You are on page 1of 20

Examenvragen BTO

1. Wat is het verschil tussen gewapend, voor- en nagespannen beton?

Voorgespannen beton is een uitbreiding van gewapend beton op gebied van grotere
overspanningen. In die zin worden betonconstructies soms economische dan staalconstructies.

Voorgespannen beton Gewapend beton


+ hoogwaardigere materialen - minder hoogw.
- duurder + goedkoper
- hoogwaardige technologie + minder hoogw.
+ volledige betonsnede benut - niet benut
+ lichtere, esthetische elementen (belangrijk bij grote - zwaarder
overspanningen  eigengewicht)
+ niet gescheurd dus staal beter beschermd - wel gescheurd
+ vloeistofdichter - minder
+ kabelverloop kan beter gekozen worden + ook ter plaatse
+ dwarskrachtsterkte is groter (door ingevoerde drukspanningen - minder groot
en gunstig inwerkende krachtcomponenten)
+ proefbelasting dus intrinsiek veiliger
- onzeker

Voorgespannen beton Nagespannen beton


in bekisting dunnere staaldraden die al onder in betonbalk uitgespaard kanaal. Hierin een
trekspanning staan. stalen staaf zoals een lange bout. Op het
Betonspecie gestort en verhard. Dan de draadeinde wordt deze vast aangedraaid.
bekisting en spankracht weghalen en Specifieker per gebouw.
uiteinden afknippen.  constant blijvende drukkracht F
 permanente drukspanning

2. De opbouw van een plat dak moet thermische isolatie en vochtdiffusie erin bevatten.
Bespreek.

De helling van een plat dak moet altijd iets groter zijn dan de verwachte buiging opdat het
water dat neervalt zou kunnen wegvloeien. Het heeft een kuipvorm met hellingen naar een
wegvloeipunt. Het plat dak wordt afgeschermd door een membraan/folie. Deze folie moet
tegen UV-licht bestand zijn en waterdicht in alle omstandigheden. De thermische uitzetting
kan best gebeuren in dikte want uitzetting in de lengte zou voor spanningen zorgen. Daarom
kiest men voor een soepelere folie. Deze folie moet perfect dicht zijn en langs alle kanten
overlappen. De soepele folie geeft geen ondersteuning en wapening is dus nodig.
De bovenste laag is niet damp-open waardoor het vocht niet meer wegkan. Daarom is er nood
aan een 100% dicht dampscherm vanbinnen. Dit zorgt ervoor dat er zeker geen water aan de
isolatie komt.

3. Geef de structurele opbouw van een plat dak.

Dakbedekking:
Dakdichting in helling naar een afvoerpunt om oneffenheden weg te werken, te overlappen in
de dichtingen en de doorbuiging van de structuur te compenseren. De kuipvormige plaatsing

Jozefien De Smet 2015-2016


heeft aan de randen een opstand om water te dwingen af te voeren naar de daarvoor geschikte
afvoerput.

De gewenste vorm van de dakdichting(sfolie) wordt gerealiseerd in de ruwbouw. Daarop


wordt de dichting bevestigd (mechanisch of gekleefd).
De regenwaterafvoerpijp wordt aangesloten op de dakdichtingsfolies door het inkleven van
een tapbuis die voldoende overlapt met de afvoerpijp.
Concept van een warm dak: op de bebording wordt een dampscherm geplaatst, daarop de
isolatie en daarop de dakdichting.
Dakrand afwerking moet gesteund worden en afgedekt worden met een dichtingslaag of met
een dakrandprofiel dat waterdicht wordt aaneengesloten met dakdichtingslagen.
Alle verdere aansluitingen om het water af te voeren naar buiten of naar het afvoerpunt.
Structuur:
De dragende structuur kan bestaan uit een balkenlaag. Meteen al in helling geplaatst en met
een tegen helling om het water af te voeren. Deze balken zijn langsheen de hoofdplanken
geplaatst en bevestigd. De dragende balken moeten gesteund worden vb door een dubbele
balk (dimensioneren in functie van belasting).
De structuur van het dak draagt op de houten keperwand en is aan beide zijden afgewerkt met
tussen de kepers isolatie.
Afwerking:
Uitnivellering van plafond met latten langsheen de dragende balken.
Winddichtingsfolie en latten voor de elektrospouw.
Afsluiting tussen binnen en buiten: luchtdichting en thermische isolatie.
Plafondafwerking met vb pleisterwerk op een pleisterdrager.
Aaneensluiting van de afwerkingen.

