Professional Documents
Culture Documents
- Onderverdeling protozoa
o Amoebidae: amoeboide voorbeweging met pseudopodia
o Mastigophora: flagellaten
Hemoflaggelaten
Leishmania
Afrikaanse Trypanosoma
Amerikaanse Trypanosoma
Intestinale flagellaten
Giardia
o Apicomplexa: apicaal complex aanwezig voor cel-invasie
Plasmodium (malaria)
Toxoplasma (kattenziekte)
o Ciliophora: hebben cilia (mini flagellen)
Paramecium (pantoffeldiertje, in water)
Balantidium coli: intestinale infectie diarree
o Microsporidia: zijn tegenwoordig fungi, want hebben geen mitochondium
- Amoebae
o Bewegen voort met pseudopodium
Structuur
Binnenste: plasmasol: vloeibaar cytoplasma
Daarrond: plasmagel: gepolymeriseerd cytoskelet
Beweging
Plasmasol wordt aan 1 kant plasmagel amoebe groeit langs 1
kant: vorming pseudopodium hecht pseudopodium vast en trekt
zich voort
Tegelijk wordt plasmagel aan de tegenovergestelde kant plasmasol
krimpt
o Entamoeba histolytica
Structuur
Ectoplasma
Nucleus (lijkt op fietswiel)
Erythrocyt (RBC) in voedsel vacuole
Amoebae maken cysten cysten overleven in darmkanaal van vliegen en
kakkerlakken transmissie via cysten
Cysten zijn in rustfase
Vormen soort van celwand ter bescherming
Bevatten chromatide staafjes
1
Levenscylus:
Pathologisch/symptomen
Weinig infectieus
Geen symptomen
Wel infectieus
Complicaties
Trophozoiet bindt op suikers op de mucosa productie proteasen
(histolysine) invadeert submucosaal weefsel (maakt gaatje)
ulceratie
Gaat doorheen darmwand naar lever hepatitis kan lethaal zijn
als maag of diafragma geperforeerd is
Secundaire amoebiase: gaat naar longen, hersenen, gonaden, hart,
huid,… lethaal
o Naegleria fowleri
Leven in zoet water en in aarde
Veranderd steeds tussen
Flagellatische vorm
Amoebae vorm
Cyst vorm
2
o Levenscyclus
Cyst wordt oraal opgenomen
Komt in de maag cyst geactiveerd door lage pH
Komt in de darm 2 trophozoieten (=parasieten) kruipen uit een cyst
Trophoziet kan zich vootbewegen door de darm en kan prolifereren via
aseksuele replicatie volledige darmwand bedekt malabsorptie en
diarree
Onder invloed van galzouten, veranderen sommige trophozoieten weer om
naar cysten
Cysten komen uit de gastheer via faeces en kunnen opnieuw opgenomen
worden en infecteren (wanneer er verhoogde peristalsis is, komen ook
trophozoieten naar buiten via faeces, maar die hebben buiten de gastheer
slechts een skorte levensduur)
- Hemoflagellaten
o Morfologie/indeling
Amastigoot
Geen flagel
Kort
Niet functioneel
Promastigoot
Flagel die schroefbeweging maakt trekt parasiet voort
Flagel op uiteinde
Epimastigoot
Fagel begint in het midden van de cel, na de celkern en steekt uit
Flagel verbonden met de cel via undulerend (golvend) membraan
Flagel maakt golfbeweging
Trypomastigoot
Flagel loopt doorheen hele cel, doorheen de celkern
o Leishmania
o Afrikaanse Typanosoma
o Amerikaanse Trypanosoma
- Leishmania
o Levenscyclus: zie cursusblad
o Verschillende soorten
Viscerale Leishmania (Leishmania donovani)
Dumdum fever/Kala-azar/Zwarte ziekte: gepigementeerde
onderhuidse granulomata
Lethaal
Parasieten in vele organen (beenmerg, milt, lever, lymfeknopen,
intestinale mucosa)
Hyperplasie en hepatosplenomegalie grote lever en milt
Verminderde productie RBC en WBC (want parasiet in beenmerg)
anemie, bacteriële infectie, oedeem
