You are on page 1of 13

Samenvatting Theorie Print - GVD en Beeldtaal Les 1 Elementen van een huisstijl: - Logo - Slogan - Kleur - Typografie - Vormentaal

- Fotografie Zie voor de inhoud van de lessen de presentaties op sharepoint. Artikel Huisstijl Steeds meer bedrijven vervangen de hoofdletter(s) in hun naam naar kleine letters. Dit begon vooral bij banken en verzekeringen, maar wordt door steeds meer bedrijven overgenomen. Bedrijven doen dit vooral om bescheiden en toegankelijk over te komen en zo sympathie op te roepen. De economische recessie is een van de aanleidingen. Kleine letters zouden persoonlijker, vriendelijker en menselijker zijn. Ook is het zo dat designers de onderkast mooier vinden. Verder speelt het internet een grote rol, waar e-mailadressen en links in kleine letters geschreven worden. De onderkast heeft veel met mode te maken. Bedrijven schrijven hun naam in brieven en e-mail vaak nog wel met kapitalen, om verwarring te voorkomen. Hoorcollege 1 - Huisstijl Goed voor druk, H8, 359 t/m 386 Het uitgangspunt van het visueel management is een langetermijndenken dat bepaald wordt door de identiteit die het bedrijf naar voren wil brengen. Dit doet het dmv de huisstijl Imago/ gestalt: het beeld dat men gevoelsmatig over een persoon ontwikkelt. Corporate Image/ bedrijfsgestalt: het beeld dat men gevoelsmatig over een bedrijf ontwikkelt. Het imago van een bedrijf kan worden benvloed door de huisstijl aan te passen. De bedrijfsidentiteit is in 3 gebieden te onderscheiden (triade): - Het gedragspartroon - De communicatie - De huisstijl (ook productvormgeving) Handelsmerk = de naam waaronder fabrikanten een product op de markt zet Vennootschap = kan meerdere handelsmerken op de markt zetten Het Merkbeeld wordt gebruikt om te onderscheiden van anderen: - Klank of woordmerken (handelsmerk) - Beeldmerken (wordt logo genoemd, ook handelsmerk) Aan het handelsmerk wordt veel waarde gehecht. Het zorgt ervoor dat de consument je herkent en je onderscheid van anderen. Deponeren = het eigendomsrecht op een handelsmerk of logo krijgen. Merkbeeld = een teken in de logografie. Pictogram = een vereenvoudigde afbeelding van de afbeeldbare werkelijkheid. 1

Icoon = een symbolische afbeelding van de niet-afbeeldbare werkelijkheid.

Monogram = n letter wordt gellustreerd of letters worden met elkaar vervlochten. Initialenmerken of afkortingen = een aantal initialen als afkorting in het logo. Naammerk = handtekening als logo gebruikt . Kalligram = manier waarop een woord grafisch geschreven is. Typografisch logo = lettertypes worden in een bepaalde typografie gepresenteerd. Picturale naammerken = naam ingesloten in eenvoudig visueel symbool. Picturale karakter = naam is een opvallend en belangrijk onderdeel van het merkbeeld. Symbolische beeldmerken = eenvoudig visueel beeld (shell). Beschrijvende beeldmerken = een visuele relatie tussen het product en de dienst. Merkpersonages = merkidentiteit gebouwd op een symbolisch menselijk of dierlijk personage. Abstract logo = Het voordeel van een abstract logo is dat een bedrijf verschillende richtingen uit kan gaan. Dit wordt vooral in Japan en de VS veel gebruikt. Het nadeel is dat het geen betekenis heeft en het dus moeilijk is hiermee de identiteit van een bedrijf weer te geven. Antropomorfisme = van producten wordt een menselijk figuur gemaakt. Personificatie = een abstract begrip wordt door een menselijk figuur voorgesteld. Gecombineerde merken = beeldmerk en naammerk gecombineerd. De huisstijl en de bedrijfsstijl van een bedrijf moeten op elkaar aansluiten. De inhoud moet bij de vorm passen. In een manual (of huisbijbel) wordt de huisstijl beheerd. Sleutelbeeld = een beeldend leidmotief dat op langere termijn herinneringen over het bedrijf zal oproepen (marlboro cowboy, sportmannen nike). Gentegreerde beeldcommunicatie = verschillende beelden van een merk (tv, verpakking), roepen hetzelfde gevoel op door huisstijl. Het wordt steeds moeilijker om de aandacht van afnemers (consumenten) te trekken. Dit komt doordat de grenzen tussen de doelgroepen vervagen, de consument minder voorspelbaar is geworden en er een enorme overvloed is aan communicatieprikkels. Er is sprake van 3 soorten design: - Strategisch design (basishuisstijl ontwerpen en hiermee de unieke identiteit bekend maken). - Communicatief design (communicatie-uitingen op korte termijn, trends spelen grote rol). - Auteursdesign (bijzonder project van esthetisch niveau, belangrijker dan basisidentiteit, er moet een duidelijk geluid zijn dat opvalt (rumour), het kan bijna kunst genoemd worden). Hoorcollege 2 - Typografie Goed voor druk H2, 46 t/m 91 De bedoeling van een lettertype is het verduidelijken van een boodschap. Typografie is geen doel maar een middel. Het moet de boodschap en hert gevoel overbrengen. Het is de lichaamstaal van je tekst. Dezelfde tekst kan door typografie op verschillende manieren overkomen. Typografie moet onbewust aanwezig zijn. Met typografie kan je de intonatie van een tekst aangeven. Zowel vormgevers als wetenschappers doen onderzoek naar typografie. - Typografisch repertoire = classificaties van typografische middelen. 2

