You are on page 1of 33

MC vragen

Hoofdstuk 1
1. Wat is geen belanghebbende van een onderneming? Consument
2. Managemetrapportages zijn een voorbeeld van interne informatie. Juist
Externe informatie wordt tot in detail met haar belanghebbenden gedeeld. Onjuist
3.

Hoe verloopt de winstberekening d.m.v. vermogensvergelijking?


Eigen vermogen einde boekjaar – eigen vermogen begin boekjaar – kapitaalstortingen +
kapitaalonttrrekkingen
Wat is het resultaat over het boekjaar 2016? 95000
4.

Wat is de REV (voor aftrek van belasting) van Zazou over 2016? 24,02%
Wat is de REV (na aftrek van belasting) voor Zazou over 2016? 18,01%
Wat is de RTV van Zazou over 2016? 16,82%
Wat is de RVV van Zazou over 2016? 1,90%
Bereken de current ratio Zazou per 31 dec 2016? Het kengetal is niet te berekenen.
Bereken de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen als indivatie voor
de solvabiliteit van Zazou per 31 dec 2016? 0,72
5. Welke stelling is juist: Er is sprake van een positieve hefboomwerking als de REV voor
aftrek van belasting hoger is dan de RTV.
6. Wat houdt achtergestelde lening in: een lening waarop pas wordt afgelost als aan de
verplichtingen aan alle overige schuldeisers is voldaan.
7. Sinds welk jaar is de publicatieplicht wettelijk verplicht voor beursgenoteerde nv’s? 1928
8. Een besloten vennootschap is een vorbeeld van het? Klassieke model
Een eenmanszaak is een voorbeeld van het? Bezitsmodel
9. Welke stelling is juist? Bij inductie wordt vanuit waarnemingen een theroie gevormd.
Bij deductie wordt een theorie beschreven, welke wordt getoetst in de praktijk.
10. In welk wetboek is de Nederlandse wetgeving op verslaggeving opgenomen? Titel 9 van
Boek 2 vh Burgerlijk Wetboek.
11. De externe jaarreking is gelijk aan de fiscale jaarrekening. Onjuist.
De fiscale winst zal door een bedrijf zo hoog mogelijk worden vastgesteld. Onjuist.
12. Indien er geen (des)investeringen zijn gedaan, zijn de afschrijvingskosten op materiele
vaste activa in de resultatenrekening gelijk aan de jaarlijkse mutatie vd materiele vaste avtiva
in de balans. Juist.
Een aflossing op een lening heeft naast de verminderde rentelast geen invloed op de
resultatenrekening. Juist.
13. Divindenduitkering is een voorbeeld van een kapitaalonttrekking. Juist.
Vermogensvergelijking geeft het verschil aan tussen de opbrengsten en kosten uit de
resultatenrekening. Onjuist.
14. Wat is de definitie van solvabiliteit? De mate waarin de onderneming in staat is aan
haar verplichtingen jegens schuldeisers te voldoen.
15. De liquiditeit van een onderneming is gezond als de current ratio tussen de 1 en de 1,5
ligt. Onjuist.
Door window dressing kan de liquiditieit op de balansdatum een te gunstig beeld geven
vd onderneming. Juist
16. Welk schandaal is de aanleiding geweest voor het ontstaan vh accountantsberoep?
Pincoffs schandaal
17. Welke partij is in staat tot het toepassen van creative accounting? Het management
18. Wat is het doel vd positive accounting theory? De ondernemingsleiding probeert haar
eigen doeleinden te realiseren d.m.v. externe verslaggeving.
19. Wat is de definitie van een organisatie? Een samenwerkingserband tussen mensen en
middelen dat gericht is op het realiseren van financiele en niet-financiele doelstellingen.
20. Welke stelling is juist? Bij interne informatie (interne verslaggeving) prevaleert
snelheid boven volledige accuraatheid. Bij externe verslaggeving prevaleert volledige
accuraatheid boven snelheid.
21. Welke post behoort niet tot de vlottende activa? Inventaris
22. Wat houdt taking a bath in? In een slecht jaar een extra groot veries opnemen, zodat
de kosten in de jaren daarna lager zijn, waardoor een positiever resultaat kan worden
getoond.
23. Voorzieningen behoren in de balans tot: het vreemd vermogen
Hoofdstuk 2
1. De liquidatiewaarde is de waarde…bij gedwongen verkoop door faillissement.
2. De winst over een periode is gelijk aan… de waardetoename vd onderneming in dat
jaar met uitzondering van kapitaalstortingen en –onttrekingen.
3. Het verschil tussen economische en boekhoudkundige waarde wordt ook wel… The value
gap genoemd.
4. Een essentieel element vd betrouwbaarheid van informatie is…de controleerbaarheid
hiervan
5. Welke correcties verkleinen the value gap? Immateriele vaste activa activeren,
voorizieningen inperken en vermogenskosten eigen vermogen incalculeren.
6. Welke stelling is juist? Het economisch waardebegrip resulteert in relevantere cijfers
in vergelijking met de waardering volgens het boekhoudkundige waardebegrop.
7. De indirecte opbrengstwaarde is gelijk aan de constante waarde vd toekomstige netto-
ontvangsten of nettokasstromen. Juist
De bedrijfswaarde wordt ook wel directe opbrengstwaarde genoemdn. Onjuist.
8. Het economisch waardebegrip heeft als waarderingsobject het complex van
productiemiddelen, als grondslag de directe opbrengstwaarde en is zeer subjectief. Onjuist.
Het boekhoudkundig waardebegrip heeft als waarderingsobject de individuele aactiva en
passiva, die vooral als basis voor besluitvormng en is retrospectief. Onjuist.
9. Een ondernemer heeft aan het eind van jaar 0 € 25.000, waarmee hij een machine aanschaft
aan het begin van jaar 1. De machine zal naar verwachting 3 jaar meegaan en na die 3 jaar
niets meer waard zijn bij verkoop. De ondernemer verhuurt de machine, de huuropbrengst is
€ 6.000 aan het einde van elk jaar. Hiervoor maakt de ondernemer € 1.000 exploitatiekosten
per jaar. De vermogenskostenvoet is op 10% vastgesteld.Welke winst wordt er over het eerste
jaar gerealiseerd volgens het economisch waardebegrip? 1243,43
10. Een ondernemer heeft aan het eind van jaar 0 € 15.000, waarmee hij een auto huurt aan
het begin van jaar 1. De auto zal naar verwachting 10 jaar meegaan en na die 10 jaar niets
meer waard zijn bij verkoop. De ondernemer verhuurt de auto door, de huuropbrengst is
€ 4.000 aan het einde van elk jaar. Hiervoor maakt de ondernemer € 750 exploitatiekosten per
jaar. De vermogenskostenvoet is op 10% vastgesteld. Voor welke waarde komt de auto aan
het einde van het tweede jaar op de balans op basis van het conventioneel boekhoudkundig
waardebegrip? De auto wordt niet op de balans opgenomen.
11. Wat wordt onder de bedrijfswaarde verstaan? De contante waarde vd toekomstige
netto-ontvangsten of nettokasstromen.
12. Het boekhoudkundig waardebegrip…gaat uit van waardering van indiviudeule activa.
13. De cijfers die het economisch waardebegrip oplevert, zijn zeer relevant, maar niet erg
betrouwbaar.
14. Welke stelling is juist? De reele waarde is gelijk aan de fair value.
15. Welke stelling is juist? Outputs ontstaan na het transformatieproces.
16. De prestatie van een nieuwe machine valt onder de inputs vh transformatieproces juist.
Inputs worden aangeschaft op de kapitaalmarkt. Onjuist.
17. Welke stelling is onjuist? Het economisch waardebegrip is retrospectief, met de
indirecte opbrengstwaarde als waarderingsgrondslag.
18. Een ondernemer heeft aan het eind van jaar 0 € 30.000, waarmee hij een machine
aanschaft aan het begin van jaar 1. De machine zal naar verwachting 5 jaar meegaan en na die
5 jaar niets meer waard zijn bij verkoop. De ondernemer verhuurt de machine, de
huuropbrengst is € 8.000 aan het einde van elk jaar. Hiervoor maakt de ondernemer € 1.000
exploitatiekosten per jaar. De vermogenskostenvoet is op 10% vastgesteld. Voor welke
waarde komt de machine bij de aankoop in het eerste jaar op de balans op basis van het
economisch waardebegrip? 26535,51
19. Een ondernemer heeft aan het eind van jaar 0 € 5.000, waarmee hij een al wat oudere auto
aanschaft aan het begin van jaar 1. De auto zal naar verwachting 3 jaar meegaan en na die 3
jaar niets meer waard zijn bij verkoop. De ondernemer verhuurt de auto, de huuropbrengst is
€ 2.000 aan het einde van elk jaar. Hiervoor maakt de ondernemer € 250 exploitatiekosten per
jaar. De vermogenskostenvoet is op 10% vastgesteld. Voor welke waarde komt de auto aan
het einde van het tweede jaar op de balans op basis van het economisch waardebegrip?
1590,91

