You are on page 1of 39

Julie Benoit

Natuurwetenschappen
LEVEN

A) Biologische Eenheid

A1 De Cel-submicroscopisch

De celorganellen
plantaardige

1) Intercellulaire ruimte
De ruimte tussen cellen

2) Celwand
Beschermt de cel

3) Plasmamembraan
Buitenwand van de cel, geeft cel vorm en stevigheid.

4) Cytoplasma
ideaal oplosmiddel voor stoffen die de cel nodig heeft om zijn
werking te kunnen uitvoeren. Het cytoplasma is een
vloeibaar medium waarin stoffen kunnen oplossen en niet
worden afgebroken.

5) Ribosoom
Bolvormige organellen, gelegen op de membranen van het endoplasmatisch
reticulum of vrij in het cytoplasma. Functie: kleien eiwitfabriekjes

6) Plastiden (zetmeelkorrel, bladgroenkorrel)


Ze maken belangrijke stoffen voor de cel en slaan die op, maken zelf ook eiwitten aan

7) Chloroplasten
Opgebouwd uit dubbele eenheidsmembraan. Hierin bevinden zich de enzymen die
nodig zijn voor fotosynthese.

8) Mitochondriën

1
Julie Benoit

Boonvormige blaasjes,op de plooien bevinden zich ademhalingsenzymen. Deze


kunnen ATP aanmaken (= energiecentrale van de cel)

9) Golgi-complex
Stapel lege membraamzakjes, liggen klaar om eiwitten te verpakken
 Exocytose: proces waarin zakjes het golgi-complex verlaten

10) Kernporie
De kernporie is een opening in het kernmembraan voor de uitwisseling van stoffen
tussen de kern en de cel.

11) Chromatine
Zit in de kern, bevat het erfelijke materiaal

12) Vacuole
Algemene benaming voor blaasjes van eenheidsmembraan (deze kunnen allerlei
inhouden bevatten; eiwitten,vetdruppels…)

13) Endoplasmatisch reticulum


Netwerk van kanaaltjes die bestaan uit eenheidsmembaar. Vervoeren de eiwitten en
soms andere stoffen in de cel.

14) Kern= nucleus


Draagt erfelijke informatie
Regelt de eiwitproductie in het lichaam

Dierlijke

1) Kern (nucleolus)
2) Lysosomen
Kleine blaasjes eenheidsmembraan volgepakt met afbraakenzymen. Als deze
versmelten met andere blaasjes  ander blaasje verteren (vb voedsel)

3) Het centrosoom = 2 centriolen


Verdelen chromosomen onder twee dochtercellen

4) Cytoskelet
Netwerk van fijne eiwitdraadjes (microfilamenten) en eiwitbuisjes (microtubuli)
= ophangsysteem van de vele organellen

(De organisatieniveaus)
2
Julie Benoit

1) biosfeer
2) ecosysteem
3) populatie
4) individu
5) orgaanstelsel
6) organen
7) weefsels
8) cellen
9) celorganellen
10) moleculen
11) atomen

Het celmembraan

Dubbele laag van fosfolipidemoleculen (1 zijde lange vetstaart, andere kant fosforgroep)
functie:

Eiwitten liggen tussen de fosfolipiden (sluis transport van binnen de cel naar buiten de cel)

Ook cholesterol ligt tussen de fosfolipiden (zorgt dat vloeibaar membraan steviger wordt en
minder toelaat)

Op de eiwitten zijn er soms suikerketens bevestigd, doen dienst als receptoren (ze
herkennen de stoffen die in de bloedbaan circuleren en zo kunnen ze hierop inwerken) vb.
hormonen

A2 DE CELCYCLUS

De chemische structuur van DNA


3
Julie Benoit

DNA (desoxyribonucleïnezuur):

is de belangrijkste drager van erfelijke informatie in alle bekende organismen. Een DNA-
molecuul bestaat uit twee lange strengen van nucleotiden, die samen zich buigen tot een
dubbele helix. De twee strengen zijn aan elkaar verbonden door zogenaamde baseparen.

4
Julie Benoit

Een basepaar verbindt twee tegenover elkaar liggende nucleotiden.

5
Julie Benoit

Chromosoom

Chromosomen zijn kleine deeltjes van cellen. Alleen te zien in delende cellen met een
microscoop. Ze bestaan uit de stof DNA. 1chromosoom bestaat uit 2 chromatine

Chromatine

Dit is het DNA-proteïne-complex in de kern tijdens de interfase. Zoals de naam al aangeeft


neemt dit complex makkelijk kleurstoffen op, waardoor de kern beter zichtbaar wordt onder
een lichtmicroscoop. Chromatine heeft een vezelstructuur.

Biomoleculen

De DNA replicatie
Belang: DNA-replicatie is het proces waarbij een DNA-molecuul wordt gekopieerd. Als alle DNA is
gekopieerd, kan celdeling plaatsvinden.

Situering in celcyclus: Als de cel zich gaat voorbereiden op de mitose, gaat hij vanuit de G1-fase over
in de S-fase. In die fase, die vrij veel tijd in beslag neemt, vindt DNA-replicatie plaats

1) In de eerste stap van DNA-replicatie breekt het enzym DNA-helicase


de waterstofbruggen tussen de twee strengen van de dubbele helix, zodat de strengen elkaar

6
Julie Benoit

loslaten. Elke enkele streng vormt nu een sjabloon voor een nieuw te maken streng, doordat
elke base alleen met de complementaire base kan paren.
2) Dan hecht aan de sjabloonstreng, op de plek waar de replicatie moet beginnen, een
klein stukje DNA dat we primer noemen. De nieuwe strengen worden vervolgens
samengesteld door het enzym DNA-polymerase. en koppelt nucleotiden aan elkaar
tot een nieuwe streng

7
Julie Benoit

Volledige animatie: http://www.allesoverdna.nl/woordenboek/dna-replicatie.html

http://www.bioplek.org/

DNA- helicase: DNA- helicase splitst de ketens

DNA-Polymerase: Maakt nieuwe ketens in 3’ en 5’

DNA-ligase: Enzym dat brokstukken DNA aan elkaar bindt, energie verkregen van ATP.

Fasen Van de celcyclus


https://www.youtube.com/watch?time_continue=659&v=YoqcJD-uo5c

https://www.youtube.com/watch?v=246UU_d2Shw

mitose en meiose: http://www.bioplek.org/animaties/cel/meiose.html

G0-fase
Als een cel in de G0-fase zit, dan doet de cel gewoon zijn werk. Kliercellen produceren dan sappen,
zenuwcellen geleiden dan electrische impulsen en spiercellen zorgen dan voor beweging. De cellen in
de G0-fase vervullen gewoon hun functie voor het organisme waar ze deel van uit maken.

G1-fase
Vanuit de G0-fase kan de cel terecht komen in de G1-fase. De cel gaat zich voorbereiden op een
mogelijke celdeling. De cel heeft nog steeds 46 strengen DNA.

S-fase

8
Julie Benoit

In deze fase van de celcyclus gaat de cel zich voorbereiden op de naderende celdeling. Omdat na de
celdeling alle dochtercellen weer 46 chromosomen moeten hebben, zorgt de cel ervoor dat in de S-
fase al het DNA gekopieerd wordt. Voor een menselijke cel geldt dan dat er van elke streng DNA een
kopie wordt gemaakt. Een cel in de S-fase van zijn leven heeft 92 strengen DNA in de celkern.

G2-fase
De cel gaat zich voorbereiden op de naderende kerndeling. De celkern heeft nog steeds 49 strengen
DNA, die nog maar matig zijn opgerold tot chromatine.