In de grafische industrie zijn er verschillende maatsystemen, dit kan voor verwarring zorgen. De duizenden verschillende lettertypes worden op basis van 8 uiterlijke kenmerken van elkaar onderscheiden (overzicht blz. 81): - Kapitalen en Onderkast De onderkast in gemakkelijker te lezen. De kapitaalhoogte is de norm om de grootte of het corps van een letter te meten. Kapitalen worden gebruikt voor korte tekst waar de nadruk op moet liggen. Initiaal = de eerste letter van een tekst neemt meerdere regels in beslag. - Schreefloos of geschreefd Schreefletters hebben een betere leesbaarheid omdat ze een horizontaal houvast bieden. - Stand van de letter of letterhelling Het voorover (progressief) of achterover (degressief) laten hellen van een letter (cursief). - Lettergradatie of gewicht Dit gaat over contrastverschillen: de verschillen in lijndikte of lijnvoering. - Letterhoogte Op verschillende manieren gemeten. - X-hoogte De hoogte van een onderkastletter, uitgedrukt met de hoogte van de letter x. - Letterbreedte De breedtemaat van een letterteken (typografisch vierkant). - Contrast Dik-dun verhouding binnen de letter Postscript = een paginabeschrijvende taal De grootte van een lettertype moet worden aangepast op de situatie. Bij een dia moet je niet meer dan 6 regels per keer gebruiken, niet meer dan 6 woorden per regel en niet meer dan 6 kleuren of tinten per dia. Er is een verschil tussen een schermfont (voor op het pc scherm) en een printfont. blz. 66 t/m 77 = saai computer programma gepraat. Tracking = het aanpassen van de grote van de spatie. Ligaturen = twee of meer letters die met elkaar verbonden zijn. Soms moeten (lange) woorden in een tekst worden afgebroken. Zetbreedte = de lente van de tekstregel. Interlinie = regelafstand tussen twee regels (ook regeltransport of leading). Bij het maken van alineas kan men witregels gebruiken of inspringen.

Beeldtaal H8, 144 t/m 155 Er worden steeds nieuwe lettertypes ontworpen omdat ze elk specifieke eigenschappen hebben. In Nederland en Belgi neemt de typografie al eeuwen lang een belangrijke plek in. Gerard Unger is een bekende Nederlandse typograaf die oa. lettertypes voor kranten ontwierp. Voor een krant is het belangrijk dat het lettertype gemakkelijk leest en weinig ruimte inneemt. Typemachineletters zoals de Courier nemen elk evenveel ruimte in. Afspatiren = de hoeveelheid wit tussen de letters in. 3

