You are on page 1of 100

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat
doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.
Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke
domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land
verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van
geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.
Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de
lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken
uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven
leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op
automatisch zoeken.
Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door
individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.
+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek
doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe-
den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien
hiermee van dienst zijn.
+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het
project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.
+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er
niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is
voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval
met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het
eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit
allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken
op het web via http://books.google.com
BESTUU
EILAND
HET
OP
VAN
TEGENW
EN
VROEGE
-BIJDRA
MASSIN
KENNIS
DE
TOT
MADOERA

FL8

8881
M418b
145.9
LAW LIBRARY
21812

ARTES IENTIA

VERITAS
OF THE
LIBRARY
ICHI GAN
UNIVERSITY OF M

TIENOR

QUARISPE
NINSEAMA
NCZNAM

LAW
1
SCHOOL

.
FL8
уча
ч : х /,

2P!
BIJDRAGE
TOT

DE KENNIS VAN HET VROEGER EN TEGENWOORDIG

BESTUUR OP HET EILAND MADOERA .


1
BIJDRAGE
TOT

de kennis van het vroeger en tegenwoordig bestuur


op het eiland Madoera .

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

POCTOR IN DE RECHTSWETENSCHAP,
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE LEIDEN ,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS

Dr. S. S. ROSENSTEIN ,
IIoogleeraar in de Faculteit der Geneeskunde ,

VOOR DE FACULTEIT TE VERDEDIGEN

op Maandag 30 April 1888, des namiddags te 3 uren ,


DOOR

HERMANUS MASSINK ,
GEBOREN TE TERWOLDE ,

ARNHEM ,
K. VAN DER ZANDE ,
FIRMA STENFERT KROESE & VAN DER ZANDE .
1888 ,
INHOUD .

Blz .

Inleiding . 1

Hoofdstuk I. Voor de reorganisatie.


A. Bestuur 2

B. Agrarische toestanden . 26

C. Rechtswezen 45

Hoofdstuk II. De reorganisatie. 55

Bijlage A. 79

B. . 80

Stellingen . 81
s
om
99
e
PestTo-

354160
INLEIDING.

Aanvankelijk was het mijn voornemen geweest een beknopt over


zicht van de uitwendige geschiedenis van het eiland Madoera , aan de
behandeling van mijn onderwerp te doen voorafgaan . Na rijp beraad
ben ik daarvan echter teruggekomen. De twee wegen , die mij open
stonden , schrikten mij beide af , de een wegens zijn dorheid , de ander
wegens zijn lengte. De geschiedenis van Madoera toch is zóo nauw
verbonden met de uitbreiding van 's Compagnies gezag op Java , zijne
regenten en bewoners hebben daarbij zoo dikwijls eene gewichtige rol
gespeeld , dat eene grondige behandeling het bestek van dit boekske
verre zoude overtreffen . Beperkte ik mij daarentegen tot hetgeen
rechtstreeks op Madoera betrekking heeft, dan vreesde ik te zullen
vervallen in eene chronologische opsomming van feiten , zonder veel
verband .

Laat ik alzoo eene afgeronde behandeling achterwege , dit neemt


niet weg dat in sommige gevallen eene historische toelichting onver
mijdelijk is .
HOOFDSTUK I.

VOOR DE REORGANISATIE.

A. BESTUUR .

Het eiland Madoera vormde met talrijke daarbij be


hoorende eilanden sedert 1854 een afzonderlijk gewest ,
bestaande uit drie regentschappen. Het middenste , Pamě
kassan , zal in mijne bespreking slechts eene onderge
>

schikte plaats innemen en omdat hier de reorganisatie


op den voet van een javaansch regentschap reeds in 1858
haar beslag gekregen heeft èn omdat sommige punten ,
speciaal de aard van het grondbezit, reeds elders behan
deld zijn ? ) . Het oostelijk gedeelte van het eiland vormde
met de eilandjes onder den wal en de Sapoedi en Kangean
groepen het regentschap Soemenep , terwijl het derde ,
Madoera in engeren zin , zich over het westelijk deel en
>

poeloe Kambing , ten Zuiden van Sampang , uitstrekte.

1) Eindresumé van het onderzoek naar de rechten van den inlander


op den grond van Java en Madoera Dl . 1 passim , Dl. II , bl. 275 en
318 en vooral : het grondbezit in het regentschap Pamekassan , door
J. M. VAN VLEUTEN .
4

Dit regentschap was verdeeld in twee afdeelingen :


Madoera in den meest engen zin en Sampang ; de beide
andere kwamen met gelijknamige afdeelingen overeen .
Het hoofd van gewestelijk bestuur met den titel van
Resident , werd in de afdeelingen , behalve in Pamekassan ,
waar hij zelf het bestuur voerde, door een Assistent
Resident vertegenwoordigd .
Aan het hoofd van het inlandsch bestuur der regent
schappen Madoera en Soeměněp stonden aanzienlijke in
landers, die niettegenstaande hun beweerde hooge geboorte
en niettegenstaande de hooge titels , in den loop der tijden
verworven , inlandsche ambtenaren waren , van de ja vaan
sche regenten niet in essentia verschillend.
Deze opvatting wijkt geheel af van die welke vroeger en
later door de Indische Regeering gehuldigd is , volgens welke
den regenten een geheel ander karakter zou toekomen .
Reeds uit de Gouvernements Resolutie van 7 October
1833 Nº. 1 (Ind . St. nº. 66) , waar gesproken wordt van
een ( vorstendom ) Madoera, blijkt zij duidelijk , maar ner
7

gens komt zij duidelijker uit dan in eene overweging van


het Gouvernements besluit van 13 Juli 1877 , nº. 12 ) ,
waar het heet : « dat de Panembahans van Madura en
Sumanap , ofschoon den titel van Regent dragende, uit
den aard der zaak niet kunnen worden gelijkgesteld met
de regenten op Java , zijnde zij niet als dezen inlandsche
hoofdambtenaren , maar inlandsche vorsten , wier positie>

tegenover de inheemsche bevolking en tegenover het N. I.


Gouvernement bij kontract is geregeld .»
Afgezien van de vraag of het eiland Madoera ooit door
zelfstandige vorsten is bestuurd geworden , staat het dunkt
mij vast , dat het, vóór den afstand aan de 0. 1. Compº,

*) Het regt in Ned . Indie , dl. XXIX , bl . 283 ,


1
deel uitmaakte van het rijk van Mataram . Nadat de vorst
van dit rijk bij art. 4 van het contract van 5 October
1705 de regentschappen Soemenop en Paměkassan aan de
Compe had overgedragen , werd op 11 November 1743 bij
het zesde der articulen van reconciliatie , vreede-, vriend
en bondgenootschap tusschen de Doorlugtige Oost -Indische
Compagnie ter eenre en den Soesoehoenang Pacoeboeana
Senepatty Ingalaga Abdul Rachman Sahidin Panatagama
ter andere zijde » door den laatsten « het geheele landschap
of eyland Madura met alle het regt van opperheerschappij ,
dat zijn Hoogheid en desselfs voorsaaten op gem . eyland
hebben gehad » aan de Compe gecedeerd.
Bij ditzelfde contract werd haar gezag gevestigd over
de regentschappen Soerabaia , Rembang en andere land
streken , in bewoordingen , waaruit blijkt, dat het niet
van andere natuur of uitgebreider was dan dat over het
eiland Madoera . Art. 10 , waarin bedoelde afstand plaats
had , luidt aldus: « In erkentenisse van dese genereuse
restitutie ( n .). de teruggave van andere gewesten in
's Comps macht) en de herstelling van den Soesoehoenang
in het Javasche rijk , verklaart de Soesoehoenang bij desen
aan de Comp. te cedeeren en met hetzelfde recht van
opperheerschappij, dat hij tot hiertoe op die landen heeft
gehad , volkomen over te geven en af te staan ) de boven
genoemde gewesten .
Naar aanleiding van deze aanzienlijke uitbreiding van
gezag , werd door den G.-G. VAN IMHOFF in 1746 over
Oost -Java en Madoera eene reis ondernomen , ter regeling
van het bestuur en ter bepaling van het bedrag der con
tingenten en leverantien aan de Compº op te brengen.
Deze regeling kwam neer op eene voortzetting van het
systeem der Mataramsche vorsten : den regenten werd
een min of meer zelfstandig bestuur over de regentschap
6

pen opgedragen tegen afstand van een bepaald gedeelte


der inkomsten .
Uit de beschrijving van bovenbedoelde reis 1) blijken
nu duidelijk twee zaken : 1°. dat de regenten van Madoera
met die van Java op een lijn gesteld werden ; 2 . dat met
hen geene contracten werden gesloten , maar dat zij op
zekere door hen alleen te onderteekenen conditien en
voorwaarden tot regenten werden aangesteld . De met den
Soesoehoenan gesloten verdragen daarentegen droegen
eerstgenoemden naam , terwijl daarbij twee partijen op
traden , die zich over en weer tot iets verbonden .
Uit deze aanstellingsvoorwaarden vloeide hunne onder
geschiktheid aan de Compe voort. Zoo verklaart de regent
van Madoera : « Ik ondergeschreven radeen Tommongong
Soera diningrat , althans door de sonderlinge goedheid
van de doorlugtige Nederlandsche Compº tot Regent van
het district van Bancallang , Sampang , Arosbaya en 't
geen men gewoonlijk met onderscheiding van Pamacassan
en Sumanap , Madura komt te noemen , onder den eer
naam van Radeen de Patty Setja diningrat aangesteld ,
verklare en belove bij dezen , alsof ik zulks met eede be
vestigd hadde ) : af te zien van de sabandarijen (in- en
uitgaande rechten) en « in erkentenisse der overige inkom
sten van dit land dewelke de Compe goedgevonden heeft
mij te laten behouden ) de vastgestelde contingenten en
leverantien op te brengen ?). De regenten van Soemenep
en Paměkassan hadden bovendien aan vele andere bepa
lingen te voldoen . Desgevorderd moesten zij te Batavia
of te Samarang hunne opwachting maken ; mochten zij

1) Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van N. I. , dl. I ,


bl. 291 .
*) t. & . p . bl. 372 vlg.
7

der bevolking geene nieuwe lasten opleggen ; geene man


tri's of hoofden ontslaan dan met voorkennis en toestem
ming der Compe; geene zaken van eenige aangelegenheid,
de onderdanen betreffende , afdoen , dan met communicatie
en toestemming van het bij hen te plaatsen Europeesch
hoofd , verblijvende hun slechts als van ouds , de afdoening
>

van geschillen van weinig belang ?) .


Ofschoon de regent van Madoera reeds in 1761 de
bandarijen schijnt terug bekomen te hebben , wordt zijne
zelfstandigheid toch meer en meer besnoeid , en komt zijne
positie van ambtenaar beter uit . Zoo verklaart de in 1803
van pangeran tot pangeran adipati bevorderde regent in
den aanhef der voorwaarden waarop dit plaats had , dat
hij deze getrouw zal nakomen , « terwijl ingeval ik aan
deze mijne beloftens niet mogt komen te voldoen , of in
het een of ander nalatig blijven , ik mij alsdan gaarne zal
>

willen laten welgevallen , dat door de Bataafsche Republiek


en de Oost-Indiesche Compagnie , over haar vermeld aan
mij toevertrouwd Eiland of Regentschap Madura nader
gedisponeerd of mij zodanig correctie opgelegt werden als
Hoogst Dezelve zal bevinden te behooren . ) Na in art. 1
gezegd te hebben van den afstand van het eiland aan de
Compe volkomen onderricht te zijn , verklaart hij het
regentschap uit handen van de Hooge Indische Regeering
te hebben ontvangen « ter leen en tot wederzeggens zon
der dat hetzelve in eenige opsigten op mijne kinderen ,
familie of verdere naastbestaanden Eriditoir of ervelyk is ,
of in het vervolg zal weesen . » Vervolgens neemt hij in een
18tal artt. eene reeks van verplichtingen op zich en be
looft ten slotte zich «te zullen onderwerpen aan zoodanige
orders en veranderingen als men tot welzijn der Bataaf

j t . a. p . bl . 375 vig.
8

sche Republiek en de Edele Compe en dit door mij beheerd


wordende Regentschap mogte oordeelen nog nader te
moeten maaken en bepaalen.
Belooven en zweerende ik voorts .... in allen deele
gehouw en getrouw te zullen zijn , dit ambt van Regent
van Madura opregtelijk te bedienen .... mitsgaders in alles
zote gedragen , als een getrouw Regent toestaat en be .
taamd, alles agtervolgens de orders door de Bataafsche
Republiek .... bereids beraamd of die in den aanstaande
nog beraamd mogte werden .)
In 1804 en 1805 werden aan de regenten van Pame
kassan en Soemenep bijna gelijkluidende voorwaarden
opgelegd , waarin alleen niet vermeld stond , dat zij hun
regentschap in leen ontvingen.
DAENDELS verving de « conditien en voorwaarden ) ,
zoowel voor de Madoereesche als de Javaansche regenten ,
door eene eenvoudige acte van aanstelling, omdat hij hen
als ambtenaren beschouwde .
Dat in den aanvang dezer ceuw de regenten van Ma
doera niet geacht werden uit ander hout gesneden te zijn ,
dan de Javaansche , kan ook nog blijken uit de « History
of Java ) van T. S. RAFFLES. « This island », zoo leest men
daar ' ) , « having been ceded to the Dutch , in the same
manner as the other possessions on Java , the Sultan of
Madura and the chiefs of Pamakasan and Sumenap were
always considered by them in nearly the same light as
the other regents along the coast with the exception only
of a higher title and some more personal consideration
granted espicially to the Sultan of Bankalan , usualy styled
the Sulthan of Madura , both on account of his birth and

') T. S. RAFTLES, History of Java , II. II, bl. 284.


9

of some important services rendered in the war of Java ,


from 1740 to 1748 ) .
Langzamerhand hebben zij zich echter een weinig
weten te verheffen , terwijl de javaansche regenten door
eene gewijzigde bestuursinrichting , waarbij met het stelsel
van contingenten en leverantien gebroken werd , van hun
standpunt van min of meer zelfstandige bestuurders
afdaalden .
Deze maatregel van het engelsch tusschenbestuur werd
op het eiland Madoera niet toegepast , hetzij wegens zijnen
minder vruchtbaren bodem , hetzij wegens de persoonlijke
verhouding van den britschen onderlandvoogd tot zijne
regenten , voorspruitende uit erkentelijkheid voor bewezen
diensten als geleerde en voor gepleegd verraad jegens
de Hollanders.
Aan den anderen kant werd het aanzien en de zelf
standigheid van de regenten van Madoera verhoogd door
het verleenen van onderscheidingen , met het doel hen op
die wijze eng aan het Nederlandsch gezag te verbinden
en zich zoo den bijstand te verzekeren van de krijgshaftige
Madoereezen , een ook later steeds op hoogen prijs gesteld
element van het Indisch leger. Daarvoor had reeds DAEN
DELS , die hen toch als ambtenaren beschouwde, den
regenten van Soemenep en Madoera met de persoonlijke
titels van panembahan en sultan begiftigd . En ofschoon
het doel schipbreuk had geleden bij den laatsten en bij
den regent van Pamokassan , werd het toch in vervolg
van tijd met dezelfde middelen nagestreefd. De in 1815
opgetreden regent van Madoera , de waardige zoon van
zijnen vader en daarom ook den sultanstitel voerende ,
werd door het hersteld Nederlandsch gezag in rang en
betrekking bevestigd; de beloften der Engelschen bier en
in de andere regentschappen , ten aanzien van de opvol
10

ging , herhaald en gestand gedaan. Ter belooning van be


wezen diensten in de oorlogen op Celebes , Java , Sumatra's
Westkust , Bali en Benkoelen vielen hun talrijke onder
scheidingen ten deel . Zoo werd de regent van Pamekassan
tot panembahan , de achtenswaardige en kundige regent
van Soemenep tot sultan verheven ; allen werden met
hooge ridderordes begiftigd ; de beide sultans kregen
eene eerewacht van europeesche manschappen en eenen
Aden luitenant der infanterie als adjudant; zij werden ge
salueerd met 9 schoten , de sultan van Madoera naderhand
met 11 ; bij aankomst te Soerabaia begroetten hen de
metalen monden van het wachtschip en gaf hun de
resident de hooger hand. Bloedverwanten , vroeger mas
of raden , werden op jeugdigen leeftijd tot pangeran ver
heven ; de eerste dienaar voerde , als in de vorstenlanden
op Java , den naam van rijksbestierder en klom allengs
tot hooge titels op,
Het behoeft geene verwondering te baren , dat deze
en andere onderscheidingen de regenten in eigen en in
anderer oogen een schijnbaar hoogere positie deden in
nemen , dan zij toch inderdaad bezaten ; dat zij zich niet
meer beschouwden als de dienaren van ouds hunner
javaansche vorsten en der Compe. Zij streefden er dan
ook naar den zwakken band steeds losser en losser te
maken . Zoo vroegen en verkregen
verkregen zij herhaaldelijk
vrijstelling van de jaarlijksche recognitie in geld , waar
van de sultan van Soemenep eindelijk geheel werd
ontheven . Zoo vroeg en verkreeg deze wederom het
recht tot het helfen van in- en uitvoerrechten op de
eilanden Raäs, Sapoedi en Kangean , benevens de heffing
van brug-, tol- en sluisgelden op het vaste land van
Soeměněp. Zoo trachtte hij herhaaldelijk , doch steeds te
vergeefs, ook hier de bandarijen machtig te worden , ten
11

einde in dezelfde positie te geraken als zijn collega te


Madoera .
Met de vermeerdering van aanzien en zelfstandigheid
hield de opvoering van hofhouding en uiterlijke praal
bij regenten en aanzienlijken gelijken tred. Doch deze
veranderde levenswijze had , althans te Madoera , eenen
verderfelijken terugslag op het welzijn van land en volk.
De ambtenaren , die zich hunne inkomsten grootendeels
zagen ontnemen en toedeelen aan de bloedverwanten van
den regent , in wier toenemende behoefte aan weelde
nauwelijks was te voorzien , waren gedwongen langs on:
geoorloofde wegen hun onderhoud te zoeken ; het dessa
bestuur was geheel verbroken , daar aanstelling en ontslag
afhing van de bandelooze willekeur der aanzienlijken ; de
bevolking onttrok zich aan het gezag van hare hoofden
en stelde zich voor de leus onder dezen of genen pan
geran , ten einde verplichte diensten te kunnen weigeren
en bescherming te erlangen ingeval van strafbare feiten .
Er heerschte , in 't kort, volslagen anarchie ; roof en
moord werden dagelijks ongestraft gepleegd. Voeg hierbij
den druk van belastingen en afpersingen , het steeds
dreigend gevaar der zoogenaamde vrijwillige werving ,
waaraan de herinnering nu nog voortleeft, en het zal
geen verwondering wekken , dat tal van personen hun
geboortegrond verlieten om in de oostelijke residenties
van Java een rustiger toekomst te gemoet te gaan.
Eene korte beschrijving van dezen toestand heb ik
gemeend niet achterwege te mogen laten , omdat een
geheel ander optreden tegenover den regent daarin zijne
verklaring vindt. Aanvankelijk toch was de regeering
met den waren stand van zaken ten eenenmale onbekend .
De ambtenaren , die van tijd tot tijd Bangkalan bezoch
ten , misleid door de wellevende vormen van den sultan
12

