You are on page 1of 4

Geschiedeniswerkplaats 2e editie hoofdstuktoets 1 havo/vwo

Hoofdstuk 1: Jagers en boeren

[c] 1
Hieronder staan zes uitspraken (A-F). Noteer de letters van de drie juiste uitspraken.
(1 punt)

A De prehistorie is de eerste historische periode.


B De tijd van jagers en verzamelaars duurde tot 3000 v.C.
C Een kenmerkend aspect van het eerste tijdvak is de levenswijze van jager-verzamelaars.
D Een kenmerkend aspect van het eerste tijdvak is het ontstaan van landbouw en
landbouwstedelijke samenlevingen.
E Om voedsel en spullen te bewaren gingen jager-verzamelaars potten bakken.
F Tot de landbouwrevolutie leefden alle mensen in een samenleving van jager-verzamelaars.

2
Maak de juiste combinaties. Noteer de letters A-D met de erbij passende cijfers.
(1 punt)

A archeologie 1 christelijke jaartelling


B geschiedenis 2 geen geschreven bronnen
C het heden verklaren 3 geschreven bronnen
D het opdelen van tijd 4 het verleden kennen

3
De evolutietheorie is een voorbeeld is van wetenschap; scheppingsverhalen zijn dat niet. Leg
dit uit.
(2 punten)

[v] 4
Lees bron 1. Noem twee dingen die archeologen volgens deze bron te weten proberen te
komen door onderzoek van graven.
(2 punten)

Bron 1
De meeste voorwerpen uit het verleden zijn door toeval in de grond terecht komen. Ze
werden verloren of weggegooid. Of soms doelbewust in de grond gestopt, bijvoorbeeld bij
het begraven van de doden met bijgiften. Daarom zijn graven belangrijke informatiebronnen
voor de archeoloog. De manier waarop mensen in het verleden met hun doden omgingen
en ook hun gedachtewereld kunnen zo ten dele achterhaald worden.
Naar: www.museumkennis.nl (12 augustus 2012).

5
Beschrijf in twee zinnen de grote economische verandering die wordt bedoeld met het begrip
'landbouwrevolutie'. Vermeld in je antwoord waar en wanneer deze voor het eerst
plaatsvond.
(2 punten)

© Noordhoff Uitgevers bv, 2013 1


[v] 6
Lees bron 2. Noem twee gevolgen van de landbouwrevolutie die in de bron worden
genoemd.
(2 punten)

Bron 2
Hedendaagse jager-verzamelaars, zoals die bijvoorbeeld in het Amazonegebied nog leven,
zijn gemiddeld vijf uur per dag bezig met activiteiten om aan de kost te komen. Verder doen
ze waar ze zin in hebben. Dat is een groot verschil met landbouwsamenlevingen, die om te
overleven veel meer uren zwaar werk moeten doen, zoals oogsten. Toch heeft het
boerenbestaan uiteindelijk de overhand gekregen omdat het meer zekerheid geeft en een
voedselvoorraad oplevert. Jager-verzamelaars moeten hun voedsel altijd vlug opeten.
Boeren hoeven dat niet.
Naar: H. van der Horst, Een bijzonder land, Amsterdam 2008.

[v] 7
Bekijk bron 3. Lees de vier uitspraken (A-D). Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.
(2 punten)

Uit deze afbeelding blijkt dat:


A de afgebeelde mensen aan jacht deden.
B de afgebeelde mensen aan landbouw deden.
C de afgebeelde mensen een ingewikkelde samenleving hadden.
D de afgebeelde mensen hun huizen in een rij bouwden.

Bron 3 Grotschildering (Zuid-Algerije, omstreeks 5000 v.C.).

Uit: Geschiedeniswerkplaats informatieboek 1 havo/vwo (Groningen, 2012).

© Noordhoff Uitgevers bv, 2013 2


8
Beschrijf drie sociale veranderingen die plaatsvonden door de landbouwrevolutie. Noem bij
elk een voorbeeld.
(3 punten)

[v] 9
Lees hieronder de zes feiten (A-F). Noteer de letters A-F in de juiste tijdsvolgorde.
(2 punten)

A Boeren in Drenthe bouwden hunebedden als familiegraf.


