You are on page 1of 84

Anatomie en fysiologie II:

Orgaananatomie en fysiologie

Mevr. Lefevre E.
Hoofdstuk 1: Het cardiovasculair stelsel: Het bloed
TE KENNEN in handboek Anatomie en fysiologie, Een inleiding, 8e
editie; F.H. Martini & E.F. Bartholomew.
Hoofdstuk 11: Het cardiovasculaire stelsel: Bloed (alles)

2
Hoofdstuk 1: Het cardiovasculair stelsel: Het bloed

•  Eigenschappen, functies & samenstelling


• Plasma
• Rode bloedcellen (erytrocyten)
• Bloedgroepen en rhesusstelsel
• Witte bloedcellen
• Bloedplaatjes
• Hemostase

3
Eigenschappen van bloed

Bloed: (vloeibaar) bindweefsel

: < cellen in vloeibare matrix

: 6 à 8 % van lichaamsgewicht

: ♀ : 4 tot 5 liter ♂ : 5 tot 6 liter

4
Functies van bloed
• Functies:
– Transport: gasuitwisseling (vnl RBC), transport hormonen
aanvoer nutriënten, afvoer afvalstoffen

– Reguleren van de pH en ionensamenstelling


van interstitiële vloeistoffen

COMPLEXE
– Beperken van bloedverlies bij verwonding SAMENSTELLING

– Bescherming lichaam (WBC helpen hierbij)

– Temperatuurregeling (H8)
5
Samenstelling van bloed
• Afname en analyse van bloed
– Veneuze punctie
– Perifere capillairen: bloeduitstrijkje
– Arteriële punctie

 = fysische en chemische eigenschappen:


 T: 38°C

 erg visceus

 pH = 7,4 6
Samenstelling van bloed

7
Samenstelling van bloed

55 % Plasma

< 1% BP en WBC

45 % RBC

8
Samenstelling van bloed
Hematocriet
Hematocriet?
=
RBC / 1 µl bloed
=
X / Totaal

42-46 % = 4,8 - 5,4 miljoen RBC


37-47% (vrouwen)
40-54% (mannen)

 Zeer groot deel van


bloedmassa= RBC
9
Samenstelling van bloed

55 % Plasma

< 1% BP en WBC

vaste

bloedbestanddelen
45 % RBC
productie via
10
Samenstelling van bloed

Vaste bloedbestanddelen:

Soort bloedcel Normaal aantal Te veel cellen Te weinig cellen


cellen per mm3 of per
microliter

Erytrocyten (RBC) 4 500 000 – 5 000 000 Polycytemie Anemie


Erytrocytose
Leukocyten (WBC) 4 000 – 10 000 Leukocytose Leukopenie
Leukemie
Trombocyten (BP) 150 000 – 300 000 Trombocytose Trombopenie

11
Samenstelling van bloed

55 % Plasma 92 % H2O
1 % ionen &
org prod
7 % eiwitten

< 1% BP en WBC
Albuminen Globulinen Stollingsf
60% 35% 5%
osmotische druk anti-stof fibrinogeen
45 % RBC transport

Serum= Plasma – stollingsfactoren 12


Plasma

Onstolbaar
Gestold bloed
gemaakt bloed

13
Plasma
Plasma lijkt op interstitiële vloeistof, maar
bevat een uniek mengsel van eiwitten die in
andere extracellulaire vloeistoffen niet worden
aangetroffen.

14
Relatie tussen bloed en weefselvloeistof

15
Samenstelling van bloed

16
Rode bloedcellen

17
Rode bloedcellen
• = erytrocyten

• Transport O2 en CO2

• Biconcave vorm:
- grote opp/volume ratio 
efficiënte uitwisseling O2 en CO2

- flexibiliteit: door nauwe


capillairen persen

18
Rode bloedcellen
• Levensduur: 120 dagen

• Celkern  delen

• Ribosomen  eiwitten vormen

• Mitochondriën

E enkel via anaerobe dissimilatie
glucose

Voordeel: alle O2 naar perifere
19
Rode bloedcellen
Hemoglobine (Hb)
• 95% vd eiwitten in RBC
• Transport O2 en CO2
• 4 subeenheden, 2 aan 2 gelijk