en door den praal waarmede hij zich omgaf , zagen niet


de ellende die er achter verscholen lag. De eenigste
ambtenaar, die er zijne standplaats had , miste den noo
>

digen steun ,> had bovendien dikwijls meer dan aan kunde
en degelijkheid van karakter, zijne benoeming te danken
aan het streven den regent welgevallig te zijn . Zonder
diens voorkennis kon hij geen inlandsch ambtenaar voor
zich doen verschijnen , was het hem niet geoorloofd een
stap buiten de hoofdplaats te doen , zoodat de noodzake
lijke kennis van land en volk hem ontbrak .
Toen de sultans van Madoera en Soemonop overleden
waren en in 1847 en 1855 , ingevolge de beloften van het
engelsch bestuur, op nieuw regenten moesten worden
aangesteld , eveneens toen in 1863 in eerstgenoemd
regentschap nogmaals daartoe werd overgegaan , droeg
men zorg in de voorwaarden van aanstelling zoodanige
bepalingen in te lasschen , dat bij het europeesch bestuur
het overwicht kwam te liggen . Ofschoon zij nog de
hooge titels van panembahan voerden , waren zij feitelijk
gedaald beneden het standpunt, waarop zij onder de
compe stonden . Treurige overblijfsels van een vroeger
gevolgd stelsel van bestuur waren zij in 1877 geen in
landsche vorsten , maar eenvoudig een anachronisme.
Ingevolge art. 44 van het Regeerings Reglement van
1854 moeten alle verdragen met inlandsche vorsten en
volken gesloten , aan de Staten -Generaal worden mede
gedeeld , zoodra het belang en de zekerheid des rijks zulks
toelaten . Wanneer men nu nagaat welke verdragen zijn
overgelegd , dan vindt men slechts de met den Soesoehoe
nan van Soerakarta in 1862 gesloten akte van verband ,
de akten gepasseerd bij het optreden van nieuwe bestuur
ders in Djokjokarta (1877 ), in het gebied van Pakoe
Alam ( 1878) en in dat van Mangkoe Negoro (1881 ) ,
13

waaruit ik meen te mogen afleiden , dat de regeering hier


te lande, de regenten van Madoera te recht niet als in
landsche vorsten beschouwde , immers de niet mededee
ling van de voorwaarden van aanstelling , schrijf ik niet
toe aan het niet vervuld zijn der voorwaarde.
De bepalingen , waardoor aan het europeesch bestuur
het overzicht werd verleend , kwamen hierop neer , dat
men den regent, door eene verandering in het ceremonieel
bij ontmoeting met den resident, in rang beneden dezen
plaatste ; dat hij , werd het noodig geoordeeld , bij dien
hoofdambtenaar zijne opwachting moest maken ; maar
bovenal, dat de inlandsche ambtenaren meer en meer onder
het europeesch bestuur werden gesteld , waardoor zijn in
vloed in gelijke mate klom als die van den regent afnam .
Had men zich vroeger tevreden gesteld hen , die « eenig
naam waardig bestier ) onder den regent uitoefenden , voor
willekeurig ontslag te behoeden , nu achtte men dit niet
meer voldoende , maar maakte den rijksbestierder, den
hoofddjaksa en de djaksa's tot gouvernements ambtenaren ,
geheel ondergeschikt aan den assistent- resident, terwijl
de regent omtrent de overigen beloofde, nimmer , direct
of indirect , te zullen tegengaan , dat zij voor den assistent
resident verschijnen , indien deze zulks in het belang van
den dienst mocht vorderen .
In verband met het aangenomen beginsel om de regen
ten aanvankelijk terug te brengen tot hun vroeger stand
punt en daarna geleidelijk eene reorganisatie voor te be
reiden , werd , toen in 1863 de rijksbestierder van Madoera
>

overleden was , deze vervangen door eenen ambtenaar van


lageren rang , door eenen patih . Ditzelfde had in 1879
in Soem -nep plaats en toen korten tijd daarna ook deze
ambtenaar wegens ongeoorloofde handelingen ontslagen
werd , bleef de betrekking voorloopig onvervuld en stelde
14

zich het bestuur in rechtstreeksche betrekking tot de


mindere ambtenaren .
Nog eene bepaling der aanstellingsvoorwaarden van
den laatsten regent van Madoera leidde naar hetzelfde
doel . « Zoo de voorhanden middelen van bestuur , ) zoo
luidde art. 20 , contoereikend worden gevonden tot hand
having der rust en orde en eener goede policie in het
district Sampang en een deel van het district Kotta Bang
kallan , voor zoover dit ten Noorden van Sampang gelegen
is , verbind ik mij , in overleg met den Resident te zullen
treden , ten einde daarin te voorzien. ) In dit gedeelte
van het regentschap Madoera deed zich door den verren
afstand de gunstige invloed van een krachtiger europeesch
bestuur het minst gevoelen ; wanorde en onveiligheid waren
daar het grootst, zoodat het eene schrille tegenstelling
vormde met het aangrenzende Paměkassan , waar het ge
regeld bestuur niet nagelaten had weldadig te werken op
de rust en de welvaart der bevolking
Reeds in het volgend jaar werd het noodig geacht
aan deze bepaling uitvoering te geven en door de bereid
willige medewerking van den in den aanvang met kracht
en lust opgetreden regent , werd het bedoeld gebied ge
maakt tot een onderregentschap van Madoera .
Een in naam van den panembahan af hankelijke onder
regent, een gouvernementsambtenaar , werd , op eene be
zoldiging van f300.- 's maands gelijkstaande met die
van den patih te Bangkalan , aan het hoofd der inlandsche
>

politie geplaatst. Tevens werd ten behoeve van het Euro


peesch bestuur het regentschap verdeeld in twee afdeelin
gen : Madoera met de hoofdplaats Bangkalan en Sampang
met gelijknamige hoofdplaats en in grootte overeenkomende
met het onderregentschap van dien naam . Daarenboven
werd het geheele gebied overeenkomstig het op prijs ge
15

stelde voorstel van den panembahan verdeeld in acht


districten , n.l. Bangkalan tengah , Bangkalan daja , Bang
kalan laoet , Blega daja , Blega laoet , Sampang tengah ,
Sampang daja en Sampang laoet , waarvan de eerste vijf
de afdeeling Madoera , de overige de afdeeling Sampang
uitmaakten ). Maar bij dit voorstel bepaalden zich de
door den regent aangebrachte verbeteringen niet. Niet
alleen dat hij aan elk der aan het hoofd dezer districten
gestelde inlandsche ambtenaren (wedana ) , twee onder
districtshoofden (mantri- aris), een schrijver en eenige
politiedienaren toevoegde, maar hij brak ook voor deze
allen met het verderfelijke stelsel van ambtelijk landbezit .
Hij kende hun respectievelijk eene bezoldiging van f 150.—,
f 40.- en f 20.- ' s maands toe , eene bezoldiging welke
de toenmaals op Java bestaande regeling der tractemen
ten overtrof.
Deze inrichting , die met geringe wijziging tot aan
de reorganisatie is blijven bestaan , maakte wel niet een
einde aan , maar bracht toch aanmerkelijke verbetering
in het groot gebrek aan inlandsche ambtenaren . Voor
dien was het geheele uitgestrekte regentschap verdeeld
in drie districten , waarvan een onder den rijksbestierder,
de beide andere onder wedana's te Blega en te Sampang ,
terwijl hun in 't geheel slechts een vijftal lagere ambte
naren , zoogenaamde djaksa ketjil , waren toegevoegd.
Hoe groot de verbeteringen ook waren , zoo hadden
zij grooter kunnen zijn , indien de panembahan of degeen ,
die zich met de ' indeeling in districten belastte , meerdere
topographische kennis van het regentschap had bezeten .
De vorm was onoordeelkundig en de grootte onevenredig.
Zoo bevatte , wanneer mijn geheugen mij niet bedriegt ,

) St. 1864 , no . 53 ,
16

het district Blegi daja 26 dessa's , terwijl het district


Bangkalan tengah er 151 telde. Deze onevenredigheid
heeft er waarschijnlijk toe geleid in de twee uitgestrekt
ste : het laatstgenoemde en Bangkalan laoet, het aantal
onderdistrictshoofden later met een te vermeerderen .
Langzamerhand werd de invloed van den panembahan
op het inlandsch bestuur nog verder verzwakt. Vooreerst
werd de wijze van benoeming en ontslag van districts
en onderdistrictshoofden geregeld als op Java en verbleef
den regent slechts de bevoegdheid in overeenstemming
met den assistent- resident een voorstel in te dienen . Voor
de eersten werd derhalve de Gouverneur -Generaal , VOOR
de laatsten de resident de tot handelen bevoegde macht.
In de tweede plaats werden de tractementen niet meer
door den panembahan uitbetaald , maar door het euro
peesch bestuur, dat het bedrag verrekende met de aan
den regent uit te keeren tegemoetkoming van f 5000.
's maands.
llet regentschap Soemenep was wel is waar reeds ge
ruimen tijd in 9 districten en 24 onderdistricten verdeeld ,
maar de aan het hoofd daarvan geplaatste inlanders , die
de titels van kapala en mantri-aris droegen , bleven zoo
lang het inlandsch bestuur duurde bezoldiging in landbezit
genieten . Dit werd eerst gedurende het overgangstijdperk
veranderd , door hun uit de opgerichte regentschapskas
een gelijk geldelijk bedrag als hun collega's in het regent
schap Madoera genoten , toe te kennen . Hierdoor werd
een einde gemaakt aan tot dusver bestaande schreeuwende
onevenredigheid van bezoldiging , b.v. dat een districtshoofd
ongeveer 130.-- en een onderdistrictshoofd f 2100.- uit
de apanages trok. De oorzaak hiervan lag in het feit ,
dat de regent gewone mantri's tot die betrekkingen be
noemde, zonder vermeerdering van ambtelijk grondbezit.
17

De bovenbedoelde 9 districten droegen de volgende


namen : Kota dalem , Kota loear , Timoer laoet , Timoer
daja , Barat laoet , Barat daja , te zamen het gebied op
het eiland Madoera vormende, Poeteran , Sapoedi en
Kangean , die zich over de eilanden uitstrekten .
Het grondgebied der beide regentschappen behoorde
politioneel tot bepaalde dessa's. De uitgestrektheid dezer
dessa's was zeer verschillend; men trof er aan met eene
oppervlakte van enkele tientallen bouws , terwijl andere
wederom een zeer omvangrijk gebied hadden . Naar mij de
kapitein der topografische brigade op het eiland Madoera
verzekerde, had de dessa Djattra timoer , in het noord
oosten van het district Bangkalan daja gelegen , eene opper
vlakte van 40 Opaal .
Even afwisselend als de grootte was het zielental; van
geen enkelen inwoner opklimmend tot een aantal van
8000 à 9000 zielen .
Niet alle dessa's vormden een aaneengesloten geheel.
In beide regentschappen , maar vooral in het westelijke,
kwam het herhaaldelijk voor , dat gedeelten door het
grondgebied van eene andere dessa geënclaveerd waren .
De grenzen werden uitgemaakt door een galangan 1) of
kampongrand , door een voetpad of beek of door enkele
vaste punten .
Langs het zeestrand , waar niet de landbouw maar
vischvangst en handel de voornaamste bronnen van be
staan zijn , woont de bevolking vereenigd , elders is zij
over het dessagebied in kleine gehuchten (kampong) ver
spreid. Het hoofd der dessa draagt den naam van kliwon
(klèboen) , behalve ter hoofdplaats Bangkalan , waar hij
panggitik genoemd wordt.

1) Dit is een dijkje waardoor het water op de rijstvelden gehouden wordt.


2
18

Reeds heb ik hierboven gezegd hoe treurig het onder


' t sultansbestuur met de aanstelling der dessahoofden
gesteld was. Eerst langzamerhand is daarin verbetering
gekomen , ofschoon de apanagehouders steeds grooten in
vloed op de keuze der bevolking bleven uitoefenen. Na
1878 had de verkiezing plaats overeenkomstig de voor
schriften van eene koloniale ordonnantie van dat jaar 1) ;
slechts dan , wanneer geen aspirant-kontroleur aanwezig
was -

voor de geheele residentie was er slechts éen ter


beschikking van den resident had de keuze wel eens
plaats buiten tegenwoordigheid van een europeesch amb
tenaar .
Gewoonlijk stelden zich van 2 tot 4 personen candi
daat , van wie de bevolking in den regel dengene koos ,
van wien zij geen krachtig optreden verwachtte. Het
gehalte was dan ook niet bizonder goed ; slechts bij
hooge uitzondering verstond een kliwon de kunst van
lezen en schrijven.
Ofschoon de inkomsten aan deze betrekking verbon
den niet hoog waren , was zij toch zeer gewild , zoodat
men wel deed nauwkeurig op te passen , dat niet de
minste onregelmatigheid plaats greep. Was dit toch ge
schied , en zelfs wanneer alles in den haak was gebeurde
het, dan werd bijna altijd door den verslagene een verzoek
schrift ingediend, strekkende tot het doen houden van
eene nieuwe verkiezing. Deze zucht tot rekwestreeren
was bij de Madoereezen sterk ontwikkeld , dikwijls tot
hun schade, want het is ongeloofelijk welke sommen zich
de zoogenaamde vliegende procureurs en de inlandsche
schrijvers voor het opstellen van het meest eenvoudig
verzoekschrift lieten betalen .

?) St. 1878 , nº. 47 .


19

De meeste dessahoofden waren in het genot van


ambtelijk grondbezit, zelden meer bedragende dan onge
>

veer 1 bouw sawah. Door wien deze apanages , welke


niet altijd in de dessa lagen , waren vastgesteld , was niet
bekend. Registers bestonden er niet , doch bij elke ver
kiezing werden grootte , naam en plaats van ligging der
gronden opgegeven en in het procesverbaal van verkiezing
vermeld. Vervolgens waren zij vrijgesteld van alle belas
tingen op de gronden in hun individueel bezit en kregen
zij in het regentschap Madoera een gedeelte der penanggab,
eene belasting , welke later ter sprake komt. In de strand
dessa's genoten zij 8 pct. collecteloon voor de inning der
bedrijfsbelasting van visschers en sérozetters, terwijl hunne
eigen vischwerktuigen van den aanslag vrijgesteld waren.
Bij de bebouwing hunner gronden boden de inwoners
dikwijls de behulpzame hand tegen het genot van voedsel
(djak adjal ) en bij een gunstigen djagoengoogst , het voor
>

naamste gewas , gaven zij den kliwon eene geheele of


eene halve glajong !) ten geschenke.
Over het algemeen waren zij niet gegoed , evenmin
als de andere leden van het dessabestuur, de apèl's. Dezen
werden door den kliwon , meestal uit zijne bloed- of aan
verwanten , gekozen en eveneens door hem ontslagen ,
waarvan hij telkens kennis gaf aan het districts of onder
districtshoofd. Hun aantal , afhankelijk van de uitgestrekt
heid der dessa , was zeer afwisselend ; in de reeds genoemde
dessa Djattra timoer trof men er 18 aan. Zij waren vrij
gesteld van grondbelasting en heerendiensten ; kregen ,
naar plaatselijk gebruik , een kleinigheid van sommige
belastingen in natura , doch waren zelden in 't genot van

1) Eene glajong bestaat uit 20 kolven .


20

ambtsvelden. Het is te begrijpen , dat deze betrekking


niet in hoog aanzien stond .
Elke veertien dagen moesten de kliwons en de apèl's
bij het districts- of onderdistrictshoofd verschijnen ,> ten
einde dezen de inlichtingen omtrent bevolking , veestapel ,
gewassen enz. te verschaffen , welke zij voor hunne rap
porten noodig hadden. De regeling was zóo , dat b.v. de
kliwons den 1sten en 15den, de apèl's den 8sten en 22sten dag
der maand verschenen. Op hunne beurt kwamen de districts
hoofden eens per maand op de afdeelingshoofdplaats om
zich met hun chef, den patih , bij het hoofd van plaatse
lijk bestuur te vervoegen , wien zij mondeling verslag
moesten uitbrengen van den toestand van hun district.
Tevens werden dan die zaken behandeld , welke voor
mondelinge afdoening vatbaar waren.
Deze ambtenaren waren zoowel ondergeschikt aan den
assistent - resident als aan den regent , ofschoon de laatste
nog slechts zelden van hunne diensten gebruik maakte .
Ten aanzien van sommige aangelegenheden waren den
regent bepaalde verplichtingen opgelegd , op welker nako
ming het europeesch bestuur het toezicht moest uitoefenen .
Ilij moest, zonder bezwaar van het gouvernement , een
brieven- en wagenposterij onderhouden ; zorg dragen , dat
wegen en bruggen in zijn regentschap steeds in goeden
toestand waren ; enz. Hiervoor en voor andere werkzaam
heden had hij een zeer groot aantal beambten en am
bachtslieden in zijnen dienst , die allen bezoldigd werden
>

in grondbezit. De betrekking dezer beambten , die den


titel van mantri voerden , was veelal eene sinecure , daar
voor allerlei kleine verrichtingen een bepaald persoon met
uitsluiting van alle anderen was aangewezen. Zelfs ge
beurde het nog na den dood van den laatsten regent van
Madoera , dat de als adviseur opgetreden oom van dezen
21

eene beleefde weigering ontving van eenen mantri, wien


hij beval eene tot de erfstukken behoorende lans te ver
toonen. Ofschoon het wapen zich slechts op weinige schre
den afstands bevond en tal van nietsdoende personen in
het rond zaten , dorst niemand aan het bevel gehoor geven .
Slechts de persoon , die bij plechtige gelegenheden de lans
achter den regent had aangedragen , werd daartoe bevoegd
geacht, zoodat er niets anders op zat, dan hem te doen
>

komen .
Elken vrijdag moesten deze mantri's in grooten getale
in den kraton verschijnen om af te wachten of hunne
diensten misschien ook mochten verlangd worden .
Hunne uiteenloopende , in den regel geringe inkom
sten , werden nog verminderd door de verplichte levering
van een paard , waarvoor evenwel onder den naam van
wang toendan een bedrag van f 30 werd opgebracht.

