You are on page 1of 64

HOUT 6.

STERKTELEER BASIS
versie 2022
HOUT
Constructiv i.s.m. Woodwize
Redactie
Coördinatie: Fabian Van Geert
Patrick Coene

Werkgroep: Alex Dierickx


Bernard Despiere
Filip François
Geert Dumelie
Johan Lepoudre
Patrick Coene
Peter Vantuyckom
Philip Deltour
Silveer De Dobbelaere
Yvo Borry

Teksten: Alex Dierickx


Fabian Van Geert

Tekeningen: Constructiv

Opmaak: Psp communications

Leesgroep: Bart De Waele


Jelle Loosveld
Constructiv, Brussel, 2022 Werkgroep
Deze publicatie is beschikbaar onder de licentie Creative
Commons: Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen.
Deze licentie laat toe het werk te kopiëren, distribueren, Contact
vertonen, op te voeren, en om afgeleid materiaal te maken, Voor opmerkingen, vragen en suggesties kun je terecht bij:
zolang Constructiv vermeld wordt als maker van het werk,
het werk niet commercieel gebruikt wordt en afgeleide
Constructiv
werken onder identieke voorwaarden worden verspreid. Koningsstraat 132 bus 1
https://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0/deed.nl 1000 Brussel
t +32 2 209 65 65
D/2020/12.388/27 info@constructiv.be
221502 website : www.constructiv.be
H O U T 6. 4
Voorwoord
STERK TELEER BASIS

VOORWOORD

Situering
De bouwsector, een draaischijf van onze economie, heeft voortdurend te kampen met een groot aantal uitdagingen.
Een van deze uitdagingen is ervoor zorgen dat de sector over opgeleide arbeidskrachten beschikt.
Om deze nood aan arbeidskrachten te lenigen, besteedt Constructiv bijzondere aandacht aan het bouwonderwijs en
aan de jongeren die kiezen voor een bouwopleiding.
Ook de bij- en nascholing van volwassenen blijft een noodzaak omdat de technieken en materialen sterk wijzigen en er
meer aandacht zal gegeven worden aan het veilig en duurzaam bouwen.
Daarom heeft het Constructiv, samen met de beroepsorganisaties, opdracht gegeven aan redactieteams om
verschillende handboeken uit te werken. Deze modulaire handboeken kunnen een aanvulling zijn aan de publicaties
van het WTCB. De redactieteams kunnen worden samengesteld uit instructeurs, docenten en lesgevers. Ook
beroepsverenigingen en mogelijk ook fabrikanten kunnen vakspecialisten uitvaardigen om een handboek te
ontwikkelen dat overeenstemt met de huidige realiteit op de werkvloer.

Het modulair handboek Hout


Hoewel er heel wat boeken over hout en houtbewerking bestaan, is dit werk een niet te missen aanvulling: het geeft
enerzijds een overzicht van de hedendaagse producten, technieken en toepassingen, én sluit anderzijds aan bij de al
bestaande beroepsprofielen die stap voor stap omgezet worden in opleidingsprogramma’s.
Vele slimme mensen met slimme handen hebben met dit werk een onschatbare bijdrage geleverd om het
vakmanschap in ons land op een hoger peil te brengen. Dit handboek richt zich dan ook tot iedereen die het vak onder
de knie wil krijgen. In bevattelijke taal en in een sterk visuele stijl worden alle aspecten van het beroep in de kleinste
bijzonderheden omschreven en uitgelegd.
Het resultaat is een modulaire handboekenreeks die bruikbaar is als ondersteuning van de lessen voor verschillende
opleidingen en doelgroepen. Deze inhouden worden ook gebruikt om het leermateriaal digitaal aan te bieden via de
website www.buildingyourlearning.be

Pierre Cuppens
Voorzitter Building on People

3
HOUT 6.4
ABStract
STERK TELEER BASIS

ABSTRACT

Dragende elementen uit hout nemen een belangrijke plaats in bij de stabiliteit van
bouwconstructies. Door de eeuwen heen heeft hout zijn nut bewezen als het materiaal bij uitstek
voor het opvangen van diverse krachten en hieruit voortvloeiende spanningen. We citeren enkele
veelzeggende voorbeelden:
• Dakgebinten,
• Paal- en balkconstructies,
• Houtstapelbouw,
• Houtskeletbouw,
• .....
Net zoals bij andere bouwmaterialen, bv. staal en beton, is een nauwkeurige stabiliteitsstudie
noodzakelijk. In dit handboek besteden we uitvoerig aandacht aan de verschillende
stabiliteitsbegrippen.
De klassieke mechanica vormt de basis van de stabiliteitsberekeningen, de belangrijkste begrippen
komen in het eerste hoofdstuk aan bod. De wetten van Newton vormen hier de rode draad.
Een dragende constructie ongeacht uit welk materiaal ze gemaakt is, moet een weerstand bieden
tegen verschillende krachten. In hoofdstuk twee wordt uitgebreid aandacht besteed aan het
voorstellen, samenstellen en ontbinden van krachten. Ook het evenwicht, koppel en moment van
een kracht komen hier aan bod.
In hoofdstuk drie komen de evenwichtsvergelijkingen van een lichaam aan bod, dit zowel in een
plat vlak als in de ruimte. Ook de verschillende soorten verbindingen van een lichaam met de
buitenwereld worden in dit hoofdstuk besproken.
Het vierde hoofdstuk behandelt de verschillende traagheidsgrootheden van een lichaam alsook de
begrippen buiging en interne spanning.
In het vijfde en afsluitende hoofdstuk, wordt hout als constructiemateriaal bekeken. In dit hoofdstuk
worden o.a. de structuur van het hout en de verschillende mechanische eigenschappen besproken.

UALIT
DQ Y
IE
IF

SY

ISO
CERT

STE
M

9001
BCCA

4
H O U T 6. 4
Inhoud
STERK TELEER BASIS

INHOUD

1. BASISPRINCIPES VAN DE KLASSIEKE 3. EVENWICHT VAN LICHAMEN..................27


MECHANICA.................................................... 7 3.1. Evenwicht van lichamen in een plat vlak........27
1.1. Klassieke mechanica........................................................7 3.1.1. Definitie..............................................................................27
1.2. De wetten van Newton.................................................7 3.1.2. Balkverbindingen.........................................................27
1.2.1. De eerste wet van Newton 3.1.3. Evenwichtsvergelijkingen.......................................28
(Traagheidswet)................................................................7 3.2. Verschillende mogelijkheden binnen de
1.2.2. De tweede wet van Newton statica.....................................................................................30
(kracht verandert de snelheid)................................8 3.2.1. Definitie van statica.....................................................30
1.2.3. De derde wet van Newton 3.3. Evenwicht van lichamen in de ruimte...............31
(actie = reactie).................................................................9
3.4. Verschil tussen uitwendige en inwendige
1.2.4. Samenhang van de wetten van Newton.........9
krachten................................................................................31
1.2.5. Zwaartekracht................................................................10
1.3. Dichtheid of volumieke massa ..............................11 4. STABILITEITSPRINCIPES............................33
1.3.1. Absolute volumieke massa....................................11 4.1. Traagheidsgrootheden ..............................................33
1.3.2. Schijnbare volumieke massa.................................11 4.1.1. Eigen lineair traagheidsmoment .......................34
1.4. Massa......................................................................................12 4.1.2. Lineair traagheidsmoment ....................................34
1.5. Gewicht.................................................................................13 4.1.3. Polair traagheidsmoment ......................................35
4.1.4. Weerstandsmoment ..................................................35
1.6. Begrippen uit de sterkteleer....................................14
4.1.5. Traagheidsstraal ............................................................36
1.6.1. Dragende constructie................................................14
1.6.2. Belastingen.......................................................................14 4.2. Buiging..................................................................................38
1.6.3. Soorten belastingen op een gebouw.............15 4.2.1. Eenvoudige vlakke buiging...................................38
1.6.4. Combinatie van belastingen.................................15 4.2.2. Dwarskrachten- en
buigingsmomentendiagram.................................40
1.6.5. Toelaatbare spanningen...........................................16
4.3. Interne spanning............................................................44
2. KRACHTEN.....................................................17
2.1. Vectoriële grootheid.....................................................17
5. H
 OUT ALS
2.2. Samenstellen van krachten......................................17
CONSTRUCTIEMATERIAAL......................45
2.2.1. De resultante van krachten bepalen................18 5.1. Inleiding................................................................................45
2.3. Ontbinden van krachten ..........................................21 5.2. Wat is hout..........................................................................45
2.3.1. Ontbinding van een kracht in twee gegeven 5.2.1. Delen van de boom....................................................45
samenlopende (of hoekmakende) 5.2.2. Opbouw van de stam................................................46
krachten.............................................................................21 5.2.3. Het levensproces..........................................................47
2.3.2. Ontbinden van een kracht in twee 5.3. Diktegroei van het hout.............................................47
loodrechte componenten .....................................21 5.3.1. De cel...................................................................................47
2.3.3. Resulterende kracht na ontbinden in x 5.3.2. De vezels - het houtweefsel...................................48
en y component...........................................................22
5.3.3. Structuur van naaldhout..........................................51
2.4. Evenwicht van krachten.............................................23 5.3.4. Structuur van loofhout..............................................51
2.5. Moment van een kracht ............................................23 5.3.5. Structuuronderzoek van houtsoorten............51
2.5.1. Definitie..............................................................................23 5.4. Eigenschappen van hout..........................................52
2.5.2. Grafische voorstelling van een moment.......24 5.4.1. Vochtgehalte...................................................................52
2.5.3. Stelling van Varignon 5.4.2. Mechanische eigenschappen..............................54
(momentenstelling) ...................................................24
2.6. Koppel van krachten ...................................................25 6. VERKLARENDE WOORDENLIJST............60
2.6.1. Definitie .............................................................................25
2.6.2. Moment van een koppel van krachten .........26 5
6
H O U T 6. 4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1. BASISPRINCIPES VAN DE KLASSIEKE MECHANICA

1.1. Klassieke mechanica


Wanneer we de sterkte en de stabiliteit van dragende structuren in
houten constructies bepalen, baseren we ons op de basisprincipes
van de klassieke mechanica. De grondslag van de klassieke
mechanica ligt bij Isaac Newton. Isaac Newton wordt beschouwd
als een van de grootste geleerden aller tijden. Hij was de eerste
wetenschapper die bedacht dat er een kracht is die lichamen naar
de aarde trekt. De klassieke mechanica wordt ook Newtoniaanse
mechanica genoemd.

1.2. De wetten van Newton


De drie wetten van Newton beschrijven, verklaren en voorspellen
de bewegingen van lichamen.

1.2.1. De eerste wet van Newton (Traagheidswet)


“Een lichaam waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of
beweegt zich rechtlijnig met constante snelheid voort”. In deze wet
worden volgende begrippen gebruikt:

Lichaam

Een lichaam zijn alle denkbare voorwerpen/objecten die we


kennen, van een zandkorrel tot de zon en de maan.

Een lichaam in rust

Dit betekent dat het lichaam stilstaat of een constante snelheid van
0 m/s heeft.

Snelheid

Snelheid is de afgelegde weg per tijdseenheid met als symbool v


(van het Engelse woord velocity) en als eenheid m/s. Snelheid is een
vectoriële grootheid (het heeft een grootte en een richting).

Constante snelheid

Een lichaam heeft een constante snelheid wanneer het een


bepaalde snelheid voor een langere tijd aanhoudt. Indien je stil
staat heb je een langere tijd een snelheid van 0 m/s en spreken we
van een constante snelheid van 0 m/s.

7
HOUT 6.4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

Kracht

De invloed die een lichaam op een ander lichaam uitoefent noemt


men kracht. Het symbool is F (Force) en de eenheid N (Newton).
Kracht is een vectoriële grootheid.

Resulterende kracht

Alle krachten die op een lichaam inwerken worden herleid tot één
enkele kracht, de resulterende kracht. Als de resulterende kracht
gelijk is aan 0 N, dan heffen de verschillende krachten elkaar op.
De eerste wet van Newton wordt ook wel de traagheidswet
genoemd, omdat een lichaam zijn snelheid constant houdt als
er geen resulterende kracht op werkt. Indien er geen krachten
inwerken op een lichaam, zal een lichaam in beweging in beweging
blijven en een lichaam in rust in rust blijven.
Een voorbeeld ter verduidelijking:
Een bestelwagen is geladen met houten balken, de balken worden
niet vastgemaakt.
• Indien de bestelwagen met een constante snelheid rijdt, beweegt
de balk niet t.o.v. de bestelwagen. De balk heeft dezelfde snelheid
als de vrachtwagen.
• Indien de bestelwagen vanuit stilstand zijn snelheid plots
verhoogt, schuift de balk naar achter. De balk was immers in rust
en wil in rust blijven.
• Indien de bestelwagen aan een constante snelheid rijdt en
plots bruusk remt, schuift de balk naar voor. De snelheid van
de balk is groter dan deze van de vrachtwagen en de balk wil
aan de oorspronkelijke (snellere) constante snelheid blijven
voortbewegen.

1.2.2. De tweede wet van Newton (kracht verandert


de snelheid)
“Wanneer een lichaam een resulterende kracht ondervindt, zal het
lichaam versnellen”. Of anders gezegd, een lichaam in rust zal in
beweging gebracht worden als er een resulterende kracht op werkt.
En een lichaam in beweging zal zijn snelheid verhogen of verlagen
als er een resulterende kracht op werkt. Bij deze wet merken we
enkele nieuwe begrippen op:

Versnellen

Wanneer een lichaam van snelheid verandert, zegt men in de


natuurkunde dat een lichaam versnelt. Door te versnellen kan
de snelheid zowel toenemen (versnellen in dezelfde richting) als
afnemen (versnellen in tegenovergestelde richting).

8
H O U T 6. 4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

Versnelling

Versnelling is de mate waarin een lichaam van snelheid verandert


met als symbool a (van het Engelse woord acceleration) en
als eenheid m/s². Versnelling is de snelheid (eenheid m/s) per
tijdseenheid (eenheid s), vandaar dat de eenheid voor versnelling
m/s² is.

