You are on page 1of 10

DE TWEEDE WONDERVERZADIGING

Marcus 8, 1-10

Gillian Storme
1.INLEIDING3 2.PERIKOOP3 3.SYNCHRONEANALYSE4
3.1Achtergrond4 3.2. Opbouw4 3.2.1. Inleiding: 8,1-34 3.2.2. Midden: 8,4-84 3.2.3. Slot:
8,9-104 3.3. Hoofdrollen5 3.2.1. Jezus5 3.2.2. De leerlingen5 3.2.3. Devolksmenigte5 3.4.
Opmerkzaamheden5 3.5. Titels6 3.6. Actantenschema7 3.7. Aardrijkskundig7
4.DIACHRONEANALYSE7 4.1Situering7 4.2. Verwijzingen8 4.2.1. Begrippen8 4.2.2.
Getallen9 4.3. Kerkelijk9 4.3.1. Kerkelijkjaar9 5.BOODSCHAP10 5.1.Wonder10 5.1.1.
Uitleg10 5.1.2. Boodschap10 6.SLOT10
2
1. INLEIDING
Mijn perikoop gaat over de tweede broodvermenigvuldiging in het achtste hoofdstuk van het
Marcusevangelie. In deze passage van tien verzen wordt er beschreven hoe Jezus een
volksmenigte van zo’n vierduizend mensen te eten geeft. Er zijn slechts enkele broden en
vissen ter beschikking, maar uiteindelijk wordt iedereen verzadigd en zijn er zelfs nog
overschotten. In het Marcusevangelie staat er al een vermeerderingswonder dat zich hiervoor
afspeelt namelijk in hoofdstuk zes, verzen 30 tot en met 44. In die passage wordt er nog wat
overdreven bij de aantallen, want daar wordt gesproken over vijf broden en twee vissen en
wel vijfduizend mensen. Er staat nog een verhaal van de broodvermenigvuldiging in het
Matteüsevangelie, maar dat kan misschien gekopieerd zijn vanuit Marcus omdat zijn
evangelie eerder werd geschreven. Er zijn slechts enkele vermeerderingswonderen in de
Bijbel te lezen met een duidelijk motief over Jezus. Deze perikoop is behandeld via de
werkwijze van de synchrone en de diachrone analyse. Allereerst stel ik de tekst voorop vanuit
de synopsis van Denaux-Vervenne en daarna volgt de analyse met op het einde de boodschap
die deze passage wil duidelijk maken.

2. PERIKOOP
1 In die dagen,
toen er weer een grote volksmenigte was
en ze niets hadden wat ze konden eten,
riep hij de leerlingen bij zich
(en) zei hun:
2 “Ik heb medelijden met de volksmenigte,
want al drie dagen blijven ze bij me
en ze hebben niets
wat ze zouden kunnen eten,
3 en als ik hen hongerig wegzend naar huis,
zullen ze onderweg bezwijken ;
en enkelen van hen zijn van ver gekomen”.
4 En zijn leerlingen antwoordden hem :
“Waarvandaan
zou iemand deze hier kunnen verzadigen
met broden in een woestenij ?”
5 En hij vroeg hun :
“Hoeveel broden hebben jullie ?”
Zij nu zeiden:
“Zeven”.
6 En hij droegˡ de volksmenigte op
te gaan liggen op de grond; ;
en hij nam de zeven broden,
en hij dankte
(en) brak en gaf ze aan zijn leerlingen
opdat ze die voortzetten ;
3
en ze
zetten die voor aan de volksmenigte.
7 En ze hadden enkele visjes
en hij zegende die
(en) zei ook deze voor te zetten.
8 En ze aten en werden verzadigd ;
en ze namen de overschotten
van de brokken op :
zeven manden.
9 Ze waren nu ongeveer met vierduizend
En hij zond hen weg.
10 En terstond stapte hij in de boot
met zijn leerlingen
(en) ging naar het landdeel van Dalmanuta.

