You are on page 1of 2

Werkwoord ‫فعل‬

Verleden tijd ‫الماضي‬


Tegenwoordig ‫الُمضارع‬
tijd/toekomstige
tijd
Imperatief ‫األمر‬

Eerste persoon ‫ُمتكلم‬


Tweede persoon ‫حاضر‬
Derde persoon ‫غائب‬

Mannelijk ‫ُمذّك ر‬
Vrouwelijk ‫ُم َؤ َّن ث‬

Eenvoud ‫واِحد‬
Tweevoud ‫َت ْث ِنَي ة‬
Meervoud (meer ‫َج مع‬
dan 2)

Onovergankelijk ‫الالزم‬
Overgankelijk ‫الُم َت َع ِّد ي‬

Een transitief (overgankelijke) werkwoord kenmerkt zich door een lijdend voorwerp,
zoals de werkwoorden “maken” en “beheersen”. Een intransitief (onovergankelijke)
werkwoord kenmerkt zich zonder een lijdend voorwerp, zoals de werkwoorden
“slapen”, “zitten” en “blozen”.

Bevestigen ‫إثبات‬
Ontkennen ‫نفي‬

Actieve zin ‫معروف‬


Passieve ‫مْج هول‬
zin

Vervoeging van werkwoorden in de verleden tijd (‫)الماضي‬


Een werkwoord kan worden vervoegd in verschillende vormen om verschillende
soorten voornaamwoorden weer te geven.
Elke vorm van het werkwoord met het voornaamwoord staat bekend als een “ ‫”ِص ْيَغ ٌة‬.
Het meervoud hiervan is “ ‫”ِص ْي ٌغ‬. De eerste persoon, ‫اْلُم َتَك ِّلُم‬, heeft geen tweevoud en
wordt gedeeld voor zowel mannelijk als vrouwelijk. Hierdoor zijn er slechts 14 ‫ِص ْي ٌغ‬, en
geen 18. De naam van elke ‫ِص ْيَغ ٌة‬, samen met de vertaling en uitleg, wordt hieronder
gegeven. Het is belangrijk om de naam van alle ‫ ِص ْي ٌغ‬te memoriseren.

‫واِحد ُمذّك ر‬ Enkelvoud ‫َفَع َل‬ ‫َلِعَب‬ ‫َكَت َب‬ ‫َقَر َأ‬
‫غائب‬ mannelijk 3e Hij speelde Hij schreef Hij las
persoon: hij
‫َت ْث ِنَي ُمذّك ر‬ Tweevoud ‫َفَع ال‬ ‫َلِعَب ا‬ ‫َكَت َب ا‬ ‫َقَر آ‬
‫غائب‬ mannelijk 3e Zij beide Zij beide Zij beide lazen
persoon: zij speelden (m) schreven (m) (m)
‫َج مع ُمذّك ر‬ Meervoud mannelijk ‫َفَع ُلْو ا‬ ‫َلِعُبْو ا‬ ‫َكَت ُبْو ا‬ ‫َقَر ُأْو ا‬
‫غائب‬ 3e persoon: zij Zij speelden (m) Zij schreven (m) Zij lazen (m)
‫واِحد ُم َؤ َّن ث‬ Eenvoud vrouwelijk ‫َفَع َلْت‬ ‫َلِعَب ْت‬ ‫َكَت َب ْت‬ ‫َقَر َأْت‬
‫غائب‬ 3e persoon: zij Zij speelde Zij schreef Zij las
‫َت ْث ِنَي ُم َؤ َّن ث‬ Tweevoud ‫َفَع َلَت ا‬ ‫َلِعَب َت ا‬ ‫َكَت َب َت ا‬ ‫َقَر َأَت ا‬
‫غائب‬ vrouwelijk 3e Zij beide Zij beide Zij beide lazen
persoon: zij speelden (v) schreven (v) (v)
‫َج مع ُم َؤ َّن ث‬ Meervoud ‫َفَع ْلَن‬ ‫َلِعْب َن‬ ‫َكَت ْب َن‬ ‫َقَر ْأَن‬
‫غائب‬ vrouwelijk 3e Zij speelden (v) Zij schreven (v) Zij lazen (v)
persoon: zij
‫واِحد ُمذّك ر‬ Enkelvoud ‫َفَع ْلَت‬ ‫َلِع ْبَت‬ ‫َكَتْبَت‬ ‫َقَر ْأَت‬
‫حاضر‬ mannelijk 2e Jij speelde (m) Jij schreef (m) Jij las (m)
persoon: jij
‫َت ْث ِنَي ُمذّك ر‬ Tweevoud ‫َفَع ْلُت ما‬ ‫َلِعْب ُتَم ا‬ ‫َكَت ْب ُتَم ا‬ ‫َقَر ْأُتَم ا‬
‫حاضر‬ mannelijk 2e Jullie beide Jullie beide Jullie beide
persoon: jullie speelden (m) schreven (m) lazen (m)
‫َج مع ُمذّك ر‬ Meervoud mannelijk ‫َفَع ْلُت ْم‬ ‫َلِعْب ُت م‬ ‫َكَت ْب ُت ْم‬ ‫َقَر ْأُت ْم‬
‫حاضر‬ 2e persoon: jullie Jullie speelden Jullie schreven Jullie lazen (m)
(m) (m)
‫واِحد ُم َؤ َّن ث‬ Enkelvoud ‫َفَع ْلِت‬
‫حاضر‬ vrouwelijk 2e
persoon: jij
‫َت ْث ِنَي ُم َؤ َّن ث‬ Tweevoud ‫َفَع ْلُتَم ا‬
‫حاضر‬ vrouwelijk 2e
persoon: jullie
‫َج مع ُم َؤ َّن ث‬ Meervoud ‫َفَع ْلُتَّن‬
‫حاضر‬ vrouwelijk 2e
persoon: jullie
‫واِحد ُمتكلم‬ Enkelvoud 1e ‫َفَع ْلُت‬
persoon: ik
‫َج مع ُمتكلم‬ Meervoud 1e ‫َفَع ْلنا‬
persoon: wij

You might also like