Massa

Massa is een constante eigenschap van een lichaam en wordt


aangeduid met het symbool m (van het Engelse woord mass) en
heeft als eenheid kg. Hoe groter de massa van een lichaam, hoe
meer kracht er nodig is om het lichaam een bepaalde versnelling te
geven.
Aan de 2e wet van Newton wordt volgende vergelijking gekoppeld:
de grootte van een kracht wordt bepaald door de versnelling van
de massa.
Symbolisch voorgesteld: F = m x a
Bron: Pixabay

1.2.3. De derde wet van Newton (actie = reactie)


“Wanneer een lichaam A een kracht uitoefent op een lichaam B, dan
zal lichaam B een even grote, maar tegengestelde kracht uitoefenen
op lichaam A”.
De derde wet is een beschrijving van een verschijnsel, dit
verschijnsel kan gebruikt worden in combinatie met de twee andere
wetten.
Bij de construtie van een gebouw, dient de reactie van de
draagkrachtige grond even groot te zijn als de kracht die het
gebouw op de grond uitoefent (actie). Indien dit niet het geval is,
zal het gebouw (gedeeltelijk) wegzakken in de grond. Het gebouw
zal blijven wegzakken in de grond totdat de reactiekracht = de
actiekracht. Denken we bijvoorbeeld aan de scheve toren van Pisa.

1.2.4. Samenhang van de wetten van Newton


De drie wetten van Newton mogen niet aanzien worden als drie
afzonderlijke wetten, maar moeten als onderdelen van één geheel
worden beschouwd. Hiermee kunnen we de bewegingen van
Toren van Pisa lichamen beschrijven, verklaren en voorspellen.

9
HOUT 6.4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.2.5. Zwaartekracht
Om het begrip zwaartekracht te definiëren, maken we gebruik
van de tweede wet van Newton (F = m x a) en de volgende
vaststellingen:
1. Wanneer we een lichaam loslaten, valt dit lichaam naar beneden.
Het lichaam valt steeds loodrecht naar beneden (richting het
middelpunt van de aarde).
2. Een licht lichaam (bv. een pluim) valt blijkbaar trager dan een
zwaar lichaam (bv. een steen), maar in een luchtledige ruimte,
vallen beide lichamen even snel.
3. Wanneer een lichaam naar beneden valt, zien we dat dit lichaam
eenparig wordt versneld (de versnelling van het lichaam heeft
een vaste waarde).
Hieruit kunnen we besluiten dat de aarde met een bepaalde kracht
aan ieder lichaam trekt. Deze kracht noemen we de zwaartekracht,
de door de zwaartekracht veroorzaakte versnelling wordt de
valversnelling genoemd en wordt gewoonlijk aangeduid met de
letter “g”. Op aarde bedraagt de valversnelling 9,81 m/s².
De waarde van g = 9,81 m/s² wordt bepaald door middel van de
gravitatiewet van Newton. De gravitatiewet van Newton wordt niet
behandeld in deze cursus.
De zwaartekracht (Fz) kunnen we nu als volgt definiëren:
F = m x a (Tweede wet van Newton)

Fz = m x g (Met g = 9,81 m/s² - De valversnelling op aarde)

Deze zwaartekracht zal steeds aangrijpen in het zwaartepunt van


een lichaam. Het zwaartepunt van een lichaam is het punt ten
opzichte waarvan de massa van dat lichaam in evenwicht is.

10
H O U T 6. 4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.3. Dichtheid of volumieke massa


De dichtheid of de volumieke massa geeft het verband weer
tussen de massa en het volume. Meer bepaald wordt hiermee
weergegeven hoeveel massa er in een bepaald volume zit. De
dichtheid van een materiaal wordt weergegeven met het symbool
ρ en heeft als eenheid kg/m³. De dichtheid van een materiaal
kunnen we als volgt berekenen: ρ = m / V
In deze formule is:
• ρ de dichtheid van het materiaal (kg/m³)
• m de massa van het materiaal (kg)
• V het volume van het materiaal (m³)
Bij de dichtheid van een materiaal kan er onderscheidt gemaakt
worden tussen de absolute volumieke massa en de schijnbare
volumieke massa.

1.3.1. Absolute volumieke massa


De absolute volumieke massa is eerder een theoretische
benadering en komt in de praktijk zelden voor. Het zijn materialen
zonder poriën en andere holle ruimten, wat overeenkomt met een
dichtheid van 100%. Voor zeer compacte materialen zoals bv. lood,
glas, staal… kan er wel gebruik worden gemaakt van de absolute
volumieke massa.

1.3.2. Schijnbare volumieke massa


De schijnbare volumieke massa weerspiegelt de graad van
dichtheid van het materiaal en laat toe de massa van een gegeven
volume in te schatten. Het vochtgehalte en de samenstelling van
het materiaal bepalen voor een groot deel de schijnbare volumieke
massa. Bij materialen zoals hout voegen we extra gegevens toe
zoals bijvoorbeeld een vochtgehalte van 12 %.

Absolute volumieke Schijnbare volumieke


Materiaal
massa in kg/m³ massa in kg/m³
Aluminium 2800 2700
Baksteen 2500 1000 - 1800
Gietijzer 7900 7500
Glas 2600 2600
Staal 7800 7800
Lood 11340 11340
Hout (licht) 1600 500
Hout (zwaar) 1600 700 - 1000
Koper 9000 8500

11
HOUT 6.4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

Bij berekeningen gebruiken we de schijnbare volumieke massa


omdat deze waarde het meest representatief is voor het materiaal.
In de houtsector spreken we van het soortelijk gewicht in plaats van
de schijnbare volumieke massa.
De schijnbare volumieke massa of het soortelijk gewicht van enkele
houtsoorten:

Houtsoort Schijnbare volumieke massa in kg/m³


Afromosia 700
Afzelia 820
Berk 660
Beuk 720
Ceder 570
Den 540
Ebben 1100
Eiken rood Amerikaans 700
Eiken wit Amerikaans 740
Eiken Europese zomereik 710
Essen 700
Grenen 540
Teak 870
Vuren 460

1.4. Massa
Om de grootte van een massa te berekenen moeten we de
dichtheid van het materiaal en het volume van het lichaam kennen.
De dichtheid van een materiaal is meestal gekend. Het volume
(ruimte die een lichaam inneemt) van een constructie kan vrij
eenvoudig berekend worden. Zo is het pad volledig geëffend om
de massa van een constructie te berekenen.
Een voorbeeld:
We berekenen het volume van een balk uit RNG-hout (ruw gedrenkt
hout) met een dikte van 63 mm, een breedte van 180 mm en een
lengte van 4500 mm.
Dit levert een volume op van 0,063 m x 0,18 m x 4,5 m = 0,05103 m³.
Indien we dit volume vermenigvuldigen met de dichtheid van RNG-
hout (540 kg/m³) bekomen we de massa van de balk.
De massa van de balk is 0,05103 m³ x 540 kg/m³ = 27,556 kg.

12
H O U T 6. 4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.5. Gewicht
Het gewicht van een lichaam is de kracht die dat lichaam, als
gevolg van de zwaartekracht, op zijn ondersteuning of ophanging
uitoefent.
Het gewicht (FG) van een lichaam kunnen we nu als volgt definiëren:
F = m x a (Tweede wet van Newton)

FG = m x g (Met g = 9,81 m/s² - De valversnelling op aarde)

In de natuurkunde is er dus een verschil tussen de massa van een


lichaam en het gewicht van een lichaam:
• Massa: Constante eigenschap van een lichaam (in kg)
• Gewicht: Kracht die een lichaam, als gevolg van de zwaartekracht,
op de ondersteuning of ophanging uitoefent (in N)
Het verschil tussen massa en gewicht leggen we uit aan de hand
van een voorbeeld.
Een bal met een massa van 100 kg heeft op aarde een gewicht van
981 N. Op de maan heeft deze zelfde bal een massa van 100 kg
(constante eigenschap van een lichaam), maar een gewicht van
162 N!
Dit komt doordat de valversnelling op de maan (gmaan = 1,62 m/s²)
veel lager is dan deze op de aarde. Het gewicht van de bal op de
maan berekenen we dus als volgt:
FG,maan = m x gmaan
FG,maan = 100 kg x 1,62 m/s²
FG,maan = 162 N

13
HOUT 6.4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.6. Begrippen uit de sterkteleer


1.6.1. Dragende constructie
Een dragende structuur van een constructie moet bestand zijn
tegen de spanningen die ontstaan uit de krachten van de diverse
belastingen waaraan de constructie onderworpen is.
Binnen de sterkteleer leggen we de focus op de dragende structuur.
De dragende structuur is een samenstelling van dragende
elementen die belastingen opnemen en afvoeren naar een
onderliggende constructie of de grond.
In vaktaal spreken we van de dragende constructie.
We nemen als voorbeeld de belastingen die opgenomen worden
door een dakconstructie en verder worden doorgegeven aan de
dragende muren, die ze op hun beurt afvoeren naar de fundering.
Uiteindelijk zal de fundering deze krachten overbrengen naar
de dragende grond. Indien één van deze dragende elementen
niet sterk genoeg is, komt de stabiliteit van de constructie in het
gedrang.

1.6.2. Belastingen
Bron: Constructiv

Om de sterkteberekening van een dragende constructie uit te


voeren, dienen we de belastingen die hierop werken te kennen. We
onderscheiden de verdeelde belasting en de puntbelasting.
Gelijkmatig verdeelde belasting We spreken van een verdeelde belasting indien deze over een
bepaalde oppervlakte verdeeld wordt. Deze oppervlakte noemen
we het aangrijpingsoppervlak.
Bron: Constructiv

Bij een gelijkmatig verdeelde belasting, is de belasting over het


gehele aangrijpingsoppervlak constant.
Een puntbelasting is over zo een kleine oppervlakte verdeeld, dat
dit ten opzichte van de constructie wordt beschouwd als een punt.
Onderstaande illustratie geeft een gelijkmatig verdeelde belasting
weer en een puntbelasting en de hieruit ontstane reacties op de
steunpunten.

Puntbelasting

14
H O U T 6. 4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.6.3. Soorten belastingen op een gebouw

Bron: NGI
De krachten die van buitenaf op een constructie werken, ontstaan
ten gevolge van:
• Het eigen gewicht: dit wordt bepaald aan de hand van het
soortelijk gewicht van de houtsoort en de afmetingen van elk
constructie-element. Het eigen gewicht is een statische belasting
• De nuttige belasting: iedere constructie wordt ontworpen voor het
dragen van een belasting, deze noemt men de nuttige belasting.
• De windbelasting: is vastgelegd in de norm NBN EN 1991-1-4 die in
2005 gepubliceerd werd door het NBN.
• De sneeuwbelasting: de hoeveelheid sneeuw die in ons land valt,
Kaart van de referentiewindsnelheden in België
mag in geen geval verwaarloosd worden. De sneeuwlaag die zich
ophoopt op een dak vormt een tijdelijke extra belasting die de
belasting op de constructie beïnvloedt. Een sneeuwlaag van 10 cm
dikte over een oppervlakte van 10m² weegt ongeveer 200 kg. De
sneeuwbelasting is omschreven in een norm die een deel uitmaakt
van de Eurocode 1, ook Eurocode sneeuw genoemd. Deze norm
werd gehomologeerd onder de aanduiding NBN EN 1991-2-3.
• Bijzondere invloeden: hieronder verstaat men de invloed ten
gevolge van: zetting van de fundering, krimp, uitzetting, montage,
e.a.
We kunnen de verschillende soorten belastingen onderverdelen in
twee groepen, namelijk:
• Statische belasting: dit is een constante niet veranderlijke belasting.
Strikt genomen is enkel het eigen gewicht van de constructie een
statische belasting. In de praktijk worden vrijwel alle belastingen op
een constructie als statische belastingen in rekening gebracht.
• Dynamische belasting: dit is een mechanische belasting die ervoor
zorgt dat de vervormingen van de constructie afwisselend groter
en kleiner worden.

1.6.4. Combinatie van belastingen


Het is zeer uitzonderlijk dat een constructie slechts aan één
belasting onderworpen wordt. In de meeste gevallen hebben we
te maken met een combinatie van verschillende belastingen. De
combinaties die we hanteren zijn streekgebonden:
• In de Ardennen: Eigen gewicht + nuttige belasting +
sneeuwbelasting
• In het centrum van het land: Eigen gewicht + nuttige belasting +
matige windbelasting
• Aan de kust: Eigen gewicht + nuttige belasting + hoge
windbelasting

15
HOUT 6.4
Basisprincipes van de klassieke mechanica
STERK TELEER BASIS

1.6.5. Toelaatbare spanningen


De maximaal toelaatbare spanning bij een houten constructie is
afhankelijk van volgende factoren:
• De grootte van de belasting;
• De combinatie van de belastingen;
• De afmetingen van de profieldoorsnede;
• De vorm van de profieldoorsnede;
• De houtsoort, hier verwijzen we naar de structuur van het hout op
celniveau;
• De gebreken van het hout, op basis van de sorteerklasse;
• De invloed van vocht.
• Type spanning

Normaalspanning

Spanningen loodrecht op de profieldoorsnede worden aangeduid


als normaalspanning, we maken hierbij een onderscheid tussen:
trekspanning en drukspanning
Deze spanningen zijn te wijten aan krachten van buitenaf zoals ze
eerder in dit hoofdstuk beschreven staan.
Bron: Geert Dumelie

Tangentiële spanning

Spanning in het vlak van de profieldoorsnede worden aangeduid


als tangentiële spanning. We onderscheiden hier: schuifspanning en
torsiespanning.
Louter mechanisch ontstaan deze spanningen indien uitwendige
belastingen een segment van een lichaam ten opzichte van een
ander segment willen verschuiven of verdraaien.
Op dosse gezaagde plank Tangentiële spanningen kunnen bij hout ook ontstaan omwille van
de natuurlijke opbouw van het materiaal en kunnen soms leiden tot
een verbreking van de onderlinge samenhang tussen de vezels. Ook
de vochtigheidsgraad van het hout speelt hierbij een belangrijke rol.
Bron: Geert Dumelie

Om tangentiële spanningen te beperken speelt de zaagwijze van


het hout een belangrijke rol, ‘op dosse’ gezaagde planken dient u
zoveel mogelijk te vermijden.
Traditioneel wordt er onderscheidt gemaakt tussen 3 vlakken om
het hout te zagen:
• Dwarse vlak of kopse vlak: dit is het vlak loodrecht op de stam.
• Radiaal vlak: dit is het vlak volgens de middellijn of radius van de
stam.
• Tangentiaal vlak: dit is het vlak volgens de raaklijn aan de
groeiringen en evenwijdig aan de radius, maar niet erdoor. Dit zijn
de “op dosse” gezaagde planken.