3. SYNCHRONE ANALYSE
3.1 Achtergrond
Jezus bevindt zich in de periode waarin Hij verkondigt en wonderen doet. In het hoofdstuk
voorafgaand geneest Hij enkele mensen op een wonderbaarlijke manier en in het verhaal
hierop volgend gaan de farizeeën in discussie met Hem. Jezus was dus populair als genezer
en verkondiger. Wanneer deze passage zich precies afspeelt is moeilijk te zeggen, want er
wordt geschreven: ‘In die dagen toen er weer een grote volksmenigte was en ze niets hadden
wat ze konden eten’. Wat er daaruit kan afgeleid worden is dat Jezus een bekendheid was,
anders zouden er geen menigtes op Hem afkomen.
3.2. Opbouw
3.2.1. Inleiding: 8,1-3
Het verhaal opent zich bij een grote samenkomst van vele mensen die allen honger krijgen.
Uiteindelijk uit Jezus zijn bezorgdheid en medeleven voor deze mensen. Er is daarbij ook een
zekere verantwoordelijkheid (bij) te vinden. Hij wil ze zeker niet zomaar laten vertrekken
zonder dat ze weer op krachten zijn gekomen.
3.2.2. Midden: 8,4-8
Verder gaat het meer over het vermeerderingswonder. De leerlingen weten het probleem niet
op te lossen. Jezus krijgt dan een duidelijke leidersrol of, nog beter gezegd, een herderrol. Hij
geeft namelijk zijn hongerige schapen – zijn volgelingen - te eten. Jezus komt een beetje over
als de redder van de dag voor al die mensen. Om duidelijk te maken dat werkelijk iedereen
genoeg gegeten had, staat er dat er overschotten waren. Jezus is dus geslaagd in zijn opdracht
in deze passage.
3.2.3. Slot: 8,9-10
Alles is afgelopen en het is voor iedereen tijd om te vertrekken. De menigte gaat
waarschijnlijk terug naar hun huis en Jezus en zijn leerlingen zetten hun reis verder naar de
volgende bestemming. Er wordt dus aangegeven dat dit nog niet direct het einde is van de
weg die Hij gaat, want ze trekken juist door.
4
3.3. Hoofdrollen
3.2.1. Jezus
Er wordt elf keer verwezen naar de persoon van Jezus in dit verhaal en er is wel een zekere
bezorgheid te merken bij Hem over de volksmenigte, want Hij had medelijden met hen.
Daarna geeft Hij iedereen voldoende eten door het wonder dat plaatsvindt en uiteindelijk
stuurt Hij iedereen weg, behalve zijn leerlingen want met hen gaat Hij verder. 3.2.2. De
leerlingen
De leerlingen worden nogal abstract beschreven. Er wordt geen aantal genoemd, dus is het
moeilijk om te zeggen hoe groot deze groep eigenlijk wel niet was. Daarnaast is het ook
onduidelijk wie deze leerlingen waren, want er zijn geen namen en beschrijvingen. 3.2.3.
De volksmenigte
Over de volksmenigte wordt er eerst gezegd dat die groot was en meer naar het einde toe zou
die ongeveer zo’n vierduizend mensen tellen. Wat wordt gezegd is dat ze verzadigd waren en
dat ze daarna weg gingen. Er zouden naar schatting in de tijd van Jezus 55.000 inwoners
leven in Jeruzalem. Jeruzalem bevindt zich wel een dagreis verder van waar het
wonderverhaal zich afspeelt. maar het lijkt toch een realistisch. Het zou zeker kunnen dat het
aantal er totaal naast lag, want er staat in de tekst ‘ongeveer’ en een menigte van vierduizend
man tellen zonder enige middelen werd waarschijnlijk ook niet gedaan. Het lijkt me logischer
dat er achteraf werd geschat hoeveel aanwezigen er uiteindelijk waren. Wat er ook af te leiden
is vanuit de tekst, is dat er enkelen van ver gekomen waren. Hoe ver juist wordt niet verteld,
maar waarschijnlijk te ver voor een reis zonder enige voedselbronnen. Opmerkelijk is dat er
wordt vermeld dat die volksmenigte al drie dagen bij Jezus bleef. Dat is geen lange periode in
die tijd, maar het zal eerder niet tijdens de sabbat gevallen zijn, want het zou verrassend zijn
dat joden, die zich streng aan de regels van hun geloof hielden, hiertegen in zouden gaan.

3.4. Opmerkzaamheden
Woestenij
De woestenij kan staan voor een lege plek waar er niets of niemand is. Het is daarnaast ook
niet echt een plek om lang te verblijven, maar eerder een plek waar men gaat omwille van de
eenzaamheid.

Visjes
Het verhaal speelt zich af vlak bij een meer, dus lijkt het logisch dat die visjes daarvandaan
zouden komen.

Broden
De leerlingen hadden waarschijnlijk nog zeven broden over van hun reis die ze aan het maken
waren. Die broden zouden dan oorspronkelijk bestemd zijn voor de leerlingen zelf om hen te
voeden en om op krachten te komen.

