You are on page 1of 68

?????

omslag deel 2

06-03-2006

14:57

Pagina 1

PERIODIEK TIJDSCHRIFT
DRIEENVIJFTIGSTE
JAARGANG NO. 1,
MAART 2006

IN DIT NUMMER HUIDAANDOENINGEN BIJ KAT EN HOND: EEN PRAKTIJKGERICHTE BENADERING DEEL 2

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

????? omslag deel 2

06-03-2006

14:57

Pagina 2

Periodiek tijdschrift
drieenvijftigste jaargang
no. 1 - 2006

Omslagbeeld:
Talrijke papillomen in de bek.

ISSN 0417 - 4631

De Stichting Diergeneeskundig Memorandum,


opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven
van wetenschappelijke en commercile aard op veterinair gebied.
Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster
van het tijdschrift Diergeneeskundig Memorandum.
De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel
mogelijk gemaakt in Nederland door:
Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden.
Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en
Intervet Nederland B.V. te Boxmeer
Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan
de praktiserende dierenartsen in Nederland,
Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij
het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen:
Voor Nederland 18,00 per jaargang.
Voor het buitenland 25,50 per jaargang.
Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen
worden besteld d.m.v. een overschrijving 7,50
per exemplaar voor Nederland of 9,00 voor het
buitenland op een van onze rekeningen.
Redactiecommissie
J. Goudswaard, voorzitter
J. Schrooyen, secretaris
F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)
R. Schippers (Boehringer Ingelheim)
J. Vernooij (Intervet Nederland)

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

Redactie- en Administratieadres:
Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel
tel.: 0411-676822
fax: 0411-671595
e-m: de.em@12move.nl
website: de-em.nl
Postbankrekening 64 70 06
BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06
Rabobank Boxtel 1688.49.674
BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74
Verklaring:
De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het
gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de
inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.
Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar worden gemaakt door middel van
druk, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.
Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel

IN MEMORIAM
Fokke Hogerhuis
1944 - 2005
Eind December, met onze gedachten bij het naderende Kerstfeest en het vieren van "Oud en
Nieuw" bij familie en/of vrienden, trof ons het
verschrikkelijke bericht dat ons "redactiemaatje"
Fokke plotseling tijdens een tennispartij was overleden. Veel van zijn vrienden hadden al de gebruikelijke Kerst-en Nieuwjaarswens van Fokke en
zijn vrouw Margo in de brievenbus gehad. Dat
maakte zijn plotseling heengaan nog onwerkelijker.
Na zijn carrire bij het farmaceutische bedrijf
Roussel was Fokke in 1986 bij Alfasan in dienst
gekomen. Hij heeft mede het gezicht van Alfasan
in de afgelopen 20 jaar in diergeneeskundig
Nederland bepaald. Hij was hoofd van de afdeling
registratiezaken bij Alfasan maar hij ontplooide
zijn vele activiteiten en zijn uitzonderlijke kennis
op dit gebied niet uitsluitend voor Alfasan. Zo was
hij actief in vele commissies van de FIDIN, o.a.
als voorzitter van de werkgroep registratie aangelegenheden. Sinds 8 jaar was hij een onmisbaar redactielid van het Diergeneeskundig
Memorandum. Als Fokke niet op een redactievergadering aanwezig kon zijn dan werd de vergadering, zo enigszins mogelijk, verplaatst.
Veel ideen en voorstellen van Fokke voor te behandelen onderwerpen leidden uiteindelijk tot
fraaie en geslaagde DM uitgaven. Alleen bestuurs-en redactieleden weten hoeveel energie en
doorzettingsvermogen het kost om auteurs te blijven motiveren tot het schrijven en (her)redigeren van een artikel met een lengte van 60-70 paginas.
Fokke kon op de vergadering bijzonder beeldend-met mond en handen- verslag doen van zijn
gesprekken met auteurs maar ook met collegae die uiteindelijk geen auteur werden omdat ze
het tijdens de voorbereiding niet meer "zagen zitten" of omdat de kwaliteit van een concept niet
beantwoordde aan de normen van de redactie. De teleurstelling van zon "mission impossible"
was dan duidelijk van zijn gezicht af te lezen, maar( typisch voor Fokke) al snel werd een
en ander dan gerelativeerd en werden nieuwe plannen gesmeed, nagedacht over andere auteurs
of over andere onderwerpen, etc. Nooit een kwaad woord over de collegae, waarmee hij dan
vruchteloos zo veel contact gehad had: een aimabeler mens en vriend dan Fokke kunnen we
ons niet voorstellen.
Fokke leefde voor zijn beroep en het o.a. daarmee verbonden redactielidmaatschap van het
DM, maar gelukkig niet alleen : hij was een voorbeeld van levenskunst, hield vele contacten
aan met vrienden vanaf zijn studietijd, was zeer actief in de Rotaryclub Woerden Oude Rijn en
was daarnaast een fantastische man voor Margo, vader voor zijn kinderen en opa voor zijn
kleinkind. De herdenkingsbijeenkomst in "Den en Rust" in Bilthoven werd bijgewoond door
zoveel mensen, dat de zaal veel te klein bleek. Velen spraken daar, waaronder Robert van Meer
namens Alfasan en Winand Kissels namens het DM maar het meest aangrijpend waren toch de
emotionele woorden van zoon Michiel en Margo.
Fokke is te jong gestorven: de redactie zal hem missen maar dat valt toch in het niet bij het gat
dat hij achterlaat in zijn gezin.
Bestuur en Redactie
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 57

Met
Metacam
wint
iedereen

Dr. M.A. Wisselink

Ht NSAID voor de
behandeling van chronische
gewrichtsaandoeningen:

COX-1 sparend
24 uur effectief
Smakelijke, orale suspensie
Nauwkeurig te doseren
Onbeperkte behandelingsduur

Orale suspensie

Bewegingsvrijheid in druppelvorm.

ABCD

Product: Metacam, suspensie voor orale toediening. Werkzame bestanddelen: per ml 1,5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting
van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melkgevende
dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is
gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar. Boehringer
Ingelheim bv, divisie Vetmedica, Postbus 8037, 1802 KA, Alkmaar. Telefoon: +31 (0)72 5662411.

Van de Redactie

Veel lezers zullen zich nog ongetwijfeld het


tweede DM nummer van het vorige jaar herinneren, getiteld : Huidaandoeningen bij
hond en kat: een praktijkgerichte benadering
, deel I . De omslag vertoonde een treffende- en voor niet veterinaire lezers inclusief
gezinsleden van practici, wat onsmakelijke foto van een hondenpoot met pododermatitis
door demodicosis.
Een deel I suggereert, dat er een deel II zal
volgen. Dat treft U thans aan. Alle practici
worden vrijwel dagelijks met huidaandoeningen bij hun patinten geconfronteerd. Eigenaren doen in het algemeen snel een beroep
op hun dierenarts als hun huisdier een huidprobleem heeft. Vaak betreft het -gelukkigeen aandoening, waarvan de diagnostiek niet
al te grote problemen oplevert ; men denke
aan parasitaire en bacterile aandoeningen
en bepaalde allergische huidaandoeningen.
Soms zult U echter met zeldzamere ziekten
worden geconfronteerd. Een naslagwerk,
als deze 2 DM nummers, kan niet meer in
uw boekenkast ontbreken en zal U dan uit-

stekend van dienst kunnen zijn bij zowel de


diagnostiek als de therapie.
Ook dit nummer is weer fraai gellustreerd en
zeer praktijkgericht ; telkens worden de differentiaal diagnoses bij een bepaalde huidaandoening genoemd. De prognose wordt
vermeld en tevens wordt duidelijk aangegeven wanneer bijvoorbeeld behandeling met
corticosteroden wel of geen zin heeft.
De auteurs bespreken in dit nummer voorts
alle veel voorkomende huidtumoren met therapie en prognose, met de nadruk op het belang van aanvullend onderzoek( histopathologie van biopten, rntgenologie of echograe)
alvorens men overgaat tot ( uitgebreide) therapeutische/chirurgische behandeling.
De redactie dankt de auteurs voor de samenstelling van dit fraai gellustreerde naslagwerk en gaat er van uit, dat beide nummers
bij veel collegae op een toegankelijke plaats
in de boekenkast komen te staan zodat ze bij
diagnostische of therapeutische vragen direct
geraadpleegd kunnen worden.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 59

Inhoudsopgave
Huidaandoeningen bij kat en hond: een praktijkgerichte benadering deel 1

DEEL I: DE INFECTIEUZE AANDOENINGEN:


Hoofdstuk I tot en met V
DEEL II: DE NIET-INFECTIEUZE AANDOENINGEN:
Hoofdstuk VI tot en met XIV (Verwachte uitgave: jaargang 53, nr. 1)
Van de redactie
Inhoudsopgave
De auteurs
Voorwoord

1
2-3
4
5

FUNCTIE EN ANATOMIE VAN DE HUID

II

HET ONDERZOEK VAN DE HUIDPATINT

10

III

BACTERIELE HUIDAANDOENINGEN
Oppervlakkige pyodermie
Pyotraumatische dermatitis
Intertrigo
Impetigo
Oppervlakkige bacterile folliculitis
Diepe pyodermie
Nasale pyodermie
Callus pyodermie
Interdigitale pyodermie
Duitse herder pyodermie
Subcutane abcessen

22
23
25
25
26
27
31
31
32
32
33
34

IV

PARASITAIRE HUIDAANDOENINGEN
Demodicosis
Scabies
Notodres cati
Cheyletiellosis
Pediculosis
Otodectes
Thrombiculosis
Vlooien

37
37
41
43
43
45
46
48
49

HUIDSCHIMMELS EN GISTEN
Microsporum canis
Malassezia pachydermatis

52
52
54

DEEL II
In Memoriam
Van de redactie
Inhoudsopgave
De auteurs
Voorwoord

57
59
60
62
63

ALLERGISCHE HUIDAANDOENINGEN
Atopie bij de hond
Atopie bij de kat
Voedselovergevoeligheid
Contactallergie
Urticaria en angio-oedeem

64
64
67
68
70
71

VI

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 60

VII

AUTOIMMUNE HUIDAANDOENINGEN
Het pemphigus complex
Pemphigus foliaceus
Pemphigus vulgaris
Pemphigus erythematosus
Bulleus pemphigod
Discode lupus erythematosus (DLE)
Systemische lupus erythematosus (SLE)

75
75
75
77
77
78
79
81

VIII IMMUUNGEMEDIEERDE HUIDAANDOENINGEN


Juveniele cellulitis
Nodulaire panniculitis
Medicijnovergevoeligheid en toxische epidermale necrolysis (TEN)

83
83
84
85

IX

HORMONALE HUIDAANDOENINGEN
Hypothyreodie
Hyperadrenocorticisme
Sertolicel tumor
Castratie responsieve dermatose
Alopecia-X / Pseudo-Cushing

89
89
90
92
93
93

ERFELIJKE HUIDAANDOENINGEN
Dermatomyositis
Kleurmutant alopecia
Dermatosparaxis
Pattern baldness
Zwarthaar follikel dystrofie
Vitiligo

96
96
97
98
99
100
101

XI

KERATINISATIESTOORNISSEN
Seborroe
Vitamine A responsieve dermatose
Zink responsieve dermatose
Oorrand dermatose
Sebaceous adenitis
Acne

103
103
104
105
106
107
108

XII

TUMOREN
Mastceltumoren, plaveiselceltumoren, basaalceltumoren,
papillomen en het epitheliotroop lymfoom.

110
110
111

XIII PSYCHOGENE HUIDAANDOENINGEN


Likgranulomen
Flankbijten en staartjagen
Overmatig poetsgedrag

113
113
113
113

XIV RESTGROEP
Eosinofiel granuloom complex
Plasma cellulaire pododermatitis

116
116
118

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 61

De auteurs

Curriculum vitae van M.W. Vroom.


M.W. Vroom, Diplomate of the European College Veterinary Dermatology,
geregisteerd specialist dermatologie der gezelschapsdieren
Boxtelsebaan 6, 5061 VD OISTERWIJK.
1983
1983 - 1984
1984 - 1986
1986 - 1988
Drs. M.W. Vroom
1988 - 1989

Afgestudeerd aan RUU.


In enkele gezelschapsdieren praktijken gewerkt.
Eerste fase van de opleiding tot specialist.
Tweede fase: Dermatologie. De opleiding afgerond in 1988.
Part time aan de faculteit werkzaam voor uitsluitend
dermatologie.
1989 - 1998 Werkzaam bij Veterinair Specialistisch Centrum
"De Wagenrenk", uitsluitend dermatologie
1989 - heden Werkzaam bij Veterinaire Specialisten Oisterwijk, uitsluitend
dermatologie. In deze tweedelijns kliniek worden alleen
verwezen patinten behandeld.
1995
Europees specialist voor veterinaire dermatologie (dipl. ECVD)

Nevenwerkzaamheden:
1988 - 1996
Lid van de commissie Voorjaarsdagen
Lid van de Specialisatie commissie Interne/Dermatologie.
Lid van de Registratie commissie namens de KNMvD.
1993 - 2001
Leden secretaris van de ESVD. (European Society of Veterinary Dermatology).
2001 - 2004
President van de ESVD.
2004 - heden Past-president van de ESVD
1 12 2000 31 12 2002 opleidingsplaats voor ECVD diplomate dermatologie.

Curriculum vitae dr. M.A. Wisselink

dr. M.A. Wisselink

Geboren in 1950 en afgestudeerd aan de Faculteit Diergeneeskunde in


1976. Na een kort verblijf in een gezelschapsdierenpraktijk in dienst bij
de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren sinds eind 1976.
Na diverse disciplines doorlopen te hebben promotie in 1989 op het onderwerp "Investigations on the pathogenesis of deep pyoderma in het
German Shepherd dog." Sinds 1995 Diplomate of the European College
of Veterinary Dermatology. Tot op heden werkzaam in de Discipline
Dermatologie van de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren met de bijbehorende taken op gebied van onderwijs, onderzoek en
patientenbehandeling.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 62

Voorwoord

In het kader van levenslang leren speelt het


Diergeneeskundig Memorandum binnen
diergeneeskundig Nederland een belangrijke
rol. Wij hebben dan ook graag voldaan aan
het verzoek van de redactie om twee nummers te schrijven gewijd aan dermatologische aandoeningen bij hond en kat.
Bij het schrijven van dit nummer hebben de
auteurs zich ook weer ten doel gesteld deze
aandoeningen zodanig te bespreken dat het,
ook voor de niet-ingewijde collega, leesbaar
en begrijpelijk zou zijn. Dat betekent dat
wij gekozen hebben voor de belangrijkste
en meest voorkomende aandoeningen. Dat
betekent ook dat we de hoeveelheid theorie
beperkt hebben en ons vooral hebben geconcentreerd op praktische informatie. Deze uitgave moet dan ook niet gezien worden als een

studieboek, maar als een eerste snelle referentie voor de dagelijkse praktijk. Bij de therapie hebben wij getracht zoveel mogelijk de
laatst bekende middelen en doseringen weer
te geven. Wij kunnen echter niet garanderen
dat dat overal tot in detail gelukt is en willen
de lezer dan ook waarschuwen zelf de geadviseerde therapien goed te controleren. Wij
hopen dat ook deze uitgave zal bijdragen aan
de behoefte die er nog altijd is aan meer informatie over dermatologische ziektebeelden
en wensen u veel leesplezier.
De auteurs.
Drs. M.W. Vroom
Dr. M.A. Wisselink

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 63

Nobivac Ducat

Neerlands
jongste
vaccin
tegen
niesziekte
u
Nie

Nobivac Ducat: voor kittens vanaf 8 weken

Nobivac Ducat: Indicatie: voor de actieve immunisatie van katten tegen feline herpesvirus type 1
en feline calicivirus. Bijwerkingen: lichte, voorbijgaande zwelling en verhoging van temperatuur. Contra-indicatie:
niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie. Immuniteitsduur: 1 jaar. REG NL 10235 UDD. Zie voor volledige informatie de bijsluiter

Intervet Nederland bv Postbus 50 5830 AB Boxmeer


Telefoon: 0485 587654 Fax: 0485 587653 www.intervet.nl

HOOFDSTUK VI:
ALLERGISCHE HUIDAANDOENINGEN
ATOPIE BIJ DE HOND
Inleiding en pathogenese
Atopie kan worden gedefinieerd als een deels
erfelijk bepaalde aanleg om type I overgevoeligheidsreacties te ontwikkelen tegen allergenen uit de omgeving. Volgens de klassieke theorie zijn bij deze reacties allergeen
specifieke IgE antilichamen betrokken, die
na interactie met een allergeen op gesensibiliseerde mastcellen degranulatie veroorzaken, waardoor de ontstekingscascade op gang
komt. Men heeft altijd gedacht dat dit type
overgevoeligheidsreacties alleen door inhalatie van allergenen zou worden geactiveerd,
maar uit recent onderzoek blijkt dat contac-

ten met allergenen ook rechtstreeks door de


huid (percutaan) kunnen plaatsvinden. In dit
geval worden antigeen-IgE-complexen gebonden aan Langerhans cellen en vervolgens
aan T-lymfocyten gepre-senteerd. In de acute
fase is sprake van een door T-helper2 (Th2)
cellen gedomineerde reactie, die later in het
chronische stadium gevolgd wordt door een
door Th1 cellen gedomineerde reactie met
de bijbehorende cytokineproductie. Het merendeel van dit onderzoek is verricht bij de
mens. De laatste jaren zijn er steeds meer onderzoeksresultaten die duidelijk maken dat
dezelfde mechanismen ook bij hond en kat
van toepassing zijn.

Klinisch beeld

Dermatitis in de oksels en de liezen bij een


atopische hond.

Idem, close-up.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 65

Lichenicatie bij atopische dermatitis.

Kale ontstoken oogleden bij atopie.

Pododermatitis bij atopie

Men schat dat atopie bij ongeveer 10% van


de hondenpopulatie voorkomt, in de meeste
gevallen bij jonge dieren tussen de leeftijd
van ongeveer 9 maanden en 4 jaar, waarna de
frequentie van voorkomen weer geleidelijk
afneemt. Er is geen sprake van een geslachtspredispositie. Er lijkt wel sprake te zijn van
een raspredispositie waarbij o.a. de volgende
rassen genoemd worden: Terrirs, Retrievers,
Boxers en Duitse Herders.
Het belangrijkste symptoom van atopie bij de
hond is jeuk, waarbij het dier vooral aan de
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 66

poten en/of de kop zit te bijten of te likken


hetgeen kan leiden tot een verkleuring van de
vacht aldaar. Daarnaast zien we bij deze patinten vaak laesies ter hoogte van de oksels
(35%), de liezen (20%), de buik (15%) en de
oren (17%). Veel voorkomende huidlaesies
zijn erytheem, papels, squamae en het beeld
van seborroe. Als de aandoening chronisch
wordt resulteert dit vaak in kaalheid, lichenificatie (verdikking) en hyperpigmentatie die
meestal optreedt ter hoogte van de buig- en
strekzijde van de gewrichten, de oksels, de
liezen of de tussenteenhuid. Andere mogelijke verschijnselen zijn oorproblemen (rode
oorschelpen, otitis externa), conjunctivitis,
hyperhydrosis (zweten), hot spots, en likgranulomen. Respiratoire problemen (niezen,
benauwdheid) komen bij de hond vrijwel niet
voor. Atopie is over het algemeen een chronische aandoening waarvan het spontane
verloop wisselend kan zijn, varirend van
periodes met geringe klachten tot periodes
met forse jeuk, soms in samenhang met het
seizoen.
Tenslotte dient men zich te realiseren dat patinten met atopie voortdurend gevoelig zijn
voor het ontstaan van secundaire bacterile
huidinfecties, of infecties met gisten (Malassezia pachydermatis) waarbij ook de uitwendige gehoorgang (otitis externa) betrokken
kan raken. Deze complicaties kunnen in
belangrijke mate bijdragen aan de jeuk en
zullen dus gecontroleerd en zonodig behandeld moeten worden.
Diagnostiek
Bij de diagnostiek van atopie is, naast het
uitsluiten van belangrijke differentiaal diagnoses (zie verder), het signalement (leeftijd,
ras), een uitgebreide anamnese, het boven
beschreven klinisch beeld (huidlaesies, bijkomende klachten) en het verloop van de
aandoening van groot belang. Bij de anamnese letten we op de volgende aspecten: ras,
op welke leeftijd en waar op het lichaam de
problemen begonnen zijn, de localisatie van
de huidige laesies en het type huidlaesies.
Daarnaast letten we op de omgeving waarin
het dier verkeert en of de klachten seizoensgebonden voorkomen. Bij het merendeel van
de patinten treden de problemen op den
duur het gehele jaar op. We moeten ons realiseren dat de diagnose atopie een waarschijn-

lijkheidsdiagnose is, die gebaseerd is op een


optelsom van de genoemde criteria.

Huidtest met enkele positieve reacties.

