You are on page 1of 81

Reader Livius

Klas 5 Latijn (cursus 2023-2024)

 De Sabijnse maagdenroof (Ab Urbe Condita I, 8.4 – I, 9.16)

 De Horatii en de Curiatii (Ab Urbe Condita I, 24 – 25)

1
1. Het leven en werk van Livius
Livius’ leven
Over het leven van Titus Livius is weinig bekend: zelfs zijn geboorte- en sterfjaar zijn onzeker.
Hij werd waarschijnlijk in 64 v. Chr. geboren in Patavium, het huidige Padua in Noord-Italië,
en is daar rond 17 n. Chr. gestorven. Patavium was een belangrijk handelscentrum en een
welvarende provinciestad, die bekend stond om zijn ouderwetse, degelijke moraal. Naar het
schijnt kwam Livius uit een rijke familie, want zijn vader kon voor hem een goede opleiding
bekostigen in de Grieks-Latijnse literatuur, de retorica (welsprekendheid)en de filosofie, eerst
in Padua, later in Rome. Livius leefde in één van de meest bewogen periodes van de
Romeinse geschiedenis. Tijdens zijn leven vond de overgang plaats van Republiek naar
Keizertijd. Dit ging gepaard met veel strijd, onderlinge haat en verlies aan mensenlevens.
Twee bloedige burgeroorlogen maakte hij mee, die tussen Caesar en Pompeius in 49-48 en
die tussen Marcus Antonius en Octavianus, Caesars per testament geadopteerde achterneef.
De overwinning van Octavianus op Antonius in 31 v. Chr. betekende het definitieve einde van
de Republiek. In 27 kreeg Octavianus van de senaat de eretitel Augustus en zo werd hij de
eerste Romeinse keizer. Livius zelf had geen politieke of militaire ambities, maar zijn liefde
ging uit naar de letteren en geschiedschrijving. We weten dat Livius brieven, dialogen en
filosofische werken heeft geschreven, maar hiervan is niets bewaard gebleven. Zijn grote
levenswerk werd de beschrijving van de hele geschiedenis van Rome, vanaf de stichting van
de stad in 753 v. Chr. tot aan zijn eigen tijd. Omstreeks het jaar 29 ging hij in Rome wonen.
Hier kon hij gebruik maken van de bibliotheken en andere bronnen van informatie om
materiaal te verzamelen voor zijn enorme project. Ruim veertig jaar werkte hij aan zijn
monumentale geschiedwerk Ab Urbe Condita Libri ‘Boeken vanaf de stichting van de Stad’.
Deze titel is overigens van later datum. Zelf noemde hij zijn geschiedwerk Annales
(‘Jaarboeken’).

Livius’ geschiedwerk
Over het ontstaan en de publicatie van Ab Urbe Condita weten we niets met zekerheid. Het
kan zijn dat Livius al vanaf het begin van plan was een monumentaal geschiedwerk te
schrijven, dat de grootsheid van Rome moest benadrukken. Misschien heeft hij er delen van

2
in het openbaar voorgelezen tijdens zogenaamde recitationes, openbare bijeenkomsten waar
schrijvers en dichters uit eigen werk voordroegen. Het is vrijwel zeker dat het ontstaan van
het werk samenhangt met de hoop op een betere toekomst. Na de bloedige burgeroorlogen
was alle hoop gevestigd op keizer Augustus, die in zijn tijd wel als tweede Romulus werd
voorgesteld. Het geschiedwerk Ab Urbe Condita Libri bestond uit 142 boeken, dat wil zeggen
boekrollen, die ieder 60 tot 70 pagina’s van een modern boek beslaan, dus zo’n 9000
pagina’s in totaal. De eerste 5 boeken over het ontstaan van Rome werden tussen 27 en 25 v.
Chr. geschreven, en de laatste verschenen pas na Augustus’ dood in 14 n. Chr. Het werk
eindigt met de dood van Drusus, de stiefzoon van Augustus, in 9 v. Chr.

Ab Urbe Condita is traditioneel ingedeeld in decaden, groepen van 10 boeken, maar


waarschijnlijk in pentaden (groepen van vijf) gepubliceerd. De structuur van het hele werk is
chronologisch en de verschillende gebeurtenissen worden per jaar ingedeeld en verteld, ook
al strekten zij zich over een langere periode uit (de annalistische ordening). Niet ieder boek
beslaat dus evenveel jaren, dat hing af van het aantal belangrijke gebeurtenissen dat ieder
jaar plaatsvond. Van de 142 boeken zijn er slechts 35 overgebleven, dat is dus een kwart van
het hele werk: de boeken 1-10, over de stichting van Rome, de Koningstijd en de Vroege
Republiek tot het jaar 293 v. Chr., en de boeken 21-45 (waarin veel stukken ontbreken) vanaf
het begin van de Tweede Punische Oorlog tegen Carthago (Hannibal) in 218, de
Macedonische en Syrische Oorlogen tot de onderwerping van Macedonië in de slag bij Pydna
in 167 v. Chr.
10 boeken wijdt Livius aan de Tweede Punische Oorlog (219-201 v. Chr.), waarin het
optreden van Hannibal en de Romein Scipio centraal staan. De inhoud van de verloren
boeken kennen we door fragmenten en uittreksels die in de 4de eeuw n. Chr. zijn
samengesteld. Hoewel slechts een kwart van het hele werk is overgebleven, is Livius’ Ab
Urbe Condita het omvangrijkste Romeinse geschiedwerk dat ons is overgeleverd.

3
2. GESCHIEDSCHRIJVING IN DE
OUDHEID
Historiografie als wetenschappelijke discipline
Het genre historiografie beschrijft de geschiedenis van de mensheid in al haar facetten zoals
politiek, religie, economie, volksaard en maatschappelijke verhoudingen. De Romeinse
geschiedschrijvers hebben net als andere Romeinse wetenschappers en kunstenaars veel
ontleend aan de Grieken. Zo staat de Romeinse geschiedschrijving duidelijk in de traditie van
de Griekse historiografie. De Grieken zijn als het ware de uitvinders van een min of meer
wetenschappelijke benadering van geschiedschrijving: deze wordt beschouwd als een vorm
van onderzoek dat gebaseerd is op waarnemingen van de geschiedschrijver zelf en anderen.
Hij moet zijn best doen om de feiten van zijn onderwerp te achterhalen. Onderzoek houdt
dus meer in dan alleen een weergave van de feiten. Verder moet de historicus kritisch zijn
ten aanzien van zijn bronnen. Hij neemt niet klakkeloos over wat hem wordt verteld of wat
hij leest. Sommige dingen gelooft hij wel of vindt hij aannemelijk, andere niet. Al bij de
Grieken wordt geschiedschrijving gezien als een onderzoek naar de oorzaken en gevolgen
van bepaalde gebeurtenissen. Men vraagt zich niet alleen af wat er is gebeurd, maar ook
waarom iets is gebeurd. Geschiedschrijving moet dus niet alleen beschrijvend zijn, maar ook
verklarend. De historicus stelt zichzelf ten doel samenhang aan te brengen in een grote
hoeveelheid feiten en gebeurtenissen.

Algemene kenmerken van de geschiedschrijving in de oudheid.


Wanneer we het werk van de Griekse geschiedschrijvers overzien, kunnen we enkele
algemene kenmerken van geschiedschrijving noemen, die we ook bij de Romeinse historici
terugvinden.

1. De verhalende vorm

De verhalende vorm komt met name veel voor in het werk van de Griekse historicus
Herodotus, door de Romeinse schrijver Cicero pater historiae genoemd. Hij was een
rasverteller. Elk verhaal dat hij vertelt is levendig en vol afwisseling. Zijn personen die erin

4
voorkomen, zijn zo gekarakteriseerd dat zij voor de lezer gaan leven. Livius lijkt in dit opzicht
veel op Herodotus. Ook hij is een meester in het vertellen van verhalen.

5
2. Het grote aandeel van redevoeringen (speeches)

Het werk van veel Griekse historici bevat veel redevoeringen (in directe en indirecte rede) en
directe citaten van wat mensen gezegd zouden hebben. Passages in de directe rede zorgen
voor afwisseling en variatie. De directe rede waarin deze speeches zijn gesteld, suggereert
dat de woorden van de personages letterlijk zijn weergegeven. In het geval van Herodotus
was dat uitgesloten, omdat de meeste personages al geruime tijd dood waren op het
moment dat hij zijn werk componeerde. In zijn geval zijn de speeches zonder meer
verzonnen. Hij is wel in staat zich goed in zijn personages in te leven; hij kruipt als het ware in
de huid van de historische personen en laat ze uitspreken welke motieven ze voor hun
gedrag gehad hebben. Bij andere historici was de situatie anders: zij geven redevoeringen
weer die ze zelf hebben gehoord of waarvan ze een verslag hebben gekregen van mensen die
erbij aanwezig waren. Toch zijn ze ook dan niet letterlijk weergegeven. De geschiedschrijver
hanteert de speeches vaak als een middel om zijn verhaal te variëren, de gebeurtenissen te
becommentariëren en het onderwerp te dramatiseren.

3. Herinnering aan glorieuze daden

Herodotus vermeldt in zijn eerste zin expliciet dat hij zich zal bezighouden met grootse en
bewonderenswaardige prestaties van mensen. Hij beschrijft daden die de moeite waard zijn
om herinnerd te worden. Bewonderenswaardige prestaties van voorouders kunnen in het
algemeen als voorbeeld dienen om nagevolgd te worden. Bovendien beloofden grootse
daden onsterfelijkheid, ook voor degene die ze heeft vastgelegd. Door glorieuze daden of
belangrijke gebeurtenissen te beschrijven wil de geschiedschrijver indruk maken op zijn lezer
en hem ervan doordringen dat het werk dat hij leest van groot belang is.

6
Algemene kenmerken van de Romeinse geschiedschrijving
Samenvattend kunnen we nu enkele hoofdkenmerken van de Romeinse geschiedschrijving
noemen. De aspecten die we hierboven naar aanleiding van de Griekse geschiedschrijving
hebben gegeven vinden we ook bij de Romeinse historici terug. Maar daarnaast zijn ook nog
de volgende punten van belang.