Overhang/ kerning = het zo dicht mogelijk (leesbaar) bij elkaar zetten van letters. Kapitaal = hoofdletter Onderkast = kleine letter Klein kapitaal = kapitalen die verkleind zijn naar de x-hoogte van de onderkast (bv. bij afkortingen). Een tekst in onderkast leest gemakkelijker dan een in kapitalen omdat we onbewust vooral de bovenkant van de letters lezen, deze zijn bij de onderkast beter herkenbaar. Denotatie van de eerste orde/ primaire denotatie = beeldmerk en lettertype dat overal ter wereld, in elke taal, herkend wordt (Coca Cola, Mac Donalds, Heineken). Verschillende soorten tekstopmaak: - Uitgevuld = tekst loopt zowel links als rechts door tot een rechte lijn (beeldtaal boek) - Engelse regenval = tekst loopt alleen links in een rechte lijn (schrijven) - Rechts uitgevuld = tekst loopt rechts in een rechte lijn - Afbreekfunctie = breekt lange woorden aan het eind van de regel af zodat er niet te veel wit tussen de woorden komt. Hoorcollege 3 - Kleur Goed voor Druk H3, 173 t/m 217 Met kleur kan men aandacht trekken en een bepaalde stemming oproepen. Een kleur wordt van veel kenmerken vaak het eerste gezien en het beste onthouden. We kunnen kleuren slechts onderscheiden door middel van licht. Een mens ziet van het kleurenspectrum dat gedeelte dat tussen infrarood en ultraviolet in zit. Het zien van een kleur wordt bepaald door het licht, het voorwerp waar het licht opvalt en het waarnemend oog. Het menselijk oog bestaat uit staafjes (schemerzintuigen) die helderheidsgevoelig zijn en kegeltjes (dagzintuigen) die rood- groen- of blauwgevoelig zijn. Er bestaan 4 manieren van kleuren zien: - kleuren zien in de natuur - kleuren zien op een beeldscherm - kleuren zien in een doorzicht (dias) - kleuren zien in een opzicht (gedrukt) Subtractieve kleuren = het mengen van pigmenten (olieverf, inkt). Additieve kleuren = het mengen van kleuren van het licht (beeldscherm). De combinatie van twee additieve kleuren geeft een subtractieve of secundaire kleur. Dit geldt ook andersom. Zwart verbetert de scherpte en dieptewerking van een afbeelding. Kleur of helderheidscontrast kunnen een kleurindruk sterk benvloeden. Kleurinductie = een achtergrondkleur heeft invloed op de bovenliggende of aangrenzende kleur. Optische kleurmenging = veel stipjes van n kleur maakt ons oog tot n egaal vlak. De kleuren die je op je beeldscherm ziet zijn beperkt doordat RGB in verschillende sterktes wordt weergegeven om andere kleuren te krijgen. Kleurwerkelijkheid = de kleur zoals we die spectrofometisch kunnen meten. Kleurwerking = de kleur zoals we die waarnemen.

De bedoeling van kleursystemen is om tot een correcte en objectieve communicatie over kleur te komen. - Kleurtint, kleurnuance (HUE) geeft de basiskleur (het pigment) aan. - Kleurverzadiging, - intensiteit (saturation) heeft betrekking op de mate waarin het kleurpigment aanwezig is. - Helderheid, grijs- of toonwaarde (Brightness/lightness) geeft de lichtheid of donkerte van een kleur aan. Het doel van het kleurenmanagement is de verschillende productiestappen met betrekking tot een kleurenbeeld zodanig op elkaar af te stemmen dat het eindresultaat voorspelbaar is. Het ICC heeft standaards voor de vervaardiging van kleurenprofielen vastgelegd waardoor kleurverschillen per apparaat bij te sturen of te compenseren. Dit is bijvoorbeeld handig bij het omzetten van een bestand van RGB naar CMYK. blz. 184 t/m 196 is saai gepraat over kleursystemen. Het Pantone Matching System (PMS) gaat uit van 14 basis-inktkleuren. De mengverhoudingen van de basiskleuren zijn procentueel aangegeven. Niet alle PMS kleuren worden in een CMYK druk goed weergegeven. Pantone Goe is een vernieuwd systeem van Pantone om kleuren aan te geven. Het HKS kleurenprogramma is gebaseerd op kleurenharmonie en bevat de meest gebruikte kleurtinten die in helderheid en verzadiging op elkaar afgestemd zijn. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen verschillende kleursoorten. Het RAL-kleursysteem komt uit de verf- en lakindustrie. Focoltone Color System (FCS) is een standaardisatie van kleurvlakken die uit rasterpercentages van procesinkten zijn opgebouwd. In de 12-delige kleurencirkel (door Johannes Itten) onderscheidt men: - Primaire kleuren: geel, rood en blauw (gemengd theoretisch zwart). - Secundaire kleuren: door twee primaire kleuren te mengen. - Tertiare kleuren: door het mengen van een primaire- en secundaire kleur. - Complementaire kleur: tegenoverliggende kleur in de kleurencirkel (vormen samen zwart). Men spreekt van contrast als er tussen twee te vergelijken kleurwerkingen duidelijke verschillen waargenomen kunnen worden: - Kleur tegen kleur contrast (bontheidscontrast) = het verschil tussen kleuren. - Licht-donker contrast = de tegenstelling tussen zwart en wit. - Koud-warm contrast = de warme kleuren in het spectrum tegenover de koele koele kleuren (dit is een gevoelswaarde en geeft ruimtelijke indruk, warm lijkt dichterbij te komen). - Complementair contrast = contrast tussen complementaire kleuren. - Simultaancontrast = ontstaan doordat een kleur haar component oproept in een andere kleur. - Kwaliteitscontrast (intensiteitscontrast) = ontstaat door een verzadigde kleur te plaatsen tegenover dezelfde kleur, die gebroken is door wit, zwart of grijs. - Kwantiteitscontrast = de harmonische verhoudingen van hoeveelheid kleur van oppervlakken (een groot kleurvlak lijkt meer verzadigd dan een kleine. Een kleur met een grotere stralingswaarde (geel) moet een kleiner vlak innemen dan een met een kleine stralingswaarde (violet). 5

