Professional Documents
Culture Documents
omslag deel 2
06-03-2006
14:57
Pagina 1
PERIODIEK TIJDSCHRIFT
DRIEENVIJFTIGSTE
JAARGANG NO. 1,
MAART 2006
IN DIT NUMMER HUIDAANDOENINGEN BIJ KAT EN HOND: EEN PRAKTIJKGERICHTE BENADERING DEEL 2
06-03-2006
14:57
Pagina 2
Periodiek tijdschrift
drieenvijftigste jaargang
no. 1 - 2006
Omslagbeeld:
Talrijke papillomen in de bek.
Redactie- en Administratieadres:
Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel
tel.: 0411-676822
fax: 0411-671595
e-m: de.em@12move.nl
website: de-em.nl
Postbankrekening 64 70 06
BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06
Rabobank Boxtel 1688.49.674
BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74
Verklaring:
De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het
gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de
inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.
Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar worden gemaakt door middel van
druk, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.
Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel
IN MEMORIAM
Fokke Hogerhuis
1944 - 2005
Eind December, met onze gedachten bij het naderende Kerstfeest en het vieren van "Oud en
Nieuw" bij familie en/of vrienden, trof ons het
verschrikkelijke bericht dat ons "redactiemaatje"
Fokke plotseling tijdens een tennispartij was overleden. Veel van zijn vrienden hadden al de gebruikelijke Kerst-en Nieuwjaarswens van Fokke en
zijn vrouw Margo in de brievenbus gehad. Dat
maakte zijn plotseling heengaan nog onwerkelijker.
Na zijn carrire bij het farmaceutische bedrijf
Roussel was Fokke in 1986 bij Alfasan in dienst
gekomen. Hij heeft mede het gezicht van Alfasan
in de afgelopen 20 jaar in diergeneeskundig
Nederland bepaald. Hij was hoofd van de afdeling
registratiezaken bij Alfasan maar hij ontplooide
zijn vele activiteiten en zijn uitzonderlijke kennis
op dit gebied niet uitsluitend voor Alfasan. Zo was
hij actief in vele commissies van de FIDIN, o.a.
als voorzitter van de werkgroep registratie aangelegenheden. Sinds 8 jaar was hij een onmisbaar redactielid van het Diergeneeskundig
Memorandum. Als Fokke niet op een redactievergadering aanwezig kon zijn dan werd de vergadering, zo enigszins mogelijk, verplaatst.
Veel ideen en voorstellen van Fokke voor te behandelen onderwerpen leidden uiteindelijk tot
fraaie en geslaagde DM uitgaven. Alleen bestuurs-en redactieleden weten hoeveel energie en
doorzettingsvermogen het kost om auteurs te blijven motiveren tot het schrijven en (her)redigeren van een artikel met een lengte van 60-70 paginas.
Fokke kon op de vergadering bijzonder beeldend-met mond en handen- verslag doen van zijn
gesprekken met auteurs maar ook met collegae die uiteindelijk geen auteur werden omdat ze
het tijdens de voorbereiding niet meer "zagen zitten" of omdat de kwaliteit van een concept niet
beantwoordde aan de normen van de redactie. De teleurstelling van zon "mission impossible"
was dan duidelijk van zijn gezicht af te lezen, maar( typisch voor Fokke) al snel werd een
en ander dan gerelativeerd en werden nieuwe plannen gesmeed, nagedacht over andere auteurs
of over andere onderwerpen, etc. Nooit een kwaad woord over de collegae, waarmee hij dan
vruchteloos zo veel contact gehad had: een aimabeler mens en vriend dan Fokke kunnen we
ons niet voorstellen.
Fokke leefde voor zijn beroep en het o.a. daarmee verbonden redactielidmaatschap van het
DM, maar gelukkig niet alleen : hij was een voorbeeld van levenskunst, hield vele contacten
aan met vrienden vanaf zijn studietijd, was zeer actief in de Rotaryclub Woerden Oude Rijn en
was daarnaast een fantastische man voor Margo, vader voor zijn kinderen en opa voor zijn
kleinkind. De herdenkingsbijeenkomst in "Den en Rust" in Bilthoven werd bijgewoond door
zoveel mensen, dat de zaal veel te klein bleek. Velen spraken daar, waaronder Robert van Meer
namens Alfasan en Winand Kissels namens het DM maar het meest aangrijpend waren toch de
emotionele woorden van zoon Michiel en Margo.
Fokke is te jong gestorven: de redactie zal hem missen maar dat valt toch in het niet bij het gat
dat hij achterlaat in zijn gezin.
Bestuur en Redactie
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 57
Met
Metacam
wint
iedereen
Ht NSAID voor de
behandeling van chronische
gewrichtsaandoeningen:
COX-1 sparend
24 uur effectief
Smakelijke, orale suspensie
Nauwkeurig te doseren
Onbeperkte behandelingsduur
Orale suspensie
Bewegingsvrijheid in druppelvorm.
ABCD
Product: Metacam, suspensie voor orale toediening. Werkzame bestanddelen: per ml 1,5 mg meloxicam in zoete, waterige suspensie. Indicatie: Verlichting
van ontsteking en pijn in zowel acute als chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige of melkgevende
dieren. Niet voor gebruik bij dieren die lijden aan gastro-intestinale afwijkingen of bij dieren waarbij een individuele overgevoeligheid voor het product is
gebleken. Niet gebruiken bij honden jonger dan 6 weken. Reg NL 9797. Kanalisatiestatus: UDA. Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar. Boehringer
Ingelheim bv, divisie Vetmedica, Postbus 8037, 1802 KA, Alkmaar. Telefoon: +31 (0)72 5662411.
Van de Redactie
Inhoudsopgave
Huidaandoeningen bij kat en hond: een praktijkgerichte benadering deel 1
1
2-3
4
5
II
10
III
BACTERIELE HUIDAANDOENINGEN
Oppervlakkige pyodermie
Pyotraumatische dermatitis
Intertrigo
Impetigo
Oppervlakkige bacterile folliculitis
Diepe pyodermie
Nasale pyodermie
Callus pyodermie
Interdigitale pyodermie
Duitse herder pyodermie
Subcutane abcessen
22
23
25
25
26
27
31
31
32
32
33
34
IV
PARASITAIRE HUIDAANDOENINGEN
Demodicosis
Scabies
Notodres cati
Cheyletiellosis
Pediculosis
Otodectes
Thrombiculosis
Vlooien
37
37
41
43
43
45
46
48
49
HUIDSCHIMMELS EN GISTEN
Microsporum canis
Malassezia pachydermatis
52
52
54
DEEL II
In Memoriam
Van de redactie
Inhoudsopgave
De auteurs
Voorwoord
57
59
60
62
63
ALLERGISCHE HUIDAANDOENINGEN
Atopie bij de hond
Atopie bij de kat
Voedselovergevoeligheid
Contactallergie
Urticaria en angio-oedeem
64
64
67
68
70
71
VI
VII
AUTOIMMUNE HUIDAANDOENINGEN
Het pemphigus complex
Pemphigus foliaceus
Pemphigus vulgaris
Pemphigus erythematosus
Bulleus pemphigod
Discode lupus erythematosus (DLE)
Systemische lupus erythematosus (SLE)
75
75
75
77
77
78
79
81
83
83
84
85
IX
HORMONALE HUIDAANDOENINGEN
Hypothyreodie
Hyperadrenocorticisme
Sertolicel tumor
Castratie responsieve dermatose
Alopecia-X / Pseudo-Cushing
89
89
90
92
93
93
ERFELIJKE HUIDAANDOENINGEN
Dermatomyositis
Kleurmutant alopecia
Dermatosparaxis
Pattern baldness
Zwarthaar follikel dystrofie
Vitiligo
96
96
97
98
99
100
101
XI
KERATINISATIESTOORNISSEN
Seborroe
Vitamine A responsieve dermatose
Zink responsieve dermatose
Oorrand dermatose
Sebaceous adenitis
Acne
103
103
104
105
106
107
108
XII
TUMOREN
Mastceltumoren, plaveiselceltumoren, basaalceltumoren,
papillomen en het epitheliotroop lymfoom.
110
110
111
113
113
113
113
XIV RESTGROEP
Eosinofiel granuloom complex
Plasma cellulaire pododermatitis
116
116
118
De auteurs
Nevenwerkzaamheden:
1988 - 1996
Lid van de commissie Voorjaarsdagen
Lid van de Specialisatie commissie Interne/Dermatologie.
Lid van de Registratie commissie namens de KNMvD.
1993 - 2001
Leden secretaris van de ESVD. (European Society of Veterinary Dermatology).
2001 - 2004
President van de ESVD.
2004 - heden Past-president van de ESVD
1 12 2000 31 12 2002 opleidingsplaats voor ECVD diplomate dermatologie.
Voorwoord
studieboek, maar als een eerste snelle referentie voor de dagelijkse praktijk. Bij de therapie hebben wij getracht zoveel mogelijk de
laatst bekende middelen en doseringen weer
te geven. Wij kunnen echter niet garanderen
dat dat overal tot in detail gelukt is en willen
de lezer dan ook waarschuwen zelf de geadviseerde therapien goed te controleren. Wij
hopen dat ook deze uitgave zal bijdragen aan
de behoefte die er nog altijd is aan meer informatie over dermatologische ziektebeelden
en wensen u veel leesplezier.
De auteurs.
Drs. M.W. Vroom
Dr. M.A. Wisselink
Nobivac Ducat
Neerlands
jongste
vaccin
tegen
niesziekte
u
Nie
Nobivac Ducat: Indicatie: voor de actieve immunisatie van katten tegen feline herpesvirus type 1
en feline calicivirus. Bijwerkingen: lichte, voorbijgaande zwelling en verhoging van temperatuur. Contra-indicatie:
niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie. Immuniteitsduur: 1 jaar. REG NL 10235 UDD. Zie voor volledige informatie de bijsluiter
HOOFDSTUK VI:
ALLERGISCHE HUIDAANDOENINGEN
ATOPIE BIJ DE HOND
Inleiding en pathogenese
Atopie kan worden gedefinieerd als een deels
erfelijk bepaalde aanleg om type I overgevoeligheidsreacties te ontwikkelen tegen allergenen uit de omgeving. Volgens de klassieke theorie zijn bij deze reacties allergeen
specifieke IgE antilichamen betrokken, die
na interactie met een allergeen op gesensibiliseerde mastcellen degranulatie veroorzaken, waardoor de ontstekingscascade op gang
komt. Men heeft altijd gedacht dat dit type
overgevoeligheidsreacties alleen door inhalatie van allergenen zou worden geactiveerd,
maar uit recent onderzoek blijkt dat contac-
Klinisch beeld
Idem, close-up.
Als het gaat om het vaststellen van de oorzakelijke allergenen wordt de intradermale
huidtest (zie ook hoofdstuk II) nog steeds
beschouwd als de gouden standaard, waar de
uitslagen van het bloedonderzoek, de huidige
commercieel aangeboden ELISA testen (bijv.
Fce -receptor test), aan toegevoegd worden.
De diagnose atopie, alleen gebaseerd op de
resultaten van ingestuurd serum, is onvoldoende. Echter, ook voor de huidtest geldt dat
deze slechts n van de vele criteria is en niet
doorslaggevend voor de diagnose!
Differentiaal diagnose
Belangrijke diagnoses die moeten worden
uitgesloten zijn ectoparasieten (bijv. scabis,
vlooienallergie), dermatitis door gisten of
bacterin, contactallergie, schimmelinfecties
en ook voedselovergevoeligheid. Vooral deze
laatste kan klinisch sterk lijken op atopie.
Therapie en prognose
In principe zijn er drie mogelijkheden voor
behandeling:
1. eliminatie van oorzakelijke
allergenen;
2. hyposensibilisatie of allergeen
specifieke immunotherapie;
3. symptomatische behandeling.
Ad 1. In theorie zou het elimineren van het
oorzakelijk allergeen snel moeten leiden tot
herstel. In de praktijk blijkt dit vaak tegen te
vallen omdat er sprake is van reacties tegen
meerdere allergenen, waarbij niet duidelijk is
welk allergeen de meeste problemen veroorzaakt. Ten aanzien van huisstofmijtallergie
geldt dat het saneren van het huis een belangrijke bijdrage levert aan het herstel. Dit vereist wel een goed gemotiveerde eigenaar.