1. De annalistische ordening

De gebeurtenissen worden ingedeeld en beschreven in een ordening per jaar, ook al strekten
de gebeurtenissen zich in feite over een langere periode uit. Ook Livius heeft deze
annalistische ordening systematisch toegepast.

2. De politieke inslag

De Romeinse geschiedschrijvers concentreren zich voornamelijk op politieke geschiedenis,


dat wil zeggen de geschiedenis die te maken heeft met de Romeinse staat. Ze beschrijven het
beleid, de politieke beslissingen, het bestuur, maar ook de intriges die het beleid hebben
bepaald; de oorlogen die werden gevoerd om de macht uit te breiden of het land te
verdedigen, de burgeroorlogen tussen de generaals en andere leiders en de moordpartijen
aan het hof; het gedrag en de moraal van de bestuurders, de excentrieke levenswandel van
menig keizer; de spanningen tussen senaat en volk en de spanningen tussen senaat en de
keizer. Er zijn bij de Romeinse geschiedschrijving weinig voorbeelden van uitgebreide
geografische en topografische beschrijvingen. Ook waren de studie en typering van andere
volkeren niet erg gebruikelijk.

3. Moraliserende tendens

Bij de grote Romeinse historici vinden we een neiging tot moraliseren. Het nut van de
geschiedschrijving ligt vooral in de opvoedende waarde. De tijd waarin de historici zelf leven
wordt door hen afgeschilderd als verdorven en verstoken van de oude Romeinse deugden en
waarden. Livius steekt zijn bewondering voor de oude Romeinse traditionele moraal niet

7
onder stoelen of banken. Het verleden is superieur aan het heden, dat gekenmerkt wordt
door inhaligheid, hang naar weelde en hebzucht.

4. Concentratie op Rome

Romeinse geschiedschrijving betreft in principe de geschiedenis van Rome. Met een enkele
uitzondering houden de historici zich uitsluitend bezig met de res gestae (oorlogsprestaties)
van Romeinen en het uitbreiden en consolideren van de macht van de stad Rome.

3. LIVIUS’ OPVATTINGEN ALS


HISTORICUS
De geschiedenis als leerzame les

In het voorwoord dat aan het eerste boek voorafgaat, kunnen we lezen welk doel Livius voor
ogen stond met het schrijven van zijn Romeinse geschiedenis. Omdat hij de Romeinen als het
belangrijkste volk ter wereld beschouwt, wil hij dat de prestaties van dit volk bekend blijven:
de opkomst van Rome en het vestigen van de heerschappij over ltalië en de rest van de
mediterrane wereld. Uit zijn voorwoord blijkt voorts dat hij met zijn geschiedschrijving ook
een duidelijk morele bedoeling had. Hij wilde met goede, inspirerende maar ook met
waarschuwende voorbeelden uit de geschiedenis (exempla) zijn lezers ertoe brengen het
deugdzame gedrag en de moraal van de voorouders tot voorbeeld te nemen, zowel op
individueel als op nationaal niveau. Met deze deugden en kwaliteiten immers had Rome de
wereld veroverd. Hij hoopt dat het kennisnemen van de heldendaden en de moed (fortitudo)
van de Romeinen van weleer zijn tijdgenoten kan inspireren tot navolging. Ook legt hij grote
nadruk op andere morele waarden als wijsheid (sapientia), rechtvaardigheid (iustitia) en
mildheid (clementia).

Livius was een vaderlandslievend auteur met een sterke neiging tot het idealiseren van het
grote Romeinse verleden en de oude Romeinse moraal: “Overigens, als de liefde voor de taak
die ik op mij genomen heb mij niet bedriegt, heeft er nooit een volk bestaan dat zo groot

8
was, zo zuiver van zeden, zo rijk aan goede voorbeelden.” Hij vindt echter dat dit alles op een
gegeven moment door de grote welvaart teloor is gegaan. Verder zegt hij dat het schrijven
over het vroege Rome hem afleiding biedt en hem de ellende en het morele verval van zijn
eigen tijd even doet vergeten. Ondanks zijn zorgen om de moraal van het eigentijdse Rome
schrijft Livius zijn geschiedenis van Rome wel van een zekere afstand en niet als iemand die
er nauw bij betrokken is of direct belang heeft bij de gebeurtenissen die hij beschrijft.

Cicero over geschiedschrijving

De beroemde staatsman en schrijver Cicero (106-43 v. Chr.) bespreekt in zijn De Oratore de


eisen waaraan een goede redenaar moet voldoen. Hier geeft Cicero bij monde van Antonius
kritiek op de stijl van de oude annalisten. Hij vindt hun kronieken dor en zij verstonden niet
de kunst om de stijl in hun geschriften te verfraaien; ze vonden het genoeg om de feiten te
noteren zonder opsmuk van woorden. De geschiedschrijving moet echter niet alleen de
feiten vertellen maar ook zorgen voor een fraaie weergave van de gebeurtenissen. Dat de
Romeinse geschiedschrijving aanvankelijk geen verfijning op het gebied van taal en stijl kent,
komt, volgens Antonius, omdat degenen die zich toelegden op de welsprekendheid er
uitsluitend naar streefden te schitteren in processen en politieke debatten, maar niet in het
schrijven van geschiedenis. Bij de Grieken hebben grote taalkunstenaars zich wel op de
geschiedschrijving toegelegd. Antonius zegt vervolgens: “Maar terug naar mijn
uitgangspunt; zien jullie, wat voor een belangrijke taak voor een redenaar de
geschiedschrijving is, misschien wel het meest op het punt van harmonisch taalgebruik en
bonte verscheidenheid van inhoud? Toch tref ik hiervoor nergens afzonderlijke retorische
voorschriften aan, omdat ze nu eenmaal voor de hand liggen. Iedereen kent het eerste gebod
voor de geschiedschrijver: de moed hebben geen onwaarheid te spreken, en het tweede: de
waarheid niet verzwijgen; dus bij het schrijven alle verdenking van sympathie of antipathie
vermijden. Deze basisregels zijn natuurlijk algemeen bekend. De opbouw op deze
fundamenten heeft als componenten de stof en de verwoording daarvan. De hantering van
de stof vereist zorg voor de chronologie en de topografie; en aangezien men bij belangrijke
en memorabele gebeurtenissen eerst de plannen vooraf, dan het gebeuren zelf en tenslotte
de resultaten ervan wil horen, verlangt de stofbehandeling ook, dat de auteur eerst zijn

9
beoordeling geeft van de plannen, dat bij het gebeuren niet alleen wordt meegedeeld wat er
gedaan of gezegd is, maar ook hoe dat gebeurd is, en dat bij de weergave van de resultaten
de factoren toeval, wijs beleid of onberadenheid worden uiteengezet; bovendien moeten van
de erbij betrokken personen niet alleen de verrichtingen, maar voor zover het beroemdheden
betreft, ook de levenswijze en het karakter beschreven worden. Wat nu de weergave in
woorden betreft: hier moet gestreefd worden naar een stijl die breed, kalm en gelijkmatig
voortstroomt zonder de scherpe toon en venijnigheden die bij processen en politieke
vergaderingen gebruikelijk zijn”. (vert. Hedwig W. A. van Rooijen-Dijkman en Anton D. Leeman)

Cicero kende het werk van Livius niet, maar Livius wel dat van Cicero. Inhoudelijk
beantwoordt Livius aan de twee eisen die Cicero bij monde van Antonius stelt: de moed
hebben geen onwaarheid te spreken en de waarheid die ongemakkelijk is niet te verzwijgen,
dat wil zeggen: het nastreven van objectiviteit.

4. DE BRONNEN VAN LIVIUS


De oudste bronnen (primaire bronnen)

De Romeinse geschiedschrijving kent een lange traditie, waarin Livius een belangrijke schakel
vormde. Het schrift raakte pas vanaf 500 v. Chr. in gebruik, dus voor de periode daarvoor had
Livius geen geschreven bronnen tot zijn beschikking. Aan het begin van de Romeinse
geschiedschrijving staan de zogenoemde Annales Maximi. Dit waren jaarkronieken, dat wil
zeggen lijsten waarop per jaar de belangrijkste officiële gebeurtenissen werden genoteerd
door de Pontifex Maximus, het hoofd van het priestercollege dat moest zorgdragen voor de
godsdienstige verplichtingen. Deze priester was belast met de taak jaarlijks alle belangrijke
gebeurtenissen in chronologische volgorde vast te leggen en deze op een wit bord bij zijn
huis op te tekenen, zodat alle Romeinen er kennis van konden nemen. Hierop noteerde hij de
namen van de consuls en andere overheidspersonen, maar ook veldslagen, zons- en
maansverduisteringen, wondertekens etc. Omstreeks 120 v. Chr. begon men met het
publiceren van deze lijsten. Verder hielden belangrijke adellijke families archieven bij, waarin

10
soms ambtelijke stukken en gedenkschriften, afkomstig van beroemde voorouders, werden
bewaard. Bij begrafenissen van voorname familieleden werden indrukwekkende lijkredes
gehouden, waarin de verdiensten van de overledenen werden geprezen. Ook deze werden
soms bewaard in de familiearchieven. Livius, die hiervan gebruik heeft gemaakt, waarschuwt
voor de betrouwbaarheid ervan: “Ik denk dat de geschiedenis vervalst is door lofredes en
foutieve onderschriften onder beelden: de diverse families eigenen zich de roem van
heldendaden en ambten toe met onware berichten, die ons gemakkelijk op een dwaalspoor
brengen. Zo zijn in elk geval de daden van enkelingen en de geregistreerde officiële
gebeurtenissen door elkaar geraakt”. (VIII, 40. 4-5). Verder heeft Livius ook de officieel
gepubliceerde senaatsbesluiten (de senatus consulta) geraadpleegd.

Annalisten
Van Livius’ voorgangers zijn de zogenaamde annalisten belangrijk, die vanaf de tweede helft
van de 2de eeuw v. Chr. werkzaam waren. Dit zijn geschiedschrijvers die hun stof per jaar
(annus) geordend hebben, in overeenstemming met de jaarlijkse wisseling van de
magistraten. Het jaar bepaalde de selectie van het materiaal, niet het onderwerp. De
annalisten beschrijven politieke en militaire gebeurtenissen waarbij het Romeinse volk was
betrokken, vermelden belangrijke beslissingen en benoemingen te Rome, maar bespreken
ook voortekenen en rampen. Ze voelden de plicht om de daden van grote mannen (de res
gestae) op grote schaal in hun werk in te voegen. Dus talrijke onderwerpen kwamen in hun
werk aan bod, maar wel onderwerpen die op een of andere manier met de stad Rome waren
verbonden. Hun geschiedenis was Romeinse geschiedenis.