Als het gaat om het vaststellen van de oorzakelijke allergenen wordt de intradermale
huidtest (zie ook hoofdstuk II) nog steeds
beschouwd als de gouden standaard, waar de
uitslagen van het bloedonderzoek, de huidige
commercieel aangeboden ELISA testen (bijv.
Fce -receptor test), aan toegevoegd worden.
De diagnose atopie, alleen gebaseerd op de
resultaten van ingestuurd serum, is onvoldoende. Echter, ook voor de huidtest geldt dat
deze slechts n van de vele criteria is en niet
doorslaggevend voor de diagnose!
Differentiaal diagnose
Belangrijke diagnoses die moeten worden
uitgesloten zijn ectoparasieten (bijv. scabis,
vlooienallergie), dermatitis door gisten of
bacterin, contactallergie, schimmelinfecties
en ook voedselovergevoeligheid. Vooral deze
laatste kan klinisch sterk lijken op atopie.
Therapie en prognose
In principe zijn er drie mogelijkheden voor
behandeling:
1. eliminatie van oorzakelijke
allergenen;
2. hyposensibilisatie of allergeen
specifieke immunotherapie;
3. symptomatische behandeling.
Ad 1. In theorie zou het elimineren van het
oorzakelijk allergeen snel moeten leiden tot
herstel. In de praktijk blijkt dit vaak tegen te
vallen omdat er sprake is van reacties tegen
meerdere allergenen, waarbij niet duidelijk is
welk allergeen de meeste problemen veroorzaakt. Ten aanzien van huisstofmijtallergie

geldt dat het saneren van het huis een belangrijke bijdrage levert aan het herstel. Dit vereist wel een goed gemotiveerde eigenaar.
Ad 2. De volgende stap is dan immunotherapie, waarbij getracht wordt de hond jeukvrij te
maken door middel van periodieke subcutane
injecties met de oorzakelijke allergenen. Men
gaat er hierbij van uit dat door deze therapie
allergeen-specifiek IgG genduceerd wordt
dat een binding met mastcellen aangaat in
competitie met IgE. Voorts zou de productie
van Th1 cellen gestimuleerd worden ten koste
van Th2 cellen met als gevolg minder IgE
productie. Het effect van deze behandeling is
dat ongeveer 70% van de patinten minimaal
50% verbetering vertoont. Dit effect moet beoordeeld worden na 8-9 maanden behandelen.
Immunotherapie kan een goede oplossing zijn
voor jonge honden die heftige langdurige periodes (> 4 maanden per jaar) van jeuk hebben en die slecht of onvoldoende reageren op
symptomatische behandelingen.
Ad 3. Bij de symptomatische behandeling
kunnen we een keus maken uit corticosteroden, antihistaminica, NSAIDs, essentile vetzuren, of combinaties hiervan. Daarnaast
moeten we bij deze patinten altijd attent blijven op het ontstaan van secundaire infecties
met stafylococcen (S. intermedius) of gisten
(Malassezia pachydermatis) die om een behandeling vragen.
Oraal gegeven corticosteroden, prednison
(1-2 mg/kg/dag) of dexamethason (0,1-0,3
mg/kg/dag), zijn klassieke middelen die bij
de atopische patint goed voldoen, mits op
een alternerende en afdalende wijze gegeven.
Er is geen indicatie voor de zogenaamde depotpreparaten gezien de forse bijwerkingen
die bij deze meestal jonge patinten op den
duur optreden. Lokaal gebruik van corticosteroden leidt meestal niet tot acceptabele
resultaten, terwijl wel het risico bestaat op
soms forse lokale bijwerkingen in de vorm
van huidatrofie of overgevoeligheidsreacties.
Van antihistaminica bijv. hydroxyzine
(2 mg/kg, 3dd), chloorpheniramine (4-8 mg/
kg, 3dd), clemastine (0,05-0,1 mg/kg, 2dd),
cetirizine (1 mg/kg/dag) is weinig overtuigend bewijs geleverd dat deze stoffen bij de
hond werkzaam zijn. Toch is er consensus
dat deze stoffen bij een minderheid van de
patinten van nut kunnen zijn als ondersteuning van de therapie, bijvoorbeeld in comD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 67

binatie met corticosteroden. Het effect van


antihistaminica moet duidelijk zijn na 7 tot
14 dagen toediening. Het kan nuttig zijn verschillende antihistaminica achtereenvolgens
op dezelfde patint te proberen omdat de effectiviteit per middel sterk kan verschillen.
Er is meer onderzoek nodig om de rol van
antihistaminica bij atopische patinten te onderbouwen.
Essentile vetzuren in de vorm van supplementen of diten worden sinds de eind tachtiger jaren aanbevolen als een aanvullende
therapie bij atopische patinten. Evenals in
de humane dermatologie wordt bij hond en
kat steeds meer onderzoek verricht om een
degelijke onderbouwing van het effect van
deze stoffen te verkrijgen.
Tenslotte zijn er de laatste jaren talrijke experimenten geweest met niet-cortison houdende ontstekingsremmers, waarvan cyclosporine de meest bekende is. Bij de mens is het
effect van cyclosporine bij de behandeling
van atopische dermatitis bekend en erkend.
Bij de hond zijn meerdere studies verricht
met goede resultaten. Ofschoon het middel
niet goedkoop is, zou een groot voordeel van
deze medicatie kunnen zijn, dat de tot nu toe
gerapporteerde bijwerkingen bij een dosering van 5 mg/kg/dag (o.a. hyperplastisch
tandvlees, tijdelijk braken en/of diarree) vergeleken met prednison mild zijn en het effect
even goed. In Nederland is het middel op de
markt voor gebruik bij de hond.
Bij het gebruik van shampoos kan het ondersteunende effect van de wassingen een positief effect hebben. Van de werkzame stoffen
in soms collodale oplossingen, (bijv. havermeel, glycerine, pirocton-olamine, propyleenglycol, salicylzuur, linoleenzuur) worden
jeukremmende, ontsmettende en huidverzorgende effecten geclaimd.
Tenslotte is het belangrijk alle factoren die
kunnen bijdragen aan jeuk of irritatie te
elimineren. Dat betekent bijvoorbeeld dat
de vlooienbestrijding bij deze patinten en
eventuele contactdieren voortdurend op peil
moet zijn.
De prognose van atopie blijft bij de individuele patint onzeker en is afhankelijk van een
groot aantal factoren. Zeker is dat de soms
jarenlange begeleiding van een atopische patint zeer arbeidsintensief is en een grote inzet van eigenaar en dierenarts vereist.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 68

ATOPIE BIJ DE KAT


Inleiding en pathogenese
Tot op heden is de kennis van atopie bij de
kat beperkt. Toch zijn er langzamerhand voldoende onderzoeksresultaten verzameld, die
laten zien dat qua pathogenese diverse parallellen bestaan met de situatie zoals die bij de
mens en de hond is beschreven.
Klinische presentatie
Ook bij de kat is chronische jeuk het belangrijkste symptoom van atopie met daarbij
soms respiratoire afwijkingen in de vorm van
niezen, chronisch hoesten of benauwdheid.
Het gaat meestal om jonge katten tussen
de 6 maanden en 2 jaar oud en er lijkt geen
sprake te zijn van ras- of geslachtspredispositie. De klinische verschijnselen zijn verder
nogal variabel. Huidlaesies bestaan o.a. uit
een miliaire dermatitis, eosinofiele plaques,
maculae, papels, excoriaties en eventueel
kaalheid zonder huidlaesies. De localisatie
van de huidlaesies betreft o.a. de kop, de nek,
oorschelpen, voorpoten, maar ook het abdomen en de liezen.
Diagnostiek
Zoals bij de hond berust de diagnose atopie
bij de kat ook op het uitsluiten van differentiaal diagnoses (zie verder), het signalement,
de anamnese en het klinisch beeld. De aanvullende diagnostiek kan bestaan uit o.a.
huidtesten, bloedonderzoek (ELISA), histopathologisch onderzoek van huidbiopten, en
de reactie op corticosteroden. Het uitvoeren
van huidtesten bij de kat (m.b.v. medetomidine, 100 g/kg i.m.) is problematisch omdat
de positieve huidreacties wisselend zijn en
snel verdwijnen, maar ook omdat betrouwbare testconcentraties bij de kat nauwelijks
bepaald zijn. Dit maakt het uitvoeren van een
betrouwbare huidtest bij de kat tot een hachelijke onderneming. Men probeert dit onder
experimentele omstandigheden o.a. te verbeteren door gebruik te maken van fluorescene
10% intraveneus. Met behulp van de Woodse
lamp wordt het aflezen van de huidreacties in
een verduisterde ruimte dan aanzienlijk makkelijker. Een probleem blijft de onbekende
testconcentratie voor vele allergenen en de
onbekende aard van de positieve reacties die
wellicht a-specifiek zijn. Onderzoek, waarbij

commercile in vitro serum IgE testen werden vergeleken, lieten zien dat deze techniek
zijn beperkingen heeft en ons inziens nog niet
routinematig in de dagelijkse praktijk moeten
worden ingezet.
Bij het histopathologisch onderzoek vindt
men een diffuus infiltraat van lymfocyten,
macrofagen, mastcellen en eosinofiele granulocyten hetgeen suggestief is voor een
allergische dermatitis. Onderscheid met
bijvoorbeeld een vlooienallergie of voedselovergevoeligheid is niet mogelijk.
De conclusie moet dan ook zijn, dat de clinicus bij het stellen van de diagnose atopie bij
de kat met meer onzekere factoren rekening
moet houden dan bij de hond.
Differentiaal diagnose
Tot de belangrijkste differentiaal diagnoses
behoren: voedselovergevoeligheid, ectoparasieten (Notodres cati, Otodectes cynotis),
vlooien(allergie) of een schimmelinfectie.
Therapie en prognose
Eliminatie van oorzakelijke allergenen verdient ook hier de voorkeur. Hyposensibilisatie
bij de kat levert volgens sommige auteurs in
70% van de gevallen goede resultaten op ofschoon betrouwbaar onderzoek op dit gebied
schaars is. Een symptomatische behandeling
kan bestaan uit de toediening van corticosteroden en/of antihistaminica (chloorpheniramine 2-4 mg/kat 2dd), hydroxyzine 2 mg/kg
2dd). Antihistaminica zijn bij de kat in het algemeen een stuk effectiever dan bij de hond.
Daarnaast wordt ook voor de kat geadviseerd
ondersteunende maatregelen te nemen zoals:
een intensieve vlooienbestrijding, bestrijden
van secundaire bacterile huidontstekingen,
en het toedienen van essentile vetzuren via
het voer. De prognose is ook hier onzeker.
Dergelijke patinten vragen een jarenlange
intensieve begeleiding met wisselende resultaten. Het gebruik van cyclosporine bij de
kat staat nog in de kinderschoenen maar lijkt
veelbelovend. Tot op heden zijn er geen placebo gecontroleerde studies uitgevoerd.

bij niet-immunologische reacties optreden


en de klassieke voedselovergevoeligheid.
De intolerantie kan metabolisch (bijvoorbeeld lactase deficintie), farmacologisch
(effect bestanddeel), toxisch (bijvoorbeeld
mycotoxinen) of idiosyncratisch (aspecifiek)
van aard zijn. Bij overgevoeligheidsreacties
tegen het voer spelen waarschijnlijk meerdere overgevoeligheidsreacties tegelijk een
rol: men denkt daarbij aan type I, III of IV
reacties. Dit leidt soms tot onmiddellijk optredende reacties, maar vertraagde reacties
die pas na enkele uren of dagen optreden zijn
ook mogelijk. Een probleem is dat vaak onduidelijk is tegen welke componenten in het
voer deze reacties optreden. Gewoonlijk zijn
het in water oplosbare glycoprotenen die resistent zijn tegen hitte, zuren en enzymen. Zij
komen in principe voor in alle bestanddelen
uit het voeder zoals rund- en paardenvlees,
melk, eibestanddelen, vis, granen, soja, conserveermiddelen, kleurstoffen, maar ook
blikvoeders en droogvoeders. Blootstelling
aan deze allergenen kan behalve via het spijsverteringskanaal ook plaatsvinden via direct
huidcontact of inhalatie.
Klinische presentatie

Papels op de buik bij voedselovergevoeligheid.

VOEDSELOVERGEVOELIGHEID
Inleiding en pathogenese
Bij ongewenste reacties tegen voer onderscheidt men de voedingsintolerantie, waar-

Otitis externa bij voedselovergevoeligheid.


D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 69

Idem, close-up.
Heftige dermatitis bij een kat met voedselovergevoeligheid.

Alopecia, erytheem en acanthose van de tenen ten


gevolge van een voedselovergevoeligheid.

Bij de hond is voedselovergevoeligheid verantwoordelijk voor 1-5% van alle dermatosen. Er is geen geslachts- of raspredispositie. Bij de hond wordt een groot deel van de
voedselallergien beneden de leeftijd van 6
maanden voor het eerst gesignaleerd. Dat wil
niet zeggen dat het bij de oudere hond niet
voorkomt. Honden van 14 jaar met een voedselallergie zijn beschreven! Bij de kat bestaat
er geen leeftijdsvoorkeur. Hier is een gemiddelde leeftijd gemeld van 4 tot 5 jaar.
Niet seizoensgebonden jeuk is een belangrijk symptoom bij voedselovergevoeligheid,
hetgeen gepaard gaat met huidlaesies aan de
kop, de poten, oksels, buik, liezen en oren.
Deze lokalisatie doet sterk denken aan die
van atopie. De huidlaesies bij de hond zijn
sterk variabel en bestaan uit erytheem, pustels, excoriaties, kaalheid, lichenificatie,
squamae, crustae, otitis externa maar ook angio-oedeem of urticaria zijn mogelijk. Naast
jeuk en huidlaesies zijn ook maagdarm stoornissen mogelijk in de vorm van braken en/of
diarree (10-15%), respiratoire afwijkingen,
of zelfs neurologische verschijnselen in de
vorm van bijvoorbeeld toevallen!
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 70

Bij de kat bestaan de huidlaesies o.a. uit een


dermatitis aan kop en nek, die zeer heftig kan
verlopen, miliaire dermatitis, urticaria, eosinofiele plaques, otitis externa en kaalheid
ten gevolge van overmatig likken. Daarnaast
komen ook bij de kat maagdarmafwijkingen
voor, respiratoire problemen en neurologische afwijkingen. Gedragsafwijkingen bij
hond en kat, in de vorm van bijvoorbeeld
overactief gedrag, zijn door sommigen ook
geassocieerd met voedselovergevoeligheid.
Diagnostiek
Voor het vaststellen van een voedselovergevoeligheid zijn de anamnese, het lichamelijk
onderzoek en het effect van een eliminatiedieet doorslaggevend. Bij de anamnese dient
men zich te realiseren dat reacties kunnen
optreden tegen voer waar het dier soms al
jaren op staat. Voedselovergevoeligheid is
dus lang niet altijd te associren met recente
veranderingen in het voer. Andere diagnostische technieken zoals huidtesten of bloedonderzoek (in vitro serum testen) zijn bij hond
en kat onbetrouwbaar gebleken. Voordat men
een eliminatiedieet start dient men zich er
van te overtuigen dat er geen sprake is van
een secundaire dermatitis door bacterin of
gisten. Deze kunnen dermate heftig verlopen
dat het aan te bevelen is deze eerst te elimineren alvorens het dieet te starten. Voor een
beschrijving van de test met het eliminatiedieet verwijzen wij naar hoofdstuk II.
Differentiaal diagnose
Tot de belangrijkste differentiaal diagnoses
bij de hond behoren: atopie, vlooien(allergie),

ectoparasieten als Sarcoptes canis, een medicijnovergevoeligheid, seborroe, of een


dermatitis door bacterin of gisten. Bij de
kat dient men te denken aan: atopie, ectoparasieten (Cheyletiella, Notodres cati),
vlooien(allergie) of een psychogene kaalheid.
Therapie en prognose
Als het lukt een oorzakelijk agens in het voer
aan te wijzen zal dit uiteraard voortaan vermeden moeten worden. In de praktijk heeft
men deze exacte aanwijzingen maar zelden,
zodat als de diagnose gesteld lijkt te zijn,
men meestal overgaat tot het geven van een
niet eerder verstrekt compleet (bij voorkeur
hypoallergeen) voeder en het effect hiervan
afwacht.
Blijkt de patint gevoelig te zijn voor meerdere commercile voeders, dan blijft slechts
een eigengemaakt dieet over (zie hoofdstuk
II). Het incomplete eliminatiedieet zal dan
via toevoegingen tot een volwaardig voer
gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld in de
vorm van het zogenaamde Kronfeld dieet.
In het algemeen is de prognose gunstig te
noemen. Slechts sporadisch zal in een later
stadium een recidief optreden voor een ander
bestanddeel van het voedsel. Rest nog te vermelden dat bij deze patinten het effect van
corticosteroden matig tot slecht is.

(haptenen), die in kombinatie met huidcomponenten in staat zijn als volwaardige antigenen
te functioneren. Daarnaast kent men irritatie
door stoffen die met de huid in contact komen
waarbij geen allergische reacties voorkomen.
Irritaties kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt
worden door agressieve of caustische stoffen
(zuren, logen), of door trauma, bijvoorbeeld
door liggen, op een ruwe ondergrond. De
meest voorkomende antigenen bij een contactallergie zijn te vinden in reinigings- en
schoonmaakmiddelen, wassen, rubbers, textielkleurstoffen, shampoos, vlooienbanden,
waspoeders en bouwmaterialen zoals verf,
lijm en cement. Ook planten en antibioticahoudende (oor)zalven kunnen oorzaken zijn
voor een contactallergie. Klinisch is een allergische reactie vrijwel niet te onderscheiden van een irritatie. Een contactdermatitis
op basis van irritatie kan in principe op elke
leeftijd optreden. Er bestaat geen geslacht- of
raspredispositie voor de aandoening.
Klinische presentatie

CONTACTALLERGIE
Inleiding en pathogenese

Kaalheid en hyperpigmentatie door een contactallergie.

Streepvormig ulcus door irritatie van een


vlooienband.

Idem, close-up van de huidlaesies.

Onder contactallergie wordt een allergische


reactie verstaan van het type IV. Bij deze
reacties wordt de ontsteking waarschijnlijk
op gang gebracht door incomplete antigenen

In het algemeen vormt de vacht bij hond en


kat een dermate goede bescherming van de
huid dat contactallergien bij hond en kat
maar zelden voorkomen.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 71

Een belangrijk klinisch kenmerk van contactallergien is de jeuk en de localisatie van de


laesies op de ventrale zijde van het lichaam
ter hoogte van dun behaarde delen zoals buik,
ventrale zijde van de thorax, de ventrale zijde
van de hals, de liezen, genitalien, snuit, oren
en tussenteenhuid. Is er sprake van een reactie op een shampoo dan zijn de laesies over
het gehele lichaam te zien. Bij reacties tegen
de etensbak zullen de afwijkingen zich beperken tot de snuit en de lippen. Een chronische
otitis externa kan veroorzaakt worden door
allergische reacties tegen de gebruikte zalf.
De huidlaesies bestaan uit een vrij diffuus
erytheem. In een chronisch stadium zullen
ook lichenificatie, hyperpigmentatie en alopecia afgewisseld met erythemateuze huidreacties te zien zijn. Papels of vesikels komen
maar zelden voor.
Diagnostiek
De belangrijkste aanwijzing voor een contactallergie is de lokalisatie van de huidlaesies
zoals eerder is beschreven. Daarnaast is een
uitgebreide anamnese van belang waarbij
gevraagd wordt naar behuizing, vloerbedekking, gebruikte schoonmaak- en reinigingsmiddelen e.d. In dit verband geldt net als bij
de voedselallergie, dat reacties op kunnen
treden tegen stoffen die al jaren in de leefomgeving van het dier voorkomen.
Het stellen van de diagnose gebeurt verder
eventueel met behulp van de epicutaantest
(plaktest) en eventueel directe eliminatie en/
of provocatie met de verdachte causale stoffen. Voor een beschrijving van de plaktest
verwijzen wij naar hoofdstuk II.
Differentiaal diagnose
De belangrijkste differentiaal diagnoses zijn
atopie, voedselovergevoeligheid, ectoparasieten (Sarcoptes canis) of een dermatitis
veroorzaakt door bacterin of gisten.
Therapie en prognose
Als het lukt het oorzakelijk agens uit de omgeving van het dier te verwijderen, is de prognose gunstig. Indien eliminatie of vermijden
niet mogelijk is, resteert slechts een symptomatische behandeling met topicale en/of orale corticosteroden, die helaas vaak een matig
effect hebben. Een mogelijk alternatief voor
het gebruik van corticosteroden is het midD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 72

del pentoxifylline (15-30 mg/kg 2dd), dat immuunmodulerende en ontstekingsremmende


effecten heeft.
URTICARIA EN ANGIO-OEDEEM
Inleiding en pathogenese
Urticaria en angio-oedeem zijn geen aandoeningen, maar symptomen van type I of
III allergische reacties in de huid, die door
talrijke oorzaken tot stand komen en gepaard
gaan met oedeemvorming. Ook niet-immunologische mechanismen kunnen leiden tot
dezelfde symptomen. Als oorzaken kan men
denken aan voedselovergevoeligheid, insectenbeten (denk ook aan rupsen), contacten
met (stekende) planten, temperatuursverschillen (zogenaamde koude-urticaria),
medicamenten (o.a. antibiotica, pijnstillers,
vaccins), atopie of stress. Bij een grote groep
van patinten is geen oorzaak te achterhalen,
de zogenaamde idiopathische variant. De
aandoening komt vrij zelden voor bij de hond
en vrijwel niet bij de kat. Er is geen sprake
van enige predispositie.
Klinische presentatie

Urticaria, oorzaak onbekend.