In ieder mens roepen kleuren emoties op. We verbinden met kleur veelsoortige ervaringen. Een kleur heeft verschillende werkingsgebieden: - Fysische kleurwerking Een kleur brengt fysieke veranderingen teweeg, prikkels (snelle hartslag in rode kamer). - Psychologische kleurwerking Een kleur roept een reactie op door associaties en ervaringen (groene banaan is onrijp). - Symbolische kleurwerking De cultuurhistorische bepaalde figuurlijke betekenis van een kleur, een kleur aan abstract voorwerp toekennen (hoop is groen). - Culturele kleurwerking Verschillende levenswijze in verschillende culturen zorgen voor verschillende betekenissen. - Politieke kleurwerking Op politiek gebied hebben kleuren een bijzondere symboliek (rood voor socialisten, vlaggen). - Traditionele kleurwerking De historische achtergrond van kleuren verklaart traditionele werking (groen was goedkope verf). - Creatieve kleurwerking De moed om convecties door te breken. Het moet wel logisch zijn, passen bij het materiaal en afgestemd zijn op het gebruik. Eskimos hebben veel verschillende namen voor de kleur wit. Dit is logisch, omdat ze zich in een witte wereld moeten orinteren. Ze hebben een hoge kleurgevoeligheid voor wit ontwikkeld. Beeldtaal H10, 171 t/m 187 Voor kleur bestaan talloze systemen. Sinds de kleurenleer van Johannes Itten gaan we uit van een systeem van drie primaire kleuren: geel, rood en blauw en drie secundaire kleuren: paars, oranje en groen. Hierin werd ook de emotionele werking van kleuren opgenomen. Groen, blauw en paars zijn passieve kleuren en rood, oranje en geel zijn actieve kleuren. Pantome (PMS) wordt gebruikt om precies de gewenste kleur aan te geven. Het systeem gaat uit van 15 basiskleuren en recepten voor 1012 anderem due akkeen een nummer hebben gekregen. CMYK wordt voor drukwerk gebruikt en bestaat uit vier kleuren inkt: Cyaan, Yellow, Magenta en zwart(K). RGB wordt voor verlichting en projectie gebruikt. De basiskleuren zijn Rood, Groen en Blauw. De RGB kleuren worden ook met een numeriek getal aangeduid. Een kleur is nooit precies hetzelfde. Ogen en hersenen passen zich gemakkelijk aan de verschillende kleuren van het licht aan. Maar het oog is tegelijkertijd erg kieskeurig. Een sterk contrast tussen naburige kleuren is nodig om de visuele boodschap over te laten komen. Met het maken van keuzes voor kleur laten we ons gemakkelijk benvloeden. Zelfs kleurennamen benvloeden onze voorkeuren. Kleur is een commercieel product (bijv. mode). Kleur moet nooit overmatig gebruikt worden. Als je te veel kleur gebruikt wordt een boodschap onsamenhangend. Je kunt kleur gebruiken voor de sfeer en aantrekkingskracht van je beeld. Het beste gereedschap voor focus is de kleur wit. Kleuren kunnen op verschillende manieren worden aangepast: 6