20
Rode bloedcellen
Oxygenatie: Hb in contact met opgelost O2
: elk molecule Hb kan 4 moleculen O2 binden
: helderrode kleur

21
Rode bloedcellen
Oxygenatie: Hb in contact met opgelost O2
: elk molecule Hb kan 4 moleculen O2 binden
: helderrode kleur

22
Rode bloedcellen

23
Rode bloedcellen

24
Rode bloedcellen

Carboxyhemoglobine:

• COHb

• CO ontstaat bij onvolledige verbranding

• Snelle absorptie CO door de longen

• Affiniteit voor Hb: CO>> O2

• Oplossing: overmaat aan O2


25
Rode bloedcellen
Anemie= Bloedarmoede

Treedt op:
• Belangrijk bloedverlies TE WEINIG O2
• Verminderde aanmaak RBC 
• Vermeerderde afbraak RBC - vermoeidheid
• Ijzertekort - kortademigheid
 hartkloppingen

•Bloedverlies (gewoonlijk chronisch)


•Aandoeningen GI-stelsel (verminderde opname)
•Verhoogde vraag (groei, zwangerschap, …)
•Deficiënte voeding

Ferriprieve anemie 26
Rode bloedcellen
Sikkelcelanemie (HbS) - Andere vorm RBC: elasticiteit 
- Snelle afbraak RBC (10-20
dagen)
- Polymerisatie
- Blokkeren BV
- Anemie
- Bescherming tegen malaria

http://www.youtube.com/w
atch?v=R4-c3hUhhyc

27
Rode bloedcellen: afbraak
RBC:

• Levensduur = circa 120 dagen

• Botst ctu tegen wanden en andere RBC

• Geen herstelmechanismen

• Opbouw en afbraak in evenwicht

• 1% RBC vervangen per dag

28
Rode bloedcellen: afbraak
Afbraak RBC:

 Hemolyse = scheuren vd RBC


: 10% vd RBC
: polypeptideketens door nieren uit
bloed gefilterd naar urine

indien veel: roodbruine urine = hemoglobinurie

 Opname door macrofagen (fagocyterende WB cellen)


 recyclage onderdelen Hb

29
Rode bloedcellen: afbraak
 Opname door macrofagen (fagocyterende cellen)
globulines AZ afgebroken voor E
nr bloed voor andere cellen
Hb
heemkern Fe opslag in macrofaag

nr bloed

binden transferrine

synthese nieuwe Hb
30
Rode bloedcellen: afbraak
Porphyrinering

Biliverdine

Vrij bilirubine

Nr bloedbaan

Nr lever

Nr gal

Nr darm Faeces

Omgezet door bact



Nr bloedbaan Nr nier Urine
31
Rode bloedcellen: afbraak
Porphyrinering

Biliverdine

Vrij bilirubine

Nr bloedbaan

Nr lever

Nr gal Bij probleem: bilirubine nr perifere weefsels  geelzucht

Nr darm Faeces

Omgezet door bact



Nr bloedbaan Nr nier Urine
32
Rode bloedcellen: afbraak
• Hergebruik van
hemoglobine

33
Vorming RBC
• Hematopoëse = erythropoëse

• Ontstaan uit pluripotente stamcellen

• Milt Lever Lymfeknopen Beenmerg

Prenataal + + + +

0-4 jaar ± ± - ++

4-18 jaar - - - Rbm Gbm


++ vervetting
> 18 jaar - - - Rbm
++
Wervels,
sternum, ribben

34
Vorming RBC
Lang been:
• Epifyse
• Metafyse = overgang (groeischijf)
• Diafyse
epifyse
metafyse

diafyse

metafyse

epifyse
35
Vorming RBC

EPO = erytropoëtine
(een glycoproteïne)