De M-fase
De cel gaat zich daadwerkelijk delen. De celkern moet er zorg voor dragen dat het DNA nu heel goed
opgevouwen wordt. De 92 strengen DNA wordt nu maximaal opgevouwen (gecondenseerd) tot 46
chromosomen. Elk chromosoom bestaat uit twee chromatiden. De twee chromatiden van het
chromosoom zijn exacte kopieën van elkaar.

Mitose : 1 cel wordt in 2 cellen gesplitst (met zelfde dna als de oude cel)

1) interfase: DNA rolt zich op


2) profase: DNA rolt zich verder op, celkern verdwijnt, spoellichamen zichtbaar
3) metafase: chromosomen naar midden v/d cel, op 1 rij in metavlak
trekdraden vanuit spoellichaam naar centromeren
4) anafase: zusterchromatiden niett meer verbonden, trekdraden nemen chromatiden
naar eigen spoellichaam, beide helften zelfde aantal chromosomen
5) telofase: spoelen verdwijnen, nieuwe kern vormt zich en chromosomen ontvouwen
zich
6) citokynese (mitose is klaar): ontstaan twee cellen uit één

9
Julie Benoit

 nieuw individu dat genetisch identiek is aan het moederindividu = kloon (door
mitose deling)

(https://www.youtube.com/watch?v=WAh4kIzjGwo)

Meiose (=reductieverdeling): vindt plaats in geslachtsorganen, chromosomen worden


gehalveerd, na 2 delingen ontstaat uit de diploïde cel, 4 haploïde cellen.

1) Meiose 1:

Voorafgaand aan de meiose worden, door DNA-replicatie, de chromosomen


verdubbeld. Van elk chromosoom zijn nu twee kopieën aanwezig, die aan elkaar vast
zitten op een plek die centromeer heet. Zolang ze aan elkaar vast zitten, noemen we
de twee kopieën chromatiden.
De dubbele chromosomen worden verplaatst  midden van de cel, waar de
homologe chromosomen (1 van de vader en 1 van de moeder) tegenover elkaar gaan
liggen. in dit stadium van de meiose kan crossing over plaatsvinden.

Eiwitdraden hechten zich aan de chromosomen en trekken de homologen bij elkaar


vandaan. De cel deelt zich, en elk van de twee dochtercellen is nu haploïd. Van elk
chromosoom bevat een dochtercel nu één exemplaar: dat van de vader of dat van de
moeder. Wel bestaat elk chromosoom nog uit twee chromatiden.

2) Meiose 2:

Na meiose 1 volgt een tweede deling. Daarvoor bewegen in beide dochtercellen de


chromosomen weer naar het midden van de cel; de twee chromatiden laten los en
worden door trekdraden uit elkaar getrokken, waarna beide dochtercellen wederom
delen. Het resultaat: vier haploïde cellen.

Haploïde cellen: Een cel die van alle chromosomen slechts één exemplaar heeft, noemen we
haploïd. (bij mensen: eicel en zaadcel)

Diploïde cellen: een diploïde cel is een cel waarvan de celkern twee exemplaren van elk
chromosoom bevat (alleen de mannelijke geslachts-chromosomen zijn verschillend). Het
aantal chromosomen wordt weergegeven met 2n. Elk gen zal dus ten minste tweemaal
voorkomen.

B) Leven doorgeven

B1 voortplanting bij de mens


Spermatogenese

10
Julie Benoit

Spermatogenese is het proces waarbij de mannelijke spermatogonia zich ontwikkelen tot volwassen
spermatozoa.

Oögenese

Proces waarbij een eicel gevormd wordt, vertrekkend van eicelmoedercellen (oögonia).

Menstruatiecyclus hormonaal

Een normale menstruele cyclus kun je opsplitsen in vier grote fasen :

• de folliculaire fase is de fase waarin de eicel rijpt

• de ovulatie of eisprong

• de luteale fase is de fase waarin de baarmoeder zich klaarmaakt voor een eventuele
innesteling van de bevruchte eicel, gele lichaam  progesteron

• de menstruatie is de fase waarin de baarmoeder de niet bevruchte eicel afstoot

oestrogenen  slijmprop slijm = ondoorgankelijk voor zaadcellen, maar onder invloed van
de oestrogenen verandert het en wordt het gedurende enkele dagen doorgankelijk.
Bovendien ontspannen de spieren rond de baarmoederhals zich onder invloed van de
oestrogenen zodat hij zich iets opent en de zaadcellen doorgang verleent.

11
Julie Benoit

Hormonale regeling van de eierstokcyclus

12
Julie Benoit

De bevruchting

Bevruchting grijpt plaats in het begin van de eileider

Transport via trilhaartjes in de eileider

samensmelting van kernen van eicel en zaadcel


zygote

Schorsreactie: nadat de zaadcel is binnengedrongen, krimpt de eicel

een beetje in, de glashuid wordt nu ondoordringbaar.


spermatozoïden omringen oöcyt die omgeven is door het glasvlies en corona radiata
iedere spermacel opent acromosaal blaasje. Die enzymen maken de coronacellen
los en doorboren het glasvlies
spermatozoïde legt zich tegen het plasmamembraan v/d oöcyt aan
oöcyt maakt stof vrij, waardoor glasvlies ondoordringbaar wordt voor andere
spermatozoïden
⇒ binnendringen in de eicel
plasmamembranen v/d spermatozoïde en oöcyt lossen op en de kern v/d sperma
wordt opgenomen door de oöcyt. Het oöcytmembraan verandert zodat een 2e
spermatozoïde niet binnen kan. 2e meiotische deling oöcyt gaat verder
eicelkern wordt gevormd. Ontstaan rijpe eicel (oötide). Tweede poollichaampje wordt
uitgestoten.

13
Julie Benoit

eicelkern en zaadcelkern gaan naast elkaar liggen, terwijl ze DNA verdubbelen


leggen zich tegen elkaar, kernmembranen lossen op, kerninhouden vermengen zich
⇒ vermenging v/d kerninhouden
bevruchting is volledig: bevruchte eicel is nu zygote. Binnen de zygote worden
spoeldraden voor eerste mitose gevormd
⇒ eerste mitose
De geboorte

https://www.youtube.com/watch?v=ZQkULC1bXzc&nohtml5=False

1) Ontsluiting baarmoedermond  ontsluitingsweeën (om weefsel rond baarmoeder zachter te


maken)
2) Vliezen kunnen breken
3) Ontsluitingsweeën (10 cm ontsluiting nodig)
4) Uitdrijvingsfase  persweeën
5) Navelstreng doorknippen
6) Nageboorte  placenta er uit (laatste keer persen)

Invloeden van externe factoren op de ontwikkeling v/d foetus/embryo

 Straling: inductie van kanker, risico op embryonale mortaliteit en mogelijkerwijze op


aangeboren afwijkingen en een aantasting van de hersenfuncties.

 Chemische stoffen: krijgen van een miskraam of aan een vroeggeboorte, maar ook
aan schade die wordt toegebracht aan het erfelijke materiaal of aan organen van het
kind. Ook vertraagde groei kan het gevolg zijn van een schadelijk effect.