- Hue (kleurtoon) - Saturation (verzadiging) - Brightness (helderheid) Kleuren onderscheiden verschilt per cultuur en kan op nog drie manieren: - Puurheid (de basiskleuren in een cultuur) - Modulatie (kleurvak vs. voorwerp, gras) - Differentiatie (effen kleurvak vs. nuances) Heraldisch systeen: kleuren die worden gebruikt in logos, vlaggen, etc om je van de ander te onderscheiden. Het gaat om rood, groen, blauw, zwart, geel (of goud) en wit (of zilver). Vanaf de 13e eeuw gaan kleuren een symbolische betekenis krijgen. Op het begin heeft de schaarste van de kleur te maken met je rang. Later veranderd dit. De betekenis kan afgeleid zijn van de plaats waar de kleur in de natuur voorkomt, maar ze kunnen ook cultureel bepaald zijn. Kleur kan dan ook verschillende betekenissen hebben en kan het beste gebruikt worden om aandacht te trekken. Hoorcollege 4 - Beeld Goed voor Druk Ho3, blz 121 t/m 141 Vanaf de ontdekking van de houtsneden kwamen illustraties steeds vaker voor in boeken. Naast de houtsnede ontstond ook de kopergravure en de ets. Hierdoor konden meer gedetailleerde illustraties gemaakt worden. Later werd ook de lithografie (steendruk) en de houtgravure uitgevonden. Hierdoor waren grotere oplagen in meerdere kleuren en met hogere kwaliteit mogelijk. De vraag hier naar steeg enorm door de toenemende welvaart. Dit alles leiden tot de massacommunicatie: alles kan gereproduceerd en onbeperkt vermenigvuldigd worden. Het visualiseren van informatie neemt steeds meer toe. Fotos laten (meestal) de werkelijkheid zien, terwijl bij illustraties de interpretatie aan de consument over gelaten wordt. Met illustraties kan een boodschap vaak veel sneller overgebracht worden, dit heeft functionele visualisering. Om een goede verhouding tussen tekst en beeld te krijgen werken de artdirector (beeldredactie) en de copywriter (tekstredactie) samen. Illustraties zijn in drie groepen te verdelen: - Verklarende of verhelderende illustraties bij een tekst - Zelfstandige of verhalende illustraties (bijna) zonder tekst - Versierende, decoratieve of verluchtende illustraties Soms kan een illustratie in meerdere groepen geplaatst worden. Het realiseren van illustraties gebeurd tekenkundig, fotografisch en/ of elektronisch. Hiernaast kunnen illustraties in vier verschillende uitgangspunten verdeeld worden: 1. Communicatiebehoefte 2. Illustratietechniek 3. Mate aan detail (van het onderwerp) 4. Illustratiestijl Deze vier uitgangspunten worden nu besproken. De communicatiebehoefte of de functionele visualiseringsvorm. Het gebruiksdoel of de communicatiebehoefte van een illustratie is het meest relevant. Wat wil de 7

illustratie overbrengen of verduidelijken. Het voordeel van tekeningen boven fotografie, is dat ze dingen achter dingen zichtbaar maken en verbanden duidelijk maken.Hier de visualisatievormen van een te communiceren boodschap en een te bereiken doelgroep. - Bij een getekende afbeelding van de werkelijkheid worden de zichtbare vormen van de werkelijkheid afgebeeld en storende details weggelaten. - Bij een fotografische afbeelding van de werkelijkheid wordt de zichtbare werkelijkheid getoond. - Een vereenvoudigde afbeelding van de werkelijkheid laat de algemene aspecten van de zichtbare werkelijkheid zien. Een detail voor een begrip (strepen voor een zebra en een pictogram). - Bij een symbolische afbeelding van de niet-afbeeldbare werkelijkheid wordt een symbolische weergave van abstracte begrippen gegeven (iconen, WNF panda). - Een afbeelding van niet-zichtbare functies of onderdelen zet processen onderdelen in analytische wijze om in beeld (montageschemas, werking van motor). - In een systeemafbeelding wordt de samenhang van functies en voorwerpen duidelijk gemaakt dmv schemas of diagrammen (diagram, histogram). - Bij een gecodeerde afbeelding gaat het om systeem gebonden tekens of signalen (streepjescode, nummerplaat, gebarentaal). - een Mechanische afbeelding maakt dmv een toestel voor het oog onzichtbare gebieden waarneembaar (echografie, rntgenfotos, hartslag, alcoholgehalte, aardbevingen). - Kunstzinnige of artistieke afbeeldingen tonen niet wat iets is maar wat iets zou kunnen zijn, de werkelijkheid wordt genterpreteerd. - Technische afbeelding wordt van verschillende gezichtspunten gedetailleerd gemaakt (gebouw construeren, voor-, boven, en zijaanzicht). Ga voor meer uitleg naar blz. 125 t/m 132 Commerciele tekentechnieken: toon wat je wil zeggen Door de informatica is er steeds meer sprake van beeldmanipulatie. Een lijst met uitleg over de meest gebruikte technieken is te vinden op blz. 133 t/m 140. Beeldtaal HO 11, 190 t/m 215 De digitalisering heeft het gebruik van fotos ingrijpend veranderd. Dit heeft betrekking op de toegenomen kwaliteit en kwantiteit en de gemakkelijke verspreiding van fotos. Op Flickr kunnen mensen hun fotos delen en commentaar op elkaars fotos geven. Fotografie is veranderd van een medium om je herinneringen te bewaren in een medium om je individuele identiteit vorm te geven. Deze veranderingen hebben ook veel invloed op de foto journalistiek en daarmee ook op de fotograaf journalisten. Er is veel concurrentie van amateurs die toevallig in de buurt van het nieuws zijn en snel met hun mobiel een foto kunnen maken. Ook schrijvende journalisten gaan steeds vaker eigen fotos bij hun verhaal maken. Ook gaan steeds meer instellingen uit bezuiniging zelf fotos voor de media maken. Foto bewerk programmas zoals Photoshop hebben voor een revolutie in de fotografie gezorgd. Hiermee is het manipuleren van fotos goedkoper en eenvoudiger geworden. Hierdoor speelt vaak de vraag wat integer is en wat niet bij het veranderen van fotos. Dit geldt vooral voor informatieve fotos zoals in de journalistiek, deze moeten toch de realiteit tonen? 8

Een foto is er vaak om een tekst te verduidelijken, maar kan ook als ondersteuning voor een standpunt gelden. Maar het kan natuurlijk ook andersom (tekst verduidelijkt de foto). Een bijschrift bij een foto moet in de tegenwoordige tijd staan. Zorg dat je geen dingen vermeld die al duidelijk op te foto te zien zijn. Een goede uitsnede is een uitsnede die overtuigt en zorgt dat de foto het verhaal verteld. Belangrijke details moeten zichtbaar zijn en onbelangrijke details moeten niet afleiden van het hoofdonderwerp. Lege plekken in een foto noemen we de negatieve ruimte. Stockfotos (voorraadfotos) zijn kant-en-klare fotos die worden gebruikt voor publicaties. Het is een goedkope werkwijze, maar de fotos zijn vaak weinig specifiek. Je zoekt per thema naar geschikte fotos. Omdat de fotos voor verschillende doeleinde geschikt moeten zijn worden vaak standaard fotos gemaakt. Hiermee worden stereotypen bevestigd. Hoorcollege 5 - Lay-out & opmaak Goed Voor Druk Ho2 - blz.92 t/m 109 De formaatkeuze van een opdracht, het bepalen van blad- en zetspiegel zijn de eerste stappen die genomen worden voor het lay-outwerk begint. Er hoeft niet altijd voor de din-A verhouding gekozen te worden. Zo is voor boeken A4 te groot en A5 te klein. De bladspiegel is het formaat van een bladzijde of pagina, nagesneden (schoongesneden) en afgewerkt. Dit wordt in hoofdzaak bepaald door papier- en drukformaten. Systeemtypografie = van te voren wordt vastgelegd hoe de tekst, afmetingen en afbeeldingen zijn. Hierbij hoort een paginagrid en een stramien. Blz. 94 en 109 geven informatie over de zetspiegel, stramien en andere opmaak informatie. Goed Voor Druk Ho3 blz. 170 t/m 172 Er zijn verschillende stappen in het ontwerpproces: - Ideeschetsen = miniatuurschetsen. - Voorontwerp, de conceptproef = vergrote ideeschetsen op hetzelfde uiteindelijke formaat. - Presentatie ontwerp = het eindresultaat wordt zo nauwkeurig mogelijk nagebootst. Beeldtaal Ho7 blz. 120 t/m 143 Dit hoofdstuk gaat over ordening van de beeldelementen op het platte vlak, in de ruimte en in de tijd. Ordening zorgt voor hirarchie, waardoor de lezer weet wat het belangrijkste is en waar hij of zij moet beginnen. Compositie is hetzelfde als ordening, maar beperkt zich tot het platte vlak (twee dimensies). Twee factoren bepalen een compositie: de vorm van het vlak waarop de informatie wordt getoond en de beeldelementen die op het vlak gegroepeerd worden. Bij het ordenen van beeldelementen kunnen 4 manieren worden onderscheiden: Centraal of patroon: bij een centrale compositie passen de elementen in n centrale vorm. Elementen kunnen ook in een patroon op enige afstand van elkaar geplaatst worden. Symmetrisch vs. asymmetrisch: een symmetrische compositie heeft een evenwichtige en rustige 9

uitstraling. Als symmetrie ontbreekt ontstaat er spanning. Het oog gaat dan op zoek naar de reden. De belangrijkste vorm of lijn: Beeldelementen die in een groep bijeen worden gezet kunnen als n vorm worden beschouwd. Uitsnede: de uitsnede kan veel vertellen in een foto of schilderij. Als voorwerpen niet centraal worden gezet maar half worden afgesneden heeft dat vaak een realistisch effect. Ruimte hoeft niet bepaald te worden door kaders. Strips maken veel gebruik van beeldmiddelen om beweging te suggereren. Ook een fotograaf kan een gevoel van beweging oproepen. Bij strips is er sprake van ordening in tijd. De wet van de ingevulde hiaat verteld het volgende: bij een strip moeten we zelf invullen wat er tussen twee opeenvolgende plaatjes gebeurd. Laat je te veel weg, dan kan de lezer het verhaal niet volgen. Laat je te weinig weg, dan sleept het verhaal zich voort. McCloud heeft onderzoek gedaan naar de overgang tussen stripplaatjes: - Actie actie = oorzaak en gevolg - Moment moment = zorgt voor verstilling (Japanse strips) - Scne scne = van de ene naar de andere tijd of plaats - Onderwerp onderwerp = verhalende overgang - Aspect aspect = verschillende aspecten van een situatie (sfeershots) - Non-sequitor = geen verband tussen opvolgende plaatjes (komt niet voor in strips) Door compositievormen ontstaat er ordening en hirarchie. Wat belangrijk is wordt zoveel mogelijk ongehinderd afgebeeld. Het helpt om het belangrijkste element groter te maken, scherp in beeld te brengen en in het volle licht te zetten. De kijker zoekt het verband tussen beeldelementen eerst van links naar rechts. Zo wordt links gezien als verleden of heden en rechts als heden of toekomst. Of links wordt gezien als oorzaak en rechts als gevolg. Dit heeft met de westerse leesrichting te maken. De kijker begin meestal boven, hier wordt dan ook vaak het de belangrijkste en/ of praktische informatie gegeven. Een andere gewoonte is het met de klok mee lezen. Zodra in een compositie een andere leesrichting wordt aangegeven dan laat de kijker zijn standaard strategie los. Wanneer is een compositie personen zijn samengebracht dan gaan psychologische interpretaties een grote rol spelen. Meneer Hall deelde verschillende afstanden tussen mensen in naar zes verschillende sociale sferen, van publiek naar intiem. Hoe dichter bij, hoe intiemer. Vectoren zijn lijnen (richtingen) die ontstaan door de vorm en de rangschikking van visuele objecten. Een vector heeft een vertrekpunt en een richting. Het vormt een visuele aanwijzing voor de richting waarin de kijker moet kijken en de objecten die hij moet verbinden. De meest voor de hand liggende vector is een pijl. Een actor is het vertrekpunt van de vector en het doel is de richting van de vector. Verschillende soorten vectoren (blz. 138): Eenzijdige vectoren = worden gebruikt om de aandacht te trekken naar een bepaald punt, verbind actor en doel met elkaar. Tweezijdige vectoren = verbinden twee objecten met elkaar. Onzijdige vectoren = vertrekken van een actor, maar komen niet ergens specifiek aan. Retorische vectoren = proberen ons te overtuigen van een bepaald verband. 10

Compositie is een retorisch middel om een bepaald doel te bereiken. Het is doeltreffend omdat de meeste kijkers er zich niet van bewust zijn. Beeldtaal Ho15 blz. 274 t/m 283 Tijdschriften De gele rand de om die voorpagina van de National Geographic zit zorgt ervoor dat het blad ondanks zijn kleine formaat toch opvalt en zich onderscheid van de rest. Het beeld van de gele rand is een symbool voor het blad geworden, de connotatie is denotatie geworden. Bij een tijdschrift moet je ervoor zorgen dat trouwe lezers je kunnen vinden en zorg dat je lezers aan je bindt zodat ze terug komen. Verder moet de buiten- en de binnenkant met elkaar corresponderen. Wat de koper ziet moet hij ook krijgen. Het is slim om een tijdschriftcover vooral aan de linker kant heel herkenbaar te maken, omdat de rest in de winkel vaak achter andere bladen is verstopt. Het stramien (grid) laat verschillende lijnen gezien waar mee wordt gewerkt. De kolommen vormen samen te zetspiegel. In n tijdschrift kunnen voor verschillende artikelen verschillende stramien worden gebruikt. Tien tips voor eenheid op een pagina: - Eenheid van kleuren dmv een kleurenpalet - Eenheid van typografie - Eenheid van verbindende elementen - Eenheid van symbolen, iconen en logos - Eenheid van basiselementen (onderwerp aanduiding, paginanummers) - Eenheid van fotografie - Eenheid van decoratieve elementen - Eenheid van belijning - Eenheid van achtergrond - Eenheid door een stramien te gebruiken Hoorcollege 6 - Reprografie, drukwerktechnieken & papier Goed voor Druk Ho 4 blz. 219 t/m 279 Goed voor Druk Ho5 blz. 281 t/m 315 Goed voor Druk Ho 6 blz. 317 t/m 343. Hoorcollege 7 - Gestalt, semiotiek & retorica Beeldtaal Ho4 blz. 48 t/m 71 Gestalt De gestaltwetten zijn door wetenschappers gemaakt en zijn regels over vormgeving. De waarneming van de omgeving kan anders zijn dan de omgeving zelf. Dit komt doordat je hersenen als het beeld binnenkomt er zelf een betekenis aan geven. Dit heeft vaak met eerdere ervaringen te maken. Iedereen heeft zijn eigen interpretatie. Perceptie is wat we denken waar te nemen. Wet van de kernachtigheid = je hersenen ontleden een voorstelling in de meest eenvoudige vormen. 11