Erytroblast: onrijpe RBC die


Hb vormt

Reticulocyt: ontstaat vanaf


kern is afgestoten

Erytrocyt: mitochondriën en
36
ribosomen zijn afgestoten
Vorming RBC
Stimulatie door EPO:
snelheid vorming RBC x 10

Hematocriet 

Bloed wordt viskeuzer

37
RBC

Veel voorkomende bloedonderzoeken ivm RBC:

http://www.youtube.com/watch?v=pGTu2aDbLpg

38
Bloedgroepen
• Gebaseerd op de aanwezigheid van bepaalde
glycoproteïnen (= antigenen) op het membraan van
de RBC

• Antigen A, B en Rh (rhesus)

• 2 onderdelen: AB en Rh

39
Bloedgroepen

Bloed maakt antistoffen/antilichamen aan tegen de


antigenen die het zelf niet heeft
40
Bloedgroepen
• AB- onderdeel bloedgroep geeft info over aanwezigheid
antigenen (AG) A en B.

• Wie een AG NIET heeft bij geboorte, heeft WEL AL hiertegen.

Bloedgroep Antigenen Antilichaam in serum


(agglutinogenen) (agglutinine)

O / anti-A en anti-B

A A anti-B

B B anti-A

AB A en B /

41
Bloedgroepen

Indien je bloed krijgt van een andere bloedgroep: kruisreactie

Oppervlakte- Tegengestelde
antigenen + antistoffen Agglutinatie (samenklontering) en hemolyse

42
Bloedgroepen
• RBC donor komen terecht in groot volume plasma
 belangrijk dat deze niet worden aangevallen

• Theoretisch:
serum donor veroorzaak agglutinatie RBC ontvanger

• Praktijk:
donorplasma verdund door plasma ontvanger

• Packed cells: enkel RBC, geen plasma met AL

• Uitz: grote hoeveelheden bloed toedienen


43
Bloedgroepen
Compatibiliteit

44
Bloedgroepen
Compatibiliteit

45
Bloedgroepen
Compatibiliteit

46
Bloedgroepen
Compatibiliteit

47
Bloedgroepen
Compatibiliteit

48
Bloedgroepen
Compatibiliteit

49
Bloedgroepen
Compatibiliteit

• In praktijk: voorkeur voor transfusie met = ABO-bloedgroep


: gevaar voor onverwacht hoge conc. AL in serum donor

• Kruisproeven

• Transfusiereactie kan dodelijk zijn door massale afbraak van


donorerytrocyten  afbraakproducten

• Enkel vervangen wat ontbreekt:


 vol bloed bij ernstige bloedingen en open hartoperaties
 packed cells
 trombocytenconcentraat bij leukemie
 plasmastollingsfactoren bij hemofiliepatiënten 50
Rhesusfactor
• Rhesusantigen op opp RBC: rhesuspositief (Rh+)

• 15% heeft dit niet: rhesusnegatief (Rh-)

• Rh-: bij geboorte geen antilichamen ( ABO)


: vorming AL na contact met bloed van Rh+ persoon
 1ste contact geen probleem, nadien reeds AL

aanwezig  transfusiereactie mogelijk

• Spreiding rhesusfactor onafhankelijk van andere


bloedgroepen 51
Rhesusfactor
• Rhesusantigen op opp RBC: rhesuspositief (Rh+)
• 15% heeft dit niet: rhesusnegatief (Rh-)

• Spreiding rhesusfactor onafhankelijk van andere


bloedgroepen 52
Rhesusfactor
Erythroblastosis foetalis:

Oplossing: rhesusprik: een injectie met afweerstoffen tegen de


binnengedrongen Rh+ cellen van de baby. Hierdoor maakt de
moeder zelf geen afweerstoffen aan. 53
Oefening
Oefening:

https://educationalgames.nobelprize.org/educational/medicine/blo
odtypinggame/index.html

54
Witte Bloedcellen

55
WBC
• Leukocyten
• Bevatten organellen
• Groot
• Geen Hb
• Verdedigen het lichaam tegen:
• Ziekteverwekkers

• Gifstoffen
• Afvalstoffen
• Afwijkende cellen

• Beschadigde cellen
56
WBC
Kenmerken:

