Professional Documents
Culture Documents
1
4 Wat leer je in dit hoofdstuk en waarom? (2)
A: K5 of K14
Epidermolysis bullosa simplex
B: K1 of K10
Bullous ichthyosis
3
4
assembleert input
componenten
georganiseerd
DNA semi-permeabel
produceert RNA informatie systeem
eiwitten
determineert (2) reproductie met
variatie
(1) metabolisme output
9
4 I. De cel: de basiseenheid van leven
I.4 Cellen zijn omgeven door een plasmamembraan
3-4 nm dik
19
4
Eukarya
20
4 I. De cel: de basiseenheid van leven
Bacteria
Archaea
Eukarya
aandeel
aantal
verschillende
moleculen
26
4 II. De prokaryote cellen
28
4 De prokaryote cellen: gram + en gram -
• Streptomyces • E. coli
• Corynobacterium • Salmonella
• Mycobacterim • Pseudomonas 32
4 De prokaryote cellen: celwand
• Gespecialiseerde kenmerken van bepaalde prokaryote cellen:
celwand
Sommige bacteriën bezitten nog een buitenste membraan
buiten de celwand, een fosfolipide membraan rijk aan
polysacchariden, die permeabel is.
Sommige bacteriën hebben als allerbuitenste laag
(glycocalyx) opgebouwd uit polysacchariden als een losse
slijmlaag of vastgehecht aan celoppervlak, capsule
genoemd.
Functies van glycocalix:
inhibitie van fagocytose door gastheercellen;
bescherming tegen uitdroging door opname van water;
33 hechting bv. Staphylococcus mutants aan tandglazuur.
4 De prokaryote cellen: flagella en pili
Prokaryoten Eukaryoten
Eubacteria Protista, Fungi
Archaea Plantae, Animalia
1-10 µm 10-100 µm
eencellig een- of meercellig
niet organellen, cytoskelet,
celdelingsapparaat
klein genoom, circulair DNA, geen groot genoom, celkern, veel introns
introns, plasmiden
transcriptie en translatie zijn transcriptie in celkern, translatie in
gekoppeld, geen mRNA modificaties cytoplasma en ter hoogte van ruw
(zie H11 en H12) endoplasmatisch reticulum, mRNA
modificaties (zie H11 en H12)
anaeroob of aeroob metabolisme, voornamelijk aeroob, metabolisme in
groot adaptief vermogen compartimenten
39 niet endocytose en fagocytose
4 III. De eukaryote cellen: algemeen
40
4 III. De eukaryote cellen: membranen algemeen
• Compartimentalisatie is de sleutel tot de
eukaryote cel functies.
• Elk organel of compartiment heeft een
specifieke rol, gedefinieerd door
chemische processen (> asymmetrie in
stand houden)
• Sommige organellen bevatten twee
membranen (nucleaire envelop,
mitochondriën, chloroplasten) ander
hebben enkele membranen (ER,
lysosomen)
• Membranen zijn semi-permeabel >
selectiviteit en asymmetrie tussen
binnen en buiten is basis voor functie
41
4
54
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
3
4 IV. Organellen die informatie verwerken: de kern
4
4 Kern: nucleolus
6
4 Kern: nucleolus
nucleoporiën
12
4 Kern: nucleaire envelop en nucleaire poriën
nucleaire
envelop:
dubbele
membraan en
nucleoporiën nucleoporiën
aangegeven
door gele
pijlen
14
4 Kern: chromatine
• Voor de celdeling (mitose)
aggregeert chromatine tot
discrete, onderscheidbare
structuren, de chromosomen
genoemd (na DNA duplicatie
bestaan deze uit twee
chromatiden) (totaal diploid
DNA: 2 m > lengte van 46
chromosomen in metafase:
100 µm; reductie van 20.000)
17
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
19
4 IV. Organellen die informatie verwerken: ribosomen
• Ribosomen zijn de
organellen (25 nm) waar
eiwit-synthese (translatie)
plaatsvindt.
• In eukaryoten, worden
50 nm functionele ribosomen
free ribosomes aangetroffen vrij in het
RER 200 nm cytoplasma, gebonden op
60S 40S het endoplasmatisch
reticulum (RER), in de
mitochondriën, en in
chloroplasten.
• Ze bestaan uit een
complex van 83 eiwitten
en ribosomaal RNA (28S,
18S, 5.8S, 5S), (tRNA,
20 mRNA)
4 IV. Organellen die informatie verwerken: ribosomen
22
4
Endomembranair systeem
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Golgi apparaat (GA)
Lysosomen (protisten, dierlijke cellen) (niet in planten,
vacuoles)
Peroxisomen (alle eukaryoten)
Glyoxysomen (gespecialiseerde peroxisomen in
planten)
Vacuolen (planten, protisten)
55
4 V. Het endomembranair systeem: ER
• Het ruw ER (RER) draagt ribosomen.
