You are on page 1of 192

Financiële

rekenkunde
voor het HEO
Met toepassingen voor Excel
en grafische rekenmachine

Hans Gruijters

7e druk
Toegang tot online studiehulp
Als koper van dit e-book kun je een unieke code aanmaken die toegang
geeft tot de website bij het e-book.

1. Ga naar:

http://cbbt.noordhoff.nl/?isbn=9789001867294&ean=8717927080764

2. Voer de gegevens van je Bookshelf-account in (e-mailadres +


wachtwoord).

3. Download je persoonlijke code.

4. Volg de instructies voor het aanmaken van een Noordhoff-account en


het invoeren van je code.

Let op: de code kun je slechts één keer invoeren.


© Noordhoff Uitgevers bv

Financiële
rekenkunde
voor het HEO
Met toepassingen voor Excel
en grafische rekenmachine
J.C.M. Gruijters
Zevende druk

Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten


© Noordhoff Uitgevers bv

Ontwerp omslag: G2K designers, Groningen/Amsterdam


Omslagillustratie: Stocksy - Beatrix Boros

Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan:
Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13,
9700 VB Groningen, e-mail: info@noordhoff.nl

0 / 16

© 2016 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets


uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens-
bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische
verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet
1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting
Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen
van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken
(artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie-
en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-
pro.nl).

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval
system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photo-
copying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.

ISBN (ebook) 978-90-01-86729-4


ISBN 978-90-01-86728-7
NUR 782
© Noordhoff Uitgevers bv

Woord vooraf bij


de zevende druk
Financiële rekenkunde is gericht op het verwerken van rente. Berekeningen
met rente of interest hebben grote invloed op allerlei bedrijfseconomische
beslissingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor ondernemingen bij besluiten
inzake investeren, voor regeringen bij het aangaan of verstrekken leningen
via het IMF en voor particulieren bij het afsluiten van hypotheken of
consumptief krediet. Recente ontwikkelingen omtrent de schuldenpositie
van een aantal EU-landen en de aftrekbaarheid van hypotheekrente voor de
eigen woning betekenen dat het goed kunnen verwerken van interest
belangrijker is dan ooit.

Na bestudering van dit boek ben je in staat zelfstandig vrijwel alle interest-
berekeningen te maken. Na een introductie over het begrip rente volgt een
korte behandeling van enkelvoudige interest. Daarna wordt overgegaan
naar samengestelde interest inclusief investeringsselectie, annuïteiten en
omzetting van schulden. Waardebepaling van leningen waarbij rekening
wordt gehouden met de hoogte van de marktrente wordt in het hoofdstuk
‘Rentabiliteitswaarde’ behandeld.

Rentestanden wisselen vrijwel permanent. Dit zou tot gevolg hebben dat
voorbeelden, opgaven en uitwerkingen in dit boek voor wat betreft rente-
percentages ook steeds aangepast zouden moeten worden. Hier is vanuit
kostenoverwegingen niet voor gekozen omdat de hoogte van het renteper-
centage voor de berekeningswijze niets uitmaakt.

Dit boek kenmerkt zich door competentiegerichte voorbeelden, verschil-


lende oplossingsstrategieën en een grote hoeveelheid oefenmateriaal. De
gebruiker kan voor zijn oplossingsmethode kiezen uit de rekenmachine, de
grafische rekenmachine en Excel. Een aantal opgaven is vanuit de adviesrol
opgesteld. De beknopte antwoorden van alle opgaven staan achter in het
boek. Circa 120 *opgaven zijn volledig op de gratis toegankelijke website
uitgewerkt. Dat maakt deze methode, samen met de heldere uitleg en de
verschillende oplossingsstrategieën, uitstekend geschikt voor de actuele
onderwijsvormen en zelfstudie.

Bij het boek is een gratis website beschikbaar waarop aanvullend studiema-
teriaal staat zoals samenvattingen en extra opgaven per hoofdstuk maar ook
geïntegreerde cases. Voor diverse onderwerpen worden op de website ten
behoeve van daarin geïnteresseerden alternatieve oplossingen met behulp
van Excel behandeld. De bij de uitwerking van de voorbeelden uit het boek
gebruikte Excel-modellen zijn op de website te vinden evenals voor een
aantal opgaven voorgeprogrammeerde Excel-modellen.
© Noordhoff Uitgevers bv

Kritiek die tot verbetering van de methode kan leiden, is altijd van harte
welkom: info@noordhoff.nl

J.C.M. (Hans) Gruijters


Eindhoven
© Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud

1 Inleiding 9

1.1 De plaats van de financiële rekenkunde in de economie 10


1.2 Wat is rente? 10
1.3 De ontwikkeling van rente 10
1.4 Interesttheorieën 12
1.5 Tijdvoorkeur 13
Definities 15

2 Enkelvoudige interest 17

2.1 Berekening van de interest 18


2.2 Huurkooptransacties 19
2.3 Enkele begrippen bij huurkoop 19
2.4 Berekening van de gemiddelde looptijd en de kredietprijs 20
2.5 Berekening van de grootte van de termijnen 21
2.6 Financieringsinstellingen 21
2.7 Disconto 22
Definities 24
Opgaven 25

3 Samengestelde interest: de eindwaarde 29

3.1 Berekening van de eindwaarde 30


3.2 Werken met de rekenmachine, de grafische rekenmachine en Excel 32
3.3 Bepaling van de looptijd 39
3.4 Bepaling van het percentage 41
3.5 Gelijkwaardige procenten 43
3.6 Interest over delen van een periode 46
Definities en formules 48
Opgaven 49

4 Samengestelde interest: de contante waarde 53

4.1 Berekening van de contante waarde 54


4.2 Werken met de rekenmachine, de grafische rekenmachine en Excel 55
4.3 Voorbeeld uit de praktijk 59
Definities en formules 61
Opgaven 62
© Noordhoff Uitgevers bv

5 Renten 65

5.1 Indeling renten 66


5.2 Berekening van de eindwaarde 68
5.3 Berekening van de contante waarde 76
5.4 Uitgestelde renten 81
5.5 Eeuwigdurende renten 86
5.6 Bepaling van het percentage 88
5.7 Bepaling van de looptijd 90
5.8 Schuldomzetting 94
5.9 Investeringsbeoordeling 97
5.10 Voorbeelden uit de praktijk 99
Definities en formules 104
Opgaven 105

6 Annuïteiten 111

6.1 Begripsvorming 112


6.2 Berekening van de annuïteit 113
6.3 Het verband tussen de aflossingen 118
6.4 Berekening van de schuldrest 121
6.5 Afgeronde annuïteiten 125
6.6 Het onderlinge verband 127
6.7 Voorbeeld uit de praktijk 128
Definities en formules 131
Opgaven 132

7 Rentabiliteitswaarde 137

7.1 Begripsvorming 138


7.2 Berekening van de rentabiliteitswaarde 138
7.3 Rentabiliteitswaarde van renten 142
7.4 Rentabiliteitswaarde van annuïteiten 146
7.5 Rentabiliteitskoers 148
7.6 Halfjaarcoupons 149
7.7 Aflossingspremie 151
Definities en formules 153
Opgaven 154

8 Uitgewerkte casussen 159

8.1 Hypotheek 160


8.2 Obligaties 164
8.3 Aanbod leningen 170
© Noordhoff Uitgevers bv

9 Formules, functies en hun afleidingen 179

9.1 Inleiding 180


9.2 Eindwaarde van één kapitaal 180
9.3 Contante waarde van één kapitaal 181
9.4 Eindwaarde van een rente 181
9.5 Contante waarde van een rente 182
9.6 Annuïteit 184
9.7 Overzicht financieel-rekenkundige functies in Excel en grafische rekenmachine 185

Beknopte antwoorden van de opgaven 186


Hoofdstuk 2 186
Hoofdstuk 3 186
Hoofdstuk 4 187
Hoofdstuk 5 187
Hoofdstuk 6 188
Hoofdstuk 7 189
8 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 9

1 1

Inleiding

1.1 De plaats van de financiële rekenkunde in de economie


1.2 Wat is rente?
1.3 De ontwikkeling van rente
1.4 Interesttheorieën
1.5 Tijdvoorkeur
Definities

Elke dag wordt geld geleend, wordt geld gespaard en worden beslissingen genomen die
financiële gevolgen voor meerdere jaren hebben, bijvoorbeeld door bedrijven die investe-
ren. Dat wil zeggen dat een ondernemer nu geld in zijn zaak steekt. Als het goed gaat levert
die investering de komende jaren winst op. Daar moet echter wel op gewacht worden en
bovendien is er geen sprake van zekerheid. Het kan zijn dat de ondernemer over voldoende
liquide middelen beschikt, maar vaak zal hij geheel of gedeeltelijk een beroep op vreemd-
vermogenverschaffers moeten doen. Dat betekent dat er rente en aflossing betaald moeten
worden. Wat voor een ondernemer geldt, gaat ook op voor de consument. Zo zal bij de
aankoop van een eigen woning vaak een lening worden gesloten waarover rente en aflos-
sing betaald moeten worden. De investering in zijn huis krijgt de eigenaar pas terug als hij
zijn huis verkoopt. Pas dan blijkt of hij winst of verlies heeft gemaakt.

Investeren, lenen, sparen en aflossen leiden op verschillende momenten tot ontvangsten en


uitgaven. Er is sprake van tijdvoorkeur omdat we liever nu € 100,– willen ontvangen dan
over een paar jaar. Vanwege de tijdvoorkeur betalen we ook het liefst zo laat mogelijk. Om
het verschil in tijd te overbruggen wordt rente, ofwel interest, in rekening gebracht.

Dit hoofdstuk gaat in op de betekenis van rente en geeft een beeld van het denken over
rente in de loop van de geschiedenis.
10 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 1.1 De plaats van de financiële rekenkunde


in de economie
Economie is een wetenschap die zich bezighoudt met de voortbrenging en
1
verdeling van schaarse goederen en diensten. In het streven naar welvaart
moeten keuzes gemaakt worden. Omdat dit zo veelzijdig is, wordt de
economische wetenschap opgesplitst in een aantal onderdelen. Zo kennen
we de macro- en micro-economie maar ook de leer van de openbare
financiën, zowel nationaal als internationaal. Een van de onderdelen van
micro-economie is bedrijfseconomie. Binnen bedrijfseconomie wordt weer
onderscheid gemaakt in cost en management accounting, externe verslag-
geving en financiering. Bedrijfseconomie kent allerlei berekeningen die
gemaakt worden om beslissingen te onderbouwen.

Dit boek gaat vooral over berekeningen waarbij tijdvoorkeur een rol speelt
en die daarom te maken hebben met rente. De technieken die daarvoor
gebruikt worden, vormen de financiële rekenkunde. Ze worden dagelijks
wereldwijd ontelbare keren gebruikt. Bij elke lening, elke investering, elke
spaarvorm, elk pensioen, enzovoort is tijdvoorkeur een element en vinden
berekeningen met rente plaats.

§ 1.2 Wat is rente?


Rente of interest is een vergoeding voor geleend of gespaard geld. Het is de
vergoeding die een spaarder ontvangt van de bank omdat hij zijn geld
tijdelijk op de bank zet. Het is ook de vergoeding die een geldlener betaalt
aan de bank omdat hij voor een bepaalde tijd geld van de bank ter beschik-
king krijgt. De hoogte van de vergoeding is onder meer afhankelijk van het
overeengekomen rentepercentage, de looptijd van de lening en de hoogte
van het bedrag.
Het rentepercentage bestaat uit drie delen. Het eerste element is compen-
satie voor inflatie. Daarnaast zit er een stuk risicopremie in. Het is namelijk
niet 100% zeker dat de lener altijd volledig terugbetaalt. Een ondernemer
kan failliet gaan, een bezitter van een eigen woning kan werkloos raken. Ten
slotte wil de bank winst maken.
Daarnaast is de hoogte van de rentestand ook afhankelijk van de econo-
mische omstandigheden en dus vaak onvoorspelbaar. De hoogte van de
rente is ook een gevolg van monetair beleid van Europa en de Verenigde
Staten en van beslissingen van de Europese Centrale Bank en de Federal
Reserve.
Het begrip interest is afkomstig van het Latijnse ‘inter est’, wat zoveel
betekent als ‘dat wat er tussen ligt’. Bijvoorbeeld € 30,– als jaarrente op een
3% spaarrekening met een beginsaldo van € 1.000,–.

§ 1.3 De ontwikkeling van rente


In het algemeen zal een geldgever alleen bereid zijn geld tijdelijk aan een
ander uit te lenen als hij daar rente voor ontvangt. Wij vinden dat nu heel
gewoon, maar vroeger was dat niet zo vanzelfsprekend. Met name vanuit de
diversie religies werd daar kritisch tegenaan gekeken. In het Nieuwe
© Noordhoff Uitgevers bv INLEIDING 11

Testament staat geen verbod op rente, maar staat in Lukas 6:35: ‘Heb je
vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug’. Het
Concilie van Nice uit 325 na Christus verbood geestelijken rente op
leningen te vragen. Vanaf de vijfde eeuw gold dit verbod voor iedereen. In
806 maakte Karel de Grote het vragen van rente tot een misdaad. In 1311
1
deed paus Clemens V de rente in de ban. Ook de Koran verbiedt het vragen
van rente. In Soera 2, vers 275 staat: ‘…. terwijl Allah de handel wettig en de
rente onwettig heeft verklaard …’ .
Achtergrond van dit verzet tegen rente was het feit dat veel armen en boeren
geld leenden om in hun levensonderhoud te voorzien. Vanuit de gedachte
van naastenliefde werd het door de grote godsdiensten immoreel
beschouwd om aan arme en hulpbehoevende mensen te verdienen.
Eerder nog verzette Aristoteles (384-322 v. Chr.) zich tegen het vragen van
rente. Geld was vooral een ruilmiddel en een rekeneenheid. Geld met geld
verdienen was een onnatuurlijke bezigheid. Leningen vonden in die tijd
plaats in natura. Als er een koe werd geleend kreeg men een kalf als vergoe-
ding. Of als een stuk grond werd geleend werd een deel van de oogst als
vergoeding afgedragen. Maar geld kent volgens Aristoteles geen natuurlijke
opbrengst. ‘Het werpt geen jongen’ zei hij letterlijk.
In de loop van de middeleeuwen kwam er een kentering. Thomas van
Aquino (1224–1274) vindt ook dat er met geld geen geld verdiend mag
worden, maar hij maakt een uitzondering voor de beheerders van het geld
van weduwen en wezen. Die mochten wel rente vragen omdat zonder deze
inkomsten weduwen en wezen niet in hun levensonderhoud konden
voorzien. In het begin van de 15e eeuw werd het toegestaan een vergoeding
te vragen voor een lening die gelijk is aan het bedrag dat men anders met
het geld had kunnen verdienen. De opportunity costs, zouden we tegen-
woordig zeggen.
Ondanks al deze bezwaren is er nooit een renteloos tijdperk geweest. Men
zocht en vond altijd weer argumenten om het renteverbod te omzeilen. Ook
de kerk, die over steeds meer geld en bezittingen ging beschikken, deed
daaraan mee. Verder namen niet alle geleerden de aangevoerde argumenten
serieus. Vrij vertaald merkte een middeleeuws schrijver laconiek op: ‘Als ik
het goed begrijp, gaat iemand die rente vraagt naar de hel, maar als hij het
niet doet komt hij in het armenhuis’. Tenslotte was het Calvijn (1509–1564)
die veel twijfel wegnam door te stellen dat het nemen van interest nergens
door de Bijbel werd verboden, de Bijbel keert zich alleen tegen woekerrente.
Inmiddels is het vragen van rente zo goed als algemeen geaccepteerd. Toch
zijn er nog landen zoals Iran en Pakistan die officieel vasthouden aan een
renteverbod. Daarnaast wordt er ook nog wel eens getwijfeld aan de recht-
vaardigheid van het vragen van rente door het Westen aan ontwikkelings-
landen.
Er is veel veranderd in de acceptatie van rente. Vond men vroeger dat de tijd
van God was en niet door mensen met geld kon worden gekocht, tegen-
woordig stelt men vaak ‘tijd is geld’.