Zaagvlakken hout

16
H O U T 6. 4
Krachten
STERK TELEER BASIS

2. KRACHTEN

1 2 3 Een kracht is een natuurkundig verschijnsel waardoor:

Bron: Constructiv
• Een lichaam tijdelijk of blijvend kan vervormen,
• Een lichaam van snelheid kan veranderen.
Een kracht heeft een grootte en een richting (vectoriële grootheid).
4 Het is dus niet alleen belangrijk te weten hoe groot de kracht
is, maar ook de richting en de zin van de kracht spelen een rol.
Delen van een Vector
Bovendien heeft elke kracht een aangrijpingspunt.

2.1. Vectoriële grootheid


Een kracht is een vectoriële grootheid en kan grafisch worden
voorgesteld met behulp van een vector. Een vector is een pijl met
de volgende kenmerken:
• Aangrijpingspunt (1): het beginpunt van de vector
• Richting (2): de werklijn van de vector, vb. horizontaal, verticaal of
schuin
• Zin (3): het pijlpunt van de vector, vb. links/rechts, opwaarts/
neerwaarts
• Grootte (4): de lengte van de vector geeft op schaal het getal met
de eenheid weer
Het symbool dat men bij deze vector plaatst is het normale symbool
van de kracht die de vector weergeeft met een pijltje er bovenop.
Bv. het symbool voor kracht is F, het symbool van de bijhorende
vector is dan .

2.2. Samenstellen van krachten


Krachten zijn vectoriële grootheden, als we krachten bij elkaar
optellen dan is dit dus een optelling van vectoren. Wanneer
meerdere (2 of meer) krachten op een lichaam inwerken kun je een
netto kracht of resultante berekenen. Deze resultante kan zowel
grafisch (Grafostatica) als analytisch worden bepaald.

17
HOUT 6.4
Krachten
STERK TELEER BASIS

2.2.1. De resultante van krachten bepalen


Door gebruik te maken van een krachtenparallellogram kan je op
grafische wijze de resultante van meerdere krachten bepalen. De
krachten kunnen op verschillende manieren t.o.v. elkaar liggen.

Resultante van krachten met dezelfde richting

Bron: Constructiv
Fase 1 (samenlopende krachten)
F1 F2
Bij het samenstellen van krachten met dezelfde werklijn, maken
Fase 2 we gebruik van de eigenschap dat zolang het aangrijpingspunt
verbonden blijft met het lichaam, de vector mag verplaatst worden
F1 F2
over de werklijn. Er zijn twee mogelijkheden: de krachten hebben
Fase 3 dezelfde zin of de krachten hebben een tegengestelde zin.
Fr De werklijn is de rechte lijn waarover een kracht kan verschoven
worden.
Resultante samenlopende krachten (zelfde zin)
Als twee krachten op dezelfde werklijn liggen en dezelfde zin
hebben, dan is de resulterende kracht de som van de twee
afzonderlijke krachten: Fr = F1 + F2
Bron: Constructiv

Fase 1
Als twee krachten op dezelfde werklijn liggen en een tegengestelde
F1 F2 zin hebben, dan is de resulterende kracht het verschil tussen de
Fase 2 F2 twee afzonderlijke krachten: Fr = F1 – F2

F1 Opheffen van krachten


Fase 3 Als twee even grote krachten dezelfde richting (werklijn) en een
Fr tegenovergestelde zin hebben, dan heffen de krachten elkaar op.
We zeggen dan dat de krachten in evenwicht zijn. Een lichaam blijft
Resultante samenlopende krachten (tegengestelde op zijn plaats of in rust als de krachten die op het lichaam werken
zin) een resultante hebben van 0 N.
De kracht die een stelsel in evenwicht brengt noemen we dan
ook een evenwicht makende kracht. Bij bouwconstructies of bij
structureel dragende houtconstructies wordt volgens dit principe
gewerkt. De draagkrachtige grond moet voldoende zijn om de
krachten van het gebouw op te vangen.

Resultante van krachten met evenwijdige, maar niet


Bron: Constructiv

F2
samenvallende richting
b2
In dit geval zijn er twee situaties mogelijk:
Fr
a • De krachten hebben dezelfde zin
b1 • De krachten hebben een tegengestelde zin

Krachten met dezelfde zin


F1 Indien de krachten dezelfde zin hebben, maar verschillend zijn
Resultante evenwijdige krachten (zelfde zin) van grootte, ligt de resultante van beide krachten tussen de twee
krachten in, aan de zijde van de grootste kracht.

18
H O U T 6. 4
Krachten
STERK TELEER BASIS

Fr Waar de resultante precies ligt, kunnen we als volgt berekenen:

Bron: Constructiv
• Grootte van de resultante: Fr = F1 + F2
b2
F2 • Als de afstanden van de resultante tot F1 en F2 worden aangegeven
door b1 en b2, dan geldt: b1 / b2 = F2 / F1
b1 • Als we ook de afstand tussen F1 en F2 kennen, kunnen we via
a substitutie (b2 = a – b1) de afstanden b1 en b2 bepalen.

Krachten met een tegengestelde zin


F1 Indien de krachten een tegengestelde zin hebben en verschillend
Resultante evenwijdige krachten (tegengestelde zin) zijn van grootte, ligt de resultante van beide krachten buiten de
twee krachten, aan de zijde van de grootste kracht.
Waar de resultante precies ligt, kunnen we als volgt berekenen:
• Grootte van de resultante: Fr = F2 + F1
Bron: Constructiv

• Als de afstanden van de resultante tot F1 en F2 worden aangegeven


F2 door b1 en b2, dan geldt: b1 / b2 = F2 / F1
• Als we ook de afstand tussen F1 en F2 kennen, kunnen we via
substitutie (b1 = a + b2) de afstanden b1 en b2 bepalen.

Resultante van krachten in hetzelfde vlak met een


verschillende richting
F1 Snijdende (of samenlopende) krachten die in hetzelfde vlak liggen,
Hoekmakende krachten worden ook hoekmakende (of coplanaire) krachten genoemd. De
resultante van deze krachten, kan grafisch of analytisch bepaald
worden.
Bron: Constructiv

F2
Grafisch (Grafostatica)

Fr Hiernaast een voorbeeld van hoekmakende krachten die hetzelfde


aangrijpingspunt hebben:
Grafisch de resultante van zulke vectoren zoeken, kan door eerst
een parallellogram te maken met de 2 samen te stellen vectoren. De
F1 diagonaal is dan de gezocht resultante.

Resultante hoekmakende krachten Op een andere wijze de gevraagde resultante bekomen kan ook.
(verbindingsmethode) Als we het eindpunt van de 1ste vector als volgt verbinden met het
beginpunt van de 2de vector. Als we nu het beginpunt van de 1ste
vector verbinden met eindpunt van de 2de vector, dan krijgen we de
Bron: Constructiv

gezocht resultante.
Fr Als de krachten F1 en F2 loodrecht op elkaar staan, krijg je een

F2 krachtenrechthoek. In dit geval is F1 gericht volgens de x-as en F2


volgens de y-as.

F1
Resultante hoekmakende krachten
(krachtenrechthoek)

19
HOUT 6.4
Krachten
STERK TELEER BASIS

Samenstellen van meerdere hoekmakende krachten met

Bron: Constructiv
Fase 1 F2
F3 gemeenschappelijk aangrijpingspunt kan nu door eerst de
resultante van 2 krachten te construeren en daarna deze resultante
F1 opnieuw op te tellen bij een volgende kracht enzovoort. De
F4
F5 resultante vinden kan eenvoudiger door de verschillende vectoren
achter elkaar uit te zetten in een krachtenveelhoek, hierbij speelt de
volgorde zelfs geen rol.

Fase 2 F3 Indien de krachtenveelhoek gesloten is, na het uitzetten van alle


F4 krachten, wordt er terug uitgekomen in het beginpunt. Dan heffen
F2
F5 de verschillende krachten elkaar op en is er evenwicht.
Fr
Om hoekmakende krachten die niet hetzelfde aangrijpingspunt
F1
hebben samen te stellen, moeten we de krachten verschuiven
Resultante meerdere hoekmakende krachten
langs hun richting tot er een snijpunt ontstaat dat kan dienen als
gemeenschappelijk aangrijpingspunt.
Bron: Constructiv

F2
F2 F2 Als we de vectoren naar dit punt verschuiven, krijgen we nu
Fr
vectoren die we wel kunnen samenstellen. Eens de resultante is
F1 F1 F1 gevonden, verplaatsen we de krachten weer langs hun richting tot
Samenstellen van krachten (grafisch) het aangrijpingspunt deel uitmaakt van het lichaam, waarop deze
krachten aangrepen.

Analytisch

Om de resultante (Fr) te bepalen maken we gebruik van


onderstaande tekening en het principe van het ontbinden van
krachten (zie punt 2.3.):
Uit deze tekening kunnen we het volgende afleiden:

Bron: Constructiv
F2 Fr
T
α β
F1 P
Samenstellen van krachten (analytisch)

Wanneer we de kracht F2 ontbinden in een x-component (P) en


y-component (T) dan kunnen we P en T bepalen:
P = F2 * cos(α)

T = F2 * sin(α)

20
H O U T 6. 4
Krachten
STERK TELEER BASIS

Uit de stelling van Pythagoras kunnen we nu de grootte van Fr


bepalen:
F r² = T² + (F1 + P)²
= F2² x sin²(α) + (F1 + F2 x cos(α))²
= F2² x sin²(α) + F1² + 2 x F1 x F2 x cos(α) + F2² x cos²(α)
= F2² x (sin²(α) + cos²(α)) + F1² + 2 x F2 x F1 x cos(α)
(sin²(α) + cos²(α)) = 1  grondformule van de goniometrie
= F2² + F1² + 2 x F2 x F1 x cos(α)
Fr = √( F2² + F1² + 2 x F2 x F1 x cos(α) )
De richting van Fr wordt bepaald door de hoek β. De waarde van
β kunnen we bepalen door gebruik te maken van onderstaande
formule:
Tan(β) = T / (F1 + P)

Tan(β) = F2 x sin(α) / (F1 + F2 x cos(α))

2.3. Ontbinden van krachten


Na het samenstellen van krachten, doen we nu het omgekeerde.
Van een resultante gaan we nu de samenstellende krachten grafisch
bepalen. Deze techniek heet het ontbinden van een kracht(vector).

2.3.1. Ontbinding van een kracht in twee gegeven


samenlopende (of hoekmakende) krachten
Via een projectie kunnen we een krachtvector op splitsen in 2
nieuwe krachtvectoren (componenten). Deze componenten
hebben hetzelfde aangrijpingspunt als de oorspronkelijke kracht.
Indien we deze 2 componenten weer zouden samenbrengen,
resulteert dit weer in de oorspronkelijke vector.

2.3.2. Ontbinden van een kracht in twee loodrechte


componenten
Als de assen, waarop we projecteren, loodrecht op elkaar staan
(we ontbinden een kracht in een horizontale en een verticale
component), dan hebben we een speciaal geval. De grote van de 2
componenten, die loodrecht op elkaar staan, kunnen we nu naast
grafisch ook analytisch bepalen. Dit doen we met behulp van de
cosinus- en sinusregel.

21
HOUT 6.4
Krachten
STERK TELEER BASIS

Grafisch:

Fr
F2

F1

Analytisch:
F1 = Fr x cos(α)
F2 = Fr x sin(α)
Als de X-as horizontaal en de Y-as verticaal genomen worden,
worden deze formules:
Fx = Fr x cos(α)
Fy = Fr x sin(α)

y 2.3.3. Resulterende kracht na ontbinden in x en y


Bron: Constructiv

component
F1 Met behulp van het ontbinden van krachten in een x en een
y-component kunnen we ook de resultante van verschillende
krachten analytisch bepalen. Hiervoor volgen we de volgende
F2 stappen:
• Ontbind elke kracht langs de assen x en y van een rechthoekig
α1 assenstelsel:
α2
о Fx = F x cos(α)
α3 x
(α: zijn de hoeken van de werklijnen met de x-as)
F3 о Fy = F x sin(α)
(α: zijn de hoeken van de werklijnen met de x-as)
• Maak de som van de ontbonden krachten:
y
о FR,x = ∑ Fx = ∑ (F x cos(α))
о FR,y = ∑ Fy = ∑ (F x sin(α))
• Stel FR,x en FR,y samen: FR = √(FR,x² + FR,y²)
FR • De hoek van FR met de x-as volgt uit sin(αR) = FR,y / FR
FR,y De hoek αR die men vindt uit deze formule is steeds kleiner dan 90°.
Om de werkelijke hoek αR,w (die de resulterende kracht FR maakt met
de x-as) te vinden, volgt men onderstaand stappenplan:

αR αR,w 1. FR,x en FR,y zijn positief: αR,w = αR


2. FR,x en FR,y zijn negatief: αR,w = 270° - αR
x 3. FR,x positief en FR,y nagatief: αR,w = 270° + αR
FR,x 4. FR,x negatief en FR,y positief: αR,w = 180° - αR
Voorbeelden samenstellen van krachten
22
H O U T 6. 4
Krachten
STERK TELEER BASIS

2.4. Evenwicht van krachten

Bron: Alex Dierickx


Zoals in de tweede wet van Newton omschreven staat, wordt
een voorwerp in beweging gebracht door middel van een kracht.
Wanneer er echter een even grote tegengestelde kracht inwerkt op
het voorwerp, zal dit voorwerp in evenwicht zijn. Evenwicht is een
toestand van balans tussen tegengestelde krachten die statisch of
dynamisch is.
Elk onderdeel van een constructie (gebouw) heeft een massa, en
is dus onderworpen aan de zwaartekracht. Van gebouwen wordt
echter niet verwacht dat ze in beweging zullen komen, maar dat ze
Houtstapelbouw
in rust zijn en ook blijven. Dit is alleen mogelijk als alle krachten die
op een constructieonderdeel inwerken, evenwicht kunnen maken
met andere krachten.
De verschillende delen worden op elkaar gelegd om te voorkomen
dat ze naar beneden vallen. Als we het gewicht van een onderdeel
als actiekracht aanduiden, dan leveren de ondersteuningen
de reactiekrachten die nodig zijn om evenwicht te maken. Zo
kunnen van boven naar beneden alle onderdelen als actiekrachten
beschouwen, tot uiteindelijk alle op het gebouw werkende
krachten naar de ondergrond zijn afgevoerd. Deze ondergrond
dient een even grote, tegengestelde kracht te leveren om de
constructie in evenwicht te houden.

