You are on page 1of 2

Evaluatie van het boek De Samenzwering door Rudin Golemi (2012 ; uitgeverij Caag) Het gaat om het eerste

deel van maar liefst 488 bladzijden en het beschrijft een ware martelgang van ouders en kinderen in het bureaucratische doolhof met al haar bedrog van de kinderbescherming in Nederland. Dat komt in de eerste plaats door de nauwe verwevenheid en onderlinge afhankelijkheid van werkzaamheden en belangen van de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen: kinderrechter (publiek), Raad voor de Kinderbescherming (publiek), Bureau Jeugdzorg (privaat), Leger des Heils (privaat) en nog andere, zoals aanmeldende scholen. Er is met de jaren een hele markt onstaan van deskundigen en geldstromen (o.a. de subsidies voor in pleegzorg geplaatste kinderen en beloningen voor aanmeldingen) De eerste drie instellingen zijn hierbij de hoofdrolspelers. Formeel zijn deze drie weliswaar onafhankelijk van elkaar maar feitelijk in officieuze contacten zijn het eerder communicerende vaten met slechts n tegenspeler: degene die via een klacht op hun terrein verschijnt. Er bestaat naast een zeer lange index van zwartboeken op internet een uitstekende inleiding tot dit terrein door Truus Barendse .(voetnoot 1) In de tweede plaats door het buitengewoon lage niveau van waarheidsvinding, bescherming van kinder- en ouderrechten onwaardig. In deze casus, maar hoogstwaarschijnlijk structureel en landelijk, voortspruitend uit ten minste ernstige tekorten aan wetenschappelijk methodologisch denkniveau om via hypothesetoetsend onderzoek te komen tot een op feiten gebouwde ontwikkelingstheorie. En daar weer bovenop een risicotaxatie en onafhankelijke beleidsbepaling. Ondergetekende is in zijn functie van vrijgevestigd kinderpsycholoog in Den Haag in 2009 door de familie om hulp gevraagd en heeft met stijgende verbazing het dossier gelezen. Ook heeft hij de 3 oudste kinderen psychodiagnostisch onderzocht. Daar zijn vele huisbezoeken, school- en kleuterdagverblijf-observaties aan besteed. En in zijn contacten met de drie instellingen werden de informele onderlinge informatiestromen goed zichtbaar. Hoofdconclusie was dat er geen enkele reden was voor een Onder Toezichtstelling (OTS), noch voor welke contacten dan ook met Bureau Jeugdzorg, noch met haar pendanten i.c. de kinderrechter, de Raad voor de Kinderbescherming, Pleegzorg etc. Ik zal mij verder beperken tot de waarheidsvinding. Melding AMK als drukmiddel. Eind december 2006 werd zoon Christian leerplichtig. Hij werd in september 2006 geplaatst op de Oranje Nassau basisschool in Den Haag. De juf zag -zonder gericht onderzoekontwikkelingsachterstanden tot 2 jaar. Toen moeder deze uittestte (tellen, kleurkennis etc.) bleek daar weinig van, ondanks dat hij niet had gekleuterd vanaf zijn vierde.Toen moeder hulp weigerde werd zij naar de schoolarts gestuurd. Deze verwees wederom zonder specifiek onderzoek naar dietiste en logopediste. Moeder en zoon bezochten wl de dietiste, maar niet de logopediste. Juf zag opvoedingsproblemen en verwees naar een opvoedcursus. Toen moeder daar niet mee accoord ging verwees de juf zusje Anna van 3, die meestal met moeder meekwam, naar de peuterspeelzaal. En doordat ook hier geen onderzoek aan vooraf was gegaan n er een verhuizing op stapel stond, ging moeder ook hier niet in mee. Onder dreiging van een melding bij het AMK heeft moeder zich begin 2007 bij Bureau Jeugdzorg aangemeld voor advisering. Daar moest zij formulieren invullen en ook de school. Ondanks dat de ingeschakelde kinderarts en fysiotherapeut de bevindingen van de school niet ondersteunden werd een plaatsing op het Medisch Kleuterdagverblijf geadviseerd voor Christian n voor Anna. Anna zonder aanleiding. Moeder weigerde. Hiertoe was zij volgens Jeugdzorg gerechtigd omdat zij zich vrijwillig bij haar had aangemeld. Maar informeel was er al contact geweest tussen Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming over Onder Toezicht Stelling (OTS) en uithuisplaatsing. Jeugdzorg heeft daarna formeel de Raad voor de Kinderbescherming ingelicht en met behulp van de kinderrechter het vrijwillige hulpverleningskader omgezet in het onvrijwillige. Alle vooroordelen van de school over