 Stress: slecht voor de groei en ontwikkeling van je kindje. Overmatige stress kan ook
leiden tot problemen tijdens de bevalling, waardoor jij of je kindje in nood komt

 Roken: laag geboortegewicht, groeiachterstand, miskraam, vroeggeboorte, meer


kans op wiegendood, meer luchtwegeninfecties, meer kans op astma

 Alcohol: vertraagde groei, laag geboortegewicht (klein gestalte/tenger),


gezichtsafwijkingen, kleine schedel met eventuele gelaatsmisvormingen, zoals ogen
die ver uit elkaar lijken te staan, overhangende oogleden, platte neus, smalle
bovenlip

14
Julie Benoit

neurologische afwijkingen
slechte zuigreflex, prikkelbaar, veelvuldig huilen
op latere leeftijd: slecht sociaal functioneren, hyperactiviteit, verstandelijke handicap
en autistisch gedrag

De hormonale regeling v/d vruchtbaarheid

 in-vitrofertilisatie: in het labo worden eicel en zaadcellen samengebracht om een


bevruchting mogelijk te maken. Uit de bevruchte eicel groeit een embryo dat in de
baarmoeder van de vrouw wordt geplaatst.
Als zwangerschap lukt  proefbuisbaby.

 intra uteriene inseminatie: opgewerkte zaadcellen kunstmatig in de baarmoeder worden


ingebracht

 intracytoplasmatische sperma-injectie: in het labo wordt één zaadcel in een eicel gebracht
met behulp van een kleine naald, later ook geplaatst in baarmoeder

 in-vitromaturatie: onrijpe eicellen worden in ongeveer dertig uur in het laboratorium tot
rijping gebracht en daarna kunnen ze bevrucht worden via IVF of ICSI. (is veiliger en
goedkoper)
 de hormonale pil: de pil bevat kunstmatige hormonen (oestrogeen en progestageen) die een
bevruchting onmogelijk maken. Als je de pil correct gebruikt, ben je beschermd tegen een
zwangerschap

 anticonceptiepleister: De pleister (4x4cm) geeft progestageen en oestrogeen af. Die


hormonen komen via de huid in de bloedbaan terecht. Deze pleister wordt wekelijks
vervangen

 hormonaal implantaat: betrouwbaar anticonceptiemiddel, een lucifergroot staafje van


flexibel plastic dat onder de huid van de bovenarm wordt geplaatst. Daar geeft het 3 jaar lang
een kleine hoeveelheid progesteron af.

 de vaginale anticonceptiering/nuvaring: flexibele, plastic ring die je in de vagina draagt. Daar


geeft hij oestrogeen en progesteron af die je een maand lang beschermen tegen
zwangerschap.

 hormoon houdend spiraaltje: Het gaat om een klein, plastic voorwerp dat een arts of
gynaecoloog in de baarmoeder inbrengt. Daar geeft het een kleine hoeveelheid
progestageen af. Met het gewoon hormonaal spiraaltje ben je 5 jaar beschermd tegen
zwangerschap.

15
Julie Benoit

 de morning-afterpil: Deze pil bevat progestageen. Dit hormoon zorgt ervoor dat de eisprong
uitgesteld wordt. Zo kan een bevruchting eventueel nog vermeden worden. Maar is er al een
eisprong geweest, dan kan dit niet meer ongedaan gemaakt worden.

Maatschappelijk belang: Vrouw kan zelf de menstruatie regelen  meer zelfstandigheid.

Minder kinderen  minder kans op overbevolking

Ethische vragen: Is dit wel wat God wou? Is het verantwoord om het leven van een baby tegen te
houden/te voorkomen?

B1 Chromosomale genetica
Begrippen

 gen: Drager van de erfelijke eigenschappen in de celkern


(onderdeel van chromosoom voor bepaalde eigenschap)
 allel: Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in
homologe chromosomen op precies dezelfde plaats.

 Homozygoot allebei de genen zijn hetzelfde

 Heterozygoot: de genen zijn verschillend

 multiple allelen: drie of meer verschillende allelen voor een eigenschap  bloedgroepen
 genotype: erfelijke eigenschappen  vastgelegd in de chromosomen
 fenotype: uiterlijke eigenschappen  bepaald door genotype + milieufactoren

 dominant: dit gen is de baas  wordt geschreven met hoofdletter


 recessief: dit gen is onderschikt  wordt geschreven met kleine letter
 co-dominant: kopieën zijn even sterk (voorbeeld bloedgroep, gen A en gen B zijn even sterk
 bloedgroep AB)

 intermediaire overerving: overerving van eigenschappen waarbij zowel de erfelijke


eigenschap van de vader (bijv. bruine ogen) als van de moeder (bijv. blauwe ogen) bij het
kind (bijv. groene ogen) tot uitdrukking (= expressie) komen.

 Terugkruising: is een kruising tussen een heterozygoot individu (bv. uit de F1-generatie) met
een homozygoot individu (gelijk aan één van de twee individuen uit de P-generatie

 geslachtsgebonden kenmerken: erfelijke informatie die gebonden is aan één van de

16
Julie Benoit

geslachtschromosomen
vader bepaalt het geslacht.
 crossing-over gekkopelde genen: uitwisseling genen tussen chromosomen vader en moeder
tijdens meiose. Eén chromosoom bevat genen van de 2 verschillende ouders

 genenkaart: Bij genetische screening wordt via een eenvoudige bloedproef de erfelijke
constitutie van individuen in kaart gebracht, ook wel de genenkaart genoemd, waarop niet
alleen de erfelijke afwijkingen geregistreerd staan die al tot ontwikkeling zijn gekomen, maar
ook de erfelijke afwijkingen die iemand op kortere of langere termijn nog te verwachten
kan...

De wetten van Mendel

Mendel heeft vier wetten gevormd;


 De uniformiteitswet: als je twee raszuivere individuen (die maar in één kenmerk verschillen)
met elkaar kruist, dan zijn de F1-nakomelingen onderling identiek.

 De dominantiewet: Alle individuen uit de eerste generatie vertonen hetzelfde kenmerk als
het kenmerk van één van beide ouders (P-generatie).

 De splitsingswet: bij onderlinge kruising van individuen uit de eerste uniforme generatie krijg
je nakomelingen met verschillende genotypen. Daarbij komen de kenmerken in een vaste
getalverhouding tot uiting: 3:1 bij dominant-recessieve overerving en 1:2:1 bij partiële (of
co-) dominantie.

 De onafhankelijkheidswet of reciprociteitswet: de verschillende kenmerken worden


onafhankelijk van elkaar overgeërfd, indien ze op verschillende chromosomen liggen.

Nog begrippen

 monohybride kruising: kruising waarbij de onderwerpen slechts één verschillend


kenmerk hebben

 dihybride kruising: overerving van twee erfelijke eigenschappen, hierbij zijn twee
genenparen betrokken
 stambomen
een getekende presentatie van familiegegevens, bijvoorbeeld in de vorm van een boom of
met symbolen zoals gebruikt in de genetica. Een stamboom is verder een diagram in de vorm
van een boomstructuur waarin veranderingen in de tijd worden weergegeven.

 overerving van bloedgroepen


A, B dominant  AB
O recessief
 overerving van het geslacht

B3) moleculaire genetica

17
Julie Benoit

Toepassingen van biotechnologie (ook voor en nadelen)

 De productie van insuline en vaccins


insuline: is een hormoon dat onder andere zorgt voor synthese
eiwitten
principe: insuline wordt ingespoten bij diabetes patiënten wanneer er een
tekort aan glucose is

vaccins: Een vaccin wordt tijdens een vaccinatie in de bloedbaan geïnjecteerd met als
doel de persoon in kwestie bescherming of resistentie tegen een bepaalde ziekte te
geven.
-voordelen: -bieden bescherming
-nadelen: -toename kankergevallen
- meer allergie en auto-immuunziekten door uitroeien infecties
 Gentherapie
gentherapie verband: behandeling voor niet of slecht functioneren van eiwitten als
gevolg
van ontbrekende / defecte genen
principe: het gen dat coderend is voor het slecht functionerende eiwit wordt
in de cel van de patiënt binnengebracht
voordelen: door wijzigingen in genetisch materiaal worden correcties ook
doorgegeven aan nageslacht → langetermijn correctie
nadelen: cellulaire/ virale activiteit kunnen geblokkeerd worden → zorgt wel
voor afremmen ontwikkeling tumoren (voordeel)

 Insectresisitentie en herbidicetolerantie van gewassen


zorgen voor verdelging insecten en onkruid, zonder invloed op vrucht en consument
voordelen: eenvoudig
landbouwers hebben grotere opbrengst
toename voedselproductie
bep. transgene planten zorgen voor verbetering gezondheid 3e wereld
nadelen: ongecontroleerd / onomkeerbaar
inheemse gewassen worden mogelijks verdrongen
sociaaleconomische noord-zuid kloof wordt groter door het kweken
van tropische soorten in koudere streken

 De productie van genetisch gewijzigde organismen (ggo’s)


GGO’s kunnen worden gedefinieerd als organismen (en micro-organismen) waarvan
het genetisch materiaal (DNA) zodanig veranderd wordt dat dit niet bij
vermeerdering of bij natuurlijke recombinatie gebeurt.