Livius en zijn bronnen


Livius was niet een historicus die zijn geschiedschrijving baseerde op eigen onderzoek van
zijn bronnen: hij ging er niet zelf op uit om zijn bronnen na te gaan en te controleren. Ook
bezocht hij niet de plaatsen waarover hij schreef. Hij was dan ook niet zozeer geneigd om
precieze details van de gebeurtenissen te achterhalen. Hij was tevreden om zijn geschiedenis
vooral te baseren op secundaire bronnen, dat wil zeggen op het werk van andere
geschiedschrijvers van wie de oudsten in de 3de eeuw v. Chr. schreven. Zo heeft hij voor zijn

11
vierde decade, waarin hij de confrontatie tussen Rome en Griekenland bespreekt, vooral het
werk van Polybius gebruikt (200-120 v. Chr.). Hij volgt hem nauwgezet en neemt vaak een
onkritische houding tegenover zijn bron aan. Toch beoordeelt hij het gedrag van de
Romeinse senaat, het leger en de aanvoerders doorgaans veel positiever dan Polybius had
gedaan. Vanuit deze idealiserende tendens geeft Livius soms de feiten anders weer dan zijn
bron doet. Ook maakt hij fouten in het vertalen van zijn bron, maar in het algemeen is hij
eerlijk in zijn behandeling van het materiaal.

5. LIVIUS ALS SCHRIJVER EN


VERTELLER
De stijl van Livius: perioden
Geschiedschrijving werd bij de Romeinen meer gezien als een kunst dan als een wetenschap.
Zoals je hebt gelezen was dit ook het oordeel van de beroemde redenaar en schrijver Cicero.
In stilistisch opzicht beantwoordt Livius aan het door hem gewenste ideaal van een
historicus. Zijn zinsbouw wordt gekenmerkt door soepelheid en kalmte. Zijn zinnen stromen
gelijkmatig voort. Zijn lange volzinnen, die bestaan uit een hoofdzin en enkele bijzinnen,
lopen soepel en zijn goed geconstrueerd en dus overzichtelijk. Deze volzinnen worden ook
wel perioden genoemd (periodos in het Grieks betekent rondgang). Quintilianus, leraar in de
retoriek (ca. 35-100), beschrijft Livius’ stijl in zijn handboek voor de welsprekendheid met de
term lactea ubertas ‘overvloedigheid van melk’, ‘romige overvloedigheid’. Hiermee bedoelt
hij dat Livius’ zinnen de zuiverheid en rijkdom van melk (lac) hebben. Zijn zinnen lopen
soepel en vloeiend, zeker als we ze vergelijken met de vaak compacte en gedrongen zinnen
van andere Romeinse geschiedschrijvers.

Livius als verteller: dramatisering


Livius’ geschiedschrijving is voor het merendeel geschiedenis van oorlog en politiek. Maar in
deze militaire en politieke verhalen stelt Livius zich ten doel om de psychologie van degenen
die deze geschiedenis hebben gemaakt weer te geven: hij beschrijft belegerde steden die
slavernij of de dood voor ogen hebben, legers en hun generaals onder de druk van een

12
dreigende nederlaag, bestuurders die moeten reageren op een mislukking of een succes, en
een bevolking die na een nederlaag volslagen in paniek raakt: al deze situaties worden door
Livius gedramatiseerd door uitvoerig aandacht te besteden aan de gevoelens, de motieven
en de reacties van de deelnemers. Hij is een meester in het karakteriseren en typeren van
zijn personages. Hierbij laat hij hen veelvuldig aan het woord, zowel in de directe als
indirecte rede (A.c.I.). Bij bepaalde onderdelen van zijn verhaal zet hij één of enkele
hoofdpersonen centraal als ‘acteurs’. Hij groepeert de gebeurtenissen zo, dat er spanning
ontstaat en ze uitlopen op een climax. Zo worden de gebeurtenissen tot een afgeronde
episode en gedramatiseerd. Ook pathos speelt hierbij een belangrijke rol.

Visualisering/Enargeia
Livius weet de lezer ook op een andere manier te boeien, namelijk door bepaalde zaken
levendig voor te stellen en gebeurtenissen met sprekende details zichtbaar te maken. Dit
stijlmiddel wordt visualisering of ook wel met een Grieks woord enargeia genoemd. Hiermee
probeert Livius wat er is gebeurd zo te beschrijven alsof de lezer er zelf bij aanwezig is en het
voor zijn ogen ziet gebeuren.

Vertellerscommentaar
De tekst van het geschiedwerk van Livius Ab Urbe Condita is narratief, dat wil zeggen dat hij
de stof die hij beschrijft, presenteert als een verhaal of beter als een reeks van verhalen.
Hierin treedt Livius zelf op gezette tijden naar voren om zijn mening over bepaalde zaken
duidelijk te maken. Dit doet hij vaak, wanneer hij twijfelt aan de betrouwbaarheid van zijn
bron. Als zich hierin tegenstrijdigheden voordoen, laat hij zijn wantrouwen blijken. Soms sluit
hij zich graag bij een tijdgenoot aan of verkiest hij wat hem waarschijnlijk lijkt. Soms ook sluit
hij zich aan bij de meerderheid. Verder kan hij er niet goed tegen als zijn bronnen
overdrijven. Zo is hij erg ongeduldig wanneer een oudere schrijver de Romeinen telkens
dertig of veertig duizend vijanden of nog meer in de pan laat hakken; ‘Op deze manier
liegen’, verklaart Livius, ‘gaat de perken te buiten’ (nullus mentiendi modus).

13
De functie van de redevoering (speech)
Livius laat zijn historische personages veelvuldig aan het woord door middel van
redevoeringen (speeches). Deze redes, zowel in de directe als in de indirecte rede (A.c.I.),
maken de lezer bekend met de omstandigheden waarin de spreker zich bevindt of geven
hem inzicht in het oorzakelijk verband tussen verschillende gebeurtenissen. Ze openbaren
het karakter, de principes, de motieven en plannen van de politieke leiders en generaals, de
gemoedstoestand van het volk en het leger. Zo maakt de lezer kennis met de visie van de
personages op de gebeurtenissen, of beter met de visie die Livius hun toeschrijft. De directe
rede van veel speeches suggereert dat de woorden van de personages letterlijk zijn
weergegeven, maar dat is niet mogelijk. De personen zijn al geruime tijd dood op het
moment dat Livius zijn werk schreef. Dit houdt in dat de redevoeringen duidelijk het product
zijn van de auteur zelf. Ze zijn een belangrijk middel om zijn eigen interpretatie van het
verloop van de geschiedenis en de verbanden tussen de gebeurtenissen duidelijk te maken.
Bij Livius hebben ze vooral de functie om historische personages te karakteriseren en tot
mensen van vlees en bloed te maken.

Dramatische ironie
Een speciaal effect dat bij de speeches in Livius soms voorkomt is wat men noemt
dramatische ironie. Dit wil zeggen dat de woorden van een personage een andere lading
hebben voor de door hem aangesprokene dan voor de lezer, omdat deze in dat geval over
meer informatie beschikt. Deze techniek werd veel toegepast in de tragedie (drama) en
wordt daarom dramatische ironie genoemd.

Livius als verteller


Wanneer Livius in een speech de woorden van een personage in de directe rede weergeeft,
is de verteltijd (de tijd die hij gebruikt om het verhaal te vertellen) even lang als de vertelde
tijd (de tijdsduur van de vertelde gebeurtenissen). Wanneer Livius echter een samenvatting
van gebeurtenissen geeft of een sprong in de tijd maakt, wordt de verteltijd korter dan de
vertelde tijd. Soms geeft Livius in zijn vertelling een beschrijving of karakterisering van een
persoon of voorwerp. In dat geval is de verteltijd langer dan de vertelde tijd. Met deze
narratologische middelen brengt Livius versnelling of vertraging in zijn verhaal aan. Om een
verhaal spannend te maken blikt Livius soms als alwetende verteller vooruit op toekomstige

14
gebeurtenissen (prospectie). Ook wijst hij geregeld terug naar zaken die al eerder zijn
gebeurd (retrospectie).

15
Ab Urbe Condita

PRAEFATIO

Of ik een beloning voor mijn inspanningen zal krijgen, als ik de geschiedenis van het
Romeinse volk vanaf het begin van de stad beschrijf, weet ik niet zeker. Ik durf er nauwelijks
aanspraak op te maken: het onderwerp is oud en algemeen bekend, en er zijn telkens
nieuwe schrijvers, die geloven, dat zij de feiten met grotere zekerheid kunnen vaststellen of
de primitieve stijl van hun voorgangers kunnen verbeteren.