Anaphylactische reactie na bijensteek.

Urticaria manifesteren zich als goed omschreven, stevig aanvoelende verhevenheden, in de huid, die wisselend van grootte
kunnen zijn en oppervlakkig gelegen zijn.
Meestal zijn ze circulair of ovaal van vorm.
Er is geen voorkeurslokalisatie. Urticaria
ontstaan veelal acuut, binnen een dag of enkele uren en verdwijnen ook weer snel en
meestal spontaan. De jeuk kan sterk variren
van gering tot vrij heftig.
Angio-oedeem is te beschouwen als een variant op urticaria, waarbij het diffuse oedeem
zich subcutaan manifesteert en kan uitbreiden naar de slijmvliezen. De kop (lippen,
wangen, perioculaire gebied) en de poten
zijn voorkeurslocalisaties. Bij angio-oedeem
(en slechts sporadisch bij urticaria) bestaat
gevaar voor complicaties in de vorm van anafylactische shock en larynxoedeem.
Diagnostiek
De diagnose is eenvoudig te stellen op grond
van het klinisch beeld en het snelle verloop.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose komen vooral in
aanmerking het erythema multiforme, juveniele cellulitis, mastcel tumor of een bacteriele folliculitis.

Therapie en prognose
Zowel bij urticaria als bij angio-oedeem
moet er naar gestreefd worden het oorzakelijk allergeen op te sporen en weg te nemen.
Als een dier bijvoorbeeld reageert op een
penicilline dan moeten ook verwante semisynthetische penicilline soorten vermeden
worden daar kruisreactiviteit mogelijk is. Bij
urticaria is het in het algemeen niet nodig een
therapie in te stellen, daar de huidveranderingen spontaan in regressie gaan en binnen
enkele uren tot dagen verdwenen zullen zijn
en niet meer terugkomen.
Bij complicaties zoals anafylactische shock
kan epinephrine (adrenaline) worden gegeven: 0,1 - 0,5 ml ( 1:1000 oplossing) intramusculair of intraveneus.
Corticosteroden (prednison 1-2 mg/kg) kunnen eveneens toegepast worden per os, intramusculair, of desnoods intraveneus. Het gebruik van antihistaminica is niet gendiceerd
bij acute gevallen. Antihistaminica kunnen
wel zinvol zijn als profylaxe bij chronische
recidiverende gevallen. Tenslotte is het gebruik van pentoxifylline (15-30 mg/kg, 2dd)
gemeld bij angio-oedeem en vasculitis.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 73

HOOFDSTUK VII:
AUTO-IMMUNE HUIDAANDOENINGEN
HET PEMPHIGUS COMPLEX
Inleiding en pathogenese
Het pemphigus complex (pemphigus is
grieks voor blaar) bestaat uit een groep van
vrij zeldzame auto-immuun ziekten die voorkomen bij de hond en de kat en waarbij de
huid en/of de slijmvliezen zijn aangetast. Bij
deze patinten veroorzaken antilichamen
tegen de desmosomen, structuren, die de
verbinding vormen tussen epitheliale cellen, een verminderde cohesie, waardoor de
normale structuur van de huid verloren gaat.
Dit leidt uiteindelijk tot de vorming van de
typische laesies als blaren, pustels, fissuren
en acantholytische cellen. Deze laatste zijn
epitheliale cellen die losgekomen zijn uit
hun normale structuur en via cytologie of
histologie als ronde gedegenereerde cellen
te herkennen zijn. Intacte blaren of pustels
worden maar zelden gezien: zij ruptureren
snel en gaan dan over in collarettes, erosies
of ulcera. Afhankelijk van het antigeen dat
betrokken is bij deze reacties, ontstaan de
laesies op verschillende hoogte in de huid:
bijvoorbeeld oppervlakkige laesies bij pemphigus foliaceus, diepe laesies bij pemphigus
vulgaris. De oorzaak voor de antilichaam
vorming is vaak onbekend. Als mogelijke
oorzaken denkt men aan genetische factoren,
maar ook kruisreacties die optreden na het
gebruik van medicamenten of na virusinfecties. Aangezien de aandoening vooral voorkomt bij oudere dieren is een verminderde
efficintie van het immuunsysteem ook mogelijk. Bij de behandeling van het pemphigus
complex zullen wij ons beperken tot enkele
belangrijke varianten.

ning wordt nog al eens gezien bij de Sheltie,


Dashond, Dobermann, Schipperke en Akita
Inu. Het belangrijkste betrokken antigeen is
het Desmoglene I die behoort tot de adhesie
moleculen. Pemphigus foliaceus komt spontaan voor, maar ook ten gevolge van het gebruik van medicamenten zoals bijvoorbeeld
trimethoprim/sulfonamide.

Enkele pustels en papels bij pemphigus foliaceus.

Crustae peri-oculair, nasaal en aan de oorranden


bij pemphigus foliaceus.

PEMPHIGUS FOLIACEUS
Klinisch beeld
Pemphigus foliaceus is de meest voorkomende pemphigus variant bij hond en kat. Er is
geen sprake van predispositie voor leeftijd of
geslacht maar wel voor het ras. Deze aandoe-

Afwijkingen aan de voetzool bij pemphigus


foliaceus.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 75

De aandoening wordt gekarakteriseerd door


vesicobulleuze of pustuleuze veranderingen
van de huid die kunnen leiden tot een forse
secundaire pyodermie met korsten en kaalheid. In het algemeen is er geen aantasting
van slijmvliezen of de mucocutane overgangen. De eerste huidveranderingen worden
in de regel gezien aan de kop (neusrug en
lippen) en de oorschelpen. Generalisatie is
mogelijk waarbij uiteindelijk de hele romp is
aangetast, maar ook de nagels, nagelbedden
(katten), genitalin (scrotum) of de voetzolen
betrokken kunnen raken. Kreupelheid door
afwijkingen aan de voetzolen in de vorm van
hyperkeratose, afwijkend loslatend hoorn,
fissuren en kloven kunnen als gesoleerd probleem voorkomen. Pruritus en pijn variren
met het spontane verloop van de aandoening
mee en zijn dus wisselend in heftigheid. Als
de aandoening heftig verloopt, kan men algemene symptomen als anorexie, depressie of
temperatuursverhoging waarnemen.
Diagnostiek
De diagnostiek berust op het klinische beeld
en de resultaten van het cytologisch en histologisch onderzoek. Bij het cytologisch onderzoek van primaire laesies wordt vooral gelet
op de aanwezigheid van de acantholytische
cellen. Mocht dit onderzoek geen overtuigende resultaten opleveren dan is histologisch onderzoek gendiceerd. Pemphigus foliaceus wordt histologisch gekenmerkt door
subcorneale pustelvorming met acantholysis,
neutrofielen en kloofvorming. Als aanvullende diagnostiek kan nog aan immunofluorescentie of immunohistochemie gedacht
worden, maar in ruim 80% van de gevallen
is het histologisch onderzoek voldoende. In
het algemeen levert de ANA (anti nucleaire
antilichamen) test geen positieve resultaten
op en is dan ook niet gendiceerd.

Cytologisch preparaat van acantholytische cellen.


D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 76

Differentiaal diagnose
Een bacterile folliculitis, demodicosis, dermatophytose, een medicijnovergevoeligheid,
cutaan epitheliotroop lymfoom, pemphigus
erythematosus of een lupus variant behoren
tot de belangrijkste differentiaal diagnoses.
Daarnaast zou leishmaniasis of een zink responsieve dermatose kunnen lijken op pemphigus foliaceus.
Therapie en prognose
In milde gevallen kan geprobeerd worden de
laesies met topicale corticosteroden (zalf)
te behandelen. Bij uitgebreide laesies zijn
corticosteroden per os gendiceerd, in een
immuunsuppressieve dosis, (prednison, 1-2
mg/kg/dag), die geleidelijk afdalend en op
een alternerende wijze gegeven worden. Als
prednison onvoldoende effect heeft, of teveel
bijwerkingen oplevert, kan dexamethason
(0,1-0,3 mg/kg/dag) een alternatief zijn. Bij
hardnekkige gevallen kan bij de hond prednison gecombineerd worden met azathioprine
(1-2 mg/kg/dag), waarbij men tevens tracht
door deze potinterende combinatietherapie
de benodigde hoeveelheid prednison omlaag
te krijgen. Azathioprine leidt bij de kat o.a.
tot irreversibele beenmergdepressie en moet
bij de kat dan ook niet gebruikt worden. Ook
bij de hond moet echter regelmatig op bijwerkingen van dit middel gecontroleerd worden
zoals lymfopenie, neutropenie, anemie en
thrombopenie. Tevens dient de eigenaar bij
het hanteren van dit medicament handschoenen te dragen en op de hoogte te zijn van de
risicos van dit middel. Als alternatief voor
azathioprine kan bij de kat gedacht worden
aan chloorambucil (0,1-0,2 mg/kg/dag). In
alle gevallen geldt dat het gebruik van antibiotica gedurende 4-6 weken gendiceerd is
als er sprake is van een heftige secundaire
pyodermie. Deze complicatie kan ook gemakkelijk tijdens de immuunsuppressieve
therapie ontstaan. Sommige auteurs melden
het gebruik van goudinjecties met aurothioglucose bij zowel hond als kat. Dit middel,
dat ontstekingsremmende en immuunsuppressieve effecten heeft, wordt ingezet als
de gebruikelijke behandelingen niet werken,
maar kent ook bijwerkingen in de vorm van
hematologische afwijkingen en nierafwijkingen. Tenslotte worden op kleine schaal experimenten gemeld met dapsone (1 mg/kg/dag,

3dd) een ontstekings- en bacterieremmend


middel, cyclofosfamide (1,5-2,5 mg/kg, om
de dag), of cyclosporine (2-5 mg/kg/dag) in
combinatie met ketoconazole (5 mg/kg/dag).
Echter al deze middelen hebben de nodige bijwerkingen en het gunstige effect is niet altijd
overtuigend bewezen.
In het algemeen reageren patinten met
pemphigus foliaceus goed op de behandeling
met corticosteroden en is de prognose redelijk goed. De therapie kan op den duur dan
ook geleidelijk afgebouwd en gestopt worden.
Slechts ongeveer 10% van de patinten met
pemphigus foliaceus reageert onvoldoende en
moet ge-euthanaseerd worden.
PEMPHIGUS VULGARIS
Klinisch beeld

Diepe ulcera met exsudaat: meerdere plekken op


de snuit bij pemphigus vulgaris.

Deze zeer zeldzame pemphigus vorm komt


zowel bij de hond als de kat voor. Er is geen
ras- leeftijds- of geslachts-predispositie bekend. Ook hier is de immunologische reactie gericht tegen representanten van adhesiemoleculen, namelijk Desmoglene I,
en III. Dit leidt tot de vorming van blaren,
erosieve en ulceratieve veranderingen. Bij
de hond komen de laesies voor op de mucocutane overgangen en slijmvliezen van bek,
lippen, neusvleugels, oogleden, anus, vulva
en preputium en elders op de huid, zoals bijvoorbeeld de liezen en de oksels. Bij de kat
worden de laesies waargenomen op de mucocutane overgang bij de lippen en de neusvleugels, op de neusspiegel, in de mondholte,
op de oorschelpen en aan de voeten (nagels
en zoolkussens). Bij hond en kat bestaan de
meestal pijnlijke laesies o.a. uit blaren, die

evenwel snel ruptureren, en overgaan in erosies en ulcera. Koorts, depressie en anorexie


worden veel gezien.
Diagnostiek
De diagnostiek van pemphigus vulgaris
komt overeen met hetgeen beschreven is
voor pemphigus foliaceus. De histologie
leidt tot een vrij zekere diagnose. Het beeld
wordt o.a. gekarakteriseerd door een suprabasale acantholyse met kloofvorming en
blaarvorming. Daarbij kan een rijtje basale
epidermale cellen vast blijven zitten aan de
basaalmembraan; men spreekt dan in de engelstalige literatuur wel van de zogenaamde
tomb-stones.
Differentiaal diagnose
Hierbij kan, gezien het vaak heftige verloop,
gedacht worden aan een medicijnovergevoeligheid, systemische lupus, toxische epidermale necrolysis, bulleus pemphigod of een
cutane neoplasie zoals bijvoorbeeld een cutaan lymfoom.
Therapie en prognose
Men probeert zo snel mogelijk een onderdrukking te krijgen van de symptomen door hoge
doseringen immuunsuppressieve middelen,
meestal corticosteroden, in combinatie met
bijvoorbeeld azathioprine, in een poging de
dosering corticosteroden laag te houden. Gezien de grote kans op een heftige secundaire
pyodermie is het langdurig gebruik van antibiotica ook hier gendiceerd. De alternatieve
niet-cortison houdende ontstekingsremmers,
zoals genoemd onder pemphigus foliaceus,
komen eventueel ook in aanmerking. Niettemin bestaat de kans dat ondanks een dergelijke agressieve therapie de reactie minimaal
is en dat het dier ge-euthanaseerd moet worden. De prognose is in het algemeen matig tot
slecht. Ter illustratie hiervan zij vermeld dat
een auteur bij 8 honden met pemphigus vulgaris een overlevingstijd meldt van 1,5 jaar
bij slechts 2 honden.
PEMPHIGUS ERYTHEMATOSUS
Klinisch beeld
Pemphigus erythematosus wordt door sommigen beschouwd als een goedaardige vorm
van pemphigus foliaceus, terwijl anderen
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 77

deze variant beschouwen als een tussenvorm


tussen pemphigus en lupus erythematosus.
De immunologische reactie is ook hier gericht
tegen het antigeen Desmoglene I. Pemphigus
erythematosus komt voor bij hond en kat zonder predispositie voor ras, geslacht of leeftijd.
Het klinisch beeld wordt beheerst door erytheem, een pustuleuze dermatitis, collarettes, crustae, kaalheid en erosies op met name
de kop, gezicht, neus en oorschelpen. Op de
neus kan sprake zijn van depigmentatie die
onder invloed van zonlicht gepaard gaat
met ontsteking, zodat verwarring met lupus (collie nose) kan ontstaan. Bij deze
vorm van pemphigus komt het niet tot aantasting van slijmvliezen en zijn er evenmin
algemene gezondheidsklachten.

Huidlaesies op de oorschelp bij pemphigus


erythematosus.

de laesies kan geprobeerd worden met een


topicale behandeling met cortison houdende
zalven, verbetering te krijgen. Het vermijden
van zonlicht of het toepassen van zonnebrand
cremes kan aan het herstel bijdragen. Leidt
dit niet tot het gewenste effect dan is een behandeling met een combinatie van tetracycline en niacinamide (< 10 kg 250 mg, van
elk 2-3dd, > 10 kg 500 mg, van elk 2-3dd)
gendiceerd. Andere mogelijkheden zijn nog
een systemische behandeling met corticosteroden en/of hoge doses vitamine E (400-800
IE per dag, 2-3dd). Over het algemeen is de
prognose goed.
BULLEUS PEMPHIGOD
Inleiding en pathogenese
Bulleus pemphigod is een zeldzame aandoening bij hond en kat waarvan de pathogenese
berust op de aanwezigheid van auto-antilichamen tegen de zogenaamde hemidesmosomen, structuren die de basaalcellen van
de epidermis op de basaalmembraan verankeren. Dit leidt tot ontstekingsreacties die
uiteindelijk resulteren in de vorming van
dermo-epidermale fissuren en vesiculae in
de huid en slijmvliezen. UV straling of medicamenten zouden deze reacties op gang kunnen brengen.
Klinisch beeld

Diagnostiek
De diagnostiek komt overeen met die zoals
beschreven is bij de pemphigus foliaceus.
Het histologisch beeld laat een identiek beeld
zien met daarnaast een lichenod infiltraat
van plasma cellen, mononucleaire cellen en
neutrofielen of eosinofielen.
Differentiaal diagnose
Als belangrijkste differentiaal diagnoses
gelden een bacterile folliculitis, dermatophytose, demodicosis, een medicijnovergevoeligheid, pemphigus foliaceus of een lupus
erythematosus. Daarnaast komen ook leishmaniasis en een zink responsieve dermatose
in aanmerking.
Therapie en prognose
Gezien de beperkte lokatie van de soms milD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 78

Klinisch beeld van bulleus pemphigod.

Bij deze aandoening is geen sprake van een


geslachts- of leeftijdspredispositie. Bij sommige hondenrassen (Collies, Shelties en Dobermann) komt de aandoening frequenter
voor dan bij andere rassen.

De aandoening speelt zich af op de mucocutane overgangen, de huid van de neusrug, de


oksels en de liezen en in de mondholte, en
gaat gepaard met blaren die in een later stadium over gaan in collarettes, crustae, erosies en ulcera. Paronychia, het loslaten van
nagels of ulceratie van de voetzolen zijn ook
beschreven. Ernstig aangetaste dieren maken
een zieke indruk en kunnen anorexie, koorts,
pyodermie of zelfs een levensbedreigende sepsis ontwikkelen. Er is sprake van variabele
pijnklachten.
Diagnostiek
Naast de anamnese en het lichamelijk onderzoek is vooral de histopathologie van huiden/of slijmvliesbiopten van belang voor de
diagnose. Bulleus pemphigod wordt histologisch gekarakteriseerd door subepidermale
kloven en blaarvorming. Er is geen sprake
van acantholyse. Het ontstekingsinfiltraat
kan voor een belangrijk deel uit eosinofielen
bestaan, en varieert van mild en voornamelijk perivasculair tot heftig en lichenod. Als
aanvullende diagnostiek kan desgewenst gebruik gemaakt worden van aanvullende technieken zoals immunofluorescentie of immunohistochemie.
Differentiaal diagnose
Bij de differentiaal diagnose dient men vooral
te denken aan pemphigus vulgaris, systemische lupus erythematosus, toxische epidermale necrolysis, medicijnovergevoeligheid of
een cutane neoplasie bijvoorbeeld in de vorm
van een epitheliotroop lymfoom.
Therapie en prognose
De therapie is vergelijkbaar met hetgeen beschreven is bij de therapie van pemphigus
vulgaris. Als aanvullende maatregel wordt
geadviseerd blootstelling aan zonlicht te vermijden. De prognose van honden met bulleus pemphigod is sterk variabel. De indruk
bestaat, dat hoe uitgebreider de aandoening
aanwezig is, des te slechter de prognose
wordt. Als de reactie op de medicatie onvoldoende is, of het komt tot onacceptabele bijwerkingen, moet nogal eens besloten worden
tot euthanasie.

DISCODE LUPUS
ERYTHEMATOSUS (DLE)
Inleiding en pathogenese
Lupus erythematosus is een vrij zeldzame
autoimmune aandoening die voorkomt bij
hond en kat en waarvan de pathogenese onduidelijk is. De ziekteverschijnselen worden
veroorzaakt door auto-antilichamen gericht
tegen orgaanspecifiek en niet-orgaanspecifiek (kern)materiaal en/of neerslagen van
immuuncomplexen. De directe oorzaak voor
deze immuniteitsstoring, die gepaard gaat
met een verstoring van het aantal B- en Tlymfocyten, is onduidelijk. Zeer waarschijnlijk spelen meerdere etiologische factoren
een rol: genetische factoren, hormonale invloeden, medicamenten, virale of bacterile
infecties, UV licht etc. Men onderscheidt de
discode lupus erythematosus (DLE) en de
systemische lupus erythematosus (SLE),
waarbij het verschil o.a. is, dat DLE een relatief goedaardige aandoening is die zich beperkt tot de huid en in tegenstelling tot SLE
niet leidt tot multisystemische veranderingen. DLE wordt dan ook wel beschouwd als
een goedaardige variant van SLE.
Klinisch beeld

Laesies op neusspiegel en neusrug bij lupus.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 79

Diagnostiek
De definitieve diagnose van DLE wordt gesteld
op basis van de anamnese, het klinisch onderzoek en histopathologisch onderzoek van huidbiopten. Bij de histologie is de zogenaamde
interface dermatitis, een ontstekingsinfiltraat
van mononucleaire cellen en plasma- cellen op
de overgang van dermis naar epidermis, een
belangrijk aanknopingspunt. Men ziet hierbij
degeneratie van de basaalcellen, pigmentincontinentie, apoptotische keratinocyten en een
focale verdikking van de basaalmembraan. Het
bepalen van de ANA titer heeft bij DLE geen
zin daar dit meestal negatieve waarden oplevert.
Immunofluorescentie kan overwogen worden
maar levert meestal geen wezenlijke bijdrage
door het optreden van aspecifieke reacties die
de uitkomst van het onderzoek verstoren.

Idem, close-up.

