You are on page 1of 9

HC C Microbiologie cariës en biofilm

Kolonisatie direct na de geboorte


In de baarmoeder is een steriel milieu waar geen bacteriën voorkomen. Vlak voor de geboorte
hebben we dus nog helemaal geen bacteriën op en in ons lichaam. Meteen na de geboorte vindt er
kolonisatie met allerlei bacteriën plaats.
90% van alle cellen waaruit ons lichaam bestaat zijn bacteriecellen die een hele belangrijke
beschermende functie hebben en heel belangrijk zijn voor de weerstand.
- Residente bacteriën  zorgt ervoor dat pathogene bacteriën niet kunnen nestelen:
kolonisatieweerstand
- Commensalen

Borstvoeding
De bacteriën worden in eerste instantie van de moeder naar het kind overgedragen  verticale
transmissie.
Verticale transmissie: uitwisseling van bacteriën tussen generaties
Horizontale transmissie: uitwisseling van bacteriën zonder dat er een familierelatie is tussen de twee

Tandjes: een nieuwe habitat


Ook in de mond gaan bacteriën koloniseren. De bacteriën kunnen niet lang zitten op de slijmvliezen
omdat dit epitheel constant vervangen wordt.
Als de eerste tandjes doorbreken is er voor het eerst een permanent stabiel hard oppervlak in de
mond aanwezig. Er kunnen dan nieuwe bacteriën vestigen in de mond die goed kunnen hechten aan
harde oppervlakken en daar een biofilm kunnen vormen, bijvoorbeeld streptococcus mutans.

Kolonisatie door S. mutans


20% van de mensen krijgen nooit
streptococcus mutans, dit kan
komen door verschillen in
afweer tussen mensen.

Epitheelcel met coccen


Epitheelcellen van de buccale mucosa zijn helemaal bedekt met bacteriën, maar die verdwijnen
constant en kunnen niet langdurig groeien en een biofilm vormen.
Bacteriën op de tong
Op de tong vind je soms nog wel behoorlijk wat vorming van biofilm, bijvoorbeeld in de groefjes van
de speciale mucosa van de tong met papillen, maar op de tong heb je ook continue afschilfering.

Microhabitats
- Mucosa: wang, gehemelte, tong, etc.
- Gingivagroeve (GCF)
- Tand: glad, fissuur, approximaal

Er zijn veel verschillende microhabitats in de mond en daarom leven er ook zoveel verschillende
bacteriën in de mond. Het kan zo zijn dat de ene bacterie een afvalproduct produceert wat weer een
voedingsstof is voor een andere bacterie. Aan de ene kant kunnen bacteriën dus afhankelijk zijn van
elkaar, maar ze kunnen ook elkaar bevechten voor voedingsstoffen en zuurstof.

Biofilm vorming
- Hard, stabiel oppervlak (tand)
- Vloeistof (speeksel)
- Nutriënten (eiwitten, suikers)
Biofilm stadia

Eerst gaan specifieke bacteriën zich hechten die zich goed op hard oppervlak kunnen hechten. Deze
gaan zich delen en uiteindelijk wordt een nieuw milieu gevormd waarin ook andere organismen zich
kunnen vestigen. De samenstelling verandert en wordt steeds groter. Deze veranderingen noemen
we successie.

Bacteriën op de tand
Al vrij snel na het poetsen van de tanden gaan micro-
organismen zich vestigen op de tand. Je ziet hier coccen
maar ook staafvormige bacteriën. De bacterie linksboven
is waarschijnlijk een ontstekingscel.

Samenstelling pellicle
- Glycoproteïnen
- Fosfoproteïnen
- Lipiden
- GCF componenten
- Producten bacteriën
- Resten dode bacteriën

De bacteriën hechten meestal niet rechtstreeks op het tandoppervlak. In eerste instantie wordt
vanuit het speeksel een dun eiwitlaagje afgezet op het glazuur: de pellice. Na enkele uren kunnen
zich ook de eerste bacteriën hechten aan deze pellicle.

Hechting aan de pellicle


- Van der Waals krachten  zwak, tussen moleculen aan het oppervlak van de bacterie en
moleculen van de pellicle
- Elektrostatische krachten  sterk, tussen geladen moleculen aan het oppervlak van de bacterie
en geladen moleculen in de pellicle
- Adhesinen/receptoren (oligosachariden, siaalzuur, galactose)  specifieke hechtingseiwitten
op het oppervlak van de bacterie die kunnen binden aan receptoren van de pellicle
- Fimbriae  vingervormige uitstulpingen van het celoppervlak van de bacterie, op de uiteinden
hiervan bevinden zich vaak adhesinen
- Enzymatisch vrijmaken van receptoren  bacteriën vormen zelf receptoren
Aantal gehechte bacteriën hangt ook af van de concentratie in speeksel! De kans dat bacteriën gaan
hechten is veel groter als er veel bacteriën in het speeksel aanwezig zijn.

Binding aan de pellicle


De bacteriën kunnen verschillende typen
adhesinen aan hun oppervlak hebben. De
specifieke adhesine past slechts op één type
receptor in de pellicle.

Pioniers op de pellicle

Aan de pellicle kunnen de eerste bacteriën hechten, de pioniersbacteriën. Ze worden zo genoemd


omdat ze hele goede hechtingsmechanismen
hebben die als eerste kunnen hechten aan de
pellicle. In dit geval zijn het coccen.