Ad 2. De volgende stap is dan immunotherapie, waarbij getracht wordt de hond jeukvrij te
maken door middel van periodieke subcutane
injecties met de oorzakelijke allergenen. Men
gaat er hierbij van uit dat door deze therapie
allergeen-specifiek IgG genduceerd wordt
dat een binding met mastcellen aangaat in
competitie met IgE. Voorts zou de productie
van Th1 cellen gestimuleerd worden ten koste
van Th2 cellen met als gevolg minder IgE
productie. Het effect van deze behandeling is
dat ongeveer 70% van de patinten minimaal
50% verbetering vertoont. Dit effect moet beoordeeld worden na 8-9 maanden behandelen.
Immunotherapie kan een goede oplossing zijn
voor jonge honden die heftige langdurige periodes (> 4 maanden per jaar) van jeuk hebben en die slecht of onvoldoende reageren op
symptomatische behandelingen.
Ad 3. Bij de symptomatische behandeling
kunnen we een keus maken uit corticosteroden, antihistaminica, NSAIDs, essentile vetzuren, of combinaties hiervan. Daarnaast
moeten we bij deze patinten altijd attent blijven op het ontstaan van secundaire infecties
met stafylococcen (S. intermedius) of gisten
(Malassezia pachydermatis) die om een behandeling vragen.
Oraal gegeven corticosteroden, prednison
(1-2 mg/kg/dag) of dexamethason (0,1-0,3
mg/kg/dag), zijn klassieke middelen die bij
de atopische patint goed voldoen, mits op
een alternerende en afdalende wijze gegeven.
Er is geen indicatie voor de zogenaamde depotpreparaten gezien de forse bijwerkingen
die bij deze meestal jonge patinten op den
duur optreden. Lokaal gebruik van corticosteroden leidt meestal niet tot acceptabele
resultaten, terwijl wel het risico bestaat op
soms forse lokale bijwerkingen in de vorm
van huidatrofie of overgevoeligheidsreacties.
Van antihistaminica bijv. hydroxyzine
(2 mg/kg, 3dd), chloorpheniramine (4-8 mg/
kg, 3dd), clemastine (0,05-0,1 mg/kg, 2dd),
cetirizine (1 mg/kg/dag) is weinig overtuigend bewijs geleverd dat deze stoffen bij de
hond werkzaam zijn. Toch is er consensus
dat deze stoffen bij een minderheid van de
patinten van nut kunnen zijn als ondersteuning van de therapie, bijvoorbeeld in comD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 67
commercile in vitro serum IgE testen werden vergeleken, lieten zien dat deze techniek
zijn beperkingen heeft en ons inziens nog niet
routinematig in de dagelijkse praktijk moeten
worden ingezet.
Bij het histopathologisch onderzoek vindt
men een diffuus infiltraat van lymfocyten,
macrofagen, mastcellen en eosinofiele granulocyten hetgeen suggestief is voor een
allergische dermatitis. Onderscheid met
bijvoorbeeld een vlooienallergie of voedselovergevoeligheid is niet mogelijk.
De conclusie moet dan ook zijn, dat de clinicus bij het stellen van de diagnose atopie bij
de kat met meer onzekere factoren rekening
moet houden dan bij de hond.
Differentiaal diagnose
Tot de belangrijkste differentiaal diagnoses
behoren: voedselovergevoeligheid, ectoparasieten (Notodres cati, Otodectes cynotis),
vlooien(allergie) of een schimmelinfectie.
Therapie en prognose
Eliminatie van oorzakelijke allergenen verdient ook hier de voorkeur. Hyposensibilisatie
bij de kat levert volgens sommige auteurs in
70% van de gevallen goede resultaten op ofschoon betrouwbaar onderzoek op dit gebied
schaars is. Een symptomatische behandeling
kan bestaan uit de toediening van corticosteroden en/of antihistaminica (chloorpheniramine 2-4 mg/kat 2dd), hydroxyzine 2 mg/kg
2dd). Antihistaminica zijn bij de kat in het algemeen een stuk effectiever dan bij de hond.
Daarnaast wordt ook voor de kat geadviseerd
ondersteunende maatregelen te nemen zoals:
een intensieve vlooienbestrijding, bestrijden
van secundaire bacterile huidontstekingen,
en het toedienen van essentile vetzuren via
het voer. De prognose is ook hier onzeker.
Dergelijke patinten vragen een jarenlange
intensieve begeleiding met wisselende resultaten. Het gebruik van cyclosporine bij de
kat staat nog in de kinderschoenen maar lijkt
veelbelovend. Tot op heden zijn er geen placebo gecontroleerde studies uitgevoerd.
VOEDSELOVERGEVOELIGHEID
Inleiding en pathogenese
Bij ongewenste reacties tegen voer onderscheidt men de voedingsintolerantie, waar-
Idem, close-up.
Heftige dermatitis bij een kat met voedselovergevoeligheid.
Bij de hond is voedselovergevoeligheid verantwoordelijk voor 1-5% van alle dermatosen. Er is geen geslachts- of raspredispositie. Bij de hond wordt een groot deel van de
voedselallergien beneden de leeftijd van 6
maanden voor het eerst gesignaleerd. Dat wil
niet zeggen dat het bij de oudere hond niet
voorkomt. Honden van 14 jaar met een voedselallergie zijn beschreven! Bij de kat bestaat
er geen leeftijdsvoorkeur. Hier is een gemiddelde leeftijd gemeld van 4 tot 5 jaar.
Niet seizoensgebonden jeuk is een belangrijk symptoom bij voedselovergevoeligheid,
hetgeen gepaard gaat met huidlaesies aan de
kop, de poten, oksels, buik, liezen en oren.
Deze lokalisatie doet sterk denken aan die
van atopie. De huidlaesies bij de hond zijn
sterk variabel en bestaan uit erytheem, pustels, excoriaties, kaalheid, lichenificatie,
squamae, crustae, otitis externa maar ook angio-oedeem of urticaria zijn mogelijk. Naast
jeuk en huidlaesies zijn ook maagdarm stoornissen mogelijk in de vorm van braken en/of
diarree (10-15%), respiratoire afwijkingen,
of zelfs neurologische verschijnselen in de
vorm van bijvoorbeeld toevallen!
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 70
(haptenen), die in kombinatie met huidcomponenten in staat zijn als volwaardige antigenen
te functioneren. Daarnaast kent men irritatie
door stoffen die met de huid in contact komen
waarbij geen allergische reacties voorkomen.
Irritaties kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt
worden door agressieve of caustische stoffen
(zuren, logen), of door trauma, bijvoorbeeld
door liggen, op een ruwe ondergrond. De
meest voorkomende antigenen bij een contactallergie zijn te vinden in reinigings- en
schoonmaakmiddelen, wassen, rubbers, textielkleurstoffen, shampoos, vlooienbanden,
waspoeders en bouwmaterialen zoals verf,
lijm en cement. Ook planten en antibioticahoudende (oor)zalven kunnen oorzaken zijn
voor een contactallergie. Klinisch is een allergische reactie vrijwel niet te onderscheiden van een irritatie. Een contactdermatitis
op basis van irritatie kan in principe op elke
leeftijd optreden. Er bestaat geen geslacht- of
raspredispositie voor de aandoening.
Klinische presentatie
CONTACTALLERGIE
Inleiding en pathogenese
Urticaria manifesteren zich als goed omschreven, stevig aanvoelende verhevenheden, in de huid, die wisselend van grootte
kunnen zijn en oppervlakkig gelegen zijn.
Meestal zijn ze circulair of ovaal van vorm.
Er is geen voorkeurslokalisatie. Urticaria
ontstaan veelal acuut, binnen een dag of enkele uren en verdwijnen ook weer snel en
meestal spontaan. De jeuk kan sterk variren
van gering tot vrij heftig.
Angio-oedeem is te beschouwen als een variant op urticaria, waarbij het diffuse oedeem
zich subcutaan manifesteert en kan uitbreiden naar de slijmvliezen. De kop (lippen,
wangen, perioculaire gebied) en de poten
zijn voorkeurslocalisaties. Bij angio-oedeem
(en slechts sporadisch bij urticaria) bestaat
gevaar voor complicaties in de vorm van anafylactische shock en larynxoedeem.
Diagnostiek
De diagnose is eenvoudig te stellen op grond
van het klinisch beeld en het snelle verloop.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose komen vooral in
aanmerking het erythema multiforme, juveniele cellulitis, mastcel tumor of een bacteriele folliculitis.
Therapie en prognose
Zowel bij urticaria als bij angio-oedeem
moet er naar gestreefd worden het oorzakelijk allergeen op te sporen en weg te nemen.
Als een dier bijvoorbeeld reageert op een
penicilline dan moeten ook verwante semisynthetische penicilline soorten vermeden
worden daar kruisreactiviteit mogelijk is. Bij
urticaria is het in het algemeen niet nodig een
therapie in te stellen, daar de huidveranderingen spontaan in regressie gaan en binnen
enkele uren tot dagen verdwenen zullen zijn
en niet meer terugkomen.
Bij complicaties zoals anafylactische shock
kan epinephrine (adrenaline) worden gegeven: 0,1 - 0,5 ml ( 1:1000 oplossing) intramusculair of intraveneus.
Corticosteroden (prednison 1-2 mg/kg) kunnen eveneens toegepast worden per os, intramusculair, of desnoods intraveneus. Het gebruik van antihistaminica is niet gendiceerd
bij acute gevallen. Antihistaminica kunnen
wel zinvol zijn als profylaxe bij chronische
recidiverende gevallen. Tenslotte is het gebruik van pentoxifylline (15-30 mg/kg, 2dd)
gemeld bij angio-oedeem en vasculitis.
HOOFDSTUK VII:
AUTO-IMMUNE HUIDAANDOENINGEN
HET PEMPHIGUS COMPLEX
Inleiding en pathogenese
Het pemphigus complex (pemphigus is
grieks voor blaar) bestaat uit een groep van
vrij zeldzame auto-immuun ziekten die voorkomen bij de hond en de kat en waarbij de
huid en/of de slijmvliezen zijn aangetast. Bij
deze patinten veroorzaken antilichamen
tegen de desmosomen, structuren, die de
verbinding vormen tussen epitheliale cellen, een verminderde cohesie, waardoor de
normale structuur van de huid verloren gaat.
Dit leidt uiteindelijk tot de vorming van de
typische laesies als blaren, pustels, fissuren
en acantholytische cellen. Deze laatste zijn
epitheliale cellen die losgekomen zijn uit
hun normale structuur en via cytologie of
histologie als ronde gedegenereerde cellen
te herkennen zijn. Intacte blaren of pustels
worden maar zelden gezien: zij ruptureren
snel en gaan dan over in collarettes, erosies
of ulcera. Afhankelijk van het antigeen dat
betrokken is bij deze reacties, ontstaan de
laesies op verschillende hoogte in de huid:
bijvoorbeeld oppervlakkige laesies bij pemphigus foliaceus, diepe laesies bij pemphigus
vulgaris. De oorzaak voor de antilichaam
vorming is vaak onbekend. Als mogelijke
oorzaken denkt men aan genetische factoren,
maar ook kruisreacties die optreden na het
gebruik van medicamenten of na virusinfecties. Aangezien de aandoening vooral voorkomt bij oudere dieren is een verminderde
efficintie van het immuunsysteem ook mogelijk. Bij de behandeling van het pemphigus
complex zullen wij ons beperken tot enkele
belangrijke varianten.
PEMPHIGUS FOLIACEUS
Klinisch beeld
Pemphigus foliaceus is de meest voorkomende pemphigus variant bij hond en kat. Er is
geen sprake van predispositie voor leeftijd of
geslacht maar wel voor het ras. Deze aandoe-
Differentiaal diagnose
Een bacterile folliculitis, demodicosis, dermatophytose, een medicijnovergevoeligheid,
cutaan epitheliotroop lymfoom, pemphigus
erythematosus of een lupus variant behoren
tot de belangrijkste differentiaal diagnoses.