Voor DLE bestaat bij de hond een raspredispositie voor Collies, Shelties en Duitse
Herders. Er is geen geslachts- of leeftijdsvoorkeur. Bij de kat is geen sprake van een
raspredispositie.
De eerste veranderingen manifesteren zich
bij de hond nog al eens in de vorm van depigmentatie, erytheem en schilfering op de
neusspiegel, gevolgd door erosies, ulceratie,
korstvorming en fissuren. Uitbreiding over
de neusrug is mogelijk, waarbij uiteindelijk
ook de oogleden en de oorschelpen betrokken kunnen raken. In andere gevallen ziet
men uitbreiding op de lippen, distale einden
van de poten, mondholte, palatum of tong en
soms ook hyperkeratose van de voetzolen. Er
is sprake van variabele pijn en jeuk en er is
geen sprake van algemeen ziek zijn. Bij de
kat beperken de afwijkingen zich veelal tot
de oren en de kop en gaan gepaard met erytheem, korsten en kaalheid. Er is ook bij de
kat geen sprake van ziek zijn.
Zonlicht kan leiden tot een verslechtering
van de huidlaesies, die, als herstel optreedt,
littekens kunnen achterlaten.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 80

Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose dient men te denken
aan SLE, pemphigus varianten zoals pemphigus erythematosus of foliaceus, medicijnovergevoeligheid, zonnebrand, dermatophytose,
demodicosis, contact dermatitis, epitheliotroop
lymfoom, leishmaniasis, of een zink responsieve dermatose.
Therapie en prognose
Milde gevallen van DLE kunnen vaak onder
controle worden gehouden door topicale toepassing van corticosterod-houdende crmes of
anti-zonnebrand crmes. Mocht dit onvoldoende effect hebben, dan is de combinatie tetracycline en niacinamide (<10 kg 250 mg, van elk
2-3dd, >10 kg 500 mg van elk 2-3dd) een goed
alternatief, hoewel het effect pas na ongeveer
8 weken merkbaar is. Een alternatief is het gebruik van vitamine E per os in een hoeveelheid
van 400-800 IE per dag, 2-3dd. Het gebruik
van vitamine E wordt wel gecombineerd met
de orale toediening van omega-3 en omega-6
houdende voederadditieven. In heftiger verlopende gevallen is het gebruik van prednison (12 mg/kg/dag) per os gendiceerd eventueel in
combinatie met azathioprine (1-2 mg/kg/dag,
niet bij de kat!). De prognose van DLE kan als
gunstig worden beschouwd. Alhoewel in de
regel een levenslange therapie noodzakelijk is,
kan meestal worden volstaan met lage doses
medicamenten die op een alternerende wijze
gegeven worden al naar gelang de symptomen.

SYSTEMISCHE LUPUS
ERYTHEMATOSUS (SLE)
Inleiding en pathogenese
SLE is een bij hond en kat vrij zeldzaam voorkomende aandoening met een chronisch verloop, waarvan de ernst in de tijd kan variren.
De pathogenese van SLE komt overeen met die
van DLE, met het verschil dat bij SLE sprake is
van een multisystemische aandoening waarbij
diverse organen betrokken kunnen raken. Zo
kan men symptomen verwachten die gerelateerd zijn aan aantasting van diverse organen
zoals de nieren, gewrichten, bloedvormende
organen, hart, zenuwstelsel, huid etc.
Klinische presentatie
Er bestaat voor SLE geen geslachts- of leeftijdspredispositie. Wel blijkt de aandoening
vaker voor te komen bij Shelties, Collies,
Duitse Herders en Poedels. Bij katten lijkt het
vaker voor te komen bij Perzen en Siamezen.
De klinische verschijnselen van SLE zijn, zoals te verwachten is bij een multisystemische
aandoening, zeer uiteenlopend van aard, hetgeen het stellen van de diagnose lastig maakt.
Bij de hond zijn de meest frequent optredende
afwijkingen: koorts, polyarthritis, protenurie, anemie en afwijkingen aan huid en
slijmvliezen. De huidveranderingen zijn zeer
divers: zo is melding gemaakt van seborroe,
kaalheid, erytheem, ulcera van de voetzolen,
hyperkeratose, pyodermie, blaren en ulceratieve veranderingen. Daarnaast zijn frequent
andere verschijnselen beschreven zoals anemie, thrombopenie, leukopenie, vergrote lymfeknopen, polymyositis, pericarditis en zelfs
neurologische afwijkingen in de vorm van
bijv. toevallen en meningitis.
Bij de kat zijn huidlaesies, een verhoogde lichaamstemperatuur, een hemolytische anemie, lymphadenopathie, een ulceratieve
stomatitis en een glomerulo-nephritis de bekendste afwijkingen. De huidveranderingen
bestaan o.a. uit blaren, kaalheid, erytheem,
seborroe en korsten, die vooral voorkomen op
de kop, oorschelpen en de poten.
Differentiaal diagnose
Gezien het brede scala aan symptomen is de
lijst van differentiaal diagnoses eindeloos uit
te breiden. De belangrijkste zijn: dermatophytose, een bacterile folliculitis, demodi-

cosis, pemphigus varianten, DLE, toxische


epidermale necrolysis, het epitheliotroop lymfoom en leishmaniasis.
Diagnostiek
Het definitief stellen van de diagnose SLE is
een uiterst lastige opgave door de sterk uiteenlopende symptomen en vooral ook door het
ontbreken van specifieke diagnostische testen.
De diagnose berust meestal op een optelsom
van een aantal criteria, waarbij men vaak niet
verder komt dan een waarschijnlijkheidsdiagnose. Bij de diagnostiek komen de volgende
technieken in aanmerking: bepaling van de
antinucleaire antilichamen (ANA) als meest
gevoelige serologische test, echter niet 100%
specifiek; histopathologisch onderzoek van
huidbiopten, immunofluorescentietesten op
huidbiopten; bloedonderzoek (controle van
de Coombs test, anemie, thrombopenie, leukopenie); cytologisch onderzoek van synovia
in geval van gewrichtsproblemen, LE cel test
(helaas niet betrouwbaar genoeg). Bij het histologisch onderzoek is sprake van hydropische
degeneratie van de epidermale basale cellen
(al dan niet leidend tot vesiculatie), van lichenode infiltratie van het bovenste deel van de
dermis (grensvlak dermatitis) en pigmentincontinentie. Samenvattend zijn de belangrijkste aanknopingspunten voor een diagnose: het
herkennen van een multisystemische aandoening, een eventuele positieve ANA titer, afwijkend bloedonderzoek, en de resultaten van
het histologisch onderzoek.
Therapie en prognose
De therapie moet op de symptomen van de
patint zijn afgestemd; juist bij SLE is een
nauwkeurige follow up en monitoring van
belang. Prednison (1-2 mg/kg/dag), dexamethason (0,1-0,3 mg/kg/dag) zijn de eerste keus,
eventueel in combinatie met azathioprine (1-2
mg/kg/dag, niet bij katten!) of chloorambucil
(0,1-0,2 mg/kg/dag alternerend). De prognose van SLE is onvoorspelbaar en individueel
afhankelijk van de uitgebreidheid van de afwijkingen en de orgaansystemen, die bij het
ziekteproces zijn betrokken. In het algemeen
geldt hoe eerder de diagnose is gesteld des te
beter de prognose is. Helaas zijn er meldingen
dat 40% van de SLE patinten binnen een jaar
komt te overlijden door de complicaties van de
ziekte of door bijwerkingen van de medicatie.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 81

Scalibor protectorband beschermt

De doodsteek

voor teken!

Werkt 6 maanden
k tegen
Werkt oo
jes
zandvlieg

Scalibor protectorband.
Deltamethrin 4%. Diergeneesmiddel Vrij. Scalibor halsband van 48 resp.65 cm is geregistreerd ter bestrijding van en ter voorkoming van herbesmetting met teken en vlooien bij honden. Mag ook gebruikt worden bij drachtige en lacterende teven. De werkingsduur tegen teken bedraagt
5 tot 6 maanden. De werkingsduur tegen herbesmetting door vlooien bedraagt 3 maanden. Contra-indicaties: honden met grote huidletsels,
zieke en herstellende dieren en pups jonger dan 7 weken. Bijwerking: haaruitval nabij de band kan plaatsvinden. Reg. NL 09471.

Intervet Nederland B.V. Postbus 50, 5830 AB Boxmeer

HOOFDSTUK VIII:
IMMUUNGEMEDIEERDE
HUIDAANDOENINGEN
JUVENIELE CELLULITIS
Inleiding en pathogenese
Juveniele cellulitis kan worden omschreven
als een granulomateuze en pustuleuze ontsteking van de huid van de kop. De etiologie is
onbekend. Infectieuze oorzaken konden door
middel van kweken, speciale kleuringen en
electronenmicroscopisch onderzoek niet gevonden worden. Transmissie-experimenten
zijn niet gelukt. Genetische factoren worden
wel genoemd omdat de aandoening wat frequenter lijkt voor te komen bij o.a. Golden
Retrievers, Labrador Retrievers, Dashonden
en Gordon Setters. De goede reactie op corticosteroden suggereert een immuniteitsstoornis. Er is geen geslachtspredispositie
maar wel duidelijk een leeftijdspredispositie.
De aandoening wordt gezien bij pups in de
leeftijd van 3-16 weken, waarbij n of enkele dieren in een nest de aandoening kunnen hebben. Stress, endoparasieten of slechte
hyginische omstandigheden zouden predisponerend kunnen zijn.
Klinisch beeld

steking met het ontstaan van fistels, korsten


en het vrijkomen van hemorrhagisch vocht. Er
kunnen ook laesies worden waargenomen in
en op de oren, rond de anus en rond het preputium. Generalisatie komt zeer zelden voor.
De regionale lymfeknopen zijn fors gezwollen
en kunnen abcederen. De dieren hebben veel
pijn en zijn ziek: er is sprake van koorts, anorexia en gewrichtspijnlijkheid: bij sommige
dieren dreigt dehydratie als ze te pijnlijk zijn
om voldoende te drinken. Voor de eigenaar is
het een zeer verontrustende aandoening omdat de pups in korte tijd snel verslechteren. Bij
sommige dieren zien we bovendien elders op
het lichaam het ontstaan van panniculitis: een
nodulaire ontsteking uitgaande van het subcutane vet, die gepaard kan gaan met fistels en
ulceratie.
Diagnostiek
De diagnose is op grond van de anamnese, het
klinisch beeld, en het acute verloop te stellen.
Aanvullend onderzoek kan bestaan uit cytologisch onderzoek, een bacteriologisch onderzoek, dat negatief kan zijn, en eventueel histologisch onderzoek van huidbiopten. Bij de
histologie lette men met name op granulomen
of pyogranulomen die o.a. bestaan uit clusters
van grote epitheliode macrofagen. Meestal
zijn geen micro-organismen aantoonbaar.
Differentiaal diagnose
Hierbij denkt men vooral aan overgevoeligheidsreacties bijvoorbeeld tegen medicijnen
of vaccins, een bacterile dermatitis en demodicosis.

Zwelling van oogleden en lippen bij een juveniele


cellulitis.

De eerste afwijkingen bestaan vaak uit een


acute oedemateuze zwelling van de snuit, de
lippen en/of de oogleden. Binnen 24-48 uur
ontstaan dan in snel tempo grote aantallen papels en pustels die overgaan in een diepe ont-

Therapie en prognose
Als er geen sprake is van een verstoorde
vochtbalans is het belangrijkste deel van de
therapie het gebruik van corticosteroden (1-2
mg/kg/dag) gedurende 10-14 dagen, waarbij
men gezien de jonge leeftijd van de patinten streeft naar een zo laag mogelijke dosis.
Gezien het risico van een secundaire bacteriele dermatitis is het gebruik van antibiotica,
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 83

eventueel na cytologisch onderzoek of een


kweek, gendiceerd. Dagelijkse reiniging van
de afwijkende huid met milde desinfectantia
kan als ondersteuningstherapie worden toegepast mits het dier niet te veel pijn heeft. De
prognose van een juveniele cellulitis is goed,
recidieven komen niet voor. Het herstel van
de laesies kan leiden tot littekenvorming.
Een meer recente therapie is het gebruik van
cyclo-sporine in een dosering van 5 mg/kg/
dag. Met dit middel is echter veel minder
ervaring opgedaan dan met de corticosteroden, zodat een grondige evaluatie ontbreekt.
Het voordeel van dit middel is dat het geen
groeivertraging induceert.
NODULAIRE PANNICULITIS
Inleiding en pathogenese
Deze vrij zeldzame aandoening komt voor
bij zowel hond als kat. Er is geen sprake van
een ras, geslachts- of leeftijdspredispositie.
De aandoening kan worden omschreven als
een ontsteking die uitgaat van het subcutane
vet (de panniculus) en zich geleidelijk uitbreidt naar de periferie. De exacte etiologie
is meestal onduidelijk maar men gaat, ook
humaan, uit van een multifactorile aandoening. Mogelijke oorzaken zijn bijvoorbeeld:
infectieuze oorzaken (bacterin, virussen,
schimmels), immunologische oorzaken (lupus, medicijnovergevoeligheid), trauma, een
corpus alienum, pancreatitis, vasculitis, gebruik van corticosteroden, en tenslotte een
groep van idiopatische varianten waarvoor
geen oorzaak is aan te geven.
Klinisch beeld

Idem, close-up.

In het begin vallen de soms multipele, subcutane, stevige, kleine noduli op die later groter
en zachter worden en uiteindelijk ruptureren.
Tenslotte ontstaan fistels en erosieve tot ulceratieve laesies, die pijnlijk zijn en gepaard
kunnen gaan met algemeen ziek zijn. De laesies, waaruit een sereuze tot hemopurulente,
geel-bruine olieachtige vloeistof komt, kunnen op diverse plaatsen op het lichaam voorkomen en een sterke gelijkenis vertonen met
bacterile abcessen.
Diagnostiek
Door middel van cytologisch of histologisch
onderzoek van de noduli is de diagnose te
stellen. Bij het cytologisch onderzoek kan
men een pyogranulomateuze ontsteking zien
met neutrofielen, geen micro-organismen en
macrofagen beladen met vetvacuolen in het
cytoplasma. Het histologisch beeld wordt
gekarakteriseerd door een pyogranulomateuze tot necrotiserende ontsteking van het
subcutane vet, lymfocyten, met vet beladen
macrofagen en gedegeneerde vetcellen. Het
bacteriologisch onderzoek is negatief. Als er
ulceratieve laesies zijn ontstaan kunnen wel
secundaire pathogene bacterin gevonden
worden, meestal in de vorm van S. intermedius.
Differentiaal diagnose
Als belangrijkste differentiaal diagnose moet
gedacht worden aan bacterile infecties, diepe schimmelinfecties, corpora aliena, genfecteerde injectieplekken of tumoren.

Multipele ulceratieve laesies bij een nodulaire


panniculitis.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 84

Therapie en prognose
De therapie hangt uiteraard samen met een
eventuele primaire oorzaak, maar in de meeste gevallen is er sprake van een idiopatische

variant. Dan is het gebruik van prednison


(1-2 mg/kg/dag) de hoeksteen van de behandeling. Dit kan eventueel vervangen worden
door dexamethason, eventueel in combinatie
met azathioprine (1-2 mg/kg/dag, niet bij katten!). Een alternatief is het gebruik van vitamine E per os (400-800 IE per dag, 2-3dd) of
het gebruik van de combinatie tetracycline en
niacinamide ( <10 kg 250 mg, van elk 2-3dd,
>10 kg 500 mg, van elk 2-3dd). Men dient altijd attent te blijven op eventuele secundaire
bacterile infecties. Bij een solitaire laesie is
chirurgie te overwegen. Over het algemeen is
de prognose goed en het herstel op de medicatie na 3-8 weken voorspoedig. Als restverschijnsel kunnen littekens gezien worden.

Idem, close-up.

MEDICIJNOVERGEVOELIGHEID EN
TOXISCHE EPIDERMALE
NECROLYSIS (TEN)
Inleiding en pathogenese
In principe kunnen alle types overgevoeligheidsreacties (I t/m IV), maar ook niet-immunologische reacties ten grondslag liggen
aan een dermatitis medicamentosa. Synoniemen voor de aandoening zijn: medicijnovergevoeligheid en drug allergy/eruption.
Dermatitis medicamentosa is een betrekkelijk weinig voorkomende aandoening bij de
hond en de kat. Er is geen sprake van enige
predispositie.
In principe kunnen allerlei medicamenten,
op allerlei manieren toegediend, leiden tot
overgevoeligheidsreacties bij de individuele
patint. Voorbeelden zijn: antibiotica (penicillines, sulfonamides bij de Dobermann),
pijnstillers, vaccinaties, antiparasitica, etcetera.
Klinische presentatie

Erosie van de hals ten gevolge van TEN.

Multipele erosies tong en mondslijmvlies bij TEN


veroorzaakt door trimethoprim sulfa.

De aandoening manifesteert zich met zeer


uiteenlopende symptomen zoals maculae,
erytheem, oedeem, papulae, pustels, blaren,
petechin, slijmvlieslaesies, necrose en ulcera. Er is geen specifiek type huidreactie voor
een bepaald medicament. De jeuk of pijn is
variabel en men zou kunnen zeggen dat u bij
elke onbegrepen huidaandoening in principe
attent moet zijn op een medicijnovergevoeligheid. De reacties kunnen zich al enkele
uren of dagen na het geven van de medicijnen manifesteren, maar soms pas na langdurige verstrekking of zelfs enige tijd nadat de
therapie is gestaakt! Behalve huid- of slijmvlieslaesies kan men ook algemene klachten
verwachten als malaise, koorts of pijnlijke
gewrichten.
Een typisch kenmerk van een medicijnovergevoeligheid is het plotselinge karakter van
de symptomen die in korte tijd kunnen verslechteren. Berucht daarbij zijn de heftige
acute reacties die uiteindelijk in enkele dagen
leiden tot het beeld van de erythema multiforme of de toxische epidermale necrolysis
(TEN), waarbij grote ulcererende laesies ontstaan met uitgebreide necrose. Een dergelijke
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 85

patint wordt ernstig ziek, kan een verstoorde


water- en zouthuishouding ontwikkelen en
komt daardoor vrij snel in levensgevaar, met
een mortaliteit van 80-90%! Een dergelijke
patint moet dan ook behandeld worden als
een spoedpatint.
Diagnostiek
Indien een (huid)aandoening plotseling verslechtert op een ingestelde therapie, of er
ontstaat een huidaandoening na gebruik van
een medicament, dan dient men alert te zijn
op een medicijnovergevoeligheid. In die gevallen moet het medicijngebruik zeer zorgvuldig worden nagegaan en zonodig gestopt.
Als het medicament de oorzaak is mag men
verwachten dat de symptomen meestal binnen 10-14 dagen zullen verdwijnen. Soms
echter kunnen de verschijnselen nog enkele
weken tot maanden aanhouden. Herhaalde
toediening van een verdacht medicament of
verwante stof, moet worden ontraden. Het
histopathologisch beeld bij TEN wordt gekarakteriseerd door een hydropische degeneratie van de basaalcellen en necrose van de
complete epidermis. Hebt u een ernstige verdenking op een medicijnovergevoeligheid,
meldt dit dan bij het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen (BBD) in Wageningen,
tel. 0317-465760.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 86

Differentiaal diagnose
Hierbij komen in aanmerking: contactallergie/dermatitis, oppervlakkige bacterile dermatitis, of een auto-immuunziekte
als pemphigus vulgaris en lupus of diepe
verbrandingen en eventueel het cutaan lymfoom.
Therapie en prognose
Een behandeling omvat: (1) stoppen met het
geven van het verdachte causale medicament, (2) niet verstrekken van chemisch verwante medicamenten, (3) symptomatische
behandeling afhankelijk van de uitingsvorm
(bijv. antibiotica of een vloeistof therapie) en
(4) eventueel prednison per os. Het gebruik
van corticosteroden is echter controversieel
met name in het geval van TEN en moet van
geval tot geval worden beoordeeld. De prognose van een dermatitis medicamentosa is in
het algemeen gunstig te noemen, onder voorwaarde dat de problemen zich beperken tot
de huid en het oorzakelijk medicament kan
worden achterhaald. In het geval van TEN is
de prognose zeer gereserveerd.

HOOFDSTUK IX:
HORMONALE HUIDAANDOENINGEN
HYPOTHYREODIE
Inleiding en pathogenese
Hypothyreodie is de meest voorkomende
hormonale aandoening bij de hond. Er is geen
sprake van een geslachts- of leeftijdspredispositie, maar wel van een raspredispositie.
Vanaf de leeftijd van 2 jaar kan deze aandoening worden gezien, uitzonderingen daargelaten. Er is een raspredispositie voor de
Dobermann, Duitse Dog, Ierse Setter, Amerikaanse en Engelse Cocker Spanil, Labrador- en Golden Retriever. De aandoening
wordt onderscheiden in een primaire en een
secundaire vorm, waarbij de primaire hypothyreodie verreweg de meest voorkomende
vorm is.
Primaire hypothyreodie wordt veroorzaakt
door een thyroditis of een idiopathische atrofie. Mogelijk is de atrofie een eindstadium
van de thyroditis. Auto-immuniteit speelt
een rol bij het ontstaan van de thyreoditis.
Aangezien er weinig schildklier biopten genomen worden, is het niet duidelijk hoe vaak
een thyreoditis of een atrofie voorkomen.
Secundaire hypothyreodie is een gevolg van
een verminderde aanmaak van het TSH (thyroid stimulerend hormoon) in de hypofyse,
bijvoorbeeld door een ACTH producerende
tumor. Het is een zeldzame aandoening. Het
verlies van de schildklierfunctie is een langzaam proces. Wanneer bij een primaire hypothyreodie enkele cellen hun functie verliezen, zullen andere cellen meer hormoon
produceren als reactie op een verhoogd circulerend TSH. Uiteindelijk zullen zoveel cellen
het opgeven dat de gevraagde T4 productie
niet meer wordt gehaald. Dan pas ontstaan er
klinische klachten.
Bij de kat is een primaire hypothyreodie pas
n keer gedocumenteerd. Congenitale hypothyreodie is wel beschreven bij de kat. Wij
gaan hier niet verder in op hypothyreodie bij
de kat.