5
Consecratie
Er is een heel duidelijke eucharistische verwijzing, namelijk in vers zes. Daar worden de
woorden die tijdens de consecratie worden uitgesproken duidelijk gebruikt. Ze worden ook in
de identieke volgorde geplaatst zoals in de eucharistie en dit enkel met het brood en niet met
vis, want vis wordt niet geconsacreerd. Het kan zijn dat Marcus dit al schreef nadat de eerste
eucharistievieringen onder de christenen reeds plaatsvonden en dat hij hier naar zou
verwijzen in zijn catecheses.

Drie
In vers 2 staat dat de menigte al drie dagen bij Jezus aanwezig was. Drie dagen is een hele tijd
met kans op gewenning en onderling contact. Hoe die dagen zijn verlopen, wordt niet
vermeld.

Zeven
Er waren zeven broden die de leerlingen bij hen hadden. Dat wil zeggen dat het lang niet
genoeg was om iedereen te voeden. Er wordt dus duidelijk gemaakt dat er een te beperkte
voedselvoorraad aanwezig was.

Vierduizend
De volksmenigte zou bestaan uit zo’n vierduizend verschillende personen. Dat is een groot
aantal om allemaal gevoed te worden, zeker in die tijd. Waarschijnlijk probeert de auteur te
zeggen dat er weinig eten was en veel hongerigen en dit is misschien wat overdreven in
aantallen.
3.5. Titels
Deze passage heeft in de Bijbelvertalingen verschillende titels gekregen. Hieronder zijn er
verschillende Nederlandstalige Bijbelvertalingen met elk hun eigen titel voor deze passage.

● NBG-vertaling 1951: De tweede wonderbare spijziging


● Statenvertaling editie 1977: Tweede wonderbare spijziging
● Nieuwe Bijbelvertaling 2004: Het tweede teken van de broden
● Herziene Statenvertaling 2010: De tweede wonderbare spijziging
● Willibrordvertaling 2012: Jezus geeft vierduizend mensen te eten
● Bijbel in Gewone Taal 2014: Jezus geeft veel mensen te eten
● NBV21: Het tweede teken van de broden

Wat er wordt duidelijk gemaakt is dat dit de tweede keer is dat er voedsel wordt
vermenigvuldigd, vooral brood, en dat gaat om de spijziging en het eten ervan.

6
3.6. Actantenschema

Dit is het actantenschema bij deze perikoop. Het is duidelijk dat Jezus medelijden heeft, Hij
wordt hierdoor onder druk gezet en besluit om actie te ondernemen. De leerlingen stribbelen
wel wat tegen, want ze hebben geen enkel idee waar ze eten vandaan kunnen halen ondanks
het feit dat ze toch voedsel bij hebben, maar dat vertellen ze niet direct. Jezus krijgt
uiteindelijk wat voedsel bij zich en vanuit God volgt de vermenigvuldiging van de broden
en de visjes. Daaruit groeit er een overvloed aan voedsel. Maar door het wonder zelf hebben
de mensen nog geen eten kunnen krijgen. De leerlingen moeten het voedsel dus voortzetten
van Jezus en daarmee wordt waarschijnlijk bedoeld dat ze de volksmenigte gaan
bevoorraden van brood en vis waardoor de iedereen zich kan verzadigen. Met de
volksmenigte wordt er geoogd op alle mensen over de gehele wereld, want iedereen mag
deel uitmaken van die maaltijd.

3.7. Aardrijkskundig
In het vierde vers wordt er woestenij vermeld en in het tiende vers staat dat Jezus in een
boot stapte en vertrok naar Dalmanuta. Deze passage zou dus kunnen hebben
plaatsgevonden in een droog woestijnachtig gebied dicht bij een meer. Hoogstwaarschijnlijk
vond dit dan ergens plaats aan het Meer van Galilea. Dalmanuta is een onbekende plaats die
gelegen is aan de oevers van het Meer van Galilea. Er is enige discussie of deze plaats niet
gewoon Magdala is oftewel dicht bij Magdala lag. Waar het zich precies bevindt is
onduidelijk, maar aangezien Magdala niet ver ligt zou dit gelegen zijn aan de westkust van
het Meer van Galilea. Logischerwijze zou de plaats voor dit wonder dan ergens aan de
oostkust van Galilea hebben plaatsgevonden.