-voordelen: - de productkwaliteit gaat erop vooruit


- vervanging van dieronvriendelijke of milieuonvriendelijke processen
volledig nieuwe producten
- enzymen zijn volledig biologisch afbreekbaar
-nadelen: -Genetisch gemanipuleerde gewassen maken het verbouwen van
gewassen duurder door de verplicht af te dragen licentiekosten.
18
Julie Benoit

- De keuzevrijheid van de consument wordt aangetast


- Mensen met allergieën worden beperkt
- De techniek kan een nieuw wapen worden voor terroristen

C) soorten en evolutie
C1) soorten
Mutaties en modificaties (inloed bio,chem en fys factoren ontstaan mutaties)

Mutaties: Een mutatie is een blijvende verandering van het DNA.

Dat kan van alles zijn. Het veranderen van een enkel basepaar is al een mutatie, soms
verdwijnen er gehele baseparen, en soms ontstaan er zelfs veranderingen in de bouw
van het chromosoom
De meeste mutaties zijn niet schadelijk. (wel in geslachtscellen)

Modificaties: een ingreep van de mens om het DNA van planten of dieren te veranderen om
zo hun eigenschappen te verbeteren

Mogelijke oorzaken

-Bepaalde chemische stoffen kunnen ook mutaties veroorzaken doordat zij aan het DNA
kunnen binden. Voorbeelden hiervan zijn asbest, teer en benzeen.

-Allerlei soorten straling kunnen doordringen tot in het DNA en daar veranderingen
aanbrengen. Schadelijke straling kan zijn; Uv-straling, röntgenstraling of radioactieve straling

-Bepaalde virussen kunnen mutaties veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is HPV (Humaan
Papillomavirus) het virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken

C2) evolutie
Evolutietheorie van Lemarck
“erfelijkheid van verworven kenmerken”
→ organismen kunnen kenmerken die ze verwierven tijdens hun leven, doorgeven aan het
nageslacht
→ 2 waarnemingen:
a) het al dan niet gebruiken van bepaalde kenmerken zorgt voor
verdere ontwikkeling of het verlies hiervan
b) kenmerken van voorouders worden doorgegeven aan het
nageslacht
→ voorbeeld: een giraf krijgt tijdens zijn leven een sterkere en langere nek, door het
uitrekken naar bladeren in hoge bomen  Zijn nageslacht zal dan een langere nek hebben

19
Julie Benoit

Zijn (onjuiste) visie heeft een grote rol gespeeld bij de totstandkoming van Charles Darwins
evolutietheorie: hij was in zeker opzicht Darwins intellectuele sparringpartner.  beide
theorieën waren niet onderbouwd, niet genoeg kennis over biochemie en genetica, gericht
op verbeelding

Evolutietheorie van Darwin

Darwins theorie “Evolutie wordt gestuurd door het principe van de natuurlijke selectie.”

 Er is een zekere variabiliteit.


 Variaties in nageslacht van een soort zijn puur toevallig.
 Wie beter aangepast is aan de omgeving heeft meer kans om te overleven en voor
nakomelingen te zorgen . !
 De beter aangepaste planten zich meer voort. Galapagoseilanden ! Hier had hij geen
antwoord op. “SURVIVAL OF THE FITTEST.” HET OVERLEVEN VAN DE BEST
AANGEPASTE “
 Natuurlijke Selectie Enkele suggesties om je overleving – en reproductiekansen te
vergroten . - Pas je aan, aan de omgeving waarin je leeft. Vb. Cactussen zijn goed
beschermd tegen uitdroging.(stekels i.p.v. bladeren en waterreservoir.) Een poolvos
heeft een dikkere vacht en ook kleinere oren, om zo weinig mogelijk af te koel

Huidige evolutie theorie: Neodarwinisme

→ moderne versie Darwin met toevoeging van huidige kennis van genetica,
populatiegenetica en biotechnologie → proces:

a) verandering in genenreservoirs → mutaties, genetische verscheidenheid door migratie,


partnerselectie,...

b) natuurlijke selectie → selectie werkt dirigerend en milieuafhankelijk

c) genetische drift → willekeurig; o.i.v. toevallige gebeurtenissen treden wijzigingen in


frequenties van allelen op in kleine populaties

d) voortplantingsisolatie → twee verschillende populaties waartussen geen voortplanting


meer voorkomt; laatste stap bij divergentie van één soort in twee verschillende soorten

Ontstaan van soorten, evolutie van de mens (geloof- wetenschap)

(htt
p://

20
Julie Benoit

www.lucyonline.nl/voorouders/Voorouders%20in%20het%20kort/Voorouders%20in%20het
%20kort.htm)

MATERIE
A) stoffen
A1) Enkelvoudige en
samengestelde anorganische
stoffen
Eigenschappen van enkelvoudige en
samengestelde stoffen

 Aggregatietoestand bij
kamertemperatuur
 Elektrisch geleidingsvermogen
 Warmtegeleiding
 Vervormbaarheid
 Glans
 Magnetische eigenschappen
 Oplosbaarheid
 Kookpunt
 Smeltpunt

Toepassing van enkelvoudige en


samengestelde stoffen

A2) organische stofklassen

Organische stofklassen

 Alcoholen
 Carbonzuren
 Ketonen
 Aldehyden
 Alkanen
 Alkenen
 Alkynen
 Esters

Triviale namen

 Methanol: CH3OH
 Ethanol: C2H5OH
 Methaanzuur (mierenzuur): CH2O2
 Ethaanzuur (azijnzuur): CH3COOH
 Butaanzuur: CH3(CH2)2COOH

21
Julie Benoit

 Propanon (aceton): C3H6O


 Methanal (formaldehyde) CH2O
 Ethanal: C2H4O
 Etheen: C2H4
 Ethyn: C2H2
 Trichloormethaan: CHCl3
 Diëthylether: (C2H5)2O
 1,2-ethaandiol: C2H6O2
 1,2,3-propaantriol (glycerol): C3H8O3

Fysische eigenschappen van deze stofklassen

 Oplosbaarheid
 Kookpunt
 Smeltpunt
 Aggregatietoestand (vast, voeibaar, gas)
 Elektrische geleidbaarheid

Begrippen

 Polaire stoffen (oplosbaar in water)


 Apolaire stoffen (nt oplosbaar in water)
 Verschillende soorten intermoleculaire krachten
 Dissociatie: Dus als ze uiteenvallen in twee of meerdere kleine deeltjes, dan
hebben we het over dissociatie
 Ionisatie: het proces waarmee een atoom of molecuul uit ongeladen toestand
een elektron kwijtraakt of er een bij krijgt en als gevolg daarvan verandert in een
ion.