Hoe dat ook mag uitpakken, ik zal in ieder geval het genoegen smaken ook zelf een bijdrage
te hebben geleverd aan het in stand houden van de herinnering aan de verrichtingen van het
volk, dat de leider is van de hele wereld. Als mijn naam in die grote menigte schrijvers
onbekend blijft, zal het aanzien en de grootheid van hen die mijn roem verduisteren mij
troosten. Ik heb een immense taak op mij genomen, de beschrijving van een periode van
meer dan zevenhonderd jaar, waarin het kleine begin zich ontwikkelde tot de huidige
situatie, dat de grootte zelf een probleem is. Ongetwijfeld zullen de meeste lezers minder
genoegen scheppen in de oorsprong en het eerste begin en zich haasten naar deze moderne
tijd, waarin het al lang machtigste volk zijn eigen kracht vernietigt. Voor mij is het juist een
beloning van mijn arbeid, dat ik me van de ellende, die onze tijd al zo veel jaren ziet, al is het
maar voor even kan afkeren. Wanneer ik mijn volle aandacht geef aan de vroegste
geschiedenis, voel ik niet langer de bezorgdheid, die een schrijver weliswaar niet van de
waarheid af kan houden, maar wel ongerust kan maken. Geen onverdacht historisch
materiaal, maar een traditie van poëtische verhalen bepaalt de kennis van de tijd vóór de
stichting van de stad. Ik ben niet van plan die te bevestigen of te weerleggen. De grijze
oudheid mag het menselijke en het goddelijke vermengen en zo het begin van steden een
verhevener status geven. Geen volk verdient méér de vrijheid om zijn oorsprong heilig te
maken en te herleiden tot een goddelijk initiatief. Het Romeinse volk heeft zo'n grote roem in
de oorlog, dat alle volkeren accepteren, dat het Mars noemt als de vader van zijn stichter en
zijn eigen vader - met dezelfde kalmte waarmee zij het Romeins gezag aanvaarden. De
waardering van dit aspect van mijn geschiedschrijving acht ik trouwens van minder belang. Ik
vind het belangrijker, dat iedereen goed oplet, hoe de levensgewoontes waren, door wat

16
voor mannen en welke eigenschappen in Rome en op het slagveld het rijk is verworven en
vergroot. Volg aandachtig, hoe de tucht allengs verzwakte en de zeden verslapten, hoe dit
proces steeds verder ging en een duizelingwekkende vaart kreeg, tot de huidige situatie werd
bereikt, waarin de problemen net zo onverdraaglijk zijn als hun oplossing. Kennis van de
geschiedenis werpt vooral deze heilzame vrucht af, dat je in een aanschouwelijk monument
alle mogelijke voorbeelden goed gedocumenteerd kunt bekijken. Haal eruit, wat je wil
nadoen, voor jezelf en de samenleving; haal eruit, wat je wil vermijden, omdat het kwalijk
begint en kwalijk afloopt. Liefde voor mijn onderwerp maakt me misschien blind, maar
volgens mij is er nog nooit één staat geweest, die zo groot, heilig en rijk aan goede
voorbeelden was, nog nooit één samenleving, waarin hebzucht en verspilling zo moeizaam
voet aan de grond kregen, één plaats waar zo lang zo veel respect bestond voor armoede en
soberheid. Hoe minder bezit, des te minder begeerte, was het altijd: pas kort geleden
hebben rijkdommen hebzucht voortgebracht, en overvloedige genoegens het verlangen om
in luxe en wellust alles te verliezen en kapot te maken. Maar klagen zal zelfs niet welkom zijn
wanneer het wellicht onvermijdelijk is, en moet aan het begin van deze kolossale
onderneming in ieder geval maar achterwege blijven. Liever beginnen wij, net als het
dichters door de gewoonte is voorgeschreven, met goede voortekens, geloften en gebeden
tot goden en godinnen, dat zij ons voorspoed en succes schenken met deze zware taak.

(Vertaling via: https://www.koxkollum.nl/livius/liviuspraefatio.htm)

17
De vroegste geschiedenis van Rome
Bij de vernietiging van Troje sparen de Grieken twee mannen, Antenor (Livius noemt
Antenor waarschijnlijk toch even, omdat men meent dat hij Patavium, de geboorteplaats van
Livius heeft gesticht!) en Aeneas. Aeneas gaat via Macedonië, Sicilië naar het Laurentische
land, niet ver van de monding van de Tiber (Livius vertelt niets over Aeneas’ tussenstop in
Carthago en zijn affaire met Dido!).

In dat gebied heerst koning Latinus. Aeneas knoopt


familiebanden met hem aan door met zijn dochter
Lavinia te trouwen, ofwel nadat hij Latinus in de strijd
verslagen heeft, ofwel nadat Latinus hem uit bewondering in zijn gebied opgenomen heeft.
Aeneas sticht de stad Lavinium en kort daarop wordt Ascanius geboren (volgens deze versie
dus niet een zoon van Aeneas en zijn Trojaanse vrouw Creüsa! Verderop vertelt Livius, dat hij
niet zeker weet of deze jongen Ascanius is of een oudere broer uit het huwelijk van Aeneas
met Creüsa).

Na Ascanius komen er heel wat nazaten van hem veelal met namen die de namen van
verschillende plaatsen verklaren. Uiteindelijk belandt het koningschap bij Proca en
vervolgens bij diens oudste zoon Numitor. De jongere broer van Numitor, Amulius, verdrijft
hem echter, doodt zijn neefje en maakt zijn nichtje Rea Silvia tot Vestaalse maagd, zodat ze
nooit kinderen kan krijgen. Rea Silvia wordt echter wel degelijk zwanger. Mars zou de vader
zijn van de tweeling Romulus en Remus (deze jongens kunnen dus terugkijken op een
dubbele goddelijke afkomst: Venus, moeder van hun voorvader Aeneas, en Mars, hun eigen
vader). De poging van Amulius om de tweeling uit de weg te ruimen mislukt.

18
De Sabijnse maagdenroof
Romulus en Remus bezorgen Numitor zijn macht terug en besluiten een eigen stad te
bouwen. Remus komt om het leven (over hoe dat is gebeurd, bestaan verschillende versies).
De stad, die Roma genoemd wordt, groeit qua omvang behoorlijk en wordt opengesteld voor
wie dat maar wil (het is een asylum). Er zijn echter veel meer mannen dan vrouwen. Romulus
besluit om via gezanten de naburige volkeren om een bondgenootschap en een
huwelijksverdrag te vragen. Die weigeren dat uit minachting voor het
“schorremorrie” dat daar woont en uit angst voor de groeiende macht
van Rome.

Romulus besluit nu met een list de vrouwen van de omliggende volkeren


in zijn stad te krijgen. Hij lokt hen onder valse voorwendselen naar de stad. Er komen
bewoners van Caenina, Crustumeria en Antemnae op af, maar ook de hele bevolking van de
Sabijnen (vandaar dat deze actie bekend staat als de Sabijnse maagdenroof). Na een bepaald
teken worden de vrouwen en de dochters van de naburen geroofd. Livius heeft van dit
gebeuren zijn eigen versie (zie verderop Ovidius’ versie) gemaakt. Om de bij de vrouwen
ontstane paniek te sussen, gaat Romulus zelf op pad om hen gerust te stellen.

De beroofde volkeren laten het er niet bij zitten, maar kunnen niet echt een pact sluiten. De
Caeninenses vallen in hun eentje het gebied van Rome binnen en worden verpletterend door
Romulus verslagen. Daarna verslaat Romulus de Antemnaten, die op verzoek van zijn vrouw
Hersilia vergiffenis krijgen en in hun stad worden opgenomen. Ook de Crustumeriërs worden
met heel weinig tegenstand verslagen. Resten nog de Sabijnen. Via een list (verhaal van
Tarpeia1) krijgt de Sabijnse koning de burcht van Rome in handen. De uitslag van de strijd
blijft lange tijd onzeker totdat de Sabijnse vrouwen ingrijpen en de mannen smeken niet
meer om hen te vechten. De Sabijnen en de Romeinen vormen vanaf dat moment één staat

1
Spurius Tarpeius was bevelhebber van de burcht in Rome. Zijn dochter, een Vestaalse maagd, werd door Titus
Tatius omgekocht om gewapende mannen binnen de burcht toe te laten: ze had zich namelijk toevallig buiten
de muren begeven om water te halen voor een offer. Nadat ze hen binnengelaten had, bedolven ze haar onder
hun schilden en doodden haar, wellicht om de schijn te wekken dat de burcht met geweld ingenomen was, of
om door een voorbeeld duidelijk te maken dat een verrader nergens op trouw mocht rekenen. Een ander
verhaal is dat het meisje, omdat de Sabijnen meestal heel zware gouden armbanden aan hun linkerarm
droegen en prachtige ringen met juwelen, als beloning bedong wat ze aan hun linkerarm hadden en dat ze
daarom hun schilden op haar stapelden, in plaats van gouden geschenken. Er zijn er ook die zeggen dat zij, na
het maken van de afspraak dat ze zouden geven wat ze aan hun linkerarm droegen, meteen om hun schilden
vroeg en – toen haar list doorzien was – zelf gedood werd met haar eigen vraagprijs.

19
met twee koningen: Titus Tatius van de Sabijnen en Romulus van de Romeinen. Titus Tatius
sterft al enige jaren later.

Stamboom Aeneas (Wikipedia) 20


Nicolas Poussin

21
De Sabijnse maagdenroof
Ovidius’ versie
Ars Amatoria, 101 – 134

101 Reeds Romulus heeft de spelen hun grote spanning gebracht,

toen hij zijn eenzame mannen trakteerde op een vrouwenjacht.

Toen hingen er nog geen zeilen neer in een marmeren theater,

noch was het toneel toen rood door het sproeien met saffraan.

Er lagen slechts wat takken van de beboste Palatijn

her en der verspreid over het simpele toneel.

Men zat op een tribune die bestond uit plaggen,

en boven ongeschoren koppen hield men een tak als parasol.

leder loert er om zich heen en kiest voor zich het meisje uit

110 dat hij hebben wil; ze zitten stil, maar hun hart bonst luid.

En terwijl, op het rauw gefluit van een Tuscisch muzikant,

de acteur driemaal stampt op de aangestampte grond,

en het applaus weerklinkt (dat ging toen nog spontaan)

geeft de koning aan zijn volk het begeerde sein tot roof.

Direct springen zij op, verraden zich door strijdgeluid

en strekken naar de vrouwen hun verlangende handen uit.

Duiven in doodsbange drom vluchten voor de adelaar,

ook vlucht een jong lam wanneer hij de wolven ziet.

De vrouwen waren voor de storm van de mannen net zo bang:

22
120 geen van de meisjes die dezelfde kleur hield op haar wang.

De paniek was algemeen, maar had meer dan één gezicht:

een deel rukt aan de haren, een deel zit wezenloos terneer,

de ene treurt in zwijgen, de ander roept zinloos om ma,

zij schreeuwt, zij verstijft, zij slaat op de vlucht, zij blijft.

De vrouwen worden gegrepen en weggevoerd als huwelijksprooi;

en juist de angst die maakte vele meisjes extra mooi.

Als een meisje zich verzette, nee zei aan haar nieuwe vriend,

dan tilde hij haar op, drukte haar aan zijn kloppend hart en zei:

‘Wat doen die tranen daar in jouw mooie ogen?