Hoofdstuk 3
1. Wat wordt er onder het toerekeningsbeginsel verstaan? Dit is het toerekenen vd baten en
lasten aan het jaar (of periode) waarop deze betrekking hebben.
2. Welke stelling is juist? Monisten geloven dat de balans maar een bepaling tegelijk kan
geven. Dualisten geloven dat de balans zowel vermogensbepalend als winstbepalend kan
zijn.
3. Wat is het realisatieprincipe? Het opnemen van opbrengsten op het moment dat de
onderneming de verkoopprestatie voltooid heeft.
4. Een bedijrf neemt een grote opdracht aan a 1000.000 euro, waar (geschat) 4 jaar aan
gewerkt zal worden. Wanneer dient de winst opgenomen te worden in jaarrekening? Voor
oplevering, evenredig met de voortgang vh project (realisatieprincipe).
5. Hoe wordt het causaliteitsbeginsel ookwel genoemd? Machtingsbeginsel.
6. Welke principes hebben betrekking op de toerekening van baten en lasten? Accural
principle, realisatieproncipe en matchingsprincipe.
7. Een handelsonderneming koopt dit jaar voor het eerst product A in. Er worden 500
producten A ingekocht met een totale inkoopwaarde van 200.000 euro. Aan het einde vh jaar
zijn er 450 verkocht. Welke waarde staat er aan het einde vh jaar op de balans m.b.t. de
voorraad van deze producten? En op basis van welk beginsel? 20.000 euro,
matchingsbeginsel: product matching
8. Wat beschrijft het voorzichtigheidsprincipe? Het verantwoorden van winsten in de
periode waarin zij zijn gerealiseerd.
9. Wat houdt de retrospectieve benadering in? Het aanpassen vd balans op het moment vd
stelselwijziging alsof al vanaf het begin het nieuwe stelsel gebruikt was.
10. Naast het cumulatieve effect van een stelselwijziging (bij de retrospectieve benadering)
ontstaat er een jaareffect. Juist
Het jaareffect is het verschil in resultaat over het boekjaar als gevolg van een
stelselwijziging. Juist
11. Wat wordt transitoria verstaan? Overloopposten
12. Als een ondernemer zijn auto afschrijft met gelijke bedragen per jaar (500 euro), met
welke methode is dat dan in strijd? De methode volgens statische waardebepaling
13. Het toereikingsbeginsel heeft emkel betrekking op de ontvangsten en uitgaven. Onjuist.
Het realisatiebeginsel heeft betrekking op zowel de opbrengsten als ontvangste. Onjuist.
14. Ongerealiseerde valautawinsten worden in het resultaat opgenomen volgens het
realisatieprincipe. Onjuist.
Voor de waardering van beursgenoteerde aandelen die als tijdelijke belegging worden
aangehouden, geeft waardering op beurswaarde een juister beeld. Juist
15. Productmatching is de toepassing vh matchingbeginsel m.b.t de toereking van uitgaven
aan producten. Juist.
Bij period mathcing worden de uitgaven op de balans geactiveerd, maar niet onder de
voorraden. Juist.
16. Een fietsfabriek produceert dit jaar 25.000 fietsen. 22.000 hiervan worden hetzelfde jaar
nog verkocht. De kostprijs van een fiets is als volgt samengesteld: per fiets worden er 75 euro
aan grondstoffen gebruikt, en 25 euro aan directe loonkosten. De machines waarmee de
fietsen geproduceerd worden hebben een boekwaarde van 450.000 euro aan het begin van het
jaar. De jaarlijkse afschrijvingskosten van deze machines bedragen 25.000 euro. Welke
kosten worden in totaal aan dit jaar toegerekend? 2.225.000 euro
17. Het continueiteitsprincipe… gaat ervan uit dat een bedrijf haar activiteiten door kan
zetten het volgende jaar.
18. Wat is een risico bij toepassing van het voorzichtigheidsprincipe? Winststuring
19. Het jaareffect wordt rechtsstreeks gemuteerd in de winstreserves. Onjuist
Het cumulatieve effect van een stelselwijziging wordt opgenomen in de
resultatenrekening. Onjuist
20. Wat is een voorbeeld van een stelselwijziging? Het overgaan van waardering van
tijdelijke beleggingen op aanschafprijs naar waardering tegen beurswaarde.