Symptoom: koorts met 2 pieken per dag (dromedaris curve)
Cutane Leishmania (Leishmania tropica en mexicana)
Huidziekte
Parasieten in macrofagen in de huidletsels
3
Ulcerende huidletsels verspreiden over handen, voeten, benen,
gezicht
Spontaan herstel na 1 jaar (indien geen bacteriele infectie)
Mucocutane Leishmania (Leishmania braziliensis en amerikaanse)
Eerste letsel op plaats van infectie verspreiding en maakt
ulceraties op randen tussen huid en muceuzen: mond, neus, oren
o Weerstaat moeilijke omgevingen
Omgevingen
Darmkanaal vlieg
Serum
Lysosoom
Macrofaag (zie levenscyclus: is dan in macrofaag)
Hoe overleeft het
Parasiet heeft LPG (lipofosfoglycanen): bevat fosfaten in
suikergroepen dit is uniek, heeft mens niet parasiet is niet
gevoelig voor glycanen van de macrofaag
Verdere functies van LPG
Binden aan lectines in de darmwand van de zandvlieg
Inhibitie van complement-geinhibeerde lysis in de bloedbaan
Endocytose door macrofagen helpt parasiet in de macrofaag, zijn
gastheer
Inhibitie oxidatieve burst + inhibitie van fusie lysosoom en
macrofaag zorgt voor het overleven van de parasiet
- Afrikaanse Trypanosoma
o Levenscyclus: zie cursusblad
o 2 soorten
T. brucei rhodiense
Oost-Afrika
Accuut
T. brucei gambiense
West-Afrika
Chronisch
o Symptoom
Trypanosomal chancre: huidletsel op plaats van steek + lemfeknopen
zwellen op
Winterbottom’s sign: lymfeknopen zwellen op in de nek wanneer parasiet er
langs BBB komt teken dat neurologische problemen er aan komen
Het is een extracellulaire parasiet: zwemt tussen RBC en WBC
Neurologische problemen
Slaap problemen
Coma
Dood
4
Romana’s sign: oedemateuze zwelling verspreid naar andere plaatsen, vaak
naar een oog
Hartproblemen: pseudocyst in hart
- Apicomplexa
o Hebben speciaal complex van organellen en moleculen om de gastheercel te kunnen
invaderen
o Deling via schizogonie/merogonie = eerst paar delingen van de nucleus, daarna
deling van de cel in verschillende merozoieten
Ongeslachtelijke deling: trophozoiet groeit kernen delen en
vermeerderen: schizont celkernen worden nieuwe cellen: merozoiet
wordt weer tropozoiet …
Geslachtelijke deling: merozoiet gametocyt gameet (n) zygote (2n)
oocyst (2nn) sporozoiet
o Plasmodium (malaria)
o Toxoplasma (kattenziekte)
- Malaria
o Veroorzaakt door protozoaire parasieten van het genus Plasmodium
o 5 species van Plasmodium
P. falciparum vaakst voorkomend en gevaarlijkste
P. vivax
P. malariae
P. ovale
P. knwlesie
o Komt vooral voor in sub-Saharisch Afrika
o Symptomen
Koorts om de 36-48 uur (P.falciparum)
Complicaties
Cerebrale malaria
Placentaire malaria
Anemie
Pulmonaire problemen
Blackwater fever nier problemen
o Levenscyclus: zie cursusblad
Pre-erythrocytair stadium: sporozoiet naar lever voorplanting: sporozoiet
schizont meozoiet sporozoiet …
Erythrocytair stadium
Merozoeieten invaderen RBC, hoe:
o Recognitie: Merozoiet surface protein 1 (MSP1) van
merozoiet herkent en bindt op erythrocyt band 3 protein
van RBC
o Vorming tight junction: Erythrocyt binding antigen 175
(EBA175) van merozoiet bindt op glycoproteine A van RBC
o Shedding van coat door een protease
o Gemotoriseerde invasie door actine myosine complex
o Vorming parasitaire vacuole in de RBC
5
o Hersluiten van de RBC: rhomboid protease verwijdert
adhesines
Merozoieten barsten uit RBC en infecteren nabijgelegen RBC
OF
Merozoieten vormen gameten in RBC (gametogenese)
opgezogen door nieuwe mug mug infecteert nieuwe mens
o Parasitaire vacuole wordt gevormd wanneer merozoiet de RBC invadeert
Parasiet maakt hemozoine kristallen van het heem, want heem is toxisch:
Hemoglobine wordt in de voedselvacuole afgebroken tot heem heem
bindt aan zuurstof katalyseert oxidatieve reacties dodelijk voor
parasiet
o Semi-immuniteit
Wordt verkregen door continue blootstelling aan de parasiet (hoge
transmissie)
Ook weer snel verloren (na in gebied met hoge transmissie te wonen, naar
een gebied met lage transmissie te gaan)
o De milt
Immuunreactie tegen malaria
Rode pulpa van de milt: fagocytose van oude en geïnfecteerde RBC
Witte pulpa van de milt: lymfocyten, B-cellen en T cellen bezorgen
antistoffen
Cyto-adherentie = ontsnappen aan de milt
Geinfecteerde RBC plakken aan andere RBC = roset
Geinfecteerde RBC plakken aan grotere klomp geinfecteerde RBC =
auto-agglutinatie
6
Chronisch
Indien immunosuppresie: lesies in longen, hart, hersnen, lever, oog
Bradyzoieten veroorzaken hypersensitiviteit in nodules (oa hersnen)
hersenschade, blindheid, myocarditis, longontsteking
Congenitaal
Infcetie van foetus doorheen plasma baby dood geboren of heeft
ernstige afwijkingen
Mycologie
- Mycologie is de studie van fungi = gisten en schimmels
- Verschil met bacterie en protozoa
o Fungi = eukaryoot, bacterie = prokaryoot
o Fungi heeft celwand (glucaan, mannaan, chitine), protozoa geen celwand
- Celwand fungi (binnen naar buiten)
o Chitine
N-acetyl-glucosamines gelinkt met β1-4
Geeft beetje stevigheid
o Glucaan
Glucoses gelinkt met β1-3
Geeft stevigheid
o Mannoproteinen
Geglycosyleerde eiwitten met mannose suikers
Interactie met de buitenwereld
- Celdeling via budding
o Gisten: blastoconidia = dochtercel die voortkomt uit budding
o Schimmels: pseudohypen = dochtercel komt voort uit dochtercel er wordt een
draad gevormd
Dochtercellen dichter bij elkaar: hypen
- Filamenteuze fungi
o Hypen groeien apicaal
o Gesegmenteerd (septa tussen nuclei) of niet gesegmenteerd (multinucleaire
cellen/coenocytisch)
o Mycelium = het geheel aan hypen/netwerk
2 delen
Boven oppervlak: lucht- en reproductief mycelium
Onder of op oppervlak: vegetatief mycelium
Reproductie: reproductief mycelium vormt sporen = conidia conidia
ontkiemen op een gunstige plaats nieuwe hypen/groei nieuw
vegetatief mycelium nieuw reproductief mycelium …
- Dimorfisme
o Fungi kunnen 2 vormen aannemen: gistvorm of filamenteuze/schimmel vorm
o Pathogene fungi vaak dimorf
o Kan temperatuur afhankelijk zijn welke vorm ze aannemen
37 °C = lichaamstemperatuur gistvorm
25 °C = kamertemperatuur filamentvorm
7
! Uitzondering: Candida doet net omgekeerde
- Reproductie
o Aseksueel
Enkel mitose
Vorming van aseksuele sporen
Door anamorfe fungus
Vormen 2 types sporen
Conidia
o Naakte sporen
o Worden gedragen door conidiofoor
o Hypen heeft septa tussen
Sporangiospoor:
o Spoor omgeven door sporangium (niet naakt)
o Worden gedragen door een sporangiofoor
o Geen septa dus is multinucleair coenocystisch
o Seksueel
Meiose
Vorming van seksuele sporen: 3 opeenvolgende processen
Plasmogamie: haploide nucleus van donor (+) dringt binnen in
recipientcel (-)
Karyogamie: + en – nucleus smelten samen diploide zygote
nucleus
Meiose: diploide nucleus vormt haploide nucleus
Types van seksuele spore
Zygospoor
o 2 mating types (+ en -) groeien naar elkaar toe
bevruchting
o Zygomycota = wierzwammen
o Vb. Rhizopus, Mucor
Ascospoor
o Sporen ingekapsels in ascus (lijkt op prinsessenboon)
o Ascomycota = zakjeszwammen
o 2 soorten ascomyceten
Hemi: klassiek in gistvorm, kan ook schimmelvorm
(vb. Candida, Saccharomyces)
Eu: altijd in schimmelvorm (vb. Aspergillus,
Penicilium)
Basidiospoor
o Meiose vindt plaats: 4 celkernen kunnen elk loskomen
o Basidiomycota = steeltjeszwammen
o Vb. Cryptococcus
Door teleomorfe fungus
Vormen vruchtlichamen
- Fungusinfectie = mycose
o Oppervlakkige mycosen
Aangetast: keratinelaag van huid, haar, nagels
8
Niet destructief
Geen immuunrespons
Niet heel gevaarlijk
Voorbeelden
Pityriasis capitis: roos
Pityriasis versicolor: pigementaties
o Cutane mycosen
Aangetast: huid, haar, nagels veroorzaken dermatofyten = schimmel die
parasitaire infecties veroorzaakt
Virulentiefactor = keratinase
Transmissie via geinfecteerde huidcellen of haren
Voorbeelden
3 genussen van dermatofyten: Trichophyton, Microsporium,
Edidermophyton
Ziektebeelden: tinea = ringworm (onychomycose/tinea ungium is
wanneer nagels aangetast)
o Subcutane mycosen
Aangetast: subcutaan weefsel
Transmissie via wonde in de huid komt van omgeving (fungi in de
bodem), niet van mens tot mens
Meest gekende: sporothrichose
o Systeemmycosen
Aangetast: orgaan of weefsel, verspreid over lichaam via bloed of lymfe
Echte pathogenen
Meestal via inademing
Asymptomatisch gezond persoon, chronische infectie bij
immuundeficientie
Geen besmetting van persoon tot persoon (ook niet dier-persoon)
Voorbddelen
o Histoplasma capsulum: schimmelvorm in omgeving,
gistvorm in lichaam (hier long)
o Coccidioides immitis
Opportunistische infecties
Commensaal (altijd in ons, geven niet altijd ziekte) of uit omgeving
Infectie bij immuundeficientie
Voorbeelden
o Candida veroorzaakt candidiase
Uitzondering: gist in omgeving, schimmel in lichaam
Pseudohyfen meer virulent
Resistent tegen fagocytose, want te groot
Meer hydrofoob en heeft adhesines
hechten zich goed van in het lichaam
Secreteren hydrolytische enzymen
knippen weefsel kapot groeien doorheen
weefsel
C. albicans is commensaal aanwezig in GI, vagina,
mond
9
Geeft alle mogelijke infecties (huid, hart, hersenen,
…)
Opportunitisch: geeft infectie enkel in ongunstige
omstandigheden
Immuundefficitentie
Antibiotica gebruik
Kathetergebruik (gaastje in huid/barriere)
Chirurgische ingreep (huidbarriere weg)
Risicogroep
Immuundefficienten (kanker, transplantaat,
HIV/AIDS)
Drugsverslaafden
Prematuren
ICU-patienten
Orale infectie
Oorzaak: antibiotica, corticosteroidepuffers,
tandprothese
Geeft spruw: witte vlekjes mond bij
zuigelingen, AIDS, leukemie
Cutane infectie
Ontsteking van de nagelwal
onychomycose
Ontsteking van de huid: erytheem (rode
huid)
Genitale infectie
Geen SOA
Vulvovaginitis (vrouwen)
Ontsteking eikel en voorhuid (mannen)
Risicofactoren
o Zwangerschap
o Diabetes
o Antibioticum
Oorzaak: C. albicans (90%)
Invasieve candidiase
Orofaryngale infectie
Oesophagitis
Respiratoire infecties
Urineweginfecties
Meningitis
Endocarditis (infectie hartkleppen)
Candidemie: op huid of GI beschadiging
huid of mucosa candida in de bloedbaan
o Aspergillus
Wijdverspreid in omgeving (bodem, water, afval,..)