4. Geef de opbouw van een hellend dak.

Een dak heeft enkele functies, elke laag krijgt een of meer functies toegewezen. Deze zijn
bescherming (zon, regen en wind), isolatie (warm binnen en koud buiten) en geluidsisolatie.
Dakbedekking:
Om regen snel te laten wegvloeien wil men zo steil mogelijk, om de dakpannen op het dak te
houden moet men dus minder steil bouwen. Deze factoren spreken elkaar tegen dus men
zoekt een middenweg.
In Vlaanderen worden heel veel dakpannen gebruikt (overvloed aan klei). Vroeger waren er
links en rechts opgelegde dakpannen, afhankelijk van de overheersende windrichting. Nu zijn
er alleen rechts opgelegde dakpannen omdat de zijsluiting toch voldoende dicht is. Ook leien
zijn gebruikelijk deze liggen over elkaar ipv. in elkaar te haken zoals dakpannen. Leien zijn
vastgenageld aan de pannenlatten en dakpannen haken eraan.
Structuur:
De volgorde is altijd structuur – windscherm – isolatie - regenscherm.
Bovenaan liggen dakpannen op pannenlatten, dan liggen tengellatten, onderdak, kepers met
isolatie, windscherm, latten voor elektrospouw en bepleistering. De onderste dakpan heeft
geen tegengewicht en steunt dus op een dubbele panlat om dezelfde hoek te behouden.
Het onderdak heeft als functie het regenwater opvangen dat toch door het regenscherm
gesijpeld zou zijn. Het is tegelijk ook een ventilatieruimte en drogen de dakpannen sneller. De
goot moet dus met het onderdak verbonden zijn zodat al het water zowel van dakpannen als
onderdak in de goot beland. De goot mag ook niet te laag liggen zodat het water erover gaat
maar ook niet te hoog want moet in contact met onderdak staan. Op de 30 cm is er een haak
om de goot te ondersteunen. De bevestiging moet rekening houden met uitzetting/inkrimping.
De goot is meestal in zink of koper omdat deze materialen plooibaar en soldeerbaar zijn.

Jozefien De Smet 2015-2016


Aansluiting op de muur:
De balken moeten steunen op de muur. Men gaat deze verankeren in de betonnen ringbalk. De
aansluiting moet uitgezocht worden tov het gebouw er bestaat namelijk geen universele
manier.

5. Wat is een vakwerkligger?

Een vakwerkligger bestaat uit staven die twee flenzen met elkaar verbinden. Bij een ligger op
twee steunpunten heb je onderaan een trekzone en bovenaan een drukzone, bij een
vakwerkligger treed bij de heft druk op en bij de andere helft trek. Om geen buigmomenten op
te nemen grijpt de belasting alleen aan in de knooppunten.

6. Ideale boog. Leg uit.

Een ideale boog is een boog waarin geen buigspanning optreedt. Zoals een kabel die
doorhangt door zijn eigen gewicht en dus de vorm aanneemt van een kettinglijn. Kabels
kunnen enkel trekspanning opnemen, terwijl in een ideale boog enkel drukspanning is. We
draaien de kettinglijn om en gebruiken een materiaal dat druk opneemt vb. Steen. De ideale
boog valt samen met zijn momentlijn. Een ideale boog kan eigenlijk niet want zou maar even
dik zijn als een lijn. Dus de boog zou zich moeten aanpassen om in evenwicht te kunnen
blijven maar dat kan niet.
De boog zal wel buigspanning hebben maar deze blijven beperkt omdat horizontale
reactiekrachten het buigend moment onder invloed van de belasting tegenwerken.

7. Wat is een wringmoment?

Het moment dat wringing veroorzaakt. Dit is het moment dat optreedt in het vlak. Het zorgt
voor de vervorming van het vlak en de parallelle secties zullen tov. elkaar roteren.
De uitwendige belastingen willen een segment van het lichaam tov. Een ander segment van
het lichaam laten draaien.

8. Wat zijn dwarskrachten?

De tegenkracht van het moment (anders geen evenwicht). De uitwendige belasting die 2
segmenten van het lichaam over elkaar heen wil schuiven.

9. Verklaar het sprongetje in het temperatuursverloop vlak voor de wand bij


warmtetransfer.

Warmte zal zich ten gevolge van thermische geleiding van materialen verplaatsen van warm
naar koud. Het materiaal waardoor de warmte heen moet biedt weerstand waardoor de
temperatuur daalt. Maar de warmtestroom ondervindt ook een weerstand bij de overgang van
lucht op materiaal. Dit is het sprongetje. De weerstand is nagenoeg onafhankelijk van het
toegepaste materiaalsoort.

10. Bespreek een plaat die in twee richtingen draagt.

Jozefien De Smet 2015-2016


De belasting op een vierkante plaat zal gelijkmatig verdeeld worden in de twee richtingen. De
plaat zal dus ook doorbuigen in twee richtingen en de hoeken komen naar boven. Daarom
wordt er extra sterke wapening in de hoeken gestoken.
2 2
De krachtverhouding p l =p l betekend dat de kortste afstand de grootste kracht draagt. Het
buigend moment in de kortste zijde moet het grootste zijn.

11. Wat zijn de materiaaleigenschappen van hout en hoe worden ze toegepast?

Hout neemt water op en zet bijgevolg uit. In de richting parallel met de vezelrichting zet
slechts 0,1% uit, de loodrechte richting 5%. Bovendien trekt tangentiaal gesneden hout krom.
Radiaal gesneden hout zal niet kromtrekken.
De celwanden gaan water opnemen en aangezien dit voor sterkte zorgt zal het hout zijn
sterkte verliezen. Vanaf 30% water kan de sterkte niet meer dalen, dit is de kritische
hoeveelheid water.
De hardheid van het hout is beter dan die van staal want de verhouding tot het gewicht is het
sterkste.
In hout kunnen zich schimmels vormen, en leeft max 25jaar.