F 2.5. Moment van een kracht


Bron: Constructiv

2.5.1. Definitie
Een moment van een kracht is een maat voor de neiging tot draaien
Werklijn van een lichaam rond een punt. De grootte van een moment wordt
kracht F r bepaald door het product van de kracht (in N) en de krachtarm (in
m). Hierbij is de krachtarm de loodrechte afstand van de werklijn
van de kracht tot het rotatiepunt.
M In formulevorm geeft dit:
M=Fxr
Moment van een kracht
In deze formule worden de volgende symbolen gebruikt:
• M: Het moment, met als eenheid newtonmeter (Nm)
• F: De kracht die op het lichaam werkt, met als eenheid
newton (N)
• r: Loodrechte afstand tussen de werklijn van de kracht en het
rotatiepunt, uitgedrukt in meter (m)

23
HOUT 6.4
Krachten
STERK TELEER BASIS

2.5.2. Grafische voorstelling van een moment

Bron: Constructiv
- +
Een moment is een vectoriële grootheid. Toch gaan we het moment
niet voorstellen met een rechte pijl, maar met een gebogen pijl.
Deze gebogen pijl geeft dan onmiddellijk de draaizin weer.
Het moment kan zowel rechts- als linksdraaiend (wijzerzin of
tegenwijzerzin) zijn. Afhankelijk van de gemaakte afspraak wordt
Zin van het moment een rechtsdraaiend draaiend moment als positief of negatief
beschouwd. De afspraken die in België het vaakst worden gebruikt
zijn:
• Rechtsdraaiend moment (wijzerzin): positief moment.
• Linksdraaiend moment (tegenwijzerzin): negatief moment.
In dit handboek wordt ook steeds deze afspraak gebruikt.

F2 = 6N 2.5.3. Stelling van Varignon (momentenstelling)


Bron: Constructiv

Varignon stelt dat het resulterend moment van meerdere


MaF2 krachten ten opzichte van een punt gelijk is aan de som van
a de deelmomenten. Of anders, het moment van een stelsel van
1m MaF1 krachten t.o.v. een punt is gelijk aan het moment van de resultante
van dit stelsel ten opzichte van hetzelfde punt.
2m F1 = 8N In formulevorm geeft dit:
MFR = MF1 + MF2 + …
Stelling van Varignon
In deze formule worden de volgende symbolen gebruikt:
• FR: de resulterende kracht van het krachtenstelsel (FR = F1 + F2 + …)
• MFR: Het moment veroorzaakt in het punt M door de resultante van
F2 = 6N FR = 10N
Bron: Constructiv

het krachtenstelsel
• MF1: Het moment veroorzaakt in het punt M door de kracht F1 van
MaFR het krachtenstelsel
a • MF2: Het moment veroorzaakt in het punt M door de kracht F2 van
het krachtenstelsel
2m α
Leggen we dit uit aan de hand van een voorbeeld:
F1 = 8N
In onderstaand voorbeeld is er een krachtenstelsel dat een moment
Stelling van Varignon veroorzaakt in punt a. Bepalen we dit moment a.d.h.v. de som van
de verschillende deelmomenten.
Ma bepaald door de som van de verschillende momenten.
Ma = MaF1 + MaF2
= 1 m x F1 + 2 m x F2
=1mx8N+2mx6N
= 20 Nm

24
H O U T 6. 4
Krachten
STERK TELEER BASIS

Bepalen we nu het moment in het punt a dat wordt veroorzaakt


door de resultante van het krachtenstelsel (FR).
FR = √(6² + 8²)
= √(36 + 64)
= √(100)
= 10
α kan berekend worden uit:
sin (α) = F2 / FR
= 6 / 10
α = 36° 52’ 12”
Ma = 2m x FR
= 2m x 10N
= 20 Nm
Volgens beide methoden bekomen we hetzelfde resultaat, zoals de
stelling van Varignon stelt.

F1 2.6. Koppel van krachten


Bron: Constructiv

2.6.1. Definitie
Een koppel is een samenstelling van twee even grote krachten met
een tegengestelde zin waarvan de werklijnen evenwijdig zijn, maar

M
niet samenvallen. Het vlak waarin de 2 krachten liggen noemt men
het koppelvlak.

r Als een koppel van krachten op een lichaam aangrijpt, dan


veroorzaakt het alleen een rotatie of een draaibeweging en geen
translatie of een verschuiving van het lichaam.

F2 Twee krachten vormen een koppel als ze aan onderstaande


voorwaarden voldoen:
• de twee krachten zijn even groot
Koppel van krachten
• de werklijnen van de krachten zijn evenwijdig, maar niet
samenvallend
• de zin van de krachten is tegengesteld
De koppelarm r is de loodrechte afstand tussen de krachtvectoren.
De werking van een koppel kan geïllustreerd worden aan de hand
van een manuele grondboor. Om de boor in de grond te drijven,
wordt er met beide handen een even grote, maar tegengestelde
kracht uitgeoefend op het handvat van de boor.

25
HOUT 6.4
Krachten
STERK TELEER BASIS

2.6.2. Moment van een koppel van krachten


Voor een moment in punt A (gelegen in het koppelvlak) dat wordt
veroorzaakt door een koppel van krachten, gelden de volgende
zaken:
• Het moment van het koppel is onafhankelijk van de ligging van het
punt A, het moment heeft dus een constante grootte.
• De grootte van het moment, wordt bepaald door de kracht te
vermenigvuldigen met de koppelarm.
• Hoe groter de koppelarm, hoe kleiner de kracht die moet worden
uitgeoefend om een bepaalde grootte van het moment te
realiseren.
In formulevorm geeft dit:
MA = F x r

In deze formule worden de volgende symbolen gebruikt:


• MA: Het moment veroorzaakt in het punt A door het koppel van
krachten, uitgedrukt in newtonmeter (Nm)
• F: de grootte van de kracht (F = F1 = F2), uitgedrukt in newton (N)
• r: de afstand van de koppelarm, uitgedrukt in meter (m)

26
H O U T 6. 4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

3. EVENWICHT VAN LICHAMEN

3.1. Evenwicht van lichamen in een plat vlak


3.1.1. Definitie
Een lichaam is in evenwicht wanneer de resultante van alle krachten
gelijk is aan 0 N en de resultante van alle momenten t.o.v. een punt
gelijk is aan 0 Nm.
Of anders, een lichaam is in rust als het geen translatie of rotatie
ondergaat:
• FR = F1 + F2 + …. = 0 N  Het lichaam ondergaat geen
translatie
• MFR = 0 Nm  Het lichaam ondergaat geen rotatie

3.1.2. Balkverbindingen
Een balk kan op verschillende manieren worden verbonden; we
onderscheiden drie soorten verbindingen.

Translatie Rotatie
Type oplegging Symbool
mogelijk? mogelijk?

Roloplegging Ja Ja

Scharnieroplegging Nee Ja

Inklemming Nee Nee

Roloplegging
Bron: Constructiv

Een roloplegging zorgt ervoor dat de verschuiving langs één as is


verhinderd. Het constructiedeel kan wel roteren en vrij verplaatst
worden langs de andere as. Hierdoor kan een roloplegging
uitsluitend een reactiekracht opleveren die loodrecht staat op het
steunvlak.

FR
Roloplegging

27
HOUT 6.4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

Scharnieroplegging
FR,h

Bron: Constructiv
Bij een scharnieroplegging is er geen verplaatsing
(translatie) mogelijk. Er kan wel vrij geroteerd worden bij een
scharnieroplegging.

Inklemming

FR,v Een inklemming zorgt ervoor dat het constructiedeel in dat punt
niet kan bewegen, er is dus geen rotatie of translatie mogelijk. Een
Scharnieroplegging voorbeeld is de stam van een boom, deze is ingeklemd in de grond.

3.1.3. Evenwichtsvergelijkingen
M
Bron: Constructiv

Indien we de definitie voor evenwicht van lichamen (een lichaam


is in rust als het geen translatie of rotatie ondergaat) toepassen
in een plat vlak (2 dimensionaal assenstelsel), dan bekomen we 3
FR,h evenwichtsvergelijkingen:
• Som van alle horizontale krachten = 0 N (geen horizontale
translatie)
• Som van alle verticale krachten = 0 N (geen verticale translatie)
FR,v • Som van alle momenten in een punt = 0 Nm (geen rotatie)
Inklemming Met deze drie evenwichtsvergelijkingen, kunnen we de onbekende
reactiekrachten bepalen. In een vlak kunnen zich drie situaties
voordoen:
1. De constructie heeft minder dan drie onbekende reactiekrachten
 statisch onderbepaalde structuur (hypostatisch)
2. De constructie heeft drie onbekende reactiekrachten
 statisch bepaalde structuur (isostatisch)
3. De constructie heeft meer dan drie onbekende reactiekrachten
 statisch onbepaalde structuur (hyperstatisch)

Bron: Constructiv

P P P

A A A
B RHA B RHA B C

RVA RVB RVA RVB RVA RVB RVC

Statisch onderbepaalde stuctuur Statisch bepaalde stuctuur Statisch onbepaalde stuctuur


1/1

28
H O U T 6. 4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

Evenwichtsvergelijking – praktisch voorbeeld

Bron: Constructiv
Z Normaalkracht N Als voorbeeld nemen we een houten picknicktafel. Deze
P picknicktafel bestaat uit een tafel en aan iedere kant een bank.
Samen vormen deze onderdelen 1 volledig geheel.
G 2,5 m 1m
F Stel dat er twee personen aan één kant van de tafel op een bank
A gaan zitten, dan is het mogelijk dat de gehele picknicktafel zou
kantelen. Indien de picknicktafel een massa heeft van 80 kg, hoe
Voorbeeld toepassing evenwichtsvergelijking
groot moet de massa van de twee personen dan samen zijn om de
picknicktafel te doen kantelen? Alle benodigde afmetingen zijn te
vinden op onderstaande afbeelding.
Wanneer de tafel op het punt staat van kantelen, dan zal de door de
grond op de tafel uitgeoefende normaalkracht juist door het punt A
heen gaan. Dit punt is weergegeven op bovenstaande afbeelding.
We maken gebruik van de volgende evenwichtsvergelijking: de
som van alle momenten in een punt = 0 Nm (geen rotatie). Voor het
punt A kunnen we dus de volgende vergelijking opstellen:
∑MA = 0

 F x 1 m - G x 2,5 m = 0 Nm
 F x 1 m - (80 kg x 9,81 m/s²) x 2,5 m = 0 Nm
 F x 1 m - 1962 Nm = 0 Nm
 F x 1 m = 1962 Nm
 F = 1962 N
Uit F = 1962 N kunnen we berekenen bij welke massa de
picknicktafel kan kantelen:
F = 1962 N
 (massa x g) = 1962 N
 (massa x 9,81 m/s²) = 1962 N
 massa = 200 kg
Om de picknicktafel te doen kantelen, moet de massa van de twee
personen groter zijn dan 200 kg.

29
HOUT 6.4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

3.2. Verschillende mogelijkheden binnen de


statica
3.2.1. Definitie van statica
Statica of evenwichtsleer maakt deel uit van de mechanica en
houdt zich bezig met het evenwicht van lichamen die onderhevig
zijn aan krachten. De statica vindt een belangrijke toepassing in
sterkteberekeningen voor bouwwerken.

Een toepassing
Bron: Constructiv

12 kN
A 5 kN Bereken de reactiekrachten van onderstaande constructie:
RHA B
Oplossing: de reactiekrachten worden bepaald met behulp van de
evenwichtsvergelijkingen.
3m 3m 3m
RVA RVB
Evenwichtsvergelijking 1: som van alle horizontale krachten = 0 N
Voorbeeld bepalen reactiekrachten
∑H = 0

RHA - 5 kN = 0
RHA = 5 kN
Evenwichtsvergelijking 2: som van alle verticale krachten = 0 N
∑V = 0

RVA + RVB - 12kN = 0


RVA + RVB = 12 kN
 4 kN + RVB = 12 kN (RVA halen we uit evenwichtsvergelijking
vergelijking 3)
RVB = 12 kN - 4 kN
RVB = 8 kN
1/1 Evenwichtsvergelijking 3: som van alle momenten in punt B = 0 Nm
∑MB = 0

RHA x 0 m + RVA x 9 m - 12 kN x 3 m + RVB x 0 m = 0


RVAx 9 m - 36 kNm= 0
RVAx 9 m = 36 kNm
RVA = 36 kNm / 9 m
RVA = 4 kN

30
H O U T 6. 4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

3.3. Evenwicht van lichamen in de ruimte


Alle bouwkundige constructies en onderdelen daarvan zijn
driedimensionaal.
Ook de krachten die op een constructie aangrijpen, hebben in
principe componenten in drie dimensies. Elke kracht kan in de
ruimte dus ontbonden worden in een x, y en z component.
Een lichaam is in evenwicht als de resultante van alle krachten gelijk
is aan 0 N en de resultante van alle momenten t.o.v. een punt gelijk
is aan 0 Nm.
Of anders, een lichaam is in rust als het geen translatie of rotatie
ondergaat. In de ruimte wil dit zeggen dat:
• ∑ Fx = 0 N (geen translatie volgens de X-as)
• ∑ Fy = 0 N (geen translatie volgens de Y-as)
• ∑ Fz = 0 N (geen translatie volgens de Z-as)
• ∑ Mx = 0 N (geen rotatie rond de X-as)
• ∑ My = 0 N (geen rotatie rond de Y-as)
• ∑ Mz = 0 N (geen rotatie rond de Z-as)
Voor het overgrote deel van onze berekeningen zullen we echter
gebruik maken van de projectie van de constructie - met de daarop
werkende krachten - op een verticaal plat vlak.