De heerendienstplichtigheid rustte niet op den grond ,


maar op het volwassen , mannelijk individu . Dit was te
verwachten in een land , waar een aanzienlijk deel der
bevolking van de vischvangst leeft en waar zij, zooals
wij later zullen zien , op slechts een klein gedeelte van
den grond rechten kon uitoefenen .
Er bestond noch eene bepaalde regeling der heeren
diensten van leggers was geen sprake noch eene
scherpe afscheiding tusschen heeren- en gemeentediensten .
Tot deze laatste zou men de patrouillediensten kunnen
brengen , die elken nacht in iedere dessa verricht werden .
Daartoe waren de huisgezinnen nominaal 12 aan 12
samengevoegd , met eenen zoogenaamden kapala patrol
aan het hoofd , wiens taak het was te zorgen , dat elken
nacht twee personen voor de bewaking uitkwamen .
Uit den aard der zaak zijn de heerendiensten te ver
22

deelen in gewone , welke op geregelde tijden en buiten


gewone , welke pro re nata moeten worden gepresteerd .
Tot de eerste cathegorie van diensten behoorden : a. het
leveren van gras voor de postpaarden ; b. het bezetten
van wachthuizen , wat ten laste der naastbijgelegene dessa
kwam ; c. het bewaken van gouvernementsgebouwen, b.v.
de talrijke zoutpakhuizen , en van ambtenaarswoningen ;
d. het verrichten van diensten bij inlandsche hoofden ;
het dessahoofd koos de dienstplichtigen in den regel uit
zijne bloedverwanten ; e. het verrichten van diensten voor
den panembahan en zijne hof houding , waarvoor tal van
personen benoodigd waren ; zij moesten gras en brand
hout leveren , in keukens en stallen de behulpzame hand
bieden , terwijl bovendien zich nog dagelijks een groot
aantal in de paseban bevond , om diensten te presteeren ,
waar die gevorderd mochten worden ; de aanzienlijken
verschaften zich de noodige werkkrachten uit de hun in
apanage afgestane dessa's ; h. het bewaken van vogelnest
grotten , oesterbanken , visch vijvers en djattibosschen ; aan
het hoofd der hiermede belaste personen stond veelal een
mantri of een minder bediende ( leloerah ), die eenige
bezoldiging in grond ontving. Ook met de overbrenging
der districts- post waren leloerah's belast.
Voor elke soort dezer diensten waren in den regel be
paalde personen aangewezen die daarvoor vrijgesteld waren
van de andere en ook van de buitengewone heerendiensten .
Tot deze laatste , gewoonlijk algemeene diensten ge
noemd, behoorden behalve de nu nog op Java gevorderde
ook de vervoerdiensten , welke , met het onderhoud der
wegen , uithoofde van het slechte verhardings -materiaal
op Madoera voorhanden , tot de zwaarste konden gerekend
worden . De verplichting tot vervoer van goederen over
zee was door de eigenaren van handels- en visschers
23

vaartuigen in het district Bangkalan -daja afgekocht , omdat


>

de lading daar in djattiboomen bestond , waardoor hunne


prauwen beschadigd werden . De afkoopsom (krègan ) wis
selde tusschen f 2 en f 10 af naar gelang der grootte van
het vaartuig .
Van de verplichting tot het verrichten van heerendien
sten waren de leden van den barisan vrijgesteld. Tot de
oprichting dezer inlandsche schutterijen hadden de regen
ten zich in 1831 verbonden en hunnen opvolgers werd
het in goeden staat onderhouden van den barisan tot eene
voorwaarde van aanstelling gemaakt.
In het regentschap Madoera waren de daarvoor ge
schikte mannelijke ingezetenen van 13 om de hoofdplaats
gelegene dessa's dienstplichtig ; ook Bangkalan zelf leverde
een vrij aanzienlijk contingent. Hunne bezoldiging be
stond in een stukje grond en in een bedrag van 10 duiten
bij opkomst ter exercitie . Bij latere ongeschiktheid voor
den dienst behielden zij den grond voor de helft. De of
ficiersrangen werden bekleed door den jongen inlandschen
adel , die daarin eenige bezigheid vond.
Bovendien stelde de regent nog vele personen van de
heerendienstplichtigheid vrij. Dit had vooral veelvuldig
plaats voor de gelukkige eigenaars van fijne vruchtboomen ,
waarvan de opbrengst dan aan den panembahan moest
geleverd worden .

Van wege het gouvernement werden reeds voor de


reorganisatie de volgende belastingen geheven :
a. de belasting op het bedrijf, waaraan van de inlan
ders slechts de visschers en sérozetters waren on
derworpen ;
b. de in- en uitvoerrechten en accijnzen ;
C. de kleinzegelbelasting ;
24

d . het recht van overschrijving;


e.e . de personeele belasting;
f. het patentrecht;
g. het recht van successie en overgang en collateraal
van onchristenen ;
h. de licentiën voor bazardspelen .
Van de verpachte middelen kwamen reeds de vol
gende voor :
a. opium ;
b. pandjeshuizen ;
c . slachten van rundvee , buffels en paarden ;
d. slachten van varkens .
Behalve die uit den grond , hadden de regenten nog
talrijke min ofmeer ruim vloeiende bronnen van inkomsten :
A. te Soemenep :
a . de belasting op de bazaars en de overvaarten , waar
van de eerste ongeveer 4pCt. van producten en
2pCt. van vee bedroeg ;
b . de bandarijen op de eilandengroepen ;
c . de vogelnestklippen ;
d. de pasir , eene belasting op de prauwen ;
e, de wang plawang , woordelijk « deurgeld »,» afwis
selende tusschen f 2.32 , en f 0.181 . Vrijgesteld van
deze belasting waren de ingezetenen van de hoofd
plaats Soeměněp, waarschijnlijk met het doel vele
bewoners te lokken . Eveneens familieleden van den
regent, inlandsche ambtenaren , bedienden , gebrek
kigen en eindelijk de bok's, personen aangewezen
voor het verrichten van gewone heerendiensten . Zij
ontleenen misschien hun naam daaraan , dat zij
allen waren ingeschreven in een boek. Het met
de inning belaste dessahoofd of de door dezen
aangewezen apèl plawang kreeg het zoogenaamde
25

wang boentoet, het laatste bedrag , dat opgebracht


> 2

moest worden door hen , die geene volwassen kin


>

deren hadden .
B. te Madoera :
a. de tolbrug te Arosbaja ;
b. de vogelnestklippen ;
C. de petèk , eene belasting op de woningen , afwis
selende tusschen f 2.— en f0.25 naar gelang der
grootte en der materialen ; zij geraakte meer en
meer in onbruik , maar waar zij nog geheven werd ,
waren de met gewone diensten belaste personen
van de betaling vrij ;
d . de kèlèngan , bedragende 1 kètèng ( duit) per hoofd;
zij kwam nog zeldzaam voor ;
e. de salaran , zijnde 10pCt. van de opbrengst der
steengroeven ;
f. de tager boemi, welke f 1.50 à f2.- bedroeg en
geheven werd bij het geven van een feest; de regent
stond de opbrengst af aan de bespelers der gamelan's
in den kraton ;
g. de mas kawin . Voor eene huwelijksvoltrekking of
eene echtscheiding betaalde men respectievelijk
f1.664 en f5.65. De personen met deze functies
belast , moesten elke drie maanden een bepaald
bedrag bij den regent storten ;
h. de wang peranakan ten bedrage van f2.– werd
geheven van tot den Islam overgegane afstamme
lingen van Chineezen . Bovendien moesten zij in de
maand Moeloed kippen en vruchten ten geschenke
geven. Dergelijke verplichte geschenken werden ook
twee malen per jaar door de dessahoofden opge
bracht , hetzij aan den regent, hetzij aan de apa
nagehouders;
26

i. eindelijk ontving de regent maandelijks van het


gouvernement eene tegemoetkoming van f5000.— .
In 1863 was hem n.l. het recht ontnomen tot het hef
fen van belasting op de bazaars, op den verkoop van
>

visch of de visscherijen en op het slachten en den uitvoer


van vee.. Daarentegen werd hij toen niet onderworpen
aan drie verplichtingen , welke zijn voorganger had moe
ten nakomen : het voeden en verzorgen der gevangenen , >

het logeeren van in dienst reizende ambtenaren , officieren


en onder -officieren , en het betalen van eene recognitie
van 6620 recepissen 's jaars.
Het totaal der inkomsten van den regent van Soemenep
kon geschat worden op f350.000 per jaar ; die van zijn
Madoereeschen collega bereikten dat bedrag niet.

B. AGRARISCHE TOESTANDEN .

Over de landen achtereenvolgens door de Oost - Indische


Compagnie onder haar gezag gebracht, liet zij het bestuur
geheel over aan de door haar aangestelde regenten , onder
verplichting heerendiensten te doen verrichten , in den
oorlog hulp te verleenen en hierop kwam het vooral
aan producten te leveren gedeeltelijk voor niet , ge
deeltelijk tegen eenen niet te hoogen prijs. Hoe die
producten bijeengebracht werden , was haar blijkbaar on
>

verschillig , daarmede hadden 's Comps-dienaren zich niet


in te laten , evenmin als met landbouw en grondbezit.
Aan deze onthoudingspolitiek kwam onder het en
gelsch tusschenbestuur een einde. Toen het den brit
schen landvoogd na gehouden onderzoek gebleken was ,
dat , tusschen den souverein en den bewerker, niemand
eenig recht op den grond kon doen gelden , schreef hij bij
7
27

proclamatie van 13 October 1813 dessasgewijze verhuur


der bouwgronden aan de dorpshoofden voor, als over
gangsmaatregel tot zijn doel : rechtstreeksche betrekking
tusschen het gouvernement en den bewerker.
Dit voorschrift bleef voor Madoera buiten toepassing
en ook later, bij de aanstelling der regenten , werden
geene diep ingrijpende veranderingen op dit stuk gemaakt,
zoodat op het oogenblik der reorganisatie de agrarische
toestanden slechts geringe wijzigingen hadden ondergaan.

Op de vraag: wien de grond behoorde ? gaf de Ma


doerees gewoonlijk ten antwoord : den panembahan . Niet
temin begreep hij zeer goed , dat deze geen privaatrecht
op den grond uitoefende, dat hij er niet over kon be
schikken als over een kris of een paard , maar dat hij
zijn recht ontleende aan de waardigheid van min of meer
zelfstandig bestuurder van zijn regentschap.
Deze opvatting van het recht der regenten , blijkt ten
duidelijkste uit het antwoord bij afwisseling op bovenge
noemde vraag gegeven n . 1. dat de « negeri» uitsluitend
rechthebbende was.
Welke nu de voorstelling was , die de inlander zich van
de negeri vormde , of hij daarmede het regentschap, het
Nederlandsch- Indisch gouvernement of den Nederlandschen
Staat bedoelde , zou ik niet durven uitmaken , maar zeker
beschouwde hij ten aanzien van de rechten op den grond
den panembahan in zijn regentschap als het hoogste or
gaan , als de belichaamde negeri.
>

Niet op alle gronden kon de regent dezelfde rechten


doen gelden. Terwijl hij over sommige , de domeingronden ,
de vrije beschikking bad binnen de grenzen in zijne aan
stellingsacte getrokken , was voor andere de beschikking
buitengesloten door een bezitrecht der bevolking en open
28

baarde zich zijn recht door het helfen van belasting in


natura of in geld .
Tot de eerste cathegorie van gronden behoorden :
1º. De sawah's , met uitzondering van de door de be
volking aangelegde, die in het regentschap Madoera den
naam van sawah doengkillan , in Soeměněp van sawah
dederan droegen. In eerstgenoemd regentschap waren
dergelijke sawah’s volgens oud gewoonterecht gedurende
drie jaren vrij van alle lasten , wegens den besteden arbeid
en de aanvankelijk geringe opbrengst , daarna werd eene
matige belasting van den aanlegger geheven , die den
grond voortdurend bleef bewerken en zijn recht op zijne
erfgenamen overdroeg. Dit was regel , doch het gebeurde
wel eens , dat de belasting langzamerhand zoo hoog opge
voerd werd , dat de aanlegger zijne sawah verliet , waarna
deze bij de domeingronden getrokken werd .
Vervolgens waren nog enkele kleine stukjes sawah
langs den postweg tusschen Njerondong en Tanah Merah ,
vrij van alle lasten , behalve de djakat , in erfelijk indi
vidueel bezit der bebouwers, als compensatie voor de
>

gedwongen vestiging van afstand tot afstand langs dien


weg en voor de verplichting reizigers op dat onveilig
traject zoo noodig bij te staan.
2. Een klein gedeelte der tegals in het regentschap
Madoera .
34. De visch vijvers ( tambah ) voor verreweg het grootste
gedeelte , met uitzondering van die in het onderregent
schap Sampang.
4º. De woeste gronden , welker uitgestrektheid niet
aanzienlijk was . Wel is waar zag men op het heuvelachtig
terrein in het binnenland zeer veel onbebouwden of met
laag struikgewas bedekten grond , doch bijna steeds bleek
deze in het bezit te zijn van bepaalde personen , die hem
29

eens bebouwden en daarna 4 of 5 jaren braak lieten lig


gen. Ontginning van den woesten grond werd door den
regent van Madoera steeds toegestaan , tenzij er zich herten
of paarden op bevonden , dan wel djattihout op groeide.
Bepaalde djattibosschen worden nog aangetroffen in
het noordelijk gedeelte der tegenwoordige afdeeling Sam
pang en op de eilanden der Kangeangroep , alwaar zij
eene uitgestrektheid van £ 22 paal beslaan . Terwijl
zich het gouvernement de beschikking over de laatste had
voorbehouden , waren de eerste aan den regent van Ma
doera gelaten , wien zij het materiaal voor den bouw en
het onderhoud der talrijke bruggen opleverden. Een enkele
tijger werd hier nog in de bosschen aangetroffen .
Tot de tweede cathegorie van gronden behoorden :
1º . de tegals , behoudens een klein gedeelte in het
9

regentschap Madoera ;
2. de erven ;
3º . de zoutpannen ;
4. de nipabosschen op enkele uitzonderingen na .
Het bezitrecht door de bevolking hierop uitgeoefend ,
werd voor elke wijze van overdracht onder eigen landaard
vatbaar geacht .
De oorzaken , waaruit het verschil in rechtstoestand
is voortgesproten , zijn mij niet met zekerheid bekend ,
maar, lettende op het recht van den ontginner eener
sawah doengkillan , ligt het vermoeden voor de hand , dat
deze gronden door de bevolking vrijwillig en ten eigen
bate zijn ontgonnen , terwijl de meer vruchtbare domein
gronden , op vlak of zacht glooiend terrein gelegen , niet
vrijwillig maar op last en ten behoeve van den regent
zijn in kultuur gebracht.
Welke gronden domein en welke in erfelijk individueel
bezit ( sangkol) der bevolking waren , wist elk bewoner
>
30

der dessa nauwkeurig te zeggen. Het recht van het in


dividu op de laatste werd door den regent en zijne ge
delegeerden in den regel geëerbiedigd in den regel ,
want het gebeurde wel eens dat een apanagehouder wille
keurig een stuk tegal opeischte om het met vruchtboomen
te doen beplanten , eene onrechtmatige handelwijze , die
ter hoofdplaats Bangkalan door den regent werd nage
volgd door even willekeurig ten behoeve van familieleden
of ambtenaren te beschikken over de erven der bewoners ,
hen bij uitzondering een kleinigheid gevende als tegemoet
koming in de kosten van verhuizen .
Het recht van den regent bestond in het heffen van
belasting , bestaande in een evenredig deel van de op
>

brengst en oorspronkelijk overal in natura voldaan . Later


trad daarvoor niet alleen dikwijls eene geldsom in de
plaats , telkens naar gelang van de hoeveelheid , den prijs
van het producten den afstand van het veld tot de
woonplaats van den belastingheller de plaats van leve
ring door belanghebbenden vastgesteld , maar zelfs is
reeds voor lang in een groot aantal dessa's van het regent
schap Soeměněp een onveranderlijk bedrag aangenomen ,
op een oogenblik waarschijnlijk dat prijs en productie
gering waren . De vaste belasting , pasangan genoemd ,
was althans veel lichter dan de evenredige , waarvan het
bedrag naar plaatselijk gebruik te Soemenep , j of j ,
doch gewoonlijk i , te Madoera ) , į of } , in den regel }
bedroeg. In beide regentschappen werd de laatste tèkassan
genoemd .
Daarenboven was aan de pasangan geene nevenbelasting
verbonden , behalve op de eilanden , waar onder den naam
van dempel penglakoe, 30 opcenten geheven werden .
Naast de tèkassan daarentegen kwamen verschillende het
fingen voor :
31

A. in het regentschap Soemenep :


a. de polowidjo , een zeker getal opcenten tusschen 20
en 40 afwisselende;
b. een bedrag van 12 duiten ? .) per veld voor de toe
stemming om te mogen oogsten ;
C. de sogoeh bestaande in een mandje (bakoel) rijst ,
als de belastingheffer zijn aandeel kwam bepalen ;
B. In het regentschap Madoera :
a. de pametèk alleen van de djagoeng geheven en 3
glajongs per talon ?) bedragende ;
b . de teloempoessan eene heffing naar gelang der
grootte van het veld ;
C. de pebala , een bedrag van 16 centen voor de toe
stemming om te mogen oogsten ;
d. de obang sogoeh , ter vervanging van het onthaal
bij die gelegenheid den belastingheffer te verstrekken ;
e. de iringan d. i. de opbrengst der buitenste vore.
Ofschoon ook hier eene vaste belasting veelvuldig voor
kwam , droeg zij evenwel geen afzonderlijken naam. Daar
entegen werd de evenredige heffing der erven potjang
tèrèssan genoemd en voor klapperboomen vastgesteld door
elke derde vruchtdragende boom met een kruis (patjal)
te merken , waaraan zij den naam van patjalan te danken
had . Pisangaanplantingen en bamboestoelen waren vrij ,
alleen kon van de laatste materiaal gevorderd worden tot
herstel van des belastingheffers woning.
Het recht tot het heffen dezer belastingen en van
andere, welke later ter sprake komen , behield de regent
zich in sommige dessa's (daleman dessa's) voor, in andere

1) Deze zijn op het eiland Madoera nog de meest voorkomende


koperen pasmunt.
2) Talon is de zeer in grootte afwisselende maat voor těgalgronden.
32

