Professional Documents
Culture Documents
Gefeliciteerd!
TAALHULP
Bij ziekte
Beterschap!
Het beste!
Dankbaarheid uitdrukken
Bedankt!
Dank je wel/ Dank u wel!
Wat zeggen jullie ?
Verjaardagsliedjes
Fijn Vasten🙏🏻
Overmorgen is de moeder van Siska jarig verjaardag. Zij werkt niet omdat zij een
week verlof neemt. Zij wil van haar moeder een klein feestje in het dorp hebben.
Ze is erg gelukkig haar familie te ontmoeten. Vandaag gaat zij naar het dorp met
de bus. S ’morgen moet zij gaan want het slecht verkeer.
Drinken
a. Hoeveel kopjes koffie – drink jij – per dag?
b. Meestal – drink ik – drie kopjes koffie – per dag, maar vandaag nog meer
c. Waarom – drink jij – vandaag – zoveel koffie?
d. Ik drink – vandaag – zoveel koffie, omdat ik anders in slaap val
Kijken
a. Kijk je – vaak – televise?
b. Meestal – kijk ik – naar – de sportprogramma’s
Soms – kijk ik – ook wel – naar – het nieuws
c. Ik kijk– elke avond.
Mijn moeder kijkt – niet – want zij heeft te veel werk
Verkopen
a. Wat- verkoopt u?
b. Ik verkoop – boeken.
c. En – wat verkoopt – de man – daar – in – de andere kiosk?
d. Hij verkoopt – kranten.
e. verkopen jullie – veel ?
f. Soms – verkopen wij – veel – maar – soms – wij – bijna niets.
Geef de juiste reactie. Kies uit:
Is
A: Maria Borsato ___komt___ uit Italie en ze woont nu in Nederland
B: Maria Borsato __is____ Italiaanse en ze studeert biologie
Zeggen
A: Kunt u dat nog eens __zeggen___? Ik begrijp u niet.
B: Mag ik u iets ___vragen___? Weet u welke bus naar het station gaat?
Uitstappen
A: Het station is het eindpunt van deze bus. Daar moet u __uitstappen____
B: U moet eerst lijn 3 nemen en dan in het centrum op lijn 5 __overstappen___
Dorst
A: Ik neem nog een broodje kaas, want ik heb nog steeds __honger___
B: Ik heb veel __doorst___, geef mij nog maar een pilsje
Graag
A: Ik wil __graag___ een glas rode wijn, en jij?
B: Oh, geef mij __maar____een kop koffie en een stuk appeltaart
Willen
A: __Zullen___ we vanavond naar de film gaan?
B: __Willen___ jullie misschien ook iets drinken ?
Afspreken
A: Kan ik voor volgende week een __afspraak____ met je maken?
B: Helaas kan ik voor volgende week niet met je __afspreken____
Lente
A: Het is begin September: Over een paar weken begint in Nederland de
_lente_____
B: Het is gelukkig niet meer zo koud; het is bijna __herfst____
Kerstvakantie
A: In Nederland duurt de __Kerstvakantie____ twee weken, van half December
tot begin januari
B: In de __eerste schooldag______ gaan de kinderen in de periode juli/augustus
zes weken niet naar school
Wat horen jullie allemaal? en Schrijven
jullie op!
Waar of niet waar?
1. Het meisje komt volgende week naar de les NW
2. Haar oma is jarig W
3. Het meisje heeft veel neven en nichten NW
4. Haar oma geeft een groot fest NW
5. De oma van het meisje ligt in het ziekenhuis NW
Schrijven
Jan Jaap belt Henk op. U bent A (Jan Jaap). Wat vraagt u?
1 de aardappels 16 de mango’s
2 de rozen 17 de wortels
3 de kiwi’s 18 de aardbeien
4 de tomaten 19 de kazen
5 de paprika’s 20 de ananassen
6 de kersen 21 de tulpen
7 de hamburgers 22 de uien
8 de aubergines 23 de citroenen
9 de druiven 24 de bloemkolen
10 de garnalen 25 de krokussen
11 de mandarijnen 26 de pruimen
12 de pompoenen 27 de pepers
13 de courgettes 28 de frambozen
14 de bananen 29 de appels
15 de bonen 30 de preien
Winkel Product
De bakker/de bakkerij Gevulde koeken ;Volkorenbrood;
croissants; Appeltaart Krentenbollen;
Koekjes; de hamburgers
De slager/de slagerij Een kip; Runderlapjes; Rollade; Gehakt; de
garnalen
De melkboer Een pak melk; Karnemelk
De drogist/ de drogisterij Een flesje parfum,
Aspirines
,Shampoo
De slijter/de slijterij Een fles rode wijn, Een fles whisky, Jenever
De groenteboer Sperziebonen, Een krop sla, de aardapples,
de tomaten, de paprika s, de auberginers,
de pompoenen, de boenen, de wortels, de
uien, de citroenen, de pepers
De kleidingzaak Een paar sokken
,Een T-shirt,
1 geel
2 oranje
3 groen
4 rood
5 bruin
6 grijs
7 wit
8 blauw
9 goud/zilver
10 paars
naam soort winkel producten
Albert Heijn supermarkt groente, fruit, vlees, vis, brood, frisdrank, bier, wijn,
boter, melk, yoghurt, pinda’s, chips, ...
Gall & Gall slijterij wijn, bier, frisdrank, jenever, whisky, likeur, rum,
champagne, wodka, prosecco, ...
Video Kijken!
https://www.nedbox.be/teaser/52-de-winkel
TAALHULP
In een winkel
Verkoper Klant
Wie is er aan de buurt? Ik.
Wie kan ik helpen?
Jazeker! Alstublieft.
Nee helaas, die heb ik niet meer
Nee, sorry, de _______zijn op.
(Habis)
Betalen
Klant Verkoper
Hoeveel is het? Dat is dan _________.
Hoeveel is dat bij elkaar? (semua) Dat is dan _________ bij elkaar.
GRAMMATICA
Pluralis met-s Pluralis met ‘s
Een jongen twee jongens Een agenda twee agenda’s
Een winkel drie winkels Een taxi drie taxi’s
Een dochter vier dochters Een auto vier auto’s
Een bezem (sapu) vijf bezems Een paraplu vijf paraplu’s
Een kopje zes kopjes Een baby zes baby’s
Pluralis: definit
Singularis Pluralis
De jongen de jongens
De stoel de stoelen
Er plus numerale
Hoeveel pakjes boter wilt u ?
Oefeningen
Voorbeeld: Hoeveel pakjes boter wilt u ?
Ik wil er twee
Er= pakjes boter
Ik vind het vervelend om een paar honderd keer per dag te zeggen:
“Spaart u zegels?”