12. Verschil platte en steile boog?

Platte boog kan minder belasting aan als er geen trekkrachten mogen opnemen en heeft meer
spatkrachten dan een steile boog.

13. Wat gebeurt er met absolute en relatieve vochtigheid als het verhit?

De absolute vochtigheid zal stijgen  lucht kan meer water bevatten.


De relatieve vochtigheid zal dalen  lucht kan meer waterdamp bevatten dus zelfde
hoeveelheid zorgt voor lager percentage.

14. Welke ligger is het meest stijf? Een I-ligger of een volle ligger?

Een I-ligger met evenveel materiaal is sterker. Materiaal naar de uiterste vezel brengen dus de
inwendige hefboomsarm is groter. Bij volle ligger grijpen trek en drukkrachten aan op 2/3 van
neutrale vezel, bij I-ligger grijpen ze aan in flenzen. Afstand trek en druk is dus groter, koppel
is groter en balk kan buigmoment M beter weerstaan.
Een I-ligger met dezelfde afmetingen (omschreven rechthoek) is zwakker want er is materiaal
weggenomen. Materiaal naar uiterste vezel brengen dus … koppel is groter en dus kan de balk
beter weerstaan aan het buigend moment M.

15. Wat is een essentiële eigenschap van steenachtige materialen en hoe uit zich dat in
gebruik? Vgl. Met gewapend beton.

Steen is zeer goed in druk maar niet in trek. Het zal scheuren vertonen aan de onderkant. Bij
beton is dit ook zo maar het staal gaat deze scheuring tegen. We kunnen dit oplossen bij
bakstenen door staltonlateien, deze hebben een uitsparing waar men staal door steekt en dan
onder spanning brengt. De gleuven worden dan opgevuld met beton. Zo heb je een
voorgespannen baksteenbalk (vb boven raam of deur). Maar men kan ook gewoon een
gewapend betonnen balk gebruiken.

Jozefien De Smet 2015-2016


16. Bespreek spannings en vervormings diagram.

Diagram van staal:


Fase 1: lineair elastische fase
Rechte lijn met helling E
Tot elastische limiet
Fase 2: plastische fase
Tot vloeigrens vindt plaats op het buigpunt
Fase 3: verharding van de rek
Tot spanningsgraad piek bereikt: maximale sterkte
Fase 4: bezwijkfase
Tot breukspanning of breukrek

 spanning-rek diagram

Als een materiaal in de eerste fase


breekt is het bros.
Als een materiaal (vb staal) eerst
vervormt en dan breekt is het
ductiel.

17. Wat is een


windverband? Geef 5 methodes.

Een stabiliteitsverband is een deel van een constructie die horizontale belastingen op een
bouwwerk overbrengt naar de funderingen. Meestal gaat het hier om windbelastingen.
Vb. (langswand) Door een serie portaalspanten; twee eindportalen en een massief stijf dak;
twee portalen en windverbanden in het dakvlak.
Vb. (kopwand) Dor portaalspanten in de langsrichting en een massief stijf dak; langswanden
en windverbanden in het dakvlak.

18. Wat zijn de verschillende eisen waaraan een constructie moet voldoen?

Sterkte
Stijfheid = strengste voorwaarde
Stabiliteit = belangrijkste voorwaarde
Opgelet we spreken pas van sterk / stijf als iets stabiel is.

19. Bespreek het probleem van instabiliteit bij kolommen. (wat, oorzaak, voorkomen)

Wat? Bij kolommen is er knikgevaar als de lengte groot is tov. de dwarsdoorsnede. Om


knikken te voorkomen, moet de drukspanning in de kolom onder de toelaatbare knikspanning

Jozefien De Smet 2015-2016


blijven. Dit kan door minder druk, minder hoog of grotere doorsnede. Knikspanning
afhankelijk van de slankheid lambda.
Voorkomen kan ook door voorspanning.
Kolommen kunnen ook excentrisch belast worden, hierdoor ontstaat een centrische belasting
maar ook een buigend moment M. Hoe groter de excentriciteit, hoe groter het moment. Bij
centrische belasting wordt het moment dus 0.
20. Bespreek paddenstoelvloeren.

Een paddenstoelvloer draagt rechtstreeks op kolommen (ipv op een muur). De dwarskracht is


gevaarlijk voor het doorpolsen (kolom schiet door de vloer).
De kracht is eigenlijk schuifspanning die optreedt in de verbinding tussen kolom en vloer. De
oppervlakte speelt een belangrijke rol. Hoe groter de omtrek van de kolom en hoe dikker de
plaat, hoe groter de opp is waar de dwarskracht op werkt  een bredere momentarm. Er
wordt dus beter een brede kolomkop voorzien (druk verdeeld en spanning kleiner).

21. Wat is het belang van schuifspanning in een ligger?

Je wilt genoeg schuifspanning in je materiaal, anders zal het totaal zich gedragen als
verschillende planken op elkaar. Verschillende planken op elkaar zijn minder sterk dan
planken die aan elkaar vast hangen.