(apanage dessa's) droeg hij het over aan familieleden en


mantri's. Dezen ontvingen tevens een gedeelte van het
in hunne dessa gelegene domein ( sawah boemi) en daar
enboven kleine stukjes ( pertjaton ) ginds en her over het
geheele regentschap verspreid. Ook de leden van den
barisan , de dessahoofden , de bewakers der familiegraven
en de bedienden kregen dergelijke pertjatons als belooning
voor hunne diensten . De rest van het domein , in Soe
menep tadjan genoemd , behield de regent zelf.
De acte , waarbij hij zijne rechten overdroeg , de
piagěm , hield behalve de aanwijzing van de dessa en de
omschrijving van den grond , in het regentschap Madoera
nog de volgende bepalingen in :
1. de apanagehouder mocht de uitoefening van het
recht niet verhuren aan vreemde oosterlingen ;
2. hij mocht het niet voor denzelfden tijd aan meer
dan een persoon verhuren ;
3º. hij mocht zich niet de beschikking over grootere
uitgestrektheid gronds , dan was toegestaan , aan
matigen .
De sanctie dezer bepalingen was intrekking van het
apanage , eene straf , die ook tegen de afgifte van den
piagěm bedreigd was.
De behandeling dezer voorschriften zal mij gelegenheid
geven den toestand voor een groot gedeelte bloot te
leggen .
Ad 18
Ofschoon vreemde oosterlingen zich oorspronkelijk niet
in de regentschappen mochten vestigen , « dan met spe
ciaale voorkennis en toestemming van de Hooge Indische
Regeering of den Heer Gouverneur en Directeur deeser
kuste ) , waren toch langzamerhand velen toegelaten. In
dezen feitelijken toestand berustte men bij de aanstelling
33

van de panembahans van Madoera en Soemenep in 1847


en 1854 , maar tevens werd door oplegging van twee
voorwaarden langs repressieven en preventieven weg ge
streefd naar de opheffing der nadeelige gevolgen hunner
aanwezigheid .
Vooreerst moesten vreemde oosterlingen , zoo dit noodig
werd geacht , op rekwisitie van den resident of assistent
resident worden overgeleverd , en vervolgens mochten zij
niet optreden als huurders van dessa's , een verbod , dat
oorspronkelijk ook voor Europeanen gold , doch in 1863 ,
voor zooveel het regentschap Madoera betreft, is opge
heven.
Deze preventieve maatregel heeft nooit eenig effect
gehad , daar Chineezen en Arabieren voortgingen contrac
ten te sluiten , aanvankelijk op eigen naam . Dit laatste
meen ik ten minste te mogen afleiden uit een paar zin
sneden van art. 14 der aanstellingsacte van 1863 , waarin
het heet : «dat ik (d. i. de regent) zonder speciale voor
kennis en vergunning van het Gouvernement geene lan
derijen of dessa's aan Chineezen of andere vreemde oos
terlingen zal verhuren , verpachten of op eenige andere
wijze afstaan , en mij aansprakelijk stel , dat zulks ook
niet door mijne aanverwanten , noch anderen in het regent
schap Madoera worde gedaan .
Verklarende ik zeer wel te weten , dat verbeurte van
mijne betrekking er het gevolg van zoude kunnen zijn .)
Een eenvoudig verbod werd dus niet meer voldoende
geacht, maar eene strenge sanctie moest de nakoming
verzekeren . Met welk gevolg ? Dat de regent in den
piagěm het verbod herhaalde, maar dat hij zelf en de
apanagehouders overeenkomsten aangingen met b.i. den
paardejongen van een Chinees !
Zoo bleef het tot op het oogenblik dat de panembahans
3
34

overleden waren en de resident voorloopig het inlandsch


bestuur in handen nam. Bij de eerste openbare ver
pachting der landerijen en dessa's werden de vreemde
oosterlingen geweerd ,> maar de geringere opbrengst leidde
er toe , hen bij de volgende openlijk als pachters toe te
laten .
Ad 2um .
Slechts bij hooge uitzondering was een apanagehouder
zoo verstandig zelf zijne rechten uit te oefenen . Hij stelde
dan in de dessa een gemachtigde (seba karang) aan , ten
einde de belasting te innen en den grond rechtstreeks
aan den landbouwer te verpachten of wel, indien hij zelf
dit bedrijf uitoefende - men denke aan de leden van den
barisan , de bewakers der graven e . a. nam hij den
grond in eigen gebruik. Door de ongelukkige regeling
echter om pertjatons op verren afstand toe te kennen ,
was deze laatste mogelijkheid dikwijls buitengesloten .
De meeste geapanageerden konden evenwel het gelei
delijk binnenkomen hunner inkomsten niet afwachten .
Verlokt door eene aanzienlijke som in eens , gingen zij
er toe over de uitoefening van hunne rechten te verhuren ,
aanvankelijk voor een korten en geoorloofden termijn .
Maar slechte financiers als zij zijn , waren zij genoodzaakt
voor ommekomst van den huurtijd eene nieuwe overeen
komst aan te gaan . Hierdoor geraakten zij op een hellend
vlak , waarlangs zij spoedig hunnen finantieelen ondergang
te gemoet gingen . Immers om een zelfde bedrag in han
den te krijgen , moesten de termijnen steeds grooter wor
den , daar de pachters hun de risico , dat zij bij ingang
van den termijn overleden zouden zijn of geen recht meer
op het apanage zouden hebben , hoog aanrekenden .
Niet zelden hadden de geapanageerden op die wijze
reeds over de inkomsten van de eerstvolgende 10 of 20
35

jaren beschikt . Zoo had , om een sterk voorbeeld te noemen ,


2

een zeer aanzienlijk inlander reeds in het jaar 1805 der


javaansche jaartelling zijne dessa Sembilangan bij drie
contracten verpacht voor de jaren 1814 tot en met 1832 ,
volgens onze tijdrekening van 1886 tot en met ongeveer
1904 en daarbij erkend de pachtsom ad f 40.000 te hebben
ontvangen. Inderdaad had de pachter slechts het tiende
gedeelte betaald , eene som , die ruimschoots gedekt werd
door de opbrengst van een jaar.
Was dan eindelijk het oogenblik aangebroken , waarop
geene overeenkomst voor een verderen termijn meer kon
gesloten worden , dan schroomde zelfs de hoogste inlandsche
>

adel niet door ongeoorloofde praktijken in zijn geldnood


te voorzien . In strijd met het op den piagěm voorkomende
verbod ging men over tot dubbelen verhuur , het aan de
pachters overlatende zich uit de moeielijkheden te redden .
Niet alleen waren talrijke processen voor den Kraton - Raad
daarvan het gevolg , maar het gaf ook aanleiding tot dood
slag en mishandeling op het veld , wanneer beide pachters
een zelfde stukje grond voor hetzelfde jaar aan verschil
lende landbouwers hadden verhuurd .
En burgerrechtelijke en strafrechtelijke gedingen en
de treurige vermaardheid van bovengenoemde rechtbank
in zake hare vonnissen op dit stuk, het zoude al ver
meden zijn , indien , wegens den ongeoorloofden vooruit
verhuur , alle rechtskracht aan bedoelde overeenkomsten
ware ontzegd en streng de hand gehouden ware aan de
nakoming van het voorschrift van art. 14 der voorwaar
den van 1863.
Ter beteugeling van het toen reeds bestaande misbruik
van dubbelen verhuur , had de regeering daar het volgende
voorschrift doen opnemen :
« Ter voorkoming dat velden of gronden , welke aan
36

dessavolk verhuurd zijn , voor ommekomst van den huur


tijd aan anderen worden afgestaan , zal ik zorgen dat
door den Rijksbestierder het register van de individueele
bewerkers dier velden of gronden tot den dag toe worde
bijgehouden , dat hij van dat register een duplicaat aan
het hoofd van plaatselijk bestuur aanbiede en van iederen
overgang van een veld of stuk gronds onverwijld aan dat
bestuur kennis geve ter aanteekening in het register van
contrôle . )
De uitvoering van dit voorschrift liet veel te wenschen
over. Wel werden te Bangkalan en te Sampang zooge
naamde sawah -boeken aangelegd , wel werd den geapa
nageerden herhaaldelijk bekend gemaakt , dat alle geldige
huurovereenkomsten daarin moesten worden overgeschre
ven , wederom op straffe van intrekking van het apanage ,,
>

maar het bleef in hoofdzaak bij het maken van bepalingen ,


althans eene consequente toepassing bleef achterwege ;
ook werd er geen duplicaat register aangeboden aan
het hoofd van plaatselijk bestuur , zoodat alle contrôle
ontbrak .
Daarenboven werd de registratie door den regent als
eene nieuwe bron van inkomsten beschouwd, eene om
standigheid , die machtig medewerkte tot het feit , dat
geen 20pCt. van het aantal dessa's en sawah's was inge
schreven . Zoo werden bij die gelegenheid de volgende
rechten geheven ,
A. van den huurder :
a . behalve een vast recht van f6.- , 6pCt. van den
>

huurprijs eener dessa ;


b. van elke anljing ? ) sawah een bedrag van f0.75 .

1) Antjing is de zeer in grootte afwisselende maat voor sawah's .


37

B. van den verhuurder :


a. van elke dessa naar gelang der grootte van f1.
tot f3.- ;
b. van elke antjing sawah f0.50.
Slechts een klein gedeelte strekte ter betaling der met
de inschrijving belaste personen .
Geldige huurovereenkomsten waren hier drie in getal ,
bekend onder de namen djero , ladjeng en wios , onderling
slechts daarin verschillende , dat zij, om de opbrengst van
éenzelfde jaar te kunnen trekken , op verschillende tijd
stippen moesten gesloten worden . Zoo werd de pacht over
het jaar 1812 der javaansche tijdrekening , de djero van
1811 , de ladjeng van 1810 en de wios van 1809 genoemd ,
m. a. w . de overeenkomst voor bedoeld jaar moest 1 , 2 ,>

of 3 jaren te voren gesloten worden , al naar gelang eene


bepaalde dessa zoogenaamd djěro , ladjeng of wios was ,
want zoo was de regeling, dat iedere dessa met bijbe
hoorende sawah boemi hare eigene vaste wijze van ver
pachting had . De overige sawah's waren alle wios.
Andere wijzen van verhuur , dus voor een meer ver
wijderden tijd , waren volgens voorschrift van den panem
bahan van Madoera ongeldig .
Het was juist deze eigenaardige toestand , die hier
oorzaak was , dat de reorganisatie niet op 1 Augustus
1883 , zooals aanvankelijk het plan was ?) , maar eerst ruim
twee jaren later haar beslag kon krijgen . Op het oogenblik
toch dat die datum werd vastgesteld , was de wios voor
het javaansche jaar ongeveer eindigende op 1 November
1885 reeds ingegaan en waren ook reeds enkele der con
tracten geregistreerd, zoodat , wilde men geen halfslachtigen
toestand scheppen : deels heffing van landrente en andere

1) Zie Kol. Versl. 1884 , bl. 3.


38

belastingen , deels exploitatie door pachters en geapana


geerden op den ouden voet , uitstel onvermijdelijk was.
Het is niet onwaarschijnlijk , dat deze verschillende
wijzen van verhuur haar ontstaan te danken hebben aan
de gewoonte om den pachttermijn te rekenen bij jaren
van den windoecyclus, waarvan een aantal van 33 onge
veer overeenstemt met 32 zonnejaren ? ). Wilde een ge
apanageerde dus elk windoejaar over de pachtsom be
schikken , dan moest het apanage na verloop van 33 dier
jaren van djero ladjeng en na nogmaals dien tijd van
ladjeng wios worden .
Ik wensch hier nog een punt de verpachting rakende
te behandelen en wel naar aanleiding van den aanhef van
het reeds meermalen genoemde art. 14 der voorwaarden
van 1863. Die aanhef luidt aldus : « Dat ik alles zal aan
wenden , hetwelk tot uitbreiding van den landbouw en
verbetering der kultures in het regentschap Madoera kan
strekken en iedere dessa , welke ik mogt wenschen te
verhuren zooveel mogelijk afzonderlijk zal verpachten , om
hierdoor te voorkomen , dat de bevolking de velden uit
de derde en vierde hand pacht, hetgeen drukkender voor
haar is , dan wanneer zij regelregt met mij in overeen
komst treedt.) Ook voor Soeměnép gold eene dergelijke
bepaling
Aan de tweede hierin opgesloten verplichting ligt de
gedachte ten grondslag, dat bij eigen beheer, hetzij omdat
daardoor de inkomsten niet onder meerdere personen be
hoefden verdeeld te worden , hetzij wegens de nauwere
aanraking en bekendheid met de bewerkers, de panem
bahans van dezen niet den uitersten penning zouden vorde
ren , niet de pachtsom tot de pachtwaarde zouden opdrijven .
") De gemiddelde duur van een windoejaar bedraagt 354 % dag.
39

Ofschoon zij zich hier niet verbinden voor de nakoming


ook door de apanagehouders, waren deze er toch door
gebonden , immers aan hen had de regent zijn recht ge
delegeerd , maar ook niet meer. Nemo plus juris in alium
transferre potest quam ipse habet . Dan de bepaling was
niet imperatief; het « zooveel mogelijk » bleek den regent
en den geapanageerden de enkele goeden niet te na
gesproken eene onmogelijkheid en de landbouwer kreeg
den grond dikwijls uit de derde of vierde hand .
In dergelijke gevallen was het geen zeldzaamheid , dat
de laatste pachter het dubbel of drievoudig bedrag van
den eerste opbracht en de bewerkers ten slotte zulke
hooge prijzen betaalden , dat de bestede arbeid ter nau
wernood of niet beloond werd .
Slechts de betrekkelijk geringe uitgestrektheid der
sawah's in verband met de dichtheid der bevolking , ge
paard aan eene voorliefde tot het uitoefenen van het land
bouwbedrijf en aan de voorkeur aan eigen verbouwde
padi geschonken de Madoereezen meenen 0. a . dat deze
niet zoo spoedig verbruikt wordt als eene gelijke hoeveel
heid gekochte kan deze hooge prijzen verklaren . Wel
is waar kwam het voor , dat iemand steeds hetzelfde stukje
>

sawah bebouwde, zelfs dat het twee geslachten bij zijne


familie in bewerking was , doch zoogenaamde vaste be
werkers waren uitzondering , geen regel. Zeer dikwijls had
het bedrijf zoó weinig voordeel opgeleverd , dat sommigen
eerst op Java met koeliediensten een sommetje moesten
bijeenvergaren , ten einde op nieuw in hun geboorteland
als landbouwer te kunnen optreden . Hoe goed zij het
elders ook hebben , liefst keeren zij na eenigen tijd naar
hun kaal en kalkachtig eiland terug, want zij zijn zeer
gehecht aan hun geboorteplaats en schamen zich tegen
over familieleden elders hun woonplaats te vestigen .
40

Behalve vreemde oosterlingen traden ook gegoede in


landers als pachters op , waaronder een enkele maal een
dessahoofd en gedurende het overgangstijdperk zelfs dis
tricts- en onderdistrictshoofden .
De andere verplichting der panembahans in bovenaan
gehaalde bepaling opgesloten n. 1. te streven naar verbe
tering van den landbouw , schijnt bij hen niet zwaar ge
wogen te hebben . Wanneer men ten minste leest hoe
de toestand vroeger was : hoe er te Soeměněp bijna geen
enkele beek , hoe klein ook , zonder nuttig gebruik , in zee
stroomde ' ) , hoe in Madoera eenige honderdtallen bouws
sawah van levend water werden voorzien *) , dan mag men
veilig besluiten , dat zij zelfs de werken hunner voorgangers
niet hebben onderhouden 3) . Immers in lateren tijd waren
bijna alle sawah's van den regen afhankelijk en van de
uitzonderingen werd het meerendeel uit bronnen besproeid ,
waarop in Soemenčp eene zware belasting (kempottan)
drukte, bestaande in het tiende gedeelte van den oogst ,
plus f 0.50 voor elke 24 uren gebruik van het water.
Ad Зит.
Bij de aanvaarding hunner betrekking werden de pa
nembahans in zooverre in de beschikking over de domein
gronden beperkt, dat zij zich verbonden hunne familie
leden daaruit te onderhouden en hen te handhaven in het
genot van alle apanages , welke zij te voren bezaten. Ter
controleering werd een staat der geapanageerden en der
apanages aan de voorwaarden van aanstelling vastgehecht.
Deze bepaling heeft waarschijnlijk haar ontstaan te

1) v. d . Hoëvell : Reis over Java en Madura dl . II bl. 63.


