Professional Documents
Culture Documents
Cursist A
Cursist A
Wat heeft jouw tante gedaan? Mijn tante heeft boodschappen gedaan.
Wat heeft jouw grootmoeder gewassen? Mijn grootmoeder heeft groenten gewassen.
Wat heeft jouw neef gekookt? Mijn neef heeft soep gekookt.
Wat heeft jouw schoonzus bij de bakker gehaald? Mijn schoonzus heeft bij de bakker een taart
gehaald.
Wat heeft jouw moeder uit de wasmachine genomen? Mijn moeder heeft de kleren uit de
wasmachine genomen.
Wat heeft jouw vader op de tafel gezet? Mijn vader heeft de borden op de tafel gezet.
jij – eten