Daarnaast zou leishmaniasis of een zink responsieve dermatose kunnen lijken op pemphigus foliaceus.
Therapie en prognose
In milde gevallen kan geprobeerd worden de
laesies met topicale corticosteroden (zalf)
te behandelen. Bij uitgebreide laesies zijn
corticosteroden per os gendiceerd, in een
immuunsuppressieve dosis, (prednison, 1-2
mg/kg/dag), die geleidelijk afdalend en op
een alternerende wijze gegeven worden. Als
prednison onvoldoende effect heeft, of teveel
bijwerkingen oplevert, kan dexamethason
(0,1-0,3 mg/kg/dag) een alternatief zijn. Bij
hardnekkige gevallen kan bij de hond prednison gecombineerd worden met azathioprine
(1-2 mg/kg/dag), waarbij men tevens tracht
door deze potinterende combinatietherapie
de benodigde hoeveelheid prednison omlaag
te krijgen. Azathioprine leidt bij de kat o.a.
tot irreversibele beenmergdepressie en moet
bij de kat dan ook niet gebruikt worden. Ook
bij de hond moet echter regelmatig op bijwerkingen van dit middel gecontroleerd worden
zoals lymfopenie, neutropenie, anemie en
thrombopenie. Tevens dient de eigenaar bij
het hanteren van dit medicament handschoenen te dragen en op de hoogte te zijn van de
risicos van dit middel. Als alternatief voor
azathioprine kan bij de kat gedacht worden
aan chloorambucil (0,1-0,2 mg/kg/dag). In
alle gevallen geldt dat het gebruik van antibiotica gedurende 4-6 weken gendiceerd is
als er sprake is van een heftige secundaire
pyodermie. Deze complicatie kan ook gemakkelijk tijdens de immuunsuppressieve
therapie ontstaan. Sommige auteurs melden
het gebruik van goudinjecties met aurothioglucose bij zowel hond als kat. Dit middel,
dat ontstekingsremmende en immuunsuppressieve effecten heeft, wordt ingezet als
de gebruikelijke behandelingen niet werken,
maar kent ook bijwerkingen in de vorm van
hematologische afwijkingen en nierafwijkingen. Tenslotte worden op kleine schaal experimenten gemeld met dapsone (1 mg/kg/dag,
Diagnostiek
De diagnostiek komt overeen met die zoals
beschreven is bij de pemphigus foliaceus.
Het histologisch beeld laat een identiek beeld
zien met daarnaast een lichenod infiltraat
van plasma cellen, mononucleaire cellen en
neutrofielen of eosinofielen.
Differentiaal diagnose
Als belangrijkste differentiaal diagnoses
gelden een bacterile folliculitis, dermatophytose, demodicosis, een medicijnovergevoeligheid, pemphigus foliaceus of een lupus
erythematosus. Daarnaast komen ook leishmaniasis en een zink responsieve dermatose
in aanmerking.
Therapie en prognose
Gezien de beperkte lokatie van de soms milD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 78
DISCODE LUPUS
ERYTHEMATOSUS (DLE)
Inleiding en pathogenese
Lupus erythematosus is een vrij zeldzame
autoimmune aandoening die voorkomt bij
hond en kat en waarvan de pathogenese onduidelijk is. De ziekteverschijnselen worden
veroorzaakt door auto-antilichamen gericht
tegen orgaanspecifiek en niet-orgaanspecifiek (kern)materiaal en/of neerslagen van
immuuncomplexen. De directe oorzaak voor
deze immuniteitsstoring, die gepaard gaat
met een verstoring van het aantal B- en Tlymfocyten, is onduidelijk. Zeer waarschijnlijk spelen meerdere etiologische factoren
een rol: genetische factoren, hormonale invloeden, medicamenten, virale of bacterile
infecties, UV licht etc. Men onderscheidt de
discode lupus erythematosus (DLE) en de
systemische lupus erythematosus (SLE),
waarbij het verschil o.a. is, dat DLE een relatief goedaardige aandoening is die zich beperkt tot de huid en in tegenstelling tot SLE
niet leidt tot multisystemische veranderingen. DLE wordt dan ook wel beschouwd als
een goedaardige variant van SLE.
Klinisch beeld
Diagnostiek
De definitieve diagnose van DLE wordt gesteld
op basis van de anamnese, het klinisch onderzoek en histopathologisch onderzoek van huidbiopten. Bij de histologie is de zogenaamde
interface dermatitis, een ontstekingsinfiltraat
van mononucleaire cellen en plasma- cellen op
de overgang van dermis naar epidermis, een
belangrijk aanknopingspunt. Men ziet hierbij
degeneratie van de basaalcellen, pigmentincontinentie, apoptotische keratinocyten en een
focale verdikking van de basaalmembraan. Het
bepalen van de ANA titer heeft bij DLE geen
zin daar dit meestal negatieve waarden oplevert.
Immunofluorescentie kan overwogen worden
maar levert meestal geen wezenlijke bijdrage
door het optreden van aspecifieke reacties die
de uitkomst van het onderzoek verstoren.
Idem, close-up.
Voor DLE bestaat bij de hond een raspredispositie voor Collies, Shelties en Duitse
Herders. Er is geen geslachts- of leeftijdsvoorkeur. Bij de kat is geen sprake van een
raspredispositie.
De eerste veranderingen manifesteren zich
bij de hond nog al eens in de vorm van depigmentatie, erytheem en schilfering op de
neusspiegel, gevolgd door erosies, ulceratie,
korstvorming en fissuren. Uitbreiding over
de neusrug is mogelijk, waarbij uiteindelijk
ook de oogleden en de oorschelpen betrokken kunnen raken. In andere gevallen ziet
men uitbreiding op de lippen, distale einden
van de poten, mondholte, palatum of tong en
soms ook hyperkeratose van de voetzolen. Er
is sprake van variabele pijn en jeuk en er is
geen sprake van algemeen ziek zijn. Bij de
kat beperken de afwijkingen zich veelal tot
de oren en de kop en gaan gepaard met erytheem, korsten en kaalheid. Er is ook bij de
kat geen sprake van ziek zijn.
Zonlicht kan leiden tot een verslechtering
van de huidlaesies, die, als herstel optreedt,
littekens kunnen achterlaten.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose dient men te denken
aan SLE, pemphigus varianten zoals pemphigus erythematosus of foliaceus, medicijnovergevoeligheid, zonnebrand, dermatophytose,
demodicosis, contact dermatitis, epitheliotroop
lymfoom, leishmaniasis, of een zink responsieve dermatose.
Therapie en prognose
Milde gevallen van DLE kunnen vaak onder
controle worden gehouden door topicale toepassing van corticosterod-houdende crmes of
anti-zonnebrand crmes. Mocht dit onvoldoende effect hebben, dan is de combinatie tetracycline en niacinamide (<10 kg 250 mg, van elk
2-3dd, >10 kg 500 mg van elk 2-3dd) een goed
alternatief, hoewel het effect pas na ongeveer
8 weken merkbaar is. Een alternatief is het gebruik van vitamine E per os in een hoeveelheid
van 400-800 IE per dag, 2-3dd. Het gebruik
van vitamine E wordt wel gecombineerd met
de orale toediening van omega-3 en omega-6
houdende voederadditieven. In heftiger verlopende gevallen is het gebruik van prednison (12 mg/kg/dag) per os gendiceerd eventueel in
combinatie met azathioprine (1-2 mg/kg/dag,
niet bij de kat!). De prognose van DLE kan als
gunstig worden beschouwd. Alhoewel in de
regel een levenslange therapie noodzakelijk is,
kan meestal worden volstaan met lage doses
medicamenten die op een alternerende wijze
gegeven worden al naar gelang de symptomen.
SYSTEMISCHE LUPUS
ERYTHEMATOSUS (SLE)
Inleiding en pathogenese
SLE is een bij hond en kat vrij zeldzaam voorkomende aandoening met een chronisch verloop, waarvan de ernst in de tijd kan variren.
De pathogenese van SLE komt overeen met die
van DLE, met het verschil dat bij SLE sprake is
van een multisystemische aandoening waarbij
diverse organen betrokken kunnen raken. Zo
kan men symptomen verwachten die gerelateerd zijn aan aantasting van diverse organen
zoals de nieren, gewrichten, bloedvormende
organen, hart, zenuwstelsel, huid etc.
Klinische presentatie
Er bestaat voor SLE geen geslachts- of leeftijdspredispositie. Wel blijkt de aandoening
vaker voor te komen bij Shelties, Collies,
Duitse Herders en Poedels. Bij katten lijkt het
vaker voor te komen bij Perzen en Siamezen.
De klinische verschijnselen van SLE zijn, zoals te verwachten is bij een multisystemische
aandoening, zeer uiteenlopend van aard, hetgeen het stellen van de diagnose lastig maakt.
Bij de hond zijn de meest frequent optredende
afwijkingen: koorts, polyarthritis, protenurie, anemie en afwijkingen aan huid en
slijmvliezen. De huidveranderingen zijn zeer
divers: zo is melding gemaakt van seborroe,
kaalheid, erytheem, ulcera van de voetzolen,
hyperkeratose, pyodermie, blaren en ulceratieve veranderingen. Daarnaast zijn frequent
andere verschijnselen beschreven zoals anemie, thrombopenie, leukopenie, vergrote lymfeknopen, polymyositis, pericarditis en zelfs
neurologische afwijkingen in de vorm van
bijv. toevallen en meningitis.
Bij de kat zijn huidlaesies, een verhoogde lichaamstemperatuur, een hemolytische anemie, lymphadenopathie, een ulceratieve
stomatitis en een glomerulo-nephritis de bekendste afwijkingen. De huidveranderingen
bestaan o.a. uit blaren, kaalheid, erytheem,
seborroe en korsten, die vooral voorkomen op
de kop, oorschelpen en de poten.
Differentiaal diagnose
Gezien het brede scala aan symptomen is de
lijst van differentiaal diagnoses eindeloos uit
te breiden. De belangrijkste zijn: dermatophytose, een bacterile folliculitis, demodi-
De doodsteek
voor teken!
Werkt 6 maanden
k tegen
Werkt oo
jes
zandvlieg
Scalibor protectorband.
Deltamethrin 4%. Diergeneesmiddel Vrij. Scalibor halsband van 48 resp.65 cm is geregistreerd ter bestrijding van en ter voorkoming van herbesmetting met teken en vlooien bij honden. Mag ook gebruikt worden bij drachtige en lacterende teven. De werkingsduur tegen teken bedraagt
5 tot 6 maanden. De werkingsduur tegen herbesmetting door vlooien bedraagt 3 maanden. Contra-indicaties: honden met grote huidletsels,
zieke en herstellende dieren en pups jonger dan 7 weken. Bijwerking: haaruitval nabij de band kan plaatsvinden. Reg. NL 09471.
HOOFDSTUK VIII:
IMMUUNGEMEDIEERDE
HUIDAANDOENINGEN
JUVENIELE CELLULITIS
Inleiding en pathogenese
Juveniele cellulitis kan worden omschreven
als een granulomateuze en pustuleuze ontsteking van de huid van de kop. De etiologie is
onbekend. Infectieuze oorzaken konden door
middel van kweken, speciale kleuringen en
electronenmicroscopisch onderzoek niet gevonden worden. Transmissie-experimenten
zijn niet gelukt. Genetische factoren worden
wel genoemd omdat de aandoening wat frequenter lijkt voor te komen bij o.a. Golden
Retrievers, Labrador Retrievers, Dashonden
en Gordon Setters. De goede reactie op corticosteroden suggereert een immuniteitsstoornis. Er is geen geslachtspredispositie
maar wel duidelijk een leeftijdspredispositie.
De aandoening wordt gezien bij pups in de
leeftijd van 3-16 weken, waarbij n of enkele dieren in een nest de aandoening kunnen hebben. Stress, endoparasieten of slechte
hyginische omstandigheden zouden predisponerend kunnen zijn.
Klinisch beeld
Therapie en prognose
Als er geen sprake is van een verstoorde
vochtbalans is het belangrijkste deel van de
therapie het gebruik van corticosteroden (1-2
mg/kg/dag) gedurende 10-14 dagen, waarbij
men gezien de jonge leeftijd van de patinten streeft naar een zo laag mogelijke dosis.