Klinisch beeld

Hond met een hypothyreodie.

Uitgebreid myxoedeem en een kale neusrug bij


hypothyreodie.

Dezelfde hond na 3 maanden therapie.

Er zijn zeer veel verschillende klinische beelden bekend. Hier volgt een lijst van mogelijke symptomen waarbij een combinatie van
meerdere symptomen mogelijk is. Sloomheid,
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 87

tragische gelaatsuitdrukking (veroorzaakt


door het myxoedeem in de dermis), toename
van lichaamsgewicht, kreupelheid, verminderde- of uitblijven van de loopsheid, warme
plekken opzoeken, dorre vacht, seborroe,
symmetrische kaalheid, hyperpigmentatie,
recidiverende pyodermie, kale neusrug, kale
staart, dorsaal afgesleten nagels, en een recidiverende otitis externa. Pruritus wordt alleen gezien indien er sprake is van een secundaire pyodermie en/of seborroe. Er kan in dit
hoofdstuk niet worden ingegaan op mogelijke
afwijkingen van andere orgaansystemen. Bij
dieren met een congenitale hypothyreodie
ontstaat al snel een groeiachterstand. Ze blijven te klein en reageren traag. De vacht valt
niet uit maar is dor en er zijn minder primaire
haren aanwezig.
Diagnostiek
De anamnese en het klinisch beeld bepalen of
een hypothyreodie waarschijnlijk is. Bloedonderzoek dient ter bevestiging uitgevoerd te
worden. Een te lage plasma T4 concentratie
en een duidelijk verhoogde TSH concentratie
zijn bewijzend voor een primaire hypothyreodie. In ongeveer 30% van de gevallen van
primaire hypothyreodie blijkt de TSH concentratie verhoogd te zijn. Indien er klinisch
toch veel aanwijzingen zijn is het raadzaam
om na 2 maanden het bloedonderzoek te herhalen. Om een nog betere indruk te krijgen
van de schildklierfunctie zou een schildklier
stimulatie test ideaal zijn. Helaas is het bovine TSH niet meer verkrijgbaar. Als alternatief kan voor een schildklierscan of een
diagnostische behandeling met l-thyroxine
worden gekozen. Er zijn medicijnen welke
een verlagende invloed hebben op het circulerende T4, zoals corticosteroden, sulfonamiden en anti-epileptica. Ook lever- en nier
aandoeningen, hyperadrenocorticisme, pyodermie en demodicosis kunnen een verlaging
van het circulerend T4 induceren.

het gras bij het stellen van de diagnose is de


therapie bijzonder eenvoudig. Het tekort aan
schildklierhormoon wordt aangevuld met lthyroxine. Deze tabletten bevatten 0.2 microgram hormoon per tablet. Men dient aan te
houden 1 tablet per 10 kilo hond per dag. Het
verdient aanbeveling na 6 tot 8 weken therapie een controle T4 te meten. Er zijn geen bijwerkingen bekend en de prognose is goed.
HYPERADRENOCORTICISME
Inleiding en pathogenese
Hyperadrenocorticisme (syndroom van Cushing) is een veel voorkomende endocriene
aandoening bij de hond van middelbare leeftijd en ouder. Door de overmatige productie
van cortisol ontstaan er vele problemen aan
diverse orgaansystemen. Alleen de dermatologische aspecten worden besproken. Naast
een verhoogde eigen productie, kan ook door
het toedienen van corticosteroden (iatrogene
Cushing) het klinisch beeld van Cushing ontstaan. De haargroei wordt negatief benvloed,
de verharing blijft uit. Indien de corticosteroiden niet meer gegeven worden, kunnen de
huid en vacht zich volledig herstellen. Een
typische dermatologische uitingsvorm van
Cushing is calcinosis cutis: neerslagen van
kalk in een dystrofische huid. De literatuur is
niet eenduidig of er sprake is van een raspredispositie. Bij de kat is hyperadrenocorticisme een zeldzame aandoening. De dieren zijn
vaak ouder dan tien jaar.
Klinisch beeld

Differentiaal diagnose
Hyperadrenocorticisme,
Sertoliceltumor,
castratie responsieve dermatose, primaire
seborroe, haarfollikeldystrofie of hyposomatotropisme.

Alopecia van de romp ten gevolge van een


iatrogene Cushing.

Therapie en prognose
In tegenstelling tot de vele addertjes onder

De aandoening wordt gekenmerkt door polyurie/polydipsie, een toegenomen eetlust,

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 90

symmetrische kaalheid en een dunne atrofische huid. Het silhouet van de hond verandert
doordat de buik gaat hangen. Er treedt een
centripetale vetzucht op en de spieren atrofiren. Het blijkt evenwel dat de helft van de
patinten niet de traditionele verschijnselen
vertoont. Het klinisch beeld kan enorm wisselen. Een eerste symptoom kan zijn dat een
geschoren vacht niet meer aangroeit. De hond
hoeft minder vaak naar de trimmer omdat de
haren langzamer groeien. De vacht kan alleen
wat dunner zijn, tot uiteindelijk grote kale
plekken ontstaan, vaak zonder hyperpigmentatie van de huid. Een zwarte vacht kan meer
roestbruin worden en bruine haren worden
wat lichter van kleur. Omdat de verharing
uitblijft kunnen de haren aan de punten verbleken. Comedone vorming is mogelijk. De
huid wordt dunner en droger. Niet alleen de
haarfollikels verkleinen maar ook de talg- en
zweetklieren. De huid kan zo dun worden
op de buik, dat de kleine bloedvaatjes zeer
duidelijk te zien zijn. Een secundaire bacterile infectie wordt vaak gezien. In sommige
gevallen kan een secundaire demodicosis infestatie worden aangetroffen. Neerslagen van
kalk (calcinosis cutis) veroorzaken rode en
verheven harde plaques, waar vervolgens een
secundaire bacterile infectie kan ontstaan.
Bij de kat kan de huid zo dun worden, dat
spontaan of door bijvoorbeeld kammen,
scheuren kunnen ontstaan.

Alopecia met lichtroze plaques bij calcinosis cutis


ten gevolge van Cushing.

Diagnostiek
De diagnose kan aannemelijk worden gemaakt door middel van bloedonderzoek.
Het alkalische fosfatase is gering verhoogd
evenals de glucosewaarde. Daarnaast kan
een eosinopenie met een lymfopenie ge-

vonden worden. Noodzakelijk voor de diagnose is het aantonen van een verhoogde
cortisol/kreatinine ratio (> 10x10 -6 ) in twee
(ochtend)urinemonsters, die thuis zijn verzameld. Nader onderzoek in de vorm van een
dexamethason suppressie test en eventueel
een bepaling van het plasma ACTH gehalte
kan noodzakelijk zijn om uit te zoeken of er
sprake is van een hypofyse afhankelijke Cushing of een bijnierschorstumor. Het voert te
ver om hier uitvoerig in te gaan op alle mogelijke diagnostische testen. Indien er sprake
is van een iatrogene Cushing dan zijn dergelijke testen niet noodzakelijk. Door het uitvragen van een volledige anamnese kan de
oorzaak snel worden gevonden. Men dient
zich te realiseren dat er combinatiemiddelen
op de markt zijn bestaande uit een pijnstiller met prednison. Dergelijke middelen worden bij artrose klachten ingezet en dus vaak
langdurig gebruikt, waardoor de kans op een
iatrogene Cushing groot is. Calcinosis cutis
wordt gediagnostiseerd op basis van het klinisch beeld in combinatie met huidbiopten.
Bij de kat stelt men de diagnose op basis van
het klinisch beeld in combinatie met een verhoogde cortisol/kreatinine ratio van de urine.
Huidbiopten kunnen ook waardevol zijn bij
het diagnostiseren van deze aandoening.
Differentiaal diagnose
Op basis van de huidklachten bij de hond:
hypothyreodie, hyposomatotropisme, en
geslachtshormonale stoornissen. Bij de kat:
traumatische oorzaken van alopecia, telogeen defluvium, hyperthyreodie, diabetes
mellitus, pancreas neoplasie, leververvetting
en de bijwerkingen van progestagenen.
Therapie en prognose
Bij een iatrogene Cushing is het afbouwen
en stoppen van corticosterod toediening de
enige therapie. De prognose van een iatrogene Cushing is goed indien de aandoening
niet in een erg laat stadium is ontdekt. De
symptomen zullen dan in de meeste gevallen
spontaan kunnen verdwijnen.
De therapie van een hyperadrenocorticisme
bestaat uit het gebruik van o.p.-DDD (lysodren) gedurende 25 dagen en op hetzelfde
moment opstarten van een substitutie therapie van gluco- en mineralocorticosteroden.
Enige ervaring met het behandelen van deze
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 91

patinten is wel een vereiste. Regelmatige


bloed- en urinecontroles blijven noodzakelijk. Sinds enkele jaren wordt het middel
trilostane gebruikt bij de behandeling van
Cushing. Trilostane is een enzym- remmer
die leidt tot een verminderde productie van
bijnierschorshormoon. Een te hoge dosering
kan leiden tot een Addison-crisis en de dood.
Het alternatief is het uitvoeren van een hypofysectomie. Uitgebreide ervaring en een
goede intensive care behandeling post operatief, zijn hiervoor echter een vereiste. Is er
sprake van een eenzijdige bijnierschorstumor
dan is operatief ingrijpen het meest voor de
hand liggend. Indien de hond niet in een goede conditie is en al op leeftijd, kan men ook
overwegen om geen therapie in te stellen. De
eigenaar heeft recht op een goede en uitgebreide voorlichting bij het behandelen van
deze aandoening. Een goed genformeerde
eigenaar zal de therapie beter uitvoeren en
bij problemen op tijd hulp zoeken. Bij de kat
is de therapie veel minder goed onderbouwd.
Er is veel minder ervaring bij de kat en de
therapie is minder succesvol.
Honden die met lysodren worden behandeld
hebben een gemiddelde overlevingstijd van
ongeveer 2 jaar. Indien een bijnierschorstumor volledig kan worden weggehaald, is de
prognose goed. In een wat later stadium kan
deze tumor in omliggende weefsels genvadeerd zijn hetgeen een zeer nadelige invloed
heeft op de prognose. De prognose bij de kat
is zeer somber.

de poot niet meer op bij het urineren, en het


preputium gaat afhangen. Daarnaast valt de
brosse vacht op. De dieren vertonen alopecia
van het perianale- en genitale gebied, de flanken en soms ook waar de riem tegen de haren
schuurt. Er kan sprake zijn van een seborroe
met een cerumineuze otitis externa. Soms
kan men een duidelijke asymmetrie palperen tussen de beide testikels. De tumoreuze
testikel voelt harder en groter aan, terwijl de
andere testikel zacht en atrofisch aanvoelt.

Alopecia met hyperpigmentatie van de hals en


een dorre vacht t.g.v. een Sertoliceltumor.

SERTOLICEL TUMOR
Inleiding en pathogenese
Er zijn drie soorten testikeltumoren: de Sertolicel tumor, het seminoom en de interstitiele tumoren. Alle drie komen waarschijnlijk
evenveel voor bij zowel cryptorche als niet
cryptorche honden. De betreffende reuen zijn
meestal van middelbare leeftijd of ouder. De
kans dat een cryptorche testikel tumoreus ontaardt is wel groter, maar hoeft geen reden te
zijn om deze dieren preventief te castreren.
Klinisch beeld
Reuen met deze aandoening kunnen het feminisatie syndroom vertonen. Er is sprake
van gynecomastie van alle mammae, ze blijken aantrekkelijk voor andere reuen, tillen
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 92

Dezelfde hond, close-up.

Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
klinisch beeld en het uitsluiten van andere
aandoeningen die een endocriene kaalheid
kunnen veroorzaken. Het bepalen van oestrogenen en testosteron is zelden bewijzend. Een
verhoogde concentratie oestrogenen kan een
beenmergdepressie bewerkstelligen. Controle van de beenmergfunctie is wel zinvol, met
name voor een mogelijke thrombocytopenie
en anemie. Huidbiopten zullen niet meer informatie leveren dan dat er sprake is van een
endocriene kaalheid. Er is geen sprake van
pruritus, tenzij de secundaire seborroe zeer
ernstig is.

Differentiaal diagnose
Hyperadrenocortisme, hypothyreodie, hyposomatotropism, alopecia-X/pseudo-Cushing.
Therapie en prognose

bekijken. Het is dan mogelijk dat kleine tumortjes op deze manier gemist worden.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld komt overeen met dat van
een testikeltumor. Er is geen sprake van een
afwijking van de testikels en het bloedonderzoek levert geen afwijkingen op.
Diagnostiek
De diagnose kan alleen worden gesteld door
de hond te castreren. Indien de vacht daarna
weer normaliseert, kan men achteraf de diagnose stellen.

Alopecia van de romp en een afhangend preputium t.g.v. een Sertoliceltumor bij een 13 jaar oude
Keeshond.

Differentiaal diagnose
Zie testikel tumoren
Therapie en prognose
De therapie bestaat uit castreren. Bij het histopathologisch onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. De prognose is goed.
ALOPECIA-X / PSEUDO-CUSHING

Dezelfde hond, 2 maanden na castratie.

Het verwijderen van de afwijkende testikel


is de beste therapie. De prognose is prima.
De eigenaar dient te weten dat het soms wel
drie maanden kan duren alvorens de haargroei normaliseert. Indien er sprake is van
een beenmergdepressie is de prognose minder gunstig.
CASTRATIE RESPONSIEVE
DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
In de literatuur wordt deze vrij zeldzame
aandoening gerapporteerd. Het is twijfelachtig of deze aandoening bestaat, omdat de vermoedelijk aanwezige testikeltumor vaak niet
wordt gevonden. Een verklaring zou kunnen
zijn dat de patholoog de testikels macroscopisch beoordeelt. Op basis daarvan beslist
hij welk onderdeel hij microscopisch gaat

Inleiding en pathogenese
In de Amerikaanse literatuur duikt deze aandoening bij de hond regelmatig op, waarbij
de naam al aangeeft dat de oorzaak van de
kaalheid grotendeels onbekend is. Het is
zelfs omstreden of deze aandoening echt bestaat. Deze twijfel wordt ook weerspiegeld
in het grote aantal synoniemen zoals hyposomatotropisme, pseudo-Cushing syndroom,
groeihormoon responsieve dermatose etc. Er
wordt een relatie gelegd met endocriene oorzaken, waarbij men vooral een verband legt
met afwijkende gehaltes van groeihormoon
en/of geslachtshormonen. Uit onderzoek bij
een groep dwergrassen met een dergelijke
kaalheid bleek dat bij het grootste deel van
de patinten sprake was van een gewoon
hyperadrenocorticisme, de ziekte van Cushing. De aandoening is vooral beschreven
bij de Chow Chow, Samoyeed, Malamute,
Keeshond en Dwergpoedel.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 93

Panacur
Bescherming
tegen wormen
n Giardia

Intervet Nederland bv Postbus 50 5830 AB Boxmeer


Telefoon: 0485 587654 Fax: 0485 587653 www.intervet.nl

Klinisch beeld

Alopecia van de romp met hyperpigmentatie bij


Alopecia-X / Pseudo-Cushing.

Er treedt progressief symmetrisch haarverlies op, dat met name op de romp leidt tot
een forse kaalheid, waarbij meestal de kop
en poten worden gespaard. De overblijvende
vacht is dof, dor en laat gemakkelijk los. De
kale huid vertoont hyperpigmentatie, is dun
en vertoont daarnaast een secundaire seborroe en pyodermie. Er is geen sprake van een
geslachtspredispositie en evenmin van jeuk
of algemene ziekteverschijnselen.
Diagnostiek
De diagnose is gebaseerd op het klinisch
beeld, het uitsluiten van de belangrijkste
differentiaal diagnoses en eventueel histologisch onderzoek van huidbiopten.

Differentiaal diagnose
Andere endocriene oorzaken moeten uitgesloten worden zoals de ziekte van Cushing,
een hypothyreodie en hyperoestrogenisme.
Therapie en prognose
Aangezien de oorzaak onbekend is zijn er
talrijke, sterk uiteenlopende therapien beschreven voor dit probleem, zoals: afwachten omdat soms de haargroei spontaan terugkomt, castratie, of een behandeling met
bijvoorbeeld melatonine (3-5 mg/kg, 2dd),
methyltestosteron (1 mg/kg/dag), groeihormoon, prednison etcetera. Het gebruik van
dergelijke middelen die vaak een wisselend
effect hebben, moet inclusief de bijwerkingen, afgewogen worden tegen de ernst van
het kosmetische probleem. De prognose is
onzeker. Recent is het gebruik van trilostane
beschreven (niet bij hartproblemen!) bij 16
dwergkezen en 8 dwergpoedels met alopecia-X. Trilostane zou de haargroei kunnen
bevorderen. De auteurs, die deze behandeling beschreven meldden een compleet herstel van de vacht bij 14 dwergkezen en bij alle
dwergpoedels na 4-8 weken.
Twee honden zijn tijdens de behandeling
overleden. Meer onderzoek is gewenst om het
belang van deze behandeling goed te kunnen
evalueren.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 95

HOOFDSTUK X:
ERFELIJKE HUIDAANDOENINGEN
DERMATOMYOSITIS
Inleiding en pathogenese
Dermatomyositis is een erfelijk bepaalde
idiopatische ontstekingsreactie van huid en
spieren die gepaard kan gaan met kaalheid,
littekenvorming en spieratrofie. De primaire
laesie van deze aandoening is een vasculitis.
Er zijn diverse oorzaken voor een vasculitis n.l. medicijnen, vaccinaties, virussen,
toxinen en interne maligniteiten. Mogelijk
worden in deze groep verschillende aandoeningen onbewust bij elkaar gezet. De eerste
laesies verschijnen op 2 tot 3 maanden leeftijd bij de pup, maar kunnen daarna tot rust
komen om bij de oudere hond weer actiever
te worden. Het ras waarbij deze aandoening
als eerste werd beschreven was de Schotse
Herder. Later kwamen daar de Sheltie, Beauceron, Welsh Corgi en Lakeland Terrir bij.
Bij de Schotse Herder en de Sheltie zijn fokprogrammas opgezet en is het bewezen dat
de aandoening autosomaal dominant vererft.
Of dit ook het geval bij andere rassen is, is tot
op heden niet bewezen. Deze dieren dienen
uitgesloten te worden van de fokkerij.
Klinisch beeld
De huidlaesies bestaan uit kaalheid, erytheem met schilfers en soms ook crustae. De
staartpunt is meestal kaal en blijft dat gedurende het hele leven. De laesies verschijnen
daar waar de huid het meeste trauma oploopt. Bij de pup is dat de snuit en de huid ter
hoogte van de carpi, de tarsi en de staartpunt.
Dermatomyositis kent meerdere gradaties en
een wisselend verloop. Er zijn puppies die zoveel huidlaesies hebben en daarbij uiteindelijk ook spierproblemen (bijv. atrofie van de
kauwmusculatuur) gaan vertonen, dat euthanasie overwogen moet worden. Deze dieren
hebben dan problemen met eten, drinken en
slikken, soms een megaoesophagus en kunnen moeilijk lopen.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 96

Dermatomyositis: huidlaesies op de neus.

Idem, op de poten.

Jeuk of pijn wordt meestal niet waargenomen. Een zeer grote groep vertoont als pup
niet meer dan enkele laesies in de vorm van
littekens op de snuit. Deze dieren hoeven
nauwelijks last te ondervinden. Bij de allereerste groep dieren die met deze aandoening
beschreven is, bleek ook sprake te zijn van
een cardiomyositis. Later is dit niet meer
gezien, mogelijk is dit een toevalsbevinding
geweest.
Diagnostiek
De diagnose stelt men op basis van het ras en
de klinische symptomen. Histopathologisch
onderzoek is zinvol ter bevestiging van de
diagnose. De huidbiopten vertonen hydropische degeneratie van de basaalcellen, weinig
ontstekingsinfiltraat. In de epidermis kunnen
enkele apoptotische cellen aanwezig zijn. De
hydropische degeneratie kan subepidermale
fissuur- vorming tot gevolg hebben. Vaak
wordt atrofie van de haarfollikels gezien met
een perifolliculaire fibrosis. Bloedonderzoek
geeft geen extra informatie.
Differentiaal diagnose
Deze bestaat uit demodicosis, bacterile folliculitis, dermatophytose, discode lupus
erythematosis en leishmaniasis. Indien er
vesikels worden gevonden kan men ook nog
denken aan epidermolysis bullosa simplex.