130 Wat je vader voor je moeder is, dat zal ik zijn voor jou!

Slechts Romulus kon zijn soldaten dit extra loon verschaffen:

geef mij dit extra loon, en ik word ook soldaat!’

Het is dus een plechtige traditie uit de oude dagen:

het theater is voor mooie meisjes vol van hinderlagen!


(Vertaling M. Kat)

23
24
A Rome neemt in omvang en bevolking toe (AUC I, 8)

1 Crescebat interim urbs munitionibus alia atque alia

appetendo loca, cum in spem magis futurae multitudinis

quam ad id quod tum hominum erat munirent. Deinde ne

vana urbis magnitudo esset, adiciendae multitudinis causa

5 vetere consilio condentium urbes, qui, obscuram atque

humilem conciendo ad se multitudinem, natam e terra

sibi prolem ementiebantur, locum, qui nunc saeptus

descendentibus inter duos lucos <ad laevam> est, asylum

aperit. Eo ex finitimis populis turba omnis, sine discrimine

10 liber an servus esset, avida novarum rerum perfugit, idque

primum ad coeptam magnitudinem roboris fuit. Cum iam

virium haud paeniteret, consilium deinde viribus parat.

Centum creat senatores, sive quia is numerus satis erat, sive

quia soli centum erant qui creari patres possent. Patres certe

15 ab honore patriciique progenies eorum appellati.

25
Aantekeningen A
1 munitio, -ionis f muur, ommuring (munitionibus bepaling bij appetendo)
alia atque alia loca nu weer dit dan weer dat gebied, het ene gebied na het
andere
locus (mv loca) hier: terrein, gebied (bedoeld wordt het gebied
grenzend aan de Palatijn)
2 appeto inf appetĕre hier: innemen, veroveren (appetendo = GRD)
in spem + gen in de hoop op, met het oog op
multitudo, -inis f hier: bevolking, inwonertal
3 ad + acc hier: in verhouding tot
hominum gen partitivus, afh. van id, quod
munio inf munire muren aanleggen, versterkingen bouwen
ne + con (ontkende finalis) om te voorkomen dat
4 vanus, -a, -um krachteloos, leeg
adiciendae multitudinis om bevolking toe te voegen, om bevolking te vergroten
causa (adiciendae GRV, causa achterzetsel + gen)
5 consilium hier: beleid, methode
obscurus, -a, -um hier: onaanzienlijk
6 humilis, -e hier: van lage afkomst, laag
concieo inf conciēre bijeenbrengen (conciendo = GRD)
natam (esse) e terra sibi AcI afh. van ementiebantur (men deed het voorkomen
prolem alsof de bevolking als het ware autochtoon was)
7 proles, -is f nageslacht, zonen
ementior inf ementiri dep liegen, verzinnen
locum (…) asylum aperit (9) hoofdzin, onderwerp is Romulus (asylum predicatief)
saepio inf saepire, omheinen, insluiten
pf saepsi, ppp saeptus
8 descendentibus voor hen die (de Capitolijnse heuvel) afdalen, ‘als je de
heuvel afdaalt’ (zelfstandig gebruikt PPA)
lucus bos, woud (de bedoelde plaats werd ook ‘inter duos
lucos’ genoemd en lag tussen de twee toppen van de
Capitolijnse heuvel)

26
HZ hz Deinde (BZ1) (bep1) (bep2) (BZ2) locum (BZ3) asylum APERIT.
BZ1 ne vana urbis magnitudo ESSET,
HZ bep1 ADICIENDAE multitudinis causa
bep2 vetere consilio CONDENTIUM urbes
BZ2 qui (bep3) (aci) EMENTIEBANTUR,
bep3 obscuram atque humilem CONCIENDO ad se multitudinem
aci NATAM <ESSE> e terra sibi prolem
BZ3 qui nunc saeptus descendentibus inter duos lucos <ad laevam> EST,

27
< > geeft aan dat de uitgever van de tekst deze woorden in
wil voegen
laevus ,-a,-um linker (ad laevam vul aan: partem)
est ‘zich bevindt’, ‘ligt’
asylum vrijplaats, asiel (asylum predicatief bij locum)
9 eo adv daarheen
finitimus, -a,-um 1. naburig 2. (na)buur
turba (ongeordende) menigte
omnis, -e hier: van allerlei slag
10 liber an servus esset tweeledige afh vraag bij sine discrimine
avidus ,-a,-um + gen begerig naar
novae res (mv) ‘een nieuw leven’
perfugio inf perfugĕre zijn toevlucht zoeken, vluchten
pf perfugi
id nl de turba omnis
11 id primum (…) roboris fuit dit vormde de kern van de kracht
coeptus, -a,-um PPP ‘beoogd’, begonnen
12 vires mv f hier: krachtige menigte
haud paenitet + gen vul aan: Romulum. Romulus is niet ontevreden over,
‘Romulus is zeer tevreden over’
consilium hier: adviescollege, Raad
consilium paro inf parare een Raad instellen (parat: onderwerp is Romulus)
14 patres senatoren, vaderen (oorspronkelijk de hoofden van de
patricische families)
patres predicatief, vul aan: senatores appellati (sunt)
15 honor, -oris m eervolle positie, eer
patricius patriciër
progenies, -iei f nageslacht, nakomelingen (onderwerp)
patricii predicaatsnomen bij appellati (sunt)

28
B Een nijpend tekort aan vrouwen (AUC I, 9)

1 Iam res Romana adeo erat valida, ut cuilibet finitimarum

civitatium bello par esset; sed penuria mulierum hominis

aetatem duratura magnitudo erat, quippe quibus nec domi

spes prolis nec cum finitimis conubia essent. Tum ex consilio

5 patrum Romulus legatos circa vicinas gentes misit, qui

societatem conubiumque novo populo peterent: urbes

quoque, ut cetera, ex infimo nasci; dein, quas sua virtus ac di

iuvent , magnas opes sibi magnumque nomen facere; satis

scire, origini Romanae et deos adfuisse et non defuturam

10 virtutem ; proinde ne gravarentur homines cum hominibus

sanguinem ac genus miscere. Nusquam benigne legatio audita

est: adeo simul spernebant, simul tantam in medio

crescentem molem sibi ac posteris suis metuebant. Ac

plerisque rogitantibus dimissi, ecquod feminis quoque asylum

15 aperuissent; id enim demum compar conubium fore.

29
Aantekeningen B
1 res Romana f Romeinse zaak, Rome
quilibet (willekeurig) ieder, ieder (mogelijke)
2 bello abl van betrekking/ respectus: qua, wat betreft
penuria gering aantal, gebrek
hominis aetas, -atis f één generatie, leeftijd van één mens
3 duro inf durare voortduren (duratura PFA voorbestemd voort te duren)
quippe qui die immers, omdat hij toch
quibus dat possessivus
4 proles, -is f nageslacht, kinderen
conubium hier: huwelijksrecht, huwelijksverdrag (nl de
mogelijkheid om een wettig huwelijk te sluiten)
ex consilio + gen op advies van
6 societas, -atis f bondgenootschap
qui (…) peterent die moesten vragen, om te vragen
urbes t/m miscēre (11) deze passage staat in de AcI en geeft de woorden van de
gezanten indirect weer: ‘dat ook steden …’
7 cetera (n mv) andere dingen
infimum n het kleinste deel, iets heel kleins
dein = deinde
quas = eas (urbes), quas
quas (…) iuvent die geholpen werden door
8 opes macht
satis scio inf scire goed weten
9 scio inf scire vul aan als subjectsacc: eas (=vicinas gentes)
origo, -inis (Romana) f oorsprong (van Rome)
defuturam vul aan: esse rei Romanae
10 proinde met het oog hierop, daarom
gravor inf gravari dep + AcI er bezwaar tegen maken dat

30
ne gravarentur con prohibitivus in de indirecte rede: ‘ze moesten er
geen bezwaar tegen maken dat’
11 benige adv welwillend, vriendelijk
legatio, ionis f gezantschap
12 simul (…) simul tegelijk … tegelijk, zowel … als
sperno inf spernĕre minachten, minachting hebben voor
pf sprevi PPP spretus
13 moles, -is f hier: macht
posteri mv nakomelingen
14 rogito inf rogitare steeds/dringend vragen
plerisque rogitantibus ABL absolutus ‘terwijl de meesten steeds vroegen’
dimissi vul aan: sunt
ecquod of er soms een (hoort bij asylum)
15 aperio inf aperire openen
aperuissent con afh vraag, afh van rogitantibus
demum adv pas
compar, -aris adi gelijk(waardig)

31
32
C Romulus organiseert een luisterrijk feest (AUC I, 9)

1 Aegre id Romana pubes passa, et haud dubie ad vim spectare

res coepit. Cui tempus locumque aptum ut daret Romulus

aegritudinem animi dissimulans ludos ex industria parat

Neptuno equestri sollemnes; Consualia vocat. Indici deinde

5 finitimis spectaculum iubet ; quantoque apparatu tum

sciebant aut poterant , concelebrant ut rem claram

exspectatamque facerent.

Multi mortales convenere , studio etiam videndae novae

urbis, maxime proximi quique, Caeninenses, Crustumini,

10 Antemnates ; iam Sabinorum omnis multitudo cum liberis ac

coniugibus venit. Invitati hospitaliter per domos cum situm

moeniaque et frequentem tectis urbem vidissent , mirantur

tam brevi rem Romanam crevisse.