Soms komt men opmerkelijke zaken tegen. In 2003 haalde de Triodos Bank
het nieuws met de introductie van een zogenaamde ‘kip-en-ei-spaarreke-
ning’. De spaarder stort eenmalig een bedrag van € 1.000,–. Met die inleg
wordt vijf jaar lang de biologische landbouw gesteund. Na vijf jaar wordt de
inleg voor 100% uitgekeerd. Intussen krijgt de spaarder maandelijks zes
biologische eieren als rente.
12 © Noordhoff Uitgevers bv

Jeroen van IJzerloo van de Rabo-bank heeft een interessant artikel gepubli-
ceerd met de titel ‘Rente door de eeuwen heen’. Dit is op website die bij dit
boek hoort te vinden.

1 § 1.4 Interesttheorieën
Nadat de vooroordelen tegen het nemen van interest waren weggenomen,
ging men zich bezighouden met de vraag waarom er nu eigenlijk interest
moest worden betaald en ontvangen. Dit doet in de huidige tijd wellicht
enigszins merkwaardig aan, maar het is een feit dat nooit iemand zich afvraagt
waarom er eigenlijk arbeidsloon moet worden betaald, terwijl iedere auteur
over het verschijnsel ‘interest’ begint met het stellen van de bovengenoemde
vraag. Hierdoor zijn er in de 19e en 20e eeuw vele zogenoemde interest-
theorieën ontworpen. Hiervan zullen er twee kort worden besproken. Deze
twee vertonen onderling op enkele punten overeenkomsten en hun actuele
betekenis wordt nog steeds niet in twijfel getrokken.

Beide theorieën haken in op de zogenaamde tijdvoorkeur. Tijdvoorkeur


houdt in dat men het bezit van huidige (consumptie)goederen prefereert
boven dat van toekomstige. Met geld kan men die goederen aanschaffen en
dus prefereert men ook huidig geld boven toekomstig geld. Op dit thema
zijn de theorieën gebaseerd van Eugen Von Böhm-Bawerk uit de 19e eeuw
en die van Irving Fisher uit het begin van de 20e eeuw.

De theorie van Von Böhm-Bawerk wordt aangeduid als de zogenoemde


agiotheorie. Hij stelt dat tegenwoordige goederen (en dus ook geld) meer
waard zijn dan toekomstige. Voor deze meerwaarde of agio noemt hij drie
redenen:
a Mensen verwachten in het algemeen in de toekomst een hoger inkomen
te zullen hebben zodat zij gemakkelijker in hun behoeften kunnen
voorzien dan nu. Dit maakt het onaantrekkelijk nu geld uit te lenen.
b Veel mensen hebben de neiging hun toekomstige behoeften te onder-
schatten. Met andere woorden: zij zien hun toekomstige behoeften
perspectivisch verkleind.
c Men kan met tegenwoordige goederen en geld een productieomweg
inslaan, met als gevolg een stijging van de hoeveelheid toekomstige
goederen. Daarom kunnen ondernemers aan kapitaalverschaffers een
interestvergoeding geven.

In de 20e eeuw zijn er twee interesttheorieën bij gekomen die nogal de


aandacht hebben getrokken. De eerste is van Fisher en de tweede van
Keynes. Deze theorieën verklaren niet alleen het waarom van interest, maar
ook de hoogte van de interestvoet. De theorie van Keynes geeft een alge-
meen economische visie op interest en valt buiten het bestek van dit boek.

De theorie van Fisher komt op het volgende neer:


Als men geld uitleent, kan men er een bepaalde periode niet over beschikken.
Men kan het dus voorlopig niet gebruiken voor consumptie. Met andere
woorden: men is gedwongen eventuele consumptie uit te stellen tot later.
Fisher is echter van mening dat de meeste mensen liever nu consumeren
dan later. Daarvoor noemt hij de volgende redenen:
© Noordhoff Uitgevers bv INLEIDING 13

a Niemand weet hoelang hij zal leven; als huidige consumptie niet mogelijk
is omdat men de geldmiddelen uitleent, bestaat de mogelijkheid dat men
helemaal niet meer aan consumeren toekomt.
b De meeste mensen nemen aan dat hun inkomenspositie in de toekomst
zal verbeteren (door promotie, anciënniteit, enz.), waardoor hun
1
toekomstige consumptie hoger kan zijn dan de huidige. (Zie het eerste
motief bij Von Böhm-Bawerk.)
c De waarde van geld is in de meeste tijden onderhevig aan daling of inflatie,
zodat men bij aflossing van het nominale bedrag dat men heeft uitgeleend,
in feite minder koopkracht terugontvangt dan men eertijds heeft afgestaan.

Zowel Von Böhm-Bawerk als Fisher noemt dus redenen die het niet
aantrekkelijk maken geld uit te lenen. Beide schrijvers benadrukken de
voorkeur voor het hebben van huidige financiele middelen. Doet men er
desondanks toch voor een bepaalde tijd afstand van, dan zal men daar een
vergoeding voor verlangen. Deze vergoeding moet minimaal zo hoog zijn,
dat de som van lening en interest aan het eind van de periode gelijkwaardig
wordt geacht aan het bedrag van de lening aan het begin van de periode.

§ 1.5 Tijdvoorkeur
Tijdvoorkeur is de voorkeur voor huidige beschikbaarheid van geld
ten opzichte van toekomstige beschikbaarheid. Het verschil wordt
door rente overbrugd.

Voorbeeld 1.1

A heeft geld op de bank staan dat hij niet direct nodig heeft en even-
tueel kan uitlenen. Zijn buurman B is hiervan op de hoogte en heeft
dringend behoefte aan € 1.000,– die hij wil gebruiken voor de aankoop
van een machine voor zijn bedrijf.

Tijdvoorkeur houdt in dat A die € 1.000,– liever zelf houdt. Hij is pas
bereid dat aan zijn buurman uit te lenen als hij over een jaar meer dan
€ 1.000,– terugkrijgt. Hij mist immers de rente op de bank, hij loopt het
risico van inflatie en het is bovendien niet 100% zeker dat de buurman
over een jaar terug kan betalen. A vraagt daarom 6% interest.
Tijdvoorkeur voor B houdt in dat hij liever nu € 1.000,– heeft om in
zijn bedrijf te investeren dan over een jaar. Hij verwacht met zijn inves-
tering winst te maken en is bereid straks meer terug te betalen dan dat
hij nu heeft geleend, stel € 1.060,–. B wil 6% interest betalen.
A en B zijn het samen eens en de lening kan worden aangegaan.
Het zal duidelijk zijn dat tijdvoorkeur een steeds grotere rol gaat spe-
len naarmate de periode langer wordt. Als de lening uit dit voorbeeld
voor 10 jaar zou zijn aangegaan, krijgt tijdvoorkeur via een interestver-
goeding een waarde van € 791,–1. Samenvattend: tijdvoorkeur wordt
verrekend met een interestvergoeding.

1 Berekening wordt in hoofdstuk 3 uitgelegd


14 © Noordhoff Uitgevers bv

Rekening houden met tijdvoorkeur betekent ook dat bedragen die


op verschillende tijdstippen betaald of ontvangen worden niet
zonder meer bij elkaar mogen worden geteld.

Voorbeeld 1.2
1
Als A op dit moment € 5.000,– aan liquide middelen bezit en
daarnaast over 10 jaar € 1.791,– van zijn buurman tegoed heeft,
is het onjuist te stellen dat nu A € 6.791,– bezit. Uitgaande van
6% interest bezit A op dit moment € 5.000,– contant en
€ 1.000,– aan vorderingen. Samen € 6.000,–.

Hiermee is een begin gemaakt met de interestberekeningen die in de


volgende hoofdstukken aan de orde worden gesteld, en wel als volgt.
In hoofdstuk 2 worden berekeningen met enkelvoudige interest
behandeld, alsmede het begrip ‘disconto’.

In de volgende hoofdstukken gaat het steeds om berekeningen met


samengestelde interest. De Spaanse theoloog en econoom Martín de
Azpilcueta (1491-1586) ontwikkelde als eerste een wiskundig model
om tijdvoorkeur met samengestelde interest te verwerken.

• hoofdstuk 3: berekeningen van eindwaarden;


• hoofdstuk 4: berekeningen van contante waarden;
• hoofdstuk 5: berekeningen met renten;
• hoofdstuk 6: berekeningen met annuïteiten;
• hoofdstuk 7: berekeningen met de rentabiliteitswaarde;
• hoofdstuk 8: uitgewerkte casussen

In hoofdstuk 9 ten slotte wordt een aantal formules afgeleid die men
voor het uitvoeren van berekeningen met de rekenmachine nodig
heeft.
© Noordhoff Uitgevers bv 15

Definities
1

Rente of interest Vergoeding voor geleend of gespaard geld.

Tijdvoorkeur Voorkeur voor huidige beschikbaarheid van geld ten


opzichte van toekomstige beschikbaarheid. Het verschil
wordt door rente overbrugd.
16 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 17

2
Enkelvoudige 2

interest

2.1 Berekening van de interest


2.2 Huurkooptransacties
2.3 Enkele begrippen bij huurkoop
2.4 Berekening van de gemiddelde looptijd en de kredietprijs
2.5 Berekening van de grootte van de termijnen
2.6 Financieringsinstellingen
2.7 Disconto
Definities
Opgaven

Veel koop- en verkooptransacties komen tot stand waarbij de klant de koopsom niet in één
keer betaalt, maar in delen. Bij het vaststellen van de grootte van de betalingen speelt
interest een belangrijke rol. Er bestaan twee fundamenteel verschillende wijzen van
verrekening van interest, namelijk enkelvoudige interest en samengestelde interest. In dit
hoofdstuk komen enkelvoudige interestberekeningen aan de orde die met name van
toepassing zijn bij koop op afbetaling en huurkoop, waarbij de looptijd maximaal één jaar
bedraagt.
18 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 2.1 Berekening van de interest


Als iemand op 1 januari een bedrag van € 10.000,– op een spaarrekening
stort en dit het hele jaar ongewijzigd laat, kan hij op 31 december van dat
jaar een groter bedrag bij de bank opnemen dan € 10.000,–. De bank zal
rente vergoeden.
Als de bank 3% rente geeft, is het saldo per 31 december:

2 € 10.000,–  0,03  € 10.000,– = € 10.300,–

De rentevergoeding is dus 0,03  € 10.000,– = € 300,–.


Als het bedrag twee jaar ongewijzigd op de bank staat wordt de
rentevergoeding:

I = 2  0,03  € 10.000,– = € 600,–

In dit voorbeeld wordt geen rente over de rente berekend. De interest wordt
elke periode berekend over het oorspronkelijke beginkapitaal. Dit wordt
enkelvoudige interest genoemd. Bij looptijden langer dan een jaar is dat
niet gebruikelijk. Enkelvoudige interestberekeningen worden meestal
gebruikt bij looptijden tot een jaar. De Engelse term voor enkelvoudige
interest is simple interest.

Als men het rentepercentage voorstelt met p, het beginkapitaal met K en de


tijd met t, dan wordt de formule voor de enkelvoudige interestberekening:

p
I=t K
100

waarin I het interestbedrag voorstelt.

De looptijd wordt veelal uitgedrukt in jaren, maar dit kan ook in maanden
of dagen. Als het bovengenoemd bedrag niet één jaar, maar slechts acht
maanden uitstaat tegen 3% interest per jaar, wordt het interestbedrag:

8 3
I=   € 10.000,– = € 200,–
12 100

De formule voor enkelvoudige interestberekening is:

t  p  K
I=
c

waarin:
I = het interestbedrag;
t = de looptijd;
p = het interestpercentage, of rentepercentage;
K = het kapitaal;
c = een constante, namelijk:
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 19

100 als t is uitgedrukt in jaren;


1 200 als t is uitgedrukt in maanden;
36 000 als t is uitgedrukt in dagen.

§ 2.2 Huurkooptransacties
Het komt vaak voor dat bedrijven of particulieren duurzame productie-
middelen of consumptiegoederen willen aanschaffen zonder dat ze daarvoor 2
over voldoende financiële middelen beschikken. Het ontbrekende geld zal
dan moeten worden geleend.
Daarvoor bestaan allerlei mogelijkheden: huurkoop, koop op afbetaling,
lease, persoonlijke lening, rekening-courantkrediet, enzovoort.
Via internet bieden vooral veel autohandelaren hun occasions met huur-
koopmogelijkheid aan. Zo meldt een autoverkoper op zijn site: ‘Bent u op
zoek naar een manier om een auto te financieren? Via de huurkoop kunt
meteen van uw auto genieten. Met een vast maandbedrag en een vaste loop-
tijd komt u bovendien niet voor verrassingen te staan.’

Het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling is alleen van juridische


aard. Bij koop op afbetaling gaat het eigendom van het gekochte goed direct
over op de koper, bij huurkoop gebeurt dit pas nadat de koper aan alle
financiële verplichtingen heeft voldaan.
Voordeel van huurkoop is dat men direct over het product kan beschikken.
Daar staat tegenover dat het vanwege de hoge interestkosten een dure vorm
van lenen is. Bovendien heeft de verkoper het recht het product terug te
vorderen in geval van betalingsachterstand.

De lening zal in aantal meestal gelijke bedragen worden terugbetaald. Vaak


zijn dat maandbedragen, maar er komen ook andere vormen voor. Zo’n te
betalen maandbedrag wordt een termijn genoemd. Behalve aflossing
bevatten deze termijnen ook een opslag voor rente en kosten. De rente en
overige kosten, de kredietprijs, wordt uitgedrukt in een percentage per jaar,
waardoor de kosten van huurkoop vergelijkbaar zijn met die van andere
leningsvormen.

§ 2.3 Enkele begrippen bij huurkoop


Bij huurkoop hebben we te maken met een aantal begrippen:
• contante prijs: de verkoopprijs;
• aanbetaling: het gedeelte van de contante prijs dat bij aflevering van
het goed direct moet worden betaald;
• krediet: de contante prijs min de aanbetaling, de feitelijke
lening;
• kredietkosten: het totaal van de termijnen plus aanbetaling min de
contante prijs; ofwel het totaal van de termijnen min
het krediet;
• kredietduur: de gemiddelde looptijd van de termijnen;
• kredietprijs: de kredietkosten (op jaarbasis) uitgedrukt als percen-
tage van het krediet. De kredietprijs wordt meestal
uitgedrukt in een percentage per jaar.
20 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 2.4 Berekening van de gemiddelde looptijd en


de kredietprijs
Bij de bepaling van de door de kredietverstrekker in rekening gebrachte
kredietprijs wordt uitgegaan van de gemiddelde looptijd. Voorbeeld 2.1
maakt duidelijk waarom dat zo is.