22. Wat is de basis van krachtoverdracht in gewapend beton?

Bij het belasten van een ligger in gewapend beton ontstaan twee zones. Bovenaan de
drukzone en onderaan de trekzone.
Beton is in die trekzone voorzien van wapeningsstaal (die wel goed is in trek) aangezien
beton niet goed is in trek. (anders optrede scheuren)
Beton brengt de drukspanningen over via het aggregaat (zand en grind) waarbij het cement
enkel fungeert als bindmiddel tussen het aggregaat. Het cement is dus veel elastischer dan het
aggregaat waardoor het aggregaat voor sterkte en stijfheid van het beton zorgt.

23. Leg uit wat een koudebrug is en geef de gevolgen.

Koudebruggen bekom je wanneer een bouwonderdeel van de woning niets geïsoleerd is zodat
de binnenwarmte makkelijk kan ontsnappen. Het bouwonderdeel slaat dus een brug tussen de
koude buitenruimte en de warme binnenruimte.
Gevolgen: warmteverlies (warmte gaat naar buiten en koude komt binnen)
Condensvorming als opp temperatuur muur daalt onder 14°C
Vorstschade

24. Wat is een buigend moment?

Het buigend moment is het moment van de homogene doorsnede dat weerstand biedt tegen de
vervorming ten gevolge van belasting.

Het mechanisme van doorbuiging is dus afhankelijk van de oplegreacties en deze van de
belasting. De vezels aan de onderkant van de balk geven weerstand tegen het buigend moment
M. Wanneer deze vezels niet sterk genoeg zijn of de kracht F te groot, treden scheuren op. Er
waren dus niet voldoende vezels aanwezig om F te weerstaan.

25. Heeft het zin om wapening te steken in de drukzone van een betonbalk?

Jozefien De Smet 2015-2016


 staal heeft beter treksterkte dan beton maar ook 19x beter druksterkte
 werkt tegen schuifspanningen en heeft een grotere elasticiteitscoëfficiënt
Wanneer betonnen ligger buigt, dwingt hij in trekzone tot uitrekken, en in drukzone tot
samendrukken. Maar door de grotere E zal er dus meer spanning zijn en bekomen we sneller
een evenwicht.
 staal kan een hogere drukspanning aan

26. Verklaar de witte wolk uit de vriezer wanneer je die opentrekt op een warme dag.

In de vriezer heerst een lagere temperatuur en dus een lagere druk. Wanneer je deze open
doet, wordt er lucht van buiten naar binnen gezogen, deze luchtstroom koelt af en de koude
lucht kan minder waterdamp opnemen. Dus het teveel aan waterdamp condenseert in witte
mist.

27. Geef het verschil in traagheidsmoment en buigend moment tussen een T-ligger en een
omgekeerde T-ligger.

Het traagheidsmoment en buigend moment zijn in beide gevallen gelijk.


Een rechtopstaande T heeft echter een kleiner risico op laterale knik, want groter opp
bovenaan waardoor druk meer verdeeld is.

28. Bespreek verschil tussen een schuin en een horizontaal opgelegde balk.

De momentlijn zal dezelfde vorm hebben, maar bij een schuine ligger zal het maximale
moment wel iets kleiner zijn. Want als men de verticale kracht opdeelt in een component
loodrecht op de ligger die een in vloed heeft op het moment en een parallel met de ligger
waarvan de momentarm 0 is. Het nieuw opgewekte moment is dus kleiner dan het
oorspronkelijke moment.

29. Wat is een bouwknoop?

Bouwknopen zijn gewoon knooppunten waar verschillende elementen samenkomen. Het


vermijden van koude bruggen en het aansluiten van verschillende materialen zijn enkele
aspecten.

30. Polymeren.

Polymeren zijn lange ketens van organische moleculen die via industriële en chemische
processen worden gemaakt. Vb. Damscherm, waterdichte coating, isolatiematerialen…

31. Glas

Jozefien De Smet 2015-2016


Proces: 1 selectie materiaal en mengen, 2 smelten, 3 vormen en 4 annealing (traag afkoelen).
Dit laatste is vooral om spanningen in het glas te reduceren.

32. Verschillende soorten sollicitaties.

Sollicitatie door vervorming komt er zonder dat een uitwendige kracht is opgelegd aan de
structuur en dus veroorzaakt wordt door inwendige krachten. Vb temperatuur.
Sollicitatie door krachtwerking vergt een uitwendige kracht. Vb wind.
S van vervorming zou soms een gevolg kunnen zijn van S door krachtwerking wanneer de
structuur erdoor vervormd.

33. Verschil kerperspanten daken en gordingen daken?

Bij keperspanten daken worden alle belastingen via de spanten naar de muurplaat
overgebracht en er zijn geen tussenstructuren nodig.
Bij gordingen daken gebruikt men vaak gordingen die bevestigd worden in e zijmuren en
evenwijdig aan de dakgoot. Hier wordt de belasting van de kepers naar de gordingen
overgebracht die deze dan overbrengen gedeeltelijk naar de zijmuren en naar de muurplaat.