KLEUR MUTANT ALOPECIA


Inleiding en pathogenese
Color mutant alopecia (color dilution alopecia) komt voor bij bepaalde rassen met
een zwarte of bruine haarkleur. De genen op
het D-locus spelen hierbij een rol. De dieren
worden met een normale haarkleur geboren
en pas na enkele maanden komt de aandoening tot expressie. Er is een gestoorde melaninesynthese en opslag, hetgeen bij de aangetaste dieren gepaard gaat met afwijkende,
grote pigmentkorrels (macromelanosomen)
in de basale keratinocyten, haarmatrix en
haarschacht. Dit leidt tot destructie van de
haarschacht en uiteindelijk tot kaalheid.
Naast het D-locus moeten ook andere factoren een rol spelen, omdat het klinisch beeld
varieert. Rassen die met deze aandoening behept zijn, zijn o.a. de Dobermann, Yorkshire
Terrir, Chow Chow, Dashond, Whippet en
Ierse Setter. Ook bij kruisingen is deze aandoening beschreven. Er is geen geslachtspredispositie. Het verdient aanbeveling niet met
deze dieren te fokken.
Klinisch beeld

Therapie en prognose
Indien de aandoening zeer ernstig verloopt
is euthanasie de enige oplossing. Bij de wat
minder ernstige gevallen kan men proberen
met prednison (1-2 mg/kg/dag) de vasculitis
te onderdrukken. Deze therapie is niet geschikt voor een jonge, opgroeiende hond. In
sommige gevallen lijkt het pentoxifylline (15
- 30 mg/kg, 2dd) de progressie van de aandoening te stoppen. Als alternatief wordt het
gebruik van vitamine E genoemd (400-800
IE per dag, 2-3dd) in combinatie met essentile vetzuren als voederadditief. Tenslotte is
er een groep waarbij de symptomen zo gering zijn dat een therapie niet noodzakelijk is.
De prognose is afhankelijk van de ernst van
de aandoening en deze kan in de loop van de
tijd sterk variren.

Kleurmutant alopecia bij een Dobermann.


D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 97

manifesteert, moet men ook denken aan hormonale aandoeningen zoals een hypothyreoidie of een hyperadrenocorticisme.

Idem, close-up.
Haar met macromelanosomen.

Close-up van de kaalheid bij een kleurmutant.

De eerste symptomen van kaalheid ontstaan


op de rug wanneer de hond nog geen jaar oud
is. Er is geen pruritus. Wanneer men achter
de hond gaat staan, is het mogelijk tot op de
huid te kijken. Een secundaire bacterile infectie (folliculitis) komt erg veel voor en is
mede een reden voor de alopecia.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
ras, klinisch beeld, microscopie van de haren
en huidbiopten. Indien men afwijkende haren
onder de microscoop bekijkt valt op dat de
melanine korrels zeer onregelmatig van structuur zijn evenals de cortex van de aangetaste
haren. Elektronen microscopisch onderzoek
toont dit duidelijk aan. Het histopathologisch
beeld laat onregelmatige melanine ophopingen zien ter hoogte van de basaalmembraan,
in de epidermis en in de haarfollikel.
Differentiaal diagnose
Bij jonge dieren moet men denken aan aangeboren veranderingen, zoals zwart haar follikeldysplasie, demodicosis, dermatophytose
folliculitis en zwart haar follikeldystrofie.
Indien de aandoening zich op latere leeftijd
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 98

Therapie en prognose
Er is geen therapie mogelijk. Wel dient men
de bacterile infectie te bestrijden om snelle
progressie van de alopecia wat te vertragen.
Een milde shampoo en conditioner zijn nodig
voor de bestrijding van de eventuele secundaire seborroe.
De prognose is slecht. Uiteindelijk worden
sommige dieren geheel kaal, terwijl andere
een zeer dunne vacht blijven houden. De kans
op een secundaire infectie is altijd aanwezig.
DERMATOSPARAXIS
Inleiding en pathogenese
Dit is een zeer zeldzame aangeboren bindweefselaandoening bij de hond en de kat die
meerdere uitingsvormen kent. De aandoening, ook bekend onder de naam Ehlers-Danlos syndroom, kan gegeneraliseerd, maar ook
plaatselijk voorkomen. Bij de mens bestaan
11 verschillende subgroepen, gedifferentieerd op basis van collageen synthesefouten,
collageen ophopingen, enzymdeficinties
etc. Bij de hond en de kat is hierover tot op
heden minder bekend. Er is een vorm bij de
kat die recessief vererft en een autosomaal
dominante vorm bij de hond en de kat. De
homozygote dieren sterven al tijdens het embryonale stadium, alleen de heterozygoten
worden geboren. De normale structuur van
de collageenvezels is totaal verstoord en de
vezels zijn ongeorganiseerd. Het gevolg is
dat de huid zeer kwetsbaar is en snel scheurt.
De huid is vaak erg dun. Er is een raspredispositie bij het kattenras de Heilige Birmaan.
Bij de hond is deze aandoening beschreven

bij de Beagle, Dashond, Boxer, St. Bernard,


Duitse Herder, Springer Spanil, Greyhound,
Welsh Corgi, Fila Brasiliero en kruisingen.
Deze dieren moeten uitgesloten worden van
de fokkerij.

zo vaak wonden die gehecht moeten worden,


dat de eigenaar in overleg met de dierenarts
tot euthanasie zal beslissen.

Klinisch beeld

Inleiding en pathogenese
Onder pattern baldness wordt een onbegrepen kaalheid verstaan, die zich op diverse
manieren kan voordoen. De dieren worden
geboren met een normale vacht en pas later
ontstaat de kaalheid. Men onderscheidt 4 varianten: kale oren die vooral bij de Dashond
worden gezien, kale nek, achterpoten en
staart bij o.a de Amerikaanse water spanil,
kale achterpoten bij Greyhounds, en tenslotte kale nek, kop, achterpoten en romp. Deze
laatste variant wordt o.a. gezien bij Boston
Terrirs, Whippets, Greyhounds en Italiaanse Windhondjes.

Dermatosparaxis bij een Heilige Birmaan.

De dieren mankeren zo op het oog niets. Kleine traumata kunnen echter grote scheuren in
de huid veroorzaken. Stervormige littekens
zijn zeer kenmerkend. De huid kan in ruime
plooien liggen. Bij langharige honden kan men
dit alleen waarnemen op de kop. Wanneer men
voorzichtig de huid probeert te strekken valt de
enorme elasticiteit op. Indien dergelijke dieren
zich krabben veroorzaken ze grote scheuren in
de huid met hun nagels.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
zeer typische klinische beeld. Histopathologisch onderzoek levert een dunne epidermis
op. Daarbij zijn de collageenvezels zeer onregelmatig en kleuren onregelmatig aan. Het
is ook mogelijk dat het histopathologisch onderzoek niets oplevert. Elektronen microscopisch onderzoek is dan noodzakelijk.
Differentiaal diagnose
Bij de kat moet men denken aan hyperadrenocortisisme, levertumoren, leververvetting. Bij de hond is het klinische beeld vrij
typisch.
Therapie en prognose
Er is geen therapie. De dieren moeten vrij
van parasieten worden gehouden, aangezien
jeukklachten fataal kunnen zijn. De prognose is gereserveerd. Sommige dieren hebben

PATTERN BALDNESS

Klinisch beeld

Alopecia en hyperpigmentatie van het oor ten gevolge van pattern baldness.

Onder n jaar leeftijd worden de aangetaste


plekken zeer langzaam kaal. De aandoening
is progressief. Bij de oren is er sprake van een
recidiverende kaalheid, uiteindelijk resulterend in een definitieve kaalheid. De eerste
kaalheid is soms zichtbaar in de vorm van
twee banen op de oorschelp. Op de rand en
op de mediaanlijn van het oor blijft de huid
behaard. In een later stadium verdwijnen
daar ook de haren. Bij nadere huidinspectie
blijkt dat er wel haren aanwezig zijn, maar de
haren zijn erg klein en dun. Er is geen jeuk.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 99

ZWARTHAAR FOLLIKEL
DYSTROFIE
Inleiding en pathogenese
Dit is een zeldzame aandoening bij de hond
waarbij de dieren op jonge leeftijd alleen de
zwarte haren verliezen. Deze familiaal voorkomende aandoening is gekenmerkt door
een storing in het transport van het melanine
pigment. In de embryonale fase gaat het al
mis: de aanleg van de haarmatrix verloopt
abnormaal. Kruisingen en rashonden zoals
o.a. Bearded Collie, Border Collie, Saluki,
Jack Russel Terrir zijn beschreven.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld spreekt voor zich. Al op
een leeftijd van enkele weken zijn dun behaarde plekken zichtbaar. Al voordat de dieren 1 jaar oud zijn worden de zwart behaarde
plekken totaal kaal.

Alopecia van buik en thorax bij een pattern


baldness.

Diagnostiek
De diagnose stelt men op basis van het ras
en het klinisch beeld. Huidbiopten kunnen de
diagnose bevestigen. Het histopathologisch
beeld laat een verkleining van de haarfollikels zien. De adnexa blijven aanwezig.
Differentiaal diagnose
Andere oorzaken voor kaalheid zonder jeuk
zoals color mutant alopecia, demodicosis,
dermatomycose, congenitale hypotrichosis
en eventueel hormonale oorzaken.
Therapie en prognose
Er is geen betrouwbare therapie. In de literatuur wordt succes gemeld van het geven van
melatonine (5 mg/kg 2dd) waarna herstel
werd waargenomen binnen 45 dagen. Dit levert echter niet altijd een goed resultaat op.
De prognose is dan ook matig tot slecht, maar
de meeste dieren hebben geen last van hun
kale plekken.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 100

Zwarthaar follikel dystroe: witte haren met


normale lengte.

Diagnostiek
Op basis van de jonge leeftijd bij ontstaan en
het klinische beeld kan de diagnose gesteld
worden. Huidbiopten bevestigen de diagnose.
Histopathologisch onderzoek laat afwijkende
melanine ophopingen (macromelanosomen)
zien in de epidermis en de haarmatrixcellen.
De haarfollikels zijn overvuld met keratine.
De normale anatomie is daar verstoord.
Differentiaal diagnose
Pattern alopecia, demodicosis, congenitale
hypotrichosis.

Therapie en prognose
Er is geen therapie. Zonodig moeten secundaire bacterile huidontstekingen met antibiotica bestreden worden. De prognose ten
aanzien van de vacht is slecht. De honden
hebben er geen last van, maar een normale
vacht zal niet verschijnen.
VITILIGO
Inleiding en pathogenese
Vitiligo is een vermoedelijk immuungemedieerde aandoening met een erfelijke component waarbij sprake is van het plaatselijk
verlies van pigment in de huid (leukoderma)
of de haren (leukotrichia). De aandoening
openbaart zich bij jonge volwassen dieren en
gaat niet gepaard met jeuk. Er zijn meerdere
hypotheses voor de ontstaanswijze, maar
de meest geaccepteerde is de auto-immuun
hypothese: vorming van auto-antilichamen
tegen melanine. Dit is aangetoond bij zowel
de hond, kat als de mens met een actieve vitiligo. Bij een groep Tervurense herders kon
men bij alle 17 honden antilichamen vinden
en bij 11 normale honden niet. Waarom deze
aandoening wel bij de ene en niet bij de andere hond tot uiting komt is tot op heden niet
bekend. Raspredispositie is er bij de Tervurense Herder, Groenendaler en de Rottweiler.
Bij de kat komt deze aandoening bij de Siamees voor. Op dit moment lijkt een negatief
fokadvies gerechtvaardigd.
Klinisch beeld

Het klinisch beeld is zeer karakteristiek. Enkele voorbeelden zijn: witte haren in de vorm
van een halve maan onder een oog, of delen
van de lippen of alleen de tepels, enkele nagels of delen van de voetzolen. De aandoening kan spontaan fluctueren.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
klinisch beeld. Huidbiopten kunnen ter ondersteuning worden gebruikt. In zeer acute
gevallen ziet men een milde lymfocytaire
dermatitis, de epidermis is normaal. Elektronen microscopisch onderzoek vertoont
gedegenereerde melanocyten in de vorm van
afwijkende vacuolisatie, opeenhoping van
melanosomen en gedegenereerde celkernen.
Differentiaal diagnose
Alle andere redenen voor pigmentverlies
moeten worden uitgesloten zoals bijvoorbeeld lupus erythematosus, maar ook een
eenvoudige infectie kan tijdelijk pigmentverlies geven ter hoogte van de neusspiegel.
Nasale aspergillosis kan ook depigmentatie
van de neusspiegel veroorzaken, maar dan
meestal eenzijdig en aan de ventrale zijde
van het neusgat.
Therapie en prognose
Sommige auteurs adviseren, gezien de autoimmuun hypothese, het gebruik van prednison. Aangezien het dier totaal geen last heeft
van deze aandoening moet men vraagtekens
zetten bij deze therapie, waarvan het effect
bovendien onzeker is. De prognose is gereserveerd maar spontaan herstel is beschreven. Dieren met vitiligo zijn niet geschikt
voor tentoonstellingen, maar als huisdier
voldoen ze prima.

Focaal plukjes gedepigmenteerde haren bij


vitiligo.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 101

HOOFDSTUK XI:
KERATINISATIESTOORNISSEN
Inleiding en pathogenese
Keratinisatie stoornissen kunnen worden ingedeeld in primaire en secundaire varianten.
Veel van de primaire keratinisatie stoornissen zijn familiaal en waarschijnlijk een gevolg van een genetisch aangelegde storing,
die leidt tot een inborn error of metabolism. Tot de primaire vormen rekent men
ook de idiopatische varianten, waarvoor geen
oorzaak te vinden is. De primaire keratinisatie stoornissen kunnen worden ingedeeld in
een gegeneraliseerde of een lokale variant.
Tot de gegeneraliseerde variant behoren de
primair idiopatische seborroe, de vitamine
A responsieve dermatose, de zink responsieve dermatose, de epidermale dysplasie,
de steriele talgklierontsteking of sebaceous
adenitis en de ichthyosis. Voorbeelden van
een primaire lokale keratinisatie stoornis zijn
oorrand seborroe en acne.
De secundaire keratinisatie stoornissen vormen de grootste groep. Oorzaken
zijn
bijvoorbeeld
parasitaire
infecties, allergien, pyodermie, dermatophytose, hypothyreodie, auto-immuunziektes of een neoplasie. Pas wanneer deze
oorzaken zijn uitgesloten, kan men
gaan denken aan een primaire variant.
Wanneer de stoornis secundair is, is de
prognose meestal goed omdat de oorzaak
gevonden en bestreden kan worden. Is de
oorzaak primair dan zal de hond er levenslang mee behept zijn. Naast de huid zijn ook
de nagelbedden en de haarfollikels keratine
producerende structuren, die mee kunnen
doen indien er een stoornis is.
In hoofdstuk I is al aangegeven hoe de keratinocyt het traject doorloopt van basaalmembraan tot stratum corneum. Die reis duurt
normaal gesproken 3 weken. Bij seborroe
kan dat gereduceerd zijn tot slechts 5 dagen.
Het meeste werk op dit gebied is gedaan door
de Amerikaan Kwochka bij de primaire seborroe van de Cocker Spanil. Hij vond dat
cellen van aangetaste dieren, indien getransplanteerd naar normale Cocker Spanils, tot

6 weken hyperproliferatief bleven. Vandaar


zijn suggestie om deze aandoening primaire
epidermale hyperproliferatie te noemen.
SEBORROE
PRIMAIRE IDIOPATISCHE
SEBORROE
Inleiding en pathogenese
Deze vorm van seborroe komt het meeste
voor bij rassen zoals de Spanil, West Highland White Terrir, Basset Hound, Ierse Setter, Duitse Herder, Dobermann, Shar Pei en
de Retrievers. De groep is waarschijnlijk zo
groot omdat er tot op heden weinig moeite
gedaan is de oorzaak bij de verschillende
rassen te onderzoeken. Alleen bij de Cocker
Spanil is dit gedaan. Meestal uit de aandoening zich voor het tweede levensjaar.
Klinisch beeld

Uitgebreide droge seborroe.

Vettige seborroe.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 103

Er zijn verschillende soorten seborroe: seborroe sicca beschrijft een droge, schilferige huid. De vacht is dof en de haren zijn
vaak bros, met aan de basis wat aangekoekt
talgmateriaal. De Dobermann, Ierse Setter,
Duitse Herder en Dashond zijn rassen waarbij
deze vorm voorkomt. De lokatie van de seborroe is vaak de rug en de flanken. De seborroe oleosa beschrijft een vettige vacht met
aan elkaar geklitte haren. Aan de basis van de
haren bevindt zich een gelig, vettig klompje
talg. De lokatie op de huid wisselt. Dit kan gegeneraliseerd zijn, maar ook beperkt blijven
tot de ventrale zijde van de hals, interdigitaal,
focaal op de rug of de oren. Het vet is een ideale voedingsbodem voor bacterin en gisten.
Indien er sprake is van een infectie (vooral
met gisten) kan een penetrante geur het beeld
completeren. Rassen waarbij deze vorm voorkomt zijn de Amerikaanse en Engelse Cocker
Spanil, Basset Hound, West Highland White
Terrir, Shar-Pei en Labrador Retriever.
Diagnostiek
Allereerst moeten alle vormen van secundaire seborroe worden uitgesloten (zie de algemene inleiding). Dit is zeer belangrijk en
in alle handboeken wordt hier steeds uitvoerig op ingegaan. Dit betekent dat, naast een
grondige anamnese, meerdere huidafkrabsels gedaan moeten worden. Tevens dienen
een schimmelkweek, cytologisch onderzoek
en een hypoallergeen dieet voorgeschreven
te worden. Bij verdenking op een hypothyreodie is bloedonderzoek gendiceerd. Indien
de klachten en het ras passen, dient ook atopie als oorzaak voor een seborroe te worden
overwogen. Indien dit alles de revue gepasseerd is, dienen huidbiopten voor de uiteindelijke bevestiging te zorgen. Men zou nu kunnen denken, dat het nemen van een huidbiopt
even goed aan het begin van de hele diagnostiek cascade gedaan kan worden, maar dat is
helaas niet zo. De huidbiopten vertonen: een
ortho- tot parakeratotische hyperkeratosis,
een folliculaire hyperkeratose en een dyskeratose. Soms is er sprake van een perivasculaire dermatitis met een gemengd infiltraat.
Differentiaal diagnose
Parasitaire infestaties, allergien, pyodermie, dermatophytose, hypothyreodie, autoimmuun ziekten en neoplasie.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 104

Therapie en prognose
Het doel van een therapie leidt in dit geval
niet tot een genezing maar tot het onder controle brengen van de klachten. Bij een droge
seborroe helpt een hypoallergene shampoo
gevolgd door een hydraterende spray. Indien
er toch enige keratolyse noodzakelijk is, kan
een zwavel-salicylshampoo ingezet worden.
Er kan gunstig effect gezien worden van extra schapenvet door het eten of het geven van
extra essentile vetzuren.
Bij een vette seborroe is het gebruik van een
keratolytische en keratoplastische shampoo
noodzakelijk bijv. een teershampoo of een
selenium bevattende shampoo. In ernstige
gevallen zoals bij de Cocker Spanil kan een
synthetisch vitamine A gebruikt worden. Dit
is acitretine, geen geregistreerd diergeneeskundig medicament, in een dosering van 12 mg/kg/dag. Het therapeutisch effect is het
normaliseren van de epidermale celproliferatie. Bekende bijwerkingen van dit middel
zijn: hepatotoxisch, teratogeen en inductie
van een keratoconjunctivitis sicca. Regelmatige controle van de traanproductie en de
leverfunctie behoort uitgevoerd te worden.
Bij fokdieren behoort het niet voorgeschreven te worden. Ook een mogelijk zwangere
eigenaar dient op de hoogte te zijn met welk
middel ze te maken heeft. Binnen 6 weken
dient er verbetering te zijn. De prognose is
gereserveerd.
VITAMINE A RESPONSIEVE
DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Deze aandoening is zeer zeldzaam en werd
voor het eerst beschreven bij een Cocker Spanil in 1983. Een tweede publicatie
kwam pas drie jaar later. Waarschijnlijk is er
sprake van een lokale vitamine A deficintie
in de epidermis, ten gevolge van een mogelijke stoornis in de resorptie of het gebruik
van vitamine A. Mogelijk is er alleen maar
sprake van een verbetering van de conditie
door een overmaat aan vitamine A. De aandoening wordt gezien vanaf het tweede of
derde levensjaar.

Klinisch beeld
Er is sprake van een gegeneraliseerde droge
seborroe, comedone vorming, hyperkeratotische plaques en geel gekleurd talgmateriaal
vanuit de porin. De plaques zijn aanwezig
ter hoogte van de ventrale zijde van de nek
en het abdomen. Een otitis externa met uitgebreide cerumenvorming is een veelvoorkomend symptoom. De hond produceert een
zurige doordringende lucht. De jeuk is wisselend.
Diagnostiek
Het klinische beeld is niet altijd specifiek.
De seborroe ontwikkelt zich tegelijkertijd
met de hyperkeratotische plaques. De histopathologie van huidbiopten levert het volgende resultaat: folliculaire hyperkeratose
met verwijde ostia folliculorum. Daarnaast
een orthokeratotische hyperkeratose met een
geringe onregelmatige epidermale hyperplasie. De definitieve diagnose kan pas worden
gesteld wanneer de hond goed reageert op de
therapie.