33
Aantekeningen C
1 pubes, -is f jonge mannen, jeugd
passa vul aan: est
aegre patior inf pati dep slecht verdragen, ‘het niet pikken’
pf passum sum
specto inf spectare ad + acc uitlopen op
2 cui relatieve aansluiting, verwijst naar vim
cui (…) ut daret = ut ei daret
aptum hoort ook bij tempus
3 aegritudo, -inis animi f woede, wraakzucht, wrok
dissimulo inf dissimulare niet laten merken
ludus spel, (mv) spelen
ex industria volgens een vooropgezet plan
4 equester, -tri adi als beschermer van de paarden
sollemnis, -e plechtig, feestelijk (sollemnes hoort bij ludos)
Consualia Consualia (spelen ter ere van Consus, god van de
landbouw, die een altaar had bij de Circus Maximus. Bij
de spelen werden paardenrennen gehouden. Ook
Neptunus werd dus met paarden in verband gebracht)
indico inf indicĕre aankondigen
5 apparatus, -us m pracht, luister
quanto apparatu abl met zo grote pracht als
6 concelebro inf concelebrare organiseren (vul aan: ludos)
7 exspectatus adi vurig verlangd, aantrekkelijk
8 mortales = homines
convenēre = convenerunt ( 3 PL IND PF ACT van convenio)
convenio inf convenire bijeenkomen
9 proximi quique (juist) de naaste buren
Caeninenses bewoners van Caenina
Crustumini bewoners van Crustumeria

34
10 Antemnates bewoners van Antemna
iam hier: verder, bovendien
Sabini, -orum Sabijnen (bewoners van de bergstreek ten noorden van
Rome)
11 hospitalis, -e gastvrij
per + acc hier: verspreid over
situs, -us m ligging
12 frequens, -ntis adi + abl rijk aan, vol met

35
36
D De ‘maagdenroof’ (AUC I, 9)

1 Ubi spectaculi tempus venit deditaeque eo mentes cum oculis

erant, tum ex composito orta vis signoque dato iuventus

Romana ad rapiendas virgines discurrit. Magna pars forte , in

quem quaeque inciderat, raptae : quasdam forma excellentes,

5 primoribus patrum destinatas, ex plebe homines, quibus

datum negotium erat, domos deferebant . Unam longe ante

alias specie ac pulchritudine insignem a globo Thalassi

cuiusdam raptam ferunt multisque sciscitantibus, cuinam eam

ferrent , identidem, ne quis violaret , Thalassio ferri clamitatum;

10 inde nuptialem hanc vocem factam .

37
Aantekeningen D
1 deditus, -a, -um gericht (op)
eo adv = ad id
2 ex composito volgens afspraak
orta vul aan: est
orior inf oriri dep ontstaan
pf ortus sum
signo dato op een gegeven teken
3 discurro inf discurrĕre alle kanten op rennen, zich verspreiden
magna pars nl van de meisjes
in quem = ab eo, in quem
4 incido inf incidĕre in + acc hier: in handen vallen van
raptae vul aan: sunt
excello inf excellĕre uitblinken in, opvallen door
5 primores, -um mv voornaamsten, invloedrijksten
destino inf destinare hier: bestemmen (voor)
ex plebe hoort bij homines (onderwerp)
6 longe ante + acc ver voor, meer dan
7 pulchritudo, -inis f schoonheid
globus groep
Thalassi gen van Thalassus
8 raptam vul aan: esse
ferunt + AcI men zegt dat
sciscitor inf sciscitari dep informeren, navragen
quinam, cuiusnam wie eigenlijk
9 identidem adv herhaaldelijk
ne quis + con om te voorkomen dat iemand
violo inf violare geweld aandoen, aanranden
vul aan: eam

38
Thalassio ‘voor Thalassius’ (bij de Romeinen bestond de traditie
dat de bruid ‘Thalassio’ werd toegeroepen, wanneer ze
het huis van de bruidegom betrad)
ferri vul als subjectsacc aan: eam
clamito inf clamitare luid schreeuwen
clamitatum vul aan: esse, ook afh van ferunt)
10 nuptialis vox, -cis f bruiloftskreet
factam vul aan: esse
fio inf fieri semi-dep ontstaan, worden, komen
pf factus sum

39
40
E Romulus verontschuldigt zich tegenover de meisjes (AUC I, 9)

1 Turbato per metum ludicro maesti parentes virginum

profugiunt, incusantes violatum hospitii foedus deumque

invocantes, cuius ad sollemne ludosque per fas ac fidem

decepti venissent. Nec raptis aut spes de se melior aut

5 indignatio est minor. Sed ipse Romulus circumibat

docebatque patrum id superbia factum , qui conubium

finitimis negassent ; illas tamen in matrimonio, in societate

fortunarum omnium civitatisque et, quo nihil carius humano

generi sit, liberum fore; mollirent modo iras et, quibus fors

10 corpora dedisset , darent animos; saepe ex iniuria postmodum

gratiam ortam ; eoque melioribus usuras viris , quod adnisurus

pro se quisque sit ut, cum suam vicem functus officio sit,

parentium etiam patriaeque expleat desiderium. Accedebant

blanditiae virorum, factum purgantium cupiditate atque

15 amore, quae maxime ad muliebre ingenium efficaces preces sunt.

41
Aantekeningen E
1 ludicrum voorstelling, spelen
2 profugio inf profugĕre wegvluchten
incuso inf incusare zijn beklag doen over, beschuldigen
violo inf violare schenden
hospitium gastvrijheid
violatum hospitii foedus dominant PPP: het geschonden verdrag van gastvrijheid,
het schenden van het verdrag van gastvrijheid
3 sollemne, -is subst n plechtigheid, feest
per + acc hier: in strijd met
fas n goddelijk recht
4 decipio inf decipĕre bedriegen
pf decepi ppp deceptus
raptis vul aan: virginibus (dat)
5 indignatio, -ionis f verontwaardiging
circumeo inf circumire rondgaan, één voor één bezoeken (nl de geroofde
meisjes)
6 patrum nl de vaders van de meisjes
factum vul aan: esse
7 negassent = negavissent
illa t/m desiderium (13) de AcI’s en een con van aansporing, ook nog afh van
docebat (6)
sum inf esse in + abl deelhebben aan, profiteren van
sum inf esse
in societate + gen deel hebben aan (fore is futuras esse)
8 fortunae mv bezittingen, rijkdom
civitas, -tatis f hier: burgerrecht
quo nihil carius est het dierbaarste dat er is
9 liberum gen mv van liberi (in plaats van liberorum)
liberi mv kinderen
mollio inf mollire verzachten

42
mollirent con van aansporing in de indirecte rede: ‘ze moesten…’
quibus = eis (viris) quibus
fors, fortis f het lot
10 animus hier: hart
iniuria gevoel van onrecht
postmodum adv daarna
11 gratia hier: liefde, genegenheid
ortam vul aan: esse
orior inf oriri dep ontstaan
pf ortus sum
eo + comp des te
utor inf uti dep + abl hier: hebben
pf usus sum
adnitor inf adniti dep zich inspannen, zijn best doen
pf adnisus sum
12 cum hier: wanneer
suam vicem wat hem betreft (nl als echtgenoot)
fungor inf fungi dep + abl vervullen
13 expleo inf explēre volmaken, goedmaken, doen vergeten
desiderium gemis, verlangen
14 blanditiae mv lieve woordjes
purgo inf purgare rechtvaardigen, als excuus aanvoeren
factum (esse) cupiditate
atque amore AcI afh van (virorum) purgantium
15 quae (…) preces sunt = preces, quae … sunt
ingenium hier: hart, gemoed
efficax, -cacis adi doeltreffend, effectief

43
Nasleep Sabijnse maagdenroof
Je hebt eerder in dit document kunnen lezen over de nasleep van de roof.

De ouders van de Sabijnse meisjes zijn wel vertrokken naar huis, maar vergeven de
Romeinen deze wrede actie niet. De Sabijnse koning Titus Tatius verzamelt soldaten voor een
groot leger dat wraak moet nemen op de Romeinen. De Sabijnen komen naar Rome en
belegeren de stad. Eén Romeins meisje, de dochter van de legercommandant Spurius
Tarpeius, is bereid haar stad prijs te geven aan de Sabijnen, maar alleen als ze in ruil datgene
van de Sabijnse soldaten krijgt wat die aan hun linkerarm hebben. Deze Tarpeia (er waren
dus wel degelijk vrouwen in Rome, zou je zeggen. Alleen was Tarpeia een Vestaalse maagd)
wordt voor haar verraad gestraft doordat de Sabijnse soldaten, zodra de poort open staat,
haar inderdaad overstelpen met wat ze aan hun linkerarm hebben: hun schilden. Tarpeia
wordt doodgedrukt. Later heeft men de Tarpeïsche rots naar deze verraadster genoemd, de
rots waar ter dood veroordeelde misdadigers vanaf werden gekeild.

Toen de Sabijnen in Rome korte metten wilden maken met de vrouwenrovers, kwamen de
jonge Sabijnse vrouwen tussenbeide. Ze waren inmiddels best tevreden over hun nieuwe
echtgenoten en gruwden van een gevecht op leven en dood tussen hun vaders/broers en
hun verse echtgenoten. Ze streefden naar een onmiddellijke wapenstilstand. Die vrede kwam
er. Titus Tatius en Romulus verdeelden de macht.

44
De strijd tussen de Horatii en de Curiatii
Tijdens het koningschap van Tullus Hostilius, Rome’s derde koning na Romulus (753 – 716) en

Numa Pompilius (716 – 672), breekt er een oorlog uit tussen Rome en Alba Longa. De

Romeinse koning had geen Albaanse ambtgenoot, omdat die plotseling overleden was. In

zijn plaats werd Mettius Fufetius tot dictator benoemd. Hij vreesde gevaar van de

omliggende Etrusken /Etruriërs voor Rome als een zware oorlog te veel manschappen zou

kosten. Rome, zoals bekend bestuurd door Romeinen en Sabijnen, moest ten koste van alles

uit de wind gehouden worden. Mettius’ voorstel om de strijd te laten beslissen door de twee

drielingen uit de beide legers wordt aangenomen. Zo vochten de drie Curiatii aan Albaanse

kant en de drie Horatii aan Romeinse zijde. De strijd wordt wel op een bijzondere manier

beslist.

45
Jacques-Louis David - The Oath of the Horatii (1785)

46
F Wie wint, Rome of Alba Longa? Het hangt af van twee
drielingen.
(AUC I, 24)
1 Forte in duobus tum exercitibus erant trigemini fratres, nec aetate

nec viribus dispares. Horatios Curiatiosque fuisse satis constat, nec

ferme res antiqua alia est nobilior; tamen in re tam clara nominum

error manet, utrius populi Horatii, utrius Curiatii fuerint. Auctores

5 utroque trahunt; plures tamen invenio qui Romanos Horatios

vocent; hos ut sequar inclinat animus. Cum trigeminis agunt reges

ut pro sua quisque patria dimicent ferro; ibi imperium fore unde

victoria fuerit. Nihil recusatur; tempus et locus convenit.