Hoofdstuk 4
1. Wat is de juiste betekenis van de IASB? International Acounting Standards Board
2. De plaatselijke slager, die de rechtsvorm van een bv aanneemt, moet zijn posten in de
jaarreking waarderen volgens IFRS. Onjuist
De beursgenoteerde onderneming Alano nv heeft de keuze tot het waarderen volgens
DUTCH-GAAP volgens IFRS. Onjuist.
3. Stel een onderneming heeft haar geconsolideerde jaarrekinh o.b.v. de Nederlandse
regelgeving (wet en RJ) opgesteld. Welke voorschrift(en) moet zij dan toepassen voor haar
enkelvoudige jaarrekenng? Nederlandse regelgeving
4. Wat is het doel van het IASB framework? Informatie verschaffen over de financiele
positie, de financiele prestaties en de wijzigingen in de financiele posities vd
onderneming ter ondersteuning van het nemen van economische beslissingen.
5. Een atief is uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel, waarover de
onderneming de beschikkingsmacht heeft een waaruit in de toekomst naar verwachting
economische voordlene naar de onderneming zullen vloeien. Juist
Vreemd vermogen betreft bestaande verplichtingen waarvan de afwikkeling naar
verwachting resulteert in een uitstroom van middelen die juridische voordelen met zich
meebrengen. Onjuist
6. Wat is de derogerende werking van de wet? De algemene bepalingen (zoals het
verschaffen van inzzicht) zijn van hogere orde dan de bijzondere wetsbepalingen
7. Bij formele stelselmatigheid wordt gekeken naar de waardering en resultaatbepaling.
Onjuist
Het voorzichtigheidsprincipe houdt onder meer in dat winsten worden genomen als zij op
bbalansdatum zijn verwezenlijkt, en dat mogelijke verliezen die hun oorsprong voor het einde
van het boekjaar vinden in acht worden genomen als zij voor het opmaken van de
jaarrekening bekend zijn. Juist
8. De fiscale rechter heeft uitgesproken dat ‘goed koopmansgebruik’ in principe in
overeenstemming is met bedrijfseconomische normen. Juist
De RJ heeft uitgesproken dat ‘goed koopmansgebruik’ in overeenstemming is met de
normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd. Onjuist
9. Welke rol(len) heeft de AFM m.b.t. externe verslaggeving? Het houden van toezicht op
het functioneren vd externe accountant en het steekproefsgewijs onderzoeken van
jaarraporten van beursgenoteerde ondernemingen.
10. Wat wordt aangeduid met DUTCH GAAP? De Nederlandse
verslaggevingsvoorschriften, zijde de Generally Accepted Accounting Principles.
11. Welke stelling is onjuist? Accountantskantoren die controlewerkzaamheden
verrichten moeten beschikken over een vergunning van de RJ.
12. De Raad voor Jaarverslaggeving is opgesteld op tripartiete basis. Welke
vertegenwoordigers zitten in deze Raad? Opstellers vh jaarrapport (bedrijfsleven),
gebruikers (externe belanghebbenden) en controllers (accountants)
13. Hoe wordt het eigen vermogen berekend? De activa verminderd met het vreemd
vermogen
14. Bij het opstellen vd jaarrekning moet volgens het Framework uitgegaan worden van twee
grondbeginselen. Welke twee beginselen zijn dat? Toerekeningsbeginsel en het
continuiteitsbeginsel
15. In 1973 werd de IASC opgericht als een internationale organisatie, waarin nationale
accountantsorganisaties samenwerken om voorschriften te geven op het gebied vd externe
verslaggeving. Welke Nederlandse organisatie zat in de IASC? NIVRA
16. Het verplichten door de Europese Unie (EU) van IFRS leidt er bij de lidstaten van de EU
toe:dat de lidstaten hun nationale wetgeving niet hoeven aan te passen
17. Wat is de juiste betekenis van IFRS? International Financial Reporting Standards
18. IFRS gelden voor beursgenoteerde ondernemingen alleen. Onjuist
Nationale wetgeving geldt voor beurgenoteerde ondernemingen. Onjuist
19. De Nederlandse wetgeving heeft een raamwerk opgesteld met daarin dwingend een aantal
concrete regels. Wat wordt er gedaan op het moment dat er geen concrete regels zijn voor
bepaalde vraagsttuken uit de jaarrekening? Het ‘maatschappelijk verkeer’ vult de overige
regels en bepalingen.
20. Vul het juiste woord in op de nummers. Als voor de geconsolideerde jaarrekening
gekozen is voor IFRS, dan kan voor de enkelvoudige jaarrekening uitgegaan worden van:
(...1...) toepassing van IFRS; (...2...) toepassing van de Nederlandse
verslaggevingsvoorschriften; of toepassing van (...3...) voor de waarderingsgrondslagen en
toepassing van de Nederlandse verslaggevingsvoorschriften voor de presentatie van de posten
en de toelichting. Integrale, integrale, IFRS
21. De SAC (standards advisory council) is het hoogste orgaan binnen de IASC en is
verantwoordelijk voor het geven van advies. Onjuist
Bij het invoeren van een nieuwe standaard wordt eerst een exposure draft gepubliceerd
Onjuist
22. Bij het voldoen aan de kwalitietskenmerken van het Framework wordt een aantal
kanttekningen geplaatst. Wat is geen beperking voor het voldoen aan de
kwaliteitskenmerken?? Het leveren van volledige informatie.
23. Vul het juiste woord in op de nummers in de omschrijving van het 'kapstokartikel'.De
jaarrekening geeft volgens normen die in het (...1...) verkeer als aanvaardbaar worden
beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent
(...2...), alsmede voor zover de aard van een jaarrekening dat toelaat, omtrent de (...3...) en de
liquiditeit van de rechtspersoon. Maatschappelijk, het vermogen en het resultaat,
solvabilitiet
24. Het realisatieprincipe en het matchingsprincipe zijn een nadere uitwerking van het
toerekeningsbeginsel. Juist
Bij het continuiteitsprincipe wordt er van uit gegeaan dat de onderneming wordt
voortgezet. Juist.
25. Ook de RJ heeft een zogenaamd Framework opgesteld als uitgangspunt voor de
specifieke richtlijnen. Hoe heet dit Framework? Stramien.
26. NIVRA en NOVAA zijn op 01-01-2013 gefuseerd tot NBA. Juist
NBA en NOVAA zijn op 01-01-2016 gefuseerd tot NIVRA. Onjuist
27. Wanneer kan een belanghebbende terecht indiend deze van mening is dat het jaarraport
niet overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving is opgesteld? De ondernemingskamer
Hoofdstuk 5
1. De stichting Scholengemeenschap ABC heeft naast haar gewone werkzaamheden ook een
boekhoudkundig waarmee winst wordt behaald. Is stichting Scholengemeenschap verplicht
zich te houden aan de Nederlandse wetgeving m.b.t. het opstellen van een jaarraport? De
stichting is publicatieplichting als zij twee opeenvolgende jaren meer dan 6000euro
netto-omzet heeft gemaakt.
2. Als een ‘middelgrote’ onderneming na een jaar voldoet aan de eisen voor een ‘grote’
onderneming hoeft zij nog niet gelijk de wettelijke verplichtingen van een ‘grote’
onderneming toe te passen. Juist
Er bestaan twee soorten vrijstellingen: vrijstelling van inrichtingsvoorschriften en vrij van
publictaievoorschriften. Juist
3. Een ‘getrouw beeld’ vd jaarrekning wil zeggen: voldoet werkelijk voor besluitvorming
of oordeelsvorming vd externe belanghebbenden.
4. Welk gegeven behoort niet tot de overige gegevens in het jaarraport? Gang van zaken in
het boekjaar.
5. Taptoe bv is een handelsonderneming, die televisies en camera's verkoopt. Op 31
december 2016 om 23:30 uur krijgt de directeur een telefoontje dat zijn hele winkel is
leeggeroofd. De gestolen goederen zijn niet verzekerd tegen diefstal. Taptoe ontdekt op 13
juni 2017 dat de diefstal niet is opgenomen in de jaarrekening van 2016. Deze jaarrekening is
in april 2016 opgemaakt, maar nog steeds niet vastgesteld. Moet zij dit alsnog verwerken in
de jaarrekening van 2016? Ja, dit moet alsnog verwerkt in de jaarrekening van 2016.
6. Door een stelselwijziging wordt de boekwaarde van het pand van Zazou bv 300.000 euro
hoger. Wat is de journaalpost van het verwerken van dit cumulatief effect? Pand 300.000
euro
aan Winstereserve 300.000
7. Kleine rechtspersonen hoeven het bestuursverslag en de oberige gegevens niet te
deponeren bij de Handelsregister dat beheerd wordt door de Kamer van Koophandel. Juist
De wet is geschreven voor middelgrote rechtspersonen. Voor micro en kleine
rechtspersonen bestaan er vrijstellingen en voor grote rechtspersonen zijn er aanvullende
eisen. Onjuist
8. SBR staat voor Standard Business Reporting. Juist
De dataset vanuit SBR is alleen voor het deponeren van het jaarraport bij de Kamer van
Koophandel toepasbaar. Onjuist
9. Wat dient er te gebeuren met gebeurtenissen na balansdatum die nadere informatie geven
over de feitelijke situatie op balansdatum en zich voordoen na het vaststellen van de
jaarrekening? ISAB: geen regelgeving
10. Enumo nv heeft een materieel deel van haar productie ondergebracht in Egypte. De
fabriek staat daar midden in oorlogsgebied, waardoor het niet mogelijk is om de cijfers niet
kunnen worden gecontroleerd. Welke accountantsverklaring wordt in deze situatie gegeven?
Verklaring met beperking
11. Elmo bv heeft 50 werknemers in dienst, maakt ee netto-omzet van 49 miljoe en de waarde
vd activa is 16,9 miljoen. Tot welke grootte-categorie behoort Elmo? Middelgroot
12. Uit welke onderdelen bestaat volgens de wet het jaarraport? De jaarrekening, het
bestuursverslag en de overige gegevens
13. In welke situatie mag een onderneming informatie uit de toekomstparagfraaf weggelaten?
Indien het fuseert met een andere onderneming
14. Welke stelling is juist? De RJ vindt een balanspost materieel als deze groter is dan
5% vh balanstotaal of groter dan 10% vh rubriekstotaal.
15. Geef vd volgende twee situaties aan of het een stelselwijzigng of een schattingswijziging
betreft. 1: herziening vd levensduur van een productielijn. Schattingswijziging
2: overgaan vh direct ten laste vh resultaat brengen van ontwikkelingsuitgaven op het
activeren en afschrijven van deze uitgaven. Stelselwijziging
16. De wet verlangt onder de overige gegevens vermelding van o.a: statutaire rregeling
omtremt de winstbestemming en het aantal stemrechtloze aandelen
17. Wanneer wordt een rechtspersoon aangemerkt als micro? Bij maximaal twee vd
volgende criteria: balanstotaal max. 350.000euro, netto-omzet max. 700.000 euro en
minder dan 10 medewerkers.
18. De jaarrekening van een cooperatie wordt vastgesteld door: De algemene (leden)
vergadering
19. Ondernemigsbestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk tegenover derden voor schade die
veroorzaakt wordtd door een misleidende voorstelling van zaken in de jaarrekning of het
bestuursverslag. Juist
De accountantskamer is verbonden aan de Rechtbank Zwolle-Lelystad. Juist
20. Bij een brand gaat aan het einde van het boekjaar de gehele voorraad (welke 30% van het
balanstotaal beslaat) van handelsonderneming Touret in vlammen op. Omdat de brand door
nalatigheid van Touret zelf is ontstaan, keert de verzekeringsmaatschappij niets uit. Er is niets
van deze verbranding opgenomen in de jaarrekening.Welke accountantsverklaring wordt in
deze situatie afgegeven? Afkeurende verklaring
21. Op welk soort onderneming is de wetgeving niet van toepassing? Eenmanszaak
22. Gaga bv heeft 5 werknemers in dienst, maakt een netto-omzet van 3 miljoen euro en de
waarde vd activa is 1,8 miljoen. Tot welke categroie behoort Gaga. Klein
23. In welke talen mag de gepubliceerde jaarrekning volgens de Nederlandse wet worden
geschreven? Nederlands, Engels, Frans en Duits
24. Wat zijn twee formele eisen die de wet aan het bestuursverslag stelt? Het moet in de
Nederlandse taal worden opgesteld, tenzij anders is besloten op de algemene
vergadering en het mag niet in strijd zijn met de jaarrekening.
25. Geef van de volgende twee situaties aan of deze verwerkt moet worden in de jaarrekening
van 2016, gegeven dat de jaarrekening 2016 nog niet is opgemaakt.
Situatie I: Taptoe bv is een handelsonderneming, die televisies en camera's verkoopt. Op 31
december 2016 om 23:30 uur krijgt de directeur een telefoontje dat zijn hele winkel is
leeggeroofd. De gestolen goederen zijn niet verzekerd tegen diefstal.
Situatie II: Op 10 januari 2017 wordt besloten dat de onderneming wordt verkocht. Situatie 1
wel verwerken en situatie 2 niet verwerken.
26. Geef van de volgende twee situaties aan of deze retrospectief of prospectief moeten
worden verwerkt.
Situatie I: het percentage oninbaarheid van het debiteurensaldo wordt verlaagd.
Situatie II: het toepassen van degressieve afschrijvingen in plaats van lineaire afschrijvingen.
Beide prospectief
27. De overige gegevens mogen niet in strijd zijn met de jaarrekning en met het
bestuursverslag juist
Voor de gepubliceerde overige gegevens moeten gebruik zijn gemaakt vd Nederlandse taal of
van dezelfde taal die wordt gehanteerd bij de gepubliceerde jaarrekening. Juist
28. De jaarstukken moeten worden gedeponeerd bij: Het handelsregister dat wordt
beheerd door de Kamer van Koophandel
29. Wat dient er te gebeuren met gebeurtenissen na balansdatum die nadere informatie geven
over de feitelijke sitiatie op balansdatum en zich voordoen tussen het opmaken en het
vastsellen vd jaarrekning? ISAB: altijd verwerken in de jaarrekning
30. Welke sancties kan de Accountantskamer opleggen aan accountants? Waarschuwing,
berisping, boete van max. 8200 euro, tijdelijke doorhaling, definitieve doorhaling.

Hoofdstuk 6

1. Waar is het volgende overzicht een voorbeeld van?


o Mutatieoverzicht

2. Wanneer dient een bedrijfsmiddel geactiveerd te worden?


o Wanneer het als activum gedefinieerd kan worden en de kostprijs of waarde
betrouwbaar kan worden vastgesteld.

3. Onder welke rubriek moeten onderzoeksuitgaven worden geactiveerd?


o Onderzoeksuitgaven mogen niet worden geactiveerd.

4. Onder welke rubriek moeten ontwikkelingsuitgaven worden geactiveerd?


o de immateriële vaste activa

5. Welke kosten mogen onder de immateriële vaste activa geactiveerd worden?


o Verworven rechten

6. Welke waarderingsgrondslagen worden door de IASB toegelaten voor de waardering


van immateriële vaste activa? En welke volgens de Nederlandse wet?
o IASB: historische kosten en reële waarde, Nederlandse wet: historische kosten en
actuele waarde

7. Hoe wordt de gebruiker van een leaseobject genoemd?


o De lessor is de leasemaatschappij en de lessee is de gebruiker van het
leaseobject, ongeacht of er sprake is van financial dan wel operational lease

8. Een onderneming sluit met betrekking tot de aanschaf van een machine op 1 januari
jaar 1 een operational leasecontract af, met de volgende gegevens: leasetermijn: €
40.212 aan het einde van elk jaar te betalen, contractduur: drie jaar en rente: 10%.
De contante prijs van de machine is € 100.000 en de onderneming schrijft al haar
machines in vijf jaar met gelijke bedragen per jaar af tot nihil.

Hoe luiden de journaalposten die in jaar 1 uit deze gegevens voortvloeien?


o

9. Een onderneming sluit met betrekking tot de aanschaf van een machine op 1 januari
jaar 1 een financial leasecontract af, met de volgende gegevens: leasetermijnen: €
26.380 aan het einde van elk jaar te betalen, contractduur: vijf jaar en rente: 10%. De
contante prijs van de machine is € 100.000 en de onderneming schrijft al haar
machines in vijf jaar met gelijke bedragen per jaar af tot nihil.

Hoe luiden de journaalposten die in jaar 1 uit deze gegevens voortvloeien?

10. Een onderneming schaft een machine aan voor € 25.000. De restwaarde van de
machine wordt op € 2.500 gesteld en de economische levensduur op drie jaar.
Hoeveel bedragen de afschrijvingen volgens de sum-of-the-year's-digitsmethode?
o Bij de sum-of-the-year's-digitsmethode wordt een onderverdeling gemaakt
naar het verwachte gebruik over de economische levensduur van het object,
waarbij de afschrijvingskosten ook naar gelang van die onderverdeling
worden toegewezen, jaar 1: 3/6 × (€ 25.000 – € 2.500) = € 11.250, jaar 2: 2/6
× (€ 25.000 – € 2.500) = € 7.500, en jaar 3: 1/6 × (€ 25.000 – € 2.500) = €
3.750.

11. Hoe wordt de waarde met de volgende definitie genoemd? De contante waarde van
de aan een actief of samenstel van activa toe te rekenen geschatte toekomstige
kasstromen die kunnen worden verkregen met de uitoefening van het bedrijf.
o Bedrijfswaarde

12. Wat wordt ten aanzien van schuldvorderingen die ter duurzame belegging worden
aangehouden door de IASB bedoeld met de term 'held to maturity'?
o Schuldvorderingen die tot het einde van de looptijd worden aangehouden
13. Er worden vier modellen gegeven voor de presentatie van de balans. Welke
modellen mag een middelgrote rechtspersoon toepassen?
o Modellen A en B

14. Stelling I:
Een impairment test houdt in dat bekeken wordt of de werkelijke waarde van het betreffende
activum lager is dan de boekwaarde.

