Professional Documents
Culture Documents
• Defini&e dier
• Belangrijke schakels in de evolu&e van het dierenrijk
Defini&e dier
Niet tot plant behorend – begaafd – gevoel – willekeurige beweging
Zintuigen – meercellig – energie uit andere dierlijke of plantaardige organismen
Gemeenschappelijke kenmerken
Kenmerken • Heterotroof: dieren moeten andere organismen opnemen voor voeding, als bron van
energie en organische moleculen
- Heterotroof – Herbivoren eten autotrofen
- Seksueel voortplanten (volwassen diploid) • Cellen hebben geen celwand, zijn daardoor flexibel; worden samengehouden door
extracellulaire strucuturele proteïnen zoals collageen – ook intercelllulaire juncties
- Blastulastadium &jdens ontwikkeling
- Diversiteit in vorm • Kunnen meestal bewegen: ontwikkeling van spieren en zenuwstelsel – vliegen!
- Diversiteit in habitat • Karakteristiek patroon van embryonale ontwikkeling met aanleg van verschillende
weefsels: zygote – mitotische delingen t.v.v. morula – blastula – gastrula
- Organisa&e van cellen in weefsels (sponzen)
• Erg divers in vorm en habitat – 90% is invertebraat (geen vertebra of wervels)
Varia&e in lichaamsbouwplan
Bestaansproblemen bij dieren steeds dezelfde
1. Verkrijgen voedsel en zuurstof
2. Verwijderen afvalstoffen
3. Evenwicht in water- en zoutbalans
4. In stand houden van soort
Aanpassingen doorheen de evolu&e…
è Oplossingen verschillen naargelang habitat & morfologie/fysiologie gecorreleerd met
o Milieu (aqua&sch vs terres&sch)
o Afme&ngen (groot vs klein)
o Levenswijze (sessiel vs vrijlevend)
Synapmorfie: kenmerk dat aanwezig is in een voorouderlijke soort en exclusief (in min of
meer gemodificeerde vorm) wordt gedeeld door zijn evolu&onaire afstammelingen
Convergente evolu&e: kenmerk ontstaan bij dieren die niet evolu&onair verwant zijn
è vleugels van vlinder, vleermuis om te vliegen, ona_ankelijk ontstaan
1. ontwikkeling van weefsels
Parazoa of sponzen
- geen gedefinieerde weefsels & organen
- komen voor als celaggregaten
- geen irreversibele differen&a&e
o elke cel heea de mogelijkheid om terug te gaan nr een andere cel;
dedifferen&eren naar stamcel en redifferen&eren tot andere cel
radiaal bilateraal
Lichaamsdelen rond centrale as L- en R zijn spiegelbeeld
Sec&e in twee gelijke delen in gelijk welk 2D vlak Alleen sagicale vlak deelt organisme in twee
Vb.: cnidaria (zeeanemonen, kwallen, koralen), gelijke delen
vooral neteldieren Vb.: rep&lia (slangen, schildpadden), al de rest
Voordeel bilateria:
• grotere & direc&onele mobiliteit doorheen hun milieu
• concentra&e van specifieke organen op verschillende plaatsen in lichaam
o sensorische organen dikwijls vooraan omdat je vooruit stapt
• cefalisa&e: evolu&e van een specifiek hersenregio vooraan
RADIATA
Dorsaal
Tranversaal
Posterieur
Sagittaal
Frontaal
BILATERIA
Anterieur 21
Ventraal
3. ontwikkeling lichaamsholte
Meeste dieren bestaan uit 3 kiemlagen: ectoderm – mesoderm – endoderm (bilateria)
ð sponzen: geen
ð cnidaria: enkel ectoderm en endoderm
ectoderm: zenuwstelsel & huid, buitenste bedekking
mesoderm: spieren & skelet
endoderm: spijsverteringsstelsel
convergente evolu&e: segmenta&e verscheen meerdere malen &jdens de evolu&e van dieren
Lichaamsopbouw
- geen tot weinig lichaamssymmetrie
- adult sessiel, larven vrijzwemmend
- 95% van gekende soorten is marien
- Verschillende celtypes = mul&cellulair
- Geen weefsels
o Geflagelleerde choanocyten
o Amoebocyten – spongine & spicula vormen skelet
o Afgeplace wandcellen of pinacocyten
- Cellen zijn to&potent
o Differen&a&e – dedifferen&a&e – redifferen&a&e
- Van 2 mm tot 2 m in diameter
- Vaasach&ge vorm met uitstroomopening: osculum
- Opgebouwd uit lichaamswand:
o Bevat poriën of os&a
o Binnenste rij choanocyten: een soort
flesvormige cellen met flagellum
o Buitenste rij afgeplace cellen: pinacocyten vormen een epitheliale wand
o Daartussen: gela&neuze matrix = mesohyl
§ Bevat amoeboeide cellen die skelet ‘produceren’
• Spicula: calciumcarbonaat of silicaten = extra stevigheid
• Spongine vezels
Lichaamsfunc&es
- Watercircula&e via os&a en osculum
- Voeding
o Filtervoeders: kleine organische bestanddelen opnemen
o Intracellulaire vertering door choanocyten
- Ademhaling: via diffusie
- Geen zenuwstelsel
- Voortplan&ng:
o Aseksueel: knopvorming en fragmenta&e (gene&sch iden&ek)
o Seksueel: bepaalde choanocyten/amoeboide cellen worden respec&evelijk
zaadcel of eicel; via water verplaatst zaadcel zich naar eicel
§ Gameten versmelten: gecilieerde larve drija met plankton, hecht zich
en groeit uit tot adult
§ Meerdere soorten zijn hermafrodiet (tweeslach&g), vaak
kruisbevruch&ng
- Reaggrega&e van cellen mogelijk -> hoog regenera&epoten&eel
Voorbeelden
Hoornsponzen – kalksponzen – glassponzen
Toepassingen
- Voedselbron voor mariene organismen, bacteriën, etc
- Produceren chemische stoffen als bescherming
o o.a. an&-bacteriele werking – interesse farmaceu&sche industrie
- Mechanismen en molecule voor cellulaire dedifferen&a&e en (re)differen&a&e
o o.a. link naar stamcelonderzoek
- spongine skelet vormt basis voor ons huis- of badspons
PHYLUM CNIDARIA
Lichaamsopbouw
- radiale symmetrie (mond – geen anus)
- opgebouwd uit weefsels – 2 kiemlagen =
diploblas&sch
o epidermis en gastrodermis
- geen organen – sensorische cellen (licht,
aanraking,..)