Priusquam dimicarent foedus ictum inter Romanos et Albanos est

10 his legibus ut cuius populi cives eo certamine vicissent, is alteri

populo cum bona pace imperitaret.

47
Aantekeningen F
1 trigemini fratres drielingen, drielingbroers
1-2 aetate, viribus abl respectus. Vertaal ‘qua’
2 vis f kracht, macht, geweld
dispar, disparis adi ongelijk
constat + AcI het staat vast dat
4 error, oris m ‘onduidelijkheid’
uter, utrius vragend vnw welk van beide
5 utroque elk van beide mogelijkheden
traho inf trahĕre hier: neigen naar
6 inclino inf inclinare geneigd zijn
hos ut sequar
inclinat animus lees: animus inclinat ut hos sequar
reges de twee koningen, Tullus Hostilius van Rome en Alba’s
dictator Mettius Fufetius
6-7 ago inf agĕre ut + con overeenkomen dat, afspreken dat
7 ibi imperium fore de constructie verandert in een AcI: ‘dat daar … zou zijn’
fore = futurum esse (inf fut act van esse)
8 nom + convenit men wordt het eens over
9 foedus icio inf icĕre, een verdrag sluiten
pf ici ppp ictus
10 lex, legis f hier: voorwaarde
ut cuius (…) is lees: is populus cuius
11 imperito
inf imperitare + dat heersen over

48
G Het verdrag wordt officieel gesloten
Livius last een uitleg in over hoe het verdrag over het gevecht volgens alle
religieuze regels werd gesloten. Hij noemt dit het vroegst vastgelegde verdrag.
Aan Romeinse kant wordt Jupiters zegen gevraagd voor de afspraak. Jupiter
mag degenen die zich niet aan de afspraak houden zwaar straffen. De Albanen
laten de afspraak sanctioneren met behulp van hun eigen regels en mensen.

H Afspraken duidelijk? Toeschouwers houden de adem in.


(AUC I, 25)

1 Foedere icto trigemini, sicut convenerat, arma capiunt. Cum sui

utrosque adhortarentur, deos patrios, patriam ac parentes,

quidquid civium domi, quidquid in exercitu sit, illorum tunc arma,

illorum intueri manus, feroces et suo ingenio et pleni

5 adhortantium vocibus in medium inter duas acies procedunt.

Consederant utrimque pro castris duo exercitus, periculi magis

praesentis quam curae expertes; quippe imperium agebatur, in tam

paucorum virtute atque fortuna positum. Itaque ergo erecti

suspensique in minime gratum spectaculum animos intendunt.

10 Datur signum infestisque armis velut acies terni iuvenes magnorum

exercituum animos gerentes concurrunt. Nec his nec illis periculum

suum, publicum imperium servitiumque obversatur animo

futuraque ea deinde patriae fortuna quam ipsi fecissent.

49
Aantekeningen H
1 foedus icio inf icĕre, een verdrag sluiten
pf ici ppp ictus
sui ‘de eigen aanhangers’
2 adhortor inf adhortari + AcI ter aansporing zeggen dat
patrius adi van het vaderland
2-3 deos t/m exercitu sit onderwerp van intueri (r.4)
3 quidquid + gen alwat (er was) aan
domi vul aan: sit
4 intueor inf intuēri dep ingespannen kijken naar, letten op
feroces hier begint de hoofdzin
plenus ,-a,-um + abl vol van
5 acies, aciei f slaglinie, ‘leger’
procedunt onderwerp zijn de twee drielingen
6 consido inf considĕre bij elkaar gaan zitten
pf consedi
6-7 periculi t/m expertes lees: magis expertes periculi praesentis quam curae
7 expers, -rtis adi + gen vrij van, zonder
agebatur ‘stond op het spel’
8 positum in + abl bepaling bij imperium (de macht) ‘die afhing van’
erecti alert, oplettend
9 suspensus, -a,-um gespannen, in spanning
animum intendo
inf intendĕre de aandacht richten op
10 infestis armis ‘met de wapens in de aanslag’
terni iuvenes tweemaal drie jongemannen
11 animos gerentes ‘met de moed van’
12 obversor inf obversari
animo voor ogen staan
13 futuraque t/m fortuna lees: et patriae fortuna deinde ea futura

50
I Twee drielingen strijden op leven en dood (AUC I, 25)

1 Ut primo statim concursu increpuere arma micantesque fulsere

gladii, horror ingens spectantes perstringit et neutro inclinata spe

torpebat vox spiritusque. Consertis deinde manibus cum iam non

motus tantum corporum agitatioque anceps telorum armorumque

5 sed vulnera quoque et sanguis spectaculo essent, duo Romani

super alium alius, vulneratis tribus Albanis, exspirantes corruerunt.

Ad quorum casum cum conclamasset gaudio Albanus exercitus,

Romanas legiones iam spes tota, nondum tamen cura deseruerat,

exanimes vice unius quem tres Curiatii circumsteterant. Forte is

10 integer fuit, ut universis solus nequaquam par, sic adversus

singulos ferox. Ergo ut segregaret pugnam eorum capessit fugam,

ita ratus secuturos ut quemque vulnere adfectum corpus sineret.

Iam aliquantum spatii ex eo loco ubi pugnatum est aufugerat, cum

respiciens videt magnis intervallis sequentes, unum haud procul ab

15 sese abesse. In eum magno impetu rediit; et dum Albanus

exercitus inclamat Curiatiis ut opem ferant fratri, iam Horatius

caeso hoste victor secundam pugnam petebat.

51
Aantekeningen I
1 increpo inf concrepare
pf increpui kletteren (van wapens)
increpuēre lees: increpuerunt
mico inf micare flitsen
fulgeo inf fulgēre
pf fulsi schitteren, blinken (fulsere = fulserunt)
2 horror, -ris m huivering
perstringo inf perstringĕre strijken langs
neutro inclinata spe abl absolutus: ‘omdat er voor geen van de beide kanten
duidelijk perspectief was’
3 torpeo inf torpēre verlamd zijn
consertis (..) manibus abl absolutus: ‘na het slaags raken’
3-5 non tantum (..) sed quoque niet alleen (…) maar ook
4 agitatio, -ionis f het zwaaien
anceps adi dubbel
5 spectaculo esse te zien waren (spectaculo dat finalis)
6 super alium alius de een bovenop de ander, bovenop elkaar
exspiro inf exspirare sterven
corruo inf corruĕre
pf corrui in elkaar storten
7 casus, casus m val
conclamasset lees: conclamavisset (con plqp act van conclamo)
conclamo inf conclamare schreeuwen
8 desero inf deserĕre
pf deserui PPP desertus in de steek laten, verlaten
9 exanimis, -e adi buiten zichzelf
vicis, -is f lot

52
9 unius van de ene (gen van unus één)
circumsto inf -stare gaan staan rondom
10 ut (…) sic hier: weliswaar (…) maar
universis par opgewassen tegen hen allemaal samen
10-11 adversus singulos tegen hen apart
11 segrego inf segregare scheiden (van elkaar), opsplitsen
eorum ‘met hen’
capesso inf capessĕre
fugam snel op de vlucht slaan
12 rēor inf rēri + AcI dep
pf ratus sum menen (dat), denken (dat)
ita ratus secuturos lees: eos ita secuturos esse
sequor inf sequi dep
pf secutus sum (hem) volgen
ita (…) ut zo (...) als
ut …. sineret ‘als de verwonding van zijn lichaam dat eenieder toeliet’
13 aliquantum + gen heel wat (van)
aufugio inf aufugĕre ex
pf aufugi wegvluchten van
14 intervallum tussenruimte
videt (…) sequentes AcP: lees: videt eos sequentes
15 impetus, -us m vaart, snelheid
16 inclamo inf inclamare + dat iemand toeschreeuwen
opem fero inf ferre + dat iemand hulp bieden
17 caeso hoste abl absolutus: na het doden van de vijand
victor vertaal predicatief: ‘als overwinnaar’
pugnam peto inf petĕre het gevecht opzoeken, het gevecht ingaan

53
54
J De kansen keren (AUC I, 25)

1 Tunc clamore qualis ex insperato faventium solet Romani adiuvant

militem suum; et ille defungi proelio festinat. Prius itaque quam

alter—nec procul aberat—consequi posset, et alterum Curiatium

conficit; iamque aequato Marte singuli supererant, sed nec spe nec

5 viribus pares. Alterum intactum ferro corpus et geminata victoria

ferocem in certamen tertium dabat: alter fessum vulnere, fessum

cursu trahens corpus victusque fratrum ante se strage victori

obicitur hosti. Nec illud proelium fuit. Romanus exsultans "Duos"

inquit, "fratrum manibus dedi; tertium causae belli huius, ut

10 Romanus Albano imperet, dabo." Male sustinenti arma gladium

superne iugulo defigit, iacentem spoliat.

55
Aantekeningen J
1 qualis t/m solet lees: qualis esse solet clamor faventium ex insperato
ex insperato ‘bij een onverwacht succes’
faveo inf favēre steunen, aanhangen; faventium ‘van de aanhangers’
2 defungor inf defungi dep
+ abl ten einde brengen, afmaken
Prius itaque quam lees: priusquam itaque
3 consequor inf consequi
dep inhalen, bereiken, erbij komen
4 conficio inf conficĕre doden
Mars, -rtis m ‘oorlogskans’
aequato Marte abl absolutus: ‘nadat de oorlogskansen gelijk geworden
waren’ (immers nog één tegen één)
singuli elk apart, ‘met zijn tweeën’
4-5 spe en viribus abl respectus (‘qua’)
5 intactus -a,-um niet gewond
geminatus -a,-um dubbel
5-6 alter (…) alter de een (…) de ander
6 do inf dare in + acc brengen tot, aanzetten tot
fessus, -a, -um afgemat
7 strages, is f bloedbad, slachting
7-8 victori obicitur hosti wierp zich voor de overwinnende vijand
8 exsultans juichend, triomfantelijk
9 manes, manium m de schimmen (in de Onderwereld)
10 male sustinenti arma bij hem die met moeite zijn wapens omhooghield
11 superne adv van bovenaf
iugulum keel
defigo inf defigĕre + dat stoten in
spolio inf spoliare van de wapenrusting beroven

56
K Wat gebeurt er na de strijd? (AUC I, 25)
1 Romani ovantes ac gratulantes Horatium accipiunt, eo maiore cum

gaudio, quo prope metum res fuerat. Ad sepulturam inde suorum

nequaquam paribus animis vertuntur, quippe imperio alteri aucti,

alteri dicionis alienae facti. Sepulcra exstant quo quisque loco

5 cecidit, duo Romana uno loco propius Albam, tria Albana Romam

versus sed distantia locis ut et pugnatum est.