ZINK RESPONSIEVE
DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Deze aandoening is zeldzaam. De ziekte kan
worden verdeeld in twee groepen. De eerste
omvat enkele genetisch gepredisponeerde
rassen n.l. de Husky en de Malamute en de
tweede groep zijn de snelgroeiende pups van
rassen zoals Doggen, Dobermann en Duitse
Herder. De oorzaak is een voeding die relatief arm aan zink is, maar ook een hoog calciumgehalte, een hoog phytatengehalte of een
laag gehalte aan essentile vetzuren kunnen
een negatieve invloed hebben op de opname
van zink. Bij de Husky en de Malamute is het
vermogen om zink uit de voeding op te nemen gestoord. Door fokmaatregelen lijkt de
aandoening minder frequent voor te komen.
Klinisch beeld

Differentiaal diagnose
Primaire seborroe, allergie met secundaire
infectie, pyodermie, steriele talgklierontsteking of sebaceous adenitis of een zink responsieve dermatose.
Therapie en prognose
Veel patinten blijken goed te reageren op
vitamine A (retinol) in een dosis die varieert
tussen 600 en 800 IE/kg per dag. Vitamine
A druppels zijn te verkrijgen bij de apotheek.
Na ongeveer 3 weken dient er verbetering
te zien te zijn en in sommige boeken claimt
men een genezing na 10 weken therapie. Dit
lijkt de auteurs iets te optimistisch. Naast de
orale toediening van retinol zijn wassingen
met een keratolytische shampoo zinvol. Benzylperoxide bevattende shampoo reinigt de
porin, waardoor een secundaire bacterile
infectie kan worden bestreden. De prognose
is wisselend.

Zink responsieve dermatose: beeld van


hyperkeratose.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 105

Differentiaal diagnose
Demodicosis, dermatophytose, pemphigus
foliaceus, discode lupus, hepatocutaan syndroom (necrolytisch migratorisch erytheem)
zijn de belangrijkste differentiaal diagnoses.

Idem, close-up van oorschelp.

De eerste laesies ontstaan gemiddeld rond het


eerste jaar. Het klinische beeld is vrij typisch.
De primaire laesie bestaat uit alopecia met
erytheem, schilfers en korsten, meestal perioculair, langs de lippen, op de oorschelpen,
het scrotum en de extremiteiten. Ter hoogte
van ellebogen en hakken is de huid verdikt
en schilferig. De voetzolen kunnen hyperkeratotisch veranderen. De vacht is dor en stug.
Een ernstige zinkdeficintie kan ook leiden
tot achterblijven in groei, een gestoorde mentale ontwikkeling en een afwijkende wondgenezing. Naast de gepredisponeerde rassen
kan de aandoening ook bij willekeurige rassen worden aangetroffen. Bij puppies zijn de
laesies identiek. Een secundaire infectie is
mogelijk, soms in combinatie met lymfadenopathie. De jeuk is wisselend.
Diagnostiek
De diagnose stelt men op basis van het klinische beeld in combinatie met histopathologisch onderzoek van enkele huidbiopten. Er
is sprake van parakeratose, zowel ter hoogte
van de haarfollikel als de epidermis. De dikte
van de epidermis is toegenomen. Het meten
van zink in bloed of haren is niet zinvol.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 106

Therapie en prognose
De therapie bestaat bij de pup uit het normaliseren van de voeding. Het kan ook zijn
dat de brutaalste pup steeds als eerste bij de
bak is en dan het meeste vlees eet. Deze pup
krijgt dan te nzijdig eten, terwijl de honden
in principe wel een uitgebalanceerde voeding
aangeboden krijgen. Bij de volwassen honden
dient men extra zink te geven. Dit kan in de
vorm van zinkmethionine of zinkgluconaat
tabletten. De dosering is bij zinkgluconaat
10 mg/kg/dag en bij zinkmethionine 1,5 mg/
kg/dag. Er zijn gevallen bekend dat de zinksuppletie niet tot het gewenste effect leidde
of maagproblemen veroorzaakte. Intraveneuze suppletie kan dan een alternatief zijn.
De hond krijgt het zinksulfaat intraveneus in
de vorm van een steriele oplossing in fysiologisch zout langzaam toegediend. Dit dient
met veel zorg te gebeuren want te snelle toediening kan tot ernstige bijwerkingen leiden
of zelfs de dood.
De prognose is bij puppies en bij de meeste
volwassen dieren goed te noemen
OORRAND DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Bij rassen met hangende oren zien we af en
toe vettige korsten ontstaan aan de mediale en
laterale randen van de beide oorschelpen. De
oorzaak voor dit probleem is onbekend, maar
men denkt dat naast een afwijkende keratinisatie, een storing in de bloedvoorziening ter
plaatse door vasculitis ten grondslag kan liggen aan dit probleem. Sommige auteurs melden dat het slapen vlak naast een warmtebron
het probleem zou doen verergeren.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld is vrij gemakkelijk te herkennen. Het gaat vrijwel altijd om rassen met
hangende oren, met name de Dashond. Er
lijkt geen sprake te zijn van een leeftijds- of
raspredipositie. In het begin vallen de kleine
vettige korstjes op aan de oorrand op de huid
en in de haren. Daarna kan het komen tot een

uitbreiding van de hoeveelheid korsten, die


groter en harder worden, gepaard kunnen
gaan met kaalheid, verdikking van de oorschelp, necrose, ulcera, fissuren en pijn. De
dieren schudden dan met de oren, soms tot
bloedens toe.

SEBACEOUS ADENITIS
Inleiding en pathogenese
Sebaceous adenitis of steriele talgklierontsteking is een vrij zeldzame aandoening die
men wel rekent tot de keratinisatie-stoornissen, maar waarvan de pathogenese tot op heden onduidelijk is. Het wordt beschouwd als
een immuungemedieerde aandoening, maar
ook erfelijke factoren kunnen niet uitgesloten
worden, daar het met name beschreven is bij
de Akita, de Samoyeed, de Hongaarse Viszla
en de Poedel. De aandoening gaat gepaard
met ontstekingsreacties met voornamelijk
lymfocyten in en rond de talgklieren, hetgeen
uiteindelijk leidt tot een complete destructie
van de talgklieren.
Klinisch beeld

Beeld van oorrand dermatose.

Diagnostiek
De diagnose is gebaseerd op het klinische
beeld en zonodig het resultaat van histologisch onderzoek van huidbiopten. Hierbij
ziet men het beeld van hyperkeratose en
soms het beeld van een vasculitis.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose dient men te denken aan oorzaken voor vasculitis zoals temperatuurveranderingen, koude-agglutinatie,
een septische vasculitis of diffuse intravasale
stolling.
Therapie en prognose
Aangezien de exacte oorzaak meestal niet is
te achterhalen, is de therapie symptomatisch.
Men probeert de korsten zo goed mogelijk
mogelijk te verwijderen met een zwavelsalicylzuur of benzoylperoxide houdende
shampoo. Is er sprake van pijnlijke fissuren
en ontsteking dan kan een behandeling met
een cortison houdende zalf of prednison per
os (1 mg/kg/dag) geprobeerd worden, eventueel in combinatie met een antibioticum ter
bestrijding van de secundaire ontsteking. De
prognose is matig omdat de aandoening niet
altijd effectief verholpen kan worden.

Alopecia met geklitte haren ten gevolge van een


sebaceous adenitis.

Dezelfde hond, close-up.

De aandoening komt vooral voor op jonge


leeftijd. Het klinische beeld wordt o.a. bepaald door een vacht die geleidelijk in kwaliteit achteruit gaat, dunner en doffer wordt
met afbrekende haren, waarna (soms symD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 107

metrische) kale plekken ontstaan, vooral op


de kop, de romp, de rug en de staart. Op de
huid ontstaat een min of meer ernstige schilfering en men ziet de zogenaamde hair
casts verschijnen: haren omgeven door een
manchet van talg. Het klinische beeld doet
soms sterk denken aan dat van een endocrien
probleem: zie ook differentiaal diagnose.
De jeuk is meestal gering, echter als secundaire infecties met staphylococcen of gisten
(Malassezia pachydermatis) optreden, kan
de jeuk fors toenemen. Ook bij de kat is dit
beeld beschreven, waarbij net als bij de hond
de afwijkingen op de kop, nek en oorschelpen voorkomen en zich uitbreiden over de
rest van de romp.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
klinische beeld en histologisch onderzoek
van huidbiopten. Bij dit onderzoek ziet men
het beeld van hyperkeratose, verstopte talgafvoergangen en in en rond de talgklieren
het kenmerkende ontstekingsinfiltraat met in
chronische gevallen een complete destructie
en verdwijnen van de talgklieren, gekenmerkt
door fibrose en folliculaire atrofie.
Differentiaal diagnose
De belangrijkste differentiaal diagnoses zijn
endocriene aandoeningen bijv. hyperadrenocorticisme, hypothyreodie, of hyperoestrogenisme, een dermatophytose, een oppervlakkige bacterile pyodermie, seborroe of
demodicosis.
Therapie en prognose
De therapie is, bij gebrek aan een duidelijke oorzaak, symptomatisch en bestaat in
de begin fase uit een behandeling met corticosteroden in een poging de ontstekingsreacties te onderdrukken. Daarnaast wordt
gemeld dat een behandeling met vitamine
A (600-800 IE/kg/dag), of synthetische derivaten van vitamine A (acitretinone, 1-2
mg/kg/dag) goede resultaten zouden geven.
Mogelijke bijwerkingen van dit middel zijn
o.a. afwijkende leverenzymen, diarree, anorexie, braken en keratoconjunctivitis sicca.
Regelmatige controle van de traanproductie,
de cholesterol en lipiden gehaltes wordt geadviseerd. Alternatieve behandelingen die
in de literatuur worden genoemd zijn cycloD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 108

sporine (5 mg/kg/dag) of een combinatie van


tetracycline en niacinamide (<10 kg 250 mg
per dag, van elk 2-3dd, >10 kg 500 mg van
elk, 2-3dd). Een dergelijke medicamenteuze
behandeling wordt vaak gecombineerd met
een topicale behandeling in de vorm van bijv.
wassingen met een anti-seborroe shampoo,
inwrijven met bad- of babyolie, of een topicale behandeling met propyleenglycol, een
hygroscopische stof. Geadviseerd wordt ook
voederadditieven in de vorm van essentile
vetzuren aan de voeding toe te voegen. Tenslotte dienen eventuele bijkomende bacteriele- of gistinfecties bestreden te worden.
In principe is deze aandoening niet te genezen en kan hoogstens geprobeerd worden het
proces te vertragen. In chronische gevallen,
waarbij de talgklieren compleet verdwenen
zijn, is de prognose slecht en het effect van
de therapie gering. In andere gevallen blijft
de vacht redelijk intact of herstelt zich enigszins. Geadviseerd wordt niet met lijders te
fokken.
ACNE
Inleiding en pathogenese
Acne is een aandoening bij hond en kat waarbij sprake is van ontstekingsreacties aan de
kin en rond de lippen. Ofschoon de naamgeving ontleend is aan de afwijking bij de
mens, is de pathogenese waarschijnlijk niet
dezelfde. Het probleem is dat op dit gebied
weinig onderzoek verrricht is bij hond en kat.
Bij de kat gaat men er van uit dat er sprake is
van een gestoorde keratinisatie in de follikels
waarvan de oorzaak niet goed bekend is. Als
mogelijke oorzaken bij de kat noemt men allergische dermatitis, gebrekkig poetsgedrag,
stress of een immuunsuppressie. Hormonale
oorzaken lijken geen belangrijke rol te spelen, daar de aandoening zowel bij mannelijke
als vrouwelijke dieren wordt gezien. Bij de
hond is het twijfelachtig of de pathogenese
dezelfde is als bij de kat. Het zou ook kunnen dat hier alleen sprake is van een folliculitis en furunculose zonder een afwijkende
keratinisatie. Bij de hond wordt de oorzaak
gezocht in lokaal trauma of een genetische
predispositie.

Klinisch beeld

Diagnostiek
Het klinisch beeld en de lokalisatie geven
sterke aanwijzingen voor het bestaan van
acne. Microscopisch onderzoek van huidafkrabsels is gendiceerd om demodicosis uit
te sluiten. Bacteriologisch en cytologisch
onderzoek worden gebruikt ter controle op
infecties door bacterin of gisten. Bij het
histologisch beeld van de feliene acne ziet
men o.a. comedones, (peri)folliculitis en
tenslotte furunculosis.

Zwelling en erytheem van de kin bij acne.

Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose komen in aanmerking: contactdermatitis, eosinofiel granuloom, een corpus alienum, Malassezia
dermatitis, demodicosis, dermatophytose,
atopische dermatitis of trauma.

Acne bij een Mastino Napolitano.

Acne komt zowel bij de hond als de kat vrij


regelmatig voor. Bij de kat op alle leeftijden,
bij de hond voornamelijk op jonge leeftijd,
tussen 3 maanden en 1 jaar. De Dobermann,
Duitse Dog, Boxer, Rottweiler en Engelse
Bulldog zijn gepredisponeerd.
De eerste klinische verschijnselen van acne
bij de kat treden op in de vorm van keratine-talg propjes in de follikelopeningen, de
zogenaamde comedones of meeters, die
overgaan in papulae en pustulae langs de lippen en op de kin. Snel kan een uitbreiding
plaatsvinden in de omgeving van de follikels;
dit resulteert in een meer diffuse ontstekingsreactie in de vorm van een furunculose. Bij
de kat wordt bovendien incidenteel een enigszins sponsachtige zwelling van de kin gezien.
Bij de hond vallen de comedones veel minder
op en ziet men vooral papels en pustels die
kunnen ulcereren. Men ziet dan uiteindelijk
het vrijkomen van hemopurulent vocht uit de
fistelende laesies. Als de ontsteking in heftigheid toeneemt, ziet men dat dit gepaard gaat
met schuren of krabben aan de kin.

Therapie en prognose
De behandeling is erop gericht om de talg
en de overmaat aan keratine te verwijderen en de bacterile infectie te onderdrukken. Naast het verstrekken van antibiotica
gedurende een periode van 3 tot 4 weken
wordt bij uitgebreide acne een topicale therapie ingesteld met benzoylperoxide gel,
gevolgd door lokale wassingen met een
antiseptische shampoo. Bij een geringe
acne kan worden volstaan met de topicale
behandeling. Bij de kat kan geen benzoylperoxide gel worden gebruikt, daar dit irriterend werkt.
Bij de hond vindt in de regel geen recidief
plaats na de puberteit. Bij de kat recidiveert
de aandoening in circa 50% van de gevallen. Door dagelijkse reiniging van de kin met
b.v. een alcoholische oplossing of een lokale
behandeling met mupirocine zalf 2%, kan
de kans op een recidief aanzienlijk worden
verminderd. Het gebruik van synthetische
vitamine A preparaten (isotretinone 2 mg/
kg/dag) is bij de kat gemeld als een alternatief. Ook dan dient men de cholesterol en lipiden bloedspiegels regelmatig te controleren.
Is er sprake van een bijkomende Malassezia
dermatitis dan is het gebruik van het antimycoticum ketoconazole (10-15 mg/kg/dag)
gendiceerd.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 109

HOOFDSTUK XII:
TUMOREN
Inleiding
Tumoren in de huid leiden meestal tot nodulaire veranderingen: scherp omschreven, goed
palpabele diktes, die secundair ontstoken
kunnen raken en dan gepaard kunnen gaan
met verval van weefsel en necrose. Bij de
hond komen het meest lipomen voor, gevolgd
door mastceltumoren, histiocytomen en papillomen. Bij de kat ziet men het meest basaalcel
tumoren, gevolgd door plaveiselcelcarcinomen, mastceltumoren en fibrosarcomen. Bij
de diagnostiek van dergelijke patinten is een
juiste diagnose voor een effectieve behandeling van groot belang. De clinicus dient hier
standaard dan ook gebruik te maken van cytologisch en/of histologisch onderzoek. Alleen
op basis van dergelijke onderzoeken kan de
eigenaar goede voorlichting gegeven worden
ten aanzien van de behandeling en de prognose. Gezien het grote aantal mogelijke huidtumoren bij hond en kat is hier een selectie
gemaakt van enkele veel voorkomende tumoren: mastceltumoren, plaveiselcelcarcinomen,
basaalceltumoren, papillomen en het epitheliotroop maligne lymfoom.
Klinisch beeld
Mastceltumoren: Deze tumoren komen vrij
vaak voor en zijn in principe zeer maligne.
Metastasen treden op in o.a. de milt, lever of
beenmerg. Bij de hond zijn het meestal solitaire tumoren, maar ze kunnen ook multipel
voorkomen op bijv. de romp, het perineum,
de achterpoten en de genitaalstreek en zich
uitbreiden tot een enkele centimeters grote
massa. De gemiddelde leeftijd van de hond
met mastceltumoren is 8 jaar, waarbij o.a. de
Boxer, Terrirs (Boston, Bull, Fox en Staffordshire), Golden Retriever, Shar-Pei en
Weimaraner gepredisponeerd lijken te zijn.
Naast huidafwijkingen kunnen deze tumoren
gepaard gaan met paraneoplastische symptomen zoals stollingstoornissen of ulcera in de
maag of duodenum. De tumoren hebben een
variabel uiterlijk: hard of zacht, erythemateus,
kaal en soms gelcereerd.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 110

Mastocytomen.

Bij de kat zien we meestal een solitaire


dikte, die diffuus gezwollen kan zijn, kaal,
erythemateus of gelcereerd. Er is een voorkeurslokalisatie voor de kop en de nek. De
gemiddelde leeftijd van dergelijke patinten
is ongeveer 10 jaar. Bij jonge Siamese kittens
(6-8 weken oud) zijn goedaardige multipele
clusters van mastocytomen beschreven, die
in grootte varieren van 0.5 tot 1 cm.

Plaveiselcelcarcinoom.

Plaveiselcelcarcinoom: Maligne epitheliale tumoren die zowel bij hond als kat voorkomen en gemakkelijk metastaseren naar
bijvoorbeeld de longen. Bij de hond zijn de
Boxers, Poedels en Bull Terrirs mogelijk
gepredisponeerd. Bij oudere dieren komt de
tumor als een solitaire neoplasie voor en kan
een proliferatief of ulceratief aspect hebben.
Een voorkeurslokalisatie is de kop (neus, lip-

pen), het scrotum of het nagelbed. Bij de kat


wordt deze tumor vooral gezien in de ongepigmenteerde huid en lijkt er een verband
te bestaan met blootstelling aan ultraviolet
licht. Voorkeursplaatsen zijn de (randen van
de) oren, oogleden, lippen en neus.
Basaalceltumoren: Deze epitheliale tumoren vinden hun oorsprong in de basaalcellaag
op de overgang van epidermis naar dermis.
Zij kunnen zowel benigne als maligne (basaalcel- carcinoom) zijn en komen zowel voor
bij hond als kat. Het zijn zowel bij hond als
kat meestal solitaire, ronde, goed palpabele
noduli, die kaal, gehyperpigmenteerd en gelcereerd kunnen zijn. Deze tumor wordt
vaak waargenomen op de kop, de nek of de
dorsale zijde van de romp. Bij de kat lijken Siamezen en Perzen gepredisponeerde rassen.
Papillomen: Virale papillomatose komt
vooral voor bij de hond en is zeldzaam bij
de kat. Er is ook een idiopatische non-virale
variant beschreven, die zeldzaam is en voornamelijk voorkomt bij oudere dieren. Bij de
virale variant zou immuunsuppressie zowel
bij hond als kat predisponerend kunnen zijn
op het ontstaan ervan. De hondenvariant is
overdraagbaar op andere honden (niet op
katten of mensen) via direct of indirect contact, waarbij de incubatietijd varieert van 26 maanden. De variant bij de kat is evenzo
overdraagbaar op andere katten, maar niet op
de hond en de mens.
Bij de hond worden papillomen waargenomen
op de huid (bijvoorbeeld de tussenteenhuid),
ogen (bijvoorbeeld conjunctiva, ooglid) en in
en rond de bek (mondslijmvlies, lippen, palatum, tong). De papillomen variren in grootte van enkele millimeters tot enkele centimeters, zijn wit of grijs van kleur en hebben een
glad of bloemkoolachtig oppervlak en kunnen gesteeld zijn. De Kerry Blue Terrir en
de Cocker Spanil lijken gepredisponeerde
rassen.

Talrijke papillomen in de bek.

Bij de kat worden de papillomen voornamelijk waargenomen op de kop, de nek en de


romp. Het uiterlijk van de papillomen is zoals
bij de hond.
Epitheliotroop lymfoom:

Epitheliotroop lymfoom.