2 Voorbeeld 2.1

Iemand leent € 1.000,– en moet dit bedrag op basis van 20% rente per
jaar aflossen in 5 maandelijkse termijnen van elk € 210,–. De eerste
termijn vervalt na 1 maand.

Er is geen aanbetaling. Elke termijn bevat dus


€1.000,–
= € 200,– aflossing.
5

Nadat de eerste termijn is betaald, is de schuld gereduceerd tot € 800,–,


na de tweede tot € 600,–, enzovoort. Nadat de vierde termijn is vervallen,
bedraagt de schuld nog slechts € 200,–. De gemiddelde schuld is dus:

€ 1.000, –  € 800, –  € 600, –  € 400, –  € 200,– = € 3.000,–


=
5
€ 600,– en niet: € 1.000,–

Daarom gaat men dus uit van de gemiddelde looptijd.

Deze is hier:
1  2  3  4  5 15
= = 3 maanden
5 5

of:
1  5
= 3 maanden.
2
De kosten bedragen hier: 5  € 210,–  € 1.000,– = € 50,–
12
Op jaarbasis is dit:  € 50,– = € 200,–
3

200
Kredietprijs:  1% = 20%
1% van 1.000
Een andere berekeningswijze kan dit nog duidelijker maken.
Rentekosten in 5 maanden: € 50,–.
Gemiddelde schuld in 5 maanden: € 600,–.

50
Kosten in 5 maanden:  1% = 8 13 %.
1% van 600

12
Kosten in 12 maanden:  8 13 % = 20%
5
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 21

In voorbeeld 2.1 is te zien dat de gemiddelde looptijd bepaald is als het


ongewogen rekenkundig gemiddelde. Hiertoe neemt men de som van
alle waarnemingen en deelt deze door het aantal waarnemingen.
15
In dit voorbeeld dus = 3.
5
Als de tussenpozen gelijk zijn, kan men volstaan met het nemen van
de som van de eerste en de laatste waarneming, en deze te delen door 2,
2
1  5
dus = 3.
2
Hiermee moet men overigens wel voorzichtig zijn. Dit geldt namelijk
alleen bij gelijke termijnen en gelijke tussenpozen. Op de website is
uitgewerkt hoe men te werk moet gaan als niet aan deze voorwaarden is
voldaan.

§ 2.5 Berekening van de grootte van de termijnen


Voorbeeld 2.2

Een motorhandelaar verkoopt met een contante prijs van € 12.000,–


een bepaald type motor in huurkoop onder de volgende voorwaarden:
• De aanbetaling is € 2.000,–.
• Het krediet plus kosten wordt betaald in 9 gelijke maandelijkse
termijnen waarvan de eerste na 1 maand vervalt.
• De kredietprijs is 19,2% per jaar.

Bereken de grootte van de termijnen plus de totale huurkoopprijs.

Uitwerking

Krediet = € 12.000,–  € 2.000,–  € 10.000,–.


1  9
De gemiddelde looptijd is  5 maanden.
2
De kosten in 5 maanden bij 19,2% per jaar zijn
5
 19,2%  € 10.000,– = € 800,–.
12
Krediet  kosten is € 10.000,–  € 800,– = € 10.800,–.
: 10.800
Elke termijn is dan = € 1.200,–.
9
De totale huurkoopprijs is € 2.000,–  9  € 1.200,– = € 12.800,–.

§ 2.6 Financieringsinstellingen
In het voorafgaande is er steeds van uitgegaan dat de verkoper het huur-
koopkrediet verstrekt. In de praktijk echter laten bijvoorbeeld autodealers
relatief grote financieringen meestal over aan daarin gespecialiseerde banken.
Deze gaan bij de kostenberekeningen veelal niet uit van de gemiddelde maar
22 © Noordhoff Uitgevers bv

van de volle looptijd. Men gaat dan wel uit van een lager kredietpercentage.
Hierdoor kan een wat vertekend beeld ontstaan.
Wat hiermee wordt bedoeld, wordt in onderstaande voorbeeld aangetoond.

Voorbeeld 2.3

Iemand laat zijn nieuwe auto gedeeltelijk financieren door een bank.
Gegevens:
2 • De nieuwprijs is € 40.000,–.
• De aanbetaling bedraagt € 7.500,–.
• De kosten bedragen 8% per jaar en worden berekend over de gehele
looptijd.
• Er wordt terugbetaald in 12 gelijke maandelijkse termijnen. De eerste
termijn vervalt na 1 maand.

Bereken de werkelijke kredietprijs.

Uitwerking

Het krediet bedraagt € 40.000,–  € 7.500,– = € 32.500,–.


8  12  € 32.500,–
De kosten van het krediet zijn: = € 2.600,–.
1.200
Hier dus 12 maanden, want dat is de volle looptijd.
1  12
De gemiddelde looptijd is = 6,5 maanden.
2

12
Dit brengt de kosten op jaarbasis op  € 2.600,– = € 4.800,–.
6,5

€ 4.800,–
De werkelijke kredietprijs is  1% = 14,77%.
1% van € 32.500,–

Dit is wel wat anders dan de 8% waar men van is uitgegaan!

In paragraaf 2.4 is uiteengezet waarom van de gemiddelde looptijd moet


worden uitgegaan om de juiste kredietprijs te bepalen.

§ 2.7 Disconto
Interest is de vergoeding die men ontvangt voor het uitlenen van geld. De
verrekening van deze interest kan op verschillende tijdstippen plaatsvinden.
Het gebruikelijkst is dat dit gebeurt aan het eind van een periode. In dat
geval spreekt men van interest. Deze interest wordt uitgedrukt in een
percentage van het beginkapitaal.
Soms vindt verrekening plaats aan het begin van een periode. In dat geval is
er sprake van disconto. Dit disconto wordt uitgedrukt in een percentage van
het eindkapitaal.
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 23

Samengevat

Interest: vergoeding voor kapitaal, achteraf verschuldigd en berekend


over het beginkapitaal.
Disconto: vergoeding voor kapitaal, vooraf verschuldigd en berekend
over het eindkapitaal.
Disconto is een Italiaans woord, afgeleid van het Latijnse ‘discompu-
tare’, hetgeen verminderen betekent.
2
Voorbeeld 2.4
Een bedrag van € 10.000,– wordt gedurende 1 jaar uitgeleend tegen 5%
interest.
De kredietnemer ontvangt van de bank een bedrag van € 10.000,–.
Hij moet over 1 jaar inclusief rente € 10.000,–  0,05  € 10.000,– =
€ 10.500,– terugbetalen.

Als de lening op basis van 5% disconto zou zijn afgesloten, ontvangt


de kredietnemer € 10.000,–  0,05  € 10.000,– = € 9.500,–, terwijl hij
inclusief rente € 10.000,– terug moet betalen.

Als de financieringsbehoefte exact € 10.000,– bedraagt, zal bij een


lening op basis van disconto een hoger bedrag moeten worden
geleend. In dit voorbeeld bedraagt de lening dan:

100
 € 10.000,– = € 10.526,32
95

Discontoberekeningen worden in dit boek buiten beschouwing gelaten.


24 © Noordhoff Uitgevers bv

Definities
2

Enkelvoudige interest Interestberekening waarbij de interest elke periode opnieuw


(Eng. Simple interest) berekend wordt over het oorspronkelijke beginkapitaal.

Kredietprijs De kredietkosten van huurkoop (op jaarbasis) uitgedrukt in een


jaarpercentage van het krediet.

Disconto Vergoeding voor geleend of gespaard kapitaal, vooraf verschul-


digd en berekend over het eindkapitaal.
© Noordhoff Uitgevers bv 25

Opgaven
2

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven staan de volledige uitwerkingen op de
website. Bovendien staan op de website extra oefenopgaven met volledige
uitwerking.

* 2.1 Bereken de interest die wordt vergoed over een bedrag van € 11.225,– dat
uitstaat tegen 5% per jaar gedurende:
a 3,5 jaar;
b 5 maanden;
c 4 jaar en 7 maanden.

2.2 Bereken de gegevens die in de onderstaande tabel ontbreken.


Kapitaal Procent Maanden Interest
a €… 6 17 € 658,75
b € 4.780,– 4 26 € …
c € 9.600,– … 72 € 3.168,–
d € 6.500,– 7,25 … € 294,53

2.3 Een kapitaal van € 7.500,– heeft gedurende 5 jaar uitgestaan tegen 4% interest
per jaar. Met ingang van het 6de jaar heeft de bank het rentepercentage
verhoogd tot 6% per jaar. Daarna is het percentage niet meer gewijzigd. Er
wordt alleen interest vergoed over de hoofdsom, terwijl de interest per 31
december wordt bijgeschreven.
a Bereken tot welk bedrag dit kapitaal is aangegroeid na 8 jaar.
b Bereken de genoten interest van het 3de tot en met het 7de jaar.
c Bereken het gemiddeld ontvangen interestpercentage.

* 2.4 Iemand leent op 1 april € 15.000,– tegen 7,25% per jaar. Per 1 augustus leent
hij nog eens € 9.000,– bij tegen een ander interestpercentage. Op 31 oktober
betaalt hij in totaal, inclusief de verschuldigde interest, € 24.808,76 terug.
Bereken het interestpercentage (per jaar) dat voor de tweede lening werd
overeengekomen.

2.5 Iemand stort gedurende 6 jaar telkens op 1 januari € 300,– op een spaarreke-
ning. De bank vergoedt 4,5% interest per jaar over de ingelegde som exclusief
interest. Aan het eind van het 6de jaar geeft de bank een spaarpremie van 10%
over de gekweekte interest.
a Bereken het saldo op deze spaarrekening per het einde van het 6de jaar.
b Hoeveel bedraagt de totaal genoten interest?
26 © Noordhoff Uitgevers bv

* 2.6 Een rijwielhandelaar verkoopt een luxe sportfiets contant voor € 1.700,– of in
huurkoop met de volgende condities:
• een aanbetaling groot € 200,–;
• 5 kwartaaltermijnen van elk € 345,–, waarvan de eerste na 3 maanden
vervalt.
Bereken de kredietprijs voor de koper.

* 2.7 Een winkelier levert saxofoons in huurkoop onder de volgende condities: een
2 aanbetaling van € 300,– gevolgd door 8 gelijke maandelijkse termijnen groot
€ 331,25. De eerste termijn vervalt na 1 maand. Voor interest, kosten en risico
gaat men uit van 16% per jaar.
a Bereken het verleende krediet.
b Bereken de contante prijs.

* 2.8 Een financieringsmaatschappij verleent onder de volgende voorwaarden


krediet aan iemand voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed dat
contant € 12.500,– kost. Er wordt ingehouden: € 2.500,– voor de aanbetaling
plus 4,5% interest, berekend over de volle duur van de overeenkomst. Verder
wordt overeengekomen dat moet worden terugbetaald in 19 gelijke maande-
lijkse termijnen waarvan de eerste na 1 maand vervalt.
a Bereken de werkelijke kredietprijs op jaarbasis (op 1 decimaal nauwkeurig).
b Bereken de grootte van de maandelijkse termijnen.
c Bereken het bedrag dat de koper uiteindelijk in totaal kwijt is.

2.9 Voor de nieuwe inrichting van zijn keuken heeft iemand € 18.000,– nodig.
Daarvan heeft hij zelf al € 6.000,– gespaard. Voor de financiering van het
ontbrekende heeft hij twee mogelijkheden:
• Huurkoop. Hij doet in dat geval een aanbetaling van € 6.000,– en betaalt
vervolgens 12 tweemaandelijkse termijnen van elk € 1.120,–, waarvan de
eerste vervalt na 1 maand.
• Persoonlijke lening. In dit geval moet worden afgelost in 12 tweemaande-
lijkse termijnen, waarvan de eerste vervalt na 1 maand. De interest
bedraagt 5,74% per jaar berekend over de volle looptijd en over het gehele
bedrag van de lening en wordt bij het afsluiten van de lening in mindering
gebracht.

a Bereken de kredietprijs per jaar in geval van huurkoop.


b Bereken het bedrag van de persoonlijke lening. Bedenk daarbij dat de koper
netto € 12.000,– in handen moet krijgen.
c Bereken de grootte van de termijnen in geval van de persoonlijke lening.
NB: nu blijkt dat door afronding het berekende leningbedrag onder b met
€ 0,05 omhoog moet; ga daar verder van uit.
d Bereken in geval van de persoonlijke lening de kredietprijs per jaar en
bepaal welke financieringswijze deze koper zal kiezen.
e Becijfer het verschil tussen de totale kosten bij huurkoop en de persoonlijke
lening met behulp van het verschil in de kredietprijzen.
28 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 29

3
Samengestelde
interest: 3

de eindwaarde

3.1 Berekening van de eindwaarde


3.2 Werken met de rekenmachine, de grafische rekenmachine en Excel
3.3 Bepaling van de looptijd
3.4 Bepaling van het percentage
3.5 Gelijkwaardige procenten
3.6 Interest over delen van een periode
Definities en formules
Opgaven

Als bedragen langer dan één jaar op de bank staan, of betalingen langer dan één jaar
worden uitgesteld, zal in de praktijk altijd rente over rente worden verrekend. Uitgaande
van op de bank gestorte bedragen betekent dit dat er ook interest wordt vergoed over de
interest die inmiddels al is ontstaan. We noemen dit samengestelde interest. Het banksaldo
wordt steeds groter naarmate het bedrag langer op de bank staat. De eindwaarde is altijd
hoger dan de beginwaarde als gevolg van interest. In dit hoofdstuk komen diverse technie-
ken aan de orde om de interest te berekenen. Met behulp van die technieken is het ook
mogelijk om van een transactie het rendement of de looptijd te bepalen. Als de rente over
delen van een jaar wordt berekend, ontstaat een specifieke problematiek die in de paragra-
fen 3.5 en 3.6 aan de orde komt.
30 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 3.1 Berekening van de eindwaarde


Eindwaardeberekeningen kan men bijvoorbeeld aantreffen bij het
vergelijken van diverse spaarvormen. Ze geven antwoord op de vraag:
‘Als ik nu een kapitaal K op een bank uitzet tegen een percentage p per jaar,
wat bezit ik dan na een aantal jaren n?’
Als men geld voor verschillende perioden, meestal jaren, bij een bank
uitzet, kan de interestverrekening op verschillende wijzen geschieden.
1 Aan het eind van elke periode wordt de interest berekend over het
beginkapitaal, de zogenoemde hoofdsom. De interest wordt dan
vervolgens:
• opgenomen, of
3
• overgeheveld naar een andere rekening, of
• bijgeschreven, terwijl in het vervolg geen interest wordt vergoed over
de eerder bijgeschreven interest. Met andere woorden: alleen de
hoofdsom is rentedragend.
Deze vorm van interestberekening wordt enkelvoudig genoemd.
2 Aan het eind van elke periode wordt de interest toegevoegd aan de
hoofdsom en in de volgende perioden wordt interest berekend over de
hoofdsom plus de toegevoegde interest. Deze vorm van interestbereke-
ning wordt samengesteld genoemd. Bij dit systeem ontstaat dus wat ‘rente
op rente’ wordt genoemd. De Engelse term voor samengestelde interest is
compound interest.