57
Aantekeningen K
1 ovo inf ovare jubelen
gratulor inf gratulari dep feliciteren
1-2 eo (…) quo des te (…) naarmate
2 prope metum res ‘de situatie hachelijker’
sepultura het begraven
suorum van hun eigen mensen
3 vertor inf verti ad dep overgaan tot
par, -ris adi hier: gelijkgestemd
quippe aangezien
augeo inf augēre
pf auxi PPP auctus vergroten
aucti vul aan: sunt
3-4 alteri (…) alteri de ene partij (…) de andere partij
4 alteri dicionis onder de heerschappij van de ander
fio inf fiĕri semi-dep
pf factus sum komen, raken
sepulcrum graf
exsto inf exstare bestaan
6 versus + acc meer in de richting van
disto inf distare uit elkaar liggen
locis abl respectus

58
Kliedertekst
a Rome neemt in omvang en bevolking toe
1 Crescebat interim urbs munitionibus alia atque alia

appetendo loca, cum in spem magis futurae multitudinis

quam ad id quod tum hominum erat munirent. Deinde ne

vana urbis magnitudo esset , adiciendae multitudinis causa

5 vetere consilio condentium urbes, qui obscuram atque

humilem conciendo ad se multitudinem, natam e terra

59
sibi prolem ementiebantur, locum, qui nunc saeptus

descendentibus inter duos lucos <ad laevam> est, asylum

aperit. Eo ex finitimis populis turba omnis, sine discrimine

10 liber an servus esset, avida novarum rerum perfugit, idque

primum ad coeptam magnitudinem roboris fuit. Cum iam

virium haud paeniteret, consilium deinde viribus parat.

Centum creat senatores, sive quia is numerus satis erat, sive

60
quia soli centum erant qui creari patres possent. Patres certe

15 ab honore patriciique progenies eorum appellati.

61
b Een nijpend tekort aan vrouwen
1 Iam res Romana adeo erat valida, ut cuilibet finitimarum

civitatium bello par esset ; sed penuria mulierum hominis

aetatem duratura magnitudo erat, quippe quibus nec domi

spes prolis nec cum finitimis conubia essent. Tum ex consilio

5 patrum Romulus legatos circa vicinas gentes misit, qui

societatem conubiumque novo populo peterent: urbes

quoque, ut cetera, ex infimo nasci; dein, quas sua virtus ac di

62
iuvent , magnas opes sibi magnumque nomen facere; satis

scire, origini Romanae et deos adfuisse et non defuturam

10 virtutem ; proinde ne gravarentur homines cum hominibus

sanguinem ac genus miscere. Nusquam benigne legatio audita

est: adeo simul spernebant, simul tantam in medio

crescentem molem sibi ac posteris suis metuebant. Ac

63
plerisque rogitantibus dimissi, ecquod feminis quoque asylum

15 aperuissent; id enim demum compar conubium fore.

64
c Romulus organiseert een luisterrijk feest
1 Aegre id Romana pubes passa, et haud dubie ad vim spectare

res coepit. Cui tempus locumque aptum ut daret Romulus

aegritudinem animi dissimulans ludos ex industria parat

Neptuno equestri sollemnes; Consualia vocat. Indici deinde

5 finitimis spectaculum iubet ; quantoque apparatu tum

sciebant aut poterant , concelebrant ut rem claram

exspectatamque facerent.

65
Multi mortales convenere , studio etiam videndae novae

urbis, maxime proximi quique, Caeninenses, Crustumini,

10 Antemnates ; iam Sabinorum omnis multitudo cum liberis ac

coniugibus venit. Invitati hospitaliter per domos cum situm

moeniaque et frequentem tectis urbem vidissent , mirantur

tam brevi rem Romanam crevisse.

66
d De ‘maagdenroof’
1 Ubi spectaculi tempus venit deditaeque eo mentes cum oculis

erant, tum ex composito orta vis signoque dato iuventus

Romana ad rapiendas virgines discurrit. Magna pars forte , in

quem quaeque inciderat, raptae : quasdam forma excellentes,

5 primoribus patrum destinatas, ex plebe homines, quibus

datum negotium erat, domos deferebant . Unam longe ante

alias specie ac pulchritudine insignem a globo Thalassi

67
cuiusdam raptam ferunt multisque sciscitantibus, cuinam eam

ferrent , identidem, ne quis violaret , Thalassio ferri clamitatum;

10 inde nuptialem hanc vocem factam .

68
e Romulus verontschuldigt zich tegenover de meisjes
1 Turbato per metum ludicro maesti parentes virginum

profugiunt, incusantes violatum hospitii foedus deumque

invocantes, cuius ad sollemne ludosque per fas ac fidem

decepti venissent. Nec raptis aut spes de se melior aut

5 indignatio est minor. Sed ipse Romulus circumibat

docebatque patrum id superbia factum , qui conubium

69
finitimis negassent ; illas tamen in matrimonio, in societate

fortunarum omnium civitatisque et, quo nihil carius humano

generi sit, liberum fore; mollirent modo iras et, quibus fors

10 corpora dedisset , darent animos; saepe ex iniuria postmodum

gratiam ortam ; eoque melioribus usuras viris , quod adnisurus

pro se quisque sit ut, cum suam vicem functus officio sit,

70
parentium etiam patriaeque expleat desiderium. Accedebant

blanditiae virorum, factum purgantium cupiditate atque

15 amore, quae maxime ad muliebre ingenium efficaces preces sunt.

71
f Wie wint, Rome of Alba Longa? Het hangt af van twee
drielingen.

1 Forte in duobus tum exercitibus erant trigemini fratres, nec aetate

nec viribus dispares. Horatios Curiatiosque fuisse satis constat, nec

ferme res antiqua alia est nobilior; tamen in re tam clara nominum

error manet, utrius populi Horatii, utrius Curiatii fuerint. Auctores

5 utroque trahunt; plures tamen invenio qui Romanos Horatios

vocent; hos ut sequar inclinat animus. Cum trigeminis agunt reges

72
ut pro sua quisque patria dimicent ferro; ibi imperium fore unde

victoria fuerit. Nihil recusatur; tempus et locus convenit.

Priusquam dimicarent foedus ictum inter Romanos et Albanos est

10 his legibus ut cuius populi cives eo certamine vicissent, is alteri

populo cum bona pace imperitaret.

73
h Afspraken duidelijk? Toeschouwers houden de adem in.

1 Foedere icto trigemini, sicut convenerat, arma capiunt. Cum sui

utrosque adhortarentur, deos patrios, patriam ac parentes,

quidquid civium domi, quidquid in exercitu sit, illorum tunc arma,

illorum intueri manus, feroces et suo ingenio et pleni

5 adhortantium vocibus in medium inter duas acies procedunt.

Consederant utrimque pro castris duo exercitus, periculi magis

praesentis quam curae expertes; quippe imperium agebatur in tam

74
paucorum virtute atque fortuna positum. Itaque ergo erecti

suspensique in minime gratum spectaculum animos intendunt.

10 Datur signum infestisque armis velut acies terni iuvenes magnorum

exercituum animos gerentes concurrunt. Nec his nec illis periculum

suum, publicum imperium servitiumque obversatur animo

futuraque ea deinde patriae fortuna quam ipsi fecissent.

75
i Twee drielingen strijden op leven en dood

1 Ut primo statim concursu increpuere arma micantesque fulsere

gladii, horror ingens spectantes perstringit et neutro inclinata spe

torpebat vox spiritusque. Consertis deinde manibus cum iam non

motus tantum corporum agitatioque anceps telorum armorumque

5 sed vulnera quoque et sanguis spectaculo essent, duo Romani

super alium alius, vulneratis tribus Albanis, exspirantes corruerunt.

Ad quorum casum cum conclamasset gaudio Albanus exercitus,

76
Romanas legiones iam spes tota, nondum tamen cura deseruerat,

exanimes vice unius quem tres Curiatii circumsteterant. Forte is

10 integer fuit, ut universis solus nequaquam par, sic adversus

singulos ferox. Ergo ut segregaret pugnam eorum capessit fugam,

ita ratus secuturos ut quemque vulnere adfectum corpus sineret.

Iam aliquantum spatii ex eo loco ubi pugnatum est aufugerat, cum

respiciens videt magnis interuallis sequentes, unum haud procul ab

77
15 sese abesse. In eum magno impetu rediit; et dum Albanus

exercitus inclamat Curiatiis uti opem ferant fratri, iam Horatius

caeso hoste victor secundam pugnam petebat.

78
j De kansen keren

1 Tunc clamore qualis ex insperato faventium solet Romani adiuvant

militem suum; et ille defungi proelio festinat. Prius itaque quam

alter—nec procul aberat—consequi posset, et alterum Curiatium

conficit; iamque aequato Marte singuli supererant, sed nec spe nec

5 viribus pares. Alterum intactum ferro corpus et geminata victoria

ferocem in certamen tertium dabat: alter fessum vulnere, fessum

cursu trahens corpus victusque fratrum ante se strage victori

79
obicitur hosti. Nec illud proelium fuit. Romanus exsultans "Duos"

inquit, "fratrum manibus dedi; tertium causae belli huius, ut

10 Romanus Albano imperet, dabo." Male sustinenti arma gladium

superne iugulo defigit, iacentem spoliat.

80
k Wat gebeurt er na de strijd?
1 Romani ovantes ac gratulantes Horatium accipiunt, eo maiore cum

gaudio, quo prope metum res fuerat. Ad sepulturam inde suorum

nequaquam paribus animis vertuntur, quippe imperio alteri aucti,

alteri dicionis alienae facti. Sepulcra exstant quo quisque loco

5 cecidit, duo Romana uno loco propius Albam, tria Albana Romam

versus sed distantia locis ut et pugnatum est.

81

You might also like