Gezien het risico van een secundaire bacteriele dermatitis is het gebruik van antibiotica,
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 83
Idem, close-up.
In het begin vallen de soms multipele, subcutane, stevige, kleine noduli op die later groter
en zachter worden en uiteindelijk ruptureren.
Tenslotte ontstaan fistels en erosieve tot ulceratieve laesies, die pijnlijk zijn en gepaard
kunnen gaan met algemeen ziek zijn. De laesies, waaruit een sereuze tot hemopurulente,
geel-bruine olieachtige vloeistof komt, kunnen op diverse plaatsen op het lichaam voorkomen en een sterke gelijkenis vertonen met
bacterile abcessen.
Diagnostiek
Door middel van cytologisch of histologisch
onderzoek van de noduli is de diagnose te
stellen. Bij het cytologisch onderzoek kan
men een pyogranulomateuze ontsteking zien
met neutrofielen, geen micro-organismen en
macrofagen beladen met vetvacuolen in het
cytoplasma. Het histologisch beeld wordt
gekarakteriseerd door een pyogranulomateuze tot necrotiserende ontsteking van het
subcutane vet, lymfocyten, met vet beladen
macrofagen en gedegeneerde vetcellen. Het
bacteriologisch onderzoek is negatief. Als er
ulceratieve laesies zijn ontstaan kunnen wel
secundaire pathogene bacterin gevonden
worden, meestal in de vorm van S. intermedius.
Differentiaal diagnose
Als belangrijkste differentiaal diagnose moet
gedacht worden aan bacterile infecties, diepe schimmelinfecties, corpora aliena, genfecteerde injectieplekken of tumoren.
Therapie en prognose
De therapie hangt uiteraard samen met een
eventuele primaire oorzaak, maar in de meeste gevallen is er sprake van een idiopatische
Idem, close-up.
MEDICIJNOVERGEVOELIGHEID EN
TOXISCHE EPIDERMALE
NECROLYSIS (TEN)
Inleiding en pathogenese
In principe kunnen alle types overgevoeligheidsreacties (I t/m IV), maar ook niet-immunologische reacties ten grondslag liggen
aan een dermatitis medicamentosa. Synoniemen voor de aandoening zijn: medicijnovergevoeligheid en drug allergy/eruption.
Dermatitis medicamentosa is een betrekkelijk weinig voorkomende aandoening bij de
hond en de kat. Er is geen sprake van enige
predispositie.
In principe kunnen allerlei medicamenten,
op allerlei manieren toegediend, leiden tot
overgevoeligheidsreacties bij de individuele
patint. Voorbeelden zijn: antibiotica (penicillines, sulfonamides bij de Dobermann),
pijnstillers, vaccinaties, antiparasitica, etcetera.
Klinische presentatie
Differentiaal diagnose
Hierbij komen in aanmerking: contactallergie/dermatitis, oppervlakkige bacterile dermatitis, of een auto-immuunziekte
als pemphigus vulgaris en lupus of diepe
verbrandingen en eventueel het cutaan lymfoom.
Therapie en prognose
Een behandeling omvat: (1) stoppen met het
geven van het verdachte causale medicament, (2) niet verstrekken van chemisch verwante medicamenten, (3) symptomatische
behandeling afhankelijk van de uitingsvorm
(bijv. antibiotica of een vloeistof therapie) en
(4) eventueel prednison per os. Het gebruik
van corticosteroden is echter controversieel
met name in het geval van TEN en moet van
geval tot geval worden beoordeeld. De prognose van een dermatitis medicamentosa is in
het algemeen gunstig te noemen, onder voorwaarde dat de problemen zich beperken tot
de huid en het oorzakelijk medicament kan
worden achterhaald. In het geval van TEN is
de prognose zeer gereserveerd.
HOOFDSTUK IX:
HORMONALE HUIDAANDOENINGEN
HYPOTHYREODIE
Inleiding en pathogenese
Hypothyreodie is de meest voorkomende
hormonale aandoening bij de hond. Er is geen
sprake van een geslachts- of leeftijdspredispositie, maar wel van een raspredispositie.
Vanaf de leeftijd van 2 jaar kan deze aandoening worden gezien, uitzonderingen daargelaten. Er is een raspredispositie voor de
Dobermann, Duitse Dog, Ierse Setter, Amerikaanse en Engelse Cocker Spanil, Labrador- en Golden Retriever. De aandoening
wordt onderscheiden in een primaire en een
secundaire vorm, waarbij de primaire hypothyreodie verreweg de meest voorkomende
vorm is.
Primaire hypothyreodie wordt veroorzaakt
door een thyroditis of een idiopathische atrofie. Mogelijk is de atrofie een eindstadium
van de thyroditis. Auto-immuniteit speelt
een rol bij het ontstaan van de thyreoditis.
Aangezien er weinig schildklier biopten genomen worden, is het niet duidelijk hoe vaak
een thyreoditis of een atrofie voorkomen.
Secundaire hypothyreodie is een gevolg van
een verminderde aanmaak van het TSH (thyroid stimulerend hormoon) in de hypofyse,
bijvoorbeeld door een ACTH producerende
tumor. Het is een zeldzame aandoening. Het
verlies van de schildklierfunctie is een langzaam proces. Wanneer bij een primaire hypothyreodie enkele cellen hun functie verliezen, zullen andere cellen meer hormoon
produceren als reactie op een verhoogd circulerend TSH. Uiteindelijk zullen zoveel cellen
het opgeven dat de gevraagde T4 productie
niet meer wordt gehaald. Dan pas ontstaan er
klinische klachten.
Bij de kat is een primaire hypothyreodie pas
n keer gedocumenteerd. Congenitale hypothyreodie is wel beschreven bij de kat. Wij
gaan hier niet verder in op hypothyreodie bij
de kat.
Klinisch beeld
Er zijn zeer veel verschillende klinische beelden bekend. Hier volgt een lijst van mogelijke symptomen waarbij een combinatie van
meerdere symptomen mogelijk is. Sloomheid,
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 87
Differentiaal diagnose
Hyperadrenocorticisme,
Sertoliceltumor,
castratie responsieve dermatose, primaire
seborroe, haarfollikeldystrofie of hyposomatotropisme.
Therapie en prognose
In tegenstelling tot de vele addertjes onder
symmetrische kaalheid en een dunne atrofische huid. Het silhouet van de hond verandert
doordat de buik gaat hangen. Er treedt een
centripetale vetzucht op en de spieren atrofiren. Het blijkt evenwel dat de helft van de
patinten niet de traditionele verschijnselen
vertoont. Het klinisch beeld kan enorm wisselen. Een eerste symptoom kan zijn dat een
geschoren vacht niet meer aangroeit. De hond
hoeft minder vaak naar de trimmer omdat de
haren langzamer groeien. De vacht kan alleen
wat dunner zijn, tot uiteindelijk grote kale
plekken ontstaan, vaak zonder hyperpigmentatie van de huid. Een zwarte vacht kan meer
roestbruin worden en bruine haren worden
wat lichter van kleur. Omdat de verharing
uitblijft kunnen de haren aan de punten verbleken. Comedone vorming is mogelijk. De
huid wordt dunner en droger. Niet alleen de
haarfollikels verkleinen maar ook de talg- en
zweetklieren. De huid kan zo dun worden
op de buik, dat de kleine bloedvaatjes zeer
duidelijk te zien zijn. Een secundaire bacterile infectie wordt vaak gezien. In sommige
gevallen kan een secundaire demodicosis infestatie worden aangetroffen. Neerslagen van
kalk (calcinosis cutis) veroorzaken rode en
verheven harde plaques, waar vervolgens een
secundaire bacterile infectie kan ontstaan.
Bij de kat kan de huid zo dun worden, dat
spontaan of door bijvoorbeeld kammen,
scheuren kunnen ontstaan.
Diagnostiek
De diagnose kan aannemelijk worden gemaakt door middel van bloedonderzoek.
Het alkalische fosfatase is gering verhoogd
evenals de glucosewaarde. Daarnaast kan
een eosinopenie met een lymfopenie ge-
vonden worden. Noodzakelijk voor de diagnose is het aantonen van een verhoogde
cortisol/kreatinine ratio (> 10x10 -6 ) in twee
(ochtend)urinemonsters, die thuis zijn verzameld. Nader onderzoek in de vorm van een
dexamethason suppressie test en eventueel
een bepaling van het plasma ACTH gehalte
kan noodzakelijk zijn om uit te zoeken of er
sprake is van een hypofyse afhankelijke Cushing of een bijnierschorstumor. Het voert te
ver om hier uitvoerig in te gaan op alle mogelijke diagnostische testen. Indien er sprake
is van een iatrogene Cushing dan zijn dergelijke testen niet noodzakelijk. Door het uitvragen van een volledige anamnese kan de
oorzaak snel worden gevonden. Men dient
zich te realiseren dat er combinatiemiddelen
op de markt zijn bestaande uit een pijnstiller met prednison. Dergelijke middelen worden bij artrose klachten ingezet en dus vaak
langdurig gebruikt, waardoor de kans op een
iatrogene Cushing groot is. Calcinosis cutis
wordt gediagnostiseerd op basis van het klinisch beeld in combinatie met huidbiopten.
Bij de kat stelt men de diagnose op basis van
het klinisch beeld in combinatie met een verhoogde cortisol/kreatinine ratio van de urine.
Huidbiopten kunnen ook waardevol zijn bij
het diagnostiseren van deze aandoening.
Differentiaal diagnose
Op basis van de huidklachten bij de hond:
hypothyreodie, hyposomatotropisme, en
geslachtshormonale stoornissen. Bij de kat:
traumatische oorzaken van alopecia, telogeen defluvium, hyperthyreodie, diabetes
mellitus, pancreas neoplasie, leververvetting
en de bijwerkingen van progestagenen.
Therapie en prognose
Bij een iatrogene Cushing is het afbouwen
en stoppen van corticosterod toediening de
enige therapie. De prognose van een iatrogene Cushing is goed indien de aandoening
niet in een erg laat stadium is ontdekt. De
symptomen zullen dan in de meeste gevallen
spontaan kunnen verdwijnen.
De therapie van een hyperadrenocorticisme
bestaat uit het gebruik van o.p.-DDD (lysodren) gedurende 25 dagen en op hetzelfde
moment opstarten van een substitutie therapie van gluco- en mineralocorticosteroden.
Enige ervaring met het behandelen van deze
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 91
SERTOLICEL TUMOR
Inleiding en pathogenese
Er zijn drie soorten testikeltumoren: de Sertolicel tumor, het seminoom en de interstitiele tumoren. Alle drie komen waarschijnlijk
evenveel voor bij zowel cryptorche als niet
cryptorche honden. De betreffende reuen zijn
meestal van middelbare leeftijd of ouder. De
kans dat een cryptorche testikel tumoreus ontaardt is wel groter, maar hoeft geen reden te
zijn om deze dieren preventief te castreren.
Klinisch beeld
Reuen met deze aandoening kunnen het feminisatie syndroom vertonen. Er is sprake
van gynecomastie van alle mammae, ze blijken aantrekkelijk voor andere reuen, tillen
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 92
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
klinisch beeld en het uitsluiten van andere
aandoeningen die een endocriene kaalheid
kunnen veroorzaken. Het bepalen van oestrogenen en testosteron is zelden bewijzend. Een
verhoogde concentratie oestrogenen kan een
beenmergdepressie bewerkstelligen. Controle van de beenmergfunctie is wel zinvol, met
name voor een mogelijke thrombocytopenie
en anemie. Huidbiopten zullen niet meer informatie leveren dan dat er sprake is van een
endocriene kaalheid. Er is geen sprake van
pruritus, tenzij de secundaire seborroe zeer
ernstig is.
Differentiaal diagnose
Hyperadrenocortisme, hypothyreodie, hyposomatotropism, alopecia-X/pseudo-Cushing.
Therapie en prognose
bekijken. Het is dan mogelijk dat kleine tumortjes op deze manier gemist worden.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld komt overeen met dat van
een testikeltumor. Er is geen sprake van een
afwijking van de testikels en het bloedonderzoek levert geen afwijkingen op.