ontwikkelingsachterstand en opvoeding naast de verkoudheden van Christian en de ontlastingsproblemen van Anna leidden tot de extra hypothese dat moeder psychiatrische problemen zou kunnen hebben (Mnchhausen by proxy d.w.z. aandacht trekken van o.a. artsen op grond van al of niet ingebeelde of zelfs moedwillig veroorzaakte ziektes van de kinderen). En dus niet tot opvoeden in staat zou kunnen zijn. In het schier eindeloze proces van woord en wederwoord werden vragen en hypotheses allengs zonder nader onderzoek omgebouwd tot feiten. Dwaling op dwaling. Op 16 april 2007 kwam een grote delegatie van de Raad voor de Kinderbescherming plus politie alle drie de kinderen uit huis halen. Het begin van het echte drama. Om hen vervolgens te plaatsen in verschillende pleeggezinnen. Waar de onderzoeken zouden beginnen. We zijn inmiddels op nog maar 1/5 van het boek beland. De psychologisch traumatiserende consequenties voor de kinderen en ouders, bureaucratische en gerechtelijke ontwikkelingsgang (voetnoot 2) wens ik niemand toe. Op 3 januari 2008 is de nachtmerrie voorbij. De kinderen worden teruggebracht en het gezin is weer compleet. Maar de OTS was nog niet ten einde. Om deze te beindigen werd een jaar later hulp van ondergetekende gevraagd. Conclusie Het was leerzame, maar ook een treurige ervaring. Niet alleen door de sporen van de traumata die een jaar later nog op de kindersmoeltjes stonden, maar ook doordat de Staat der Nederlanden zo veel schade blijkt te kunnen aanrichten bij Nederlandse burgers die zij wel geacht wordt te beschermen. Dat dit in het strafrecht (voetnoot 2) en bestuursrecht (voetnoot 3) evenzo toe kan gaan wist ik al vanuit mijn werkervaringen en literatuur. Maar dat ook het gezin zo inhumaan geconfronteerd kan worden door diezelfde staat werd van een theoretische optie tot wel een zeer concrete casus. Het heeft mijn vertrouwen in integer overheidsbeleid en de bureaucratische uitvoering daarvan en de steeds weerkerende context van vriendjespolitiek, belangenverstrengeling en geldstromen bepaald niet vergroot. Dit boek -hoe feitelijk ook geschreven- had wat minder gedetailleerd mogen zijn ter wille van de leesbaarheid. Echter in samenhang gelezen met het genoemde werk van Truus Barendse, vormt het een prachtige twee-eenheid. Barendse over de structuur en belabberde methodologische werkwijze van Bureau Jeugdzorg in het algemeen en Golemi die zijn gedetailleerde casus over het dysfunctioneren van de kinderbescherming in Nederland tot in haar dramatische consequenties uittekent.

Drs. Job te Pas kinderpsycholoog Den Haag H: http://bloggers.nl/psycholoogjob/

Den Haag, 03- 01-2013

Voetnoot 1: Truus Barendse / De jungle van jeugdzorg, een overlevingspakket voor ouders / 2010/ Uitgeverij SWP Voetnoot 2: W.A. Wagenaar, H.Israls, P.J. van Koppen /De slapende rechter/ 2009/Uitgeverij Bert Bakker Voetnoot 3: Het onrecht van regeringen tegenover de vele klokkenluiders / Zie de index op internet

You might also like