You are on page 1of 2

Oefenstof zuren/basen 5 Vwo juni 2012

1. In bloed komen buffers voor. De belangrijkste ervan is de koolzuurbuffer, een


mengsel van opgeloste koolstofdioxide en kaliumwaterstofcarbonaat.
De bij deze koolzuurbuffer horende evenwichtsreactie is:

2 H2O(l) + CO2(aq) HCO3(aq) + H3O+(aq)

De evenwichtsconstante Kz = 4,36 107; pKz = 6,361

De koolzuurbuffer zorgt ervoor dat de pH van bloed 7,40 blijft. Bloed dat de
longen binnenkomt, is verzadigd met CO2(aq) dat afkomstig is van reacties
elders in het lichaam. Voor de concentratie van koolstofdioxide kan de volgende
waarde gemeten worden: [CO2(aq)] = 0,220 M.

a Geef de evenwichtsvoorwaarde voor de evenwichtsreactie van de


koolzuurbuffer.
b Bereken de concentratie van de HCO3(aq) ionen in het bloed dat de longen
binnenkomt.

Hemoglobine is een eiwit dat zuurstof kan binden. Als we hemoglobine


voorstellen met HG, dan is de reactievergelijking met zuurstof:
H2O + HG + O2 H3O+ + GO2
HG is een zwak zuur; het zuur dat ontstaat, HGO2, is een sterk zuur.
Door de opname van zuurstof door het hemoglobine ontstaat dus een sterk
zuur. Dat zou een grote pH-verlaging tot gevolg hebben, maar de
koolzuurbuffer verhindert dat.

c Leg met een reactievergelijking uit hoe de koolzuurbuffer de pH-verlaging


opvangt.
d Leg uit dat inademen van zuurstof tot gevolg heeft dat koolstofdioxide wordt
uitgeademd.

2. Fosforzuur kan in drie stappen ioniseren. Bij twee ionisatiestappen ontstaat een
amfolyt.

a Leg aan de hand van een van de waterstoffosfaationen uit wat een amfolyt
is.
b Leg uit of de pH van een oplossing van dinatriummonowaterstoffosfaat hoger
of lager is dan 7.

Er bestaat een fosforbevattend zuur met de formule H 4P2O7. Dit zuur heet
pyrofosforzuur, en de ionen heten pyrofosfaten. Het ion HP 2O73 bijvoorbeeld
heet monowaterstofpyrofosfaat.

c Geef de formule en de naam van het ion dat bestaat uit 3 H atomen, 2 P
atomen en 7 O atomen.
Het pyrofosforzuur ioniseert in vier stappen. De pKz-waarden van deze vier
ionisatie-evenwichten zijn respectievelijk 0,85, 1,50, 5,77 en 8,22.
Een oplossing bevat 1,0 mol van het ion van vraag c en 1,0 mol H2P2O72. Dit
mengsel is een buffer.

d Leg uit dat voor deze buffer geldt dat pH = pKz.


e Welk pH heeft de genoemde buffer? Leg je antwoord uit.

Als je 1,0 mol pyrofosforzuur mengt met 1,0 mol


natriummonowaterstofpyrofosfaat en je lost dat op in water, verloopt een
reactie. Het reactieproduct is een buffer.

f Leg aan de hand van een reactievergelijking uit dat een buffer is ontstaan.

Een oplossing van pyrofosforzuur in water ontleedt bij verwarmen.


Er ontstaat daarbij (gewone) fosforzuur.
g Geef de reactievergelijking van deze ontleding.
h Leg uit of de pH bij deze reactie hoger of lager wordt of onveranderd blijft.

You might also like