Stelling II:

Indien de werkelijke waarde van een activum lager is dan de boekwaarde, wordt de boekwaarde
gehanteerd voor het bedrag dat opgenomen wordt in de balans.

o Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

15. Hoe wordt gekochte goodwill berekend?


o Dit is het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde van de
overgenomen onderneming.

16. Welke waarderingsgrondslag moet fiscaal worden toegepast bij de waardering van
immateriële vaste activa?
o Historische kosten , fiscaal komen alleen historische kosten als
waarderingsgrondslag in aanmerking!!!

17. Welk voordeel heeft een sale-and-lease-backconstructie?


o op korte termijn een toename van de liquide middelen

18. Stelling I:
De technische levensduur is de duur die tot de meeste efficiënte aanwending van het object
leidt.

Stelling II:

De afschrijvingsmethode naar rato van gebruik is de enige afschrijvingsmethode die de


afschrijvingen aan het einde van het boekjaar berekend.
o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

19. Een onderneming schaft een machine aan voor € 25.000. De restwaarde van de
machine wordt op € 2.500 gesteld en de economische levensduur op drie jaar. De
vermogenskostenvoet wordt op 10% gesteld.

Hoeveel bedragen de afschrijvingen volgens de annuïteitenmethode, als gegeven is dat de


annuïteit € 9.297,58 per jaar bedraagt?

o jaar 1: € 6.797,58; jaar 2: € 7.477,34; jaar 3: € 8.225,07,


Bij de annuïteitenmethode bestaat een deel van de jaarlijkse annuïteit uit een
rentebedrag en het andere gedeelte uit de afschrijving. De rente wordt over de
boekwaarde berekend: jaar 1: rente = 10% van € 25.000 = € 2.500, afschrijving =
€ 9.297,58 – € 2.500 = € 6.797,58.
20. Stelling I:
De opbrengstwaarde is het bedrag waartegen een actief maximaal kan worden verkocht.

Stelling II:

In de fiscale balans worden de materiële vaste activa op basis van historische kostprijs
gewaardeerd.

o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

21. Wat wordt ten aanzien van schuldvorderingen die ter duurzame belegging worden
aangehouden door de IASB bedoeld met de term 'available for sale'?
o schuldvorderingen waarbij de mogelijkheid bestaat dat ze tussentijds afgestoten
worden

22. Welk criterium geldt voor de Nederlandse wet bij het onderscheiden van vaste en
vlottende activa?
o of de activa bestemd zijn de uitoefening van de werkzaamheden duurzaam te
dienen

23. Welke stelling is onjuist?


o De IASB gaat bij afschrijving op een immaterieel vast actief uit van een
weerlegbaar vermoeden dat de economische levensduur niet langer dan twintig
jaar is.

24. Welke stelling komt niet overeen met de definitie van een wettelijke reserve?
o Bij afschrijving op een activum waarvoor een wettelijke reserve is gevormd, valt
een vrije reserve vrij ten gunste van de wettelijke reserve.
25. Stelling I:
Oprichtingskosten moeten volgens de IASB geactiveerd worden en binnen vijf jaar afgeschreven
worden.

Stelling II:

Kosten van 'human capital' mogen door de IASB niet geactiveerd worden.

o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

26. Hoe wordt – bij toepassing van waardering van immateriële vaste activa tegen reële
waarde c.q. actuele kostprijs - het verschil tussen de reële waarde c.q. actuele
kostprijs en de historische kosten verwerkt?
o in een herwaarderingsreserve
27. Van welke gebruiksvorm is sprake wanneer gegeven is dat de gebruiker van een
object de onderhoudskosten moet betalen, zonder de juridische eigendom te
hebben?
o Financial lease

28. Welke stelling is niet juist?


o Bij afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs en de double-
declining-balancemethode zijn de jaarlijkse afschrijvingen gelijk.

29. Stelling I:
Een ideaalcomplex is aanwezig als een onderneming in het bezit is van een aantal identieke
duurzame productiemiddelen met dezelfde leeftijd.

Stelling II:

Bij een ideaalcomplex is de afschrijvingsmethode allesbepalend voor de winstbepaling.

o Beide stellingen zijn onjuist

30. Wat is een gevolg van een in de fiscale balans opgenomen herinvesteringsreserve?
o De boekwinst bij verkoop van het betreffende bedrijfsmiddel wordt niet belast
op het verkoopmoment.

31. Stelling I:
Schuldvorderingen die tot het einde van de looptijd worden aangehouden ('held to maturity')
dienen volgens de IASB gewaardeerd te worden op geamortiseerde kostprijs.

Stelling II:

Bij toepassing van de geamortiseerde kostprijs als waarderingsgrondslag worden de


waardemutaties rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt.

o Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

32. Wat wordt er onder immateriële vaste activa verstaan?


o Activa die niet stoffelijk van aard zijn

33. Een impairment test houdt in dat bekeken wordt of:


o de werkelijke waarde < dan de boekwaarde

34. Aan een nieuw model in het productengamma heeft een onderneming € 150.000
besteed, eind jaar 1 is het project voltooid. De onderneming activeert de
ontwikkelingsuitgaven en schrijft deze met gelijke bedragen per jaar in drie jaar af
tot nihil; de afschrijving begint vanaf het moment dat het model gebruiksklaar is.

Welke journaalposten worden met betrekking tot dit gegeven in jaar 2 geboekt?

35. Stelling I:
Initiële kosten moeten worden geactiveerd volgens de IASB.

Stelling II:

Initiële kosten moeten worden geactiveerd volgens de RJ.

o Beide stellingen zijn onjuist.

36. Hoe kunnen materiële vaste activa worden gedefinieerd?


o stoffelijke duurzame productiemiddelen

37. Stelling I:
Financial leasecontracten zijn vaak tussentijds opzegbaar, waarbij de gebruiker economisch
eigendom heeft over het object.

Stelling II:

Bij operational lease betaalt de leasemaatschappij de onderhoudskosten van het leaseobject.

o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

38. Een onderneming schaft een machine aan voor € 25.000. De restwaarde van de
machine wordt op € 2.500 gesteld en de economische levensduur op drie jaar.
Hoeveel bedragen de afschrijvingen volgens de lineaire methode?
o € 7.500 per jaar

39. Stelling I:
De wet geeft geen aanwijzing of restrictie met betrekking tot afschrijvingen.
Stelling II:

De IASB en RJ geven met betrekking tot afschrijvingen alleen aan dat er systematisch over de
verwachte gebruiksduur moet worden afgeschreven.

o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

40. Financiële vaste activa zijn:


o zowel aandelen die ten dienste van de eigen werkzaamheden in andere
ondernemingen worden gehouden als schuldvorderingen en aandelen die ter
duurzame belegging worden aangehouden

41. Stelling I:
Schuldvorderingen waarbij de mogelijkheid bestaat dat ze tussentijds worden afgestoten
('available for sale') dienen volgens de IASB gewaardeerd te worden op reële waarde, mits de
reële waarde betrouwbaar is vast te stellen.

Stelling II:

Volgens de Nederlandse wet dienen schuldvorderingen en aandelen die als vaste activa
beschouwd worden op basis van de historische kostprijs verwerkt te worden.

o Beide stellingen zijn juist.


42. Zie onderstaande opstelling:

Welke onderstaande bewering met betrekking tot deze opstelling is juist?

o Dit is een (eind)balans in scontrovorm

43. Wat is volgens het Framework van de IASB en het Stramien van de RJ de definitie van
een activum?
o een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel, waarover de
onderneming de beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst naar
verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien

44. Worden octrooien geactiveerd?


o Octrooien worden alleen geactiveerd wanneer ze van derden zijn gekocht en
worden gerubriceerd onder de immateriële vaste activa.

45. Wat bepaalt of een verkregen bedrijfsmiddel on-balance of off-balance verwerkt


moet worden?
o het economisch eigendom

46. Een onderneming schaft op 1 januari jaar 1 een nieuwe machine aan voor € 450.000,
de verwachte gebruiksduur is vier jaar. De onderneming verwacht de volgende
ontvangsten en uitgaven met betrekking tot een nieuwe machine:

Verwachte ontvangsten Verwachte uitgaven

Eind jaar 1 € 275.000 € 50.000


Eind jaar 2 € 300.000 € 75.000
Eind jaar 3 € 350.000 € 100.000
Eind jaar 4 € 350.000 € 150.000

De vermogenskostenvoet voor de onderneming bedraagt 10%, de directe opbrengstwaarde van


de machine is eind jaar 1 € 200.000.
Wat is de realiseerbare waarde van de machine aan het eind van jaar 1 (na afwikkeling van de
ontvangsten en uitgaven in jaar 1)?

o De bedrijfswaarde eind jaar 1 is als volgt te berekenen: (€ 300.000 – € 75.000) /


(1,1) 1 + (€ 350.000 – € 100.000) / (1,1) 2 + (€ 350.000 – € 150.000) / (1,1) 3 = €
561.420. De realiseerbare waarde is de hoogste waarde van de bedrijfswaarde (€
561.420) en de directe opbrengstwaarde (€ 200.000), oftewel € 561.420.

Hoofdstuk 7

1. Volgens de IASB en de RJ is er sprake van een vlottende activum als…


o Het de verwachting is dat het activum zal worden gerealiseerd, verkocht of
gebruikt binnen de normale productiecyclus van de onderneming, primair
wordt gehouden voor de verkoop en deze verkoop naar verwachting binnen
een jaar zal plaatsvinden of het activum uit liquide middelen of een
equivalent van liquide middelen bestaat dat niet beperkt is in zijn
aanwendbaarheid

2. Wat wordt met de economische voorraad bedoeld?


o dat is de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt

3. Stelling I:
Gekochte voorraden worden volgens de regelgevers tegen de inkoopprijs exclusief bijkomende
kosten gewaardeerd.

Stelling II:

Zelfgeproduceerde voorraden mogen volgens de IASB en de RJ niet geactiveerd worden.

o Beide stellingen zijn onjuist.

4. Welke stelling is juist?


o Bij absorption costing wordt de voorraad gewaardeerd tegen de integrale
fabricageprijs.

5. De dekkingsbijdrage is …
o het verschil tussen de omzet en de variabele kosten

6. Gegeven is een fabricagekostprijs van € 30 en een commerciële kostprijs van € 35.


De grondstofkosten van het product zijn € 7,50 per eenheid, dit zijn de enige
variabele fabricagekosten.
Wat is volgens het systeem van absortion costing de voorraadwaardering per stuk?
€ 30 -> wordt in de balans gewaardeerd tegen de fabircagekostprijs

7. Waar zijn de volgende twee methoden voor bedoeld: winstneming bij oplevering en
de tussentijdse winstneming?
o voor het verdelen van de winst op een langlopend werk over de jaren

8. De IASB verplicht opname van langlopende werken onder:


o de vorderingen of schulden

9. Wat betreffen de activa die worden aangeduid met de term 'held for trading'?
o effecten die worden aangehouden als tijdelijke belegging van overtollige
liquide middelen
10. Stelling I:
Effecten kunnen onder zowel de primaire als secundaire financiële instrumenten vallen.

Stelling II:

Aandelenopties en renteswaps zijn voorbeelden van secundaire financiële instrumenten.

o Beide stellingen zijn juist.

11. Wat behoort niet tot de vlottende activa?


o Machines

12. Stelling I:
Bij productieondernemingen is er normaliter een post Voorraad gereed product op de balans te
zien.

Stelling II:

Bij een handelsonderneming worden de handelsgoederen uit grond- en hulpstoffen gecreëerd.

o Stelling I is juist en stelling II is onjuist

13. Wat is het gevolg van een voorraadtoename bij een hogere waardering per eenheid
product?
o hogere toename van het eigen vermogen en hogere toename van de winst

14. Een horlogemaker verbruikt € 10 aan materialen voor één horloge. De werkplaats
die hij hiervoor huurt, kost hem € 24.000 per jaar, welke hij maandelijks
vooruitbetaalt. Normaliter produceert hij zo'n 400 horloges per maand. Om de
horloges te verkopen, maakt hij gebruik van de lokale juwelier. Hij heeft met de
juwelier afgesproken dat deze € 5 per horloge krijgt.

Wat is de commerciële kostprijs van één horloge?

o Materiaalkosten: € 10. Huurkosten: € 24.000/12 = € 2.000 per maand en €


2.000/400 = € 5 per stuk. De commerciële kostprijs is de fabricagekostprijs
ad € 15 (€ 10 + € 5) + de verkoopkosten ad € 5 =€ 20

15. Gegeven is een fabricagekostprijs van € 30 en een commerciële kostprijs van € 35.
De grondstofkosten van het product zijn € 7,50 per eenheid, dit zijn de enige
variabele fabricagekosten.

Wat is volgens het systeem van direct costing de voorraadwaardering per stuk?
o €7,50

16. Wat houdt de minimumwaarderingsregel bij de voorraadwaardering in?


o het waarderen tegen de laagste van de historische kosten en de verwachte
opbrengstwaarde
17. Stelling I:
Bij een naar verwachting winstgevend project, worden bij zowel de percentage of completion
method als de zero profit method de bestede kosten + gedeclareerde termijnen in de
balanswaardering van het onderhanden werk opgenomen.

Stelling II:

Bij de percentage of completion method wordt winst genomen conform de voortgang van het
(winstgevende) project.

o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

18. Welke dienst biedt een factormaatschappij niet aan?


o het factureren aan debiteuren

19. Volgens de IASB dienen effecten die tot de categorie 'held for trading' worden
gerekend, te worden gewaardeerd op:
o de reële waarde

20. Wat is de waarderingsgrondslag van liquide middelen?


o nominale waarde
Hoofstuk 8

1. Welke uitspraak is juist? Een stichting kan onder het eigen vermogen niet de posten
Geplaatst kapitaal en Agio opnemen, omdat:
o een stichting geen aandelen uitgeeft, zoals een nv of bv

2. Biba nv wordt op 1 april jaar 1 opgericht met de uitgifte van 120.000 aandelen à € 5
nominaal tegen 100%. De aandelen worden voor 35% volgestort. Op 1 april jaar 2
wordt 70% van het nog te storten aandelenkapitaal opgevraagd.

Hoeveel bedraagt de post Gestort aandelenkapitaal nadat het opgevraagde kapitaal


is gestort?
o Storting op 1 april jaar 1: 120.000 × € 5 × 35% = € 210.000. Storting na
opvraging: € 120.000 × € 5 × 65% × 70% = € 273.000. Totale storting: €
210.000 + € 273.000 = € 483.000.

3. Welke stelling is onjuist?


o Het inkopen van eigen aandelen is bij een nv gelimiteerd op 10% van het
geplaatste kapitaal. -> 50%

4. Stelling I:
De verstrekking van personeelsopties wordt verwerkt in het aandelenkapitaal.

Stelling II:
De uitoefening van personeelsopties leidt tot een verhoging van de beurskoers.
o Beide stellingen zijn onjuist.

5. Stelling I:
De IASB verplicht een vrijval van de herwaarderingsreserves ten gunste van het resultaat
te laten vallen.

Stelling II:
In de Nederlandse wet is bepaald dat in de herwaarderingsreserve maximaal het verschil
tussen de boekwaarde op basis van actuele waarde en de boekwaarde op basis van
historische kosten wordt opgenomen.
o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

6. Stelling I:
Er wordt een wettelijke reserve opgenomen bij uitgekeerde winsten van deelnemingen
die worden gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode.

