om
gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in
artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog
beslissen op dergelijke aanvragen. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit
voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
7. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de staatssecretaris van plan is
een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie. De rechtbank bepaalt daarom dat de
staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag
bekend moet maken, tenzij de staatssecretaris binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval
moet de staatssecretaris binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op
de aanvraag bekend maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een
dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de
staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond
van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat
meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de
verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
10. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de
rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig
verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft de
staatssecretaris dit niet te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier
en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter