You are on page 1of 14

Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E.

Renaud ISBN 978-90-01-86716-4


www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Oefenopgaven hoofdstuk 3
Opgave 1: Kiezen onder onoplosbare onzekerheid
Een ondernemer heeft de mogelijkheid om de productiecapaciteit uit te
breiden. De ondernemer kan zonder al te grote aanpassingen kiezen uit de
volgende vier mogelijkheden:
1 investeren in een geheel nieuw product
2 het bestaande product aanpassen
3 de productiecapaciteit uitbreiden voor het bestaande product
4 niets doen.

De resultaten van de vier mogelijkheden zijn onder meer afhankelijk van


de economische omstandigheden en de reactie van de concurrent. Na een
brainstorm zijn volgens de ondernemer de volgende omstandigheden te
onderscheiden:
a gunstige economische omstandigheden, waarbij de concurrent niet
reageert
b ongunstige economische omstandigheden, waarbij de concurrent niet
reageert
c gunstige economische omstandigheden, waarbij de concurrent reageert
d ongunstige economische omstandigheden, waarbij de concurrent
reageert.

De ondernemer heeft geen enkele invloed op de omstandigheden zelf. Er is


geen enkele waarschijnlijkheidsverdeling bekend. De resultaten van de
alternatieven gekoppeld aan de omstandigheden (de resultatenmatrix)
gemeten in de vorm van de berekende netto contante waarde van de
beslissing:

Alternatieven Gunstige Ongunstige Gunstige Ongunstige


economie, economie, economie, economie, met
zonder zonder met reactie reactie
reactie van reactie van
de de
concurrentie concurrentie
Investeren in een € 800.000 € 100.000 € 1.000.000 € 50.000
geheel nieuw
product
Het bestaande € 750.000 € 150.000 € 75.000 -€ 25.000
product
aanpassen
Productiecapaciteit € 1.750.000 -€ 250.000 -€ 150.000 -€ 350.000
uitbreiden voor
het bestaande
product
Niets doen € 150.000 €0 € 50.000 -€ 10.000

Financieel management en financiering | 1


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

1 Aan welk alternatief moet een 'optimistische' ondernemer de voorkeur


geven, omdat hij uitgaat van de methode maximax?

2 Welk alternatief zal de 'pessimistische' ondernemer kiezen op grond van


het 'maximin-criterium'?

3 Welk alternatief wordt gekozen als 'minimax-spijt' als criterium wordt


genomen? Motiveer je antwoord met behulp van een spijtmatrix.

Opgave 2: Gebruik van besliscriteria


Een ondernemer kan kiezen uit vier mogelijke activiteiten (ai), waarvan de
verwachte netto contante waarde afhankelijk is van de uitkomst van een
bepaalde grootheid (dj), waar de ondernemer geen invloed op heeft. De
verwachte contante waarde is voor de ondernemer een positief
gewaardeerde doelvariabele. De mogelijke resultaten zijn in de volgende
resultatenmatrix samengevat (bedragen × € 10.000):

Mogelijke omstandigheden
Alternatieven d1 d2 d3 d4
a1 20 -10 60 30
a2 10 20 50 0
a3 45 0 30 20
a4 30 10 40 35

Er is geen enkele waarschijnlijkheidsverdeling van dj bekend.

1 Welk alternatief zal worden gekozen op basis van het maximax-criterium?

2 Welk alternatief zal worden gekozen op basis van het maximin -criterium?

3 Welk alternatief kiest de ondernemer op grond van het minimax-regret-


criterium?

Nader onderzoek leert de ondernemer dat de kansverdeling van dj


respectievelijk als volgt is: 10%, 30%, 20% en 40%.

4 Welk alternatief kiest de ondernemer op basis van de verwachte waarde


van de winst?

Opgave 3: J. Starter
J. Starter ziet mogelijkheden voor commerciële toepassing van zijn nieuwe
uitvinding. Hij overweegt daartoe een onderneming op te richten die de
productie en verkoop van deze uitvinding zal verzorgen. Voor de productie
zijn drie alternatieve methoden beschikbaar:
1 handmatige productie
2 gemechaniseerde productie
3 geautomatiseerde productie.