Commensaal aanwezig in de mond en GI
De ernst van de infectie is afhankelijk van de
immuniteit van de persoon
10
Ziektebeelden (Hoge mortaliteit)
Oppervlakkige mycose: vb otitis media (oor)
Allergisch bronchopulmonaire asperigillose
Longaspergilloom
Invasieve aspergilloom: CZS, osteomyelitis
(beenderen), endocarditis, nierabcessen,…
o Cryptococcus
o Mucor
o Rhizopus
Antibiotica
INLEIDING
11
Metabolisme: antibiotica gedetoxifieerd door de lever
Excetie: uitscheiding
o ADME (vooral ME) bepalen mee de halfwaardetijd
o Wat bepaalt de gevoeligheid ten opzichte van een antibioticum
Metabole activiteit van de bacterie: bacterie aan het groeien meer
gevoelig voor antibioticum
Penetratievermogen van antibioticum om binnen te treden in infectiehaard
meer penetratievermogen, meer gevoelig
Aanwezigheid van interferende stoffen: deze stoffen verminderen
gevoeligheid
pH van de omgeving: of een antibioticum beter of slechter werkt bij hoger of
lager pH, is afhankelijk van het antibioticum
vb gentamicine werkt best bij pH 7, oxacilin werkt best bij lage pH
(bestrijd maag bacterie)
- Resistentie
o Natuurlijke resistentie: vb bepaald antibioticum werkt enkel op gram + eng
spectrum
Verworven resistentie: bacterie is normaal gevoelig voor het antibioticum, maar is
resistent geworden probleem
o Moleculair mechanisme van resistentie
Enzymatische inactivatie van het antibioticum
Modificatie van doelmolecule (door bvb een mutatie)
Verstoring in opname van het antibioticum (meest voorkomend)
Verminderde opname: porine proteinen in de buitenmembraan van
gram- bacterien laten selectief moleculen in de cel
Verhoogde efflux: bacterie pompt antibioticum uit de cel
Concentratieverhoging van het doelmolecule: bacterie wordt nooit volledig
geblokkeerd bacterie maakt meer van het enzyme bacterie heeft weer
volledige activiteit ook al was het eerst geinhibeerd
Concentratiedaling van het activerend enzyme die prodrug omzet in actief
drug: bacterie zet het antibioticum dat in prodrugvorm is, niet meer om naar
actieve drugvorm
Duplicatie van de functie van het doelwitmolecule: bacterie maakt ander
doelwitmolecule aan die de functie overneemt
o Hoe ontstaat resistentie
Mutatie: bacterie muteert en wordt resistent bacterie blijft groeien
antibioticum wordt selectief: kan de ene gemuteerde bacterie vernietigen,
maar de andere niet de resistente bacterien nemen de overhand
Opname nieuw DNA
Conjugatie: genen die coderen voor resistentiefactoren worden
tussen bacterien doorgegeven
Transductie: bacteriofaag brengt DNA (oa resistentiegenen) van de
ene naar de andere bacterie
Transformatie: bacterie sterft DNA (oa resistentiegenen) komen
extracellulair terecht andere bacterie neemt dat DNA op uit de
omgeving
Incorrect gebruik van antibiotica
12
Een te lage concentratie: enkel de gevoligste bacterien wworden
gedood, de meer resistente bacterien niet deze resistente
stammen koloniseren de gastheer + verspreiden zich in de omgeving
+ kunnen hun resistentiegenen doorgeven
Vroegtijdig stoppen van behandeling
Slechte kwaliteit van het antibioticum
Verkeerd bewaren van het antibioticum
Voldoende hoge concentratie kan niet worden bekomen, vb.