3.4. Verschil tussen uitwendige en inwendige


krachten
Uitwendige krachten zijn, zoals de benaming aangeeft, krachten die
van buiten af (uitwendig) op een constructie worden uitgevoerd.
Als gevolg van de uitwendige krachten ontstaan inwendige
krachten. Dit zijn krachten die binnen in op een constructie worden
uitgevoerd.
De combinatie van uitwendige krachten en inwendige krachten
doet zich voor in zowat alle houtconstructies. Als verduidelijking
geven we enkele voorbeelden.

31
HOUT 6.4
Evenwicht van lichamen
STERK TELEER BASIS

Voorbeeld 1

Bron: Philip Deltour


Een stoel wordt ontworpen voor het dragen van een persoon, we
gaan er van uit dat de persoon niet stil zit op een stoel dus spreken
we van een dynamische belasting. Als gevolg van deze belasting
worden uitwendige krachten op de stoel uitgevoerd, specifiek op
de rugleuning en het zitvlak van de stoel. Deze krachten worden
verder verdeeld over het onderstel van de stoel, hierdoor ontstaan
inwendige krachten die moeten opgevangen worden om de
stabiliteit van de constructie te garanderen. In de meubelmakerij
maken we gebruik van een raamwerk door een stevige vergaring
van stijlen (poten) en regels. De keuze en de nauwkeurigheid van
Inwendige krachten stoel
de houtverbinding zijn van groot belang om de inwendige krachten
op te vangen.

Voorbeeld 2
Bron: Broux

Een dakconstructie draagt het gewicht van de dakbedekking


maar ook occasionele belasting zoals sneeuw en wind. Dit zijn
uitwendige krachten die een invloed hebben op de constructie.
Ook deze krachten worden verder verdeeld over de spanten
van het dak, hierdoor ontstaan inwendige krachten die moeten
opgevangen worden om de stabiliteit van de constructie te
garanderen. Om het vervormen van de constructie te voorkomen
creëren we zoveel mogelijk driehoeken in de dakspanten
(vakwerken). De keuze en sterkte van de verbinding tussen de
Dakspanten onderdelen zijn van groot belang.
Belangrijk om te weten: het werken van het hout wordt niet als een
inwendige kracht beschouwd.

32
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

4. STABILITEITSPRINCIPES

4.1. Traagheidsgrootheden
Bij het maken van een constructie hebben we vaak de keuze tussen
verschillende profielvormen. Zo kan een dak of een vloer gemaakt
worden uit rechthoekige balken of I-liggers. Het dak van een carport
kan gedragen worden door rechthoekige, vierkantige of ronde
palen.
Om de vervorming van deze vormen te kennen, maken we gebruik
van de traagheidsgrootheden. We maken onderscheid tussen:

Eigen lineair traagheidsmoment

Het eigen lineair traagheidsmoment wordt gebruikt voor het


berekenen van de doorbuiging van balken met een meetkundige
figuur als doorsnede.

Lineair traagheidsmoment

Voor het berekenen van de doorbuiging van samengestelde balken,


zoals een I-ligger en een koker-ligger, maakt men gebruik van het
lineair traagheidsmoment.

Polair traagheidsmoment

Het polair traagheidsmoment wordt gebruikt voor het berekenen


van de wringing of torsie van verticaal geplaatste balken of
kolommen.

Weerstandsmoment

Het bepalen van de weerstand tegen doorbuiging van balken


(weerstandsmoment), wordt berekend aan de hand van het
traagheidsmoment.

Traagheidsstraal

Het bereken van de knik van verticaal geplaatste balken of


kolommen gebeurt met behulp van de traagheidsstraal.

33
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Y 4.1.1. Eigen lineair traagheidsmoment

Bron: Constructiv
Klassieke dragende elementen uit hout hebben vaak een
rechthoekige vorm, we denken dan aan:
X Z X • balken boven ramen en deuren,
• klassieke dakgebinten en repetitieve spanten
• balklagen bij een vloerverdieping en plat dak
• …
Y Het eigen lineair traagheidsmoment Ix (in cm4) ten opzichte van de
Eigen lineair traagheidsmoment eigen zwaartepuntsas X-X en het eigen lineair traagheidsmoment Iy
(in cm⁴) ten opzichte van de eigen zwaartepuntsas Y-Y worden door
onderstaande formule bepaald. De zwaartepuntsas X-X of Y-Y is een
evenwijdige door het zwaartepunt (Z) aan de x-as of de y-as.
Ix = ∑∆A * x²

Iy = ∑∆A * y²

In bovenstaande formules worden de volgende begrippen gebruikt:


• Ix en Iy: eigen lineair traagheidsmoment t.o.v. de eigen
zwaartepuntsas X-X of Y-Y;
• ∆A: dit zijn de oneindig kleine oppervlakjes waarin het totale
oppervlak A verdeeld is;
• x en y: is de loodrechte afstand van ∆A tot de zwaartepuntsas X-X
of Y-Y.

4.1.2. Lineair traagheidsmoment


Bron: Constructiv

Flens I-ligger
Bij een rechthoekige balk zijn de buigspanningen in de uiterste
vezels het grootst (boven en onderkant van de balk). In de
Lijf I-ligger
omgeving van de neutrale lijn (midden van de balk) wordt het
materiaal dus niet volledig benut.
Bij I-liggers is het materiaal gebracht naar de plaats waar de
Flens I-ligger
spanningen het hoogst zijn, namelijk naar de randen dicht bij
de uiterste vezels. Dit is de flens van de I-ligger. Voor het midden
van de I-ligger (het lijf ) kan er minder materiaal worden gebruikt,
Indeling I-ligger
waardoor een I-ligger minder gewicht heeft dan een volle
rechthoekige balk. Nog een bijkomend voordeel van een I-ligger is
dat er in de uitsparingen isolatiemateriaal kan geplaatst worden.
Bron: Constructiv

Het lineair traagheidsmoment Ix (in cm⁴) van de onderste flens ten


opzichte van een evenwijdig verschoven as X-X, wordt gegeven
door onderstaande formule:
X X Ix = Iz + A * a²

In bovenstaande formule worden de volgende begrippen gebruikt:


a

• Ix: eigen lineair traagheidsmoment ten opzichte van de as X-X;


Z Z • Iz: eigen lineair traagheidsmoment ten opzichte van de as Z-Z;
• A: oppervlakte normaaldoorsnede;
Lineair traagheidsmoment
• a: afstand tussen de evenwijdige assen Z-Z en X-X.
34
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Y
4.1.3. Polair traagheidsmoment

Bron: Constructiv
Het polair traagheidsmoment wordt berekend om de weerstand
tegen torsie te bepalen. Hierbij denken we vooral aan
dunwandige constructie-elementen zoals CLS en SLS planken
bij een scheidingswand of bij repetitieve spanten. Het polair
traagheidsmoment Ip (in cm4) wordt berekend ten opzichte van
r het poolpunt P. Waarbij het poolpunt P het snijpunt is van de X-X
X X
P as en de Y-Y as. Het polair traagheidsmoment Ip wordt dan als volgt
Y
berekend:
Polair traagheidsmoment
Ip = ∑∆A * r²

In bovenstaande formule worden de volgende begrippen gebruikt:


• Ip: het polair traagheidsmoment;
• ∆A: dit zijn de oneindig kleine oppervlakjes waarin het totale
oppervlak A verdeeld is;
• r: is de afstand van ∆A tot het poolpunt P.
Het verband tussen het polair traagheidsmoment en het
traagheidsmoment t.o.v. de x-as en de y-as kunnen we vinden uit de
vergelijking: r² = x² + y².
Hieruit volgt:
Ip = ∑∆A * r²
Ip = ∑∆A * (x² + y²)
Ip = ∑ (∆A * x²) + (∆A * y²)
Ip = ∑∆A * x² + ∑∆A * y²
Ip = Ix + Iy

Y 4.1.4. Weerstandsmoment
Bron: Constructiv

ey

Weerstandsmoment Wx en Wy (in cm³) tegen buiging loodrecht op


de X-X as of loodrecht op de Y-Y as wordt berekend aan de hand
X Z X van het traagheidsmoment.
Wx = Ix / ex
ex

Wy = Iy / ey

Y In bovenstaande formules worden de volgende symbolen gebruikt:


Weerstandsmoment • Wx en Wy: weerstandsmoment tegen buiging loodrecht op de X-X
as of de Y-Y as
• Ix en Iy: de lineaire traagheidsmomenten tot de assen X-X en Y-Y;
• e: is de loodrechte afstand (in cm) van de uiterste vezel tot de as
waarvoor het weerstandsmoment wordt berekend.

35
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Uit de formule voor het weerstandsmoment kunnen we duidelijk


afleiden dat: hoe groter het traagheidsmoment is, hoe groter het
weerstandsmoment en de weerstand tegen doorbuiging zal zijn.
Bij ongelijke vezelafstanden e ten opzichte van dezelfde as,
gebruiken we de kleinste waarde van het weerstandsmoment W.
Het weerstandsmoment wordt dan als volgt berekend:
W = I / emax

Y
Bron: Constructiv
4.1.5. Traagheidsstraal
De traagheidsstraal (uitgedrukt in cm), is een noodzakelijk gegeven
bij het berekenen van knik. Het knikken van een verticaal geplaatste
X Z X
balk of kolom wordt bepaald door de lengte van de kolom
(kniklengte) gedeeld door de traagheidsstraal. Is deze waarde
groter dan 50, dan is er knikgevaar. De traagheidsstraal ix en iy wordt
berekend via onderstaande formule:
ix = √(Ix / A)
Y
Traagheidsstraal iy = √(Iy / A )
In bovenstaande formules worden de volgende symbolen gebruikt:
• Ix en Iy zijn de lineaire traagheidsmomenten in cm⁴ tot de assen Y-Y
en X-X;
• A is de oppervlakte van de normaaldoorsnede in cm².

36
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Vorm van de Oppervlakte Lineair traag- Weerstandmoment


Traagheidsstraal (cm)
doorsnede doorsnede (cm²) heidsmoment (cm⁴) tegen buiging (cm³)
Y

X Z X Ix = 1/12 * b * h³ Wx = 1/6 * b * h² ix = 0,289 * h


b*h
h

Iy = 1/12 * b³ * h Wy = 1/6 * b² * h iy = 0,289 * b

Y
b

X Z X
Ix = 1/12 * A⁴ Wx = 1/6 * A³ ix = 0,289 * A

A

Iy = 1/12 * A⁴ Wy = 1/6 * A³ iy = 0,289 * A

Y
A

a
Y

Ix = 1/12 * (A⁴-a⁴)
Wx = (A⁴-a⁴) / (6 * A) ix = 0,289 √(A²+a²)
X Z X A² - a² Iy = 1/12 * (A⁴-a⁴)
A
a

Wy = (A⁴-a⁴) / (6 * A) iy = 0,289 √(A²+a²)

Y
A

X Z X
Ix = 1/12 * A⁴ Wx = 0,118 * A³ ix = 0,289 * A

Iy = 1/12 * A⁴ Wy = 0,118 * A³ iy = 0,289 * A
A

T T

Ib = 1/12 * b * h³
Wz1 = 1/24 b * h²
h

Z Z Z
½ * (b * h) Iz = 1/36 * b * h³ iz = 0,236 * h
Wz2 = 1/12 b * h²
It = 1/4 * b * h³
B B

X Z X Ix = π/64 * D⁴ Wx = π/32 * D³
π/4 * D² ix = 1/4 * D
Ix = 1/20 * D⁴ Wx = 1/10 * D³

X Z X
Ix = π/64 * (D⁴-d⁴) Wx = π/32 *[(D⁴-d⁴) / D]
π/4 * (D² - d²) Ix = 1/4 * √(D²+d²)
Ix = 1/20 * (D⁴-d⁴) Wx = 1/10 *[(D⁴-d⁴) / D]

37
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

4.2. Buiging
4.2.1. Eenvoudige vlakke buiging
Bij een vlakke buiging wordt de aslijn gebogen tot een kromme lijn
die in het symmetrievlak van de balk ligt, hierbij moeten:
• de balk een symmetrievlak hebben waarin de aslijn zich vervormt;
• de belastingen in het symmetrievlak liggen en loodrecht op de
lengte-as staan
Zoniet is er wringing en/of dubbele buiging.

Originele toestand van de balk, zonder belasting

Bron: Constructiv
Neutrale lijn

Balk die in het midden wordt belast met een puntbelasting

Bron: Constructiv
Uiterste vezel Neutrale lijn

Uiterste vezel

Bij de doorbuiging van een balk, zullen ook de volgende


reactiekrachten ontstaan:
• een schuifkracht parallel aan de toegepaste kracht en loodrecht op
de lange as van het voorwerp;
• een drukkracht aan de holle zijde van de balk;
• een trekkracht aan de bolle zijde van de balk.
Deze reactiekrachten zorgen voor mechanische spanningen
binnenin de balk:
• een schuifspanning parallel aan de toegepaste kracht;
• een trekspanning aan de bolle zijde
• een drukspanning aan de holle zijde
Er is geen spanning aanwezig in de vezels die op de neutrale lijn
liggen, voor de neutrale lijn is de spanning in de vezels gelijk aan
nul. De vezels op de neutrale lijn worden dus niet samengedrukt
of uitgerekt. De spanning in de uiterste vezels daarentegen is
maximaal. Hier worden de vezels het meeste samengedrukt of
uitgerekt:
• aan de holle zijde van de balk zal er een samendrukking van het
materiaal plaatsvinden;
• aan de bolle zijde zal er uitrekking van het materiaal zijn.