• Gebonden ribosomen staan in voor translatie van
eiwitten niet bestemd voor cytosol (gescreteerde
eiwitten, plasmamembraan en eiwitten bestemd
voor de organellen van endomembranair
systeem). HOE??
• Aan de binnenkant van het RER – gericht naar
de kern – worden eiwitten gemodificeerd
(suikergroepen door glycosyltransferasen,
oxideren van thiolgroepen van cysteïnes: -SH
HS- > -S-S-disulfide bruggen > 3D structuur).
• Aan de buitenkant van het RER – weg van de
kern - worden eiwitten afgescheiden in vesikels
30 voor transport naar het Golgi apparaat.
4
Figuur 4.11 Het endoplasmatisch reticulum
31
4 V. Het endomembranair systeem: ER
V. Endomembranair systeem
V.1 Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een
complexe fabriek
V.2 Het Golgi apparaat (GA) stockeert, modificeert en
verpakt eiwitten.
V.3 Lysosomen bevatten verteringsenzymen
(protisten, animalia) (niet in planten, vacuoles)
V.4 Peroxisomen zijn plaatsen van gespecialiseerde
chemische reacties (alle eukaryoten). Glyoxysomen
(planten)
V.5 Vacuolen zijn gevuld met water en oplosbare
substanties (planten, protisten)
35
4 V. Het endomembranair systeem: GA
• Het Golgi apparaat bestaat uit
afgeplatte membraan-achtige zakken
(cisternae) en kleine membraan-
Camillo Golgi omgeven vesikels.
(1843-1926) • Het Golgi apparaat heeft drie functies:
Nobelprijs 1906
Transportvesikels met eiwitten van
het ER ontvangen (cis-regio) en
hen verder modifiëren (mediane
regio) .
Concentreren, verpakken, en
sorteren van eiwitten voor zij naar
hun bestemmingen gestuurd
worden (trans-regio).
Sommige polysacchariden voor
planten celwanden worden hier
gesynthetiseerd.
36
4
Figure 4.12 Het Golgi apparaat
mediane regio
geen continuïteit
met ER transport
via vesikels
38
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
V. Endomembranair systeem
V.1 Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een
complexe fabriek
V.2 Het Golgi apparaat (GA) stockeert, modificeert en
verpakt eiwitten.
V.3 Lysosomen bevatten verteringsenzymen
(protisten, animalia) (niet in planten, vacuoles)
V.4 Peroxisomen zijn plaatsen van gespecialiseerde
chemische reacties (alle eukaryoten). Glyoxysomen
(planten)
V.5 Vacuolen zijn gevuld met water en oplosbare
substanties (planten, protisten)
39
4 Het endomembranair systeem: lysosomen
• Lysosomen (niet in planten ! Hebben
vacuolen) zijn vesikels die verteringsenzymes
bevatten. Primaire lysosomen zijn vesikels
afgesnoerd van het GA. Lysosomale
enzymes (40-tal), gevormd in het RER
worden gesorteerd, naar deze vesikels.
• Lysosomen zijn gekenmerkt door een lage pH
(4,5-5) (ATP-afhankelijke protonpompen!).
• Lysosomen zijn plaatsen waar voedsel of
Christian De Duve vreemde materie die in de cel binnengebracht
1917-2013 werd via fagocytose (fagosoom, secundair
Nobelpijs 1974 lysosoom, heterofagie), afgebroken wordt
door hydrolyse tot individuele monomere
componenten (suikers, aminozuren, vetzuren)
die diffunderen naar het cytosol.
40
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
V. Endomembranair systeem
V.1 Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een
complexe fabriek
V.2 Het Golgi apparaat (GA) stockeert, modificeert en
verpakt eiwitten.
V.3 Lysosomen bevatten verteringsenzymen
(protisten, animalia) (niet in planten, vacuoles)
V.4 Peroxisomen zijn plaatsen van gespecialiseerde
chemische reacties (alle eukaryoten). Glyoxysomen
(planten)
V.5 Vacuolen zijn gevuld met water en oplosbare
substanties (planten, protisten)
46
4 V. Het endomembranair systeem: peroxisomen en
glyoxysomen
• Peroxisomen, ook microlichaampjes
genoemd, zijn kleine organellen met
enkele membraan gespecialiseerd in
het compartimentaliseren en afbreken
van toxische waterstofperoxide door
catalase. (maken ook fosfolipiden aan)
Superoxide anion (O2-) en
waterstofperoxide zijn het gevolg
van de oxidatieve fosforylatie (zie
H7).