Diagnostiek
De diagnose kan alleen worden gesteld door
de hond te castreren. Indien de vacht daarna
weer normaliseert, kan men achteraf de diagnose stellen.
Alopecia van de romp en een afhangend preputium t.g.v. een Sertoliceltumor bij een 13 jaar oude
Keeshond.
Differentiaal diagnose
Zie testikel tumoren
Therapie en prognose
De therapie bestaat uit castreren. Bij het histopathologisch onderzoek worden geen afwijkingen gevonden. De prognose is goed.
ALOPECIA-X / PSEUDO-CUSHING
Inleiding en pathogenese
In de Amerikaanse literatuur duikt deze aandoening bij de hond regelmatig op, waarbij
de naam al aangeeft dat de oorzaak van de
kaalheid grotendeels onbekend is. Het is
zelfs omstreden of deze aandoening echt bestaat. Deze twijfel wordt ook weerspiegeld
in het grote aantal synoniemen zoals hyposomatotropisme, pseudo-Cushing syndroom,
groeihormoon responsieve dermatose etc. Er
wordt een relatie gelegd met endocriene oorzaken, waarbij men vooral een verband legt
met afwijkende gehaltes van groeihormoon
en/of geslachtshormonen. Uit onderzoek bij
een groep dwergrassen met een dergelijke
kaalheid bleek dat bij het grootste deel van
de patinten sprake was van een gewoon
hyperadrenocorticisme, de ziekte van Cushing. De aandoening is vooral beschreven
bij de Chow Chow, Samoyeed, Malamute,
Keeshond en Dwergpoedel.
Panacur
Bescherming
tegen wormen
n Giardia
Klinisch beeld
Er treedt progressief symmetrisch haarverlies op, dat met name op de romp leidt tot
een forse kaalheid, waarbij meestal de kop
en poten worden gespaard. De overblijvende
vacht is dof, dor en laat gemakkelijk los. De
kale huid vertoont hyperpigmentatie, is dun
en vertoont daarnaast een secundaire seborroe en pyodermie. Er is geen sprake van een
geslachtspredispositie en evenmin van jeuk
of algemene ziekteverschijnselen.
Diagnostiek
De diagnose is gebaseerd op het klinisch
beeld, het uitsluiten van de belangrijkste
differentiaal diagnoses en eventueel histologisch onderzoek van huidbiopten.
Differentiaal diagnose
Andere endocriene oorzaken moeten uitgesloten worden zoals de ziekte van Cushing,
een hypothyreodie en hyperoestrogenisme.
Therapie en prognose
Aangezien de oorzaak onbekend is zijn er
talrijke, sterk uiteenlopende therapien beschreven voor dit probleem, zoals: afwachten omdat soms de haargroei spontaan terugkomt, castratie, of een behandeling met
bijvoorbeeld melatonine (3-5 mg/kg, 2dd),
methyltestosteron (1 mg/kg/dag), groeihormoon, prednison etcetera. Het gebruik van
dergelijke middelen die vaak een wisselend
effect hebben, moet inclusief de bijwerkingen, afgewogen worden tegen de ernst van
het kosmetische probleem. De prognose is
onzeker. Recent is het gebruik van trilostane
beschreven (niet bij hartproblemen!) bij 16
dwergkezen en 8 dwergpoedels met alopecia-X. Trilostane zou de haargroei kunnen
bevorderen. De auteurs, die deze behandeling beschreven meldden een compleet herstel van de vacht bij 14 dwergkezen en bij alle
dwergpoedels na 4-8 weken.
Twee honden zijn tijdens de behandeling
overleden. Meer onderzoek is gewenst om het
belang van deze behandeling goed te kunnen
evalueren.
HOOFDSTUK X:
ERFELIJKE HUIDAANDOENINGEN
DERMATOMYOSITIS
Inleiding en pathogenese
Dermatomyositis is een erfelijk bepaalde
idiopatische ontstekingsreactie van huid en
spieren die gepaard kan gaan met kaalheid,
littekenvorming en spieratrofie. De primaire
laesie van deze aandoening is een vasculitis.
Er zijn diverse oorzaken voor een vasculitis n.l. medicijnen, vaccinaties, virussen,
toxinen en interne maligniteiten. Mogelijk
worden in deze groep verschillende aandoeningen onbewust bij elkaar gezet. De eerste
laesies verschijnen op 2 tot 3 maanden leeftijd bij de pup, maar kunnen daarna tot rust
komen om bij de oudere hond weer actiever
te worden. Het ras waarbij deze aandoening
als eerste werd beschreven was de Schotse
Herder. Later kwamen daar de Sheltie, Beauceron, Welsh Corgi en Lakeland Terrir bij.
Bij de Schotse Herder en de Sheltie zijn fokprogrammas opgezet en is het bewezen dat
de aandoening autosomaal dominant vererft.
Of dit ook het geval bij andere rassen is, is tot
op heden niet bewezen. Deze dieren dienen
uitgesloten te worden van de fokkerij.
Klinisch beeld
De huidlaesies bestaan uit kaalheid, erytheem met schilfers en soms ook crustae. De
staartpunt is meestal kaal en blijft dat gedurende het hele leven. De laesies verschijnen
daar waar de huid het meeste trauma oploopt. Bij de pup is dat de snuit en de huid ter
hoogte van de carpi, de tarsi en de staartpunt.
Dermatomyositis kent meerdere gradaties en
een wisselend verloop. Er zijn puppies die zoveel huidlaesies hebben en daarbij uiteindelijk ook spierproblemen (bijv. atrofie van de
kauwmusculatuur) gaan vertonen, dat euthanasie overwogen moet worden. Deze dieren
hebben dan problemen met eten, drinken en
slikken, soms een megaoesophagus en kunnen moeilijk lopen.
Idem, op de poten.
Jeuk of pijn wordt meestal niet waargenomen. Een zeer grote groep vertoont als pup
niet meer dan enkele laesies in de vorm van
littekens op de snuit. Deze dieren hoeven
nauwelijks last te ondervinden. Bij de allereerste groep dieren die met deze aandoening
beschreven is, bleek ook sprake te zijn van
een cardiomyositis. Later is dit niet meer
gezien, mogelijk is dit een toevalsbevinding
geweest.
Diagnostiek
De diagnose stelt men op basis van het ras en
de klinische symptomen. Histopathologisch
onderzoek is zinvol ter bevestiging van de
diagnose. De huidbiopten vertonen hydropische degeneratie van de basaalcellen, weinig
ontstekingsinfiltraat. In de epidermis kunnen
enkele apoptotische cellen aanwezig zijn. De
hydropische degeneratie kan subepidermale
fissuur- vorming tot gevolg hebben. Vaak
wordt atrofie van de haarfollikels gezien met
een perifolliculaire fibrosis. Bloedonderzoek
geeft geen extra informatie.
Differentiaal diagnose
Deze bestaat uit demodicosis, bacterile folliculitis, dermatophytose, discode lupus
erythematosis en leishmaniasis. Indien er
vesikels worden gevonden kan men ook nog
denken aan epidermolysis bullosa simplex.
Therapie en prognose
Indien de aandoening zeer ernstig verloopt
is euthanasie de enige oplossing. Bij de wat
minder ernstige gevallen kan men proberen
met prednison (1-2 mg/kg/dag) de vasculitis
te onderdrukken. Deze therapie is niet geschikt voor een jonge, opgroeiende hond. In
sommige gevallen lijkt het pentoxifylline (15
- 30 mg/kg, 2dd) de progressie van de aandoening te stoppen. Als alternatief wordt het
gebruik van vitamine E genoemd (400-800
IE per dag, 2-3dd) in combinatie met essentile vetzuren als voederadditief. Tenslotte is
er een groep waarbij de symptomen zo gering zijn dat een therapie niet noodzakelijk is.
De prognose is afhankelijk van de ernst van
de aandoening en deze kan in de loop van de
tijd sterk variren.
manifesteert, moet men ook denken aan hormonale aandoeningen zoals een hypothyreoidie of een hyperadrenocorticisme.
Idem, close-up.
Haar met macromelanosomen.
Therapie en prognose
Er is geen therapie mogelijk. Wel dient men
de bacterile infectie te bestrijden om snelle
progressie van de alopecia wat te vertragen.
Een milde shampoo en conditioner zijn nodig
voor de bestrijding van de eventuele secundaire seborroe.
De prognose is slecht. Uiteindelijk worden
sommige dieren geheel kaal, terwijl andere
een zeer dunne vacht blijven houden. De kans
op een secundaire infectie is altijd aanwezig.
DERMATOSPARAXIS
Inleiding en pathogenese
Dit is een zeer zeldzame aangeboren bindweefselaandoening bij de hond en de kat die
meerdere uitingsvormen kent. De aandoening, ook bekend onder de naam Ehlers-Danlos syndroom, kan gegeneraliseerd, maar ook
plaatselijk voorkomen. Bij de mens bestaan
11 verschillende subgroepen, gedifferentieerd op basis van collageen synthesefouten,
collageen ophopingen, enzymdeficinties
etc. Bij de hond en de kat is hierover tot op
heden minder bekend. Er is een vorm bij de
kat die recessief vererft en een autosomaal
dominante vorm bij de hond en de kat. De
homozygote dieren sterven al tijdens het embryonale stadium, alleen de heterozygoten
worden geboren. De normale structuur van
de collageenvezels is totaal verstoord en de
vezels zijn ongeorganiseerd. Het gevolg is
dat de huid zeer kwetsbaar is en snel scheurt.
De huid is vaak erg dun. Er is een raspredispositie bij het kattenras de Heilige Birmaan.
Bij de hond is deze aandoening beschreven
Klinisch beeld
Inleiding en pathogenese
Onder pattern baldness wordt een onbegrepen kaalheid verstaan, die zich op diverse
manieren kan voordoen. De dieren worden
geboren met een normale vacht en pas later
ontstaat de kaalheid. Men onderscheidt 4 varianten: kale oren die vooral bij de Dashond
worden gezien, kale nek, achterpoten en
staart bij o.a de Amerikaanse water spanil,
kale achterpoten bij Greyhounds, en tenslotte kale nek, kop, achterpoten en romp. Deze
laatste variant wordt o.a. gezien bij Boston
Terrirs, Whippets, Greyhounds en Italiaanse Windhondjes.
De dieren mankeren zo op het oog niets. Kleine traumata kunnen echter grote scheuren in
de huid veroorzaken. Stervormige littekens
zijn zeer kenmerkend. De huid kan in ruime
plooien liggen. Bij langharige honden kan men
dit alleen waarnemen op de kop. Wanneer men
voorzichtig de huid probeert te strekken valt de
enorme elasticiteit op. Indien dergelijke dieren
zich krabben veroorzaken ze grote scheuren in
de huid met hun nagels.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
zeer typische klinische beeld. Histopathologisch onderzoek levert een dunne epidermis
op. Daarbij zijn de collageenvezels zeer onregelmatig en kleuren onregelmatig aan. Het
is ook mogelijk dat het histopathologisch onderzoek niets oplevert. Elektronen microscopisch onderzoek is dan noodzakelijk.
Differentiaal diagnose
Bij de kat moet men denken aan hyperadrenocortisisme, levertumoren, leververvetting. Bij de hond is het klinische beeld vrij
typisch.
Therapie en prognose
Er is geen therapie. De dieren moeten vrij
van parasieten worden gehouden, aangezien
jeukklachten fataal kunnen zijn. De prognose is gereserveerd. Sommige dieren hebben
PATTERN BALDNESS
Klinisch beeld
Alopecia en hyperpigmentatie van het oor ten gevolge van pattern baldness.
ZWARTHAAR FOLLIKEL
DYSTROFIE
Inleiding en pathogenese
Dit is een zeldzame aandoening bij de hond
waarbij de dieren op jonge leeftijd alleen de
zwarte haren verliezen. Deze familiaal voorkomende aandoening is gekenmerkt door
een storing in het transport van het melanine
pigment. In de embryonale fase gaat het al
mis: de aanleg van de haarmatrix verloopt
abnormaal. Kruisingen en rashonden zoals
o.a. Bearded Collie, Border Collie, Saluki,
Jack Russel Terrir zijn beschreven.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld spreekt voor zich. Al op
een leeftijd van enkele weken zijn dun behaarde plekken zichtbaar. Al voordat de dieren 1 jaar oud zijn worden de zwart behaarde
plekken totaal kaal.