4. DIACHRONE ANALYSE
4.1 Situering
Dit wonderverhaal is eigenlijk één van de laatste in het Marcusevangelie. Hiervoor heeft
Jezus al vele wonderen verricht en onder andere al een vermeerderingswonder. Jezus is dus
onderweg en maakt zijn identiteit steeds duidelijker aan zijn leerlingen, hoewel ze die niet
echt begrijpen. Inmiddels is Johannes de Doper al overleden en heeft Jezus ook al veel
kritiek mogen ontvangen van de schriftgeleerden die Hem niet graag zien verschijnen en
wonderen zien doen. Ondanks alle wonderen die Hij verricht wordt er ook wel de nadruk
gelegd dat die wonderen niet in het openbaar bekend mogen worden gemaakt, dus mag
niemand erover praten. In de passage ervoor geneest Jezus ook enkele mensen met als
laatste een doofstomme man in het gebied van Dekapolis.

7
4.2. Verwijzingen
4.2.1. Begrippen
Van ver
Er wordt verteld dat sommigen uit de menigte van ver komen. Er wordt aangetoond dat er
ook heidenen aanwezig zijn in de volksmenigte. Dit verwijst onder andere naar Jozua
hoofdstuk 9, wanneer de Chiwwieten uit Gibeon zich voorstellen aan de Israëlieten om een
vredesverdrag voor te stellen. Ook aan het begin van hoofdstuk 39 van Jesaja, wanneer
koning Hizkia enkele Babyloniërs voorstelt op de vraag van de profeet Jesaja, wordt dit
vermeld. Verder staat er in het tweede hoofdstuk van de brief aan de Efeziërs dat degenen
die in Jezus dichtbij zijn gekomen door zijn bloed, eerst ver afstonden van Hem. Dit begrip
wil dus zeggen dat er mensen aanwezig waren die niet vertrouwd waren met het jodendom
of met Jezus, maar dat die eerder heidenen waren.

Woestenij
De woestenij kan staan voor een lege plek van eenzaamheid en soberheid. Dit kan gepaard
gaan met het idee dat Jezus de menigte voedt zodat ze sterk zijn voor hun tocht naar huis
door de woestijn. Het woord ‘woestenij’ heeft ook een verwijzing naar het Oude Testament,
namelijk naar de uittocht uit Egypte en de reis naar het beloofde land door de woestijn. In
het Marcusevangelie komt een eerdere vermelding van de woestijn, namelijk in hoofdstuk
één, vers dertien, wanneer Jezus veertig dagen lang door Satan op de proef wordt gesteld in
de woestijn. De woestenij is dus een plaats van tijdelijk verblijf. Het is een lege plek van
beproeving.

Vis
Het ichthusteken, een simpele voorstelling van een vis, is eigenlijk het herkenningsteken
voor de christenen. In het Griekse IXTUS, bedacht door de eerste christenen, staat elke letter
voor een woord. De meest correcte vertaling van IXTUS zou zijn: Jezus, Christus, Zoon van
God, Redder.

Daarnaast komt dit begrip ook enkele keren in het Oude Testament voor. In het boek Tobit is
te lezen dat Tobias een grote vis vangt, die hij open snijdt en zijn hart, gal en lever eruit
neemt als medicijnen. De rest van de vis eet Tobias op. Verder is er ook nog een verwijzing
naar het boek Jona hierbij. In dat boek wordt Jona namelijk opgeslokt door een grote vis
waar hij drie dagen en drie nachten in verblijft.

Broden
Het brood is vooral bekend vanuit het laatste avondmaal en daar zegt Jezus dat het brood
zijn lichaam is. Dus bij het vermenigvuldigen van het brood geeft Jezus zichzelf aan de
menigte. Hij is namelijk het levende Brood en dat krijgt alsmaar meer vorm in het
Marcusevangelie. Daarnaast is brood ook basisvoedsel, dus gaat het ook gepaard met een
zekere eenvoud.

8
Doorheen de gehele Bijbel komt ‘brood’ veel voor, ongeveer zo’n vijfhonderd keer zelfs. De
allereerste verwijzing bevindt zich al bij Adam, wanneer God de mens vervloekt voor de
zondeval. Verder speelt het ook een belangrijke rol bij de uittocht uit Egypte, want daar
krijgen de Hebreeën zo goed als enkel ongedesemd brood te eten. Dat bevat een link naar
het joodse pesachmaal dat Jezus vierde en dat nu nog altijd gevierd wordt. In Ezechiël staat
zelfs een recept om brood te maken. Daarnaast is er in het Oude Testament zelfs nog een
voedselwonder te vinden. Namelijk in het tweede boek Koningen, aan het einde van het
vierde hoofdstuk. Daar voedt de profeet Elisa honderd profeten met twintig gerstebroden en
er zijn nog overschotten net zoals in het evangelie.