a) Veth : Java dl . III bl. 898.
3) In Soemenop zijn in het overgangstijdperk eenige werken , door
den Sultan aangelegd , hersteld .
41

danken gehad aan de overweging , dat een nieuw opge


treden regent allicht de apanages zoude intrekken van
kinderen door zijn voorganger bij bijwijven verwekt of
van andere rijkelijk begiftigde aanzienlijke personen , eene
handelwijze , waarvan men de ergste gevolgen zou kun
nen verwachten . In de eerste plaats toch ware het te
vreezen , dat zij , om in hun onderhoud te voorzien , de
bevolking op allerlei wijzen zouden vexeeren , maar in de
tweede plaats zouden aanzienlijke inlanders, plotseling
van hunne inkomsten beroofd , een voortdurend gevaar
voor de rust in het regentschap opleveren.
Maar deze doeltreffende bepaling had ook hare scha
duwzijde, daar zij den regent voor een groot gedeelte het
gezag over zijne familieleden ontnam . Hoe kon hij de
sanctie , vastgesteld op de overtreding der voorschriften
van den piagěm , toepassen op een familielid , wien hij op
den qorän gezworen had te zullen handhaven in het rustig
genot zijner inkomsten ?
Bij overlijden van bloedverwanten ging het apanage
in den regel op de afstammelingen over. Hetzelfde deed
zich voor bij mantri's , bewakers van graven enz. , maar
hier als gevolg van den overgang der betrekking, eene
erfelijkheid sinds langen tijd op Madoera gebruikelijk .
In de vertaling der Madoereesche babads door dr. W.
PALMER VAN DEN BROEK lezen wij toch : « De volwassene
en kleine kinderen van het mannelijk geslacht kregen de
betrekkingen van hun vaders ..... zoo is altijd het oor
spronkelijk gebruik bij de Madoereezen geweest » en ge
bleven , kan ik hier bijvoegen , want onder de laatste
panembahans waren vele betrekkingen in handen van het
tweede , derde en zelfs vierde geslacht. Doch geen over
gang van apanage zonder nieuwe acte van investituur.
Bij zijnen lastbrief van 5 Sawal 1792 (1863) schreef de
42

regent van Madoera voor, dat de nieuwe piagoms steeds


door hemzelven moesten worden uitgereikt en verbood hij
den poengyawa's hoofden van eene cathegorie van
bedienden dit op eigen gezag te doen . In verband
hiermede legde hij in datzelfde jaar een piagamboek aan ,
waarin al die acten moesten worden overgeschreven , ten
einde te kunnen nagaan , welke gronden in apanage waren
gegeven en aan wie , en welke hem zelven verbleven waren .
Aanvankelijk met nauwkeurigheid aangehouden , ver
slapte die ijver weldra om plaats te maken voor slordig
heid en onvolledigheid. Bloedverwanten vroegen geen
nieuwe piagems, poenggawa's volgden hun voorbeeld en
beschikten over opengevallen pertjatons naar welgevallen ,
alleen dan eenen piagem vragende, wanneer het opvol
gend familielid van den overleden beambte te jong was
om zelf het ambt te vervullen en er dus voor een plaats
vervanger nieuwe pertjatons noodig waren .
Wanneer men nu weet , dat de domeingronden van
elke dessa zonder onderscheid in handen waren van den
regent of den geapanageerde n.l. de sawah boemi en
verder van tal van personen , dan behoeft het bij eene
dergelijke administratie geen verwondering te baren , dat
na verloop van tijd in vele dessa's kleine stukken onbe
heerden grond gevonden werden .
Deze gronden nu , zoo luidde de derde verbodsbepaling ,
>

mocht de apanagehouder der dessa niet bij de sawah boemi


voegen .
Of deze bepaling in den laatsten tijd beter werd op
gevolgd dan de beide andere, meen ik te mogen betwij
felen . Wanneer men ten minste in huurovereenkomsten
de clausule aantreft : al hetgeen meer gevonden wordt is
onder de pacht begrepen , dan kan daarmede niets anders
bedoeld zijn , dan juist die onbeheerde gronden. Ook zoude
43

voor dit vermoeden kunnen pleiten , dat , gelijk mij zon


der vermelding van tijdsbepaling werd verteld , een rijks
bestierder de uitgestrektheid der sawah's in vele dessa's
had doen opmeten en , hetgeen meer gevonden werd dan
aan sawah boemi en bekende pertjatons moest aanwezig
zijn , wederom bij het onuitgegeven domein had gevoegd.
Liefst echter zoude ik achter deze opmeting het jaar
tal 1863 willen plaatsen , daar zij mij voorkomt geheel
te huis te behooren in het kader der maatregelen door
den toen pas opgetreden regent genomen tot invoering
eener deugdelijke administratie der domeingronden.
De rijksbestierder nam bij die gelegenheid voor de
grootte van een antjing, de zeer afwisselende vlaktemaat der
sawah's , in lage streken 500 O R.R. (antjing tjèngkal) ,
in bergstreken 750 R.R. (antjing bala déwa) aan. Tot
in Sampang schijnt hij zijne werkzaamheden niet te heb
ben voortgezet, daar werd althans in lateren tijd het
aanzienlijkst verschil in uitgestrektheid opgemerkt, van
1 tot 3 bouws, terwijl in de afdeeling Madoera de ge
middelde grootte nog steeds overeenkwam met de boven
opgegeven maat. Ook voor Soemenop kon de antjing ge .
middeld op ongeveer 1 bouw gesteld worden . Hier even
als in het westelijk regentschap hebben zij alle een naam .

Men zou kunnen verwachten , dat van de bewerkers


der sawah's , als zoodanig geene belasting werd geheven ,
omdat , aangenomen dat de pachtsom de pachtwaarde had
bereikt , de eerste met het bedrag der belasting moest
verminderen . Dit vermoeden echter is , wat het regent
schap Madoera betrof, onjuist. Hier toch werden van hen
drie verschillende heffingen gevorderd , die elders drukten
dan waar dit schijnbaar het geval was en waarvan er
zelfs een den landbouwers ten goede kon komen .
44

Dit was namelijk mogelijk bij de zoogenaamde boeboe


dan , bestaande in een bedrag van f 2 koper , gelijkstaande
met f 1.66 zilver , van elke antjing sawah , waarop de padi
geslaagd was . In deze voorwaarde lag juist het mogelijk
voordeel of liever het ontkomen aan meerder verlies op
gesloten , daar bij de bepaling der pachtschat rekening
was gehouden met deze belasting, die reeds bij gedeeltelijk
misgewas niet behoefde te worden voldaan , terwijl in
hetzelfde geval , zoo zij niet bestond , het bedrag zoude
9

zijn betaald als begrepen in de pacht.


Slechts de bloedverwanten van den regent mochten
deze belasting van de hun in apanage gegevene sawah's
hellen , van alle anderen kwam zij den regent ten goede.
Jaarlijks zond hij daarvoor eene commissie uit , die tevens
de helft der opbrengst ( paron ) moest vorderen van de
sawah gantoengan ?), en der velden eener dessa , welke hij
>

niet in eens had kunnen verpachten. De bevolking be


kommerde zich hierom niet, doch nam den grond een
voudig in gebruik . De boeboedan dagteekent waarschijnlijk
uit een tijd , dat er van den domeingrond zoó weinig voor
den regent was overgebleven , dat hij naar andere mid
delen tot stijving zijner inkomsten moest omzien . Of hij
bij hare invoering begrepen heeft , dat hij zoodoende met
9

de eene hand gedeeltelijk terugnam , wat hij met de an


dere gegeven had , zou ik niet durven beslissen , maar het
staat dunkt mij vast , dat zij op de geapanageerden drukte.
Van de beide overige heffingen , de penanggab en de
tjoka olah, bestond de eerste in eene tusschen 2 en 6
pentjar 2) afwisselende hoeveelheid padi per antjing, en
) sawah gantoengan zijn de zoodanige , waarover een geding aan
hangig is .
2) Dit is eene bos padi, die met duim en wijsvinger kan omspannen
worden .
45

oorspronkelijk bestemd voor de paarden der brieven- en


wagenposterij ; de tweede in een bedrag van 8 tot 25
centen , in de plaats tredende voor de levering van 1 flesch
azijn en 4 larven van den rottanworm.

C. RECHTSWEZEN .

Bij de behandeling van de positie der regenten zagen


we reeds , dat een der voorwaarden waarop in 1746 de
regenten van Pamekassan en Soemenep werden aangesteld ,
hierin bestond , dat zij geene zaken van eenige aange
legenheid de onderdanen betreffende mochten afdoen ,
dan met communicatie en toestemming van het bij hen
te plaatsen europeesche hoofd , verblijvende hun slechts
de afdoening van geschillen van weinig belang.
Ofschoon de bewoordingen meer aanleiding geven tot
de gedachte dat hier van burgerlijke geschillen onder
Madoereezen wordt gesproken , geloof ik toch , met het
oog op latere voorwaarden , dat juist deze niet bedoeld
zijn . In die van 1803 voor den regent van Madoera lezen
wij in art. 16 : « Dat ik geen matries Hoofden of gemeenen
die eenig crimineel delict mogt begaan , hetzij tegens
mij of onder malkander op mijn privé zal vonnissen ofte
ter executie stellen , maar dezelve neevens mijn gecom
mitteerden na Samarang aan den Landraad ter Judicature
zal zenden , om door dezelve na bevinding van zaaken
volgens de voor dat geregtscollegie , door de Compe bepaalde
wetten te regt gesteld te worden .) Ook de voorwaarden
van Pamekassan en Soemenep van 1804 en 1805 behelsden
eene dergelijke bepaling, maar over burgerlijke geschillen
werd hier noch daar gesproken . Eindelijk behelst art. 11
van de voorwaarden van 1863 een voorschrift zoowel over
46

burgerlijke als strafrechtspleging. « Dat ik , ) zoo luidt het ,


« benevens den door het Gouvernement aangestelden Rijks
bestierder en Djaksa , geene zaken van eenige aangelegen
heid de onderdanen betreffende zal afdoen als met over
eenstemming en voorkennis van den Assistent-Resident
van Madoera , voorts alle delinquenten overeenkomstig de
bestaande bepalingen zal overlaten aan dien ambtenaar ,
ten einde dezelve volgens de wetten voor Nederlandsch
Indië worden teregtgesteld, mij alleen bepalende tot de
afdoening van geschillen van weinig belang. ) Hieraan
was voor den laatsten panembahan van Soemenep nog
toegevoegd : « niet vallende in de termen van overtreding
of misdrijf .)
Ofschoon deze bepalingen ook wijzen op eene bevoegd
heid der regenten tot rechtspraak in strafzaken , was de
feitelijke toestand daarmede niet in overeenstemming. Wel
was door den resident van Madoera in 1873 , na gehouden
overleg met de panembahans, bepaald , dat de regent
schapsraden te Bangkalan en Sampang en de Raad Samoe
dana te Soemenep bevoegd zouden zijn kennis te nemen
van de delicten opgesomd in art. 83 lid a 2e van het
reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der
justitie in Nederlandsch - Indië , doch ingevolge Gouverne
ments besluit van 13 Juli 1877 , nº. 12, werd deze regeling
ingetrokken en werden bedoelde overtredingen krachtenis
art. 88 lid b van het genoemd reglement zonder nadere
voorziening bij de landraden gebracht.
Dit besluit steunde op de overweging , dat de regenten
van Madoera en Soemenep geen inlandsche hoofdambte
naren , maar inlandsche vorsten waren , en dat dit begrip ,
in verband met voornoemde artikelen 11 der verheffings
voorwaarden , leidt tot de conclusie , dat, in de landschappen
Madura en Sumanap, het gouvernement zich de regtspraak
47

in strafzaken , in den meest algemeenen zin des woords ,


heeft voorbehouden en alleen aan de panembahans de
regtspraak in civilibus over hunne onderdanen heeft ge
laten , met dien verstande , dat zij de geschillen van eenig
>

belang niet mogen afdoen , dan in overeenstemming met


den betrokken assistent-resident en dat zij slechts in zaken
van weinig belang de plano mogen beslissen. )
Eene poging om eenige rechtszekerheid te brengen in
burgerlijke zaken trof hetzelfde lot. In aansluiting aan
eene vroeger gemaakte regeling , kwam de in 1873 door
den resident in het leven geroepen toestand hierop neer ,
dat in zaken tusschen of tegen eigenlijke inlanders, de
panembahans de plano zouden beslissen , indien de waarde
der zaak het bedrag van f 20.-- niet te boven ging. Was
dit wel het geval , dan stond de zaak ter kennisname van
de regentschapsraden , die tot een bedrag van f 50.— in
hoogste ressort besliste , terwijl daarboven hooger beroep
op de landraden mogelijk was .
Nadat de Raad van Justitie te Soerabaia en het Hoog
gerechtshof van Nederlandsch - Indië vonnissen door enkele
der genoemde rechtbanken gewezen , nietig hadden ver
klaard , dewijl zij het wettig bestaan dier rechtbanken
niet aannamen , werd ook deze regeling naar aanleiding
van bovenbedoeld Gouvernementsbesluit ingetrokken.
Sedert werden de geschillen tusschen Madoereezen
onderling door den panembahan tot een bedrag van f 20. -
de plano afgedaan , daarboven beslisten de regentschaps
raden , wier vonnissen niet voor uitvoering vatbaar waren ,
voor de assistent -resident ze voor gezien geteekend en
van het zegel der afileeling voorzien had .
Deze inlandsche rechtbanken waren samengesteld uit
een voorzitter en minstens twee leden . Als voorzitters
traden oorspronkelijk de panembahans zelve op – in
48

Sampang de onderregent doch later droegen zij hunne


functien geheel of gedeeltelijk aan anderen over. Het eerste
deed zich voor te Soeměněp , waar de panembahan de
laatste jaren zijns levens onder curateele stond , het laatste
te Bangkalan . Hier stelde de regent den patih tot waar
nemend voorzitter aan , doch verbood hem op eigen gezag
eene zaak te beslissen , waarbij een stuk met zijn zegel
voorzien vertoond werd . In dat geval moest hij eerst ge
hoord worden , waarna hij den Raad kennis zoude geven ,
hoe het vonnis moest geslagen worden . Evenmin mocht
de patih beslissen in zaken waarin een pangeran , toe
menggoeng of aria >, den regent dicht in den bloede be
staande , betrokken was en ook niet over geschillen van
huur en verhuur van gronden op langer termijn dan twee
jaren . Tot dien termijn mocht hij vonnis vellen , maar
moest daarin steeds den winner bevelen , de overeenkomst
te laten registreeren !
Bij geschillen over den domeingrond , werd deze ge
durende den tijd der procedure onder sequestratie gesteld
( sawah gantoengan ). Geen van beide partijen mocht de
inkomsten innen ; de regent was zoo welwillend zich daar
mede te belasten .
Bij de beoordeeling der geschillen lieten de leden zich
leiden door het gewoonterecht (adat) en hun gevoel van
recht en billijkheid. Daarenboven waren er nog eenige
spaarzame voorschriften van den panembahan , waaraan ,
wij zien het aan de verplichte registratie , niet streng de
hand gehouden werd. Eene vaste jurisprudentie bestond er
niet , integendeel, het onrecht van heden , was het recht
van morgen .
Was dus de rechtspraak in burgerlijke zaken geheel
aan de inlandsche rechtbanken overgelaten , in strafzaken
had het gouvernement haar geheel aan zich getrokken.
49

Van de gerechten op Java daarmede belast , werden op


Madoera de districts- en regentschapsgerechten niet aan
getroffen , zoodat daarvoor de landraden in de plaats tra
den. Behoudens nog dat bij deze rechtbanken te Bangkalan
en Soemenep een hoofddjaksa en een adjunct -hoofddjaksa
als inlandsche ambtenaren van het openbaar ministerie
voorkwamen , waren de voorschriften omtrent politie en
rechtsbedeeling en den werkkring van de met politie en
rechtsuitoefening belaste ambtenaren voor Madoera dezelfde
als voor Java .
Deze ambtenaren hadden in dit gewest voorwaar geen
gemakkelijke taak , hetgeen ten duidelijkste blijkt uit de
bijlagen van het Koloniaal verslag van 1885 , waar onder
letter I tabel nº. 10 eene opgave der strafzaken in de
verschillende residenties over de jaren 1880—1882 , wordt
aangetroffen en waaruit in nevenstaand staatje eenige
cijfers zijn overgenomen .

4
WEGENS
BEKLAAGDEN
AANTAL
Aantal
MISDRIJF
.
zielen
.
GEWESTEN rechtbanken
de
Bij
landraden
.Bij
de
Aanm
. erkingen
van
omgang
. ultimo
.
1882

O G. M.
1882
1881
1880
1882
1881
1880

Oppervlakte
Bantam 284
376
361
150.8
562503 gewesten
aDeze
vormen
za
te
.

Batavia 126.8
738
810
762
919376 van
ressort
het
men
om
den
• 84.0
140
141
68
Krawang 281573 af
.
1ste
inde
rechter
gaanden
179
195
a185 .
deeling
Preanger
Regent
uc a.vanesgelijgks
26Dfdeelin
de
.
schappen 1567993
385.8
778
554
600
50

zielent
het
geeft
cijfer
cDit al
Cheribon
. 791
1285594
122.7
787
623 1883
ultimo
.op
Madoera
voor
Tegal
. 946254
469
549
579
69.0 jaren
vroegere
van
opgaven
De
Pekalongan
. 518766
32.5
358
290
308 etgeen
,hzijn
aproximatief
zeer
1287
94.2
596
746
Samarang274198 789 hieruit
blijkt
,dat
deze
opgave
52
1b981 i'b
Banjoemas 101.0
681
594
568
1046405 een
met
1882
ultimo
van
die
Bagalen 444
1282386
62.3
478
396 aantal
218052
van
,
overtreft
Kadoe 426
579
37.2
370
717538 beurt
haar
op
opgave
welke
. 129936
hooger
dan
is
voor
Pasoeroean 68
51
750380
96.43
757
656
481
41
en deze
einde
1881
weer
Madoera
. 676
228
269
244
13075260
96.0
590
613 149403
1880
voor
dan
hooger
werd
opgegeven
.
51

Een blik daarop doet terstond zien , dat , ten opzichte


der misdrijven door den landraad te berechten , Madoera
niet ongunstig bij de andere residenties afstak. Evenmin
was dit met de overtredingen het geval. Maar voor de
zware misdrijven , waarop de straf des doods of naast die
des doods gesteld is >, was het aantal zoo groot, dat het
eiland terecht wegens zijne onveiligheid in zeer slechten
reuk stond. Het aantal zware misdrijven toch in het res
sort van den omgaanden rechter der 1ste afdeeling in 1882
gepleegd , vermeerderd met die van de residentie Passoe
roean , te zamen met eene bevolking van 5367419 zielen ,
overtreft slechts met 2 het aantal der residentie Madoera ,
waar de bevolking 1307526 zielen bedraagt. In de eerst
bedoelde gewesten werd dus 1 dergelijk misdrijf gepleegd
op de 23336 , in het laatstgenoemde op de 5734 zielen .
Dit groote aantal zware feiten kwam grootendeels ten
laste der regentschappen Madoera en Soemenep , daar na
de reorganisatie van het regentschap Paměkassan de rust
en veiligheid hier meer en meer waren toegenomen . Reeds
in 1872 , 200 vond ik ergens aangeteekend , kwam hier >

slechts 1 moord ) voor op de 23125 zielen , te Soeměněp


daarentegen 1 op de 2342.
Ongetwijfeld is voor het krachtiger optreden der euro
peesche ambtenaren en de uitbreiding van het districtsbe
stuur de toestand nog treuriger geweest , vooral omdat tal
van misdrijven niet werd gerapporteerd. De tegenwoordige
regent van Bangkalan schetste den toenmaligen stand van
zaken in twee woorden : tombak ossong , d . w . z . met
een lans doorstoken weggedragen , en daarmede was
de zaak uit .