Voorbeeld 3.1

Marianne stort € 1.000,– op een spaarrekening bij een bank die 3%


rente vergoedt. Op verzoek van Marianne bereken je als klantadviseur
van de bank:
a het saldo op deze spaarrekening aan het einde van het 5de jaar als
de bank de interest berekent volgens de methode van enkelvoudige
interest;
b het saldo op deze spaarrekening aan het einde van het 5de jaar als
de bank de interest berekent volgens de methode van samenge-
stelde interest.

Uitwerking
a Het saldo van de spaarrekening is in 5 jaar toegenomen tot:

na 1 jaar: € 1.000,–  0,03  € 1.000,–  € 1.030,–


na 2 jaar: € 1.030,–  0,03  € 1.000,–  € 1.060,–
na 3 jaar: € 1.060,–  0,03  € 1.000,–  € 1.090,–
na 4 jaar: € 1.090,–  0,03  € 1.000,–  € 1.120,–
na 5 jaar: € 1.120,–  0,03  € 1.000,–  € 1.150,–

Elk jaar wordt de rente opnieuw berekend over het oorspronkelijke


bedrag van € 1.000,–.

In het algemeen geldt de volgende formule voor de berekening van de


eindwaarde bij enkelvoudige interest:

EWn  K  (1  n  i)
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 31

waarin:
EWn  de eindwaarde na een aantal perioden n;
K  het beginkapitaal;
i  het interestperunage (p/100);
n  het aantal perioden.

p is het symbool voor het interestpercentage (3%) en i voor het zoge-


noemde interestperunage (0,03).

In voorbeeld 3.1a valt de eindwaarde na 5 jaar bij enkelvoudige interest


via deze formule als volgt te bepalen:
3
EW5  € 1.000,–  (1  5  0,03)  € 1.150,–

Voorbeeld 3.1 (vervolg)

b Gevraagd wordt de eindwaarde na 5 jaar van een beginbedrag van


€ 1.000,– onder verrekening van 3% samengestelde interest per jaar.
Een tijdlijn geeft dat als volgt weer:

1.000
3%
1 2 3 4 5

EW5

Het saldo van de spaarrekening is in 5 jaar toegenomen tot:

na 1 jaar: € 1.000,00  0,03  € 1.000,00  € 1.030,00


na 2 jaar: € 1.030,00  0,03  € 1.030,00  € 1.060,90
na 3 jaar: € 1.060,90  0,03  € 1.060,90  € 1.092,73
na 4 jaar: € 1.092,73  0,03  € 1.092,73  € 1.125,51
na 5 jaar: € 1.125,51  0,03  € 1.125,51  € 1.159,27

Deze manier van berekenen kost erg veel tijd. De volgende redene-
ring leidt sneller tot het resultaat.
Als men 3% bij een getal optelt, is dat gelijk aan vermenigvuldiging
van dat getal met 1,03. Voor ieder jaar dat een kapitaal uitstaat wordt
de grootte van dat kapitaal vermenigvuldigd met 1,03. Gedurende 5
jaar derhalve met:

1,03  1,03  1,03  1,03  1,03  (1,03)5  1,159274074

De eindwaarde van € 1.000,– na 5 jaar te hebben uitgestaan tegen


3% samengestelde interest per jaar is dan:

€ 1.000  (1,03)5  € 1.000  1,159274074  € 1.159,27


32 © Noordhoff Uitgevers bv

Voor de berekening van de eindwaarde bij samengestelde interest geldt de


volgende formule:

EWn  K  (1  i)n

waarin:
EWn  de eindwaarde na een aantal perioden n;
K  het beginkapitaal;
i  het interestperunage (p/100);
n  het aantal perioden.

Het ranggetal van de EW is steeds gelijk aan de exponent van de factor (1  i).
3
De factor (1  i)n wordt in de financiële rekenkunde genoteerd als S n円p
(lees: grote S en pee).

S
n円p  (1  i)
n

Het symbool S is afgeleid van slotwaarde, terwijl de index 


n円p betrekking
heeft op het aantal perioden en het gehanteerde interestpercentage.
In voorbeeld 3.1b valt de eindwaarde na 5 jaar bij samengestelde interest via
deze formule als volgt te bepalen:

S
5円3  1,03  1,159274074
5

EW5  € 1.000,–  S 
5円3 € 1.000,–  1,159274074  € 1.159,27

In dit boek zal telkens de schrijfwijze met symbolen uit de financiële


rekenkunde worden gebruikt om aan te geven wat berekend moet worden,
bijvoorbeeld EWn  K S  n円p. Het hoe kent verschillende mogelijkheden die
in de volgende paragrafen worden uitgewerkt.

§ 3.2 Werken met de rekenmachine, de grafische


rekenmachine en Excel
Bij de berekening van eindwaarden bepaalt men eerst de waarde van (1  i)n
en vervolgens vermenigvuldigt men deze met het beginkapitaal K.

De bepaling van de eindwaarde kan op de volgende manieren geschieden:


1 met behulp van de rekenmachine;
2 met behulp van de grafische rekenmachine;
3 met behulp van Excel.

Ad 1 Bepaling van de eindwaarde met behulp van de rekenmachine


Hiervoor is een rekenmachine nodig waarbij machtsverheffen tot de
mogelijkheden behoort. Afhankelijk van het gebruikte merk kan de toets
voor machtsverheffen zijn [^] of [x y] of [y x]. In het vervolg wordt voor de
notatie uitgegaan van de Casio fx-82MS. Er zijn overigens vaak meerdere
oplossingsmethoden mogelijk waardoor eventueel kleine onderlinge
afrondingsverschillen kunnen optreden.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 33

In voorbeeld 3.1 werd de eindwaarde na 5 jaar gevraagd van € 1.000,– als de


bank 3% interest per jaar biedt.

EW5  € 1.000,–  (1,03)5  € 1.000,–  S  5円3


(1  i)n, toets in: [1  i][^][n][]
(1,03)5, toets in: [1,03][^][5][] uitkomst: 1,159274074

EW5  € 1.000,–  1,159274074  € 1.159,27

Ad 2 Bepaling van de eindwaarde met behulp van de grafische


rekenmachine
Bij de uitwerking wordt gebruikgemaakt van de TVM-Solver (Time, Value,
3
Money) uit het FINANCE-menu van de Texas TI-83/84 plus. Deze solver
(oplosser) kent vijf variabelen. Als er vier bekend zijn, kan de vijfde worden
berekend. De vijf variabelen zijn:
1 looptijd
2 interestpercentage
3 contante waarde
4 eindwaarde
5 betalingen

De TVM-Solver wordt geactiveerd door middel van de APPS-toets


(APPS is de afkorting van applications) gevolgd door tweemaal enter.

Invulmogelijkheden:
N Het aantal perioden, looptijd
I% Het interestpercentage
PV Present value, contante waarde, huidige waarde, beginkapitaal
PMT Payment, periodieke betaling, termijn, annuïteit
FV Future value, eindwaarde, toekomstige waarde
P/Y Payment periods per year, aantal betalingen per jaar
(1  jaarbetaling)
C/Y Compounding periods per year, aantal samengestelde
interesttermijnen per jaar. De invoer bij P/Y wordt automatisch
overgenomen voor C/Y. Deze kan daarna wel aangepast worden.
PMT: END/BEGIN De betalingswijze, post of prenumerando (zie hoofdstuk 5).

Bij de uitwerking van voorbeeld 3.1 gelden de volgende invoergegevens:


• APPS, enter, enter
• N 5
• I% 3
• PV 1000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 1159.274074

Opmerking
Als de PV positief is, wordt dit als een ontvangst beschouwd. Daar staat
tegenover dat de FV dan als een verplichting wordt gezien en daarom
negatief wordt weergegeven. Storting en opname zijn tegenpolen.
34 © Noordhoff Uitgevers bv

Ad 3 Bepaling van de eindwaarde met behulp van Excel


Stel hiervoor het volgende werkblad op. Geef cel C4 het percentageformaat.

In feite verschilt deze wijze van berekenen niet veel van de wijze waarbij
gebruikgemaakt wordt van een rekenmachine. Met behulp van Excel is het
mogelijk snel de eindwaarden te berekenen indien een of meer variabelen
(beginkapitaal, rente en/of looptijd) veranderen. Excel kent echter ook een
aantal voorgeprogrammeerde financiële functies, waarbij standaard
gebruikgemaakt wordt van onderliggende formules. Dat levert een groot
gebruikersgemak op.

• Typ in cel C7: 


• Zoek in de formulebalk via ‘meer functies’ naar de financiële functies.
• Kies: TW (toekomstige waarde)
• Vul vervolgens de celverwijzingen op het invulscherm in:
 Rente: C4
 Aantal termijnen: C5
 Bet (betalingen): blanco (er is in dit voorbeeld geen
sprake van periodieke betalingen)
 HW (huidige waarde): C3
 Type_getal: blanco
• Na invulling verschijnt het resultaat.
• Klik op OK en de eindwaarde van € 1.159,27 verschijnt in cel C7.

De functie TW is hier gebruikt voor de berekening van de eindwaarde van


één kapitaal. Deze functie is ook te gebruiken om de eindwaarde te bereke-
nen in geval er meerdere stortingen plaatsvinden (zie hoofdstuk 5). In dat
geval moeten de hier blanco gelaten onderdelen wel ingevuld worden.
Als bij HW C3 ingevuld wordt in plaats van C3, zal het resultaat van de
berekening  € 1.159,27 worden. Dit komt doordat Excel de storting (de
huidige waarde) aan het begin positief waardeert en de eindwaarde als een
soort schuld beschouwt die aan het eind van de looptijd betaald moet
worden. Wenst men echter een positieve uitkomst, dat moet in de formule
de huidige waarde negatief worden ingevoerd. Dit is in dit voorbeeld
gebeurd door het invullen van C3.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 35

3
36 © Noordhoff Uitgevers bv

Tot een aantal jaren geleden werd bij het maken van interestberekeningen
vrijwel uitsluitend gebruikgemaakt van zogenoemde interesttafels.
Volledigheidshalve laten we hier de werking van deze interesttafels zien. De
interesttafels staan op de website.

De interesttafel geeft de uitkomst van (1  i)n bij verschillende waarden van


n en i of p.
Hier volgt een stuk van de S n円p -tafel voor de waarden 1, 2, 3, 4 en 5 van n en
3%, 4% en 5% van p.

p 3% 4% 5%
n
1 1,030000 1,040000 1,050000
2 1,060900 1,081600 1,102500
3 1,092727 1,124864 1,157625
4 1,125509 1,169859 1,215506
5 1,159274 1,216653 1,276282

In feite zijn de bovenstaande waarden eindwaarden van een kapitaal van


€ 1,– dat gedurende een aantal perioden n tegen een percentage p op
samengestelde interest heeft uitgestaan. Dus een beginkapitaal van
€ 1,– dat gedurende 5 jaar heeft uitgestaan tegen 3% per jaar, groeit aan tot
€ 1,159274.
Het beginkapitaal uit voorbeeld 3.1 was € 1.000,–. De eindwaarde is dan ook
1000 maal zo groot, dus:
EW5  € 1.000,–  1,159274  € 1.159,27

Let erop dat n in de tafels perioden voorstelt. In het algemeen zal dit een
aantal jaren zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Als men bijvoorbeeld 2%
interest per maand moet betalen, stelt n in de tafel maanden voor.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 37

Voorbeeld 3.2

J. Smit gaat over 7 jaar met pensioen. Hij heeft € 12.500,– beschik-
baar die hij wil sparen. De rente is 2,5% per jaar. De bank verwacht de
komende 3 jaar geen verandering. Daarna verwacht men dat de rente
zal stijgen naar 3% per jaar. In verband met een geplande wereldreis
wenst Smit van de bank een opgave van het bedrag dat hij over 7 jaar
naar verwachting op zijn bankrekening heeft staan.

Uitwerking
De onderstaande tijdlijn geeft het gevraagde weer:
3
2,5% 3%

12.500

1 2 3 4 5 6 7

EW3 EW7

Allereerst wordt de eindwaarde na 3 jaar berekend.


EW3  € 12.500,–  (1,025)3  € 12.500,–  S  3円2,5 
€ 12.500,–  1,076890652  € 13.461,13
Dit wordt vervolgens weer 4 jaar uitgezet tegen 3% per jaar, dus:

EW7  € 13.461,13  (1,03)4  € 13.461,13  S 


4円3 
€ 13.461,13  1,12550881  € 15.150,62
Het bovenstaande kan ook in één keer worden berekend:

EW7  € 12.500,–  (1,025)3  (1,03)4  € 12.500,–  S 


3円2,5  S 
4円3 
 € 12.500,–  1,076890652  1,12550881  € 15.150,62

Bij de uitwerking van voorbeeld 3.2 met de grafische rekenmachine gelden


de volgende invoergegevens:
• APPS, enter, enter
• N 3
• I% 2,5
• PV 12500
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 13461.13281
• APPS, enter, enter
• N 4
• I% 3
• PV 13461,13281
• PMT 0
38 © Noordhoff Uitgevers bv

• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 15150,62357

Ook bij de uitwerking met Excel wordt eerst de waarde na 3 jaar bepaald,
daarna de waarde na 7 jaar. Gebruikmakende van de functie TW ziet de
uitwerking er als volgt uit:

Voorbeeld 3.3

Rob heeft een bedrag van € 5.000,– 5 jaar vaststaan op een 3% spaar-
rekening. Hij wil graag weten hoeveel interest hij heeft ontvangen over:
a het 5de jaar;
b het 2de tot en met het 4de jaar.

Uitwerking
Uiteraard kan van elk jaar apart de interest worden bepaald. Bij een loop-
tijd van 5 jaar is de hoeveelheid werk van deze methode nog te overzien
maar dat verandert bij langere looptijden. De onderstaande tijdlijn geeft
schematisch de stappen aan die nodig zijn bij de uitwerking.

Interest
Interest 2de t.e.m. 4de jaar
5de jaar

5.000
3%
1 2 3 4 5

EW1 EW4 EW5


© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 39

a EW5  € 5.000,–  (1,03)5  € 5.000,–  S 5円3  € 5.796,37


EW4  € 5.000,–  (1,03)4  € 5.000,–  S 
4円3  - 5.627,54
Interest 5de jaar: € 168,83

b EW4  € 5.000,–  (1,03)4  € 5.000,–  S 


4円3  € 5.627,54
EW1  € 5.000,–  (1,03)  € 5.000,–  S 
1円3  - 5.150,00
Interest 2de tot en met 4de jaar: € 477,54

Dit had ook als volgt berekend kunnen worden:


Interest 2de tot en met 4de jaar: € 5.000,–  {(1,03)4  (1,03)}  € 477,54

Controle:
3
Beginkapitaal € 5.000,–
Interest 1ste jaar: 0,03  € 5.000,– - 150,–
Interest 2de t/m 4de jaar - 477,54
Interest 5de jaar - 168,83
Eindwaarde na 5 jaar € 5.796,37

§ 3.3 Bepaling van de looptijd


Men kan zich afvragen hoelang men een bepaald bedrag tegen een gegeven
interestpercentage moet uitzetten om een bepaalde eindwaarde te
realiseren.