34. Warmtegeleidingcoëfficiënt?

Het is een materiaalconstante die aangeeft hoe goed het materiaal warmte geleid. (Lambda)
Het is afhankelijk van de temperatuur, dichtheid en het vochtgehalte.

Jozefien De Smet 2015-2016


Examenvragen deel 2
35. Werk uit: de krachten en momenten inwerkend op een plaat opgelegd op 4 muren.

Voorwaarde: plaat mag niet te smal zijn.


Waarom komen de hoeken naar omhoog? De lading veroorzaakt doorbuiging in het midden
dus komen de hoeken naar omhoog.
Een 2-weg plaat is een vlak overspannen in 2 richtingen en reagerend in buiging. Dit is pas
geldig als de vorm van het overspannen gebied ruwweg regelmatig is. De last op de plaats
verspreidt min of meer gelijk tussen de 4 orthogonale richtingen.
Waar zou de wapening het best zitten?

De meest stijve (minst vervormbare) pakt de meeste kracht op (dus verticaal hier). Maar de
wapening moet in beide richtingen zitten en in de hoeken moet bovenwapening komen.

36. Werk de overdacht van krachten in gewapend beton uit.

Gewone betonnen plaat zonder wapening: kan geen trek weerstaan. Daarom nood aan
materiaal die trekspanning kan opnemen: gewapend beton. Staal bevindt zich in de trekzone
en neemt dus alle trekspanningen op. Staal en beton hebben dezelfde eigenschappen maar
hun E-grens is anders.

37. Traagheidsmoment wat is het en waarvoor karakteristiek en toepassen op een ligger.

Materie naar de uiterste vezel brengen.


Wat? Traagheidsmoment = de verdeling van de materie t.o.v. de neutrale as.
Karakteristiek? Voor de stijfheid; hoe groter traagheidsmoment, hoe stijver
Ligger: Hoe verder materiaal van de neutrale as  hoe groter de krachtarm van het inwendig
koppel  hoe stijver  hoe groter buigmoment
38. Vakwerk

Wat? Dit is een constructie waar alle staven driehoeken vormen en scharnierend verbonden
zijn (geen schuifkrachten en geen buigende momenten in de balken).
Voordeel? Met weinig materiaal bekomt men een grote constructieve hoogte. (regel 1
materiaal naar uiterste vezel)

Jozefien De Smet 2015-2016


Verschil in vakwerk in staal of hout? Verschil in materiaaleigenschappen. Staal heeft hoge
treksterkte maar bij druk gevaar voor knik. Hout is beter om te belasten op druk want trek is
moeilijk door de verbindingen.
E staal >>>> E hout
Verticale balken nodig om bovenste en onderste
horizontale balk als 1 te laten samenwerken.
Schuine balken zorgen ervoor dat het niet kan
bewegen.

39. Werk de boog uit en leg de link naar steen.

De kabelvorm volgt de momentlijn en heeft geen buigstijfheid. Als we de vorm van een kabel
(enkel trek) onder een gegeven last omdraaien, dan is de zakking omgerekend naar een
stijging.
De boogstructuur bestaat uit zuivere druk dus moet het buigstijf zijn. De buigstijfheid
verandert in een vaste structuur zodat de vorm vast is.
Steen werkt enkel op druk net zoals de boog.

40. Thermische isolatie en capaciteit: hoe gelinkt en waarom?

Warmtecapaciteit is de hoeveelheid warmte dat een materiaal absorbeert.


C: de warmtehoeveelheid die nodig is om 1 kg van de desbetreffende stof 1°C in
temperatuur te doen stijgen.
Q = ρ × c × d× A (teind − tbegin)
Isolatie aan de binnenkant: kleine Q want kan weinig warmte absorberen.
Isolatie aan de buitenkant: grote Q want warmte blijft bewaard.

41. Geef de meest gevolgde uitvoeringsvolgorde bij de realisatie van een traditionele
constructie.

Ruwbouw: uitzetten bouwwerken; funderingen; kolommen; betonplaten en vochtschermen;


binnenmuren; vloerplaat; buitenmuur; vochtkeringen; vloerplaat storten.
Timmerwerk: muurplaten; nokbalken; bakkepers + plaatsen dak
Dakwaterafvoer: plaatsen goten
Dakbedekking: alles van het dak afwerken
Buitenschrijnwerk: buitenschrijnwerk en beglazing
Pleisterwerken
Elektrische  sanitaire installatie  centrale verwarming
Bevloeringswerken
Binnenschrijnwerk: trappen; binnendeuren; tabletten
Afgewerkte doorsnede + tekening

42. Wat is een essentiële eigenschap van steenachtige materialen? Link met gebruik en
met gewapend beton.

Het heeft geen treksterkte en een kleine schuifsterkte.


Het wordt gebruikt in stapelconstructies of in klein gewelfbouw: werkt op druk.
Steen op elkaar met een laagje mortel ertussen verbeterd het contactoppervlak en mindert de
schuifspanning. Steen scheurt bij onvoldoende stijve ondersteuning omdat het geen trek
opneemt.

Jozefien De Smet 2015-2016


 gewapend beton: in de trekzone zit staal om de trekkracht van het beton op te nemen, veel
steviger en scheurt niet door.