) Waarschijnlijk bedoelde men een strafbaar feit waarvoor de


rechtbank van omgang competent is .
52

Het is geen wonder, dat , waar de justitie niet bij


machte was , de daders naar verdienste te straffen , de >

bloedverwanten van den verslagene deze taak op zich


namen , waardoor langzamerhand eene soort van bloed
wraak ontstond , waarvan de sporen , tijdens den over
gangstoestand , nog duidelijk waarneembaar waren .
Wanneer wij de oorzaken trachten op te sporen van
deze woeste zeden , dan stuiten wij in de eerste plaats op
eenige karaktertrekken van den Madoerees . Hij is in hooge
mate opvliegend , lichtgeraakt, jaloersch en haatdragend.
Eene hem aangedane beleediging zal hij niet licht ver
geten en het zelfs als laf beschouwen haar niet te wreken .
Heeft hij zich daarbij te buiten gegaan aan toewak 1) d . i.
het gegiste sap van klapper of lontarpalm , dan hangt bij
de kleinste kleinigheid het leven van zijn naaste aan de
punt van zijn wapen. Aan deze eigenschappen heeft hij
het te danken , dat de Javanen van hem zeggen ,> dat hij
de kris steeds half uit de scheede heeft. Daarom ook werd
het allen Madoereezen , met uitzondering van aanzienlijken
met hunne volgelingen , hoofden en politiedienaren , ver
boden een wapen te dragen of wel een « puntig of scherp
voorwerp , wat niet bestemd is voor de dagelijksche werk
zaamheden van den ambachtsman of daglooner ) ?) . Niet
temin droegen bijna allen eene zoogenaamde tjalok , een
lang en breed kapmes, kwansuis noodig voor het hakken
van bamboe , terwijl hunne woningen steeds van allerlei
wapenen ruimschoots voorzien waren .

“) Alleen in het regentschap Madoera wordt zeer veel toewak ge


dronken en is het op alle bazaars in overvloed verkrijgbaar. De meer
nijvere Soeměněpper maakt van het sap der palmen suiker en voert die
in vrij aanzienlijke hoeveelheden uit .
*) Keur d.dº. 31 Oct. 1863 (Jav . Cour, d.dº. 13 Dec. 1864 nº, 101 ).
53

Zoowel in het regentschap Pamekassan als in de ooste


lijke residenties van Java , waar een aanzienlijk deel der
bevolking uit Madoereezen bestaat , hebben zij getoond
ook vreedzame burgers te kunnen worden en staan zij
wegens hunne goede eigenschappen : ijver , taaiheid en
ondernemingsgeest , gunstig bekend . Een tweede factor ,
die tot de talrijke zware misdrijven aanleiding gegeven
heeft , moet dus liggen in de toestanden waaronder de
Madoerees in de regentschappen Soeměněp en Madoera
geleefd heeft : een tweeslachtig , niet goed in elkaar grij
pend , bestuur; te weinig ambtenaren met eene te geringe
bezoldiging , dit laatste vooral wat het dessabestuur betrof ;
eene slechte civiele rechtspraak ; eene strafrechtspraak , >

die een euvel n . l. het te uitgestrekte rechtsgebied met de


vorige gemeen had ; een toestand van het grondbezit,
waardoor geen vaste en gezeten stand van landbouwers
gevormd werd , maar een vlottende klasse van menschen ,
het eene jaar den ploeg besturende , het andere jaar koelie
diensten verrichtende op Java.
Het is hier de plaats te wijzen op een der nadeelen
uit een te uitgestrekt rechtsgebied voortvloeiende. Het is
n.l. dit , dat de bevolking daardoor niet medewerkt een
delict tot klaarheid te brengen , omdat het haar dikwijls
op zeer veel moeite en tijd te staan zou komen . Ter
illustratie strekke het volgend geval , dat ik persoonlijk
voor een gedeelte heb bijgewoond. Op eene drukke vee
markt te Bangkalan had een inlander het ongeluk tegen
een lid van den barisan aan te loopen , die hem daarvoor
een paar oorvijgen toediende , waarop de eerste hem ter
stond doorstak. Ofschoon de markt nauwelijks begonnen
was , zag men de inlanders in lange rijen overhaast met
>

hun vee vertrekken , alleen uit vrees als getuigen te zullen


>

moeten optreden.
54

Niet alleen de uitgestrektheid , maar ook de verdeeling


van een gewest in afdeelingen kan er toe bijdragen ,
dezen plicht tot een zwaren te maken. In de kleine af
deeling Pamokassan , welker as loodrecht staat op de
richting der bergruggen , was en is het voor de bewoners
van het noorderstrand een moeitevolle tocht ter hoofd
plaats te verschijnen. Wanneer zij twee van de drie berg
ruggen overgetrokken zijn , liggen de taaie Madoereezen ,
zoo vertelde mij iemand , die het herhaaldelijk gezien had ,
reeds amechtig neer.
Maar vooral voor de bewoners der Sapoedi- en Kangenan
groepen was het bezwaar zeer groot , zoo zelfs ,> dat zij
>

liever van een tegen hen gepleegd delict geen melding


maakten , dan zich bloot te stellen aan een reis per prauw
naar Soeměněp , die in den Westmousson eenige dagen
kon duren .
HOOFDSTUK II .

DE REORGANISATIE.

Wat heeft men onder de reorganisatie te verstaan ?


Eenvoudig de toepassing van een nieuw stelsel van be
stuur , waarin voor eenen min ofmeer zelfstandigen regent
geen plaats meer is. Wel is waar was men sinds lang bezig
het oude gebouw te sloopen en geleidelijk een nieuw op
te trekken , maar een goed geheel was daardoor niet ver
kregen. Nu echter heeft het regeeringsstelsel der 0. I.
Comp , dat op Madoera een kwijnend leven had voort
gesleept , voor goed opgehouden te bestaan en is het te
hopen en te verwachten , dat ook voor dit gewest en zijne
bevolking eene betere toekomst zal aanbreken. Met het
wegruimen van de ruïne echter is tevens de beste lofre
denaar op het latere regeeringsbeleid verstomd.
Nadat in 1879 de panembahan van Soemen p en de
pangeran adipati van Madoera , de broeder van den regent,
overleden waren en drie jaren later door dezen gevolgd
werden , was eene geschikte gelegenheid voor het tot stand
brengen eener hervorming aangebroken. In beginsel was
de zaak beslist , daar de regeering in 1858 het regentschap
56

Pamekassan reeds op den voet van een javaansch regent


schap had ingericht, daartoe gedwongen door den deer
niswaardigen toestand der bevolking , eenen toestand , die
geheel te wijten was aan de handelingen van een niets
waardig knevelaar ), den regent. Door dit antecedent en
door de weigering om in Soeměněp eenen onechten zoon
van den regent tot pangeran adipati aan te stellen , waar
door men stilzwijgend de bestaande orde van zaken voor
de naaste toekomst zou hebben verzekerd ,> waren regenten ,
hunne bloedverwanten en bevolking overtuigd , dat de
hervorming slechts eene kwestie van tijd kon zijn . Toen
dan ook de panembahans overleden waren en de resident
van Madoera voorloopig het inlandsch bestuur in handen
nam , hadden zij zich met deze gedachte zoo vertrouwd
gemaakt , dat niet de minste ontevredenheid werd getoond ,
evenmin als toen op 1 November 1883 en 1 November
1885 de reorganisatie in Soeměnép en in Madoera haar
beslag kreeg.
Gedurende het overgangstijdperk bleef de toestand vrij
wel bij het oude: de inkomsten der regenten vloeiden in
zoogenaamde regentschapskassen , daar de belastingen ,
waaruit zij voortsproten , niet bij algemeene verordening
waren vastgesteld en dus volgens art. 58 van het Regee
rings Reglement niet van gouvernementswege mochten
geheven worden . Het resultaat was echter vrijwel het
zelfde: de inkomsten strekten tot dekking van de kosten
van bestuur en van de voorbereidende maatregelen , ter
wijl het batig saldo 1) bij de reorganisatie in de gouver
nementskassen werd overgestort.
Ook de rechtspraak der regentschapsraden bleef voor

! Dit bedroeg in Soemenēp ongeveer 3 ton , in Madoera f 6485.


in contanten en f 1764. - in vorderingen.
57

loopig bestaan , te Bangkalan onder voorzitterschap van den


adviseur voor inlandsche zaken , een niet -ambtenaar. Dit
gaf tot verwarring aanleiding , daar de Madoereezen hunne
vorderingen ook voor den landraad brachten en deze zich tot
de kennisname niet onbevoegd verklaarde. « En zoo kan het nu
gebeuren ) , schrijft Mr. Sloot, voorzitter van den landraad
te Bangkalan , «dat iemand , die van daag zijn proces voor
den Landraad wint, morgen in dezelfde zaak door den
Raad-Kraton in het ongelijk wordt gesteld en is het reeds
voorgekomen , dat een eischer , die ter terechtzitting van
den Landraad bemerkte , dat hij in het ongelijk zou ge
steld worden , omdat hij een hem opgelegd bewijs niet
kon leveren , eenvoudig zijn zaak introk om het eens voor
den Raad-Kraton te probeeren ) ?). Met genoemden schrijver
twijfel ik aan de bevoegdheid der regentschapsraden om
na den dood van den regent voort te gaan civiele zaken
onder Madoereezen aan zich te trekken . De geheele toe
stand gedurende het overgangstijdperk trouwens komt mij
voor niet geheel zuiver te zijn . Men schijnt ook toen
wederom een min of meer zelfstandig bestuur met onaf
hankelijkheid verward te hebben , zoodat de daad van den
resident , het voorloopig in handen nemen van het inlandsch
bestuur , neerkwam op eene provisioneele annexatie , die
door de reorganisatie in eene definitieve overging. Doch
ik heb reeds vroeger getracht uiteen te zetten , dat het
recht van het gouvernement op de regentschappen Madoera
en Soeměněp geheel van gelijken aard was , als dat op
het onder ons rechtstreeks bestuur gebracht gebied . Is

dit zoo , dan kon er van eene inbezitneming geen sprake


zijn . Het in handen nemen van het inlandsch bestuur
kwam dan hierop neer , dat een europeesch ambtenaar in

2) Indisch Weekblad v. h . Recht nº . 1141.


58

gouvernements gebied een bestuur voerde , dat niet te


rijmen was met de bepalingen van het Regeerings Regle
ment. Men zou zelfs de vraag kunnen doen of na 1854
nog regenten op den ouden voet konden worden aange
steld , op voorwaarden , waardoor in een gedeelte van ons
gebied de bepalingen van bedoeld reglement niet werden
nageleefd .
Wat hiervan zij, het was niet mogelijk dadelijk na
den dood der panembahans het rechtstreeksch bestuur in te
voeren . Zou het der bevolking ten goede komen en geene
ontevredenheid verwekken bij inlandschen adel en be
ambten , dan waren uitgebreide voorafgaande onderzoe
kingen noodzakelijk. De vragen , die eene oplossing ver
eischten , konden niet zoo maar aan de schrijftafel beant
woord worden . Hoe moest de administratieve indeeling
van het gewest geregeld worden ? Hoe moest met de
domeingronden gehandeld worden ? Welken maatstafmoest
men aannemen bij den aanslag in de landrente ? Was het
wenschelijk schadeloosstellingen uit te betalen aan per
sonen , die door de verandering inkomsten verloren , en
zoo ja , aan wie en tot welk bedrag ? Op deze en meer
andere vragen moest de reorganisatie antwoord geven.
Laten wij nagaan hoe dit is uitgevallen.
Bij de indeeling van het gewest in regentschappen ,
districten en onderdistricten (zie bijlage A en B) is er
naar gestreefd eene betere verhouding te brengen tus
schen elk dezer onderverdeelingen en is daarbij tevens
gelet op de topografie van het eiland . Het vroegere
regentschap Paměkassan is oostwaarts , het tot een regent
schap gemaakte onderregentschap Sampang is westwaarts
uitgebreid. De officieele grens tusschen het eerstgenoemde
en Soemenop wordt gevormd door eenen weg , die van
Kadoeara aan den grooten postweg naar het noorder
59

strand loopt ?) . De feitelijke grens zal echter wel over


eenstemmen met de grenzen der tot elk regentschap
behoorende grensdessa's , tenzij daar eene samenvoeging
en splitsing van deze op groote schaal hebbe plaats gehad.
Het zelfde doet zich voor met de grens tusschen de
regentschappen Sampang en Bangkalan , welke gevormd
wordt door eenen weg van Kadoengdoeng aan het zuider
strand noordwaarts loopende tot aan den grooten postweg
te Blega , daarna dezen , die midden door genoemde
plaats loopt , oostwaarts volgende tot aan den weg die
links afslaat en over Doerdjan naar het noorderstrand voert.
Uit de aangehechte staten van indeeling blijkt, dat
in de beide westelijke regentschappen het districtsbestuur
eene niet onaanzienlijke uitbreiding heeft ondergaan ; in
het meest oostelijke daarentegen is het eenigszins ver
minderd door de opheffing van twee kleine districten ,
Kota loear en Poetěran , terwijl het onderdistrictsbestuur
van Kangean tot éen persoon is teruggebracht.
Het inlandsch zelfbestuur met al den aankleve van
dien werd afgeschaft en de uitoefening van macht en
gezag over de bevolking door andere dan van gouverne
mentswege aangestelde ambtenaren en hoofden , de dessa
bestuurders niet medegerekend , werd verboden . Het
inlandsch bestuur der regentschappen werd geregeld als
op Java : aan het hoofd staat de regent , ondergeschikt
aan den assistent-resident , ofschoon in rang boven dezen
staande ; daarnaast om hem behulpzaam te zijn of hem
te vervangen , de patih . Deze inrichting is zoowel hier
als op Java nog een overblijfsel van het vroegere zelf
bestuur, voor welks instandhouding m . i. geene over

?) Stb. 1883 , nº. 242 .


) Stb . 1883 , nº. 242 , Stb . 1885 , nº . 144.
60

wegende redenen pleiten . Aan het hoofd der districten


en onderdistricten staan wedana's en assistent-wedana's ,
de laatsten verdeeld in twee klassen , waarvan het aantal
der tweede zooveel mogelijk het dubbel van dat der eerste
klasse bedraagt .
In de wijze van benoeming , bevestiging en ontslag
van dessahoofden behoefde geene verandering gebracht te
worden , alleen werden hunne ambtsvelden uit het vrij
gekomen domein vergroot of waar zij nog geene hadden ,
werden hun , zooveel mogelijk , daaruit velden toegewezen .
De inrichting van het verdere dessabestuur is in het
regentschap Bangkalan als volgt geregeld : voor de aan
houding der verschillende registers is aan het dessahoofd
een inlandsche schrijver ( tjarik) toegevoegd , soms slechts
éen voor twee of drie dicht bij elkaar gelegene kleine
dessa's ; het aantal apèl's is afhankelijk gemaakt van het
zielental : in bevolkte dessa's vindt men er een op elke
400 , in minder bevolkte éen op elke 300 zielen . Waar
dit mogelijk was zijn aan iederen apèl ambtsvelden ge
geven tot eene huurwaarde van f30.- . Aan het dessa
hoofd en den schrijver werden apanages toegestaan naar
den volgenden maatstaf: bij eene bevolking van minder
dan 50 zielen , heeft de eerste sawah's tot eene huur
waarde van f 30.- >
de tweede tot eene huurwaarde van
f15.- ; van 50 tot 200 zielen bedraagt zij respectievelijk
f 45 en f30.- ; van 200 tot 500 zielen f 60.- en f 45.- ;
van 500 tot 1000 zielen f 75.- en f60.- ; voor elke 500
zielen meer is voor ieder de huurwaarde f15.- hooger
gesteld. Dezen maatstaf heeft het bestuur niet overal
kunnen volgen uit gebrek aan beschikbaren grond ; zoo
worden in de contrôle -afdeeling Zuid - Bangkalan nog
enkele dessa's aangetroffen , waarvan het bestuur niet in
het genot van ambtsvelden is.
61

Reeds gedurende het overgangstijdperk , maar ook na


de reorganisatie , zijn een groot aantal dessa's samenge
voegd of gesplitst. Daardoor zijn wel niet alle maar dan
toch talrijke enclaves opgeheven en is eenige verbetering
gebracht in de groote afwisseling van uitgestrektheid van
gebied en dichtheid van bevolking. In het algemeen heeft
deze niets tegen den eersten maatregel iedere kam
pong wil wel eene zelfstandige dessa vormen - maar
tegen de samenvoeging met eene andere is het verzet in
den regel zeer groot. In dit geval kan slechts met mach
tiging der Indische Regeering daartoe worden overgegaan ,
die echter het zelfstandigheidsgevoel der bevolking ge
woonlijk eerbiedigt ? ). Een ander bezwaar der dessabewo
ners n.l. dat zij hunne gronden niet willen vermengd
hebben met die eener andere dessa , doet zich op Madoera
niet voor , omdat daar , met enkele uitzonderingen in het
regentschap Pamekassan ?) , geen communaal grondbezit
voorkomt . Ook de domeingronden zijn , zooals we later
zullen zien , in het individueel bezit der bevolking gekomen.
Wat het europeesch personeel betreft, is door de aan
stelling van 3 kontroleurs der 1ste klasse bij het binnen
landsch bestuur en 4 der 2de klasse een groot gebrek van
de vroegere organisatie: de geringe aanraking met de in
landsche bevolking, ja zelfs met de inlandsche ambte
naren , opgeheven. Wel is waar hadden de hoofden van
plaatselijk bestuur volkomen de bevoegdheid zich persoon
lijk van alles op de hoogte te stellen , maar uit den aard
der zaak kwamen zij daartoe slechts zelden , daar hunne
bureauwerkzaaraheden niet toelieten , dikwijls dagen aan
een afwezig te zijn. De voornaamste bron , waaruit zij

?) K.V. 1883 bl. 65 .


*) v. Vleuten . Het grondbezit enz . bl. 64.
62

hunne kennis van den inlander en van de toestanden in


hunne afdeeling putten , was de rechtspraak ter politierol;
maar met hoeveel eigenaardigheden men daardoor ook
bekend mag raken , men zal toch moeten toegeven , dat
de kennis gebrekkig en eenzijdig is . Van de inlandsche
ambtenaren stonden zij slechts in geregelde betrekking met
den patih of met den onderregent; de districtshoofden ont
moetten zij veelal slechts op de korte maandelijksche ver
gaderingen , terwijl zij de onderdistrictshoofden zelfs niet
allen van uiterlijk kenden .
De kontroleurs bij het binnenlandsch bestuur daaren
tegen werken voortdurend met alle inlandsche administra
tieve ambtenaren samen en slaan hen gade in de uitoefening
van hun arnbt, zoodat zij hen langzamerhand geheel be
ginnen te kennen en omgekeerd bij hen bekend worden .
Dit laatste zelfs het eerst , want de inlander paart aan
eene zeer goede opmerkingsgave , eene groote mate van
voorzichtigheid ; heeft hij zich echter eenmaal een oordeel
gevormd en is dit gunstig , dan begint de aanvankelijke
achterhoudendheid te wijken en komt hij meer en meer
voor zijne eigene gedachten en opmerkingen uit.
Ook met de bevolking komen deze europeesche amb
tenaren voortdurend in aanraking en door hunne kennis
der landtaal zijn zij in staat zich rechtstreeks met den
« kleinen man ) te onderhouden . Door weinig te schrijven
maar veel te paard te zitten en goed uit de oogen te
kijken , komen zij spoedig met de bewoners en de oeco
nomische toestanden hunner contrôle -afdeeling geheel op
de hoogte. Zij kunnen dus èn een machtigen invloed op
den ijver en de moraliteit der inlandsche ambtenaren uit
oefenen , en hunnen onmiddellijken chef alle mogelijke in
lichtingen verschaffen , welke deze voor zijne bestuurs
maatregelen noodig acht, want zij zelven voeren geen gezag .
63

Voeg hierbij dat de bevolking zeer dikwijls bij hen


verzoeken , klachten en reclames inlevert en het behoeft
geen verder betoog om het hooge gewicht hunner betrek
king en de hooge eischen , die aan hunne kunde en
karakter moeten gesteld worden , in het oog te doen
springen .
Van het genoemde aantal kontroleurs zijn er 2 van
elke klasse in het regentschap Soemenep geplaatst : 2 voor
het gebied op Madoera en de eilanden onder den wal ,
1 op de Sapoedi- en 1 op de 'Kangeangroep , aan welke >

laatste twee nog bizondere functiën zijn opgedragen . Onder


1 van de 1ste klasse en 1 van de 2de klasse is het regent
schap Bangkalan verdeeld , terwijl de overblijvende het
regentschap Sampang tot contrôle -afdeeling heeft. In Pa
měkassan was natuurlijk reeds een kontroleur aanwezig
en wel een der 2de klasse .