Boot
Een boot kan verwijzen naar verschillende dingen zoals in het boek Jona of in Genesis naar
de ark van Noach. In het totaal komt het woord ‘boot’ zo’n negentien keer voor in het
Marcusevangelie. Dat is redelijk veel, dus moet dat wel iets te betekenen hebben. In deze
passage wordt de boot eigenlijk gewoon gebruikt als transportmiddel om naar Dalmanuta te
varen. Doorheen het evangelie worden boten eerder praktisch gebruikt. Tijdens het varen
van de boot is men onderweg naar een volgende plek. Men weet niet altijd wat te
verwachten maar het vormt een zeker overgang naar het volgende dat komen gaat.

4.2.2. Getallen
Drie
Het cijfer drie kan verwijzen naar Jezus die op de derde dag verrezen is en naar de triniteit.
Over het algemeen komt dit getal veel voor in het Oude Testament, bijvoorbeeld bij
Abraham en de drie mannen, de drie zonen van Noach en hun vrouwen, enzovoort. Verder
worden er enkele keren in de Bijbel heel specifieke tijdsaanduidingen gegeven van drie
dagen, zoals wanneer Jona drie dagen in de buik van het zeemonster terechtkomt.

Zeven
Zeven is het getal van de volledigheid, want er zijn 7 dagen in de week. Het verwijst
daarnaast ook naar het aantal heidenvolkeren buiten Israël. Verder gaat het ook over de
Noachitische geboden die iedereen moest onderhouden. Die geboden staan vooral voor
gerechtigheid die moet gevestigd worden en daarnaast nog enkele regels tegen vloeken,
afgoderij, moord, diefstal, onzedelijkheid en tegen het eten van een levend dier. Het gaat dus
om een bepaalde vorm van universele eenheid, want het geldt voor iedereen om deze
geboden te onderhouden.

Vierduizend
Dit gaat ook over het universele, want dit verwijst naar alle mensen uit de vier windstreken.
Het getal 4 gaat dus over totaliteit.

9
4.3. Kerkelijk
4.3.1. Kerkelijk jaar
Dit evangelie wordt gelezen midden in de week. De datum waarop dit gelezen wordt is tien
februari. Op deze dag is er de gedachtenis van de heilige Scholastica. Zij was de zus van de
heilige Benedictus en ze leefde in de vijfde en zesde eeuw. Opmerkelijk is, is dat Scholastica
uit verdriet onweer veroorzaakte waardoor Benedictus bij haar moest blijven terwijl hij
weigerde en dat ze daarna nog maar drie dagen leefde. Opnieuw komt het getal drie naar
voren, verder is er geen directe vergelijking tussen de perikoop en deze heilige. Scholastica
staat bekend als de beschermheilige tegen onweer en hevige regen.

5. BOODSCHAP
5.1. Wonder
Het wonder in deze passage is een vermeerderingswonder. Het wonder toont dat er slechts
zeven broden en enkele visjes aanwezig zijn en daarmee moeten er zo’n vierduizend mensen
worden gevoed. Puur realistisch gezien is dit niet mogelijk, maar hierbij wordt aangetoond
dat niets onmogelijk is voor Jezus. Hij heeft zulk wonder al eens gedaan in hoofdstuk 6 en
nu wordt Hij op de proef gesteld om het nog eens te doen. Hiermee wordt dus duidelijk
welke kracht Jezus had en deze vindt zijn werking in de nobele daden. Hij toont de liefde
van God.
5.1.1. Uitleg
In deze perikoop gaat het dus om een vermeerderingswonder, maar daar wordt niet echt de
focus op gelegd. Het gaat eerder over Jezus zelf. Hij is de herder van een wanhopige kudde.
Hij zorgde ervoor dat iedereen at en werd verzadigd. Jezus draagt zorg voor zijn mensen.
Daarnaast geeft Hij hier ook een voorbeeld van één van de zeven werken van
barmhartigheid: de hongerigen spijzen.
5.1.2. Boodschap
Jezus is het levende Brood, daar wordt ook in het verhaal hierop volgend de nadruk op
gelegd. Als er in deze perikoop wordt gesproken over broden, dan gaat dit over Jezus. Er
wordt zelfs duidelijk verwezen naar de consecratie waar de transsubstantiatie plaatsvindt.
Jezus is het eeuwige voedsel dat iedereen verzadigt, vanuit Gods liefde. Die liefde is
bestemd voor iedereen.

6. SLOT
Dit was mijn perikoop aan de hand van synchrone en diachrone analyse over het tweede
vermeerderingswonder in het Marcusevangelie. Het toont aan dat Jezus voedsel is voor
iedereen en dat wij door Hem verzadigd kunnen worden.

10

You might also like