Een algemeen kenmerk van deze tumor is dat


maligne lymfocyten de bovenste dermis en
epidermis infiltreren. Strikt genomen omvat het epitheliotroop lymfoom 3 varianten:
mycosis fungodes, het Sezary syndroom en
pagetode reticulosis. Wij beperken ons hier
tot de mycosis fungodes.
Van deze vorm kent men 4 klinische varianten:
1) schilfering en erytheem met jeuk, 2) mucocutane depigmentatie, erytheem en ulceratie, 3) multipele plaques of noduli, en 4)
ulcera en ontsteking van het mondslijmvlies.
Daarnaast zijn de dieren vaak algemeen ziek,
hebben vergrote lymfeknopen en kunnen afwijkende voetzolen hebben.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 111

Diagnostiek
Bij alle tumoren berust de diagnostiek op het
klinische beeld, aangevuld door cytologisch
onderzoek en/of histopathologisch onderzoek van biopten. Daarnaast dienen eventuele metastasen door middel van rntgenologie of echografie uitgesloten te worden. Bij
mycosis fungodes kan men bij histologisch
onderzoek de zogenaamde micro-abcessen
van Pautrier zien: ophopingen in het epitheel
van atypische lymfocyten.
Differentiaal diagnose
Voor alle tumoren geldt de differentiaal diagnose van nodulaire veranderingen. Dat
betekent dat gedacht moet worden aan granulomen door corpora aliena, bacterin of
dermatophyten, cysten of andere neoplasin/
tumoren. Bij mycosis fungodes kan men als
differentiaal diagnose bij variant 1 denken
aan scabis, allergische dermatitis of seborroe, bij variant 2 aan pemphigus varianten of
lupus, of bij variant 4 aan een stomatitis door
andere oorzaken.
Therapie en prognose
Mastceltumoren: Bij goed omschreven
laesies wordt een ruime chirurgische verwijdering geadviseerd. Afhankelijk van de
stagering van de tumor en de al of niet betrokkenheid van regionale lymfeklieren worden aanvullende maatregelen geadviseerd
zoals radiotherapie, chemotherapie, cimetidine of injecties met gedeioniseerd water.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 112

Plaveiselcelcarcinomen: Ruime chirurgische verwijdering van gesoleerde tumoren


is de aangewezen weg om deze tumoren ter
verwijderen. Dat betekent aan de ondervoet
een teenamputatie met zonodig verwijdering
van de regionale lymfeknoop. Voor de operatie dient een grondige controle plaats te
vinden op eventuele metastasen. Als er geen
sprake is van uitzaaiing is de prognose vrij
goed.
Basaalceltumoren: Ruime chirurgische verwijdering is bij dit tumortype de aangewezen
weg. De basaalcel carcinomen zijn niet hooggradig maligne en hebben weinig neiging tot
vorming van metastasen. De prognose is dan
ook vrij goed.
Papillomen: Virale papillomatose is een zich
zelf limiterende aandoening die na ongeveer
1-3 maanden spontaan herstelt. Daarna is een
levenslange immuniteit ontstaan. Soms ontstaat een transformatie in een plaveiselcelcarcinoom waardoor de prognose uiteraard
minder gunstig wordt. De therapeutische
waarde van autogene of commercile vaccins
is niet bewezen.
Epitheliotroop lymfoom: De prognose van
deze aandoening is bij hond en kat slecht.
De gemiddelde overlevingstijd bij de hond
is 5-10 maanden. Een effectieve therapie is
tot dusverre niet voorhanden. Chemotherapie
kan overwogen worden, maar als de situatie
verslechtert, is euthanasie de enige optie.

HOOFDSTUK XIII:
PSYCHOGENE HUIDAANDOENINGEN
Inleiding en pathogenese
Tot de psychogene dermatosen rekent men
o.a. het likgranuloom, het flankbijten, staartjagen bij de hond en overmatig poetsgedrag
van de kat. De oorzaak van een dergelijke
psychogene dermatose is niet gelegen in een
lichamelijke oorzaak, maar is of onbekend
of moet gezocht worden in gedragsproblemen. Het likgranuloom bijvoorbeeld ontstaat
doordat het dier intensief op n plaats zit te
likken en te bijten, zonder dat daarvoor altijd een duidelijke lichamelijke oorzaak is te
vinden. Dergelijke gedragingen bij hond en
kat worden wel als model beschouwd voor
obsessief gedrag bij de mens. Als reactie op
stressoren ontstaat een overproductie van endogene opiaten. Dit leidt tot een veranderde
gevoeligheid van dopamine receptoren, met
gedragsstoornissen in de vorm van stereotype gedragingen. De endogene opiaten zouden
analgesie kunnen induceren door onderdrukking van pijnprikkels. Opiaat antagonisten
als naltrexone blokkeren deze effecten door
binding aan endogene receptoren waardoor
de pijnperceptie normaliseert en het stereotype gedrag stopt.
Anderen zoeken de oorzaak in een verstoring
van het serotonerge systeem dat betrokken is
bij o.a. de pijnperceptie en verzorgingsgedrag.
Ethologisch wordt dit afwijkende gedrag gezien als overspronggedrag dat tijdens conflictsituaties ontstaat. Het gedrag kan ook
worden gezien als een middel om aandacht
van de eigenaar af te dwingen.
Klinisch beeld
Likgranuloom
Het likgranuloom bij de hond ontstaat door
chronisch trauma (likken, bijten) op n
bepaalde plek, meestal gelokaliseerd op de
distale einden van voor- of achterpoot. Het
uiteindelijk klinisch beeld is een goed omschreven kale dikte ter hoogte van de carpus/metacarpus of de tarsus/metatarsus, die
secundair ontstoken kan raken. Uiteindelijk

ontstaat ulceratie en soms zelfs osteomyelitis


hetgeen kan leiden tot pijnlijkheid en kreupelheid. Het likgranuloom wordt vooral gezien bij grote rassen zoals de St. Bernhard,
Dobermann, Ierse Setter, Deense Dog en de
Labrador Retriever.

Likgranuloom ter hoogte van de carpus.

Flankbijten en staartjagen
Hierbij zien we een dier dat intensief bezig is
te happen en te likken naar n of beide flanken hetgeen hier leidt tot kaalheid en dermatitis. Deze gedragsafwijking wordt nog wel
eens waargenomen bij de Dobermann. Bij het
staartjagen zien we dezelfde verschijnselen
maar dan beperkt tot de vacht en de huid van
de staart.
Overmatig poetsgedrag
Het overmatig likken, plukken en afbijten van
de haren bij de kat resulteert in kale plekken
met meestal een gave huid, maar soms ontstaat hier ook een dermatitis. Het probleem
doet zich vooral voor als een symmetrische
kaalheid op de romp in de flanken, de mediale
zijde van de voorpoten, en aan de ventrale zijde
ter hoogte van de buik en de liezen. Opvallend
is dat de normale vacht abrupt overgaat in de
kale plekken: er is dus geen overgangsgebied
maar een scherpe afscheiding tussen normale
en abnormale vacht. Het probleem wordt zowel bij raskatten als niet raskatten gezien. Als
gevolg van dit gedrag ziet men soms haren in
de ontlasting of het braken van haarballen.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 113

Overmatig poetsgedrag
Als differentiaal diagnose kan gedacht worden aan: vlooien(allergie), voedselovergevoeligheid, atopie, demodicosis, endocriene oorzaken of de feliene symmetrische alopecia.

Kaalheid door psychogeen likken.

Idem, close-up.

Diagnostiek
De diagnostiek van een gedragsprobleem is
meestal eenvoudig. Het gedrag is meestal wel
door de eigenaar en de klinicus als afwijkend
te herkennen met behulp van de anamnese
en klinisch onderzoek. Een video-opname
van het dier kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn. Daarnaast kan bij micoscopisch onderzoek van een plukje haren (trichogram)
vastgesteld worden dat de haren afgebeten en
niet gebroken of uitgevallen zijn. In geval van
twijfel dient men de belangrijkste differentiaal diagnoses door middel van het geigende
nader onderzoek uit te sluiten.
Differentiaal diagnose
Likgranuloom
Als differentiaal diagnose kan gedacht worden aan: demodicosis, een diepe dermatophytose, cutane neoplasie (tumor, cyste), een
locale folliculitis of furunculose, trauma, een
allergische dermatitis (voedselovergevoeligheid, atopie), of een corpus alienum.
Flankbijten en staartjagen
Zie likgranuloom.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 114

Therapie en prognose
Als men erin slaagt een primaire dermatologische of andere lichamelijke oorzaak
te vinden voor het afwijkende gedrag, dient
dit uiteraard met voorrang behandeld te worden. Wordt geen oorzaak gevonden, dan is
een gedragstherapie gendiceerd, die ten doel
heeft de communicatie tussen eigenaar en
dier te verbeteren. Deze gedragstherapie kan
zonodig ondersteund worden door een medicamenteuze behandeling (zie verder). Ten
aanzien van het likgranuloom komt de klinicus soms in de verleiding een dergelijk granuloom chirurgisch te verwijderen. Dit moet
ontraden worden wegens de vaak ernstige
post-operatieve complicaties, en de kans dat
ondanks een succesvolle verwijdering van
een dergelijk granuloom, het dier volhardt in
het afwijkende gedrag.
Bij sommige dieren is er een plaats voor een
symptomatische behandeling waarbij men
probeert d.m.v. het langdurig laten dragen
van een kraag of een verband verder trauma
te voorkomen en het ongewenste gedrag te
blokkeren.
Het lokaal aanbrengen van ontstekingsremmende of bitter smakende agentia is meestal
niet effectief. Bovendien bestaat het risico
dat sommige van deze stoffen lokale irritatie
veroorzaken en daarmee een verergering van
de problemen.
Bij de medicamenteuze behandeling van
obsessief gedrag bij de hond zijn opiaat-antagonisten (naltrexone), serotonine opnameremmers (fluoxetine, sertraline) en antidepressiva (clomipramine, amitriptyline) op
kleine schaal en met wisselend succes toegepast. Deze behandelingswijze verkeert nog
in een experimenteel stadium en dient gezien
de soms forse bijwerkingen met de nodige terughoudendheid en liefst na consultatie van
een veterinair gedragsdeskundige te worden
toegepast.
Bij de kat met overmatig poetsgedrag blijkt
de dopamine antagonist haloperidol werkzaam te zijn. In een dubbelblind, placebo gecontroleerd onderzoek nam het poetsgedrag

na orale toediening van haloperidol per os


(0.5-1.5 mg/kg/dag) significant af. Belangrijk
is de dosis af te stemmen op het individuele
dier en attent te zijn op de bijwerkingen in de
vorm van o.a. hypotensie, depressie of extrapiramidale verschijnselen als onrust of spiertrillingen. Over het effect van haloperidol bij

de hond is niets bekend. Een alternatief bij de


kat is het gebruik van feromonen in de vorm
van een verdamper.
De prognose is, vooral als men geen duidelijke oorzaak vindt, onzeker gezien het wisselende effect van de medicamenteuze behandeling.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 115

HOOFDSTUK XIV:
RESTGROEP
Eosinoel granuloom complex

Klinisch beeld

Inleiding en pathogenese
Het eosinofiel granuloom complex (EGC) bij
de kat is een syndroom, dat voor het eerst in
de jaren zestig beschreven is. Sindsdien zijn
er talrijke publicaties verschenen over dit onderwerp, maar tot nu toe is de pathogenese
nog steeds onduidelijk en is de naamgeving
onderwerp van discussie. Waar het vroeger beschouwd werd als een aparte ziekte,
beschouwt men het EGC nu als een ontstekingspatroon in de huid als reactie op diverse
oorzaken. De verschillen in klinische beelden
zouden slechts veroorzaakt worden doordat
verschillende oorzaken (allergenen) een rol
spelen op verschillende nivos in de huid. Zo
beschouwt men overgevoeligheidsreacties
als een vlooienallergie, voedselovergevoeligheid, contactallergie of atopie als belangrijke
etiologische factoren. Daarnaast worden ook
genetische factoren, trauma, virussen (koepokken), bacterin en auto-immune reacties
als oorzaak genoemd. Uit recent onderzoek
kwam naar voren dat het kattenallergeen Feld
I een rol zou kunnen spelen als autoallergeen bij het ontstaan van de chronische ontstekingsreacties, die karakteristiek zijn voor
het EGC. Daarnaast is de rol van de eosinofiele granulocyt onderwerp van onderzoek,
aangezien deze cel een sleutelrol lijkt te spelen
in de immunopathogenese van de aandoening.
Het gaat daarbij o.a. om onderzoek naar de rol
van, van eosinofielen afgeleide, producten die
dysfunctie en destructie van andere cellen veroorzaken.
Gebaseerd op het klinische beeld rekent men
de volgende beelden tot het EGC: het eosinofiel ulcus, de eosinofiele plaque en het lineair
granuloom. Al deze beelden kunnen tegelijkertijd en in verschillende combinaties op n
dier voorkomen en kunnen gepaard gaan met
weefsel en/of bloedeosinofilie.

Eosinoel ulcus
Dit beeld wordt gezien bij katten met een gemiddelde leeftijd van 5.5 jaar en vooral bij
katers. De in het begin kleine laesies zitten
op de bovenlip en worden vaak bij toeval gevonden door de eigenaar. In chronische gevallen komt het tot forse, pijnlijke ulceratieve
laesies met uitgebreide necrose en deformatie van de lip. Daarnaast is uitbreiding mogelijk naar het mondslijmvlies, maar ook naar
de huid van nek, lumbaal streek of de liezen.
Naarmate de laesies in ernst toenemen ziet
men deze katten heftig likken, waarschijnlijk
door een toenemende pijn.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 116

Eosinoele ulcera op de bovenlip.

Eosinoele plaque
Eosinofiele plaques vindt men bij katten van
alle leeftijden en soms in combinatie met
het granuloom of het ulcus. Men ziet n of
meerdere goed omschreven, ronde tot ovale
verheven gelige laesies die vaak een gelcereerd en een ontstoken oppervlak vertonen.
De voorkeurslokalisaties zijn het abdomen,
de lies en de mediale zijde van de achterpoten. Deze laesies gaan gepaard met vrij heftige jeuk en verhoogde aantallen eosinofielen
in de huid en het bloed.

Eosinoele plaques op het achterbeen.

Lineair granuloom
Deze laesie wordt met name bij jonge dieren gevonden en soms in combinatie met de
plaque of het ulcus. De klassieke laesie is een
n- of tweezijdige goed omschreven, verheven streepvormige laesie op het caudale dijbeen die gepaard kan gaan met ulceratie. Af
en toe wordt deze laesie ook op de kin of de
onderlip aangetroffen.

Granuloom in de tong.

Recent zijn twee varianten van het lineair


granuloom beschreven, waarbij men onderscheidt maakt in:
a: een niet gelcereerde nodulaire laesie op
o.a. de kin, de neus, de oorschelpen, de mondholte en de ondervoeten, die niet gepaard gaat
met jeuk. Deze variant kan spontaan herstellen of reageert goed op corticosteroden en
b: een kale, gelcereerde laesie die gepaard
gaat met jeuk, verval van collageen en veel
lijkt op een eosinofiele plaque.
Diagnostiek

Granulomen op het achterbeen.

Eosinoel ulcus
De diagnose berust op het klinische beeld en
histologisch onderzoek van biopten, waarbij
een hyperplastische ulceratieve, perivasculaire tot interstitile dermatitis wordt gevonden met fibrose. Eosinofielen zijn in tegenstelling tot neutrofielen en mononucleaire
cellen vaak schaars.
Eosinoele plaque
De diagnose is gebaseerd op het klinische
beeld, cytologisch onderzoek, histologisch
onderzoek en/of bloedonderzoek. CytoloD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 117

gisch onderzoek laat meestal grote aantallen


eosinofielen zien, soms in combinatie met
neutrofielen en bacterin, die als secundaire
infecties optreden. Ook bij histologisch onderzoek vindt men een ontstekingsinfiltraat
overheerst door eosinofielen en tenslotte in
het bloed eveneens meestal forse aantallen
eosinofielen.
Eosinoel granuloom
De diagnose berust op het klinische beeld,
cytologisch onderzoek, histologisch onderzoek en eventueel het bloedonderzoek. Bij
het cytologisch onderzoek vindt men meestal
grote aantallen eosinofielen, die soms, als secundaire infecties de overhand krijgen, overheerst worden door grote aantallen neutrofielen en bacterin. Bij histologisch onderzoek
vindt men nodulaire tot diffuse infiltraten
bestaande uit eosinofielen, histiocyten en
reuscellen, met foci van collageen degeneratie. In het bloed kan sprake zijn van eosinofilie.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose kan bij het EGC
gedacht worden aan granulomen veroorzaakt
door bacterin, of schimmels, of neoplasin
zoals lymfomen, adenocarcinomen of mastcel -tumoren.
Therapie en prognose
Voor alle varianten van EGC geldt dat de
voornaamste opgave bij het instellen van een
therapie het opsporen van een primaire oorzaak is. Daarbij dient, zoals in de inleiding
werd beschreven, vooral gedacht te worden
aan overgevoeligheidsreacties als een vlooienallergie, voedselovergevoeligheid of atopie. Lukt het niet om een primaire oorzaak
te vinden, of lukt het niet deze te elimineren,
dan rest alleen een symptomatische behandeling in de vorm van corticosteroden, antihistaminica, essentile vetzuren. De laatste
tijd komt er steeds meer informatie dat ook
cyclosporine (5 mg/kg/dag) een goede keus
kunnen zijn. Daarnaast worden systemische
antibiotica voorgeschreven en in het geval
van het eosinofiel ulcus is cryochirurgie een
optie.
De prognose is sterk afhankelijk van het feit
of er al of niet een primaire oorzaak gevonden wordt. Lukt het niet deze te vinden dan
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 118

is de prognose met name bij de eosinofiele


plaque en het ulcus matig. Deze aandoeningen kunnen zeer hardnekkig verlopen en
vereisen soms een zeer langdurige symptomatische therapie. Hierbij zijn echter maar al
te vaak de bijwerkingen van een dergelijke
behandeling de beperkende factor. Een eosinofiel granuloom kan spontaan herstellen,
hetgeen vooral bij dieren jonger dan 1 jaar is
gemeld.
PLASMACELLULAIRE
PODODERMATITIS
Inleiding en pathogenese

Plasmacellulaire pododermatitis in het grote


zoolkussen.

Plasmacellulaire pododermatitis is een beschrijving van een zeldzame aandoening bij


de kat die bestaat uit een ontsteking aan n
of meerdere voetzolen. Er is geen sprake van
een ras, geslachts- of leeftijdsvoorkeur. De
exacte etiologie is onbekend, maar aangezien
er sprake is van grote aantallen plasmacellen
in het afwijkende weefsel en een hypergammaglobulinemie, gaat men er van uit dat er
sprake is van een chronische prikkeling van
het immuunsysteem ter plaatse. Door sommige auteurs is een verband gelegd met virale infecties van met name FIV, door andere
wordt de oorzaak gezocht in allergische reacties.
Klinisch beeld
Het klinische beeld wordt gekarakteriseerd
door een zachte zwelling van meestal het
grote zoolkussen van 1 of meerdere poten.

De andere zoolkussens kunnen echter ook


meereageren. Naarmate de zwelling toeneemt kan uiteindelijk ulceratie met chronisch bloedverlies optreden. De voetzolen
zijn pijnlijk en de dieren gaan kreupel lopen.
Er is geen sprake van algemeen ziek zijn. De
laesies blijven meestal beperkt tot de zoolkussens, hoewel bij een klein aantal katten
ook een stomatitis, gingivitis beschreven is.
Diagnostiek
De diagnostiek berust op het typische klinische beeld en het cytologisch of histologisch
onderzoek. De grote aantallen plasmacellen
in de preparaten vormen daarbij een belangrijk aanknopingspunt.

Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnoses komen in aanmerking: granulomateuze ontstekingen (bijv. door
bacterin of schimmels), eosinofiele granulomen en tumoren.
Therapie en prognose
In sommige gevallen is er sprake van een spontaan herstel. Zo niet dan bestaat de therapie uit
het toedienen van prednison (1-2 mg/kg/dag)
of dexamethason (0,1-0,3 mg/kg/dag) totdat de
laesies verdwijnen. Een alternatieve medicatie
kan bestaan uit het oraal toedienen van doxycycline (5 mg/kg/dag). De medicamenteuze
behandeling kan eventueel gecombineerd worden met een chirurgische correctie, waarbij
het overtollige afwijkende weefsel verwijderd
wordt en de voetzool vervolgens weer gehecht
wordt. In het algemeen is de prognose goed te
noemen.

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 119

D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 120

????? omslag deel 2

06-03-2006

14:57

Pagina 2

Periodiek tijdschrift
drieenvijftigste jaargang
no. 1 - 2006

Omslagbeeld:
Talrijke papillomen in de bek.

ISSN 0417 - 4631

De Stichting Diergeneeskundig Memorandum,


opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven
van wetenschappelijke en commercile aard op veterinair gebied.
Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster
van het tijdschrift Diergeneeskundig Memorandum.
De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel
mogelijk gemaakt in Nederland door:
Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden.
Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en
Intervet Nederland B.V. te Boxmeer
Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan
de praktiserende dierenartsen in Nederland,
Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij
het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen:
Voor Nederland 18,00 per jaargang.
Voor het buitenland 25,50 per jaargang.
Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen
worden besteld d.m.v. een overschrijving 7,50
per exemplaar voor Nederland of 9,00 voor het
buitenland op een van onze rekeningen.
Redactiecommissie
J. Goudswaard, voorzitter
J. Schrooyen, secretaris
F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.)
R. Schippers (Boehringer Ingelheim)
J. Vernooij (Intervet Nederland)

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

Redactie- en Administratieadres:
Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel
tel.: 0411-676822
fax: 0411-671595
e-m: de.em@12move.nl
website: de-em.nl
Postbankrekening 64 70 06
BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06
Rabobank Boxtel 1688.49.674
BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74
Verklaring:
De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het
gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de
inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.
Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar worden gemaakt door middel van
druk, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.
Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel

????? omslag deel 2

06-03-2006

14:57

Pagina 1

PERIODIEK TIJDSCHRIFT
DRIEENVIJFTIGSTE
JAARGANG NO. 1,
MAART 2006

IN DIT NUMMER HUIDAANDOENINGEN BIJ KAT EN HOND: EEN PRAKTIJKGERICHTE BENADERING DEEL 2

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:

You might also like