38
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Het is dan ook in de uiterste vezels dat er het snelst overbelasting


kan optreden en er een breuk ontstaat.
Drukspanning De spanning tussen de twee randen verloopt lineair, met ergens

Bron: Constructiv
Neutrale lijn halverwege een punt waar geen normaalspanningen als gevolg van
Trekspanning de buiging heersen.

Bron: Constructiv
Spanningsverloop houten balk bij puntbelasting
Onbelaste, onvervormde balk

Belaste, vervormde balk


Onvervormde balk - vervormde balk

Bron: Constructiv
In elkaar gedrukt
Neutrale lijn

Uit elkaar getrokken


Vervorming vezels in een belaste balk

In de zone rond de neutrale lijn, dienen er dus geen of weinig


Bron: Geert Dumelie

spanningen opgevangen te worden door het hout. Bij een


rechthoekige balk is er in de zone rond de neutrale lijn een “teveel”
aan hout. Hierdoor is de balk zwaarder dan nodig.
Door I-liggers te gebruiken, balken met een dwarsdoorsnee in de
vorm van een I, wordt geprobeerd dit probleem gedeeltelijk op te
vangen. Door hun vorm hebben deze balken veel materiaal in de
zone waar de spanningen maximaal zijn. En weinig materiaal in de
zone waar de spanningen minimaal zijn. Door deze vormgeving is
een I balk veel lichter dan een volle rechthoekige balk.
Omwille van trek en druk geldt op elke vezel de Wet van Hooke:
σ=εxE

In bovenstaande formule worden de volgende begrippen gebruikt:


• σ: spanning in N/mm²
• E: elasticiteitsmodulus in N/mm²
• ε: rek of relatieve lengteverandering, ε is een getal zonder
I-ligger dimensie
De wet van Hooke is enkel geldig binnen het elasticiteitsgebied.
Wanneer een balk wordt belast door een te grote kracht, komt men
in het plastisch gebied en zal de balk blijvend vervormen.
De vergelijking gaat dus alleen op als de maximale spanning
binnenin het voorwerp aan de beide randen onder de vloeigrens
van het materiaal ligt, indien de vloeigrens overschreden wordt gaat
de balk overal plastisch vervormen.
39
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

De maximale toelaatbare buigspanning (σb)voor een belaste balk


moet kleiner zijn dan de toelaatbare spanning. De toelaatbare
spanning (σt) is de spanning waarbij de balk niet permanent zal
vervormen. Symbolisch kunnen we dit voorstellen als:
σb < σt

Het bepalen van de toelaatbare buigspanning doen we door het


buigmoment te delen door het weerstandsmoment. Symbolisch is
dit:
σb = Mb / Wb

In bovenstaande formule worden de volgende begrippen gebruikt:


σ b: toelaatbare buigspanning
W b: weerstandsmoment tegen buiging, zoals reeds eerder
gezien, wordt het weerstandsmoment bepaald door
het lineair traagheidsmoment te delen door de uiterste
vezelafstand e (W = I/e). Het lineair traagheidsmoment is
afhankelijk van de vorm van het profiel.
M b: buigingsmoment, dit wordt bepaald a.d.h.v. een
buigingsmomentendiagram en is onafhankelijk van het
profiel van de balk.

4.2.2. Dwarskrachten- en buigingsmomentendiagram


Bij een dwarskrachten- en buigingsdiagram, stellen we het verloop
van de snedekrachten doorheen heel de balk schematisch voor. Op
deze manier heb je bij het berekenen van constructies een snel en
visueel inzicht in de interne krachtswerking van een structuur.
De snedekrachten, worden weergegeven in de drie verschillende
diagrammen:
• N-diagram voor de normaalkrachten;
• T-diagram voor de dwarskrachten;
• M-diagram voor de momenten.
Deze drie diagrammen, komen overeen met de
evenwichtsvergelijkingen. Hieronder nogmaals de drie
evenwichtsvergelijkingen voor een lichaam in een plat vlak:
• Som van alle horizontale krachten = 0 N (geen horizontale
translatie)
• Som van alle verticale krachten = 0 N (geen verticale translatie)
• Som van alle momenten in een punt = 0 Nm (geen rotatie)
Vooraleer we een dwarskrachten- of buigingsmomentendiagram
kunnen opstellen, moeten eerst de verschillende reactiekrachten
worden bepaald.

40
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Hoe een N-, T- en M-diagram wordt opgesteld, wordt uitgelegd


a.d.h.v. een voorbeeld. Hernemen we het voorbeeld uit 3.2.1 Definitie
van statica:

Bron: Constructiv
12 kN
A 5 kN
RHA B

3m 3m 3m
RVA RVB
Voorbeeld bepalen reactiekrachten

Dan kunnen de verschillende reactiekrachten worden bepaald


a.d.h.v. de evenwichtsvergelijkingen. Dit geeft de volgende
oplossing (zie punt 4.2.1. voor de berekening):
RHA = 5 kN
RVB = 8 kN
RVA = 4 kN
Om een voorstelling te maken van de inwendige krachten in
alle dwarsdoorsneden van bovenstaand voorbeeld dienen we
de constructie op te delen in verschillende gebieden. Het aantal
gebieden is afhankelijk van het aantal uitwendige krachten. De
gebieden worden bepaald van links naar rechts en telkens er een
uitwendige kracht op het lichaam bijkomt of wegvalt, wordt er een
nieuw gebied gecreëerd.
In het gebruikte voorbeeld zullen er dus 2 gebieden zijn:

12 kN
Bron: Constructiv

5 kN 5 kN
1/1

4 kN
8 kN

Gebied 1 Gebied 2
Gebieden dwarskrachten

41
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

M Gebied 1

Bron: Constructiv
T
5 kN N Om de N-, T- en M-lijnen voor het eerste gebied te bepalen, bepalen
we de T, N en M lijn doorheen de balk in functie van de afstand x.
Dit doen we door het toepassen van de evenwichtsvergelijkingen.
4 kN Evenwichtsvergelijking 1:

x som van alle horizontale krachten = 0 N


Dwarskrachten (gebied 1) ∑H = 0
 5 kN + N = 0
 N = 5 kN

Evenwichtsvergelijking 2:
som van alle verticale krachten = 0 N
∑V = 0
 4 kN – T = 0
 T = 4 kN

Evenwichtsvergelijking 3:
som van alle momenten in een punt op de balk = 0 Nm
∑Mx = 0
 4 kN * x m – M = 0
 M = 4 kN * x m

42
H O U T 6. 4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

Gebied 2

Bron: Constructiv
M
T Om de N-, T- en M-lijnen te bepalen van het tweede gebied gaan
N we hetzelfde tewerk als bij gebied 1.
Evenwichtsvergelijking 1:
som van alle horizontale krachten = 0 N
8 kN ∑H = 0

x L-x N=0

Dwarskrachten (gebied 2)  N = 0 kN

Evenwichtsvergelijking 2:
som van alle verticale krachten = 0 N
∑V = 0
 8 kN + T = 0
 T = - 8 kN

Evenwichtsvergelijking 3:
som van alle momenten in een punt op de balk = 0 Nm
∑Mx = 0
 M - 8 kN * (L-x) m = 0
 M = 8 kN * (L-x) m

N-, T- en M-diagram
12 kN
Bron: Constructiv

Na het analytisch bepalen van de interne krachten in een balk,


5 kN 5 kN kunnen we deze krachten ook grafisch voorstellen. De grafische
voorstelling van deze krachten gebeurt op het N-, T- en M-diagram.
4 kN 8 kN

M
NTM diagram

43
HOUT 6.4
Stabiliteitsprincipes
STERK TELEER BASIS

4.3. Interne spanning


We kunnen de interne spanning in twee groepen verdelen:
• normaalspanning:
о werkt loodrecht op een oppervlak
о symbool: σ
• schuifspanning:
о werkt langs een oppervlak
о symbool: τ

Bron: Constructiv
Normaalspanning

Normaalspanningen kunnen ontstaan door trek- en


drukbelasting, maar ook door buigmomenten.

σ door trek of druk σ door een moment

Bron: Constructiv
Schuifspanning

Schuifspanningen kunnen ontstaan door torsie (verdraaiing) maar


ook door dwarskrachten evenwijdig aan het oppervlak.

τ door een dwarskracht τ door torsie

Enkele belangrijke formules

Type spanning Oorzaak Formule Eenheden


σ : normaalspanning (N/mm²)
Trek en druk σ=F/A F: kracht (N)
A: oppervlakte (mm²)
Normaalspanning M: moment (Nmm)
Buigmoment σ = (M x y) / I y: afstand tot neutrale vezel (mm)
I: oppervlaktetraagheidsmoment (mm⁴)
τ: schuifspanning (N/mm²)
Dwarskracht τ =F/A F: kracht (N)
A: oppervlakte (mm²)
Schuifspanning T: torsie (Nmm)
Torsie τ = (T x r) / J r: afstand tot middelpunt (mm)
44 J: polair traagheidsmoment (mm⁴)
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5. HOUT ALS CONSTRUCTIEMATERIAAL

5.1. Inleiding
Hout is een natuurproduct. Het is het geheel van de stam- en
wortelweefsels, uit verhoute elementen samengesteld, die
hoofdzakelijk dienen tot steun of tot geleiding van sappen. Hout
komt in vele soorten en variëteiten vrijwel overal ter wereld
voor, waardoor het één van de oudst gebruikte materialen is.
Tegenwoordig wordt hout nog veelvuldig gebruikt in de bouw- en
houtnijverheid, niet alleen volgens de traditionele werkwijzen, maar
ook voor nieuwe vooruitstrevende toepassingen. Vele houtsoorten
bezitten natuurlijke eigenschappen, die hen zeer geschikt maken als
constructiemateriaal:
• grote sterkte bij relatief gering eigen gewicht;
• gemakkelijke bewerkbaarheid;
• fraai aspect.

5.2. Wat is hout


Bron: Constructiv

Kruin
5.2.1. Delen van de boom
Takken Een boom bestaat uit:
• Wortels (delen onder de grond)
• Voet (onderste deel van de stam)
Stam

• Schacht (deel van de stam onder de eerste zware tak)


Takkenkrans • Stam
• Takkenkrans (aanzet van verschillende takken op ongeveer gelijke
hoogte)
Schacht • Takken
• Kruin (geheel van takken)

Voet

Wortels
Delen van de boom

45
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5.2.2. Opbouw van de stam

Bron: Constructiv
M: Merg

De mergkoker heeft een dwarsdoorsnede van slechts enkele


millimeters. Hij bestaat uit een zachte stof. De biologische functie
van de mergkoker blijft beperkt tot de eerstejaarsstengel van het
onderdeel van de boom waarin hij voorkomt.

K: Kernhout

De functie van het kernhout is een mechanisch weerstandbiedend


geraamte te vormen.
Het kernhout werkt niet meer mee aan de groei van de boom (ook
S BC SP K M holle bomen blijven leven).
Opbouw van de stam
Het verschil tussen kernhout en spinthout is duidelijk door het
verschil in kleur, meestal heeft het kernhout een donkerdere kleur.

SP : Spinthout

Laatstgevormde gedeelte van het hout. Dit is meestal lichter van


kleur dan het kernhout. De functie van het spinthout is het water
en de voedende bestanddelen die door de wortels uit de grond
worden opgenomen tot in de bladeren te transporteren.

C: Cambium

Dit is het teeltweefsel van de boom, dat de diktegroei van de boom


mogelijk maakt. Het is in dit weefsel dat de nieuwe cellen ontstaan
(bij ons van mei tot augustus).

B: Bast

De bastlaag ontstaat uit de nieuwe cellen die uit het cambium


voortkomen; het zijn dus de cellen die naar de buitenkant van de
cambiumlaag gelegen zijn. De bastlaag staat in voor de dalende
sapstroom.

S: Schors

De buitenste laag van de boom, die gevormd is door afgestorven


delen van de bast. Daar de schorslaag de normale groei van de
boom niet kan volgen, ontstaat door barsten en scheuren een
poreuze laag die de boomsappen bij hoge temperaturen moet
verhinderen uit te drogen. Over het algemeen vormt schors een
bescherming tegen temperatuur, vochtigheid en ook mechanische
invloeden.

46
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5.2.3. Het levensproces


• Door middel van zijn wortelgestel pompt de boom water (en in
dat water opgeloste voedingsstoffen) en mineralen uit de grond,
dit gedurende het groeiseizoen.
• Het spinthout zorgt voor het opwaartse transport van water- en
voedingsstoffen, langs de stam, de takken en de twijgen tot in de
bladeren.
• In de bladeren wordt het opgepompte materiaal, met behulp van
de zonne-energie en koolzuur uit de lucht omgezet in door de
boom assimileerbare voedingsstoffen (bladgroenverrichting of
chlorofyl verrichting). Bij dit scheikundig proces komt zuurstof als
“afvalproduct” vrij.
• De in de bladeren gevormde voedingsstoffen worden door de
bast naar beneden getransporteerd en maken het mogelijk dat in
het cambium nieuwe cellen ontstaan en de verdere groei van de
boom mogelijk wordt gemaakt.

5.3. Diktegroei van het hout


5.3.1. De cel
Bron: Constructiv

Celwand
Intercellulaire ruimte
De cel is het grondelement van ieder levend wezen. Afhankelijk van
Celruimte haar functie in het orgaan waarvan ze deel uitmaakt, kan ze vele
Middenlamellen gedaanten aannemen. De samenstellende delen van een houtcel
zijn:
Stippel 1. Celwand
Celstructuur hout 2. Celruimte
3. Intercellulaire ruimten
4. Middenlamel
5. Stippel

De celwand

De celwand bestaat hoofdzakelijk uit cellulose en lignine. Bij de


vorming van de cel is de celwand beperkt tot een dun vliesje, dat
later zal verdikken. De cellulose van de wand zal ten slotte door
aanvoer van lignine verharden. De celwand is dan houtachtig
geworden.
In de celwanden komen verdunningen voor die stippels worden
genoemd. Deze stippels verzekeren de transporten van de ene
celruimte naar deze van een naburige cel.

De celruimte

Dit is de ruimte omsloten door de celwand. Bij levende cellen


is deze ruimte gevuld met voedingsstoffen zoals proteïnen,
koolhydraten, vetten, enz. Bij dode cellen bevat deze ruimte
afvalproducten zoals looistoffen, harsen… .