43. Wat is een essentiële eigenschap van hout? Link met gebruik.

Het is niet-homogeen en niet-isotroop (belangrijk hoe men het hout zaagt en plaatst).
Het ondervindt vormveranderingen naargelang het vochtgehalte, dit kan het metselwerk
kapotmaken. Dit heeft veel gevolgen voor de verbindingen. Er kan geen materie tegen elkaar
maar het moet langs elkaar, verbindingen op trek zijn moeilijk en stijfheid is enkel te
bekomen via driehoeken.

44. Hoe kan thermische uitzetting van de materialen de constructie beïnvloeden?

Door de lineaire uitzettingscoëfficiënt α  Δl = l × α × Δt


Er zal een lengtevermeerdering plaatsvinden die nodig is voor de constructie.
Deze zorgt voor meer spanningen. Bij hout: kromtrekken en uitzetten. Bij gewapend beton:
uitzetten en soms scheuren van de constructie.
Maar soms is er voordeel bij het maken van verbindingen: bouten kunnen meer aanspannen
en houten pennen zetten uit.

45. Verklaar de vorm voor het meest gebruikte profiel voor staal.

I-ligger volgt het principe van het materiaal naar de uiterste vezel brengen.
Goede dwarsdoorsnede
Groot traagheidsmoment  heel stijf
Goed bestand tegen doorbuiging
Weegt minder dan volle ligger
Soms zijn er wel versterkingen nodig.

Materiaal is doeltreffend geconcentreerd in de opstaande randen


(flanken). Het ontwerp bevat determinatie van twee parameters (hoogte en dwarsdoorsnede).
Optimale dikte als 1/20 van de overspanning. H = 1/20 L

46. Bespreek de verbindingen van materialen in functie van hun eigenschappen.

Hout: geen materie door/ tegen elkaar maar langs elkaar


Stijfheid is 0 enkel stijf door driehoeken
Soorten verbindingen: scharnierend en zwaluwstaart verbinding
Niet isotroop en niet homogeen dus letten op vezelrichting

Staal: smeden/ snijden


Lassen: stukken opwarmen tot smeltpunt
Solderen: meer soort van lijmverbinding maar hiervoor groter opp nodig
Bouten: opwarmen en in elkaar zetten, dan afkoelen en krimpt hard
Voorspanbouten: zo hard aangedraaid dat ze uitgetrokken zijn; schuiven kan niet meer
en roesten ook niet want luchtdichte verbinding (vb boten)
Klinknagels – rivetten: zelfde als bouten

Jozefien De Smet 2015-2016


Steen: stenen worden gemetseld met behulp van mortel (specie). Dit zorgt ervoor dat het
contactoppervlak tussen de stenen vergroot, zodat de spanning kleiner wordt want τ = F ⁄ A.

47. Wat is een isostatische en wat is een hyperstatische constructie? Geef vb met
betrekking tot een balk met meerdere overspanningen.

Isostatisch: statisch bepaalde constructie


Een constructie met net genoeg evenwichtsvgl. om stabiel te zijn
Hyperstatisch: statisch onbepaalde constructie
Als een ligger op meer plaatsen ondersteund wordt dan voor stabiliteit noodzakelijk is.
Dus teveel evenwichtsvergelijkingen.

Statisch onbepaald is altijd stijver dan bepaald.


Statisch onbepaald gevoeliger voor onregelmatige zettingen.

48. Hoe worden inwendige krachten opgelost?

Moment door buigspanning


Dwarskracht door dwarsspanning
Normaalkracht door normaalspanning

49. Teken de aansluiting plat dak.

Jozefien De Smet 2015-2016


50. Waarom kan er geen oneindig grote overspanning gemaakt worden in beton?

De balk zou te hoog worden en onder zijn eigen gewicht bezwijken.


Om het eigengewicht te beperken, zou men op de plaats waar geen materiaal nodig is dus
lucht kunnen steken. Dit wordt gedaan onder de vorm van luchtzakken of isomo. Zo bekomt
men een balk met grote overspanning die toch weinig weegt.

51. Wat is structurele diepte?

Stijfheid van een materiaal is onafhankelijk van de afmetingen van de dwarsdoorsneden. Deze
afmetingen worden niet bepaald door de hoeveelheid materiaal, maar door de plaats van het
materiaal tov. de neutrale vezel. Hoe verder het materiaal van de neutrale vezel is verwijderd
hoe stijver en hoe sterker de structuur.
De verdeling van het materiaal wordt gegeven via het traagheidsmoment.
De krachtarm van het moment is de structurele diepte en dus afhankelijk van de vorm van het
lichaam.
52. Bespreek het onderscheid in samenstelling tussen een hellend dak en een plat dak.

Jozefien De Smet 2015-2016


Er zijn ook 3 soorten platte daken ivm isolatie.
Warm dak: de isolatie bevind zich aan de bovenzijde van de dragende structuur en de
waterkerende laag zit boven de isolatie.
Omgekeerd dak: isolatie op de waterkerende laag (dakterras, parkeren)
Koud dak: isolatie aan de onderzijde van de draagstructuur (veel condens  rotten)
waterkerende laag zit er direct boven.

