You are on page 1of 34

Planning

• Organisatie SK sectie
• PTA
• Regels
– Telefoon in je tas!
– Opletten en niet praten tijdens uitleg.
– Huiswerk maken!!
– Niet op tafels/ in boeken schrijven!
– Niet eten in het lokaal!
– 5 minuten na de bel = TE LAAT!!

• Begin H1
Hoofdstuk 1:
Scheikunde is overal

§ 1.1:
Stofeigenschappen
Wat is scheikunde?

Scheikunde houdt zich bezig met stoffen. Alles om


je heen bestaat uit stoffen.
Dus scheikunde is overal! Denk aan jezelf, maar
ook je kleding, je mobiele telefoon, je eten etc.

In de scheikunde bestudeert men niet alleen de


eigenschappen van de stoffen, maar is men ook
bezig met het veranderen van stoffen in andere
stoffen.
Stofeigenschappen
• Een stof herken je aan bepaalde
stofeigenschappen
– Kleur
– Smaak
– Oplosbaarheid
– Brandbaarheid
– Fase bij kamertemperatuur
Stofconstanten

Een stofconstante is een stofeigenschap


met een getal. Bijv:
- Dichtheid
- Kookpunt
- Smeltpunt
Dichtheid

• Dichtheid = massa : volume (p = m:V)

Voorbeeld: De dichtheid van ijzer is 7,9 g/cm3


Dit betekent dat 1cm3 ijzer een massa heeft
van 7,9 g.

Wat is de massa van 2,5 cm3 ijzer?


Antwoord

p = m:V dus m = p x V
V= 2,5 cm3
p = 7,9 g/cm3
m= 7,9 x 2,5 = 19,8 g

OF met een verhoudingstabel :


Massa (g) 7,9 ? Kruisproduct:
Volume (cm3) 1 2,5 ? = 7,9 x 2,5 :1 =19,8 g
Eenheden en grootheden

• Grootheid = een eigenschap die je kunt


meten (bijv. Massa, lengte, volume)

• Eenheid = de maat waarmee je het


grootheid meet ( bijv. gram, meter, liter)

• Eenheden kun je omrekenen met behulp


van omreken schema’s
Eenheden en grootheden

LEREN!!!
cm3
mg
mL

: 1000 x 1000 : 1000 x 1000

dm3
g
L

: 1000 x 1000 : 1000 x 1000

kg m3
Hoofdstuk 1:
Scheikunde is overal

§ 1.2: Veiligheid
Veiligheid

• Veiligheidsregels
• Gevarenpictogrammen
• Chemiekaarten
• H-zinnen en P-zinnnen
• Grenswaarde
Veiligheidsregels (blz 15)
LEREN!!
Gevarenpictogrammen
LEREN!!
• Waarschuwingsborden die op de verpakking
staan waarin de stoffen zitten.
Chemiekaarten
H-zinnen en P-zinnen

• H-zinnen (“hazard”) gezondheidsgevaren


• P-zinnen (“prevention”) preventie/voorkomen van
ongelukken.

Bijv: op chemiekaart van zoutzuur staat: H314 en P261


H314 betekent: huidirritatie, veroorzaakt ernstige brandwonden.
P261 betekent: Beschermende kleding dragen.
Grenswaarde
• De grenswaarde geeft aan hoeveel mg van een stof in
1 m3 lucht aanwezig mag zijn.
• Als de grenswaarde overschrijd wordt (meer dan de
grens), dan is het schadelijk voor de gezondheid.

VB: Grenswaarde van zoutzuur is 8 mg/m3


Dit betekent dat er per m3 maximaal 8 mg zoutzuurdamp in
de lucht aanwezig mag zijn.
In een lokaal van 150 m3 mag dus maximaal:
150 x 8 = 1200 mg zoutzuur zitten.
Practicum hulpmiddelen

LEREN!!!
Gasbrander

Pauze vlam Kleurloze vlam Ruisende vlam


(Gele vlam) (kleine (grote
hoeveelheden hoeveelheden
verwarmen) verwarmen)
Spuitfles met water

• Gedestilleerd water: kraanwater waaruit


alle opgeloste zouten eruit zijn gehaald
Hoe voer je een experiment uit?

• Eerst onderzoeksvraag opstellen wat wil je


onderzoeken?

• Handeling = wat je doet.

• Waarneming = wat je ziet, ruikt, hoort, voelt.

• Conclusie = kan je aan de hand van je


waarnemen trekken antwoord op je
onderzoeksvraag
Hoofdstuk 1:
Scheikunde is overal

§ 1.3:
Faseveranderingen
Fasen en
toestandsaanduidingen
• Een stof kan in 3 verschillende fasen
voorkomen:
– Vaste fase (s)
– Vloeibare fase (l)
– Gasvormig (g)

• Als een stof opgelost is in water geven we dat


aan met (aq)
Fasenveranderingen /
fasendriehoek
Temperatuurlij
n
Celcius en Kelvin

• Celcius en Kelvin zijn beiden eenheden


waarin je de temperatuur kan meten.
+273

°C -273
K

Vb: 12 °C = 12 + 273 = 285 K


367 K = 367 – 273 = 94 °C
Zuivere stoffen en mengsels

• Zuivere stoffen bestaan uit één soort stof.


• Mensels bestaan uit twee of meerdere
stoffen.
• Onderzoek met het volgen experiment:
– Je laat het stof smelten of stollen
– Je meet om een bepaalde tijd (bijv per minuut)
de temperatuur
– Je zet je waarnemingen uit in een grafiek
Zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stof Mengsel

Een zuivere stof heeft een kookpunt Een mengsel heeft een kooktraject en
en een smeltpunt. een smelttraject.
Zuivere stoffen en mengsels
Hoofdstuk 1:
Scheikunde is overal

§ 1.4: Soorten
mengsels en pH
Soorten mengsels

Oplossing Suspensie Emulsie


• helder • Troebel • troebel
• l+l of s+l of •s+l • l+l
g+l • Altijd gekleurd • gekleurd
• Kleurloos of of wit
gekleurd.
Emulsie

• Kleine druppeltjes van een vloeistof zweven in een


andere vloeistof.

• Na een tijdje zal een emulsie


ontmengen en ontstaat er een
tweelagen systeem.

• Een emulgator zorgt ervoor dat een


emulsie niet ontmengt.
Andere troebele mengsels

Rook Schuim Nevel

• Vaste deeltjes • Gas in een • Vloeistof in


in een gas vloeistof een gas (lucht)
pH = zuurgraad
• Een oplossing kan zijn:
– Zuur : pH < 7
– Neutraal: pH = 7
– Basisch : pH > 7
pH papier
• Hoe zuurder, hoe lager de pH.
• Hoe meer basisch, hoe hoger de pH.

Sterk geccontreerde zure of baische oplossingen zijn


gevaarlijk bijtend.
basisch

You might also like