Financieel management en financiering | 2


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Voor deze productiealternatieven gelden de volgende gegevens:

Handmatig Gemechaniseerd Geautomatiseerd


Investering € 250.000 € 500.000 € 600.000
Gebruiksduur 5 jaar 5 jaar 5 jaar
Restwaarde nihil nihil nihil
Variabele kosten € 80 € 30 € 25
Vaste kosten p/j € 100.000 € 175.000 € 300.000

De vaste kosten per jaar zijn inclusief afschrijvingen. Voor de verkoop geldt
dat de afzet afhankelijk is van de economische omstandigheden voor de
komende vijf jaren. Bij een verkoopprijs van € 110 per stuk geldt het
volgende:
• afzet van 2.500 eenheden bij overwegend ongunstige economische
omstandigheden
• afzet van 4.000 eenheden bij overwegend normale economische
omstandigheden
• afzet van 8.000 eenheden bij overwegend gunstige economische
omstandigheden.

Starter hanteert een vermogenskostenvoet van 10% per jaar.

Het is niet mogelijk een uitspraak te doen over de waarschijnlijkheids-


verdeling van de economische omstandigheden. Met andere woorden, de
kansen (waarschijnlijkheden) waarmee deze drie omstandigheden zich
voordoen, zijn dus niet bekend. De afzet zal steeds gelijk zijn aan de
productie (dus geen voorraadvorming).

1 Bereken voor de drie alternatieven per economische omstandigheid de


NCW en zet deze in een resultatenmatrix.

2 Geef aan tot welke keuze betreffende de productiemethode J. Starter komt


op grond van:

a Het maximax-criterium.

b Het minimax-criterium.

c Het criterium van de geringste spijt (minimax-regret).

Opgave 4: De Japanse importeur


Een Nederlandse ondernemer overweegt importeur te worden van een
nieuw Japans automerk. Dit zal voor de kandidaat-importeur tot
aanzienlijke investeringen leiden. Naast de financiering van een voorraad
auto's zullen bijvoorbeeld een centraal onderdelenmagazijn, een
werkplaats voor reparatie van transportschaden en een hoogwaardige
technische adviesdienst opgezet moeten worden.

Financieel management en financiering | 3


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

De Japanse fabrikant wenst van tevoren voor een lange termijn afspraken
te maken over de te importeren hoeveelheden. Om een aantal redenen kan
de importeur daarbij slechts uit twee alternatieven kiezen:
a Import van 10.000 auto's per jaar: om dit te kunnen realiseren moet
de importeur een grote organisatie opzetten. De vaste kosten hiervan
bedragen € 10 miljoen per jaar.
b Import van 5.000 auto's per jaar: hierbij kan volstaan worden met een
wat kleinere organisatie, waarvan de vaste kosten begroot worden op
€ 7 miljoen per jaar.

Marktonderzoek heeft uitgewezen dat de Nederlandse markt voor dit merk


een opnamecapaciteit biedt van 10.000 stuks per jaar. De importeur wordt
echter geconfronteerd met enige onzekerheden. De kans bestaat namelijk
dat de Nederlandse regering een importrestrictie op Japanse auto's zal
gaan invoeren. Als dit realiteit wordt, zullen er per jaar maximaal slechts
4.000 auto's van dit merk ingevoerd mogen worden. Gaat de
importrestrictie niet door, dan biedt de Nederlandse markt, zoals hiervoor
reeds vermeld, ruimte voor een afzet van 10.000 auto's. Een andere
onzekere factor, die geheel losstaat van deze mogelijke importrestrictie, is
de ontwikkeling van de benzineprijzen. Wanneer namelijk de magische
grens van € 2 per liter overschreden wordt, zal dit een terugslag betekenen
voor de autoverkopen in ons land. In dat geval is de verwachting dat de
verkoop van auto's met 30% zal dalen, zodat ook de Nederlandse markt
voor dit Japanse merk slechts ruimte biedt voor een maximale afzet van
7.000 stuks per jaar.

De brutomarge van deze door de importeur verkochte 'Japanner' bedraagt


€ 2.000 per stuk. Bij dit brutobedrag is rekening gehouden met alle
variabele kosten, zoals de verrekening met de Japanse fabrikant, de marge
voor de dealers en de overige variabele kosten van de importeur. In deze
brutomarge zijn dus niet begrepen de vaste kosten van de importeur die,
afhankelijk van de omvang van de importorganisatie € 10 miljoen of
€ 7 miljoen zullen bedragen. Slaagt de importeur er niet in, als gevolg van
mogelijke restricties met betrekking tot de import en/of stijgingen van de
benzineprijs, de van tevoren met de Japanse fabrikant overeengekomen
hoeveelheid auto's af te zetten, dan zal de fabrikant voor elke van dat
kwantum niet-afgenomen auto een boete in rekening brengen van € 500
per stuk.

1 Breng de vier scenario's in kaart door gebruik te maken van de techniek


van de scenarioanalyse.

2 Stel op basis van het verwachte bedrijfsresultaat de resultatenmatrix op. Je


moet hierbij uitgaan van de twee alternatieven waarover de importeur
beschikt voor ieder van de vier omstandigheden.

3 Tot welke keuze komt de importeur uitgaande van het maximax-criterium?

4 Tot welke keuze komt de importeur als hij het maximin-winstcriterium


toepast?
Financieel management en financiering | 4
Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

5 Tot welke keuze leidt het minimax-spijtcriterium?

Opgave 5: Speed
Autofabrikant Speed overweegt om te investeren in een productielijn voor
het maken van een goedkope sportwagen voor de zomer. Men kan kiezen
uit de volgende drie modellen:
• Fast Wheels
• Open Smart
• GT Speed.

Om een goede keuze te kunnen maken wil Speed een scenarioanalyse uit
laten voeren. Dat wil zeggen dat ze van elk afzonderlijk project de netto
contante waarde (NCW) uitrekent, rekening houdend met een
kansverdeling. Daarbij gaat Speed uit van de volgende drie scenario's en
kansverdeling:

Kansverdeling
Overwegend regenachtige zomers 35%
Overwegend normale zomers 55%
Overwegend goede zomers 10%

Marktonderzoek geeft het volgende beeld:

NCW bij overwegend Fast Wheels Open Smart GT Speed


Investering € 1.750.000 € 2.500.000 € 1.500.000
Regenachtige zomers -€ 425.000 -€ 425.000 -€ 360.000
Normale zomers € 325.000 € 367.000 € 400.000
Goede zomers € 520.000 € 560.000 -€ 75.000

Autofabrikant Speed rekent met een vermogenskostenvoet van 10%.

1 Bereken de verwachte netto contante waarde van de drie mogelijke


investeringsprojecten.

2 Bereken de verwachte standaarddeviatie per investeringsproject.

3 Geef gemotiveerd aan welk project Speed zou moeten uitvoeren als ze de
beschikking heeft over voldoende financiële middelen.

4 Welke optie valt onmiddellijk af als Speed maximaal één versie op de


markt zou willen brengen?

Een mogelijkheid om de verwachte opbrengst in relatie te brengen met het


risico is de verwachte opbrengst te delen door de SD. Het project met de
hoogste uitkomst heeft de voorkeur.

5 Welk project zou op basis van het genoemde criterium de voorkeur


krijgen?

Financieel management en financiering | 5


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Opgave 6: Tectronics
Tectronics, een fabrikant van elektronica, kan van een ander bedrijf een
éénjarige licentie verkrijgen voor de fabricage van product A, B of C. Deze
producten zullen uitsluitend op bestelling worden vervaardigd, waardoor de
productie en afzet gelijk zijn en er geen voorraadvorming zal ontstaan.
In een vergadering met de directie presenteert de controller het volgende
cijferoverzicht (in euro's):

Product A Product B Product C


Kosten licentie 260.000 380.000 400.000
Vaste productiekosten 240.000 40.000 40.000
Reclamekosten 100.000 60.000 40.000
Variabele kosten p/e 280 220 140
Verkoopprijs p/e 680 380 260

De verkoopdirecteur schetst vervolgens in het kort zijn probleem. 'De


kardinale vraag is natuurlijk hoeveel er van deze producten verkocht kan
worden. De exacte hoeveelheid is uiteraard onbekend, maar we kunnen
wel per product een aantal mogelijke afzetniveaus onderscheiden. Product
A kan een volledige flop worden, het kan redelijk verkopen of de afzet kan
uitstekend zijn. De mogelijkheden voor product B lopen ook nogal uiteen,
terwijl de voor product C verwachte afzetniveaus niet sterk verschillen. Alle
afzetverwachtingen en de daarbij behorende waarschijnlijkheden heb ik in
een overzicht samengevat.'

Product A Product B Product C


Afzet Kans Afzet Kans Afzet Kans
Nihil 0,1 3.000 0,1 7.000 0,8
2.500 0,4 4.000 0,3 8.000 0,1
4.000 0,5 6.000 0,3 9.000 0,1
8.000 0,3

1 Bepaal, op basis van de verwachte waarde en de standaarddeviatie van de


drie producten voor welk product er eventueel een licentieovereenkomst
zal worden aangegaan.

2 Welke andere factoren dan de verwachte waarde zouden een rol kunnen
spelen bij de keuze tussen deze drie producten?

Opgave 7: Combineren en kiezen


De bedrijfseconomische afdeling heeft de volgende informatie verzameld.

Projecten 1 2 3 4
Investeringsbedrag € 7.000.000 € 10.000.000 € 10.000.000 € 8.000.000
NCW € 2.000.000 € 4.000.000 € 4.000.000 € 3.000.000
Standaarddeviatie € 1.500.000 € 2.000.000 € 4.000.000 € 1.000.000
Looptijd 4 jaar 4 jaar 4 jaar 4 jaar

Financieel management en financiering | 6


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Volgens de bedrijfseconomische afdeling geldt de volgende correlatie-


matrix:

Projecten 1 2 3 4
1 1 0,5 1 0
2 0,5 1 1 -0,5
3 1 1 1 0
4 0 -0,5 0 1

Er is in totaal een bedrag van € 20.000.000 beschikbaar. Overtollige


middelen kunnen tegen de vermogenskostenvoet worden uitgezet.

1 Welk project zou volgens u moeten worden uitgevoerd indien er geen


enkele kapitaalrestrictie zou zijn?

2 De combinatie project 2 en project 4 heeft een negatieve correlatie (-0,5).


Wat is de economische betekenis van een negatieve correlatie?

3 Wat is de verwachte netto contante waarde van project 5, dat bestaat uit
de combinatie project 1 en 4?

4 Welke projecten zou u uitvoeren? Bereken tevens de verwachte NCW en


standaarddeviatie van uw keuze.

Opgave 8: Kiezen
Een onderneming krijgt het onderstaande overzicht:

Project A B C D E
Investeringsbedrag € 5.000.000 € 3.000.000 € 4.000.000 € 2.000.000 € 5.000.000
Looptijd (in jaren) 3 2 5 3 4
Equivalentiewaarde € 1.121.538 € 1.613.415 € 923.899 € 734.417 € 1.410.059
(annuïtair)

De onderneming kan in totaal een bedrag van € 8.000.000 investeren. Per


project is de variantie 10%.

1 Welke projecten zou u de bedrijfsleiding adviseren uit te voeren, gelet op


de beperking van het geld, waarbij u ervan uit mag gaan dat er geen
correlatie tussen de verschillende investeringen is?

2 Zou uw antwoord veranderen als u weet dat er tussen project B en E een


positief verband is (correlatie +1) en tussen A en B een negatieve
correlatie (-1)? (Niet uitrekenen maar beredeneren.)

Opgave 9: Selection
Onderneming Selection heeft de keuze uit verschillende
investeringsprojecten. De gegevens van de projecten zijn:

Financieel management en financiering | 7


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Project
A B C D
Investering € 600.000 € 600.000 € 600.000 € 600.000
Verwachte NCW
Kans
0,2 -€ 60.000 -€ 30.000 € 60.000 € 25.000
0,5 € 60.000 € 120.000 € 100.000 € 80.000
0,3 € 80.000 € 40.000 -€ 40.000 € 15.000

Selection heeft maximaal € 1.200.000 ter beschikking.

1 Bereken de NCW per project.

2 Bereken de standaarddeviatie (SD) per project.

3 Welk project zou u op basis van de antwoorden bij 1 en 2 niet willen


uitvoeren?

4 Bereken de NCW en de SD van de volgende combinaties:

a A en B.

b A en D.

c B en D.

5 Welke combinatie van projecten moet volgens u worden uitgevoerd?

Opgave 10: Domino BV


Van koelboxproducent Domino BV zijn op 1 januari 2015 onderstaande
financiële gegevens bekend:

Afzet 2014: 2.500 stuks


Gemiddelde verkoopprijs: € 30 per stuk
Variabele kosten : € 15 per stuk
Afschrijving: € 1.000
Overige constante kosten: € 7.500
Vennootschapsbelastingtarief: 25%

Domino BV heeft de buitenkans om op 1 januari 2016 uit een faillissement


een nieuwe machine te kunnen kopen voor een bedrag van € 30.000. De
machine heeft nog een levensduur van drie jaar. Er is geen restwaarde.
Met de nieuwe machine kan de afzet worden verdubbeld. De huidige
machine heeft een resterende levensduur van drie jaar en heeft een
boekwaarde van € 3.000. De vraag is in hoeverre de markt de afzet kan
opnemen. Volgens Domino BV zijn er drie scenario's:

Financieel management en financiering | 8


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Scenario 1 (meest gunstige scenario):


• De uitbreiding van de afzet kan met een brutowinst per product van
€ 12,50 per stuk worden afgezet en verkocht.
• De huidige machine kan als schroot voor een bedrag van € 3.000
worden verkocht.
• De overige constante kosten blijven € 7.500.

Scenario 2 (meest realistische scenario):


• De uitbreiding van de afzet kan alleen worden gerealiseerd als de
verkoopprijs daalt van € 30 naar € 25 per stuk; de variabele kosten
blijven € 15 per stuk.
• De huidige machine kan als schrootwaarde voor een bedrag van
€ 1.500 worden verkocht. De fiscale gevolgen hiervan worden in 2016
verrekend.
• De overige constante kosten blijven € 7.500.

Scenario 3 (meest pessimistische scenario):


• De markt is verzadigd en de maximale afzet die met de nieuwe
machine tegen een verkoopprijs van € 25 kan worden verkocht, is
3.750 stuks; de variabele kosten blijven € 15 per stuk.
• De huidige machine heeft geen enkele opbrengstwaarde en moet als
geheel afgeschreven worden beschouwd.
• De overige constante kosten blijven € 7.500.

In alle drie de scenario's geldt:


• De machine wordt gefinancierd met een banklening met een looptijd
van drie jaar en een rentepercentage van 4% per jaar. De lening moet
aan het eind van de periode in zijn geheel worden afgelost.
• Voor de berekening gaat Domino BV ervan uit dat alle bedragen (ook
de fiscale verrekening van de verkoop van de machine), behalve de
investering en de verkoop van de bestaande machine, aan het eind
van de periode ontvangen worden. De vermogenskostenvoet is 8%.

1 Bereken voor de drie scenario's:

a De verwachte mutatie van de vrije kasstroom per 1-1-2016, 31-12-2016,


31-12-2017 en 31-12-2018.

b De netto contante waarde.

2 Noem een andere relatief veelgebruikte investeringsselectiemethode.

Op basis van brainstorms en het raadplegen van deskundigen wordt de


volgende (subjectieve) kansverdeling opgesteld:
• scenario 1: kans 25%
• scenario 2: kans 50%
• scenario 3: kans 25%.

Financieel management en financiering | 9


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

3 Geef gemotiveerd aan of de investering gebaseerd op economische


overwegingen en bekende methoden en technieken zou moeten worden
uitgevoerd.

Opgave 11: Jakka


Jakka is een fabrikant van poetsmiddelen. Jakka wil de bestaande
productielijn en het assortiment aanpassen. Ze heeft in 2016 een
marktonderzoek (kosten € 300.000) uitgevoerd, waarin is aangetoond dat
de beoogde strategie van Jakka marktkansen biedt. Jakka besluit dan ook
om de financiële gevolgen van de voorgenomen plannen te analyseren. De
administratie levert de volgende informatie:
• Kosten benodigde reclamecampagne: € 75.000 (eenmalig).
• Investering in een nieuwe productielijn aan het begin van jaar 1 van
€ 650.000 (inclusief installatiekosten). De gebruiksduur van deze
productielijn is vijf jaar, de restwaarde wordt geschat op € 50.000.
• De oude productielijn heeft een boekwaarde van € 50.000, de
resterende gebruiksduur van deze productielijn is twee jaar; er is geen
restwaarde. De leverancier van de nieuwe productielijn wil de oude
productielijn, met een schrootwaarde van € 20.000, voor € 25.000
kopen (inclusief de ontmanteling)
• De fiscale afhandeling van de verkoop van de oude productielijn vindt
plaats aan het eind van jaar 0.
• De verwachting is dat de uitbreiding van de productie leidt tot een
extra investering van € 40.000 in werkkapitaal vanaf eind jaar 0.
• Jakka wil de aanschaf van de nieuwe productielijn financieren met een
vijfjarige bulletlening van € 600.000. Het rentetarief is 6,5%.
• De verwachte afzet van de nieuwe productielijn is 40.000 eenheden
per jaar en leidt tot een toename van EBIT van € 100.000 in jaar 1.
Voor de resterende looptijd van de investering wordt de toename van
EBIT in jaar 1 als uitgangspunt genomen.
• In de berekening van de toename van EBIT in jaar 1 is rekening
gehouden met de eenmalige kosten van de te voeren reclame-
campagne, de vervallen afschrijving van de oude productielijn
(€ 25.000), de afschrijving op de nieuwe productielijn (€ 120.000) en
een toerekening van vaste kosten van € 100.000, waarvan € 60.000
wordt veroorzaakt door extra uitgaven die toe te rekenen zijn aan de
uitbreiding van de productie als gevolg van de installatie van de
nieuwe productielijn.
• Jakka hanteert een vermogenskostenvoet van 12% per jaar.
• Alle bedragen worden geacht aan het eind van het jaar vrij te vallen,
tenzij anders is vermeld.
• Voor de berekeningen houdt Jakka rekening met een belastingtarief
van 25%.

1 Geef een omschrijving van het begrip 'sunk costs'.

2 Benoem de sunk costs van het investeringsproject.

Financieel management en financiering | 10


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

3 Bereken de voor de investeringsbeslissing relevante kasstromen van:

a Jaar 0 (initiële investeringskasstroom).

b Jaar 1 tot en met jaar 4 (vrije kasstromen).

c Jaar 5 (vrije kasstroom en de liquidatiekasstroom).

4 Jakka hanteert de 'netto contante waarde'-methode als


investeringsselectiemethode. Geef op basis van een berekening aan of
Jakka het investeringsplan zou moeten uitvoeren.

De NCW-methode heeft als nadeel dat de uitvoeringen van verschillende


investeringsprojecten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Zeker als
investeringsbedragen en looptijden verschillen, is het lastig om
investeringsprojecten (als er onvoldoende financiële middelen zijn) met
elkaar te vergelijken. Stel dat de bedrijfsleiding van Jakka op een bepaald
moment het volgende overzicht krijgt:

Investeringsproject Investeringsbedrag Berekende Looptijd Standaarddeviatie


E(NCW ) in jaren in %
1 € 250.000 € 30.000 6 10
2 € 500.000 € 50.000 4 8
3 € 150.000 € 15.000 3 12

Jakka heeft een maximaal budget van € 500.000. De correlatiecoëfficiënt


tussen project 1 en 3 is -0,20. De correlatiecoëfficiënt tussen de andere
projecten is 1.

5 Geef gemotiveerd aan (niet berekenen, geen conclusie geven) op welke


manier Jakka het selectieproces zou kunnen uitvoeren (met andere
woorden, geef aan hoe Jakka tot een keuze voor het uitvoeren van de
investeringsprojecten zou kunnen komen).

Opgave 12: Miniware


Computerfabrikant Miniware heeft een nieuw type 'notebook' ontwikkeld,
waarvan de prijs/kwaliteitverhouding uitermate gunstig is. Bepaalde
onderdelen van dit product zou Miniware zelf kunnen produceren of kunnen
uitbesteden aan een toeleverancier.

Als de verkoop van dit nieuwe type een succes wordt, zal de meeste winst
gerealiseerd kunnen worden bij eigen productie van de bedoelde
onderdelen. Het omgekeerde geldt echter ook: bij een tegenvallende
verkoop leidt zelf produceren van de onderdelen tot een aanzienlijk verlies,
omdat de daartoe noodzakelijke investeringen dan nauwelijks worden
terugverdiend. Met betrekking tot de verkoop van het nieuwe product
worden drie mogelijke afzetniveaus onderscheiden: hoog, middelmatig en

Financieel management en financiering | 11


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

laag. De daarbij behorende kansen worden respectievelijk ingeschat op


40%, 35% en 25%.

De financiële resultaten van de alternatieven zijn in het volgende overzicht


samengevat (contante waarde × € 1.000):

Alternatief Verwachte afzet


Hoog Middelmatig Laag
Zelf produceren 4.000 2.000 -800
Uitbesteden 2.500 1.800 1.000

1 Teken een beslisboom en geef aan voor welk alternatief zal worden
gekozen.

Opgave 13: Winkelketen


Het management van een winkelketen staat voor de beslissing een kleine
of een grote vestiging te openen op een nieuwe locatie. De omzet bij deze
locatie kan relatief laag of hoog zijn, met waarschijnlijkheden (kansen) die
op respectievelijk 0,4 en 0,6 worden geschat.

Als een kleine vestiging wordt geopend en de omzet blijkt hoog te zijn, kan
het management ervoor kiezen om deze vestiging niet uit te breiden (EBIT
= € 223.000) ofwel tot uitbreiding over te gaan (EBIT = € 270.000). Bij
een kleine vestiging en een relatief lage omzet is er geen reden om uit te
breiden en zal de EBIT naar verwachting € 200.000 bedragen. Als een
grote vestiging wordt geopend en de omzet blijkt laag te zijn, kan het
management besluiten om verder niets te doen (EBIT = € 40.000) of
plaatselijk extra reclame te maken om de vraag te stimuleren.

Het effect van deze reclame kan matig of aanzienlijk zijn, waarvan de
waarschijnlijkheden op respectievelijk 0,3 en 0,7 worden geschat. Bij een
matig effect wordt een EBIT van slechts € 20.000 verwacht, bij een
aanzienlijk effect wordt de EBIT op € 220.000 geschat. Ten slotte wordt bij
een grote vestiging en hoge omzet een EBIT van € 800.000 begroot.

1 Teken een beslisboom. Bepaal vervolgens de verwachte winst bij elke te


nemen beslissing en onzekere uitkomst. Welk alternatief, het openen van
een kleine of een grote vestiging, heeft de hoogste verwachte EBIT?

Opgave 14: Fleur BV


Startende onderneming Fleur BV is per 1 januari 2016 gestart met de
verkoop van Japanse robotstofzuigers in de binnenstad van Groningen.
Verkoop vindt plaats in een gehuurd winkelpand dat klanten alleen lopend
kunnen bereiken en niet per auto. De onstuimige groei van de verkoop van
de stofzuigers doet de oprichter overwegen om per 1 januari 2017 naar
een nieuw winkelpand te verhuizen aan de rand van de stad, waar wel
auto's kunnen komen. De verwachte winst bij verhuizing is afhankelijk van

