You are on page 1of 5

Biologie: de cel

1. CELWAND:

- Bouw:

 plantcel: celwand met cellulose

 zwammen: celwand met chitine (bouwstof)


 bacteriën: celwand met mucopeptide (molecule)
- functie:

 stevigheid cel

 fungeert als een beschermende laag


1. Celmembraan met
Cytoplasma:

 Geleiachtige vloeistof= cystal, nl. water en c-verbindingen

 Proteïnen, sachariden (=koolhydraten), lipiden (=suikers), nucleïnezuren


(=DNA en RNA), mineralen

 celstructuur/ celorganellen

 cytoplasma is omgeven door celmembraan


- bouw:

 lipidendubbellaag van fosfolipiden en cholesterol

 proteïnen ( perifere en transmembraan)

 sacharidenketens

- eigenschappen:

 flexibel, zelfsluitend, selectief doorlaatbaar


- functie:

 omsluiten en isoleren celinhoud


 selectief doorlaten stoffen-> transportfunctie

 herkennen van stoffen-> receptorfunctie

 communicatie met andere celle via sachariden


1. Celkern

- Bouw :
 Kernmembraan (met kernporiën)

 Chromatine (DNA)

 Nucleoli (kernlichaampjes)

 mRNA -> proteïnen (kopie van DNA)

 rRNA-> ribosomen
- functie:

 bevat genetisch materiaal

 verdubbeling van al het DNA bij deling

 aanmaak rRNA in nucleoli (opbouw van ribosomen)


1. ribosomen
- bouw:

 kleine korrels

 opgebouwd uit rRNA en proteïnen

 los of gebonden membraan van het R.E.R


- functie:

 aflezen van mRNA-> decoderen genetisch materiaal voor proteïnen te maken


1. Endoplasmatisch reticulum (E.R)

- bouw:

 netwerk van membranen

 R.E.R-> ruuw met ribosomen

 S.E.R-> zacht zonder ribosomen


- Functie:

 Synthese proteïnen

 Niet afgewerkte proteïnen opslaan en verpakken in transportblaasjes


 Vorming vetzuur en fosfolipiden
1. Golgi-apparaat
- Bouw:

 Golgi-cisternen: afgeplatte zakjes, begrensd door membraan

 Golgiblaasjes
- Functie:

 Bewerken van proteïnen (m.b.v enzymen)

 Afgewerkte proteïnen verpakken in golgiblaasjes, binnen cel

 Secretieblaasjes indien buiten cel


1. Lysosoom:
- Bouw:

 Golgiblaasje met afbrekende enzymen, enkel bij dierlijke cel


- Functie:

 Autofagie: celeigen bestanddelen afbreken

 Heterofagie: extracellulair materiaal afbreken


1. Mitochondriën

- Bouw:

 Staaf- of bolvormig

 2 membranen

 Geleiachtig vloeistof: matrix

 Komen meestal in grote aantallen, veel energie-> veel cellen


- Functie:

 Celademhaling (ATP= proteïne: adenosinetrifosfaat)


1. Cytoskelet:

- Bouw:
 Complexe netwerk van proteïnevezels:
-microfilamenten
-microtubili (-proteine)
-intermediaire filamenten

 Dynamisch geheel
- Functie:

 Vorm van de cel

 Verplaatsing van de celorganellen (kunnen zich zeer snel heroriënteren)

 Voorkomt chaotisch verspreiding celorganellen


 Beweging cel

 Wegennet
1. Centriool
- Bouw:

 Staafjes(microtubuli), loodrcht op elkaar, enkel bij dierlijke cel


- Functie: celdeling, chromosomen dupliceren van materiaal
1. Vacuole
- Bouw:

 Blaasje begrensd door tonoplast, voornaamelijk in plantencel


- Functie:

 Waterreserve, stevigheid, reservestoffen en plantaardige lysosoom


1. Plasten of plastiden
= korrelvormige organellen met dubbele membraan, enkel bij planten!
2. Leukoplasten
- Bouw: geen pigment
- Functie: opslaan zetmeel
1. Chloroplasten= bladgroenkorrel
- Bouw:

 Dubbel membraan rond stroma (vloeistof in chloroplast)

 Thylakoïden met grana

 Chlorofynmoleculen (vangen zonlicht op


- Functie: fotosynthese
1. Chromoplasten
- Bouw: met rode, gele of oranje pigmenten
- Functie: kleuren bloemen en vruchten

Prokaryotic cel De twee Eukaryotic cel


Klein en simpel DNA Groot en complex
Geen nucleos Ribosomen Nucleos
1-celig Cytoplasma 1-celig of meercellig
Rondvormige chromosomen plasmamembraan Vele chromosomen lijnen
Geen organellen Organellen

You might also like