• Amoeboïde bewegingen

• Diapedese

• Positieve chemotaxis

• Fagocytose

57
WBC
Opdeling:
• 2 groepen obv uiterlijk na kleuring:
- granulocyten:
 neutrofielen
 eosinofielen
 basofielen

- agranulocyten:
 monocyten
 lymfocyten
• 5 typen
58
WBC
Opdeling in 5 typen:
• Neutrofielen:
- granulocyt
- niet-specifieke afweer
- 50-70% van de WBC in bloedcirculatie
- 1ste WBC bij verwonding
- actieve fagocyten
- kort leven (± 10u)
- pus
- http://www.youtube.com/watch?v=JnlULOjUhSQ
59
WBC
Opdeling in 5 typen:
• Eosinofielen:
- granulocyt
- niet-specifieke afweer
- 2-4% van de WBC in bloedcirculatie
- fagocytose stoffen met antilichamen
- exocytose giftige stoffen
- aantal  bij allergische reacties en parasitaire
infectie

60
WBC
Opdeling in 5 typen:
• Basofielen:
- granulocyt
- niet-specifieke afweer
- <1 % van de WBC in bloedcirculatie
- ophoping in beschadigde weefsels
- granulen: histamine en heparine
- bevorderen ontstekingsreactie

61
WBC
Opdeling in 5 typen:
• Monocyten:
- agranulocyt
- niet-specifieke afweer
- 2-8 % van de WBC in bloedcirculatie
- groot
- ± 24u in bloedsomloop  weefsels
- differentiëren tot vrije macrofagen
- agressieve fagocyten
- aantrekken fibroblasten: littekenweefsel
62
WBC
Opdeling in 5 typen:
• Lymfocyten:
- agranulocyt
- specifieke afweer !
- 20-30 % van de WBC in bloedcirculatie
- vnl. in lymfevaatstelsel
- geen fagocytose
- vallen lichaamsvreemde cellen aan
- vormen antistoffen
- vernietigen afwijkende cellen
63
WBC
Differentiële telling:
Infecties, ontstekingen, allergische reacties: veranderend # WBC

Gekleurd bloeduitstrijkje

Differentiële telling

Leukopenie Leukocytose
- leukemie (>100 000/ml)

64
Vorming WBC
Productie in beenmerg:

• Myeloïde stamcellen vormen:


- Granulocyten: voltooien ontw. in beenmerg
- Monocyten (toekomstige macrofagen): starten ontw. in
beenmerg  bloedsomloop  perifere weefsels

• Lymfoïde stamcellen vormen lymfocyten


- Lymfopoëse
- Lymfocyten verplaatsen zich naar het bloed
- Migreren naar lymfoïde weefsels 65
Vorming WBC
Regeling van de
rijping van WBC:

Weinig over gekend

Colony-stimulating factors
(CSFs):
• Hormonen
• 4 groepen

66
WBC
•Samenvatting
•Er zijn duizend keer zo veel rode bloedcellen als witte
bloedcellen.

•Witte bloedcellen zijn verantwoordelijk voor de


verdediging van het lichaam tegen infecties,
lichaamsvreemde cellen of gifstoffen en voor het herstel
van beschadigde weefsels.

•De meest talrijke zijn neutrofielen, die bacteriën


fagocyteren en lymfocyten, die verantwoordelijk zijn voor
de specifieke afweer.
67
Bloedplaatjes

68
Bloedplaatjes
• = Trombocyten

• Geen celkern
• Productie in beenmerg
• Worden aan het bloed afgegeven door megakaryocyten onder
vorm van cytoplasmafragmenten
• Bloedstolling
• 9-12 dagen in bloedsomloop
• 350.000 bloedplaatjes/µl