2O2- + 2H+ H2O2 + O2
(superoxidedismutase)
H2O2 + H2O2 O2 + 2H2O
(catalase)
• Glyoxysomen zijn structureel
gelijkaardige organellen die in planten
47
44 worden aangetroffen.(kunnen lipiden
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
V. Endomembranair systeem
V.1 Het endoplasmatisch reticulum (ER) is een
complexe fabriek
V.2 Het Golgi apparaat (GA) stockeert, modificeert en
verpakt eiwitten.
V.3 Lysosomen bevatten verteringsenzymen
(protisten, animalia) (niet in planten, vacuoles)
V.4 Peroxisomen zijn plaatsen van gespecialiseerde
chemische reacties (alle eukaryoten). Glyoxysomen
(planten)
V.5 Vacuolen zijn gevuld met water en oplosbare
substanties (planten, protisten)
49
4 V. Het endomembranair systeem: vacuolen
• Vacuolen, aangetroffen in planten
en protisten, zijn met een
waterige oplossing gevuld en
worden gebruikt om afval en
pigmenten te stockeren.
• Vacuolen kunnen turgor druk
ontwikkelen, een zwelling die
helpt om de steun en stevigheid
van de plantencel te behouden.
• Verteringsvacuolen in zaden.
• Voedselvacuoles worden
gevormd in ééncellige protisten.
50
4 V. Het endomembranair systeem: vacuolen
Energie-verwerkende organellen?
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
Energie-verwerkende organellen
Mitochondriën (alle eukaryoten)
Plastiden (protisten, planten)
Chloroplasten (planten)
56
4
Figuur 4.14 In mitochondriën wordt energie omgezet van brandstofmoleculen naar ATP (Deel 2)
Intermembranaire
ruimte (IMS)
buitenmembraan binnenmembraan
matrixruimte
54 intermembraanruimte
4 VI. Organellen die energie verwerken: mitochondriën
58
4 VI. Organellen die energie verwerken: mitochondriën
59
4 Mitochondriaal DNA: overerving
• Circulair DNA van
mitochondriën: 16500 bp
• 37 genen: 2 rRNA, 22
tRNA, 13 mRNA
• 5-10 genomen per
mitochondrie
61
4 Mitochondriaal DNA: overerving
Mitochondriën zijn
van maternale
oorsprong omdat
bij bevruchting
enkel mito’s van
oöcyten worden Nucleair genoom
doorgegeven aan is afkomstig van
zygote beide ouders
haploid mito genoom diploid genoom
geen recombinaties recombinaties
mitochondriale ziekten toevallige combinaties
mitochondriale “Eva” variatie is veel groter
62
4 Symptoms Associated with Systems Affected by Mitochondrial Disorders
65
4 Mitochondriaal DNA: genetische ziektes
• Plastiden
(chromoplasten,
leukoplasten,
chloroplasten) zijn
organellen die enkel in
planten en bepaalde
protisten aangetroffen
worden (stockage,
vetzuren en AZ
metabolisme).
• Chloroplasten, de
plaatsen waar
fotosynthese gebeurt
(omzetting van CO2 en
water naar suikers
onder invloed van licht).
blad groene algen symbiose tussen algen en zeeanemoon 74
4
Het cytoskelet?
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
Cytoskelet
Cytoskelet (eukaryoten!)
Centriolen (MTOC)
Extracellulaire structuren
Extracellulaire structuren (ECM)
Celwand (protisten, planten)
Plasmodesmata (planten)
57
4 Figuur 4.21 VII. Het cytoskelet
Het eukaryoot cytoplasma bevat een set lange, dunne
vezels, het cytoskelet genoemd, dat drie belangrijke
functies vervult in cellulaire structuur en functionaliteit:
1. Het behouden
van de celvorm en
het verlenen van
steun.
2. Het voorzien in
verschillende types
van cellulaire
beweging.
Drie belangrijke
componenten van het
cytoskelet zijn:
Microfilamenten
Intermediaire filamenten
Microtubuli
3
4 Figuur 4.21
microfilamenten
VII. Het cytoskelet
Intermediare
filamenten
(actine, myosine)
(keratine)
4
4
Figuur 4.21 VII. Het cytoskelet
Actine monomeer
8
4 Microfilamenten
9
4 Microfilamenten (actine)
14
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
16
4
Figuur 4.21 VII. Het cytoskelet
Intermediaire filamenten
Intermediaire filamenten bestaan uit
vezelachtige eiwitten die in ruwe, koordachtige
assemblages georganiseerd zijn.
1. Ze stabiliseren de celstructuur:
- positionering van de organellen
t.o.v. de nucleus
- vormen van nucleaire lamina.