Toepassingen (a d h v stuctuurformule)

Geurstoffen

Brandstoffen

Oplosmiddel

A3) Kunststoffen
Thermische eigenschappen

 Thermoplasten (plastics): polymeren die bij verwarmen week of


vervormbaar worden, ze zijn dus plastisch. De polymeren zijn lineair vertakt.

 Thermoharders: polymeren die verwarmen niet week worden. Bij te hoge


temperaturen verbranden ze. (vb.: bakeliet)

22
Julie Benoit

 Elastomeren: polymeren met een grote elasticiteit, na uitrekken of induwen nemen


ze steeds hun oorspronkelijke plaats terug in. Er zijn dwarsverbindingen maar
er blijven grote ruimtes tussen (vb. rubber)

Toepassingen kunststoffen

 PVC: polyvinylchloride  folie, tuinslang, regenpijp, regenkleding, credit cards


Na recyclage  vloertegels, hekwerk, rails, tuinmeubelen, containers, schoeisel
 PP: polypropeen  yoghurtbekers, bakken, kratten, doppen van flessen
Na recyclage  gereedschapskist, tuinmeubelen, bloembakken, auto-onderdelen
 PET: polyethyleentereftalaat  flessen (frisdrank, azijn), kledij, verpakking voeding
Na recyclage  dons vulling jassen, kussens, koord, tapijt, films, slaapzak
 PE: polyetheen  plastic zakken, knijpflessen (shampoo, afwasmiddel)
Na recyclage  huisvuilzakken, draagtassen, kratten, vaten, landbouwfolie

 Symbool Bio afbreekbaarheid

A4 biochemische stoffen
Biochemische stoffen
 Proteïnen (eiwitten)
structuur: Primaire structuur: eiwitten zijn opgebouwd uit +/ 100 aaneengeregen
aminozuren. Volgorde van die zuren = primaire structuur
Secundaire structuur: tussen de aminozuren ontstaan interacties, waardoor
de keten een ruimtelijke vorm krijgt (bv. spiraalvormig)
Tertiaire structuur: wanneer de verschillende vormen ook onderling een
ruimtelijke structuur innemen = tertiaire structuur

 Lipiden
oliën/vetten van plantaardige/dierlijke oorsprong
werking van zeep: zeep is een emulgator en neemt het appolaire vet in zich op, zo
vormt het een micel dat afgevoerd kan worden in het water.

 Sachariden
structuur: ⬡ ⬠
monosachariden (fructose/glucose)
disachariden (lactose 2 fructose ringen)
polysachariden (⬡⬡⬡⬡⬡⬡⬡)

 Belang vetten in voeding

23
Julie Benoit

Essentiële vetzuren zijn vetzuren die niet (voldoende) door het lichaam kunnen
aangemaakt worden en die via de voeding dienen opgenomen te worden
-Alle vet is nodig bij de verbranding van voedsel.
-Vet zorgt voor een verbeterde opname van vitamines A, D, E en K. Deze hebben
namelijk vet nodig om op te lossen.
- Een bepaalde soort vet is noodzakelijk bij de instandhouding van het
immuunsysteem.
a) omega vetzuren: noodzakelijk bij levensprocessen
b) CLA’s (ONverzadigde vetzuren) beschermen tegen
bepaalde vormen van kanker, osteoporose en artresis

A5) Duurzaamheid en veiligheid


Duurzaamheidsprincipes
 Urban mining
Urban Mining is het herwinnen van grondstoffen uit producten, liefst op lokale basis.
(in gsm’s zit goud, dit eruit halen  winst) Is milieuvriendelijk en vermindert
afvalberg.
 Cradle to cradle
Houdt in dat producten na gebruik kunnen worden hergebruikt in een nieuw product
of als grondstof kunnen dienen. Het principe, ontwikkeld door William McDonough
en Michael Braungart, is ontleend aan ecosystemen

Veiligheid pictogrammen en H- en P-zinnen

 H-zinnen: gevarenaanduiding
 P-zinnen: voorzorgmaatregelen

B) stofomzettingen
24
Julie Benoit

Enzymen

 De bouw
enzymen zijn belangrijke eiwitten in levende wezens
ook BIOKATALYSATOREN genoemd
maken biologische processen mogelijk en versnellen ze
elk enzym heeft specifieke werking; noodzakelijk bij opbouw en
afbraakprocessen

 Principe sleutelslotmechanisme
ieder enzym heeft een ingewikkelde ruimtelijke vorm
 die vorm past precies op ruimtelijke vorm substraat

 Het belang in celademhaling


Elke fase bij celademhaling doorloopt verschillende trappen, die elk
gekatalyseerd worden door enzymen.

 Het belang in spijsvertering


amylase: enzym dat zetmeel omzet
lipase: enzym dat vetten omzet
peptidase (protease): enzym dat proteïne omzet
maltase: enzym dat glucose omzet

 Het belang in fotosynthese


In de Calvincyclus wordt in een aantal stappen koolstofdioxide omgezet. Iedere
stap in de cyclus wordt gekatalyseerd door een specifiek enzym. rubisco

 De werking
Bij afbraak: substraat gaat in enzym en wordt gebroken in 2 poducten
Bij opbouw: omgekeerd

Fotosynthese proces

 Belang:
-Fotosynthese gebruikt Co2 als grondstof , minder co2 in atmosfeer  vermindert
opwarming v/d aarde?

-Wanneer fotosynthese niet bestond, zouden planten niet bestaan. Hierdoor zouden
de andere dieren in de voedselketen geen voedsel/energie kunnen opdoen waardoor
zij ook niet zouden kunnen bestaan.

 Situering in de cel: In de chloroplast

25
Julie Benoit

 De chemische reactie: 6 CO2 + 6 H2O = C6H12O6 + 6 O2

De celademhaling

 Aerobe celademhaling
Bij de aerobe ademhaling wordt glucose in aanwezigheid van zuurstof geöxideerd tot
CO2 en water.
Glucose draagt hierbij zijn energierijke elektronen over op zuurstof, dat bindt
protonen en er wordt
water gevormd. De aerobe ademhaling wordt ingedeeld in 3 stappen; glycolyse, de
Krebscyclus en de oxidatieve fosforylering.

 Anaerobe celademhaling
proces van oxidatie zonder zuurstof, maar met zwavel (S) of

26
Julie Benoit

stikstof(N). Dat gebeurt uiteraard in zuurstofarme omgevingen. Het pyrodruivenzuur


wordt
dan omgezet in ethanolen CO2 of melkzuur. Dit noemen we alcoholische gisting en
melkzuurgisting en dit gebeurt in het cytoplasma.
 Melkzuurgisting
C6H12O6 → 2 2CH3CHOHCOOH + 2ATP + warmte

 Alcoholgisting

C6H12O6 → 2 CO2+ 2C2H5OH + 2ATP

 Belang
Zonder ademhaling geen leven op aarde  geen ATP  geen suikers

Eiwitsynthese

 Transcriptie: van DNA naar RNA


 Translatie: van RNA naar een eiwit
 Situering: in kern (nucleolus)

Stoichiometrie

leer van de verhoudingen volgens welke chemische verbindingen met elkaar reageren en de
verhoudingen tussen de ontstane producten van een chemische reactie

n = m / M n = N / NA

massa (m) aantal mol (n) aantal deeltjes (N)

m = n . M N = n . NA

NA = constante van Avogrado = 6,02 . 10 ²³ /mol

M = molaire massa g/mol


methode:
1) opstellen reactievergelijking
2) interpreteren reactievergelijking: hoeveel mol?
3) verwerken: herleiden naar mol
4) berekenen gevraagde
! wet van behoud van massa !