overgeven
Voldoende hoge concentratie kan niet worden bewaard, vb. te
snelle afbraak, metabolisme
Te veel gebruik maken van antibiotica: antibiotica tast normale flora
aan + kunnen resistentie doorgeven deze resistente stammen
koloniseren de gastheer + verspreiden zich in de omgeving + kunnen
hun resistentiegenen doorgeven
Te veel gebruik van breed spectrum antibiotica, terwijl eng spectrum
kon gebruikt worden
Gebruik van antibiotica voor virale aandoening werkt niet
o Biofilms
Vorming
Attachment: bacterien hechten zich aan membraan + bacterien
scheiden elxtracellulaire matrix uit
Growth: groei terwijl bacterien ingekapseld zijn in ECM
Detachement: bacterien komen weer los
Lijden tot resistentie, persistentie en tolerantie
Door biofilm kan antibioticum niet goed penetreren in infectiehaard
tolerantie
Minder nutriënten in het centrum van de biofilm tragere groei +
rustende cellen minder effect van antibioticum persistentie
o Persistentie
Lijdt tot falen van de therapie
Bacteriën zijn weinig metabool actief moeten langer behandeld worden
met hogere concentratie (hogere MIC) antibioticum om bacterie te doden
o Tolerantie
Zelfde MIC waarde (versus resistentie hogere MIC), maar moeten langer
behandeld worden
13
Clavulaanzuur: heeft β-lactam structuur reageert met β-lactamase enzym
clavulaanzuur inhibeert β-lactamase enzym
Sulbactam
- β-lactam farmacokinetiek
o Absorptie
Peniciline vaak afgebroken door maagzuur
Voedsel vertraagt en vermindert opname
o Distributie
Brede distributie over weefsels en lichaamsvloeistoffen
Penicillines geraken doorheen BBB naar CSF
o Metabolisme
Snel afgebroken korte halfwaardetijd medicatie frequent innemen
o Excretie
Via nier of lever
- β-lactam neveneffecten
o Hypersensitiviteit
Allergische reactie: uitslag, anaphylaxis, dood
Antistoffen worden geproduceerd tegen afbraakproducten of tegen
penicilline zelf
Cross-reactiviteit: reageert tegen alle penicillines
Desensitizatie mogelijk
o Neurologische neveneffecten
Bij patienten met hoge dosis
Iriteerbaarheid, verwardheid, aanvallen
o Hematologische neveneffecten
Leukopenie, neutropenie, thrombocytopenie bij lange therapie
o Gastro-intestinale neveneffecten
Is bijna altijd een neveneffect!
o Interstitiele nefritis (ontsteking nier)
- Tuberculose
o Veroorzaakt door infectie met Mycobacterium tuberculosis
o Moeilijk te behandelen want M. tubercolisis…
heeft een was-achtige buitenmembraan ondoorlaatbaar voor
antibioticum
Is intracellulair en in kaas-achtige granuloma’s
Groei traag ls slecht, want anticioticum werkt tijdens groei moet lang
behandelen
Produceert β-lactamases inactiveren β-lactam antibiotica
Resistent
o Antibiotica
Isoniazide
Ethambutol
Pyrazinamide
- Antifungale middelen
14
o Polyenes: binden aan fungale membraan vorming waterige porien essentieel
materiaal in het cytoplasma lekt
o Azolen: inhiberen ergosterol synthese (egrosterol is een vitale stof is de
celmembraan, vgl met cholesterol)
o Allylamines: inhiberen ergosterol synthese opstapeling squaleen squaleen is
toxisch voor de cel
o Candins: inhiberen β-1,3-glucaan (is een polymeer in de celwand die structuur geeft)
o Flucytosines: inhiberen DNA en RNA synthese
o Griseofulvine: integrageren met microtubuli disruptie mitotische spindle
inhibitie fungale mitose
15