2. Elasticiteit en flexibiliteit.
Vezelachtige subeenheid
17
13 (bv. lamine, keratine)
4 Intermediaire filamenten
cytokeratine, lamine, desmine,
vimentine, zuur fibrillair gliaproteïne,
superhelix-structuur neurofilament Aaneenschakeling tot
ketens vormt
protofilamenten
21
4
Figuur 4.21 VII. Het cytoskelet
Microtubuli
Microtubuli zijn lange, holle cylinders opgebouwd uit
vele moleculen van het eiwit tubuline.
Tubuline bestaat uit twee subeenheden:
-tubuline en -tubuline.
1. Ze vormen een star intern skelet.
2. Ze vormen een soort kabelnetwerk + Eind
om samen met de motoreiwitten - Eind
bepaalde structuren (organellen,
chromosomen via spoelfiguur) in de
cel te verplaatsen (transport)
tubuline dimeer
3. Cel motiliteit (cilia en flagellen)
-tubuline monomeer
22 -tubuline monomeer
4 Microtubuli
tubuline microtubulus
53 en 55 kDa
heterodimeer - +
cilindrisch polymeer
MTOC: microtubuli
organizerend centrum
25
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
27
4 Cellulaire aanhangsels
33
4 Cellulaire aanhangsels: cilia en flagella
protofilamant
motoreiwit
dynein + - tubeline-dimeer
kinesin - +
• motoreiwitten
bewegen
langsheen de
microtubuli:
dyneïne en
kinesine
40
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
Cytosol
58
Figuur 4.7 Eukaryotische cellen (deel 1)
59
Figuur 4.7 Eukaryotische cellen (deel 2)
60
Figuur 4.7 Eukaryotische cellen (deel 3)
61
Figuur 4.7 Eukaryotische cellen (deel 4)
62
4
De extracellulaire matrix?
4 De eukaryote cellen: organellen algemeen
51
4 Extracellulaire structuren: celwand (planten)
55
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
celmembraan
receptoren
proteoglycanen
aan het cel
en
oppervlak
hyaluronzuur
(integrines)
57
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
celmembraan
receptoren
proteoglycanen
aan het cel
en
oppervlak
hyaluronzuur
(integrines)
63
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
• Cellen hebben
fibronectine (FN) nodig
om zich te strekken in
weefselcultuur
• Sommige cellen sterven
door tekort aan ECM
interactie ( anoikis)
• Metastaserende
kankercellen breken
geen FN fibronectine (FN) ECM af door afscheiden
anoikis (opronden van proteasen
(metalloproteinasen,en
van cellen en afsterven cathepsines uit
door apoptosis) lysosomen)
67
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
Extracellulaire matrix (ECM)
celmembraan
receptoren
proteoglycanen
aan het cel
en
oppervlak
hyaluronzuur
(integrines)
68
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
• Sommige ECM zijn
opgebouwd uit één
complex van
proteoglycaan
moleculen van meer
dan 100 miljoen Da
(groter dan een
prokaryote cel)
• proteoglycaan bestaat
uit een kerneiwit met
daarop glycosamino-
Vb van kerneiwitten: perlecan, glycanen (GAGs
neurocan, versican, testican, etc. zoals chondroïtine-
Kunnen verschillen afh van weefsel sulfaat, kerataan-
75 sulfaat) ingeplant
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
• proteoglycanen zijn
op hun beurt
ingeplant op een
ander glucosamino-
glycaan (hyaluron-
zuur) via
verbindingseiwitten
76
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
verbindingseiwit (GAG)
(GAG)
kerneiwit
GAG = glucosaminoglycaan
77
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
glucosaminoglycanen
(GAGs)
herhalingen van
disacchariden
proteoglycaan
78
4 ECM: basale lamina of lamina externa
basale lamina
collageen
• spiercel
• basale lamina
• fijnmazig netwerk net buiten
plasmamembraan
• ECM met collageen 84
4 ECM: collageen, fibronectin en proteoglycanen
86
4 Vergelijking tussen prokaryoten en eukaryoten
Prokaryoten Eukaryoten
Eubacteria Protista, Fungi
Archaeabacteria Plantae, Animalia
1-10 µm 10-100 µm
eencellig een- of meercellig
niet organellen, cytoskelet,
celdelingsapparaat
klein genoom, circulair DNA, geen groot genoom, celkern, veel introns
introns, plasmiden
transcriptie en translatie zijn transcriptie in celkern, translatie in
gekoppeld, geen mRNA modificaties cytoplasma en ter hoogte van ruw
endoplasmatisch reticulum, mRNA
modificaties
anaeroob of aeroob metabolisme, voornamelijk aeroob, metabolisme in
groot adaptief vermogen compartimenten
88 niet endocytose en fagocytose