- 2 vormen:
o meduse (vrijzwemmend)
§ sollitair
§ schijf- of parapluvorm met tentakels rond mond aan 1 zijde gelegen
§ sommige cnidaria wisselen meduse en poliep stadia af; toch
overgewicht nr 1 type: bv.: zeeanemoon en kwal
o poliep (sessiel)
§ solitait of koloniaal
§ lichaamsopening is tegelijk mond en anus, omringd door tentakels
§ vast in bodem
- hydroskelet: stevigheid gevormd door aanwezigheid water binnen
- exoskelet (chi&ne – calciumcarbonaat) afgezet -> enkel in poliepen
- gastrodermis: gastrodermale en sensorische cellen
lichaamsfunc&es
- Voeding:
o Carnivvoor, nematocyten (netelcellen)
o Extracellulaire + intracellulaire vertering
o Netelcellen op tentakels -> prooi naar mondopening -> in verteringsholte ->
extracellulaire vertering via enzymen gesecreteerd door kliercellen -> opname
door gastrodermale cellen via fagocytose -> intracellulaire vertering ->
onverteerde resten worden via mond verwijderd
- Ademhaling: via diffusie
- Netwerk van zenuwcellen aanwezig
- Voortplan&ng met genera&ewisseling:
o Ongeslachtelijke voortplan&ng in poliep
o Geslachtelijke voortplan&ng in medusa, gescheiden geslacht
§ Het basisschema vertoont varia&e
o Beide genera&es zijn diploïd
classifica&e
- Anthozoa of bloemdieren (zeeanemonen, koralen)
o Leven dikwijls in symbiose met fotosynthe&serende
algen (koraalrif)
- Hydrozoa of kwalpoliepel
o Poliepstadium is best bekend, toch dikwijls
genera&ewissel (portugees oorlogschip)
- Scyphozoa of schijswallen
o Medustadium overheerst (oorkwal)
- Cubozoa of dooskwallen
o Lijken sterk op kwallen maar tentakels gegroepeerd in vier hoeken van het
kubusvormig lichaam
o Bij velen geen poliepstadium gekend, kunnen dodelijk zijn voor de mens
- Staurozoa of steelkwallen/sterkwallen
o Medusa die vastzit via steel
o Planulalarve die kruipt
toepassingen
- Koraalriffen vormen schuilplaats voor veel jonge en kleine mariene dieren ->
problemen bij klimaatopwarming
- Steenkoralen vormen kalksteen, beschermen tropische eilanden
- Kunnen toxines afscheiden die inwerken op zenuwstelsel
- Bioluminescen&e:
o Aequorea victoria of kristalkwal
§ Leverde aequorine dat reageert met Ca2+
§ Green fluorescent Proteïn GFP
o Discosoma sp. Of koraal leverde
§ Red Fluorescent Protein RFP
PHYLUM CTENOPHORA
lichaamsopbouw
- Lang beschouwd als naaste verwanten van de Cnidaria
- Recent mesodermale spiercellen aangetoond -> eigenlijk triploblas&sch
- Recent geplaatst aan basis dierlijke levensboom, oorsprong dieren triploblas&sch?
- Niet echt radiaal of bilateraal symmetrisch (slechts 3
vlakken)
- Twee tentakels rond mond
- Anale poriën -> volledige waterstroom door lichaam
- Kleefcellen (colloblasten) ipv netelcellen op epidermis
- Voortbeweging via rijen (kammen) van cilia
- Geen poliepstadium
- Enkel seksuele voortplan&ng
Toepassingen
- Bioluminescen&e
- Natuurlijke kleefstoffen
PHYLUM ACOELA
- Geen leerstof