Diagnostiek
De diagnose stelt men op basis van het ras
en het klinisch beeld. Huidbiopten kunnen de
diagnose bevestigen. Het histopathologisch
beeld laat een verkleining van de haarfollikels zien. De adnexa blijven aanwezig.
Differentiaal diagnose
Andere oorzaken voor kaalheid zonder jeuk
zoals color mutant alopecia, demodicosis,
dermatomycose, congenitale hypotrichosis
en eventueel hormonale oorzaken.
Therapie en prognose
Er is geen betrouwbare therapie. In de literatuur wordt succes gemeld van het geven van
melatonine (5 mg/kg 2dd) waarna herstel
werd waargenomen binnen 45 dagen. Dit levert echter niet altijd een goed resultaat op.
De prognose is dan ook matig tot slecht, maar
de meeste dieren hebben geen last van hun
kale plekken.
Diagnostiek
Op basis van de jonge leeftijd bij ontstaan en
het klinische beeld kan de diagnose gesteld
worden. Huidbiopten bevestigen de diagnose.
Histopathologisch onderzoek laat afwijkende
melanine ophopingen (macromelanosomen)
zien in de epidermis en de haarmatrixcellen.
De haarfollikels zijn overvuld met keratine.
De normale anatomie is daar verstoord.
Differentiaal diagnose
Pattern alopecia, demodicosis, congenitale
hypotrichosis.
Therapie en prognose
Er is geen therapie. Zonodig moeten secundaire bacterile huidontstekingen met antibiotica bestreden worden. De prognose ten
aanzien van de vacht is slecht. De honden
hebben er geen last van, maar een normale
vacht zal niet verschijnen.
VITILIGO
Inleiding en pathogenese
Vitiligo is een vermoedelijk immuungemedieerde aandoening met een erfelijke component waarbij sprake is van het plaatselijk
verlies van pigment in de huid (leukoderma)
of de haren (leukotrichia). De aandoening
openbaart zich bij jonge volwassen dieren en
gaat niet gepaard met jeuk. Er zijn meerdere
hypotheses voor de ontstaanswijze, maar
de meest geaccepteerde is de auto-immuun
hypothese: vorming van auto-antilichamen
tegen melanine. Dit is aangetoond bij zowel
de hond, kat als de mens met een actieve vitiligo. Bij een groep Tervurense herders kon
men bij alle 17 honden antilichamen vinden
en bij 11 normale honden niet. Waarom deze
aandoening wel bij de ene en niet bij de andere hond tot uiting komt is tot op heden niet
bekend. Raspredispositie is er bij de Tervurense Herder, Groenendaler en de Rottweiler.
Bij de kat komt deze aandoening bij de Siamees voor. Op dit moment lijkt een negatief
fokadvies gerechtvaardigd.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld is zeer karakteristiek. Enkele voorbeelden zijn: witte haren in de vorm
van een halve maan onder een oog, of delen
van de lippen of alleen de tepels, enkele nagels of delen van de voetzolen. De aandoening kan spontaan fluctueren.
Diagnostiek
De diagnose wordt gesteld op basis van het
klinisch beeld. Huidbiopten kunnen ter ondersteuning worden gebruikt. In zeer acute
gevallen ziet men een milde lymfocytaire
dermatitis, de epidermis is normaal. Elektronen microscopisch onderzoek vertoont
gedegenereerde melanocyten in de vorm van
afwijkende vacuolisatie, opeenhoping van
melanosomen en gedegenereerde celkernen.
Differentiaal diagnose
Alle andere redenen voor pigmentverlies
moeten worden uitgesloten zoals bijvoorbeeld lupus erythematosus, maar ook een
eenvoudige infectie kan tijdelijk pigmentverlies geven ter hoogte van de neusspiegel.
Nasale aspergillosis kan ook depigmentatie
van de neusspiegel veroorzaken, maar dan
meestal eenzijdig en aan de ventrale zijde
van het neusgat.
Therapie en prognose
Sommige auteurs adviseren, gezien de autoimmuun hypothese, het gebruik van prednison. Aangezien het dier totaal geen last heeft
van deze aandoening moet men vraagtekens
zetten bij deze therapie, waarvan het effect
bovendien onzeker is. De prognose is gereserveerd maar spontaan herstel is beschreven. Dieren met vitiligo zijn niet geschikt
voor tentoonstellingen, maar als huisdier
voldoen ze prima.
HOOFDSTUK XI:
KERATINISATIESTOORNISSEN
Inleiding en pathogenese
Keratinisatie stoornissen kunnen worden ingedeeld in primaire en secundaire varianten.
Veel van de primaire keratinisatie stoornissen zijn familiaal en waarschijnlijk een gevolg van een genetisch aangelegde storing,
die leidt tot een inborn error of metabolism. Tot de primaire vormen rekent men
ook de idiopatische varianten, waarvoor geen
oorzaak te vinden is. De primaire keratinisatie stoornissen kunnen worden ingedeeld in
een gegeneraliseerde of een lokale variant.
Tot de gegeneraliseerde variant behoren de
primair idiopatische seborroe, de vitamine
A responsieve dermatose, de zink responsieve dermatose, de epidermale dysplasie,
de steriele talgklierontsteking of sebaceous
adenitis en de ichthyosis. Voorbeelden van
een primaire lokale keratinisatie stoornis zijn
oorrand seborroe en acne.
De secundaire keratinisatie stoornissen vormen de grootste groep. Oorzaken
zijn
bijvoorbeeld
parasitaire
infecties, allergien, pyodermie, dermatophytose, hypothyreodie, auto-immuunziektes of een neoplasie. Pas wanneer deze
oorzaken zijn uitgesloten, kan men
gaan denken aan een primaire variant.
Wanneer de stoornis secundair is, is de
prognose meestal goed omdat de oorzaak
gevonden en bestreden kan worden. Is de
oorzaak primair dan zal de hond er levenslang mee behept zijn. Naast de huid zijn ook
de nagelbedden en de haarfollikels keratine
producerende structuren, die mee kunnen
doen indien er een stoornis is.
In hoofdstuk I is al aangegeven hoe de keratinocyt het traject doorloopt van basaalmembraan tot stratum corneum. Die reis duurt
normaal gesproken 3 weken. Bij seborroe
kan dat gereduceerd zijn tot slechts 5 dagen.
Het meeste werk op dit gebied is gedaan door
de Amerikaan Kwochka bij de primaire seborroe van de Cocker Spanil. Hij vond dat
cellen van aangetaste dieren, indien getransplanteerd naar normale Cocker Spanils, tot
Vettige seborroe.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 103
Er zijn verschillende soorten seborroe: seborroe sicca beschrijft een droge, schilferige huid. De vacht is dof en de haren zijn
vaak bros, met aan de basis wat aangekoekt
talgmateriaal. De Dobermann, Ierse Setter,
Duitse Herder en Dashond zijn rassen waarbij
deze vorm voorkomt. De lokatie van de seborroe is vaak de rug en de flanken. De seborroe oleosa beschrijft een vettige vacht met
aan elkaar geklitte haren. Aan de basis van de
haren bevindt zich een gelig, vettig klompje
talg. De lokatie op de huid wisselt. Dit kan gegeneraliseerd zijn, maar ook beperkt blijven
tot de ventrale zijde van de hals, interdigitaal,
focaal op de rug of de oren. Het vet is een ideale voedingsbodem voor bacterin en gisten.
Indien er sprake is van een infectie (vooral
met gisten) kan een penetrante geur het beeld
completeren. Rassen waarbij deze vorm voorkomt zijn de Amerikaanse en Engelse Cocker
Spanil, Basset Hound, West Highland White
Terrir, Shar-Pei en Labrador Retriever.
Diagnostiek
Allereerst moeten alle vormen van secundaire seborroe worden uitgesloten (zie de algemene inleiding). Dit is zeer belangrijk en
in alle handboeken wordt hier steeds uitvoerig op ingegaan. Dit betekent dat, naast een
grondige anamnese, meerdere huidafkrabsels gedaan moeten worden. Tevens dienen
een schimmelkweek, cytologisch onderzoek
en een hypoallergeen dieet voorgeschreven
te worden. Bij verdenking op een hypothyreodie is bloedonderzoek gendiceerd. Indien
de klachten en het ras passen, dient ook atopie als oorzaak voor een seborroe te worden
overwogen. Indien dit alles de revue gepasseerd is, dienen huidbiopten voor de uiteindelijke bevestiging te zorgen. Men zou nu kunnen denken, dat het nemen van een huidbiopt
even goed aan het begin van de hele diagnostiek cascade gedaan kan worden, maar dat is
helaas niet zo. De huidbiopten vertonen: een
ortho- tot parakeratotische hyperkeratosis,
een folliculaire hyperkeratose en een dyskeratose. Soms is er sprake van een perivasculaire dermatitis met een gemengd infiltraat.
Differentiaal diagnose
Parasitaire infestaties, allergien, pyodermie, dermatophytose, hypothyreodie, autoimmuun ziekten en neoplasie.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 104
Therapie en prognose
Het doel van een therapie leidt in dit geval
niet tot een genezing maar tot het onder controle brengen van de klachten. Bij een droge
seborroe helpt een hypoallergene shampoo
gevolgd door een hydraterende spray. Indien
er toch enige keratolyse noodzakelijk is, kan
een zwavel-salicylshampoo ingezet worden.
Er kan gunstig effect gezien worden van extra schapenvet door het eten of het geven van
extra essentile vetzuren.
Bij een vette seborroe is het gebruik van een
keratolytische en keratoplastische shampoo
noodzakelijk bijv. een teershampoo of een
selenium bevattende shampoo. In ernstige
gevallen zoals bij de Cocker Spanil kan een
synthetisch vitamine A gebruikt worden. Dit
is acitretine, geen geregistreerd diergeneeskundig medicament, in een dosering van 12 mg/kg/dag. Het therapeutisch effect is het
normaliseren van de epidermale celproliferatie. Bekende bijwerkingen van dit middel
zijn: hepatotoxisch, teratogeen en inductie
van een keratoconjunctivitis sicca. Regelmatige controle van de traanproductie en de
leverfunctie behoort uitgevoerd te worden.
Bij fokdieren behoort het niet voorgeschreven te worden. Ook een mogelijk zwangere
eigenaar dient op de hoogte te zijn met welk
middel ze te maken heeft. Binnen 6 weken
dient er verbetering te zijn. De prognose is
gereserveerd.
VITAMINE A RESPONSIEVE
DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Deze aandoening is zeer zeldzaam en werd
voor het eerst beschreven bij een Cocker Spanil in 1983. Een tweede publicatie
kwam pas drie jaar later. Waarschijnlijk is er
sprake van een lokale vitamine A deficintie
in de epidermis, ten gevolge van een mogelijke stoornis in de resorptie of het gebruik
van vitamine A. Mogelijk is er alleen maar
sprake van een verbetering van de conditie
door een overmaat aan vitamine A. De aandoening wordt gezien vanaf het tweede of
derde levensjaar.
Klinisch beeld
Er is sprake van een gegeneraliseerde droge
seborroe, comedone vorming, hyperkeratotische plaques en geel gekleurd talgmateriaal
vanuit de porin. De plaques zijn aanwezig
ter hoogte van de ventrale zijde van de nek
en het abdomen. Een otitis externa met uitgebreide cerumenvorming is een veelvoorkomend symptoom. De hond produceert een
zurige doordringende lucht. De jeuk is wisselend.
Diagnostiek
Het klinische beeld is niet altijd specifiek.
De seborroe ontwikkelt zich tegelijkertijd
met de hyperkeratotische plaques. De histopathologie van huidbiopten levert het volgende resultaat: folliculaire hyperkeratose
met verwijde ostia folliculorum. Daarnaast
een orthokeratotische hyperkeratose met een
geringe onregelmatige epidermale hyperplasie. De definitieve diagnose kan pas worden
gesteld wanneer de hond goed reageert op de
therapie.