47
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

De intercellulaire ruimten

Dit zijn de ruimten die kunnen ontstaan tussen de verschillende


aangrenzende cellen.

De middenlamel

De middenlamel is een speciale laag (pectine laag) die aan elkaar


grenzende cellen verbindt.

5.3.2. De vezels - het houtweefsel


De houtcel zal na enige tijd verhouten, ze wordt een houtvezel.
De houtvezel heeft normaal een lengte van 0,5 tot 2 mm en een
dwarsdoorsnede van 0,01 tot 0,05 mm.
De wanddikte van houtvezels kan ook sterke verschillen vertonen
(zie verder). Een groep van cellen vormt een houtweefsel. Deze
weefsels kunnen naar hun functie in de boom ingedeeld worden
in steunweefsel, voedseltransportweefsel of voedselopslagweefsel
(ook wel parenchyme genoemd).

Steunweefsel

Meestal gevormd door langgerekte cellen met dikke wanden. Ze


vormen het grondweefsel bij de meeste loofhoutsoorten.

Voedseltransportweefsel

Dit zijn de vezels waarlangs de sappen van de wortels naar de


bladeren vervoerd worden. De celruimten dienen in dit geval groot
te zijn en de celwanden dus dun.
In loofhout worden deze vaten genoemd, welke te beschouwen zijn
als wijde buizen (poriën). Om het watertransport mogelijk te maken
zijn de dwarswanden van de vaten op verschillende manieren
doorboord.
In naaldhout wordt het transportweefsel gevormd door tracheïden.
Dit zijn eveneens buisvormige verlengde cellen met schuine
uiteinden die het water kunnen doorlaten. Naast hun functie van
watertransport doen zij ook nog dienst als steunweefsel voor het
naaldhout.

48
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Voedselopslagweefsel

De functie van dit weefsel bestaat erin het voedsel op te slaan dat
door de boom zal worden gebruikt bij het begin van de groei in de
vroege lente.
Men onderscheidt het radiaal parenchyme of de houtstralen en
het axiaal parenchyme. Het radiaal parenchyme staat dwars op de
lengte-as van de boom. Het axiaal parenchyme verloopt volgens de
as van de stam.
De mergstralen zijn geheel of grotendeels samengesteld uit
parenchymcellen die radiaal gericht zijn.
Ze ontwikkelen zich horizontaal en gaan door tot in de groeilaag
– het cambium, waar ze in het najaar de overtollig geworden
voedingsstoffen verzamelen. Deze reserve wordt in het voorjaar
weer afgegeven bij het botten van de boom.
In loofhout komen meer en dikkere mergstralen voor dan in
naaldhout, omdat daar bij het vallen van de bladeren veel meer
reservestoffen moeten opgenomen worden.
Wanneer men de boom volgens een radiale snede doorzaagt, zien
we de mergstralen zich aftekenen in de vorm van min of meer
brede banden, die loodrecht staan op de vezelrichting van de
boom. Deze banden zijn zichtbaar door hun glans en kleur. Men
spreekt daarom van spiegels. Bij sommige loofhoutsoorten tekenen
de spiegels zich duidelijk af; neem b.v. eik.
Ten slotte stellen we vast dat mergstralen een zwak punt zijn in de
weerstand van het hout. Ze bevorderen de splijtbaarheid volgens
de radiale richting. Hoe meer mergstralen, hoe gemakkelijker het
hout splijt. Ook de hoogte begunstigt het splijten.

Houtvat Bron: Constructiv

Mergstraal

Houtvezel

Wand van een houtvat


Radiale doorsnede hout

49
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

De groeiringen

Bron: Constructiv
De groeiring is de aanwas, zichtbaar op het transversaal vlak, van
een groeiperiode. In onze gematigde streken wordt de groeiperiode
op het eind van het najaar onderbroken, om het daaropvolgend
Ringporig Verspreidporig voorjaar te hervatten.

Soorten groeiringen Het hout dat in de lente wordt gevormd, noemt men het
voorjaarshout. Het voorjaarshout groeit sneller dan het hout dat
gedurende de zomer wordt gevormd. Er worden cellen gevormd
met dunne wanden en dus grote cel openingen. Later op het
seizoen worden kleinere cellen gevormd met dikkere wanden
(zomerhout of laathout). Het voorjaarshout is lichter van kleur dan
het zomerhout; hierdoor ontstaat op de dwarsdoorsnede een
duidelijke opeenvolging van groeiringen.
De breedte van de groeiringen staat in verband met de houtsoort,
de klimatologische omstandigheden en de bodemgesteldheid.
Indien de vaten ongeveer gelijkmatig over de gehele breedte van
de groeiring verspreid zijn, noemt men dit hout verspreidporig. In
dit geval zijn de groeiringen minder duidelijk.
Komen de vaten hoofdzakelijk in het voorjaarshout voor, dan noemt
men dit hout ringporig. De vaten zijn in dit geval in concentrische
ringen geordend en de groeiringen zijn duidelijk zichtbaar.

Jaarring Mergstraal

Bron: Constructiv
Zomerhout
Voorjaarshout Hart
Radiale snede

Cambium
Schors
Mergstraal
Groeiringen

50
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5.3.3. Structuur van naaldhout


De steun en het voedseltransport worden bij naaldhout door
eenzelfde weefsel verzekerd: de tracheïden. De tracheïden zijn
meestal veel langer gerekt dan de vezels van loofhout. Tracheïden
zijn niet doorboord, maar bezitten grote stippels om het onderling
verband mogelijk te maken. Het voedselopslagweefsel vormt vele,
maar weinig hoge en smalle mergstralen. Deze verschillen weinig in
afmeting bij de verscheidene soorten.

5.3.4. Structuur van loofhout


Het steunweefsel wordt gevormd door de verhoute cellen: de
vezels. Het zijn korte cellen met sterk verdikte wanden. Het
voedseltransportweefsel dat de sappen vanuit de wortels tot in de
bladeren brengt, bestaat uit houtvaten. Het voedselopslagweefsel
bestaat uit mergstraalparenchymen.

5.3.5. Structuuronderzoek van houtsoorten


Teneinde de structuur van de verschillende houtsoorten te bepalen,
onderzoekt men onder andere de drie kenmerkende doorsneden
van het hout.

Dwarsdoorsnede

Deze dwarsdoorsnede is rechthoekig op de as van de stam


genomen. Men duidt ze aan als kopshout.

Lengtedoorsnede

De lengtedoorsnede verloopt volgens een middellijn van de boom.


Ze verloopt evenwijdig met de vezelrichting. Men spreekt van
radiaal hout of kwartiervlak.

Tangentiale doorsnede

De tangentiale doorsnede is evenwijdig aan de as van de boom


en door de lengte van de stam. Dit hout noemt men langshout of
dossevlak.
Bron: Constructiv

Dosse vlak
3 Tangentiaal, langshout
1

2 Radiaal hout, kwartiervlak


3
2

1 Kopshout
Doorsneden hout
51
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5.4. Eigenschappen van hout


5.4.1. Vochtgehalte
Hout is een hygroscopisch materiaal, d.w.z. dat hout kan vocht
opnemen uit de omgeving of vocht kan afstaan aan zijn omgeving
in functie van het heersende klimaat.
In de praktijk zorgt deze eigenschap dan ook voor heel wat
problemen. Vele van deze problemen kunnen echter voorkomen
worden mits de nodige kennis en voorzorgen.
Houtvochtigheid wordt gedefinieerd als de totale hoeveelheid
water aanwezig in een stuk hout, in verhouding tot het absolute
drooggewicht van datzelfde stuk hout.
H = (massa water / massa droog hout) * 100

H = ((m1 - m2) / m2) x 100

Waarin:
m1 = massa van het nat hout
m2 = massa van het volkomen droog hout

Bepaling van het vochtgehalte

Men neemt willekeurige proefstukken, die aan volgende


voorwaarden moeten voldoen:
• maximum 2 cm in de dwarsrichting,
• maximum 6 cm in de lengterichting,
• gewicht ongeveer 10 gram.
Ze worden binnen de 2 uur gewogen (bepalen massa van het
nat hout) en dan gedroogd in een oven, waarin de temperatuur
geleidelijk verhoogd wordt tot ±103°C. Men blijft zo dicht mogelijk
bij de onderste grens om te vermijden dat andere stoffen dan water
zouden verdampen. De temperatuur wordt aangehouden totdat
het proefstuk op constant gewicht is gedroogd. Het proefstuk wordt
daarna in een dichte verpakking afgekoeld. Het wordt onmiddellijk
gewogen om de massa van het volkomen droog hout te bepalen.
De proef wordt uitgevoerd op ten minste 10 proefstukken voor
rond hout en ten minste 5 proefstukken voor gezaagd hout.

52
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Onderstaande tabel geeft de vezelverzadiging voor enkele


belangrijke houtsoorten.

Vezelverza-
Houtsoorten
diging
Verspreidporige loofhoutsoorten zonder
uitgesproken kernhout (linde, wilg, populier, els,
Groep 1 berk, rode en witte beuk) en het spint van de
32% - 35%
houtsoorten vermeld in groep 4
Naaldhoutsoorten zonder uitgesproken
gekleurde kern (den, spar) en het spint van de
Groep 2 naaldhoutsoorten met uitgesproken gekleurde kern
20% - 34%
(pinusden, weymouth-pine, larix)
Naaldhoutsoorten met uitgesproken gekleurde kern
Groep 3a en matig harsgehalte (den-pinus, larix, douglasspar)
26% - 28%

Naaldhoutsoorten met uitgesproken gekleurde


kern en hoog harsgehalte, harsrijk gedeelte van
Groep 3b de pinusdennen, larix, douglasspar, verder het
22% - 24%
kernhout van de zilverden, weymout-pine
Ringporige en halfringporige loothoutsoorten
Groep 4 meestal met uitgesproken gekleurde kern. Eik, es, 23% - 25%
notelaar, kersen, kastanje

Tangentiale De vormstabiliteit
Bron: Constructiv

krimp (±10%)
Er werd reeds gesteld dat de vezelverzadiging een grens is
waaronder de wijziging van het vochtgehalte ook de afmetingen
van het hout doet veranderen. Het verschijnsel noemt men de
Radiale vervorming. lndien het volume vergroot, spreken we van zwellen,
krimp (±5%) en indien het verkleint, spreken we van krimp. In het algemeen kan
de krimp bepaald worden ten overstaan van het gehele volume en
)
±1%
men spreekt dan van volumekrimp en ook in een bepaalde richting
p(
le krim en men spreekt dan van lineaire krimp.
Axia
Voor hout kan de lineaire krimp volgens drie kenmerkende
Soorten krimp
richtingen gemeten worden: axiale krimp, radiale krimp, tangentiale
krimp.
Zowel lineaire als volumieke krimp worden in procent uitgedrukt.
Bron: Constructiv

Meestal mag de axiale krimp buiten beschouwing gelaten worden;


gerekend vanaf de vezelverzadiging tot op het ogenblik dat het
hout vochtvrij wordt, is hij zelden groter dan 1 %.
De tangentiale krimp bedraagt ongeveer 1,5 tot 3 maal de
radiale krimp. Dit zou te wijten zijn aan het feit dat de tangentiële
celwanden op een andere wijze en in een andere richting gevormd
zijn dan de radiale celwanden.
Bij het veranderen van het vochtigheidsgehalte zal een stuk
hout dus niet overal in dezelfde mate krimpen of zwellen, zodat
Vormveranderingen bij het drogen van hout
vormveranderingen ontstaan. Men ziet duidelijk in volgende figuur
dat de aard van deze vormverandering zal verschillen, naargelang
de plaats waar het stuk uit de boom genomen werd.

53
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Wanneer de verhouding tangentiële krimp/radiale krimp groot is,


noemt men het hout onstabiel of onderhevig aan trek. Er zullen
belangrijke vervormingen optreden. Wanneer deze verhouding
klein is, noemt men het hout stabiel, het werkt weinig. Voornoemde
verhouding bepaalt dus de vormverandering terwijl de krimp
slechts de beweging bepaalt van het hout in een bepaalde richting.
De vormverandering is het gevolg van de spanningen die optreden
bij het krimpen. Ze kunnen onder ongunstige omstandigheden
zo groot worden dat ze het hout doen scheuren. Spanningen
ontstaan ook doordat bij het drogen van hout een vocht gradiënt
optreedt. Het water zal immers alleen maar bewegen van een plaats
met hoger vochtgehalte naar een plaats met lager vochtgehalte.
De krimp zal dus vergroten van binnen naar buiten evenals de
spanningen.

5.4.2. Mechanische eigenschappen


Bij de bepaling van de mechanische eigenschappen dient men in
ieder geval rekening te houden met de vezelige structuur van het
hout enerzijds en met zijn vochtgehalte anderzijds.
Deze eigenschappen zijn afhankelijk van:
• de richting van de krachten die op het hout aangrijpen;
• de evolutie van het vochtgehalte van het hout;
• de soort van het hout;
• de bijzondere omstandigheden waarin het hout zich bevindt in
zijn groei;
• de plaats waar het hout genomen is in de boom.
Om resultaten van onderzoeken te vergelijken, is het dus nodig alle
proeven bij eenzelfde vochtgehalte te doen.
Bij een schommeling van slechts 6 % in het vochtgehalte zien we de
mechanische eigenschappen met 20 % veranderen.
Vermits hout een anisotrope structuur heeft, zullen de sterkte-
eigenschappen zeer verschillend zijn naargelang de richting van de
aangrijpende krachten ten overstaan van de vezelrichting. Ook de
aard van de optredende krachten zal een invloed hebben.
Om de kwaliteit van de verschillende houtsoorten onderling en
met andere materialen beter vergelijkbaar te maken, gebruiken we
best de soortelijke vastheid: Rh /γh . Dit is een vrij groot getal dat
we door 100 000 delen om het te vereenvoudigen tot het statisch
kwaliteitscijfer S = Rh / 100 000 γh mits te schrijven:
Rh in kg/cm² en γh in kg/cm³.