Reactiesnelheid

27
Julie Benoit

De reactiesnelheid is een grootheid in de fysische chemie die weergeeft hoe snel een reactie
doorgaat, met name hoe snel de reagentia worden omgezet tot producten en hoe snel het
chemisch evenwicht wordt bereikt.

Het chemisch evenwicht en aflopende reactie

Aflopende reactie: Een aflopende reactie is een reactie die verloopt tot één van de reagentia
is uitgeput. Hierbij gebruikt men dit symbool: →

Chemisch evenwicht: Een evenwichtsreactie is een reactie die niet aflopend (dus onvolledig)
verloopt. Hierbij gebruikt men dit symbool: ⇌ zowel reagentia als reactieproducten niet
meer de neiging om verder te veranderen

Het begrip ph
De waarde die bepaalt of een stof zuur, neutraal of basisch is.

Reacties in koolstofchemie

 Polymerisatie: is het samenvoegen van kleine koolwaterstoffen tot een lange keten
 Polycondensatiereacties: is de chemische reactie van monomeren tot polymeer,
onder afsplitsing van een klein molecuul.
 Additie: Een additie is een chemische reactie waarbij uit twee moleculen één nieuw
molecuul wordt gevormd
 Raffinage van aardolie: is een installatie voor de raffinage van aardolie tot bruikbare
producten.
 Veresteringsreacties: Bij een veresteringsreactie reageert een carboxylzuur met een
alcohol en vormt een ester en water.
Carboxylzuur + alcohol ↔ ester + water

Energie

28
Julie Benoit

A) Elektrodynamica en elektromagnetisme
A1) Elektrodynamica
Elektrische spanning: wordt uitgedrukt in Volt, de eenheid van spanning is dus volt en het
symbool voor de grootheid is U.

Geleider : laten stroom goed door (water, ijzer)

Isolator: : laten stroom niet door (wol, rubber, plastiek)

De stroomsterkte: is de hoeveelheid lading die per seconde door een draad gaat. De
stroomsterkte heeft de eenheid A van ampère en het symbool I

Weerstand: Met weerstand wordt bedoeld in welke mate de elektronen in een stroomkring
worden gehinderd in hun stroom van A naar B

Wet van Ohm: iedere geleider heeft een eigen weerstand : R= U/I (deze verhouding is
constant) eenheid = ohm Ω

Het elektrisch vermogen: is een grootheid voor de energie (arbeid) per tijdseenheid. De
eenheid voor vermogen is de watt. P= U x I

P= UxQ/ t

Serie- en parallelschakeling

Serie schakeling: de stroom wordt verdeeld onder de componenten


(vb. kerstlampjes)  als 1 element stukgaat werkt de rest nt meer

Parallelschakeling: elk parallel geschakeld component krijgt evenveel


stroom  als 1 element stuk gaat beïnvloedt dit de rest nt (vb. huis)

Veilig en verantwoord omgaan met elektrische toestellen

Zwaardere elektrische toestellen moeten een aarding hebben! Niet met natte handen
werken met elektriciteit (verkleind weerstand  meer kans op elektrocutie)

 Automatische zekering: vermijdt onrechtstreekse elektrocutie, verbreekt de


kringloop
 Verliesstroomschakelaar/aarding: maakt elektrische installatie spanningsloos bij
bepaalde grootte verliesstroom
 Geschikte batterij: -lithium batterij  GSM
-nikkel-cadmium batterij  elektrisch gereedschap
-knoopcel  horloge
-Zink-koolstof  batterij

A2) elektromagnetisme

29
Julie Benoit

Het magnetisch veld

Dit is de ruimte die de magneet rond zich veroorzaakt. De lijnen in het veld gaan altijd van noord naar
zuid. Werking magnetische polen: gelijknamige polen stoten elkaar af, ongelijknamige magnetische
polen trekken elkaar aan

Ontstaan magnetisch veld door bewegende elektrische ladingen

Elektromagnetische inductie

fietsdynamo: draaiende magneet + één of meerdere spoelen; wekt spanning op: lampje zorgt voor
gesloten stroomkring

wet van Lenz: iedere magnetische fluxverandering (verandering in hoeveelheid magnetisme) wordt
tegengewerkt door een geïnduceerde elektrische spann

wet van Lenz

De inductiestroom is zodanig gericht, dat hij de oorzaak van zijn ontstaan tegenwerkt.

https://www.youtube.com/watch?v=ZtLz3qTgNnI

B) Kernfysica
 Ioniserende straling
is straling die voldoende energetisch is om een elektron uit de buitenste schil van een
atoom weg te slaan. Hierdoor krijgt het atoom in totaal een positieve lading in plaats
van een neutrale lading, het atoom wordt geïoniseerd, en wordt een ion. Deze
straling kan men niet zien, horen, proeven, ruiken of voelen.
De straling ontstaat voornamelijk bij radioactiviteit, dit is het spontane uiteenvallen
van atoomkernen.

 Deeltjesstraling
Alfastraling is een van de meest voorkomende vormen van ioniserende straling. Deze
straling bestaat uit deeltjes en komt vrij bij alfaverval van grotere kernen zoals
uranium, plutonium. Zo'n alfadeeltje bestaat uit twee protonen en twee neutronen
en is daarmee de kale kern van een helium-4-atoom (He2+).
Een voorbeeld van zo'n reactie is het verval van uranium-235 tot thorium-231

 Röntgenstraling/gammastraling
-Gammastraling (γ-straling) is onzichtbare elektromagnetische straling met een
hogere energie dan ultraviolet licht en röntgenstraling. Het ioniserende vermogen
daarentegen is lager dan dat van alfastraling. Alfastraling heeft een hogere
ioniserende energie, maar dat zorgt er weer voor dat de straling minder
doordringend is doordat onderweg alle moleculen geïoniseerd worden.

- Röntgenstraling (vroeger, en in sommige talen nog steeds, x-straling), vernoemd


naar de ontdekker ervan, Wilhelm Röntgen, is elektromagnetische straling met een
iets grotere energie dan zichtbaar licht en ultraviolet. In het spectrum ligt
röntgenstraling dan ook tussen ultraviolet licht en gammastraling.

30
Julie Benoit

 EM-straling
Elektromagnetische straling is de voortplanting door de ruimte van elektrische en
magnetische oscillaties (trillingen). Licht is een vorm van elektromagnetische straling.
Alle soorten elektromagnetische straling hebben in het vacuüm een snelheid gelijk
aan de lichtsnelheid.

 Em-spectrum
Elektromagnetisch spectrum is de verzamelnaam voor alle mogelijke frequenties van
de elektromagnetische straling. Het spectrum laat zich van lage naar hoge frequentie
(maar ook energieniveau per foton en daarmee van grote naar kleine golflengte) als
volgt in een tabel zetten:

 Activiteit en halveringstijd
Elke radioactieve nuclide heeft een specifieke halveringstijd T1/2. Dit is de tijd waarin
het aantal radioactieve atomen halveert. De halveringstijd kan variëren van enkele
milliseconden tot vele duizenden jaren, maar is een constante voor ieder nuclide.

 Toepassingen ioniserende straling

 Verrijkt uranium in brandstof


is uranium waarin de isotoop uranium-235 (genoteerd als 235U) meer
vertegenwoordigd is dan in uranium zoals het van nature voorkomt. Het wordt
toegepast in kernreactoren en in kernwapens.
Uranium zoals dat van nature voorkomt, bestaat hoofdzakelijk uit uranium-238
(238U), een kleine fractie 235U, en sporen van uranium-234 (234U). Hiervan is alleen
235U splijtbaar. Voor het op gang houden van een kettingreactie is een hoger

31
Julie Benoit

percentage 235U noodzakelijk dan in natuurlijk uranium wordt gevonden. Het


bereiken van een hoger percentage wordt 'verrijken' genoemd.

