Professional Documents
Culture Documents
PHYLUM PLATYHELMINTHES
= platwormen van 1mm tot vele meters
Lichaamsopbouw
- triploblas:sch – acoelomaat
- longitudinale en circulaire spieren
- vrijlevend of endoparasitair
Lichaamsfunc:es
- Voeding:
o carnivoor - slechts 1 opening thv uitstulpbare pharynx en verder blind
eindigende vertakkingen
o eerst extracellulaire vertering; dan intracellulair via fagocytose
o vele parasitairen nemen rechtstreeks reeds verteerd voedsel op van gastheer:
verteringsstelsel sterk gereduceerd tot zelfs afwezig
- Ademhaling:
o via diffusie, geen circula:estelsel
- Excre:estelsel:
o netwerk van vlamcellen en poriën in epidermis (vooral osmoregula:e = zout-
en waterbalans)
- Zenuwstelsel:
o anterieur cerebraal ganglion en zenuwstrengen (laddertype) – vrijlevende
platwormen hebben fotoreceptoren op kop
- Voortplan:ng:
o hermafrodiet, meestal kruisbevruch:ng
o interne bevruch:ng, eiafleg en externe ontwikkeling (soms via larve)
- Regenera:e: in stukken -> elk stuk groeit uit tot volledige platworm
Classifica:e
• Turbellaria of trilhaarwormen
• Trematoda of zuigwormen Neodermata: parasitair
• Cercomeromorpha of lintwormen - Nieuwe huid =neodermis
- Geen oogvlekken
Turbellaria of trilhaarwormen
- Vrijlevend, bewegen voort via trilharen op buikzijde
- Carnivoor
- Vb.: dugesia
Trematoda of zuigwormen
- Endoparasieten, vooral van vertebraten
- Hebben meestal mond- en buikzuignap en/of haken
- Meestal meerdere gastheren, waaronder 1 slak en 1 vertebraat (ook mens)
- Vb.: leverbot
Schistosoma
- Schistosomiase = bilharziose of zwemmersjeuk (dodelijk)
- LeeV in bloedvaten van darm of urineblaas -> breekt door bloedvatwand om via
darm en urineblaas naar buiten te komen
- Geen vaccin -> coa:ng van huid met gastheer-an:genen = geen
imuunreac:e
Cercomeromorpha of lintwormen
- Endoparasieten in darm van vertebraten
- Geen eigen spijsverteringsstelsel
- Hechten zich vast via hun scolex met zuignapjes of haakjes
- 2 gastheren
Nut/nadeel
- Sterk regenera:evermogen: onderzoek op o.a. dugesia
- Produc:everlies in veeteelt
o Leverbot herkauwers, schapen gevoeliger dan runderen
o Tussengastheer voor lintwormen
- Infec:e bij de mens
o Levercirrose
o Schistosomiase
o Runder- en varkenslintworm
PHYLUM ROTIFERA
PHYLUM MOLLUSCA
= weekdieren
- (naakt)slakken, oesters, octopus, nau:lus, mosselen,…
- Ontstaan in oceanen, meesten leven nog in zeewater, ook zoetwater / voch:ge grond
- Met of zonder schelp (ca-carbonaat)
Lichaamsopbouw
- Bilateraal symmetrisch (vaak torsie :jdens ontwikkeling)
- Gereduceerd coeloom rond hart, excre:eorgaan en delen van spijsverteringsstelsel
- Niet al:jd duidelijke kop
- Mantel: ontstaan door plooien in dorsale lichaamswand – mantelholte
o epitheelcellen van mantel kunnen harde externe schelp vormen
o In mantelholte: kieuwen = filamenten rijk aan bloedvaten
§ zorgen voor zuurstofopname uit water (soms cilia)
§ filteren voeding bij bivalven
- Gespierde voet voor voortbeweging, graven, vangen voedsel,
o soms omgevormd tot tentakels of armen, of zelfs vleugelach:ge structuren
(produc:e mucus mogelijk)
lichaamsfunc:es
- Voeding: carnivoor of herbivoor, radula (chi:neuze tandjes)
- Filtervoeders (mosselen) – ac:eve jagers (inktvis)
- Allemaal een radula in de mondholte (behalve de bivalvia: kieuwen aangepast aan
filtervoeding): rasp van chi:neuze tandjes: om voedsel af te grazen van bvb algen, of
om door de schelp van een prooi te boren
- Ademhaling meestal via kieuwen
- Open bloedsomloop (uitgezonderd inktvissen)
o hart uit drie compar:menten:
§ twee collecteren zuurstofrijk bloed thv kieuwen
§ derde pompt bloed rond
o hemocoel
o hemolymfe!, geen bloed
classifica:e
4 van de 7/8 onderscheiden klassen:
1. polyplacophora (keverslakken)
2. gastropoda (slakken)
3. bivalvia (tweekleppigen = schelpdieren)
4. cephalopoda (inktvissen, koppo:gen)
polyplacophora
- marien – herbivoor
- lichaam niet gesegmenteerd > bedekt met 8 overlappende dorsale kalkach:ge platen
- ventrale voet omgeven door mantelholte met daarin kieuwen
gastropoda
- marien – zoetwater – terrestriaal
- meestal schaal, soms schaal verloren
- tentakels met chemo- en mechanoreceptoren, en/of ogen
- torsie :jdens larvale ontwikkeling – verlies van bilaterale symmetrie
- velen hermafrodiet met kruisbevruch:ng
- marien: kieuwen in mantelholte onder schelp
- marien zeeslakken: kieuwen extern (predatoren)
- terrestriaal: bloedvaten in mantelholte doen dienst als long
- terrestriaal: naaktslakken
Bivalvia
- Marien (zoetwater)
- Geen kop, geen radula
- Gespierde voet: gebruikt voor graven, vasthechten in grond
- Adductor- of sluitspieren: laten openen/sluiten schelpen toe, trekken
aan dorsaal scharnierligament
- Mantel bedekt de binnenkant van de schelp, vaak parelmoervorming
- Inadem- en uitademsifon
- Kieuwen in mantelholte
- Vasthech:ng via byssusdraden
- Vastcementeren van schelp
- Vrijzwemmend
cephalopoda
- Marien - carnivoor
- Geen larvaal stadium
- Voet omgevormd tot tentakels/armen
- Gesloten circula:estelsel
- Grote hersenen: intelligent
- Goed ontwikkelde ogen
- Predatoren: sterke kaken, papegaai-ach:ge bek, radula, speekselklier: afgiVe toxines
- Waterstroom doorheen mantelholte: stroomt binnen via spiercontrac:es en naar
buiten via een sifon – ademhaling en locomo:e = propulsie
- Inktzak kan via sifon inkt lozen
- Camouflage-technieken: chromatoforen
o Kleur aanpassen via chromatoforen = epitheelcellen met pigmenten
- Symbiose met luminiscente bacteriën: samen met inkt vrijgezet of geven kleur
o Via opslaan van bioluminescente bacteriën
- Gesloten bloedsomloop
- Uitwendige & inwendige schelp
- Geen endo- of exoskelet (schelp)
Nut/nadeel
- Belangrijke voedselbron voor mens
- Parelmoer, parels
- Inkt, toxines
- Schelpen fossiliseren, datering mogelijk
- Bio-indicatoren pollu:e – plaag in US – verstopping water- en krachtcentrales
(zebramossel)
- Vraat aan planten, kiemende granen, aardappelen, etc (slakken)
- Schade aan hout (scheepsworm)
- Tussengastheer voor meerdere parasieten