Financieel management en financiering | 12


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

de economische groei in 2017. Een tweede optie is niet te verhuizen, maar


in hetzelfde pand ook de tweede verdieping te huren vanaf 1 januari 2017.
De verwachte winst is in dit geval wederom afhankelijk van de
economische groei. De laatste optie is in 2017 te blijven zitten en te kijken
hoe de economische groei in 2017 zich ontwikkelt. Aan het eind van 2017
wordt in het geval van economische groei besloten om het jaar daarop
alsnog de tweede verdieping als winkelpand af te huren. Bij afwezigheid
van economische groei in 2017 wordt aan het eind van het jaar niets
ondernomen. De kans op sterke economische groei in 2017 is 55% en de
kans op zwakke groei 45%. In de volgende tabel zijn de verwachte totale
opbrengsten gegeven over de komende twee jaar en de verwachte kosten
bij de verschillende alternatieven en groeiscenario's en de winst.

Beslissingsalternatief Opbrengsten Kosten Winst


Verhuis naar nieuwe locatie: sterke € 975.000 € 210.000 € 765.000
groei
Verhuis naar nieuwe locatie: zwakke € 575.000 € 210.000 € 365.000
groei
Winkeluitbreiding en sterke groei € 950.000 € 87.000 € 863.000
Winkeluitbreiding en zwakke groei € 500.000 € 87.000 € 413.000
Doe nu niets: sterke groei; breid € 930.000 € 87.000 € 843.000
volgend jaar uit
Doe nu niets: sterke groei; breid € 850.000 €0 € 850.000
volgend jaar NIET uit
Doe nu niets: zwakke groei € 525.000 €0 € 525.000

1 Bereken de verwachte winst (VW) bij de drie strategische keuzes en de


twee groeiscenario's en leidt daaruit af welke van de drie alternatieven de
beste is voor Fleur BV.

Nota bene: de gegevens zijn opgenomen in het Excel-blad voor opgave 14,
waarin ook een sjabloon van een beslisboom staat waarmee de opgave kan
worden berekend.

Opgave 15: De speelgoedfabrikant


Een speelgoedfabrikant is bezig met het ontwikkelen van een nieuwe
generatie strandvliegers. Aangezien de fabrikant niet de benodigde kennis
in huis heeft, maar wel een afzetmarkt van 100.000 vliegers verwacht,
overweegt de directie een ontwerpbureau in te schakelen. Er zijn twee
ontwerpbureaus die kandidaat zijn. Bureau A vraagt een bedrag van
€ 1 miljoen voor het ontwerp; het ontwerp van dit bureau zal met een kans
van 90% voor 59 van de 100 geproduceerde vliegers aan de kwaliteits- en
veiligheidseisen voldoen. En met 10% kans zullen 64 van de 100
geproduceerde vliegers aan de kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen.
Andere aantallen goedgekeurde vliegers dan deze twee komen niet in
aanmerking.

Financieel management en financiering | 13


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Bureau B vraagt een bedrag van € 1,35 miljoen voor het ontwerp; het
ontwerp van dit bureau zal met een kans van 80% voor 64 van de 100
geproduceerde vliegers aan de kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. En
met 20% kans zullen 59 van de 100 geproduceerde vliegers aan de
kwaliteits- en veiligheidseisen voldoen. Andere aantallen goedgekeurde
vliegers dan deze twee komen niet in aanmerking.

Goedgekeurde vliegers worden voor € 150 per stuk verkocht, terwijl de


productiekosten per vlieger € 75 zijn, ongeacht of de vlieger wordt goed- of
afgekeurd. De productiekosten zijn onafhankelijk van het gekozen
ontwerpbureau.

1 Stel een beslisboom op waarmee de optimale keuze voor het


ontwerpbureau kan worden onderbouwd, waarbij de directie van de
speelgoedfabriek de hoogste verwachte winst de doorslag laat geven.

Nota bene: de gegevens zijn opgenomen in het Excel-blad voor opgave 15,
waarin ook een sjabloon van een beslisboom staat waarmee het antwoord
kan worden afgeleid.

Financieel management en financiering | 14

You might also like