 C-14 methode
C14-datering of koolstofdatering is een methode van radiometrische datering
waarmee de ouderdom van organisch materiaal en ecofacten wordt bepaald met
behulp van de isotoop koolstof-14. Koolstof-14 (14C) is een isotoop van koolstof die
in onze atmosfeer uit stikstofkernen gevormd wordt. Dit gebeurt door kernreacties
ten gevolge van de kosmische straling waaraan de aarde voortdurend blootstaat.
De methode is bruikbaar voor materialen tot circa 60.000 jaar oud.

 Geneeskunde

 Jodiumpillen tegen radioactieve jodium


Een joodtablet (jodiumpil) is een tablet dat het element jodium (ook wel aangeduid
met jood) bevat.
Bij een kernramp kan er radioactief jood vrijkomen. Via de luchtwegen, de huid of
het eten van besmet voedsel komt het in het bloed terecht. De schildklier slaat het
radioactief jood op. Door de onophoudelijke bestraling van dit orgaan neemt de kans
op kanker en andere aandoeningen van de schildklier toe. Vooral baby's en jonge
kinderen lopen een verhoogd risico. Een grote hoeveelheid radioactief jood is
schadelijk. Er is kans op schildklierkanker en de schildklier kan te snel gaan werken,
wat verstoorde hartritmes en gewichtsverlies veroorzaakt.
Door niet-radioactief jood in te nemen zorg je ervoor dat er geen radioactief jood in
het lichaam wordt opgeslagen. Als er in de schildklier genoeg niet-radioactief jood zit,
is er geen plaats meer voor radioactief jood. De radioactieve jooddeeltjes worden
dan gewoon via de urine uit het lichaam verwijderd. De jood tabletten beschermen
tegen besmetting van de schildklier door radioactief jood. Ze bieden alleen
bescherming daarvoor, en niet voor andere radioactieve stoffen die door het lichaam
opgenomen kunnen worden. Het heeft alleen bij een kernongeval zin om jood
tabletten te nemen.

 Radioactieve tracers
Een tracer wordt in verschillende disciplines van experimentele wetenschap gebruikt
om materialen te volgen. Een tracer kan een kleurstof zijn om bijvoorbeeld de
stroming van water te volgen of een radioactief materiaal. Radioactieve tracers
worden onder andere gebruikt om de opname van voedsel, gifstoffen of medicijnen
in planten, dieren of mensen te volgen of om atomen te volgen in het geval van
diffusie in vaste stoffen.

Kernfusie

Kernfusie is het samensmelten van de kernen van verschillende atomen, waarbij een andere,
zwaardere kern wordt gevormd.

32
Julie Benoit

Kernsplitsing

Kernsplijting (zelden: kernfissie) is in de natuurkunde een proces waarbij een zware


onstabiele atoomkern zich deelt of splijt in twee of meer lichtere kernen, waarbij
aanzienlijke hoeveelheden energie vrijkomen

 Kernreactor
is een installatie waarin een nucleaire kettingreactie van kernsplijtingen plaatsvindt
onder gecontroleerde en stabiele omstandigheden. Kernreactoren leveren warmte
voor de opwekking van elektriciteit, verwarming van huizen en industrieën,
ontziltingsinstallaties en de voortstuwing van schepen en onderzeeërs. Daarnaast
hebben ze vele andere toepassingen waaronder gebruik als bron van neutronen voor
bijvoorbeeld onderzoeksdoeleinden of voor het bereiden van diverse radioactieve
isotopen voor nucleaire geneeskunde of industrieel gebruik.

 Kernfusie in de zon(sterren)
is het samensmelten van de kernen van verschillende atomen, waarbij een andere,
zwaardere kern wordt gevormd.
In de zon botsen waterstofatomen met een enorme kracht tegen elkaar en vormen
zo helium atomen

 Kernbommen A-bom en H-bom


Een kernwapen (ook wel kernbom, atoombom of atoomwapen) is een type wapen
dat gebruikmaakt van de energie die is opgeslagen in de kernen van atomen om een
ontploffing te veroorzaken. Conventionele explosieven ontploffen door chemische
reacties, waarbij de atoomkernen onveranderd blijven.
Hoewel alle kernwapens gebaseerd zijn op het in korte tijd ontketenen van
kernreacties, is er een aantal soorten te onderscheiden.
Er wordt een onderscheid gemaakt naar werkingsmechanisme tussen bommen die
uitsluitend gebruikmaken van kernsplijting in een nucleaire kettingreactie (met
uranium of plutonium, ook wel A-bom genoemd) en bommen die ook gebruikmaken
van kernfusie (waterstofbom of H-bom genoemd).

Effecten ioniserende straling op mens en milieu

 Besmetting: je wordt zelf een bron van straling (je zendt dit uit)
 Bestraling: je hebt geen radioactieve stof ingenomen en zendt dit dus ook niet uit
 Equivalente dosis straling
is een maat voor de dosis aan straling die een weefsel ontvangt

 Effectieve dosis straling


een maat voor de dosis aan inwendige en uitwendige straling die een individu
ontvangt
 Ecologische en economische gevolgen in sml v/h gebruik kernenergie
 Mogelijke beschermingsmiddelen
 Zonnestraling  zonnecrème UV
 Microgolfovens
 Optische witmakers in papier en detergenten

33
Julie Benoit

 Blacklights en Röntgenfoto’s
 Mogelijke effecten EM-straling op mens en milieu

Krachten, trillingen en golven


A ) Krachten
Invloed resulterende

 Traagheidsbeginsel (Newton)
1) Een lichaam dat in rust is heeft de neiging in rust te blijven
2) Een lichaam dat beweegt met een bepaalde snelheid en waar geen kracht op werkt,
behoudt die snelheid in grootte
3) Een lichaam dat beweegt met een bepaalde snelheid en waar geen kracht op werkt,
behoudt de richting van die snelheid

 Tweede beginsel Newton


Als een kracht inwerkt F op een massa m, zal deze massa een versnelling krijgen die
beantwoordt aan de formule F=m.a
 Arbeid: W
 Gravitatiekracht: de aantrekkingskracht tussen 2 massa’s
(niet alleen op aarde)
 Normaalkracht: werkt in tegen de zwaartekracht, staat loodrecht op grafiek
 Zwaartekracht: Fz = m . g
 g = 9,81 N/kg

Beweging v.e. vw in termen positie, snelheid en versnelling (evb, ecb)

 Afgelegde weg: ∆s in een tijd ∆t is de afstand die het systeem in die tijd aflegt. (altijd
positief)
 Verplaatsing: ∆x de verandering van de positie t.o.v de x-as
 Positieverandering
 V(t) diagram
 De versnelling = a
 Versnelde/vertraagde beweging
 Eenparige rechtlijnige beweging
 Valbeweging
Snelheid neemt gelijkmatig toe
 Positie
 Snelheid: Snelheid is de mate van verandering per tijdseenheid
 Versnelling: toenemende snelheid

34
Julie Benoit

 Kracht: Een kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm of van
snelheid kan veranderen. Symbool F
 Eenparige cirkelvormige beweging
Beweging waarbij in gelijke tijdsintervallen ∆t, gelijke cirkelbogen ∆s worden afgelegd
 Eenparige veranderlijke beweging
 Verband oppervlakte onder v(t)-diagram en de positieverandering

