You are on page 1of 4

Celbiologie:

Membranen:
Organisme - organen met specifieke functie, geen specialisatie
Eencellig: amoebe (kan alles doen)
Meercellig: verschil tussen eencellig en meercellig is specialisatie en
differentiatie.
Prokaryote cel heeft geen compartimenten, dus geen kern, Golgi,
Endoplasmatisch Reticulum en mitochondrin. Deze heeft wel ribosomen.
Eukaryote cel heeft wl compartimenten
Archaea: eencelligen die onder extreme omstandigheden leven, bijvoorbeeld
hoge of lage temperaturen.
Fagocytose van een rode bloedcel gebeurt in de milt, waar unieke
macrofagen zitten.
DNA zit in de kern, maar zit ook in de mitochondrin (eigen DNA).
Een gen codeert voor een eiwit met eigen functie, vorm en gedrag..
Mitochondrien zijn ongeveer 200 nanometer groot.
Epitheel-Bindweefsel --> cel met compartimenten
Aan de cristae (lamellen van mitochondrin) zitten enzymen die nodig zijn
voor de activiteit van de mitochondrin..
Endosymbiosetheorie van Lynn Margulis: alle onderdelen functioneren los en
vormen n cel die optimaal functioneert.
Kleur van de huid wordt bepaald door pigmentcellen.
Centrum van centriolen zijn buisstructuren die de cel in gaan. Pigmentcellen
zijn afhankelijk van microtubuli.
Kern --> Kernlichaampje (nucleolus) is de fabriek van het ribosomaal RNA. In
de rest van de kern wordt mRNA gemaakt. (aan tRNA zitten aminozuren)
DNA komt in chromatinevorm in de kern en door porin kan materiaal in en
uit de kern gaan.
Vacuolen die zorgen voor uitscheiding (secretie).
Rode bloedcellen/bloedplaatjes hebben geen kern.
Mergholte: megakaryocyten, deze vallen uiteen tot bloedplaatjes

(trombocyten)
Euchromatine: afleesbaar mRNA = gesynthetiseerd
Heterochromatine: gecondenseerd en is niet afleesbaar.
Veel euchromatine zorgt voor een actieve hormoonproducerende kern, veel
mRNA geproduceerd.
Tijdens de deling van de cel verdwijnt het kernmembraan.
Een spiercel heeft veel mitochondrin, ook cellen die de maagwand bekleden
hebben veel mitochondrin, omdat ze zuur moeten maken wat veel energie
kost.
Bij bacterin zie je cirkelvormig DNA, wat ook te zien is bij mitochondrin.
Ook de deling van mitochondrin is hetzelfde als bij bacterin.
Ribosomen zorgen voor de eiwitsynthese. Hieraan hecht mRNA waardoor
eiwitsynthese mogelijk is. Aan mRNA hecht tRNA. Het ribosoom zelf bestaat
ook uit RNA.
Vervolgens van het ER naar het Golgi-apparaat: eiwit komt uit ER en er vindt
een sortering van eiwitten plaats en het afmaken van het eiwit. Bepaalde
structuren worden hieraan gekoppeld en klaargemaakt voor gebruik.
Cytosol = cytoplasma van de cel met microtubuli.
Plasmamembraan zorgt voor de import en export.
Herkenning van de cel: receptoreiwitten
Cytoskelet, zorgt voor transport, beweging en stevigheid van de cel.
Geleidingsstructuren om chromosomen van midden --> polen transporteren.
Railssysteem: microtubuli (cruciale rol bij transport)
Elk aminozuur heeft zijn eigen lettercode.
Odontoblast maakt dentine
Ameloblast maakt glazuur. Dit gebeurt in twee fasen: het eiwit wordt
gemaakt en vervolgens teruggehaald door ameloblast en er wordt mineraal
afgezet.
Membraan is een dubbellaag van fosfolipiden: alles in- en om de cel. Hier
zitten eiwitten aan. Buiten met suikergroepen en binnen communicatie
cytosol.
Hydrofobe gedeelten tegen elkaar aan. Vetoplosbare stoffen kunnen door de
membraan heen.
Een cel kan interactie hebben met extracellulaire matrix.

Interactie in de cel:
Actine: microfilamenten nodig om te bewegen, alln als gebonden aan de
membraan. (Bijvoorbeeld fagocytose)
Functies membraan:
- Interne en externe structuur zorgen...
- Intracellulaire organisatie (eukaryoot)
- Transport Na, K, Cl etc. dit alleen met bepaalde structuren die het mogelijk
maken
- Signaaldetectie door middel van receptoren. Reacties in cytoplasma kunnen
leiden tot veranderende genexpressie
- Cel-cel commununicatie, kanaaltjes tussen twee cellen waar moleculen
getransporteerd worden en waardoor communicatie mogelijk is.
Communicatie kan ook verlopen via signaalstoffen of cel-cel contacten.
Receptoren die met elkaar communiceren
Wanneer stoffen niet vetoplosbaar zijn moeten ze door een kanaal heen
Cel kan alleen maar leven bij een bepaalde concentratie van ionen.
Transport:
Enzymactiviteit: enzymen in cytoplasma leiden tot genexpressie.
Receptor: signaal afgegeven kan gepaard gaan met veranderde
enzymactiviteit.
In de darm/huid moeten cellen erg sterk aan elkaar vastzitten. Intercellulaire
hechting. Cel-cel herkenning.
Hechting aan cytoskelet en extracellulaire matrix.

Structuur die zorgt voor bacterie die opgenomen is door macrofaag:


lysosoom
Polariteit van een cel:
Meeste cellen zijn polair. Ene deel van het membraan is vaak anders dan het
andere deel.
Opname eiwitten zijn anders dan eiwitten die afgeven en doorsluizen.
Kern en eiwitsynthese:
Kern: chromatiden, porin, waardoor RNA en histonen komen.

Histon eiwitten: histonen: zorgen voor 3D opbouw chromatine, worden


gemaakt in het ER.
Hormonen --> Golgi --> ER --> Secretie
Golgi-apparaat: sortering, sommige bijvoorbeeld lysosoom of secretie.

Lysosoom zorgt voor afbraak, kan alles afbraken, vetten etc .

You might also like