Voorbeeld 3.4

Marieke Peters stort via online bankieren € 2.500,– op een 5% spaar-


rekening. Via de mail vraagt zij de bank hoelang het duurt voordat het
saldo inclusief interest € 4.000,– zal bedragen.

Uitwerking
EWn  € 4.000,–  € 2.500,–  (1,05)n
(1,05)n  1,600

Voor de bepaling van de looptijd (n) staan drie mogelijkheden open:


1 bepaling van n met behulp van de rekenmachine;
2 bepaling van n met behulp van de grafische rekenmachine;
3 bepaling van n met behulp van Excel.

Ad 1 Bepaling van de looptijd met behulp van de rekenmachine


Hiervoor moet worden gebruikgemaakt van logaritmen.

(1,05)n  1,600

n log 1,05  log 1,600


log 1,600
n
log 1,05
40 © Noordhoff Uitgevers bv

Op de rekenmachine worden de volgende toetsen ingedrukt:

[log][1,6][][log][1,05][]
uitkomst: 9,633
0,633 jaar  0,633  365  231 dagen
n is dus exact 9,633 jaar, ofwel 9 jaar plus 231 dagen.

Ad 2 Bepaling van de looptijd met behulp van de grafische


rekenmachine
De oplossingsmethode is vrijwel identiek aan die van paragraaf 3.2.
• APPS, enter, enter
• N 0
3
• I% 5
• PV 2500
• PMT 0
• FV ()4000 Opmerking: denk aan het minteken ()
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 9.633163512

Opgemerkt moet worden dat het bij dit soort probleemstellingen in


het algemeen voldoende is om een benadering te geven.

Ad 3 Bepaling van de looptijd met behulp van Excel


Om de looptijd met behulp van Excel te bepalen kan gebruikgemaakt
worden van de financiële functie NPER; dit staat voor n perioden. Stel
hiervoor het volgende werkblad op:

In de formulebalk is via ‘meer functies’ (zie paragraaf 3.2) bij financiële


functies gekozen voor NPER. Vul vervolgens de celverwijzingen op het
invulscherm in. Daarna verschijnt het resultaat.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 41

Ook nu beschouwt Excel de toekomstige waarde als een schuld.


Daarom is deze negatief. Omdat er sprake is van slechts één storting
kan bij ‘Bet’ niets ingevuld worden.

Excel kent nog een andere mogelijkheid, namelijk door gebruik te


maken van de optie ‘doelzoeken’. Deze methode is op de website
uitgewerkt.

§ 3.4 Bepaling van het percentage


Wat is het gemiddeld rendement geweest voor beleggers of spaarders die na
een aantal jaren hun belegging verkopen of het spaarsaldo opnemen? Welk
percentage hebben zij gemiddeld per jaar gerealiseerd? Diezelfde vraag kan
worden gesteld door een huiseigenaar die zijn huis na een aantal jaren
verkoopt.

Voorbeeld 3.5

Een belegger heeft 5 jaar geleden € 5.000,– geïnvesteerd in een beleg-


gingsfonds. Hij verkoopt zijn belegging nu voor € 7.053,82 en vraagt
zich af welk rendement hij heeft gerealiseerd.

Omdat rekening gehouden moet worden met tijdvoorkeur is het


2.053,82
fout om te stellen dat hij  100%  41,08% rendement heeft
5.000
behaald. De belegging heeft een looptijd van 5 jaar gehad. Ook het
simpel delen van 41,08% door 5 jaren is niet goed, omdat rekening
moet worden gehouden met samengestelde interest, ofwel rente op
rente, de groei is immers in de loop van die 5 jaar ontstaan.
42 © Noordhoff Uitgevers bv

Ook nu staan in principe drie methoden open om het percentage (p)


te bepalen, namelijk:
1 bepaling van p met behulp van de rekenmachine;
2 bepaling van p met behulp van de grafische rekenmachine;
3 bepaling van p met behulp van Excel.

Ad 1 Bepaling van het percentage met behulp van de rekenmachine


EW5  € 7.053,82  € 5.000,–  (1  i)5
(1  i)5  1,410764
1
1i  (1,410764)5

Op een rekenmachine worden de volgende toetsen ingedrukt:


3
[1,410764][^][0,2][]
Of
[1,410764][^][(][1][][5][)][]
uitkomst: 1,07125

Het gevraagde rendement is dus 7,125% per jaar.

Ad 2 Bepaling van het percentage met behulp van de grafische


rekenmachine
• APPS, enter, enter
• N 5
• I% 0
• PV 5000
• PMT 0
• FV ()7053,82
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 7.125009576

Oplossing met een rekenmachine leidt tot het exacte percentage,


maar ook hier geldt dat in het algemeen kan worden volstaan met een
benadering.

Ad 3 Bepaling van het percentage met behulp van Excel


Om de looptijd met behulp van Excel te bepalen, kan gebruikgemaakt
worden van de financiële functie RENTE. Stel hiervoor het volgende
werkblad op:
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 43

Let op: de instelling van het aantal decimalen in cel C7 beïnvloedt de


weergave van het resultaat. In het bovenstaande is het aantal decima-
len in C7 op 3 ingesteld.

Excel kent nog andere mogelijkheden, bijvoorbeeld door gebruik te maken


van worteltrekken of van de optie ‘doelzoeken’. Deze methoden zijn op de
website uitgewerkt.

§ 3.5 Gelijkwaardige procenten


In het voorafgaande is er steeds van uitgegaan dat interest betrekking had
op een vol jaar, terwijl het interestpercentage ook steeds een percentage per
jaar was. Interestberekeningen vinden echter ook plaats bij percentages per
maand, kwartaal of welke andere tijdsindeling dan ook. Met andere
woorden: n staat niet exclusief voor het aantal jaren, maar voor het aantal
perioden.

Als bijvoorbeeld wordt gevraagd wat de eindwaarde is van € 1.000,– die


gedurende twee jaar tegen 3% per kwartaal op samengestelde interest
uitstaat, berekent men dat als volgt:

EW8  € 1.000,–  (1,03)8  € 1.000,–  S 


8円3  € 1.266,77
(2 jaren  8 kwartalen)

en dus niet:

EW2  € 1.000,–  (1,12)2  € 1.000,–  S 


2円12  € 1.254,40
(3% per kwartaal ≠ 12% per jaar)
44 © Noordhoff Uitgevers bv

Met nadruk wordt erop gewezen dat men een bepaald percentage per jaar
niet mag herleiden tot een percentage per kwartaal of per maand door het
eenvoudig door 4 of 12 te delen. Met andere woorden: 5% per halfjaar is niet
gelijk aan 10% per jaar. Dit blijkt uit het volgende:

Als € 1.000,– op samengestelde interest tegen 5% per halfjaar uitstaat, dan is


de eindwaarde na één jaar:

Beginkapitaal € 1.000,–
Interest eerste halfjaar 0,05  € 1.000,–  - 50,–
Eindwaarde na een halfjaar € 1.050,–
Interest tweede halfjaar 0,05  € 1.050,–  - 52,50
3
Eindwaarde na 1 jaar € 1.102,50

Zou men de € 1.000,– hebben uitgezet tegen 10% per jaar, dan zou de
eindwaarde na één jaar € 1.100,– zijn geweest. Het verschil ontstaat doordat
men in het eerste geval 5% interest over € 50,– ( € 2,50) extra ontvangt.

Welk percentage per jaar is dan wel gelijkwaardig met 5% per halfjaar?
Schematisch kan men dat met behulp van een tijdlijn verduidelijken.

5% per halfjaar:

5% 5%

eerste halfjaar tweede halfjaar

p% per jaar:

p%

1 jaar

Wil de eindwaarde in het eerste geval gelijk zijn aan de eindwaarde in het
tweede geval, dan geldt:

S
2円5 = S 
1円p

(1,05)2  1  i
1,1025  1  i, dus i  0,1025 en p  10,25%

Met behulp van de grafische rekenmachine kan de oplossing worden


gevonden door uit te gaan van een beginkapitaal (PV) van € 1,– . Dit wordt
2 perioden à 5% uitgezet. In de eindwaarde (FV) zit de interest besloten. Dit
is eenvoudig te herleiden tot een percentage.
• APPS, enter, enter
• N 2
• I% 5
• PV 1
• PMT 0
• FV 0
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 45

• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 1.1025 dus i  0,1025 en p  10,25%

Men kan zich natuurlijk ook afvragen welk percentage per halfjaar gelijk-
waardig is aan 10% per jaar. Schematisch kan dat met behulp van de
volgende tijdlijnen worden weergegeven.

10% per jaar:

10%
3
1 jaar

p% per halfjaar:

p% p%

eerste halfjaar tweede halfjaar

Om het percentage per halfjaar te bepalen stelt men het volgende aan
elkaar gelijk:

(1  i)2  S 
1円10  1,10
1
1  i  1,102

1  i  1,048809, dus p is 4,881%

4,881% per halfjaar is dus gelijkwaardig met 10% per jaar.

Controle:
Beginkapitaal € 1.000,–
Interest eerste halfjaar 0,04881  € 1.000,–  - 48,81
Eindwaarde na een halfjaar € 1.048,81
Interest tweede halfjaar 0,04881  € 1.048,81  - 51,19
Eindwaarde na 1 jaar € 1.100,00

Met behulp van de grafische rekenmachine kan de oplossing worden


gevonden door uit te gaan van een beginkapitaal (PV) van € 1,–. Na 2
perioden wordt een eindwaarde van € 1,10 bereikt. Vervolgens is het
interestpercentage per halfjaar te vinden onder I%.
• APPS, enter, enter
• N 2
• I% 0
• PV 1
• PMT 0
• FV ()1.10
• P/Y 1
46 © Noordhoff Uitgevers bv

• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 4.880884817

§ 3.6 Interest over delen van een periode


In de praktijk staat een kapitaal niet altijd een geheel aantal perioden uit,
maar vaak een geheel aantal perioden plus een deel van een periode,
bijvoorbeeld zes jaar en vijf maanden. Voor de interestberekening zijn er
dan twee gangbare methoden:
1 Over delen van een periode wordt enkelvoudige interest vergoed, terwijl
3
over de hele perioden zoals gebruikelijk samengestelde interest wordt
vergoed.
2 Over delen van een periode wordt ook samengestelde interest vergoed.

Voorbeeld 3.6

Piet van der Kruis heeft 3,5 jaar geleden € 10.000,– op een 3% bankre-
kening gestort. De bank schrijft elk jaar per 31 december de rente bij.
Bereken volgens de twee hierboven beschreven varianten het bedrag
dat Piet na 3,5 jaar van zijn rekening kan opnemen.
Schematisch kan dit met behulp van de volgende tijdlijn worden
weergegeven:

10.000
1/2 j 1/2 j
3%
1 2 3 4

EW3.5

Over delen van een periode enkelvoudige interest


De eerste 3 jaar staan uit tegen samengestelde interest. De eindwaarde
na 3 volle jaren is:

EW3  € 10.000,–  (1,03)3  € 10.000,–  S 


3円3  € 10.927,27

Het laatste halfjaar levert enkelvoudige interest op. Bij een jaarpercen-
tage van 3% is dat 1,5% voor een halfjaar.

EW3,5  € 10.927,27  1,015  € 11.091,18

Het maakt voor de berekening overigens niet uit als eerst begonnen
wordt met een halfjaar enkelvoudige interest over € 1.000,– en daarna
pas 3 jaren samengestelde interest.

EW3,5  € 10.000,–  1,015  (1,03)3  € 10.150,–  S 


3円3 
€ 11.091,18

Over delen van een periode samengestelde interest

EW3,5  € 10.000,–  (1,03)3,5  € 10.000,–  S 


  € 11.089,97
3,5円3
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 47

Excel en het financemenu van de grafische rekenmachine gaan uit van


samengestelde interest en kennen geen standaardfuncties voor enkelvou-
dige interest.

De oplossing met enkelvoudige interest over delen van een periode levert
€ 1,21 meer rente op. Dat is logisch als bedacht wordt dat 3% per jaar
gelijkwaardig is aan 1,4889% per halfjaar en dat is dus lager dan 1,5% bij
enkelvoudige interest.
Vergelijk hiertoe ook onderstaande tabel voor bijvoorbeeld 8% per jaar:

Samengestelde interest Enkelvoudige interest 3


na 1 maand 1,006434 < 1,006667
na 3 maanden 1,019427 < 1,020000
na 6 maanden 1,039230 < 1,040000
na 9 maanden 1,059419 < 1,060000
na 1 jaar 1,080000  1,080000

na 2 jaar 1,166400 > 1,160000


na 5 jaar 1,469328 > 1,400000
na 10 jaar 2,158925 > 1,800000
na 40 jaar 21,724521 > 4,200000

Over delen van een periode biedt enkelvoudige interest meer rente dan
samengestelde, maar over hele perioden levert samengestelde interest meer
op. In verband met de tijdvoorkeur zal men een zo hoog mogelijke vergoeding
verlangen om huidig geld te vervangen door toekomstig geld. Dit is dan ook de
reden waarom men in de praktijk meestal calculeert op basis van enkelvou-
dige interest wat delen van perioden betreft, en met samengestelde interest
voor zover het hele perioden betreft. Dit wordt geïllustreerd door figuur 3.1.

FIGUUR 3.1—Periode versus interest

S.I. E.I.
Interest

1,08

1 jaar
48 © Noordhoff Uitgevers bv

Definities en
formules
3

Samengestelde interest (S.I.) Interestberekening waarbij de interest aan de hoofdsom


(Eng. Compound interest) wordt toegevoegd en rente op rente wordt vergoed.

Eindwaarde De waarde van een kapitaal na een aantal perioden


inclusief interest.

S
n円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor
de berekening van de eindwaarde (slotwaarde) van
één kapitaal over n perioden tegen p procent.

Eindwaarde bij S.I. EWn  K  S 


n円p  EWn  K  (1  i)
n

Enkelvoudige interest (E.I.) Interestberekening waarbij de interest elke periode


(Eng. Simple interest) opnieuw berekend wordt over het oorspronkelijke
beginkapitaal.

Eindwaarde bij E.I. EWn  K  (1  n  i)

TW Excel-functie voor het berekenen van de eindwaarde


(toekomstige waarde).

NPER Excel-functie voor het berekenen van de looptijd


(n perioden).

RENTE Excel-functie voor het berekenen van het rente-


percentage (het rendement).

Gelijkwaardige procenten Herberekening van rentepercentages op basis van


samengestelde interest waarbij percentages over een
langere periode (een jaar) gelijkwaardig worden aan
percentages over een kortere periode (maand, kwartaal
of halfjaar).
© Noordhoff Uitgevers bv 49

Opgaven

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven staan de volledige uitwerkingen op de
3
website. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.

* 3.1 Bereken de eindwaarde van:


a € 7.000,– na 7 jaar tegen 7% samengestelde interest per jaar;
b € 12.000,– na 12 jaar tegen 4% samengestelde interest per halfjaar.

3.2 Bereken de totaal ontvangen interest van:


a € 8.000,– na 5 jaar tegen 8% samengestelde interest per jaar;
b € 4.500,– na 7 jaar tegen 5% enkelvoudige interest per jaar.

* 3.3 Iemand huurt een huis van een woningbouwvereniging voor € 600,– per
maand. De algemene verwachting is dat in de volgende jaren de huur steeds
3% hoger zal zijn dan in het voorafgaande jaar.
Bereken hoe hoog de verwachte huur per maand over 10 jaar zal bedragen.

* 3.4 Bereken tot welk bedrag € 6.950,– aangroeit, als het van 1 juli 2014 tot en met
31 maart 2018 tegen 1,5% per kwartaal op samengestelde interest wordt
uitgezet.

* 3.5 Bereken de eindwaarden van:


a € 6.000,– na 15 jaar tegen 3,4% samengestelde interest per jaar;
b € 3.000,– na 10 jaar tegen 1% samengestelde interest per maand;
c € 7.211,48 na 7 jaar tegen 1,25% samengestelde interest per maand.

* 3.6 Een kapitaal van € 10.000,– wordt gedurende 8 jaar uitgezet tegen 7%
samengestelde interest per jaar.
Gevraagd:
a de eindwaarde;
b de totaal ontvangen interest;
c de interest in het laatste jaar;
d de interest in het 2de tot en met het 5de jaar.

3.7 Een kapitaal van € 7.500,– heeft 15 jaar op een spaarbankrekening gestaan
tegen samengestelde interest.
De eerste 5 jaar vergoedde de bank 3% per jaar, daarna 5 jaar lang 2% per
jaar en vervolgens gedurende de laatste 5 jaar 4% per jaar.
Tot welk bedrag is dat kapitaal van € 7.500,– in 15 jaar aangegroeid?
50 © Noordhoff Uitgevers bv

* 3.8 Een kapitaal staat gedurende 12 jaar op basis van samengestelde interest uit
tegen 7% per jaar. In die tijd wordt er in totaal € 5.008,77 interest aan de
hoofdsom toegevoegd. Bereken het beginkapitaal.

3.9 Bepaal aan de hand van de onderstaande tabel de looptijden.

Beginkapitaal Eindwaarde Interestpercentage


a € 400.000,– € 3.044.902,– 7% per jaar

b € 1.700,– € 2.883,– 4,5% per jaar

3 c € 1.800.000,– € 4.313.804,– 6% per jaar

* 3.10 Bepaal aan de hand van de onderstaande tabel de gehanteerde


interestpercentages.

Beginkapitaal Eindwaarde Looptijd


a € 7.500,– € 34.957,18 20 jaar

b € 3.750,– € 7.984,11 12 jaar

c € 30.000,– € 66.241,20 40 jaar

3.11 Een projectontwikkelaar heeft 10 jaar geleden een kantoorpand gekocht voor
€ 4.500.000,–. Hij heeft het zojuist verkocht voor € 8.300.000,–.
Bereken het rendement dat de projectontwikkelaar heeft gerealiseerd op dit
pand.

3.12 Een bank biedt klanten een vorm van sparen aan, waarbij de klant eenmalig
een bedrag inlegt en waarbij de interestvergoeding ieder jaar hoger wordt. De
looptijd is 6 jaar.
Een klant legt € 1.000,– in. Over het eerste jaar is de interestvergoeding 1%,
over het tweede jaar 2% en zo vervolgens ieder jaar 1% hoger.
a Bepaal het saldo aan het eind van de looptijd van 6 jaar.
b Bepaal het gemiddeld gerealiseerde rendement.

* 3.13 Een aandeelhouder heeft een halfjaar geleden voor € 3.750,– een pakketje
aandelen gekocht van een aantal AEX-genoteerde bedrijven. De huidige
waarde bedraagt € 4.042,50.
Bereken het rendement op basis van samengestelde interest op jaarbasis op
deze belegging.

* 3.14 Bereken in 4 decimalen nauwkeurig de gelijkwaardige percentages per jaar


voor een interestpercentage van:
a 2% per kwartaal;
b 5,5% per halfjaar;
c 1,5% per maand.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 51

3.15 Een bank biedt hypotheken aan met een maandpercentage van 0,5%.
Bereken het percentage op jaarbasis waarmee klanten dit aanbod kunnen
vergelijken met andere offertes (bereken op 1 decimaal nauwkeurig).

* 3.16 Bereken de eindwaarde van € 4.000,–, als dat kapitaal gedurende 8,5 jaar
tegen 5% interest per jaar heeft uitgestaan en de bank:
a over delen van kalenderjaren enkelvoudige interest vergoedt;
b over delen van kalenderjaren samengestelde interest vergoedt.

3.17 Iemand stort per 1 september 2016 € 8.000,– op een spaarrekening. De


interestvergoeding bedraagt 6% per jaar. De bank gaat uit van samengestelde
interest, maar vergoedt over delen van een kalenderjaar enkelvoudige interest.
3
Bereken over welk bedrag deze persoon per 31 maart 2023 kan beschikken.

* 3.18 Een studente is na haar studie vertrokken naar Nepal. Tijdens haar verblijf in
Nepal overlijdt een oudtante. De notaris kon de studente niet bereiken. Pas na
10 jaar hoort ze dat de erfenis van € 3.000,– bij de notaris is op te vragen.
a Bereken het bedrag dat de notaris moet uitkeren als hij die € 3.000,– op
een spaarrekening heeft gezet die 1% samengestelde interest per maand
vergoedt.

Na deze meevaller besluit ze terug te gaan naar Nepal, waar het haar
uitstekend bevalt. Het door de notaris uitgekeerde bedrag stort zij op een
spaarrekening tegen 7% per jaar.
b Bereken het saldo op die spaarrekening als ze na 5 jaar terugkomt naar
Nederland.
c Bereken de interest over het laatste (5de) jaar.

Veronderstel dat de notaris € 9.950,– heeft uitgekeerd en dat, op het moment


dat ze terug in Nederland komt, het saldo op de 7%-spaarrekening
€ 18.000,– bedraagt.
d Bereken hoelang ze in Nepal heeft gezeten (aantal jaren plus maanden).

3.19 Marco is er na zijn studie aan toe om zelfstandig te gaan wonen. Hij kan een
appartement huren voor € 550,- per maand. Hij heeft ook een aanbod om een
appartement te kopen waarbij zijn netto maandlasten € 600,- per maand
bedragen. Marco weet niet goed wat te doen. Hij heeft wat extra informatie
ingewonnen waaruit blijkt dat er voor de komende 10 jaar een jaarlijkse
huurverhoging van 4% wordt verwacht. De lening die hij voor de aankoop kan
afsluiten heeft een rentevaste periode van 10 jaar.
Marco vraagt jou als onafhankelijk financieel adviseur om een advies wat hij
het beste kan doen. Indien mogelijk onderbouw je het advies met een
berekening.
52 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 53

4
Samengestelde
interest: de
contante waarde 4

4.1 Berekening van de contante waarde


4.2 Werken met de rekenmachine, de grafische rekenmachine en Excel
4.3 Voorbeeld uit de praktijk
Definities en formules
Opgaven

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat bedragen op basis van


samengestelde interest in de loop van de tijd groeien. Dit hoofdstuk volgt de
omgekeerde redenering, namelijk dat bedragen nu lager zullen zijn dan
toekomstige bedragen. Deze contantewaardebepalingen worden bedrijfs-
economisch veel toegepast, met name bij het beoordelen van investeringen.
Deze leveren immers in de toekomst een bijdrage waarvoor nu moet worden
geïnvesteerd. Men zal zich dan afvragen wat die toekomstige bedragen nu
waard zijn om ze te kunnen vergelijken met het op dit moment te investeren
bedrag.
Ook in de particuliere sfeer treft men contantewaardebepalingen aan. Zo
kan men zich afvragen wat er nu op een bankrekening moet worden gestort
om te zijner tijd (bijvoorbeeld bij pensionering) over een bepaald bedrag te
beschikken.
54 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 4.1 Berekening van de contante waarde


In het vorige hoofdstuk is besproken hoe men van een bepaald begin-
kapitaal de eindwaarde na een aantal perioden kan bepalen. Men kan zich
natuurlijk ook afvragen hoeveel een bepaald bedrag dat pas over een aantal
perioden vervalt, nu waard is.

Voorbeeld 4.1

Van Raak bv heeft een schuld van € 15.000,– aan Boelens bv die zij
over 3 jaar in één keer terug moet betalen. Boelens heeft momenteel
geldzorgen en vraagt Van Raak of ze bereid is nu al te betalen. De
kaspositie van Van Raak laat dat wel toe, maar de controller is niet
van plan om nu al de volle € 15.000,– te betalen. Hij realiseert zich dat
4 ze nog 3 jaar rente zullen ontvangen als ze het geld tot aan de afge-
sproken aflossingsdatum op de bank laten staan. Rekening houdend
met interest van 5% komen de beide ondernemingen overeen nu een
bedrag af te rekenen van € 12.957,56.
Dit bedrag is 3 jaar uitgezet tegen 5% per jaar precies aangegroeid tot
€ 15.000,–.

EW3  € 12.957,56  S  3 円5  € 12. 957,56  (1,05)  € 15.000,–


3

Een tijdlijn geeft dit als volgt weer:

12.957,56 15.000
5%
1 2 3

CW EW3

Bij de berekening van de eindwaarde wordt een bepaald bedrag


vooruitgebracht in de tijd. In voorbeeld 4.1 is het tegengestelde gedaan: er
wordt een bedrag teruggebracht in de tijd.

Vooruitbrengen en terugbrengen kan men illustreren met behulp van een


tijdlijn:

p%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

EW10

In de tijd vooruitbrengen, eindwaarde bepalen (slotwaarde)


© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE CONTANTE WAARDE 55

p%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

CW

In de tijd terugbrengen, contante waarde bepalen (aanvangswaarde)

Dit terugbrengen in de tijd noemt men contant maken. De teruggebrachte


waarde is dan ook de contante waarde.

De berekening van de contante waarde is een eenvoudige zaak. In de


formule voor de berekening van de eindwaarde EWn = K × (1 + i)n komen 4
vier variabele grootheden voor, namelijk EWn, K, i en n. Zijn er daar drie van
bekend, dan kan de vierde worden berekend. Als EWn, i en n bekend zijn,
kan K (dit is de contante waarde) als volgt uit de formule voor de eind-
waarde worden herleid:

EWn  K  (1  i)n

EWn
K 
(1  i)n

1
K  EWn 
(1  i)n

In voorbeeld 4.1 geldt:

€ 15.000,– € 15.000,–
CW    € 12.957,56
(1,05)3 1,157625

of

1
CW € 15.000,–   € 15.000,–  0,863837598  € 12.957,56
(1,05)3

§ 4.2 Werken met de rekenmachine, de grafische


rekenmachine en Excel
1
De waarde wordt in de financiële rekenkunde weergegeven door
(1  i)n
het symbool A 
n円p (lees: grote A en pee).
56 © Noordhoff Uitgevers bv

Het symbool A is afgeleid van de aanvangswaarde.


Bij contantewaardeberekeningen zal men dus eerst de waarde bepalen van
A n円p, en deze vervolgens vermenigvuldigen met de gegeven eindwaarde.

Bepaling van de contante waarde kan op de volgende manieren geschieden:


1 met behulp van de rekenmachine;
2 met behulp van de grafische rekenmachine;
3 met behulp van Excel.

Ad 1 Bepaling van de contante waarde met behulp van de rekenmachine


Bij bepaling van A 
n円p met behulp van een rekenmachine wordt
gebruikgemaakt van het feit dat:

1
de reciproke waarde is van (1  i)n.
(1  i)n
4

Deze laatste factor is eenvoudig met de rekenmachine te bepalen (zie


hiervoor paragraaf 3.2).
1
A
3円5 =
(1,05)3

Toets in: [1,05][^][3][=]

Uitkomst: 0,863837598  € 15.000,–  € 12.957,56

In voorbeeld 4.1 is sprake van € 15.000,– die over 3 jaar zou vervallen. Dit
bedrag heeft een contante waarde van:
1
CW  € 15.000,–  A 
3円5  € 15.000,–   € 12.957,56
(1,05)3
Dit betekent dat, rekening houdende met 5% interest per jaar, € 12.957,56
nu gelijkwaardig is aan € 15.000,– over 3 jaar.

De contante waarde van voorbeeld 4.1 was eerder al berekend met deling
door S 
3円5. De symbolen S 
n円p en A 
n円p vormen elkaars reciproke waarde, met
andere woorden:

n 1
S
n円p  A 
n円p = (1  i)  = 1
(1  i)n

1
S
3円5  A 
3
3円5 = (1,05)  = 1,157625  0,863837598 = 1
(1,05)3

Ad 2 Bepaling van de contante waarde met behulp van de grafische


rekenmachine
Bij de uitwerking van voorbeeld 4.1 gelden de volgende invoergegevens:
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE CONTANTE WAARDE 57

• N 3
• I% 5
• PV 0
• PMT 0
• FV 15000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 12957.56398

Opmerking
Als de FV positief is, wordt dit als een ontvangst beschouwd. Daar staat
tegenover dat de PV dan als een verplichting wordt gezien en daarom
negatief wordt weergegeven.

Ad 3 Bepaling van de contante waarde met behulp van Excel 4


Om de contante waarde met behulp v an Excel te bepalen, wordt gebruik-
gemaakt van de financiële functie HW, huidige waarde. Stel hiervoor het
volgende werkblad op. Geef cel C4 het percentageformaat.

In de formulebalk is via ‘meer functies’ (zie paragraaf 3.2) bij financiële


functies gekozen voor HW (huidige waarde). Vul vervolgens de celverwij-
zingen op het invulscherm in. Daarna verschijnt het resultaat.
58 © Noordhoff Uitgevers bv

Tot een aantal jaren geleden werd bij het maken van interestberekeningen
vrijwel uitsluitend gebruikgemaakt van zogenoemde interesttafels.
Volledigheidshalve laten we deze oplossingsmethode zien. De interesttafels
staan op de website.
1
De A-tafel geeft de uitkomst van bij verschillende waarden van n
en p of i. (1  i)n

In de tabel volgt een stuk van de A 


n円p- tafel voor de waarden 1, 2, 3, 4 en 5
van n, bij 3%, 4% en 5% van p.

p
3% 4% 5%
n
1 0,970874 0,961538 0,952381
2 0,942596 0,924556 0,907029
3 0,915142 0,888996 0,863838
4 0,888487 0,854804 0,822702
5 0,862609 0,821927 0,783526

In feite zijn de waarden in de tabel de contante waarden van een kapitaal


van € 1,– dat over een aantal perioden n vervalt, verrekend met een
percentage p samengestelde interest per periode. Een bedrag van € 1,– dat
over 3 jaar vervalt is, verrekend met 5% interest per jaar, nu € 0,863838
waard.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE CONTANTE WAARDE 59

Voorbeeld 4.2

Op een 4% spaarrekening is 10 jaar geleden een bedrag gestort. Inmid-


dels staat er een saldo op van € 37.006,–. De spaarder is zijn oude
bankafschriftjes kwijtgeraakt en vraagt zich af hoeveel hij 10 jaar gele-
den op deze spaarrekening heeft gestort.

De onderstaande tijdlijn geeft het gevraagde schematisch weer:

?? 37.006
4%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

CW EW10

4
De berekening kan op twee manieren:

1ste manier: 1
CW  € 37.006,–  A 
10円4 = € 37.006,–   € 25.000,– (afgerond)
(1,04)10
2de manier:
EW10  € 37.006,–  CW  S  10円4 → CW  € 37.006,– : S 
10円4 
€ 37.006,– : (1,04)10 € 25.000,–

Berekening van een contante waarde kan, zoals is aangetoond, op diverse


wijzen geschieden. In het algemeen zal men echter kiezen voor oplossing
met behulp van A 
n円p.

Alle waarden van S 


n円p zijn groter dan 1 en dus zijn alle waarden van A 
n円p
kleiner dan 1.

Het effect van het contant maken is sterker naarmate het interestpercentage
hoger is en naarmate de tijd waarover contant wordt gemaakt, langer is.

§ 4.3 Voorbeeld uit de praktijk


‘Betaal de helft nu en de rest over twee jaar’

Een Koreaans automerk adverteert met een actie waarbij de koper nu


€ 6.995,– moet betalen voor een nieuwe auto en over twee jaar ook nog eens
€ 6.995,–. Ten tijde van deze actie is de rente die een particulier bij de bank
op een spaarrekening kon krijgen 2,5%.
Wat betekent deze actie nu?
60 © Noordhoff Uitgevers bv

Uitwerking
De koper heeft de keuze om nu ineens € 13.990,– te betalen of gebruik te
maken van de betalingsregeling. Op een tijdlijn ziet die regeling er als volgt uit:

6.995 6.995
2,5%
1 2

CW

1
CW  € 6.995,–  € 6.995,–  = € 6.995,–  € 6.657,94
(1,025)2
 € 13.652,94

4 Dit betekent een korting van € 13.990,–  € 13.652,94  € 337,06 ofwel 2,4%
van € 13.990,–.
© Noordhoff Uitgevers bv 61

Definities en
formules
Contante waarde De huidige waarde van een kapitaal dat over een aantal
perioden inclusief interest vervalt.

A
n 円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor de
berekening van de contante waarde (aanvangswaarde) van
één kapitaal over n perioden tegen p procent. 4

1
Contante waarde bij S.I. CW  EW  A 
n円p  EW 
(1  i)n

HW Excel-functie voor het berekenen van de contante waarde


(huidige waarde).
62 © Noordhoff Uitgevers bv

Opgaven

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de
website beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de
website speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website
extra oefenopgaven met de volledige uitwerking.
4
* 4.1 Bereken de contante waarde van de hieronder gegeven kapitalen als zij
gedurende de onderscheiden looptijden tegen de bijbehorende percenta-
ges op samengestelde interest hebben uitgestaan.

Kapitaal Looptijd Percentage


a € 20.245,14 12 jaar 7,5% per jaar
b € 2.597,88 4 jaar 2,5% per kwartaal
c € 5.000,– 8 jaar 8% per jaar

4.2 Stel dat de afgelopen 4 jaar de inflatie gemiddeld 1,5% per jaar is geweest.
Voor een bepaald pakket levensmiddelen betaalt men nu € 637,–.
Wat betaalde men voor dat pakket 4 jaar geleden?

* 4.3 Iemand heeft op 31 december 2023 recht op een betaling van € 35.000,–. Hij
verzoekt zijn debiteur hem het bedrag op 1 januari 2017 te betalen.
Bereken welk bedrag hij ontvangt op 1 januari 2017 als men rekening houdt
met:
a 8% samengestelde interest per jaar;
b 4% samengestelde interest per halfjaar.

* 4.4 Iemand heeft op 1 januari 2009 een kapitaal uitgezet tegen samengestelde
interest. De intereststand in de jaren 2009 tot en met 2015 was 5,5% per jaar;
daarna werd de interest verlaagd tot 4% per jaar. Het kapitaal is per 31
december 2018 aangegroeid tot een bedrag van € 20.453,95.
Bereken welk kapitaal er op 1 januari 2009 werd gestort.

4.5 Iemand moet over 5 jaar een bepaalde schuld aflossen. Hij kan deze schuld nu
al voldoen onder aftrek van € 10.109,68. Bij de berekening van deze aftrek gaat
men uit van 6% samengestelde interest per jaar.
Bereken het bedrag van de aanvankelijke schuld.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 63

* 4.6 Iemand moet over 7 jaar en 8 maanden een bedrag betalen van
€ 20.000,–.
Bereken met welk bedrag hij deze schuld contant kan voldoen, als men
rekening houdt met 7% interest per jaar, waarbij over delen van een jaar
enkelvoudige interest wordt toegepast.

4.7 Een kapitaal wordt gedurende 7 jaar op basis van samengestelde interest
uitgezet. Bereken de contante waarde als:
a in het laatste jaar € 2.298,– interest wordt bijgeschreven en de interestvoet
gedurende de gehele looptijd 6% per jaar is;
b in het laatste jaar € 1.914,49 interest wordt bijgeschreven en de interestvoet
in de eerste 3 jaar 7% per jaar is en gedurende de laatste 4 jaar 5% per jaar.

* 4.8 Bij de bouw van bepaalde installaties ontstaat uit hoofde van milieuvoor-
schriften reeds bij de investering de verplichting om aan het eind van de 4
gebruiksduur over te gaan tot ontmanteling. Hiervoor dient een voorziening
te worden getroffen. De voorziening kan ineens op het moment van investe-
ren worden gevormd.
Het chemieconcern PBchem investeert per 1 januari 2016 in een nieuwe
installatie. De verwachte gebruiksduur is 25 jaar. Deze installatie moet
daarna worden ontmanteld. De geschatte kosten van ontmanteling
bedragen € 250 miljoen per 1 januari 2041. PBchem hanteert bij de
contantewaardebepaling 4% samengestelde interest op jaarbasis.
De gehele voorziening voor ontmanteling wordt direct op basis van
contante waardering gevormd per 1 januari 2016.
Bereken:
a de hoogte van de voorziening die per 1 januari 2016 wordt gevormd;
b het bedrag dat eind 2016 aan de voorziening moet worden toegevoegd.

4.9 Henk heeft een schuld die hij in 3 termijnen moet terugbetalen aan zijn
vriend Frits. Afgesproken is dat de eerste betaling van € 6.000,– aan het begin
van het eerste jaar vervalt. Henk betaalt 3 jaar later € 5.000,– en weer 3 jaar
later € 4.000,–. De overeengekomen interest is 7% per jaar.
a Bereken de contante waarde van deze schuld.

Frits zet de ontvangen bedragen op een spaarrekening die jaarlijks 3,4%


interest vergoedt.
b Bereken het saldo van die spaarrekening aan het eind van het 9de jaar.

4.10 Eric heeft een schuld van € 2.500,- die hij in één keer over 2 jaar moet
aflossen. Als hij nu meteen betaalt mag hij 3% op het bedrag in mindering
brengen. Eric beschikt over voldoende banksaldo om nu al te betalen, maar
krijgt bij zijn bank 2% rente.
Hij belt met de bank en vraagt advies wat hij het beste kan doen: nu betalen
en de korting pakken of het geld op de bank laten staan en over 2 jaar betalen.
Formuleer een advies dat voor Eric financieel het beste uitpakt.
64 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 65

5
Renten

5.1 Indeling renten


5.2 Berekening van de eindwaarde
5.3 Berekening van de contante waarde
5.4 Uitgestelde renten
5.5 Eeuwigdurende renten
5.6 Bepaling van het percentage
5.7 Bepaling van de looptijd
5.8 Schuldomzetting
5.9 Investeringsbeoordeling
5.10 Voorbeelden uit de praktijk
Definities en formules
Opgaven

In de praktijk komt het vaak voor dat niet één bedrag wordt gestort, of dat er
maar één bedrag hoeft te worden betaald, maar dat een hele reeks van
stortingen of betalingen moet plaatsvinden. In dat geval spreken we van een
rente. Met behulp van de technieken uit de vorige hoofdstukken zouden
eindwaarde- en contantewaardebepalingen erg omslachtig worden. Dit
hoofdstuk behandelt eerst de verschillende soorten renten, waarna wordt
ingegaan op de berekening van de eindwaarde en de contante waarde.
Daarna komen berekeningen ter bepaling van het behaalde rendement en
de looptijd aan de orde. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het
omzetten van een schuld, waarbij de overeengekomen vorm van aflossen
wordt vervangen door een andere. Dit doet zich met name voor wanneer er
betalingsproblemen zijn ontstaan, waardoor de schuld alleen maar oploopt
als er geen regeling wordt getroffen. De in dit hoofdstuk behandelde
66 © Noordhoff Uitgevers bv

interestberekeningen worden binnen het vakgebied van de bedrijfsecono-


mie veelvuldig gebruikt bij het beoordelen van investeringen. Tot slot van
dit hoofdstuk maken we hier kort kennis mee.

§ 5.1 Indeling renten


In de vorige hoofdstukken is het begrip ‘interest’ in de zin van een vergoe-
ding voor het (uit)lenen van geld, ter sprake gebracht. In het dagelijks
gebruik wordt dit begrip ‘interest’ vaak met ‘rente’ aangeduid, maar in de
financiële rekenkunde heeft het begrip ‘rente’ ook nog een geheel andere
betekenis, namelijk een aantal periodiek, met gelijke tussenpozen verval-
lende bedragen. Ieder periodiek vervallend bedrag wordt een termijn
genoemd.
Berekeningen met renten hebben een grote praktische betekenis:
• Een ondernemer die investeert, zal uit zo’n investering in het algemeen
gedurende meerdere jaren opbrengsten genieten. De reeks van opbreng-
sten vormt een rente.
• Een lening zal in het algemeen in delen worden terugbetaald. De reeks
5
van betalingen vormt een rente.
• Als een particulier elke maand een bepaald bedrag spaart, vormt de reeks
van spaargelden een rente.
• Bij een huurkooptransactie zal de koper gedurende een aantal maanden
het overeengekomen maandbedrag moeten voldoen. De reeks van
huurkoopbetalingen vormt een rente.
• Een gepensioneerde zal maandelijks een bepaald bedrag aan pensioen
ontvangen. De reeks van pensioenbedragen vormt een rente.
• Een student zal na afloop van zijn studie het geleende gedeelte van zijn
studiebeurs in termijnen moeten aflossen. De reeks van aflossingen
vormt een rente.

Een voorbeeld van een rente vindt men ook in het volgende geval. Een
onderneming schaft een transportmiddel aan en komt met haar leverancier
overeen de koopsom in vijf termijnen van € 50.000,– te voldoen. De eerste
termijn wordt onmiddellijk bij levering voldaan, de tweede termijn na één
maand, enzovoort.
Schematisch kan men dit als volgt met een tijdlijn voorstellen:

50.000 50.000 50.000 50.000 50.000

1 2 3 4 5

Deze rente bestaat uit vijf termijnen, elk groot € 50.000,–, die met
tussenpozen van één maand betaalbaar worden gesteld.

Renten kunnen op verschillende manieren worden onderscheiden:


A naar vervaldatum
B naar looptijd
C naar ingangsdatum
D naar bedrag
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 67

Ad A Verdeling naar vervaldatum


De verdeling vindt plaats naar het moment waarop elk van de termijnen
vervalt. Er zijn twee mogelijkheden:

1 Prenumerando renten. Hiervan is sprake als de opeenvolgende betalin-


gen steeds aan het begin van een periode plaatsvinden. Schematisch kan
men dat als volgt illustreren:

T1 T2 T3 T4 T5 T6 Tn

1 2 3 4 5 n perioden

2 Postnumerando renten. Hiervan is sprake als de opeenvolgende betalin-


gen steeds aan het einde van een periode plaatsvinden. Op een tijdlijn
ziet dat er als volgt uit:

5
T1 T2 T3 T4 T5 Tn — 1 Tn

1 2 3 4 5 n perioden

Ad B Verdeling naar looptijd


De verdeling vindt hier plaats naar het aantal termijnen waaruit de rente
bestaat. Er bestaan drie mogelijkheden:
1 Tijdelijke renten. Bij een tijdelijke rente is het aantal termijnen beperkt.
Bijvoorbeeld een schuld die in tien termijnen wordt terugbetaald.
2 Renten met onzekere looptijd. Dit is een bijzonder soort tijdelijke rente,
zoals een lijfrente, waarbij het aantal termijnen wel beperkt is, maar ook
onbekend. Bij een lijfrente betaalt iemand bijvoorbeeld tot zijn 67e jaar
jaarlijks een premie aan een verzekeringsmaatschappij en ontvangt
daarna tot zijn overlijden een bepaald bedrag per maand of jaar. Omdat
een dergelijke periodieke uitkering verband houdt met het leven van de
verzekerde, noemt men dit een lijfrente.
3 Eeuwigdurende renten. Eeuwigdurende renten komen minder vaak voor.
Eeuwigdurend zijn bijvoorbeeld de interestbetalingen op bepaalde
staatsobligaties die de overheid in de vorige eeuw heeft geplaatst.

Ad C Verdeling naar ingangsdatum


Verdeling vindt hier plaats naar het moment waarop de eerste termijn
vervalt. Er zijn twee mogelijkheden:
1 Dadelijk ingaande renten. Hier vervalt de eerste termijn onmiddellijk, of
aan het begin van de periode (prenumerando), of aan het eind van de
periode (postnumerando).
2 Uitgestelde renten. Hier vindt de eerste betaling pas plaats nadat er een
aantal perioden is verstreken. Een twee jaar uitgestelde postnumerando
rente met vier termijnen kan men schematisch als volgt voorstellen:

T1 T2 T3 T4

1 2 3 4 5 6 perioden
68 © Noordhoff Uitgevers bv

Opmerking
Een drie jaar uitgestelde prenumerando rente met vier termijnen levert
dezelfde tijdlijn op.

Ad D Verdeling naar bedrag


Verdeling vindt hier plaats op basis van het te betalen bedrag. Er zijn twee
mogelijkheden:
1 Renten met constante termijnen. Hierbij is elke betaling even hoog.
Bijvoorbeeld, als een obligatielening in vijf jaar met gelijke bedragen
wordt afgelost, of als een particulier elke maand € 150,– spaart.
2 Renten met wisselende termijnen. Hierbij zijn de betalingen niet aan
elkaar gelijk. Voorbeelden hiervan zijn de premiebetalingen die een
koper van een premiewoning gedurende een reeks jaren ontvangt, en de
groeiannuïteit waarbij de periodieke betalingen geleidelijk stijgen. Deze
vorm van het betalen van de koopsom van een huis was in het begin van
de jaren tachtig van de vorige eeuw zeer populair.

In de praktijk zullen renten zoals ze hierboven zijn onderverdeeld, door


elkaar heen lopen. Zo is een veelvoorkomende aflossingsvorm van een
5
lening, een dadelijk ingaande postnumerando rente met gelijkblijvende
termijnen.
In het kader van dit boek wordt niet ingegaan op renten met onzekere
looptijd.

§ 5.2 Berekening van de eindwaarde


De eindwaarde van een rente bestaat uit de eindwaarden van alle
afzonderlijke bedragen per dezelfde einddatum op basis van een
bepaald interestpercentage.

Voorbeeld 5.1

Piet Cardol stort gedurende 4 jaar elk jaar op 1 januari € 1.500,– op een
3% spaarbankrekening. Welk bedrag kan Piet op 31 december van het
vierde jaar van zijn spaarbankrekening opnemen?