Nadat eerst in het algemeen ( het inlandsch zelfbe


stuur met al den aankleve van dien .... wordtbeschouwd
als te zijn opgeheven » , wordt daarna met name afgeschaft :
« het bezit van apanagegronden (dessa's en velden) de
bij de actief dienende en gepensionneerde leden der barisan
in gebruik zijnde velden ,> met inbegrip van de apanage
velden der zoogenaamde mantries barisan ) daarvan uit
gezonderd -) en « de heffing van niet bij algemeene ver
ordening uitgeschreven belastingen >) » Deze maatregelen
gingen gepaard met de toekenning van schadeloosstelling
aan de geapanageerden , met de invoering van nieuwe
belastingen , n.l. landrente, hoofdgeld , bedrijfsbelasting

en verponding en met de verpachting van vogelnestgrot


ten , overvaarten en tolbruggen .
1) Voor Soeměněp worden geene ambtsvelden dezer personen vermeld .
2) Stbl. 1883 , nº. 242 , Sthl. 1885 , nº. 144 .
64

Een der voornaamste vragen , waarop een antwoord


moest gegeven worden , was , hoe er met het staatsdomein
moest gehandeld worden . Moest er communaal of indi
vidueel bezit worden ingevoerd ? Moesten , zoo aan het
laatste de voorkeur gegeven werd , de gronden gelijkelijk
onder de dorpsgenooten verdeeld worden of moest men
letten , wel niet op verkregen rechten , maar dan toch op
den feitelijken toestand ? Wat de eerste vraag be
trof , daarop was het antwoord niet moeielijk. Men had
zich slechts te spiegelen aan het voorbeeld van Paměkas
san , waar bij de reorganisatie getracht was communaal
bezit in te voeren en waar deze poging bijna geheel af
gestuit was op den weerzin der bevolking , een weerzin
te grooter , omdat men niet alleen het domein , maar ook
alle individueel bezeten gronden tot communale maakte ) .
Verwierp men dus het laatste voor de nieuw te vor
men regentschappen , dan bleef nog de moeilijkheid over,
hoe het individueel bezit moest worden toegekend. Ver
deelde men de sawah's eener dessa gelijkelijk onder bare
bewoners , dan zou het aan ieder toekomend deel hier
enkele vierkante roeden , ginds even zoovele bouws be
dragen . Bovendien zoude men dan handelen in strijd met
het bestaande gebruik , dat de sawah's eener dessa ge
deeltelijk bewerkt werden door de bewoners eener nabij
gelegene, hetgeen gemiddeld voor de kleinste helft der
bewerkers gold. Eenerzijds kreeg men eene te groote
versnippering van den grond de practische bezwaren
om eene dergelijke verdeeling tot stand te brengen , laat
ik buiten beschouwing – , anderzijds zoude eene talrijke
klasse van personen , die tot dien tijd niet in den land
bouw , maar in de vischvangst en den handel een middel

4) v. Vleuten . Het grondbezit enz. bl. 61 vlg .


65

van bestaan hadden gezocht, grondbezit erlangen , terwijl


het zeer wel mogelijk was , dat zij, die gedurende vele
jaren een zelfde stukje grond hadden bewerkt, in het
geheel niet zouden mede deelen , wanneer slechts tot de
dessa hunner inwoning geen sawah's behoorden . Lette
men daarentegen op den feitelijken toestand en liet men
den grond aan de laatste bewerkers, dan zou dit tot
groote onevenredigheid aanleiding geven ,> daar de een
vele , de ander weinige velden onder den ploeg had.
Daarenboven aan wie zou men den grond ontnemen be
noodigd als ambtsvelden voor de leden van het dessa
bestuur ?
Men gevoelt het, de moeielijkheden waren niet gering;
elke beslissing had iets willekeurigs en moest noodwendig
sommigen onbillijk schijnen . Dit inziende is men overge
gaan tot eene voorloopige verdeeling, onder bepaling even
wel , dat de volgende definitief moest zijn , ten einde niet
door voortdurend veranderingen te maken een nog grooter
kwaad te scheppen. Of deze laatste reeds plaats gehad
heeft is mij onbekend.
Het algemeen beginsel, dat men heeft aangenomen ,
is , dat de gronden gelaten worden aan de laatste bewer
kers. Hoe daarbij in het regentschap Soemen «p ambts
velden voor het dessabestuur afgezonderd zijn , weet ik
niet , doch waarschijnlijk is het op dezelfde wijze geschied
als in Bangkalan .
Hier beschikte men in de eerste plaats over een ge
deelte der gronden van hen , die veel sawah's in bewer
king hadden en was dat niet voldoende , dan werden de
gronden van een-, twee- , drie- of vierjarige huurders
daarvoor aangewezen . Werd op deze wijze nog geene toe
reikende uitgestrektheid verkregen , zoo trachtte men in
eene naburige dessa het ontbrekende beschikbaar te stel
5
66

len en eerst als ook dit mislukte , moest het dessabestuur


zich met minder vergenoegen .
Bij de verdeeling van den grond heeft men er tevens naar
gestreefd, de onrechtmatige handelingen van apanagehouders
zooveel mogelijk goed te maken , door de met vruchtboomen
beplante tegalgronden , den individueelen bezitter willekeu
rig ontnomen ' ) , aan de rechthebbenden terug te geven .
Niet alle domeingronden zijn bij de reorganisatie in
het bezit der bevolking gekomen. Behalve de leden van
het dessabestuur zijn nog twee cathegorieën van personen
in het genot van apanagegronden gebleven n.l. de leden
van den barisan en de bewakers der graven . De barisans
bleven voorloopig als gouvernements -barisans in stand en
werden gesteld onder beheer van een europeesch kapitein
instructeur ). Zij schijnen eene nieuwe organisatie te
gemoet te gaan , waarbij het misschien niet verkeerd zou
zijn ook voor hen te breken met het toekennen van apa
nagevelden. De uitgaven , die hieruit zouden voortspruiten ,
> 1

kunnen niet gedekt worden door de landrente van de in


te trekken velden , want de uitgestrektheid per hoofd,
dus ook de inkomsten ,> is gering , maar de reorganisatie
der regentschappen op Madoera , ondernomen met het
2

doel de bevolking te verheffen , levert n . f. geene onbe


duidende voordeelen voor het gouvernement op , zoodat
eenige meerdere kosten geen bezwaar kunnen zijn .
In Soemenep hebben de barisans hunne vroegere velden
behouden , dus verspreid over het geheele regentschap , in
Bangkalan daarentegen zijn hun de velden om de hoofd
plaats aangewezen , zoodat zij zelven als bewerkers kunnen
optreden .

1) Zie bl. 30.


*) K.V. 1886 bl . 29 en 55 ,
67

De tweede cathegorie van personen , door de regenten


belast met het bewaken en onderhouden der graven van
voorgangers en bloedverwanten , is grootendeels in het
genot der apanages , ter bestrijding der onkosten ver
leend , gebleven. Dergelijke graven treft men te Soeměněp
op eenigen afstand van de hoofdplaats te Asta of Astana
aan , welke naam «begraafplaats) schijnt te beteekenen .
In het regentschap Bangkalan vindt men ze verspreid :
te Ajermata , beoosten Arosbaja , ligt op een heuvel van
kalksteen de voornaamste begraafplaats; te Makam agoeng
op een halve paal afstands van daar bevinden zich de oudste
graven nl. van Kjar Demoeng , Pangeran Palakaran (Pra
galba) en Kjai Pratanoe of panembahan Lemah Doewoer ;
te Arosbaja barat , waar de bewakers afstammelingen (sen
tana's) beweren te zijn van de daar rustenden . Aan het
hoofd der personen met het onderhouden dezer graven
belast staat nu een der 200 even bedoelde sentana's.
De inkomsten van 8 nabijgelegene dessa's met eene uit
gestrektheid van 194 bouw sawah zijn hun toegewezen.
De bewoners moeten de graven bewaken en schoonhou
den , pantjendiensten bij het dessa hoofd verrichten en den
weg van Arosbaja naar de begraafplaats onderhouden ,
doch overigens zijn zij vrij van heerendiensten .
Vervolgens bevinden zich nog begraafplaatsen ten wes
ten van den missigit te Bangkalan , waar de laatste regenten
en hunne familieleden rusten ; te Melaja en te Mertadjasa
ongeveer een paal ten Zuiden van de vorige gelegen en
eindelijk te Dedelan , eene kampong der hoofdplaats. De
personen aan wie het onderhoud dezer graven is opge
dragen staan eveneens onder een hoofd , en genieten de
inkomsten der dessa's Melaja en Mertadjasa met 278 bouw
sawah. De bewoners zijn tot gelijke verrichtingen als
bovengenoemde gehouden en genieten gelijke vrijstelling:
68

De apanages voor de overige talrijke graven , over het


geheele vroegere regentschap Madoera verspreid , zijn inge
trokken . Zoo ook de sawah's beschikbaar gesteld tot het
geven van een sidekah ? ) op een plek in de dessa Barat
Soengei, dicht bij Sembilangan gelegen , waar de Soenan
van Giri gezegd wordt het eerst den Islam gepredikt te
hebben ?) . Deze plek noemt men nu nog palinggihan 3) ;
de tegal , waarop zij lag , was evenals het nabijgelegen
>

erf vrij van belasting .


De uitgaven van den bewaker der graven bestaan in
het twee malen verstrekken van voedsel aan hen , die de ?

graven schoonhouden en dag en nacht bewaken ; in het


branden van lichten gedurende den nacht ; in het branden
van doepa 4) op elken Donderdag; in het strooien van
versche bloemen (kembang selasė) en het geven van een
sidekah op elken Vrijdag en eindelijk in het geven van een
dergelijk maal in 't groot, waarbij eene koe geslacht
wordt, op den sterfdag van hem of haar, wiens graf aan
zijne hoede is toevertrouwd.
Behalve voor deze beide cathegorieën van personen , zijn
alle apanages ingetrokken en , gelijk wij boven gezien

1) d. i. een offermaal .
2) Het is nog niet uitgemaakt hoe de Islam vasten voet op het eiland
Madoera gekregen heeft. Volgens de Madoereesche babads zou hij van
Děmak naar Arosbaja zijn overgebracht , volgens eene andere lezing zou
hij het eerst door een arabier uit Soera baja op het eiland zijn gepredikt.
De overlevering aan deze plaats verbonden wijst op eene derde niet
onwaarschijnlijke wijze van overplanting. De priestervorsten van Giri
toch vormden de ziel van de Mohammedaansche beweging op Java ,
zoodat het niet onmogelijk is , dat van daar uit de islamiseering van
Madoera is begonnen .
* ) zitplaats.
“) wierook .
69

hebben , aan de bewerkers in bezit gegeven. Ofschoon


geen der geapanageerden eenig recht op schadeloosstelling
kon doen gelden , is deze toch op onbekrompen wijze ver
leend. Dit neemt niet weg , dat zij de opbrengt der apa
nages niet evenaart , doch dit is gedeeltelijk de schuld
der houders zelven : òf zij wisten de inkomsten niet juist
op te geven en bepaalden zich tot den pachtprijs, of zij
begrepen niet met welk doel hun die opgaven gevraagd
werden en stelden uit voorzichtigheid het bedrag te laag.
Voor eene klasse van personen , de bloedverwanten
van den regent , bestond voor de regeering eene zedelijke
verplichting tot uitkeering van schadeloosstelling, immers
waar zij vroeger een nieuw opgetreden regent de voor
waarde stelde , zijne bloedverwanten in het genot der hun
reeds toegestane apanages te laten ,> daar kon zij, waar
zij zelve het bestuur in handen nam , niet minder doen .
Dit zal echter wel niet de hoofdreden geweest zijn. Het
ligt voor de hand , dat deze hierin bestond , alle misnoegen
over de verandering van bestuur te voorkomen , waarom
dan ook de maatregel tot de mantri's werd uitgebreid.
De bloedverwanten der Soemen &psche regenten (ver
kregen uitsluitend voor zich zelven (dus niet voor hunne
erfgenamen ) levenslang onvervreemdbare persoonlijke toe
lagen tot het volle bedrag der inkomsten , gemiddeld uit
de hun ontvallen apanages genoten (te zamen ad f 157.818
's jaars); voor de hofmantri's werd bij wijze van onder
stand , doch slechts voor een jaar f 19,796 beschikbaar
gesteld , overeenkomende met de helft hunner apanage
inkomsten , en met bepaling dat de onderstand zou komen
te vervallen bij eerdere plaatsing in 's lands dienst ) ' ) .
Voor het regentschap Madoera werden onder dezelfde

1) K. V. 1884 , bl . 67.
70

voorwaarden respectievelijk f200,429 en f32,132 toege


staan , maar bovendien werd hier aan een species van het
genus «mantri» , de mantri barisan , eene levenslange
schadeloosstelling van f3525.— verleend ?). Deze personen ,
actieve of gewezen leden van den barisan , hadden bij wijze
van gunst of onderscheiding den titel van mantri met
eenige apanages ontvangen.
De schadeloosstelling der bloedverwanten is onvervreemd
baar gemaakt , omdat zij reeds waren begonnen hunne
rechten voor een flinke som in eens voor eenige jaren bij
notarieele acte te cedeeren . Zij hebben dus blijkbaar niets
geleerd van hunne slechte wijze van administreeren onder
het regentenbestuur, waardoor zij bijna allen tot den
bedelstaf waren gebracht. Hoe arm zij waren kan blijken
uit eene mededeeling in het K. V. van 1881 , bl . 56 , waar >

men leest : «te Bangkalan op Madoera , waar men voor de


samenstelling van de rechtbank van omgang en van den
landraad , slechts te beschikken heeft over ambtelooze
inlanders, die , ofschoon van goede afkomst , in den regel
evenwel zoo onbemiddeld zijn , dat de waarneming van
deze onbezoldigde functien hen weinig aantrekt , zullen
de leden der genoemde rechtbanken ingevolge Indisch
Staatsblad 1880 , nº. 224 , voortaan een zeker presentiegeld
9

ontvangen ). Tot toelichting hierop strekke, dat het minder


lag aan het weinig aanlokkelijke der betrekking , dan wel
aan het feit , dat de leden hunne laatste kleederen ver
pand hadden , waardoor het voorkwam , dat de rechtbanken
geene zitting konden houden faute de juges.
1) K. V. 1886 , bl. 55. In eene noot wordt het voornemen te kennen
gegeven hier en in Soeměněp de mantri's voor onbepaalden tijd in
het genot van den onderstand te laten , behoudens plaatsing in 's lands
dienst . In Pamekassan was hun bij de reorganisatie levenslang scha
deloosstelling toegekend.
71

Een andere vraag was : welke goederen moesten ge


rekend worden door den dood der regenten op het gou
vernement te zijn overgegaan ?
De beslissing hierop vinden wij in de Koloniale ver
slagen van 1884 en 1886 ?) aangeteekend : de voor den
openbaren dienst bestemde roerende en onroerende goe
deren , waaronder te Soeměněp twee gaffelschoeners be
hoorden , werden benevens het saldo in de regentschaps
kassen voor het gouvernement in bezit genomen. In
Madoera werden bovendien « de tot den inventaris van
den kraton behoorende zaken , voor zoover zij niet als
eigenlijke rijksinsignien te beschouwen waren en als zoo
danig bij den lande in bewaring overgingen , weder aan
den als regent van Bangkalan opgetreden titularis over
gegeven. ) Deze mag ze niet vervreemden , daar ze be
>

stemd zijn van den eenen regent op den anderen over te


gaan .
Welke goederen waren nu voor den openbaren dienst
bestemd ? Hiertoe werden gerekend behalve die voor den
eigenlijken openbaren dienst , zooals: bureau's der assistent
residenten , gevangenissen , de roemah loeka (te Bangkalan
was een speciaal gebouw voor het verplegen van gewon
den !) , postloodsen en postpaarden , bruggen , mijlpalen
enz. , ook de woningen door de regenten aan ambtenaren
en officieren verstrekt , ter voldoening aan hunne verplich
ting tot het verleenen van huisvesting.
In Soeměnép werden daartoe bovendien gerekend : de
woning van den regent zelven , de kraton , en alle andere
gebouwen in zijn bezit , b.v. de talrijke lusthoven .
De beantwoording der vraag of deze rechtens door het
gouvernement in bezit konden genomen worden , hangt af

) K. V. 1884 , bl. 67 ; 1886 , bl. 56 .