ZINK RESPONSIEVE
DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Deze aandoening is zeldzaam. De ziekte kan
worden verdeeld in twee groepen. De eerste
omvat enkele genetisch gepredisponeerde
rassen n.l. de Husky en de Malamute en de
tweede groep zijn de snelgroeiende pups van
rassen zoals Doggen, Dobermann en Duitse
Herder. De oorzaak is een voeding die relatief arm aan zink is, maar ook een hoog calciumgehalte, een hoog phytatengehalte of een
laag gehalte aan essentile vetzuren kunnen
een negatieve invloed hebben op de opname
van zink. Bij de Husky en de Malamute is het
vermogen om zink uit de voeding op te nemen gestoord. Door fokmaatregelen lijkt de
aandoening minder frequent voor te komen.
Klinisch beeld
Differentiaal diagnose
Primaire seborroe, allergie met secundaire
infectie, pyodermie, steriele talgklierontsteking of sebaceous adenitis of een zink responsieve dermatose.
Therapie en prognose
Veel patinten blijken goed te reageren op
vitamine A (retinol) in een dosis die varieert
tussen 600 en 800 IE/kg per dag. Vitamine
A druppels zijn te verkrijgen bij de apotheek.
Na ongeveer 3 weken dient er verbetering
te zien te zijn en in sommige boeken claimt
men een genezing na 10 weken therapie. Dit
lijkt de auteurs iets te optimistisch. Naast de
orale toediening van retinol zijn wassingen
met een keratolytische shampoo zinvol. Benzylperoxide bevattende shampoo reinigt de
porin, waardoor een secundaire bacterile
infectie kan worden bestreden. De prognose
is wisselend.
Differentiaal diagnose
Demodicosis, dermatophytose, pemphigus
foliaceus, discode lupus, hepatocutaan syndroom (necrolytisch migratorisch erytheem)
zijn de belangrijkste differentiaal diagnoses.
Therapie en prognose
De therapie bestaat bij de pup uit het normaliseren van de voeding. Het kan ook zijn
dat de brutaalste pup steeds als eerste bij de
bak is en dan het meeste vlees eet. Deze pup
krijgt dan te nzijdig eten, terwijl de honden
in principe wel een uitgebalanceerde voeding
aangeboden krijgen. Bij de volwassen honden
dient men extra zink te geven. Dit kan in de
vorm van zinkmethionine of zinkgluconaat
tabletten. De dosering is bij zinkgluconaat
10 mg/kg/dag en bij zinkmethionine 1,5 mg/
kg/dag. Er zijn gevallen bekend dat de zinksuppletie niet tot het gewenste effect leidde
of maagproblemen veroorzaakte. Intraveneuze suppletie kan dan een alternatief zijn.
De hond krijgt het zinksulfaat intraveneus in
de vorm van een steriele oplossing in fysiologisch zout langzaam toegediend. Dit dient
met veel zorg te gebeuren want te snelle toediening kan tot ernstige bijwerkingen leiden
of zelfs de dood.
De prognose is bij puppies en bij de meeste
volwassen dieren goed te noemen
OORRAND DERMATOSE
Inleiding en pathogenese
Bij rassen met hangende oren zien we af en
toe vettige korsten ontstaan aan de mediale en
laterale randen van de beide oorschelpen. De
oorzaak voor dit probleem is onbekend, maar
men denkt dat naast een afwijkende keratinisatie, een storing in de bloedvoorziening ter
plaatse door vasculitis ten grondslag kan liggen aan dit probleem. Sommige auteurs melden dat het slapen vlak naast een warmtebron
het probleem zou doen verergeren.
Klinisch beeld
Het klinisch beeld is vrij gemakkelijk te herkennen. Het gaat vrijwel altijd om rassen met
hangende oren, met name de Dashond. Er
lijkt geen sprake te zijn van een leeftijds- of
raspredipositie. In het begin vallen de kleine
vettige korstjes op aan de oorrand op de huid
en in de haren. Daarna kan het komen tot een
SEBACEOUS ADENITIS
Inleiding en pathogenese
Sebaceous adenitis of steriele talgklierontsteking is een vrij zeldzame aandoening die
men wel rekent tot de keratinisatie-stoornissen, maar waarvan de pathogenese tot op heden onduidelijk is. Het wordt beschouwd als
een immuungemedieerde aandoening, maar
ook erfelijke factoren kunnen niet uitgesloten
worden, daar het met name beschreven is bij
de Akita, de Samoyeed, de Hongaarse Viszla
en de Poedel. De aandoening gaat gepaard
met ontstekingsreacties met voornamelijk
lymfocyten in en rond de talgklieren, hetgeen
uiteindelijk leidt tot een complete destructie
van de talgklieren.
Klinisch beeld
Diagnostiek
De diagnose is gebaseerd op het klinische
beeld en zonodig het resultaat van histologisch onderzoek van huidbiopten. Hierbij
ziet men het beeld van hyperkeratose en
soms het beeld van een vasculitis.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose dient men te denken aan oorzaken voor vasculitis zoals temperatuurveranderingen, koude-agglutinatie,
een septische vasculitis of diffuse intravasale
stolling.
Therapie en prognose
Aangezien de exacte oorzaak meestal niet is
te achterhalen, is de therapie symptomatisch.
Men probeert de korsten zo goed mogelijk
mogelijk te verwijderen met een zwavelsalicylzuur of benzoylperoxide houdende
shampoo. Is er sprake van pijnlijke fissuren
en ontsteking dan kan een behandeling met
een cortison houdende zalf of prednison per
os (1 mg/kg/dag) geprobeerd worden, eventueel in combinatie met een antibioticum ter
bestrijding van de secundaire ontsteking. De
prognose is matig omdat de aandoening niet
altijd effectief verholpen kan worden.
Klinisch beeld
Diagnostiek
Het klinisch beeld en de lokalisatie geven
sterke aanwijzingen voor het bestaan van
acne. Microscopisch onderzoek van huidafkrabsels is gendiceerd om demodicosis uit
te sluiten. Bacteriologisch en cytologisch
onderzoek worden gebruikt ter controle op
infecties door bacterin of gisten. Bij het
histologisch beeld van de feliene acne ziet
men o.a. comedones, (peri)folliculitis en
tenslotte furunculosis.
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnose komen in aanmerking: contactdermatitis, eosinofiel granuloom, een corpus alienum, Malassezia
dermatitis, demodicosis, dermatophytose,
atopische dermatitis of trauma.
Therapie en prognose
De behandeling is erop gericht om de talg
en de overmaat aan keratine te verwijderen en de bacterile infectie te onderdrukken. Naast het verstrekken van antibiotica
gedurende een periode van 3 tot 4 weken
wordt bij uitgebreide acne een topicale therapie ingesteld met benzoylperoxide gel,
gevolgd door lokale wassingen met een
antiseptische shampoo. Bij een geringe
acne kan worden volstaan met de topicale
behandeling. Bij de kat kan geen benzoylperoxide gel worden gebruikt, daar dit irriterend werkt.
Bij de hond vindt in de regel geen recidief
plaats na de puberteit. Bij de kat recidiveert
de aandoening in circa 50% van de gevallen. Door dagelijkse reiniging van de kin met
b.v. een alcoholische oplossing of een lokale
behandeling met mupirocine zalf 2%, kan
de kans op een recidief aanzienlijk worden
verminderd. Het gebruik van synthetische
vitamine A preparaten (isotretinone 2 mg/
kg/dag) is bij de kat gemeld als een alternatief. Ook dan dient men de cholesterol en lipiden bloedspiegels regelmatig te controleren.
Is er sprake van een bijkomende Malassezia
dermatitis dan is het gebruik van het antimycoticum ketoconazole (10-15 mg/kg/dag)
gendiceerd.
HOOFDSTUK XII:
TUMOREN
Inleiding
Tumoren in de huid leiden meestal tot nodulaire veranderingen: scherp omschreven, goed
palpabele diktes, die secundair ontstoken
kunnen raken en dan gepaard kunnen gaan
met verval van weefsel en necrose. Bij de
hond komen het meest lipomen voor, gevolgd
door mastceltumoren, histiocytomen en papillomen. Bij de kat ziet men het meest basaalcel
tumoren, gevolgd door plaveiselcelcarcinomen, mastceltumoren en fibrosarcomen. Bij
de diagnostiek van dergelijke patinten is een
juiste diagnose voor een effectieve behandeling van groot belang. De clinicus dient hier
standaard dan ook gebruik te maken van cytologisch en/of histologisch onderzoek. Alleen
op basis van dergelijke onderzoeken kan de
eigenaar goede voorlichting gegeven worden
ten aanzien van de behandeling en de prognose. Gezien het grote aantal mogelijke huidtumoren bij hond en kat is hier een selectie
gemaakt van enkele veel voorkomende tumoren: mastceltumoren, plaveiselcelcarcinomen,
basaalceltumoren, papillomen en het epitheliotroop maligne lymfoom.
Klinisch beeld
Mastceltumoren: Deze tumoren komen vrij
vaak voor en zijn in principe zeer maligne.
Metastasen treden op in o.a. de milt, lever of
beenmerg. Bij de hond zijn het meestal solitaire tumoren, maar ze kunnen ook multipel
voorkomen op bijv. de romp, het perineum,
de achterpoten en de genitaalstreek en zich
uitbreiden tot een enkele centimeters grote
massa. De gemiddelde leeftijd van de hond
met mastceltumoren is 8 jaar, waarbij o.a. de
Boxer, Terrirs (Boston, Bull, Fox en Staffordshire), Golden Retriever, Shar-Pei en
Weimaraner gepredisponeerd lijken te zijn.
Naast huidafwijkingen kunnen deze tumoren
gepaard gaan met paraneoplastische symptomen zoals stollingstoornissen of ulcera in de
maag of duodenum. De tumoren hebben een
variabel uiterlijk: hard of zacht, erythemateus,
kaal en soms gelcereerd.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 110
Mastocytomen.
Plaveiselcelcarcinoom.
Plaveiselcelcarcinoom: Maligne epitheliale tumoren die zowel bij hond als kat voorkomen en gemakkelijk metastaseren naar
bijvoorbeeld de longen. Bij de hond zijn de
Boxers, Poedels en Bull Terrirs mogelijk
gepredisponeerd. Bij oudere dieren komt de
tumor als een solitaire neoplasie voor en kan
een proliferatief of ulceratief aspect hebben.
Een voorkeurslokalisatie is de kop (neus, lip-
Epitheliotroop lymfoom.
Diagnostiek
Bij alle tumoren berust de diagnostiek op het
klinische beeld, aangevuld door cytologisch
onderzoek en/of histopathologisch onderzoek van biopten. Daarnaast dienen eventuele metastasen door middel van rntgenologie of echografie uitgesloten te worden. Bij
mycosis fungodes kan men bij histologisch
onderzoek de zogenaamde micro-abcessen
van Pautrier zien: ophopingen in het epitheel
van atypische lymfocyten.
Differentiaal diagnose
Voor alle tumoren geldt de differentiaal diagnose van nodulaire veranderingen. Dat
betekent dat gedacht moet worden aan granulomen door corpora aliena, bacterin of
dermatophyten, cysten of andere neoplasin/
tumoren. Bij mycosis fungodes kan men als
differentiaal diagnose bij variant 1 denken
aan scabis, allergische dermatitis of seborroe, bij variant 2 aan pemphigus varianten of
lupus, of bij variant 4 aan een stomatitis door
andere oorzaken.
Therapie en prognose
Mastceltumoren: Bij goed omschreven
laesies wordt een ruime chirurgische verwijdering geadviseerd. Afhankelijk van de
stagering van de tumor en de al of niet betrokkenheid van regionale lymfeklieren worden aanvullende maatregelen geadviseerd
zoals radiotherapie, chemotherapie, cimetidine of injecties met gedeioniseerd water.