• Trombocytopenie en trombocytose

69
Oefening
Combineer elk van de woorden in kolom A op juiste wijze met de
term uit kolom B die daar anatomisch/fysiologisch het beste bij past.
Kolom A Kolom B Kolom A Kolom B
1. Interstitiële vloeistof a. Hemocytoblasten 1.
2. Hemopoëse b. Overmatig veel WBC 2.
3. Stamcellen c. Neutrofielen 3.
4. Hypoxie d. Migratie WBC 4.
5. Diapedese e. Extracellulaire vloeistof 5.
6. Leukopenie f. Monocyt
6.
7. Agranulocyt g. Weinig WBC
7.
8. Leukocytose h. Laag aantal BP
8.
9. Granulocyt i. Vorming bloedcellen
9.
10. Trombocytopenie j. Lage zuurstofconcentratie
10. 70
Oefening

Van welk celtype is het aantal waarschijnlijk verhoogd bij


iemand die veel antistoffen in het bloed vormt om een virus
te bestrijden? Waarom?

71
Hemostase
• Doel: bloedverlies beperken

• Is de basis voor weefselherstel

• Drie overlappende fasen:


– Vasculaire fase

– Bloedplaatjesfase
– Coagulatiefase

72
Hemostase
Drie overlappende fasen:
– Vasculaire fase
• Vaatspasmen
• Duur: 30’
• Endotheelcellen worden kleverig

73
Hemostase
Drie overlappende fasen:
– Vasculaire fase
• Vaatspasmen
• 30’
• Endotheelcellen worden kleverig

– Bloedplaatjesfase
• Bloedplaatjesprop

74
Hemostase
Drie overlappende fasen:
– Vasculaire fase
• Vaatspasmen
• 30’
• Endotheelcellen worden kleverig

– Bloedplaatjesfase
• Bloedplaatjesprop

– Coagulatiefase
• Bloedstollingsfase
• Fibrinogeen  fibrine (onoplosbaar eiwit)
• Fibrinenetwerk vangt bloedcellen en BP: bloedstolsel
• Stollingsfactoren 75
Hemostase
Stollingsfactoren:

Ca-ionen en 11 ≠ plasma-eiwitten (< lever)


I: Fibrinogeen II: Protrombine

III: Weefselfactor (TF) IV: Ca2+

V = VI: Proaccelerine VII: Proconvertine

VIII: Antihemofiele factor IX: Christmas factor

X: Stuart-Power factor XI: Plasma tromboplastin antecedent


(PTA)
XII: Hageman factor XIII: Fibrine-stabiliserende factor

76
Hemostase
• Coagulatiefase

77
Hemostase

•De structuur van een bloedstolsel 78


Hemostase

•De structuur van een bloedstolsel 79


Hemostase

Calcium en vitamine K

Noodzakelijk voor Nodig voor lever om


alle 3 de ketens stollingsfactoren te maken
< voeding < voeding
< bacteriën spijsvertering

80
Hemostase
Retractie en verwijdering van het stolsel:
– Retractie: BP trekken samen  trekken beschadigde
randen wond dicht

– Fibrinolyse:
• Stolsel lost geleidelijk aan op
• Plasmine, een enzym dat is ontstaan uit plasminogeen in het
bloedplasma, zorgt voor de afbraak van het fibrinenetwerk

81
http://www.youtube.com/watch?v=9QVTHDM90io&feature=fvst
Hemostase
Bloed in evenwicht tussen

Coagulatie Fibrinolyse

 Processen mogen niet spontaan optreden


 Zeer gecontroleerd gebeuren
 Verschillende complexe stappen

82
Abnormale bloedstolling
Overmatige bloedstolling:
Embolus en trombus:
https://www.youtube.com/watch?v=XgTRS_InDgg

Gebrekkige bloedstolling:
Hemofilie:
- Erfelijk
- Te weinig stollingsfactoren
- Vaak gepaard met hevige bloedingen
- Behandeling: plasmamonsters van donoren
: duur + risico’s of infecties 83
Oefening
Een monster van beenmerg heeft minder megakaryocyten
dan normaal. Welk proces in het lichaam is waarschijnlijk
verstoord? Waarom?

84

You might also like