Bacteriën en PMN
De pioniers gaan uitgroeien en vormen een laagje
op het tandoppervlak. Dan kunnen er ook andere
bacteriën hechten en is er een opeenvolging van
soorten  successie.
Successie
De anaerobe bacteriën
beginnen na een paar dagen
al enorm toe te nemen. Dit
komt doordat de biofilm
dikker wordt en onderin
wordt alle zuurstof verbruikt,
waardoor je daar een
anaeroob milieu krijgt.
De aerobe soorten nemen
wat af, want die kunnen
alleen aan het oppervlak van
de biofilm groeien.

Biofilm op de tanden
Biofilm geeft aan dat het een ecologische levensgemeenschap is van tientallen bacteriën op de
tanden.

Ontwikkeling van de biofilm


- Pellicle: enkele uren
- Enkele bacteriën (pioniers): 0-24 uur
- Microkolonies: 4-24 uur
- Groei en successie: 1-7 dagen
- Volwassen biofilm: 7-x dagen

Na ongeveer een week ontstaat er een evenwicht (homeostase). Dit komt doordat de
voedingsstoffen, met name onderin, een beperkende factor zijn en omdat er ook mechanische
afschuring is, bijvoorbeeld met je tong of door het eten, waarbij de plaque wordt verwijderd.

Doorsnede biofilm

Maïskolfstructuur
Er is een groot verschil in de morfologie van bacteriën.
- Langwerpige bacteriën, staafjes
- Filamenten  nog langer en dun
- Spirogeten  spiraalvorminge bacteriën

Maïskolfstructuur: coccen gehecht aan een (filamenteus) staafje. De een is voor zijn voeding
afhankelijk van de ander en ze vormen een soort voedselketen.

Kolonisatieweerstand
- Bezetting van hechtingsplaatsen
- Competitie voor nutriënten
- Ongunstig milieu voor andere micro- organismen
- Productie remmende factoren

Plaquemonster
Er zitten veel verschillende soorten bacteriën
in de biofilm op de tanden.

Spirocheet
Spirocheten zijn pathogene micro-
organismen. Ze komen altijd wel voor
in hele lage aantallen, maar onder
bepaalde omstandigheden kunnen ze
een ziekteproces veroorzaken
(gingivitis en parodontitis).

Er zijn wel meer pathogene bacteriën


die eigenlijk altijd aanwezig zijn, maar
normaal geen kwaad kunnen. Dit noem
je opportunistische bacteriën: zodra ze
de kans krijgen kunnen ze gaan groeien
en een ziekteproces veroorzaken.
Een bacterie is ongeveer 0,1-1 micrometer.

Biofilm in de fissuur
Diep in de fissuren zit eigenlijk het biofilm wat er
heel lang blijft zitten. Dat krijg je ook niet
weggepoetst.

Het is niet het allerdiepste punt van de fissuren


waar het cariësrisico het hoogst is, maar juist bij
de opening van de fissuren. Deze bacteriën
krijgen namelijk meer voedingsstoffen en
kunnen daardoor blijven groeien.

Voedselketen
Streptococcus eet glucose, hij produceert daardoor
melkzuur en dit is weer een voedingsbron voor veillonella.
Mutans op de tand
De aanwezigheid van een pathogene
bacterie (bijvoorbeeld s. mutans)
betekent niet meteen dat daar een
carieus proces aan de gang is.

Een aantal bacteriën die voorkomen zijn


dus potentieel cariogeen: ze zitten er
altijd maar in lage aantallen kunnen ze
niet zo veel kwaad.

Cariogene eigenschappen
- Suikertransport en zuurproductie
- Resistent tegen lage pH
- Productie van IPS en EPS

Extracellulaire polysachariden is de matrix die ze om zich heen maken. Dit draagt bij aan de hechting
aan het biofilm waardoor ze minder makkelijk wegspoelen met het speeksel.
Intracellulaire polysachariden is reservevoedsel wat binnen de cel is opgeslagen.

Ontwikkeling van cariës


- Specifieke plaque hypothese: ze dachten dat er 1, 2 of 3 cariogene bacteriën bestonden
- Non-specifieke plaque hypothese: er werd niet over nagedacht wat de plaque was, maar ze
poetsten het toch weg omdat ze wel dachten dat het te maken had met cariës
- Ecologische plaque hypothese: de honderden bacteriën in de biofilm kunnen samen, onder
invloed van suiker, gaan groeien en zo door demineralisatie cariës veroorzaken

Ecologische plaque hypothese


Veel suikerinname  het milieu verandert (zuurder)  bacteriën die dit lekker vinden krijgen de
kans om uit te groeien (vooral meer streptococcen en lactobacillen)  als dit te lang doorgaat kan dit
leiden tot demineralisatie en daardoor ook cariës.

Zoetfrequentie
De frequentie van het
suikergebruik is een van
de belangrijkste factoren
van cariës. Bij het
innemen van suiker
verandert de pH en treedt
er demineralisatie op. Dit
is niet perse erg, als er
maar genoeg tijd is voor
de pH om weer neutraal
te worden en om
remineralisatie te krijgen.
Als je heel vaak achter
elkaar zoetigheid eet, zit
de pH heel vaak onder de
5,5 (kritische pH) waardoor er geen remineralisatie kan optreden.

You might also like