You are on page 1of 1

b) oligosachariden: 3 tot 10 monosachariden; fructose- 1) amylum (slecht oplosbaar) of plantaardig zetmeel: opgebouwd uit

oligosachariden voor in groenten en galacto-oligosachariden in glucose-eenheden -


melkproducten; oligosachariden met meer dan 3 monomeren -> niet amylose: spiraalvormig; slecht oplosbaar
vrij in natuur maar gebonden aan eiwitten of lipiden; raffinose -> uit - amylopectine: struikvormig; goed oplosbaar
galactose, glucose, fructose en komt voor in planten en sommige
schimmels
2) glycogen of dierlijk zetmeel: in lever als reservestof; reservesuiker
c) polysachariden: meest voorkomende groep; ontstaan door sommige schimmels en prokaryoten; dieren kunnen snel verteren; in de
waterafsplitsing (=condensatie) tussen < 10 monosachariden; ruimte een bolvorm
opgebouwd uit 1 soort monosacharide (=homopolysachariden); met
verschillende soorten monosachariden (=heteropolysachariden); 3) cellulose of celstof: voor planten een steunstof; veel cellulose in
lange ketens en kunnen fungeren structurele elementen of katoen en papier; voor mens geen voedingswaarde en kunnen niet
reservestoffen. verteren; heeft een vezelstructuur
Algemene voorstelling: n C6H1206 – (n-1) H20  (C6H1005) n

4) chitine: lijkt qua struct. cellulose; aangetroffen in uitwendig skelet of


exoskelet v geleedpotigen, in de radula vd slakken, in schelpen v
weekdieren en in celwand v bepaalde algen en zwammen; niet alle
polysachariden uit glucose -> vb inuline: bestaat enkel uit fructose en
komt voor in bepaalde planten

You might also like