HOOFDSTUK XIII:
PSYCHOGENE HUIDAANDOENINGEN
Inleiding en pathogenese
Tot de psychogene dermatosen rekent men
o.a. het likgranuloom, het flankbijten, staartjagen bij de hond en overmatig poetsgedrag
van de kat. De oorzaak van een dergelijke
psychogene dermatose is niet gelegen in een
lichamelijke oorzaak, maar is of onbekend
of moet gezocht worden in gedragsproblemen. Het likgranuloom bijvoorbeeld ontstaat
doordat het dier intensief op n plaats zit te
likken en te bijten, zonder dat daarvoor altijd een duidelijke lichamelijke oorzaak is te
vinden. Dergelijke gedragingen bij hond en
kat worden wel als model beschouwd voor
obsessief gedrag bij de mens. Als reactie op
stressoren ontstaat een overproductie van endogene opiaten. Dit leidt tot een veranderde
gevoeligheid van dopamine receptoren, met
gedragsstoornissen in de vorm van stereotype gedragingen. De endogene opiaten zouden
analgesie kunnen induceren door onderdrukking van pijnprikkels. Opiaat antagonisten
als naltrexone blokkeren deze effecten door
binding aan endogene receptoren waardoor
de pijnperceptie normaliseert en het stereotype gedrag stopt.
Anderen zoeken de oorzaak in een verstoring
van het serotonerge systeem dat betrokken is
bij o.a. de pijnperceptie en verzorgingsgedrag.
Ethologisch wordt dit afwijkende gedrag gezien als overspronggedrag dat tijdens conflictsituaties ontstaat. Het gedrag kan ook
worden gezien als een middel om aandacht
van de eigenaar af te dwingen.
Klinisch beeld
Likgranuloom
Het likgranuloom bij de hond ontstaat door
chronisch trauma (likken, bijten) op n
bepaalde plek, meestal gelokaliseerd op de
distale einden van voor- of achterpoot. Het
uiteindelijk klinisch beeld is een goed omschreven kale dikte ter hoogte van de carpus/metacarpus of de tarsus/metatarsus, die
secundair ontstoken kan raken. Uiteindelijk
Flankbijten en staartjagen
Hierbij zien we een dier dat intensief bezig is
te happen en te likken naar n of beide flanken hetgeen hier leidt tot kaalheid en dermatitis. Deze gedragsafwijking wordt nog wel
eens waargenomen bij de Dobermann. Bij het
staartjagen zien we dezelfde verschijnselen
maar dan beperkt tot de vacht en de huid van
de staart.
Overmatig poetsgedrag
Het overmatig likken, plukken en afbijten van
de haren bij de kat resulteert in kale plekken
met meestal een gave huid, maar soms ontstaat hier ook een dermatitis. Het probleem
doet zich vooral voor als een symmetrische
kaalheid op de romp in de flanken, de mediale
zijde van de voorpoten, en aan de ventrale zijde
ter hoogte van de buik en de liezen. Opvallend
is dat de normale vacht abrupt overgaat in de
kale plekken: er is dus geen overgangsgebied
maar een scherpe afscheiding tussen normale
en abnormale vacht. Het probleem wordt zowel bij raskatten als niet raskatten gezien. Als
gevolg van dit gedrag ziet men soms haren in
de ontlasting of het braken van haarballen.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 113
Overmatig poetsgedrag
Als differentiaal diagnose kan gedacht worden aan: vlooien(allergie), voedselovergevoeligheid, atopie, demodicosis, endocriene oorzaken of de feliene symmetrische alopecia.
Idem, close-up.
Diagnostiek
De diagnostiek van een gedragsprobleem is
meestal eenvoudig. Het gedrag is meestal wel
door de eigenaar en de klinicus als afwijkend
te herkennen met behulp van de anamnese
en klinisch onderzoek. Een video-opname
van het dier kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn. Daarnaast kan bij micoscopisch onderzoek van een plukje haren (trichogram)
vastgesteld worden dat de haren afgebeten en
niet gebroken of uitgevallen zijn. In geval van
twijfel dient men de belangrijkste differentiaal diagnoses door middel van het geigende
nader onderzoek uit te sluiten.
Differentiaal diagnose
Likgranuloom
Als differentiaal diagnose kan gedacht worden aan: demodicosis, een diepe dermatophytose, cutane neoplasie (tumor, cyste), een
locale folliculitis of furunculose, trauma, een
allergische dermatitis (voedselovergevoeligheid, atopie), of een corpus alienum.
Flankbijten en staartjagen
Zie likgranuloom.
D.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 114
Therapie en prognose
Als men erin slaagt een primaire dermatologische of andere lichamelijke oorzaak
te vinden voor het afwijkende gedrag, dient
dit uiteraard met voorrang behandeld te worden. Wordt geen oorzaak gevonden, dan is
een gedragstherapie gendiceerd, die ten doel
heeft de communicatie tussen eigenaar en
dier te verbeteren. Deze gedragstherapie kan
zonodig ondersteund worden door een medicamenteuze behandeling (zie verder). Ten
aanzien van het likgranuloom komt de klinicus soms in de verleiding een dergelijk granuloom chirurgisch te verwijderen. Dit moet
ontraden worden wegens de vaak ernstige
post-operatieve complicaties, en de kans dat
ondanks een succesvolle verwijdering van
een dergelijk granuloom, het dier volhardt in
het afwijkende gedrag.
Bij sommige dieren is er een plaats voor een
symptomatische behandeling waarbij men
probeert d.m.v. het langdurig laten dragen
van een kraag of een verband verder trauma
te voorkomen en het ongewenste gedrag te
blokkeren.
Het lokaal aanbrengen van ontstekingsremmende of bitter smakende agentia is meestal
niet effectief. Bovendien bestaat het risico
dat sommige van deze stoffen lokale irritatie
veroorzaken en daarmee een verergering van
de problemen.
Bij de medicamenteuze behandeling van
obsessief gedrag bij de hond zijn opiaat-antagonisten (naltrexone), serotonine opnameremmers (fluoxetine, sertraline) en antidepressiva (clomipramine, amitriptyline) op
kleine schaal en met wisselend succes toegepast. Deze behandelingswijze verkeert nog
in een experimenteel stadium en dient gezien
de soms forse bijwerkingen met de nodige terughoudendheid en liefst na consultatie van
een veterinair gedragsdeskundige te worden
toegepast.
Bij de kat met overmatig poetsgedrag blijkt
de dopamine antagonist haloperidol werkzaam te zijn. In een dubbelblind, placebo gecontroleerd onderzoek nam het poetsgedrag
HOOFDSTUK XIV:
RESTGROEP
Eosinoel granuloom complex
Klinisch beeld
Inleiding en pathogenese
Het eosinofiel granuloom complex (EGC) bij
de kat is een syndroom, dat voor het eerst in
de jaren zestig beschreven is. Sindsdien zijn
er talrijke publicaties verschenen over dit onderwerp, maar tot nu toe is de pathogenese
nog steeds onduidelijk en is de naamgeving
onderwerp van discussie. Waar het vroeger beschouwd werd als een aparte ziekte,
beschouwt men het EGC nu als een ontstekingspatroon in de huid als reactie op diverse
oorzaken. De verschillen in klinische beelden
zouden slechts veroorzaakt worden doordat
verschillende oorzaken (allergenen) een rol
spelen op verschillende nivos in de huid. Zo
beschouwt men overgevoeligheidsreacties
als een vlooienallergie, voedselovergevoeligheid, contactallergie of atopie als belangrijke
etiologische factoren. Daarnaast worden ook
genetische factoren, trauma, virussen (koepokken), bacterin en auto-immune reacties
als oorzaak genoemd. Uit recent onderzoek
kwam naar voren dat het kattenallergeen Feld
I een rol zou kunnen spelen als autoallergeen bij het ontstaan van de chronische ontstekingsreacties, die karakteristiek zijn voor
het EGC. Daarnaast is de rol van de eosinofiele granulocyt onderwerp van onderzoek,
aangezien deze cel een sleutelrol lijkt te spelen
in de immunopathogenese van de aandoening.
Het gaat daarbij o.a. om onderzoek naar de rol
van, van eosinofielen afgeleide, producten die
dysfunctie en destructie van andere cellen veroorzaken.
Gebaseerd op het klinische beeld rekent men
de volgende beelden tot het EGC: het eosinofiel ulcus, de eosinofiele plaque en het lineair
granuloom. Al deze beelden kunnen tegelijkertijd en in verschillende combinaties op n
dier voorkomen en kunnen gepaard gaan met
weefsel en/of bloedeosinofilie.
Eosinoel ulcus
Dit beeld wordt gezien bij katten met een gemiddelde leeftijd van 5.5 jaar en vooral bij
katers. De in het begin kleine laesies zitten
op de bovenlip en worden vaak bij toeval gevonden door de eigenaar. In chronische gevallen komt het tot forse, pijnlijke ulceratieve
laesies met uitgebreide necrose en deformatie van de lip. Daarnaast is uitbreiding mogelijk naar het mondslijmvlies, maar ook naar
de huid van nek, lumbaal streek of de liezen.
Naarmate de laesies in ernst toenemen ziet
men deze katten heftig likken, waarschijnlijk
door een toenemende pijn.
Eosinoele plaque
Eosinofiele plaques vindt men bij katten van
alle leeftijden en soms in combinatie met
het granuloom of het ulcus. Men ziet n of
meerdere goed omschreven, ronde tot ovale
verheven gelige laesies die vaak een gelcereerd en een ontstoken oppervlak vertonen.
De voorkeurslokalisaties zijn het abdomen,
de lies en de mediale zijde van de achterpoten. Deze laesies gaan gepaard met vrij heftige jeuk en verhoogde aantallen eosinofielen
in de huid en het bloed.
Lineair granuloom
Deze laesie wordt met name bij jonge dieren gevonden en soms in combinatie met de
plaque of het ulcus. De klassieke laesie is een
n- of tweezijdige goed omschreven, verheven streepvormige laesie op het caudale dijbeen die gepaard kan gaan met ulceratie. Af
en toe wordt deze laesie ook op de kin of de
onderlip aangetroffen.
Granuloom in de tong.
Eosinoel ulcus
De diagnose berust op het klinische beeld en
histologisch onderzoek van biopten, waarbij
een hyperplastische ulceratieve, perivasculaire tot interstitile dermatitis wordt gevonden met fibrose. Eosinofielen zijn in tegenstelling tot neutrofielen en mononucleaire
cellen vaak schaars.
Eosinoele plaque
De diagnose is gebaseerd op het klinische
beeld, cytologisch onderzoek, histologisch
onderzoek en/of bloedonderzoek. CytoloD.M. 53e jaargang - No. 1 blz. 117
Differentiaal diagnose
Als differentiaal diagnoses komen in aanmerking: granulomateuze ontstekingen (bijv. door
bacterin of schimmels), eosinofiele granulomen en tumoren.
Therapie en prognose
In sommige gevallen is er sprake van een spontaan herstel. Zo niet dan bestaat de therapie uit
het toedienen van prednison (1-2 mg/kg/dag)
of dexamethason (0,1-0,3 mg/kg/dag) totdat de
laesies verdwijnen. Een alternatieve medicatie
kan bestaan uit het oraal toedienen van doxycycline (5 mg/kg/dag). De medicamenteuze
behandeling kan eventueel gecombineerd worden met een chirurgische correctie, waarbij
het overtollige afwijkende weefsel verwijderd
wordt en de voetzool vervolgens weer gehecht
wordt. In het algemeen is de prognose goed te
noemen.
06-03-2006
14:57
Pagina 2
Periodiek tijdschrift
drieenvijftigste jaargang
no. 1 - 2006
Omslagbeeld:
Talrijke papillomen in de bek.
Redactie- en Administratieadres:
Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel
tel.: 0411-676822
fax: 0411-671595
e-m: de.em@12move.nl
website: de-em.nl
Postbankrekening 64 70 06
BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06
Rabobank Boxtel 1688.49.674
BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74
Verklaring:
De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het
gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de
inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen.
Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar worden gemaakt door middel van
druk, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.
Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel
06-03-2006
14:57
Pagina 1
PERIODIEK TIJDSCHRIFT
DRIEENVIJFTIGSTE
JAARGANG NO. 1,
MAART 2006
IN DIT NUMMER HUIDAANDOENINGEN BIJ KAT EN HOND: EEN PRAKTIJKGERICHTE BENADERING DEEL 2