72

van eene andere , of n.l. al de inkomsten van het regent


schap ten behoeve daarvan moesten besteed worden , dan
wel of de regent, na aan zijne verplichtingen als publiek
rechterlijk persoon te hebben voldaan , de rest als privaat
persoon mocht aanwenden ? Het eerste is niet te rijmen
met de oud-javaansche instellingen de regenten waren
eenvoudig antiquiteiten waar het publiekrechterlijk
karakter van bestuurder geheel op den achtergrond treedt ;
ze zouden dan hun ambt geheel kosteloos hebben waar
genomen , en de gelden , bij hun overlijden aanwezig ,
zouden dan niet aan hunne erfgenamen hebben moeten
worden overgelaten , gelijk is geschied , maar hadden het
regeeringskapitaal der regentschapskas moeten vormen.
Meen ik dus dat de regent zeer goed privaatrechten op
de lusthoven kon uitoefenen , daarmede is niet gezegd , >

dat hij dit werkelijk deed . Wanneer hij de tegals , waarop


ze waren aangelegd , eenvoudig had genaast , evenals de
apanagehouders in Madoera , wanneer hij de materialen
en gebouwen in heerendienst had doen leveren en bouwen ,
in 't kort, wanneer hij in bezit was gekomen door mis
bruik te maken van zijn gezag als regent, dan zoude ik
9

niet hem , maar den beroofde of diens erfgenamen als


rechthebbenden beschouwen . Quod solo inaediticatum vel
implantatum est solo adhaeret.
Wat de kraton's betreft , hieromtrent bevatten de
aanstellingsvoorwaarden eene bepaling. De regent van
Madoera erkende hem als het eigendom van het regent
schap ; daarentegen verklaart de aangestelde panembahan
van Soeměněp in art. 19 : « dat ik den kraton van wijlen
mijnen vader den Sulthan van Sumanap , en alle daarin
staande gebouwen , voor zoover zal blijken , dat zij door
denzelven bekostigd en niet bij testament vermaakt zijn ,
tegen eene billijke taxatie overnemen en in behoorlijken
73

staat onderhouden zal . » Bij de reorganisatie van het regent


schap Pamekassan , waar eene dergelijke bepaling gold ,
heeft het gouvernement den kraton , ni fallor , tegen een
zeker bedrag overgenomen .
De zoogenaamde rijksinsignien zijn in Soemenep in het
bezit van den tegenwoordigen regent overgegaan ; te Bang
kalan daarentegen is de inventaris van den kraton ge
deeltelijk in voorwaardelijk bezit aan den regent afge
staan , gedeeltelijk door het gouvernement in bewaring
genomen en in het Bataviaasch museum geplaatst. Van
welken tijd de laatste , die in een kraton register geboekt
stonden onder het hoofd van voorwerpen jang toeroet
staatsie (die bij plechtige gelegenheden werden nagedra
gen) en in het K. V. van 1886 de eigenlijke rijksinsignien
genoemd worden , dagteekenen , was niet meer bekend.
Waarschijnlijk echter waren zij sedert het regentschap in
's Comp's macht geraakt, want wij lezen bij VAN IMHOFF 1) na
de opsomming der voordeelen die het regentschap Madoera
zal opleveren , nog de volgende mededeeling : ongerekend
den buit op den vorigen regent bestaande in 14088 Sp.
realen , 624 realen goud , diverse goud en zilverwerken
en eenige wapenen. Evenmin nu als ik kan toegeven ,
dat de regenten van Madoera vorsten waren , evenmin
kan ik een gedeelte der voorwerpen behoord hebbende
tot den inventaris van den kraton met den naam van
rijksinsignien bestempelen. Ik beschouw ze eenvoudig als
poesaka's (erfstukken ), zooals ook bij geringe inlanders
voorkomen , met dit verschil alleen , dat zij een aanzien
lijke waarde vertegenwoordigen. Een hoed b.v. met meer
dan 1100 edelgesteenten versierd , vindt men niet bij eenen
landbouwer.

) Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van N. I. Dl. I , bl . 374 .


74

De invoering van belastingen , inzonderheid der land


rente en de regeling der heerendiensten , was eene andere
zaak , die uitgebreide voorbereidende werkzaamheden vor
derde. Hiervoor werden den resident eenige ervaren kon
troleurs ter beschikking gesteld , die met gewezen mantri's
van het kadaster en met eigen gevormd inlandsch per
soneel de gronden van elke dessa opmaten en in kaart
brachten . Daarna werden door den kontroleur of den
wedana met de hoofden en oudsten der dessa de gronden
in soorten verdeeld , waarvan de opbrengst door het nemen
7

van talrijke proefsneden over een tijdvak van 2 à 3 jaren


zoo nauwkeurig mogelijk werd geconstateerd , terwijl van
den prijs der producten op de bazaars aanteekening werd
gehouden . Vervolgens werden de dessa's , die in dezelfde
of ongeveer dezelfde omstandigheden verkeerden in groepen
ingedeeld en voor elk dezer groepen de op te brengen
landrente berekend naar een zeker aantal percenten van
de opbrengst. Zoo werd in de afdeeling Bangkalan van
de dessa's van de eerste of meest bevoorrechte groep
11pCt , van die der tweede groep 10pCt. en van die der
derde groep , de in het gebergte gelegene dessa's , 9pCt.
van de opbrengst als landrente geheven . De factoren , die
deze indeeling in groepen bepaalden , bestonden in de
mate van deugdelijkheid en bevloeibaarheid van den grond
en in den afstand eener dessa tot eene bazaar.
De sawah's en tegals zijn dessa's gewijze , niet indivi
dueel opgemeten , zoodat in den legger der landrente geen
>

individuën maar dessa's zijn aangeslagen. De omslag over


de dorpsgenooten moet door het dessabestuur geschieden ,
dat evenwel met de meeste nauwgezetheid en eerlijkheid
te werk gaande , talrijke onbillijkheden niet zou kunnen
voorkomen in een gewest als Madoera , waar de eene
antjing 400 , de naastgelegene 600 DR. R. bedraagt.

1
75

Daarom is in de afdeeling Bangkalan een andere , betere >

maatstaf aangenomen dan de grootte . - Men kende name


lijk in iedere dessa den naam en den huurprijs onder het
vroeger bestuur van elke antjing sawah en ook veelal het
bedrag dat de dessabewoners van hunne tegals moesten
.

opbrengen. Wanneer nu eene dessa te voren f 1000.


opbracht en nu voor f 750.- of f500.- in de landrente
wordt aangeslagen , dan wordt het vroeger bedrag voor
ieder met 25pCt. of 50pCt. verminderd.
Het is duidelijk , dat de landrente der sawah's en der
tegals, waarvan eene evenredige belasting (tèkassan) ge
heven werd , veel minder bedraagt , dan hetgeen vroeger
moest worden opgebracht , maar ten opzichte der tegal
velden met eene vaste belasting (pasangan) is zij dikwijls
hooger.
Voor de regeling der heerendienstplichtigheid en de
invoering van het hoofdgeld , was het noodig betere op
gaven te verkrijgen van het zielental. Het was toch reeds
lang gebleken , dat de bevolking dichter was dan werd
opgegeven ; bij verkiezing van dessahoofden b.v. gebeurde
het niet zeldzaam , dat het aantal opgekomen kiezers
grooter was , dan het op de officieele staten vermelde
cijfer. Dat het verschil tusschen feitelijke en vermeende
sterkte nog al aanzienlijk was , blijkt uit hiervoor opge
geven getallen ?).
De plicht bleef , als vroeger , rusten op het volwassen
mannelijk individu , behoudens vrijstelling van de volgende
klassen van personen : de leden van de regentenfamilie ,
de mantri's , de eervol ontslagene en de actief dienende
ambtenaren , de gepensionneerde %) of actieve leden van
>

1) Zie bl. 50 .
?) In Bangkalan zij die meer dan 12 jaren gediend hebben of ge
decoreerd zijn.
76

den barisan , de geestelijken , de bewoners van peroewahan


of perdikan 1?) dessa's , behalve de vroeger vermelde uitzon
deringen , de huisbedienden , de weduwnaars , de ouden
van dagen , gebrekkigen en krankzinnigen .
Door de toepassing van de regeling voor Java geldende
zijn eenige bizondere diensten en van de algemeene de
vervoerdiensten vervallen , terwijl het aantal arbeidsdagen
tot 42 in het jaar beperkt is. In hoeverre het hoofdgeld
ten bedrage van f1.- voor elken dienstplichtige , wer
kelijk in de plaats treedt voor vroeger verrichte diensten ,
zou eerst kunnen worden uitgemaakt , indien men opga
ven bezat van het aantal dagdiensten onder het inlandsch
bestuur gepresteerd , doch deze ontbreken geheel. Wel is
waar zijn sommige diensten nu afgeschaft, maar het is te
veronderstellen , dat , door een beter toezicht van het be.
stuur , aan de nakoming van andere beter de hand zal
worden gehouden . Hoe dit zij, het hoofdgeld sloot zich
geleidelijk aan bij de wang plawang, petèk en krègan ?).
De bedrijfsbelasting, vroeger alleen van visschers en
sérozetters geheven , is nu uitgebreid tot alle belastbare
bedrijven . Het is te hopen , dat men hiermede in den aan
vang met eenige consideratie is te werk gegaan , want
strenge toepassing zou wel eens een knak kunnen geven
aan de vrij uitgebreide kleine nijverheid op Madoera , ge
dreven met de meest primitieve hulpmiddelen. Men moet
niet vergeten , dat de nu ingevoerde belastingen den druk
eenigszins verplaatsen : de ontlaste voelt de verlichting
niet in die mate als de belaste den druk .
Met de inning dezer belastingen zijn de dessahoofden
belast , die daarvoor 8pCt. collecte loon ontvangen. Op

? ) Dit zijn de dessa's aan de bewakers der graven afgestaan .


2) Zie bl. 23 , 24 en 25.
77

hunne beurt moeten zij de gelden storten bij de onder


collecteurs, wier aantal in ieder der regentschappen Bang
kalan en Soemenep met éen vermeerderd is , zoodat naast
iederen kontroleur een ondercollecteur wordtaangetroffen ,
behalve op de Sapoedi- en Kangeangroepen , waar de7

wedana's met deze functien belast zijn . Bevolkingsregisters


en staten van landrente, hoofdgeld en bedrijfsbelasting
worden in elke dessa door den schrijver aangehouden .
De verponding bestond in de voormalige regentschap
pen Madoera en Soemenep niet , evenmin waren er titels
op onroerende goederen in openbare registers ingeschreven.
Aan hare invoering gingen derhalve talrijke aanvragen tot
eigendomsverkrijging vooraf.
De belasting op paarden en rijtuigen is niet ingevoerd ,
gelijk dit ook vroeger voor het regentschap Pamekassan
is nagelaten .
Van de verpachte middelen werden aan de reeds be
staande de vogelnestklippen , en de overvaarten en tol
bruggen toegevoegd .

Het rechtswezen had slechts geringe uitbreiding en


verandering te ondergaan , ten einde op gelijke wijze te
2

zijn ingericht als op Java. Daartoe was het noodig in alle


regentschappen ook in Pamekassan bestonden zij nog
niet – districts- en regentschapsgerechten in te stellen ,
hetgeen bij K. B. van 3 Januari 1883 , nº. 13 , ( Indisch
Staatsblad , nº. 135) , is geschied. Deze maatregel zal echter
wel pas in werking getreden zijn , nadat de reorganisatie
haar beslag gekregen had ,> want voor dien tijd waren er
nog geen regenten — uitgezonderd in Pamekassan - maar
alleen traden de voor dat ambt aangewezen personen als
adviseurs voor inlandsche zaken op. Bovendien werd de
titulatuur van de inlandsche Officieren van Justitie in
1

78

overeenstemming gebracht met de elders gebruikelijke ;


tot dusver droegen zij de namen van hoofddjaksa en
adjuncthoofddjaksa , welke nu veranderd werden in die
van djaksa en adjunctdjaksa ?) .
In een ander opzicht werd wederom van de gelijk
vormige regeling afgeweken door de kontroleurs op de
eilanden Sapoedi en Kangean met politierechtsmacht te
bekleeden , van wege den verren afstand waarop zich deze
eilanden van de hoofdplaats bevinden ; bij ieder hunner
werd een adjunctdjaksa als inlandsch Officier van Justitie
geplaatst ?) .

Hiermede ben ik aan het einde van mijn taak . Veel


heb ik slechts kunnen aanstippen veel bekend ver
-

ondersteld ; op alles in te gaan liet mijn tijd niet toe.


Mijn doel is alleen geweest den vroegeren toestand en
de veranderingen , door de reorganisatie aangebracht, zoo
goed mogelijk te schetsen. Moge deze, zoo is mijn wensch
en verwachting , strekken tot heil van Madoera.

4) Stb. 1883 , nº. 242 en 1885 , nº. 148 .


*) Stb. 1883 , no. 242.
79

Bijlage A.

ONDERDISTRICTEN
REGENT . ONDER TE BESTUREN DOOR EEN
DISTRICT .
SCHAP. DISTRICT ASSISTENT
WEDANA .
WEDANA.

Pamekassan . Pamekassan . Pamekassan. Pamekassan .


Propo . Propo .
Tlanakan . Tlanakan .
Lambang - Lor. Gantenan . Gantenan .
Tamarmarlaoet. Tamarmarlaoet.
Palengahan . Palengahan .
Boender . Galis, Galis .
Larangen -dalem . Larangen-dalem.
Pademewoe -barat. Pademewoe-barat.
Waroe . Waroe. Waroe.
Tjenlètjèn. Tjenlètjèn.
Soemenep Soemenep. Soemenep . Soerenep.
Maringan . Maringan.
Gapoerana (eiland Gapoerana.
Poeteran).
Timor-laoet. Bloeto . Bloeto.
Saronggie. Saronggie.
Tandjoeng. Tandjoeng.
Lenteng. Lenteng.
Barat - Laoet. Goeloek-Goeloek. Goeloek -Goeloek.
Ganding Ganding.
Pragaän . Pragaän.
Timor-daja . Batang - Batang. Batang-Batang.
Doengkek. Doengkek.
Gapoera. Gapoera.
Manding. Manding
Barat -daja. Amboenten . Amboenten .
Roebaroe. Roebaroe .
Dasoklaoet. Dasoklaoet.
Sapoedi. Gajam (eiland S2- Gajam .
poedi) .
Djoengkat ( eiland Djoengkat.
Raäs).
Kangeau. Ardjasa (eiland Ardjasa.
Kangean ).
Sepandjang , Sepandjang.

Vastgesteld bij de ordonnantie van 18 October 1883 (Staatsblad nº. 243).


Mij bekend
De Algemeene Secretaris
(w. g .) PANNEKOEK .
80 1
Bijlage B.

ONDERDISTRICTEN
REGENT ONDER TE BESTUREN DOOR EEN
DISTRICT.
SCHAP. DISTRICT , ASSISTENT
WEDANA .
WEDANA .

Bangkalan . Bangkalan . Bangkalan. Bangkalan.


Djaddih . Djaddih .
Boernih . Во lih ,
Sembilangan . Sembilangan.
Kwanjar. Kwanjar . Kwanjar.
Kamal . Kamal .
Batab . Batah .
Tanah - Merah . Tanah Merah Tanah Merah .
Tragah . Tragah .
Galis . Galis .
Balega. Balega . Balega
Kadoengdoeng . Kadoengdoeng.
Konang . Konang.
Arosbaja. Arosbaja. Arosbaja.
Geger. Geger .
Boeloek Agoeng. Boeloek Agoeng.
Sapoeloe. Sapoeloe. Sapoeloe.
Tandjoeng -boemi . Tandjoeng- boemi .
Kokop. Kokop .
Sampang. Sampang - laoet. Sampang. Sampang.
Bandjar- Klom . Bandjar-Klom
pang pang .
Ranggirang Ranggirang
Sereseh Sertseh
(Laboean ). (Laboean ).
Sampang - Timoer. Omben. Omben .
Pandan . Pandan .
Sampang -barat. Belaugan . Belangan .
Kadoengdoeng. Kadoengdoeng
Batoerasang. Batoerasang .
Sampang -daja. Ketapang Ketapang.
Sokobana . Sokobana.
Biring Koneng. Biring Koneng.

Vastgesteld bij de ordonnantie van 22 Augustus 1885 (Staatsblad nº. 145 ) .


Mij bekend
De Algemeene Secretaris
(w. g .) BERGSMA .
STELLINGEN .
1
STELLINGEN.

I.

De regenten op Madoera voor de reorganisatie waren


geen inlandsche vorsten maar ambtenaren .

II .

Art. 129a van het Reglement op het beleid der regering


van Nederlandsch-Indië is in strijd met art. 59d der G.W.
(oud) .
III .

Art. 27 van de Wet van 15 April 1886 (Stbl. No. 64),


ofschoon practisch , is in strijd met art. 131 G. W. (oud).
84

IV .

Bij aanvragen naar aanleiding van art. 67b van de wet


tot regeling van het hooger onderwijs (van 28 April 1876 ,
Stbl. No. 102) beslissen curatoren vrij en zelfstandig over
eenkomstig de vrijgevige bepaling der wet. Zij zijn niet
verplicht de in een ministeriëele missive over een speciaal
geval geuite meening , dat de aanvrager blijkbaar geene
academische examens wenschte af te leggen en hem
daarom het verzochte verlof kon worden toegestaan , te
generaliseeren , door hunne inwilliging steeds afhankelijk
te maken van het niet doen dier examens. 1

V.

De door de vrouw bij huwelijksche voorwaarden gedane


afstand van het recht tot afstand der gemeenschap is ook
bij die van winst en verlies nietig.

VI .

Art . 1363 B. W. geldt zoowel voor den borg als voor


den hoofdschuldenaar.

VII .

Bij faillissement van den huurder zal de verhuurder


voor de vordering van art. 1302 niet geverifieerd behoe
ven te worden , maar wel voor de schadevergoeding.
85

VIII.

In geval van verwijzing van een verificatiegeschil naar


de terechtzitting der rechtbank kan tegen de niet ver
schijnende partij geen verstek worden verleend.

IX .

Vonnissen gewezen op declinatoire excepties, met uit


zondering van die van onbevoegdheid , zijn niet vatbaar
voor hooger beroep , indien de zaak ten principale door
den rechter in het hoogste ressort wordt beslist.

X.

Het strafsysteem van het W. v. S. laat geene faculta


tieve strafbepaling van hoofdstraffen toe.

XI .

Het woord (wettelijk ) in art. 184 W. v. S. moet in


materiëelen zin worden opgevat.

XII .

Een beklaagde , op wien een bevel tot gevangenneming


of gevangenhouding is ten uitvoer gelegd , zal na 30 dagen
>

in vrijheid moeten gesteld worden , ook al was de instruc


tie inmiddels gesloten en de zaak op de openbare terecht
zitting gebracht, tenzij de rechtbank het bevel hebbe
verlengd .
86

XIII .

Behalve in het geval van descente buiten tegenwoor


digheid van den Rechter - Commissaris en bij verhindering
of ontstentenis van den Officier van Justitie heeft een
hulpofficier geen bevoegdheid tot het uitvaardigen van
een bevel tot voorloopige aanhouding.

XIV .

Verhooging der grondbelasting drukt op den eigenaar.

1
1

THE UNIV , OF MICH ,


BINDERY

MAR 22 1967
LAW LIBRARY
University of Michigan

3 5112 105 387 510

You might also like