B) Trillingen en golven
B1) Basisbegrippen
Basisgrootheden van harmonische trillingen F=-C.u

 Amplitude= maximale
uitwijking
Ruimte tussen evenwichtsstand en
omkeerpunt (eenheid meter)
 Periode(berekenen)
Is de trillingstijd (tijd nodig voor een volledige
trilling)
 Frequentie(berekenen)
aantal trillingen per seconde in Hertz (hZ) of aantal keren dat een golflengte
voorkomt per tijdseenheid

Basisgrootheden van lopende golven (een golf die zich van de ene plaats naar de andere
begeeft)

 Voortplantingssnelheid
 Frequentie(berekenen) (https://www.youtube.com/watch?v=BKuaIz2BNbw)
aantal trillingen per seconde in Hertz (hZ) of aantal keren dat een golflengte voorkomt per
tijdseenheid
 Golflengte(berekenen) f= 1/T (in
1 berg en 1 al samen , symbool: λ eenheid: m sec)
V= λ/T, v= λ.f

Soorten golven

 Mechanisme golven: (bv. geluid) heeft een middenstof nodig om zich voort te
bewegen
 EM-golven vb. : hebben geen middenstof nodig om zich te verplaatsen (licht,
röntgenstralen, Uv-stralen)
 Transversale golven: loodrecht op voortplantingsrichting vb. watergolven, golven op snaar
gitaar
 Longitudinale golven: evenwijdig met richting vb. geluidsgolf gassen, vloeistoffen en
vaste stoffen
 Golflengte: Bij transversale golven: de afstand tussen 2 golfbergen of golfdalen.
Bij longitudinale golven: de afstand tussen 2 verdichtingen of
verdunningen.

35
Julie Benoit

Eigenschappen harmonische trillingen en lopende golven

 Resonantie herkennen
Een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen, doordat de
trillingen via een tussenstof worden doorgegeven. Als dit andere voorwerp in het
ritme van de oorspronkelijke trillingen gaat meetrillen, wordt dat verschijnsel
resonantie genoemd. aardbeving,

 Buiging en terugkaatsing herkennen


buiging: wanneer golf de rand v/e hindernis raakt
weerkaatsing: wanneer de geluidsgolven een obstakel tegenkomen, wordt ze
weerkaatst
1) stereofonisch horen: de hersenen krijgen info via 2 versch. impulsen
(rechts en links) = stereofonisch
2) nagalm: overlapping van oorspronkelijke en weerkaatste geluidsgolf
hoe vermijden  geluidsabsorberende oppervlakte
3) Echo: als geluid van op een verre afstand hindernis weerkaatst 
zuivere herhaling van het geluid

 Eigenschappen en trillingen bij golven herkennen


 Slingerbeweging
 Trillende massa
 Geluid en stemvork
Brengt zuivere toon voort
 Muziek

Toepassingen

 Snelheidsmeting in verkeer
radars sturen radarbundel uit
frequentieverandering wordt gemeten → snelheid wordt berekend

 De doppler-meting (in geneeskunde)


Het beluisteren van de bloedvaten is niet pijnlijk. Dit gebeurt met een instrument, zo groot
als een balpen en gel op de huid. De geluidsgolven die het instrument uitzendt worden door
het bloed, dat door de slagaders stroomt, teruggekaatst. Vervolgens vangt het instrument de
golven weer op en dit signaal wordt door het Dopplerapparaat hoor- en zichtbaar gemaakt.

 Ultrasone toepassingen
 Echografie
een onderzoekstechniek die gebruik maakt van ultrasone (niet-hoorbare)
geluidsgolven om anatomische structuren in beeld te brengen. Een sonde
36
Julie Benoit

stuurt geluidsgolven uit in het lichaam. De verschillende weefsel van het


lichaam reflecteren de geluidsgolven op hun eigen specifieke manier. De
sonde vangt de gereflecteerde geluidsgolven op. Vervolgens zet de computer
ze om in zwart-wit beelden, die de arts-radioloog op het beeldscherm kan
bekijken.

 Niersteenverbrijzeling
Bij vergruizen wordt alleen gebruik gemaakt van ultrasone geluidsgolven om
ze te vergruizen, het principe is dat de nierstenen via schokgolven in kleinere
fragmenten verdeeld worden
 Schokwave-therapie
is een zeer doeltreffende behandelmethode. De term "shockwave" verwijst
naar mechanische schokgolfpulsen die als een golf uitdeinen in een medium
(water, lucht of een vaste stof) doelstelling van deze therapie is de pijn te
verminderen of te verlichten (in pezen)
 Microgolven
Zijn niet zo krachtige EM-stralen, gaan door papier, glas maar weerkaatsen op
metaal. De microgolven zijn ideaal om voeding op te warmen.

 Doppler-effect (verklaren en herkennen)


Het Dopplereffect is het effect dat iets wat op je afkomt hoger klinkt en van je weggaat lager
klinkt (bijvoorbeeld een trein of raceauto).
Het effect ontstaat doordat geluidsgolven door de bewegende bron voor de bron in elkaar
gedrukt worden en erachter uitgerekt worden.

EM-spectrum

 Eigenschappen gebieden beschrijven


Een elektromagnetische golf heeft geen medium nodig (licht)
 Mogelijke bronnen straling benoemen

B2) Geluid
Eigenschappen geluid

 Geluidsintensiteit
Het geluid dat de bron uitzendt nog geen goede maat is voor wat je hoort, maar de
geluidsintensiteit I wel. Die is gelijk aan het vermogen Pbron gedeeld door het
oppervlak A waarover het geluid zich verspreidt.

hoe verder we van de geluidsbron zijn, hoe minder energie we waarnemen (à meer
luchtdeeltjes bij botsing)

gehoordrempel (stilste geluid waarneembaar door de mens) =


10^-12 W/m^2
pijn drempel (hardste geluid waarneembaar door de mens) =
1W/m^2

 Geluidsniveau

37
Julie Benoit

verhouding van de geluidsintensiteit I en de laagst waarneembare geluids-drempel I°


eenheid = decibel (dB)

 Eenheid decibel
dB (decibel): geeft niveau van geluid weer
0 dB = gehoordrempel
80 dB = schadedrempel
120 dB = pijndrempel

 Decibelschaal als logaritmische schaal beschrijven


= logaritmische schaal: verdubbeling dB ≠ verdubbeling geluid

 Voortplanting geluid herkennen als transversale golf

 Geluid herkennen als mechanische golf


Een mechanische golf heeft een middenstof/medium nodig om zich te verplaatsen
(water, aardbeving, donder)

Invloeden geluid op de mens

 Geluidssterkte
Hoe hoger de decibels hoe sterker het signaal  gevaarlijk wanneer te hoog
 Gehoorschade
-Drie voornaamste oorzaken:
1) Overmatig lawaai
2) Aangeboren afwijking
3) Door ziekte of ouderdom

-gevolgen 60-90 dB vermoeidheid en hoofdpijn

> 90dB, herhaaldelijk geluid  tijdelijke tot blijvende gehoorschade

 Geluidsoverlast
 Absorptie (resonatoren, membraanwerking, poreuze materialen)
 Isolatie
 Reflectie (oordoppen)

 Principe schokgolven
Het principe is dat de nierstenen via schokgolven in kleinere fragmenten verdeeld
worden

 Afstandsmiddel door middel van geluid (SONAR) beschrijven


is een techniek die gebruikmaakt van geluid om onder water te navigeren of om
andere voorwerpen te detecteren

afstandsmeting door uitzenden golven


voorbeelden: dolfijnen, vleermuizen, onderzeeërs,...

38
Julie Benoit

39

You might also like