Stelling II:
Er wordt een wettelijke reserve opgenomen bij het activeren van ontwikkelingskosten.
o telling I is onjuist en stelling II is juist.

7. Welke stelling is juist?


o Materiële reserves worden gevormd door extra liquiditeiten.
8. Op 1 januari jaar 1 is Gaer nv opgericht met de uitgifte van 250.000 aandelen à €
5,50 nominaal tegen € 7,50 per aandeel. De aandelen zijn volgestort. Op 1 januari
jaar 2 is het aandelenkapitaal van Gaer vergroot met 50.000 aandelen à 5,50
nominaal tegen 100%. De aandelen zijn voor 40% volgestort. In de jaren 1 tot en met
4 heeft Gear – op grond van besluiten van de Algemene vergadering van
Aandeelhouders – in totaal € 500.000 van de winsten aan de reserves toegevoegd. In
jaar 5 hebben de volgende met betrekking tot het eigen vermogen van Gear
relevante gebeurtenissen plaatsgevonden:

- Van het nog te storten aandelenkapitaal is 30% opgevraagd.


- Het pand – dat op 1 oktober jaar 5 is gekocht voor € 500.000 – is op 31 december
jaar 5 getaxeerd op € 550.000. Het pand wordt in vijfentwintig jaar lineair
afgeschreven tot nihil en wordt gewaardeerd op actuele waarde.
- De ontwikkelingskosten ad € 105.000 zijn op 1 oktober jaar 5 geactiveerd en
worden in vijf lineair afgeschreven tot nihil.
- Gaer heeft 20 eigen aandelen ingekocht voor € 25.000.
- Gaer heeft over jaar 5 een winst behaald van € 455.000. De winstverdeling wordt
op een later tijdstip bekendgemaakt.
Bereken de hoogte van de post Gestort en opgevraagd aandelenkapitaal per 31
december jaar 5.

o 250.000 × € 5,50 + 50.000 × € 5,50 × 40% + 50.000 × € 5,50 × 60% × 30% = €


1.3750.000 + € 110.000 + € 49.500 = € 1.534.500.

9. Bereken de hoogte van de post Agio per 31 december jaar 5. ( zie tekst hierboven)
o 250.000 × (€ 7,5 – € 5,5) = € 500.000

10. Bereken de hoogte van de post Herwaarderingsreserves per 31 december jaar 5. (zie
tekst hierboven)
o € 550.000 – (€ 500.000 × 24,75 / 25) = € 55.000

11. Bereken de hoogte van de post Overige reserves per 31 jaar 5. (zie tekst hierboven)
o € 500.000 (gereserveerde winsten) – € 99.750 (naar wettelijke reserve
wegens geactiveerde ontwikkelingskosten) – € 25.000 (inkoop van eigen
aandelen) = € 375.250

12. Hoeveel bedraagt de post Niet-verdeelde winsten per 31 december jaar 5. ( zie tekst
hierboven)
o De winst over jaar 5 ad € 445.000 is nog niet verdeeld.

13. Bereken de hoogte van de post Wettelijke reserves per 31 jaar 5. (zie tekst
hierboven)
o € 105.000 – (€ 105.000 × 20% × 3/12) = € 99.750

14. Het eigen vermogen is:


o de activa verminderd met de schulden en voorzieningen
15. Stelling I:
Het vormen van een wettelijke reserve garandeert de schuldeisers van de onderneming
dat ter grootte van deze reserve geen uitkeringen worden gedaan.

Stelling II:
In de geconsolideerde balans wordt het eigen vermogen normaliter niet opgesplitst,
maar als een ongedeelde post gepresenteerd.
o Beide stellingen zijn juist.

16. Conoo nv wordt op 1 juli jaar 1 opgericht met de uitgifte van 175.000 aandelen à €
7,50 nominaal tegen 100%. De aandelen worden voor 50% volgestort. Op 1 oktober
jaar 2 wordt de helft van het nog te storten aandelenkapitaal opgevraagd.

Hoeveel bedraagt de post Gestort aandelenkapitaal nadat het opgevraagde kapitaal


is gestort?

Storting op 1 juli jaar 1: 175.000 × € 7,50 × 50% = € 656.250. Storting na opvraging: €


175.000 × € 7,50 × 50% × 50% = € 328.125. Totale storting: € 656.250 + € 328.125 = €
984.375.

17. Welke informatie inzake personeelsopties hoeft van de IASB niet in de toelichting te
worden opgenomen?
o de namen van de personen aan wie de personeelsopties zijn toegekend

18. Quodo bv schaft op 1 juli jaar 1 een pand aan voor € 230.000. Het pand wordt in
twintig jaar afgeschreven met gelijke bedragen per jaar tot een restwaarde van €
30.000. Op 1 oktober jaar 1 wordt de waarde van het pand getaxeerd op € 245.000.

Welk bedrag wordt op dat moment toegevoegd aan de herwaarderingsreserve, als


Quodo het pand waardeert tegen actuele waarde?
o De afschrijving per jaar bedraagt: (€ 230.000 – € 30.000) / 20 = € 10.000.
De boekwaarde van het pand per 1 oktober jaar 1 bedraagt derhalve €
230.000 – 3/12 ( € 10.000 = € 227.500. De waardestijging (en daarmee de
opname in de herwaarderingsreserve) bedraagt op 1 oktober jaar 1
derhalve € 245.000 – € 227.500 = € 17.500.

19. Wat is de achtergrond van het vormen van wettelijke reserves?


o Bescherming van de schuldeisers, die belang hebben bij de instandhouding
van het eigen vermogen als solvabiliteitsbuffer.
20. Stelling I:
Indien de balans is opgesteld vóór voorgestelde winstverdeling, dan ontstaat de post
Winstreserves en/of Te ontvangen dividend.

Stelling II:
Verliezen worden het eerst afgeboekt van de wettelijke reserves en indien nodig
vervolgens van de vrij uitkeerbare reserves.
o Beide stellingen zijn onjuist.

21. Stelling I:
De Nederlandse wet kent (vastgelegd in artikel 373.1) de volgende rubricering van het
eigen vermogen: het geplaatste aandelenkapitaal, agio, herwaarderingsreserves,
wettelijke reserves, statutaire reserves, overige reserves en verdeelde winsten.

Stelling II:
Zowel de IASB, de RJ en de Wet geven aan dat per post van het eigen vermogen een
mutatieoverzicht moet worden opgenomen in de toelichting.
o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

22. Stelling I:
Het maatschappelijke kapitaal is het nominale bedrag aan aandelenkapitaal dat volgens
de statuten maximaal mag worden uitgegeven en het gestorte kapitaal is het door de
aandeelhouders op het geplaatste kapitaal gestorte bedrag.

Stelling II:
Bij een bv dient het kapitaal ten minste € 45.000 te zijn.
o Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

23. Wat is agio?


o De som van het gestorte kapitaal en het agio geeft het bedrag aan dat door
de aandeelhouders bij de uitgifte van de aandelen aan de onderneming is
betaald

24. Stelling I:
Voor de nv is een maximum aan de inkoop van eigen aandelen gesteld.

Stelling II:
Winsten of verliezen uit handel in eigen aandelen mogen van de IASB en de RJ niet in de
resultaatrekening worden opgenomen.
o Stelling I is onjuist en stelling II is juist. -> 50%
25. Op 1 januari jaar 1 verstrekt Huree nv aan haar werknemers personeelsopties,
waarmee 200 aandelen kunnen worden gekocht. De beurskoers per aandeel
bedraagt op dat moment € 20. De beurskoers is halverwege jaar 1 gestegen naar €
25 per aandeel, maar op 31 jaar jaar 1 is deze weer gedaald naar € 20 per aandeel.