54
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

De dimensies van S is een lengte in km die het stuk zou moeten


krijgen om onder eigen gewicht te breken. Naast het statisch
kwaliteitscijfer kent men ook het specifiek kwaliteitscijfer
Ss = Rh / (100 x γh²) als een kenmerkende constante voor iedere
houtsoort.

Schematisch overzicht van de voornaamste uitwendige


krachten op hout in axiale, radiale en tangentiale richting

Richting Kracht Axiaal Radiaal Tangentiaal

Trek
(uittrekken)

Axiale trek Trek loodrecht op de vezelrichting

Druk
(samendrukken)

Axiale druk Druk loodrecht op de vezelrichting

Buiging
(doorbuigen)

Eenzijdige druk of trek loodrecht op


de vezelriching

Torsie
(wringen)

Axiale torsie

55
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Axiale drukvastheid

Bron: Constructiv
De drukspanning die volgens de vezelrichting aangrijpt en het
hout doet breken noemen we axiale druk R’m bij het vochtgehalte
h. Ze wordt volgens NBN 225 bepaald op minstens 5 monsters
van 6 x 6 x 2 cm waarvan de langste zijde evenwijdig loopt met de
vezelrichting. Het proefstuk plaatst men tussen de twee evenwijdige
6 cm
platen van een pers en men laat de drukspanning regelmatig
aangroeien met 800 tot 1200 kg/min.
De breukbelasting wordt op 1 % nauwkeurig afgelezen en de axiale
breukspanning daaruit afgeleid op 5 kg/cm² na.
Het specifiek kwaliteitsgetal Ssd schommelt tussen 9 en 20. De
hoogste cijfers 18 tot 20, wijzen op hout dat het best geschikt is om
m

op druk te werken; dat zijn de lichte naaldhoutsoorten. De zachte


2c

loofhoutsoorten en de harde naaldhoutsoorten volgen met 15 tot


2 cm 17, ten slotte de harde loofhoutsoorten met 9 tot 14.
Deze laatste hebben een veel hogere breukspanning dan de eerste,
maar bij gelijk gewicht kunnen de lichte naaldhoutsoorten een
Axiale drukvastheid grotere drukkracht opnemen. Het is in deze groep dat men meestal
de houtsoorten kiest voor stukken, die een belangrijke drukkracht
moeten opnemen, o.a. in spanten.

Zijdelingse druk
Bron: Constructiv

2
0,8

Omdat bij belasting loodrecht op de vezels de samendrukking snel


Tangentiale
richting aangroeit, zijn we verplicht de vervorming te beperken. Het is dus
2

6 2
verkeerd van drukvastheid te spreken, wat niet belet dat dit toch
gebruikelijk is.
Radiale richting
In NBN 225 wordt een proef beschreven om de dwarse
Proef samendrukking samendrukking te meten. De opstelling van de proef is
weergegeven in onderstaande figuur. Alleen de samendrukking
volgens de tangentiale richting wordt onderzocht.
Alle metingen gebeuren tot op 0,01 nauwkeurig. De drukkracht
Bron: Constructiv
Belastingen

moet aangroeien met 100 kg per minuut en er wordt een


Elastische vervorming

spannings-vervormingsdiagram opgetekend.
Verplettering
van proefstuk We zien dat het gebied van de elastische vervorming zeer klein
is, en gevolgd wordt door toenemende samendrukking onder
Plastische ongeveer constant gehouden belasting. Ten slotte zal het proefstuk
vervorming verpletterd worden bij licht aangroeiende druk.
De horizontale trap in het diagram mag bij praktische toepassing
niet bereikt worden, omdat dan onaanvaardbare vervormingen
Samendrukking
optreden. Men meet daarom de spanning die overeenstemt met
Spannings-vervormingsdiagram een samendrukking van 5 % van de hoogte van het proefstuk. Dit
noemt men de zijdelingse druk.

56
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Langse of axiale trek

Bron: Constructiv
50

De langse trek is nogal moeilijk te bepalen, omdat kwasten en


0 groeifouten in het hout een zeer grote invloed hebben. In onze
45

15
70 normen werd de proef niet opgenomen, maar in de Duitse norm
DIN 52188 komt ze voor.
7

0
12
20

Men bepaalt er de langse trek mee op een proefstaaf zoals in de


Lijmnaad figuur hiernaast. De belastingsaangroei daarbij: 600 kg/cm² en per
minuut. Volgende factoren spelen een rol bij het opstellen van de
Af te zagen tot het bepalen proef:
van het vochtgehalte
• beletten dat de uiteinden van het proefstuk verpletterd worden;
Proef langse trek
• beletten dat het proefstuk bij de bevestigingspunten voorbarig
breekt;
• de proefstukken moeten zeer zorgvuldig gemaakt worden.
Zoals blijkt uit onderstaande tabel is de trek in de langsrichting vrij
groot, maar groeiafwijkingen, b.v. kwasten, hebben een veel grotere
invloed dan bij de druk.
Trek kan dus nooit ten volle benut worden. Ook de verbindingen
kunnen moeilijk belangrijke trekkrachten opnemen, wat ons
opnieuw dwingt de trekspanningen te beperken.
De trek is wel 2 tot 3 maal groter dan de druk, maar om rekening te
houden met het voorgaande, wordt in het typebestek nr. 104 Rr =
1,2 R’r aangenomen.

NBN 199 γ0,15 Rr(0,15) Sl = Ssl =


Nr. Benaming (g/cm³) (kg/cm²) Rr(0,15)/100γ0,15 Rr(0,15)/100γ²0,15
222 Canadapopulier 0,45 775 17,20 38,3
401 Zilverden 0,45 840 18,65 41,5
409 Vuren 0,40 900 22,50 56,2
568 Wintereik 0,76 900 11,82 15,4
414 Europees grenen 0,50 1040 20,8 41,6
406 Europees lariks 0,60 1060 17,70 27,2
579 Teak 0,75 1190 15,85 21,2
538 Beuken 0,75 1350 18 24

57
HOUT 6.4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

Trek loodrecht op de vezels

Bron: Constructiv
Radiale of tangentiale richting

0,4
7 2 Voor het bepalen van de dwarse trek voorziet NBN 225 trekproeven
Ø 0,4 volgens de radiale en tangentiale richting op proefstukken met
een zeer speciale vorm, zoals te zien op nevenstaande figuur.
1,2
Ø0

2
,4
De proefmachine dient voorzien te zijn van grijpers, die passen
1 1,3 2 1,3 1
in de inkepingen van het proefstuk. Dit moet een vochtgehalte
0,4

Lengterichting
hebben van 12 % en de belasting mag hoogstens met 100 kg/min.
toenemen.
Proef trek loodrecht op de vezel
Men bepaalt de breukspanning bij trek loodrecht op de vezels Rr(0,12)
in kg/cm² op 0,01 nauwkeurig en daaruit wordt ook weer afgeleid:
het kwaliteitscijfer van de dwarse trek :

St = Rr(0,12) / 100 x (0,12) bepaald tot op 0,01 nauwkeurig

De proef moet op minstens 5 stukken uitgevoerd worden met


vermelding van de richting (radiaal of tangentiaal).
De trek loodrecht op de vezels is slechts 1/25 tot 1/60 van de
langsetrek, en de verhouding tussen tangentiale en radiale trek
wordt 1/1,6.
De getallen van onderstaande tabel hebben geen grote praktische
waarde, maar laten toe houtsoorten met elkaar te vergelijken voor
wat betreft de wederzijdse hechting van de vezels. Deze hechting
staat niet in verband met het soortelijk gewicht maar wel met de
scheikundige samenstelling en de schikking van de vezels.
In de bouwconstructies dient men dwarse trek te vermijden. Als
die onvermijdelijk is, maken we gebruik van fineer of multiplex.
Die materialen hebben bij goede opbouw in alle richtingen
dezelfde trek. De in bovenstaand hoofdstuk beschreven proef
wordt trouwens gebruikt om de trek van sommige verlijmingen te
bepalen.

γ0,15 Rr(0,15) R’r(0,15)


Houtsoort S’1 = R’r(0,15)/ 100 γ0,15
(g/cm³) (kg/cm²) (kg/cm²)
Naaldhout
Licht naaldhout: grenen, vuren, zilverden 0,40 – 0,50 840 – 1200 15 – 20 0,38 – 0,40
Halfzwaar en zwaar naaldhout: sommige soorten
0,50 – 0,70 1000 – 1500 20 – 30 0,40 – 0,43
grenen, lariks, pitchpine
Loofhout
Licht: populier, wilgen, linden, berken 0,45 – 0,65 800 – 1000 20 – 25 0,44 – 0,38
Halfzwaar: eiken, beuk, essen, olmen 0,65 – 0,80 1000 – 1500 25 – 35 0,38 – 0,44
Zwaar: onecht acacia, fruitbomen, palmhout,
0,80 – 1 1200 – 1800 35 – 60 0,44 – 0,60
harde tropische houtsoorten

58
H O U T 6. 4
Hout als constructiemateriaal
STERK TELEER BASIS

5,6 Statische buiging

Bron: Constructiv
L/2 L/2
2

r= Voor het bepalen van de statische buiging wordt in norm NBN 225
2,8

2
2 een proef voorgeschreven, die in buitenlandse normen min of meer
onder dezelfde vorm voorkomt. Het proefstuk is een balk van 34 x
4

6 2 x 2 cm, waarvan de afmetingen overeenstemmen met de axiale,


L = 28
radiale, en tangentiale richting. Het moet scharnierend opgelegd
34 worden, zoals aangeduid in onderstaande figuur.
Proef statische buiging
Een puntlast grijpt aan in het midden van de overspanning en
veroorzaakt de breuk in een tijd van 2 tot 5 min. De breuklast wordt
gemeten op 0,01 mm, nauwkeurig en de doorbuiging op 0,5 mm
na.

Mechanische eigenschappen van massief hout


Vochtigheidsgraad Volumieke massa tijdens Elasticiteitsmodulus Buigsterkte Druksterkte evenwijdig Afschuifsterkte
Boomsoort
tijdens proeven (%) proeven (kg/m³) (N/mm²) (N/mm²) op de vezels (N/mm²) (N/mm²)
Den 12 500 10.800 79 47 7,5
Epicea (Centraal Europa) 12 384 8.900 69 36 7,9
Afzelia 12 860 15.200 125 72 7,0
Europese eiken 12 700 9.800 95 47 11,5
Europese beuk 12 700 12.300 113 54 10,0
Iroko 12 654 10.900 94 53 12,4
Lichtrode Meranti 13 501 10.400 65 42 7,6
Donkerrode Meranti 15,6 700 11.510 87 49 9,3
Merbau van Maleisië 15 780 15.300 115 53 12,4
Populier 12 457 9.700 70 36 9,8
Teak 10,6 641 10.700 101 58 13,0
Wengé 12 897 17.000 155 90 16,8

59
HOUT 6.4
Verklarende woordenlijst
STERK TELEER BASIS

6. VERKLARENDE WOORDENLIJST

Woord Verklaring
Analytisch Wiskundig, met behulp van cijfers.
Anisotrope structuur De eigenschappen van hout naargelang positie ten opzichte van de draadrichting.
Dynamische belasting Een belasting die naargelang de omstandigheden groter of kleiner kan zijn.
Éénparige versnelling Bij een éénparige versnelling heeft de versnelling van het lichaam een vaste waarde.
De gravitatiewet van Isaac Newton is een natuurwet die de aantrekking door de zwaartekracht tussen
Gravitatiewet
voorwerpen beschrijft.
Hooke Robert Hooke is een Engelse natuurkundige waarnaar de wet van Hooke is vernoemd.
Zorgt voor de druksterkte van het hout en geeft bescherming tegen aantastingen van bijvoorbeeld
Lignine
schimmels.
Rotatiepunt Een vast punt waarrond gedraaid wordt.
Een schuifspanning is een spanning die het materiaal vervormt (meestal door schuivende krachten)
Schuifspanning
zonder dat het volume van het materiaal verandert.
Statische belasting Een belasting die steeds dezelfde blijft.
Dit zijn spanningen die ontstaan indien een balk, onder invloed van krachten, een draaiende beweging
Torsiespanning
wilt maken rond zijn middelpunt.
Varignon Pierre Varignon is een Franse wiskundige waarnaar de momentenstelling is vernoemd.
Vloeigrens Geeft aan vanaf wanneer de vervorming van het materiaal (hout) blijvend is.
Vocht gradiënt Het verloop van het vocht in het hout, wijziging van de vochtigheidsgraad van nat hout naar droog hout.

60
61
62
De handboeken zijn tot stand gekomen dankzij de bijdrage van de volgende organisaties:

Constructiv
Koningsstraat 132 bus 1, 1000 Brussel
t +32 2 209 65 65 • f +32 2 209 65 00
www.constructiv.be • info@constructiv.be

Deze publicatie is beschikbaar onder de licentie Creative Commons: Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen


https://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/4.0/deed.nl
Deze licentie laat toe het werk te kopiëren, distribueren, vertonen, op te voeren, en om afgeleid materiaal te maken, zolang Constructiv vermeld wordt
als maker van het werk, het werk niet commercieel gebruikt wordt en afgeleide werken onder identieke voorwaarden worden verspreid.
HOUT

1 Houtbewerking
1.1 Planlezen
1.2 Manuele houtbewerking
1.3 Machinale houtbewerking
1.4 Houtverbindingen

2 Meubels
2.1 Massief meubel
2.2 Plaatmeubel

3 Interieurbouw
Binnenkort te verschijnen

4 Binnenschrijnwerk
4.1 Plaatsen van binnenschrijnwerk
4.2 Wanden en plafonds
4.3 Houten vloerbekledingen
4.4 Rechte steektrap en bordestrap

5 Buitenschrijnwerk
5.1 Ramen en deuren
5.2 Plaatsen van ramen en deuren
5.3 Gevelbekleding

6 Houtconstructies
6.1 Dakspanten
6.2 Houtskeletbouw
6.3 Sterkteleer en balklagen
6.4 Sterkteleer basis

7 Kostprijsberekening
7.1 Kostprijsberekening

BUILDING your LEARNING


de digitale bibliotheek

N 2 52 H O
6.4 S T E R K T E L E E R B A S I S

You might also like