53. Geef enkele randvoorwaarden voor de verbindingen van bouwelementen, bespreek en


geef enkele voorbeelden.

Inklemming of stijve hoek-verbinding:


De verbinding kan horizontale, verticale krachten en momenten
opnemen. Het heeft geen enkele vrijheidsgraad. De hoek α blijft
onveranderd.
Vb vloerplaat, betonplaten

Scharnierverbinding of scharnieroplegging:
Het kan horizontale en verticale krachten opnemen. Heeft 1
vrijheidsgraad en kan zich niet verplaatsen. Het is een niet-stijve
hoekverbinding en de hoek α kan gewijzigd worden.
Vb deur, raam

Roloplegging:
Het kan enkel verticale krachten opnemen en heeft twee vrijheidsgraden. Het kan zich
horizontaal verplaatsen en de hoek α kan gewijzigd worden.
Vb bruggen, spanten
54. Wat is het verschil tussen een strakke en een soepele verbinding?

Slappe verbinding: zoals een vrije oplegging. Balk AB is niet ingeklemd maar
ook niet zuiver scharnierend opgelegd. AD en BC buigen makkelijk mee en er
ontstaat een hoek β.

Stijve verbinding: zoals een ingeklemde ligger. AD en BC buigen moeilijk mee


waardoor er dus geen hoek β kan ontstaan.

Jozefien De Smet 2015-2016


55. Wat is een spanning? Welke soorten kan men onderscheiden en in welk materiaal
treden ze op?

Spanning is de kracht per oppervlakte σ = F ⁄ A.


Drukspanning: loodrecht op de balkas.
Trekspanning: drukkracht 180° van richting veranderen. Door trekkracht ontstaan
trekspanningen.
Schuifspanning: de kracht tussen deze twee blokken.
Breukspanning: spanning in materiaal dat op het punt staat te bezwijken.
Buigspanning: een belaste balk die wil gaan doorbuigen. Het is een combinatie van
trekspanning, drukspanning en afschuifspanning.
Knikspanning: de kniksterkte is de spanning waarbij nog net geen knikken ontstaat. De
kniksterkte gedeeld door de veiligheidsfactor geeft de toelaatbare knikspanning. De
knikspanning is afhankelijk van de hoogte.

56. Portieken: geef randvoorwaarden en vervormingsgedrag.

Een portiek kan men opvatten als een rechthoekige boog. Bij belasting willen de steunpunten
zijdelings uitwijken en er zijn dus steunpuntreacties F h nodig. De krachten Fh verkleinen het
moment in de regel. De constructieve vormgeving vloeit voort van de M lijn.

Er zijn twee gevallen:


Geval van volledige inklemming van de regel wordt benaderd door toepassing van zware
kolommen.

Geval van ligger op twee steunpunten wordt benaderd door toepassing van lichte kolommen
want slanke kolommen kunnen weinig inklemming geven.

Portaalconstructies leveren ons de mogelijkheid om de buigende momenten in de


overspanningconstructies te verkleinen. (economischer)

57. Wanneer is een constructie stabiel?

Jozefien De Smet 2015-2016


We eisen dat de constructie onder invloed van alle mogelijke belastingen stabiel is.
Onafhankelijk van het soort verbinding.
Schoor: garandeert stabiliteit in alle richtingen.
Door van vorm te veranderen.
Door stijf aan het grondoppervlak te verbinden.
Ook windverbanden maken deel uit van de stabiliteit.

Regel 1: een driehoek is een stijve puntverbinding veelhoek.


Regel 2: een verbinding van een star lichaam met 2 niet parallelle staven.
Regel 3: een structuur/lichaam bestaande uit 2 starre delen verbonden door 3 staven die niet
snijden in een gemeenschappelijk punt is star.

De grond is een stijf lichaam dus de vereiste is dat structuur een star lichaam vormt met de
grond.

58. Welke van de twee is stijver? Een volle continue plaat of een grid?

Afzonderlijke structuren (staafstructuren): het meeste van hun opp of volume is leeg en
materiaal is beperkt om de leden te verlengen. De structuur bestaat uit een netwerk.
Vb vakwerk (hout of staal) systeem van snijdende balken: balkrooster (grid)

Continue of vaste structuren: het meeste van hun opp of volume is grotendeels opgevuld met
materie.
Vb continue structuren van gewapend beton.

Welke is stijver? Continue structuur minder stijf want is zwaarder en zal sneller doorbuigen.
Terwijl grid efficiënt in elkaar zit en daardoor minder materie nodig heeft. Dus groter
traagheidsmoment en kleiner buigmoment.

59. Bespreek vochtdiffusie in bouwelementen.

Vochtdiffusie is de transport van vocht maar niet via lucht maar via de luchtstroom in de
wanden.
Bij materialen treed er een warmtestroom en een dampstroom op. Hoe poreuzer het materiaal,
hoe sterker de dampstroom. Wanneer het materiaal weinig weerstand biedt tegen het ontstaan
van de dampstroom, heeft het een lage diffusieweerstand of een slechte dampdichting.