Welke journaalpost wordt op 31 december jaar 1 gemaakt, ervan uitgaande dat


Huree voor de verwerking van personeelsopties de intrinsiekewaardemethode
hanteert? N.B. De opties zijn nog niet uitgeoefend.
o Er wordt geen journaalpost gemaakt, omdat de beurskoers per
balansdatum gelijk is aan die ten tijde van toekenning van de
personeelsopties

26. Quodo bv schaft op 1 januari jaar 1 een pand aan voor € 500.000 en waardeert al
haar materiële vaste activa op actuele waarde. Het pand wordt in twintig jaar
afgeschreven met gelijke bedragen per jaar tot een restwaarde van nihil. Op 1 juli
jaar 1 wordt de waarde van het pand getaxeerd op € 526.500.

Welk bedrag aan gerealiseerde herwaardering moet op grond van artikel 390.3 op 1
december jaar 1 worden overgeboekt, naar bijvoorbeeld de post Overige reserves?
o De boekwaarde op 1 juli jaar 1 (vóór taxatie) bedraagt € 500.000 × 19,5 /
20 = € 487.500. De waardestijging bedraagt op 1 juli jaar 1 bedraagt €
526.500 – € 487.500 = € 39.000. De gerealiseerde herwaardering per 31
jaar 1 bedraagt derhalve € 39.000 × 0,5 / 19,5 = € 1.000

27. Stelling I:
Statutaire reserves zijn vrij uitkeerbaar.

Stelling II:
Statutaire reserves zijn reserves, waarvan de vorming is geregeld door de Algemene
vergadering van Aandeelhouders.
o Beide stellingen zijn onjuist.

28. Welk van de onderstaande posten behoort tot het gebonden eigen vermogen?
o De (ongerealiseerde) herwaarderingsreserve

29. Welke stelling is juist?


o Materiële reserves worden gevormd door extra liquiditeiten.
Hoofdstuk 9

1. Wat is geen belanghebbende van een onderneming?


o Consumenten

2. Stelling I:
Managementrapportages zijn een voorbeeld van interne informatie.

Stelling II:
Externe informatie wordt tot in detail met haar belanghebbenden gedeeld.
o Stelling I is juist en stelling II is onjuist

3. Voorzieningen behoren in de balans tot:


 Vreemd vermogen

4. Hoe verloopt de winstberekening door middel van vermogensvergelijking?


o eigen vermogen einde boekjaar – eigen vermogen begin boekjaar –
kapitaalstortingen + kapitaalonttrekkingen

5. Zazou BV heeft de volgende gegevens:

Wat is de REV (voor aftrek van belasting) van Zazou over 2016?
 De winst voor belasting delen door het gemiddeld eigen vermogen. Het
gemiddelde eigen vermogen is: (€ 495.000 + € 593.000) / 2 = € 544.000. De REV
voor belasting is dan: (€ 130.667 / € 544.000) x 100% = 24,02%.
6. Welke stelling is juist?
o Er is sprake van een positieve hefboomwerking als de REV voor aftrek van
belasting hoger is dan de RTV.

7. Wat houdt de achtergestelde lening in?


o een lening waarop pas wordt afgelost als aan de verplichtingen aan alle overige
schuldeisers is voldaan

8. Sinds welk jaar is de publicatieplicht wettelijk verplicht voor beursgenoteerde nv's?


o In 1928 is de publicatieplicht wettelijk verankerd voor beursgenoteerde nv's.

9. Een besloten vennootschap is een voorbeeld van het:


o In het klassieke model is er scheiding tussen leiding en eigendom.

10. Welke stelling is juist?


o Bij inductie wordt vanuit waarnemingen een theorie gevormd. Bij deductie wordt
een theorie beschreven, welke wordt getoetst in de praktijk.

11. In welk wetboek is de Nederlandse wetgeving op verslaggeving opgenomen?


o Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

12. Stelling I:
De externe jaarrekening is gelijk aan de fiscale jaarrekening.

Stelling II:

De fiscale winst zal door een bedrijf zo hoog mogelijk vastgesteld worden.

o Beide stellingen zijn onjuist.

13.
Stelling I:

Indien er geen (des)investeringen zijn gedaan, zijn de afschrijvingskosten op materiële vaste activa in
de resultatenrekening gelijk aan de jaarlijkse mutatie van de materiële vaste activa in de balans.

Stelling II:

Een aflossing op een lening heeft naast de verminderde rentelast geen invloed op de
resultatenrekening

o Beide stellingen zijn juist.

14. Stelling I:
Dividenduitkering is een voorbeeld van een kapitaalonttrekking.
Stelling II:

Vermogensvergelijking geeft het verschil aan tussen de opbrengsten en kosten uit de


resultatenrekening.

 Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

15. Wat is de REV (na aftrek van belasting) van Zazou over 2016?

 De nettowinst delen door het gemiddeld eigen vermogen. Het gemiddelde eigen
vermogen is: (€ 495.000 + € 593.000) / 2 = € 544.000. De REV na belasting is dan:
(€ 98.000 / € 544.000) x 100% = 18,01%.

16. Wat is de definitie van solvabiliteit?


o de mate waarin de onderneming in staat is aan haar verplichtingen jegens
schuldeisers te voldoen

17. Stelling I:
De liquiditeit van een onderneming is gezond als de current ratio tussen de 1 en de 1,5 ligt.

Stelling II:

Door window dressing kan de liquiditeit op de balansdatum een te gunstig beeld geven van de
onderneming.
o Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

18. Welk schandaal is de aanleiding geweest voor het ontstaan van het accountantsberoep?
o Het accountantsberoep is ontstaan aan het einde van de negentiende eeuw door
het Pincoffs schandaal. Ahold en Arthur Andersen zijn schandalen van deze tijd.
Limperg is geen schandaal. Limperg heeft juist accountancy theorieën
ontwikkeld.
19. Welke partij is in staat tot het toepassen van creative accounting?
o het management

20. Wat is de definitie van een organisatie?


o een samenwerkingsverband tussen mensen en middelen dat gericht is op het
realiseren van financiële en niet-financiële doelstellingen
21. Welke stelling is juist?
o Bij interne informatie prevaleert volledige accuraatheid boven snelheid en bij
externe informatie prevaleert snelheid boven volledige accuraatheid.

22. Welke post behoort niet tot de vlottende activa?


o Inventaris

23. Bekijk de balans van Zazou BV. Wat is het resultaat over het boekjaar 2016?

o € 795.000 (activa) – € 400.000 (aandelenkapitaal) – € 50.000 (voorzieningen) – €


250.000 (lening) = € 95.000.

24. Wat is de RTV van Zazou over 2016?


o Het bedrijfsresultaat delen door het gemiddeld totale vermogen: (€ 135.667 / €
806.500) x 100% = 16,82%

25. Wat is de RVV van Zazou over 2016? (zie plaatje hierboven)
o De rentelasten ad € 5.000 delen door het gemiddeld vreemd vermogen. Het
gemiddeld vreemd vermogen bestaat uit de voorzieningen en de lening, dus (€
300.000 + € 225.000) / 2 = € 262.500. De RVV is dan: (€ 5.000 / € 262.500) x 100%
= 1,90%.

26. Bereken de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen als indicatie
voor de solvabiliteit van Zazou per 31 december 2016. (zie plaatje hierboven)
o Het eigen vermogen ad € 593.000 delen door het totale vermogen ad € 818.000
= 0,72

27. Bereken de current ratio Zazou per 31 december 2016? (zie plaatje hierboven)
o De current ratio is niet te berekenen, want er zijn geen kortlopende
verplichtingen bij Zazou BV

28. Een eenmanszaak is een voorbeeld van het:


o Bezitsmodel, geen scheiding tussen leiding en eigendom

29. Wat houdt 'taking a bath' in?


o 'Taking a bath' houdt in dat een onderneming extra verlies neemt in het
afgelopen boekjaar, zodat deze verliezen niet (of minder zwaar) wegen in het
komende boekjaar.
30. Welk schandaal is de aanleiding geweest voor het ontstaan van het accountantsberoep?
o Pincoffs schandaal

You might also like