B Cro-magnonmensen tekenden in de grot van Lascaux.
C De grot van Lascaux werd ontdekt.
D In Zuid-Limburg begon de landbouw.
E Mensen begonnen zich vanuit Afrika over de hele wereld te verspreiden.
F Na de ijstijd ontstonden grote bossen in Midden- en Zuid-Europa.

[v] 10
Lees bron 4. In het informatieboek staat de zin: 'Het is nog steeds een raadsel hoe de
prehistorische boeren die enorme stenen op hun plek kregen.' Klopt deze zin met bron 5?
Leg je antwoord uit met een voorbeeld.
(3 punten)

Bron 4
Hunebedden komen niet alleen in Nederland voor, maar in grote delen van Europa. Het
moet veel tijd en inspanning gevergd hebben om ze op te richten. Als basismateriaal
gebruikten de bouwers de reusachtige zwerfstenen die ooit tijdens een van de ijstijden met
gletsjers waren meegekomen. Ze werden waarschijnlijk op boomstammen naar hun plaats
getrokken. Het is niet duidelijk of men die als rollers gebruikte of als slede. De stenen die als
dakbedekking dienden sleurde men over een aarden glijbaan omhoog, tot ze op de juiste
plek terechtkwamen, boven op twee tegenover elkaar geplaatste zwerfkeien. Aan dit alles
kwamen bovendien hefbomen te pas. De aarden baan haalde men dan weer weg. De
hunebedbouwers gebruikten ook trekossen.
Naar: H. van der Horst, Een bijzonder land, Amsterdam 2008.

[v] 11
Hieronder staan rechts drie soorten onderzoeksvragen (B, V, W). Links staan vier
onderzoeksvragen (1-4) die archeologen stelden toen ze de grotten van Bayeux
onderzochten.
Wat voor soort vragen zijn het? Maak de juiste combinaties. Noteer de cijfers 1-4 met de
erbij passende letters (B, V of W).
(2 punten)

1 Hadden de jager-verzamelaars die bij de grotten van B beschrijvende vraag


Bayeux leefden een aantrekkelijk leven? V verklarende vraag
2 Waardoor was het gebied bij de grotten van Bayeux W waarderende vraag
voor jager-verzamelaars een aantrekkelijk leefgebied?
3 Om welke reden verbleven de jager-verzamelaars bij
grotten van Bayeux?
4 In welke tijd verbleven er jager-verzamelaars bij het
grotten van Bayeux?

© Noordhoff Uitgevers bv, 2013 3


12
Door de landbouwrevolutie veranderde veel, maar in die tijd was er ook continuïteit in
vergelijking met de samenleving van jager-verzamelaars. Welke twee zinnen hieronder gaan
over die continuïteit? Noteer de twee juiste letters.
(2 punten)

A Na de landbouwrevolutie aten mensen dierlijk en plantaardig voedsel.


B Na de landbouwrevolutie bewaarden mensen voedsel in potten.
C Na de landbouwrevolutie geloofden mensen in natuurgoden.
D Na de landbouwrevolutie woonden mensen in stevige huizen.

13
Leg uit waardoor natuurgodsdiensten ontstonden.
(2 punten)

14
Maak de juiste combinaties. Noteer de letters A en B met bij elk drie erbij passende cijfers.
(2 punten)

A cultureel 1 godsdienst
B etnisch 2 huidskleur
3 soort haar
4 wapens
5 voedsel
6 vorm van de ogen

[v] 15
Stel, iemand laat je twee stenen zien die hij heeft opgegraven (bron 4). Aan de
slijtageplekken is te zien dat de kleine steen vaak over de bovenkant van de grote steen
heen en weer is geschoven. De vinder zegt: 'Die stenen zijn vast van jager-verzamelaars.'
Bedenk of hij gelijk heeft. Leg je standpunt uit met twee argumenten.
(2 punten)

Bron 5 Tekening van twee stenen.

Uit: D. Wijbenga, Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis, Groningen 1960.

© Noordhoff Uitgevers bv, 2013 4

You might also like