Inwendige condensvorming: als de waterdamp die de lucht wil bevatten meer bedraagt dan de
maximale hoeveelheid die de lucht kan bevatten.
Dampdichte laag is goed als dampzijde binnenzit en isolatie buiten.

Conclusie: de diffusieweerstand van de verschillende lagen dient naar buiten toe af te nemen.
Indien de buitenlaag toch een hoge diffusieweerstand moet hebben dan moet men onder deze
laag ventileren met koude lucht.

60. Geef mogelijkheden voor het realiseren van openingen in een hellend dak.

Dichtingen in de verschillende bouwvlakken moeten op elkaar aansluiten en speling en


beweging voorzien.

Jozefien De Smet 2015-2016


61. Tekenen van hanggoot en bakgoot.

Gootplank ter afwerking en ter Overkraging. Onderzoek naar vormgeving.


ondersteuning. Secundaire structuur voor metalen bekleding.
Druiplijn onderste pannenlat met afvoerpijp Afwerking buitenzijde.
op tabbuis.

62. Hoe analyseer je een plaat die in 1 richting draagt?

We analyseren een deel ervan als een balk.


Dit is een vlakke plaatstructuur, essentieel een vlakke geometrie. Reageert als een zeer brede
balk gespannen tussen 2 parallelle ondersteuningen. We snijden een nauwe strook van de
breedte eenheid uit, evenwijdig met overspanningrichting.

Geribde plaat: vorm van verzwakking van de 1-weg plaat om


structurele hoogte van betonnen platen te vermeerderen zonder
toename in gewicht,is de plaat geconverteerd in een serie van
balken (ribben) op kleine afstand, met een dunne laag van
beton die ze verbindt.

63. Wat is het verschil tussen een 2 en 3 scharnierboog met betrekking op


krachtoverdracht?

Twee-scharnierboog: statisch onbepaald


De buigende momenten kunnen niet geanalyseerd worden op
basis van evenwicht alleen.
Jozefien De Smet 2015-2016
Drie-scharnierboog: statisch bepaald
Analyse: een VLD van een steun tot de interne scharnier in evenwicht
en VLD met evenwicht van de boog als gekend maakt berekening van
de 4 reactiecomponenten en de 2 interne scharnierkrachten mogelijk.
VLD van een steun tov eender welke dwarsdoorsnede maakt
berekening van normaalkracht, kracht en buigend moment in
dwarsdoorsnede mogelijk.

Jozefien De Smet 2015-2016


Formularium
1. Krachtwerking spanning vervorming
Drukspanning σD = F ⁄ A
Trekspanning σT = F ⁄ A
Schuifspanning τ=F⁄A
Buigspanning (combinatie trek en druk)
Knikspanning σd = F ⁄ A (afhankelijk van hoogte tov. dikte)

Lineaire uitzetting Δl = l × α × Δt

2. Stabiliteit stijfheid
Sterkte
Stijfheid = strengste voorwaarde
Stabiliteit = belangrijkste voorwaarde

3. Evenwicht
Elasticiteitsmodulus = E = (T ⁄ A) ⁄ ( ΔL ⁄ L)
E hout = E beton = 10 kN⁄m2
E staal = 200 kN⁄m2

Traagheidsmoment
Bij profiel: I p = (A×D2 ) ⁄ 8
Bij balk: I b = (A×D2 ) ⁄ 12 = (B×H3 ) / 12

4. Hout
Anisotroop, krimp en rek vooral in dwarsrichting
Buigspanning σ b = 7
Schuifspanning τ=1

5. Steen
Amper krimp
Trekspanning = 0
Buigspanning = 0
Schuifspanning = 0,7

6. Staal
Uitzetting  diagram van staal
Trekspanning = 160
Drukspanning = 160
Buigspanning = 160
Knikspanning λ = l k ⁄ i min
7. Beton
Drukspanning = 7,5
Schuifspanning = 0,7
Trekspanning = 0
Buigspanning = 8,5
Knikspanning F = σ k × A beton = σ k × h × b

8. Ontwerpen van liggers


Buigend moment M=F×X
Jozefien De Smet 2015-2016
Max. buigspanning σ max = M ⁄ ( b × h2 / 6)
Weerstandsmoment W = b × h2 / 6 = 2 I ⁄ h
I=W×h⁄2
Dwarskrachten
Buigspanning σ b = M ⁄ W
Schuifspanning τ gem = F × d ⁄A
τ max = 1,5 × F × d ⁄ (b × h)
Doorbuiging f max = 0,1 Mmax × l2 / (E × h × W ⁄ 2) = 0,1 Mmax × l2 / E × I

9. Boog en spanstructuren
Toelaatbare centrische drukkracht F = σ knik × A
Buigend moment M X = Fv × X − Fh × Y

10. Bouwfysisch
Weerstand R=d⁄λ
R TOT = Σ R
Warmtedoorgangscoëfficiënt k = 1 ⁄ R TOT
Temp op bepaald opp. TX = (RX ⁄ RTOT × ΔT) + Tbuiten
Warmteverlies Q = k × A × ΔT
Energie E = Q × (tijd)
Warmteaccumulutaie Q = ρ × c × d× A (teind − tbegin)

Jozefien De Smet 2015-2016

You might also like