Onze hersenen maken het liefste een beeld dat symmetrisch is en zo simpel en zo weinig mogelijk vormen bevat. Eenvoud is het kenmerk van gestalt. De meeste mensen vinden een rustige en overzichtelijke vormgeving fijn. Dit omdat we de hele dag overspoelt worden door informatie, en ons werkgeheugen het anders niet aan kan. Wet van de voorgrond en achtergrond We orgsniseren onze waarnemingen door voor- en achtergrond van elkaar te onderscheiden. Dit zie je terug in optische illusies (plaatje met gezicht en vaas of heks en vrouw). Wet van eenvoud Voorwerpen worden waargenomen in de meest eenvoudige vorm. Less is More. Haal de juiste dingen weg en hou de juiste dingen over. Wet van nabijheid Elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, worden als groepen gezien. Elementen die zich ver van elkaar af bevinden worden als onafhankelijk van elkaar waargenomen. Wet van overeenkomst Elementen die op elkaar lijken worden als groep waargenomen. Elementen die veel van elkaar verschillen worden als aparte elementen waargenomen. Wet van symmetrie Een subwet van de wet van overeenkomst. Symmetrische beelden worden als eenheid ervaren, zelfs al staan ze op afstand van elkaar. Onze hersenen houden van symmetrie. Wet van gelijke achtergrond Ook een subwet van de wet van overeenkomst. Voorwerpen met een gelijke achtergrond vormen een geheel. Wet van gelijke bestemming Dingen die dezelfde kant op bewegen, worden als eenheid gezien. Vooral van belang bij bewegende beelden. Wet van geslotenheid Zelfs als een visuele prikkel afwezig is, wil ons brein een regelmatig plaatje afmaken. De wet wordt in twee subwetten onderverdeeld: Wet van ingeslotenheid Voorwerpen omrand door een lijn worden als geheel gezien. Voorwerpen gescheiden van elkaar door een lijn worden als aparte elementen waargenomen. Wet van het ingevulde hiaat Dingen die er niet zijn, worden door onze hersenen ingevuld zodat toch een logisch verband ontstaat (bijvoorbeeld wc logo rolstoel).

12

Wet van continuteit Voorwerpen die in een doorgaande lijn of volgorde zijn geplaatst, worden als geheel waargenomen en aan elkaar gekoppeld in tijd en/of plaats. Items die horizontaal of verticaal op dezelfde lijn staan horen bij elkaar. (bijvoorbeeld van links naar rechts, met de klok mee.) Wet van ervaring We zijn geneigd objecten die we waarnemen te vergelijken en te koppelen aan dingen die we al kennen. Door herkenbare en eenvoudige symbolen te gebruiken hoeft de kijker zijn geheugen minimaal te gebruiken. Beeldtaal Ho 5 Blz. 72 t/m 89: Semiotiek Semiotiek bestudeert de betekenis van tekens en het proces van betekenisgeving. Ze bieden theorien om te analyseren hoe een betekenis tot stand komt. Tekens zijn elementen die betekenis dragen. Deze komen niet alleen voor in taal en beeld, maar overal om ons heen. We zijn ons niet altijd bewust van de aanwezigheid van tekens. We aan ze pas een betekenis geven als we geconfronteerd worden met iets dat we willen weten of met nieuwsgierigheid. Tekens krijgen vaak hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens en door hun relatie met tegenovergestelde tekens. Een teken is waarneembaar en staat er in de plaats van iets anders. Ook zet het aan tot interpretatie. Drie soorten tekens Er zijn drie soorten tekens die elk op en andere manier verwijzen naar de betekenis. Iconische tekens: Een teken is iconisch als het gelijkenis vertoont met iets anders. Wat je ziet lijkt heel erg op wat er is afgebeeld (fotos, film, standbeelden). Ze zijn gemakkelijk toegankelijk. Pictogrammen vallen ook onder iconische tekens. Een pictogram is een vereenvoudigde en geabstraheerde afbeelding van het object (verkeersborden). Indexiale tekens: Het teken vertoont een belangrijke verwantschap met het object zonder erop te lijken. Bijvoorbeeld een oorzaak-gevolg relatie, een kenmerkrelatie of een deel-geheel relatie (bijv. rook duidt op vuur). Symbolische tekens: De betekenis van een teken is gebaseerd op afspraken, regels of gewoontes (rode kruis). De betekenis is niet spontaan te ontdekken, maar moet aangeleerd worden.

Beeldtaal Ho 6 blz. 90 t/m 115: Retorica

13

You might also like