Uitwerking
Allereerst kan worden vastgesteld dat het hier een dadelijk ingaande
prenumerando rente betreft. De tijdlijn vertoont het volgende beeld:

1.500
1.500
1.500
1.500
3%
1 2 3 4

EW4
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 69

In feite gaat het om 4 beginkapitalen van elk € 1.500,– die respectieve-


lijk 4, 3, 2 en 1 jaar tegen 3% per jaar uitstaan. Men krijgt dan:

€ 1.500,–  S 4円3  € 1.500,–  (1,03)  € 1.500,–  1,1255088  € 1.688,26


4

€ 1.500,–  S 3円3  € 1.500,–  (1,03) 3  € 1.500,–  1,0927270  - 1.639,09

€ 1.500, –  S 
2 円3  € 1.500,–  (1,03) 2  € 1.500,–  1,0609000  - 1.591,35

€ 1.500,–  S 1円3  € 1.500,–  (1,03)  € 1.500,–  1,0300000  - 1.545,00


1

Totaal na 4 jaar € 6.463,70

De berekening had ook als volgt uitgeschreven kunnen worden:


EW4  € 1.500,–  (S 
1円3  S 
2 円3 S 
3円3 S 
4円3)  € 6.463,70

of

EW4  € 1.500,–  {(1,03)1 (1,03)2 (1,03)3 (1,03)4} 


 € 1.500,–  (1,0300000  1,0609000  1,0927270  1,1255088) 
 € 1.500,–  4,3091358  € 6.463,70
5
In feite is er sprake van een meetkundige reeks, waarbij elke volgende term
1,03 keer zo hoog is. De somformule van een meetkundige reeks luidt:

rn  1
Som  a 
r  1

Hierbij is a de eerste term, r de reden en n het aantal termijnen. In voor-


beeld 5.1 geldt dat a is (1,03), r is eveneens (1,03) en n is 4.

1,034  1
EW4  € 1.500,–  a1,03  b
1,03  1

1,1255088  1
 € 1.500,–  a1,03  b
0,03
 € 1.500,–  4,3091358  € 6.463,70

Algemeen geldt dat de eindwaarde van een rente van € 1,– de optelling is
van afzonderlijke waarden van S  n円p. In de financiële rekenkunde noteert
men dat als s 
n円p (lees kleine s en pee). Ook hier geldt de somformule van
een meetkundige reeks waarbij (1i) de eerste term is, de reden is (1i) en
n het aantal termijnen, ofwel:

(1  i)n  1 (1  i)n  1
s
n 円p  (1i)   (1  i) 
(1  i)  1 i

EW4  € 1.500,–  s 
4円3  € 1.500,–  4,3091358  € 6.463,70
70 © Noordhoff Uitgevers bv

De interesttafels met daarin de diverse waarden van s 


n円p vindt u op de
website.

Bepaling van de eindwaarde met behulp van de rekenmachine


De bepaling van de eindwaarde met behulp van de rekenmachine ziet er in
eerste instantie wat ingewikkeld uit. Als men echter inmiddels enige
vaardigheid heeft opgedaan met het bepalen van S  n円p en A 
n円p, zal dit ook
lukken. Men kan de uitkomsten, voor zover gewerkt wordt met per-
centages die ook in de tafels staan, in die tafels controleren.

s
n円p  (1  i)  (1  i)  (1  i)  …  (1  i)
2 3 n

(1  i)n  1
s
n円p = (1  i)  of anders geschreven:
i
(1  i)  1
n
s
n円p =  (1  i)
i

s
n円p  Toets in: [1  i][^][n][1][][][i][][1  i][]

5
s
4 円3  Toets in: [1,03][^][4][1][][][0,03][][1,03][]

uitkomst: 4,30913581.

Bepaling van de eindwaarde met behulp van de grafische rekenmachine


Bij de uitwerking van voorbeeld 5.1 gelden de volgende invoergegevens:
• N 4
• I% 3
• PV 0
• PMT 1500
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (het betreft namelijk een prenumerando rente)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 6463.703715

Bepaling van de eindwaarde met behulp van Excel


Het eindsaldo van de bankrekening uit voorbeeld 5.1 kan eenvoudig met
behulp van Excel worden bepaald. Hiervoor maken we gebruik van de
financiële functie TW (toekomstige waarde).
Stel hiervoor het volgende werkblad op. Geef cel C3 het percentageformaat.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 71

Bij Type_getal wordt een 1 ingevuld. Dit betekent dat de stortingen prenu-
5
merando plaatsvinden, ofwel zoals in dit voorbeeld aan het begin van het
jaar. Bij postnumerando termijnen kan gekozen worden om niets in te
vullen dan wel een 0 in te voeren.

Als de stortingen jaarlijkse willekeurige bedragen zijn, moet van elke


storting de eindwaarde worden bepaald. De som van alle op deze wijze
berekende waarden is het eindsaldo. Op de website staat een uitgewerkt
voorbeeld.

Voorbeeld 5.2

Bereken het saldo van een spaarrekening per 31 december van het
10de jaar, als men jaarlijks per 1 januari € 1.250,– op deze rekening
heeft gestort. De bank vergoedt 5% interest per jaar.

Uitwerking
Het betreft hier een dadelijk ingaande prenumerando rente met ter-
mijnen van € 1.250,– per jaar. Met behulp van een tijdlijn kan men dat
als volgt voorstellen:

1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250


5%
1 2 3 4 10

EW10

Alle termijnen staan dus op interest uit.


72 © Noordhoff Uitgevers bv

EW10  € 1.250,–  {(1,05)1  (1,05)2  …  (1,05)9  (1,05)10} 


(1,05)10  1
 € 1.250,–  s 
1
0円5  € 1.250,–  (1,05)  
0,05
 € 1.250,–  13,206787  € 16.508,48

Voorbeeld 5.3

Veronderstel dat men niet op 1 januari van elk jaar, maar op 31 decem-
ber van elk jaar € 1.250,– stort. Bereken ook nu EW10.

Uitwerking
Het betreft nu een dadelijk ingaande postnumerando rente met ter-
mijnen van € 1.250,– per jaar. Met behulp van een tijdlijn kan men dat
als volgt voorstellen:

1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250


5 5%
1 2 3 4 10

EW10

Hier vindt de eerste storting pas aan het eind van het eerste jaar plaats
en deze termijn staat dus een jaar korter uit tegen interest dan de
eerste termijn bij een prenumerando rente. Dit geldt ook voor alle
volgende termijnen. De laatste termijn bijvoorbeeld levert hier (post-
numerando) geen interest meer op, terwijl de laatste termijn van een
prenumerando rente nog een vol jaar interest oplevert.
Er zijn dus 9 termijnen die interest opleveren.

EW10  € 1.250,–  {1  (1,05)1  (1,05)2  …  (1,05)9} 


(1,05)9  1
 € 1.250,–  (s 
9円5  1)  € 1.250,–  a(1,05)  1b 
0,05
 € 1.250,–  (11,577893  1)  € 15.722,37

Opmerkingen
1 Er hebben 10 stortingen van € 1.250,– plaatsgevonden. De eerste 9 zijn
door interest aangegroeid, de 10de niet. Deze moet echter wel worden
meegenomen in de berekening van de eindwaarde. Het cijfer 1 tussen de
haakjes is nodig om de waarde van de laatste termijn mee te nemen.
Samen zijn er dus 9  1  10 termijnen in de eindwaarde verwerkt.
De eindwaarde is immers:
€ 1.250,–  s 
9 円5  € 1.250,–  € 1.250,–  (s 
9円5  1)
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 73

2 Er bestaat verband tussen de uitkomsten van de voorbeelden 5.2 en 5.3,


immers:
€ 15.722,37  1,05  € 16.508,49
Ofwel: EW postnumerando  (1  i)  EW prenumerando

Uitwerking met behulp van de grafische rekenmachine


• N 10
• I% 5
• PV 0
• PMT 1250
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END (postnumerando rente)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 15722.36567

Voorbeeld 5.4

Bert van de Berg heeft op 1 januari 2010 een 3% spaarrekening


5
geopend bij de bank waarop hij meteen € 10.000,– heeft gestort. Jaar-
lijks ontvangt Bert in december een zogenaamde dertiende maand.
Hiervan stort Bert aan het eind van elk jaar, voor het eerst op 31
december 2010 en voor het laatst op 31 december 2018, € 600,– bij op
zijn spaarrekening. Er wordt nooit iets opgenomen. Wat is het saldo op
deze rekening per 31 december 2018, nadat op die datum de laatste
€ 600,– is gestort?

Uitwerking
Het gaat hier in feite om de berekening van de eindwaarde van een
kapitaal ter grootte van € 10.000,– plus de eindwaarde van een postnu-
merando rente bestaande uit 9 termijnen, elk groot € 600,–, waarvan
de laatste geen interest oplevert. Een tijdlijn geeft een en ander sche-
matisch weer.

10.000 600 600 600 600 600 600 600 600 600
3%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

EW = ?

EW2018  € 10.000,–  (1,03)9  € 600,–  {1 (1,03)1 (1,03)2 … (1,03)8}

 € 10.000,–  S 
9 円3  € 600,–  (s 
8円3  1) 

(1,03)8  1
 € 10.000,–  (1,03)9  € 600,–  a(1,03 )   1b
0,03
 € 10.000,–  1,304773184  € 600,–  10,15910613  € 19.143,20
74 © Noordhoff Uitgevers bv

Uitwerking met behulp van de grafische rekenmachine


• APPS, enter, enter
• N 9
• I% 3
• PV 10000
• PMT 600
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END (postnumerando rente)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 19143.19551

Uitwerking met behulp van Excel

Voorbeeld 5.5

Iemand stort op 1 januari 2012 € 10.000,– op een bankrekening waarop


de bank 4% interest per jaar vergoedt. Ingaande 1 januari 2013 wordt
daarvan steeds € 500,– per jaar opgenomen.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 75

Over welk bedrag kan de eigenaar van die bankrekening per 31 decem-
ber 2020 beschikken, nadat de laatste opname op 1 januari 2020 heeft
plaatsgevonden?

Uitwerking
Men kan de jaarlijkse interestbijschrijving en de jaarlijkse opname
beschouwen als twee los van elkaar staande zaken, bijvoorbeeld door
zich voor te stellen dat er niet één maar twee rekeningen zijn. Op
de eerste staat het beginbedrag van € 10.000,– en daar wordt jaar-
lijks interest op bijgeschreven, en op de andere rekening worden de
jaarlijkse opnamen als schuld geboekt plus de daarover verschuldigde
interest.
De onderstaande tijdlijn geeft een en ander schematisch weer.

2de rekening (jaarlijkse opname van € 500,-)

–500 –500 –500 –500 –500 –500 –500 –500


4%
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 5
10.000 1ste rekening (storting van € 10.000) EW = ?

1ste rekening: EW9  € 10.000,–  (1,04)9


2de rekening: EW9   € 500,–  {(1,04)1  (1,04)2  (1,04)3  …  (1,04)8}

Op de gebruikelijke manier uitgeschreven krijgt men dan:


EW2020  € 10.000,–  S 
9円4  € 500,–  s 
8円4 

(1,04)8  1
 € 10.000,–  (1,04)9  € 500,–  (1,04)  
0,04
 € 10.000,–  1,423312  € 500,–  9,582795 

 € 14.233,12  € 4.791,40  € 9.441,72

Uitwerking met behulp van de grafische rekenmachine


Om dit vraagstuk met de grafische rekenmachine op te lossen, moet de
uitwerking in twee delen worden gesplitst. Dit geldt overigens ook voor
de uitwerking met behulp van Excel. Het beginkapitaal van € 10.000,–
staat immers 9 jaar, terwijl het aantal opnames 8 bedraagt. Zowel Excel
als de grafische rekenmachine kan niet in één handeling twee verschil-
lende looptijden verwerken.

1ste rekening:
• N 9
• I% 4
76 © Noordhoff Uitgevers bv

• PV 10000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 14233.11812

2de rekening:
• N 8
• I% 4
• PV 0
• PMT 500
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (prenumerando rente)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 4791.397655
5
EW2020  € 14.233,11812  € 4.791,397655  € 9.441,72

§ 5.3 Berekening van de contante waarde


De contante waarde van een rente bestaat uit de contante waarden van alle
afzonderlijke bedragen op basis van een bepaald interestpercentage. Dit
komt in de praktijk vaak voor, bijvoorbeeld als men voor de balans-
waardering de huidige waarde van een reeks toekomstige betalingen wil
bepalen, of als men de afkoopwaarde van reeks verplichtingen wil
vaststellen.

Voorbeeld 5.6

Handelsonderneming Oslo bv heeft nog recht op 4 jaarlijkse betalingen


van € 900,– van een van haar oud–directeuren. De eerstvolgende termijn
van € 900,– vervalt over een jaar. Oslo bv verzoekt de oud-directeur
alle 4 de betalingen nu in één keer te voldoen. De oud-directeur is
hiertoe wel bereid maar hij is niet van plan om 4  € 900,–  € 3.600,–
te betalen. Hij realiseert zich dat als hij zich aan de oorspronkelijke
afspraak houdt nog een aantal jaren interest kan ontvangen.
De controller van Oslo bv krijgt de opdracht een contantewaardebere-
kening te maken op basis van 4% interest per jaar.

Uitwerking
Allereerst kan worden vastgesteld dat het een dadelijk ingaande post-
numerando rente betreft. Schematisch:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 77

CW 900 900 900 900

1 2 3 4

In feite gaat het om 4 kapitalen die respectievelijk 1, 2, 3 en 4 jaar moe-


ten worden teruggebracht onder verrekening van 4% interest per jaar.
Men krijgt dan:
1
€ 900,–  A 
1 円4  € 900,–   € 900,–  0,961538  € 865,39
(1,04)1

1
€ 900,–  A 
2 円4  € 900,–   € 900,–  0,924556  - 832,10
(1,04)2

1 5
€ 900,–  A 
3円4  € 900,–   € 900,–  0,888996  - 800,10
(1,04)3

1
€ 900,–  A 
4円4  € 900,–   € 900,–  0,854804  - 769,32
(1,04)4
Totale contante waarde € 3.266,91

De berekening had ook als volgt uitgeschreven kunnen worden:

CW  € 900,  (A 
1 円4  A 
2円4  A 
3円4  A 
4円4 )  € 3.266,91

of
1 1 1 1
CW  € 900,–  b    r
(1,04)1 (1,04)2 (1,04)3 (1,04)4

 € 900,–  (0,961538  0,924556  0,888996  0,854804) 

 € 900,–  3,629894  € 3.266,91

In feite is er sprake van een meetkundige reeks, waarbij elke volgende term
1
keer lager is. De somformule van een meetkundige reeks luidt:
(1,04)

1  rn
Som  a 
1  r
78 © Noordhoff Uitgevers bv

Hierbij is a de eerste term, r de reden en n het aantal termijnen. In voor-


1 1
beeld 5.6 geldt dat a is , r is eveneens en n is 4.
(1,04) (1,04)
1
1
1 1,044
CW  € 900,–   =
1,04 1
1
1,04
1
1
1,044
CW  €900,–  =
1,04
1,04 
1,04
1
1
1,044
CW  € 900,–  
0,04
CW  € 900,–  3,629895224  € 3.266,91
5
Algemeen geldt dat de contante waarde van een rente van € 1,– de optelling
is van afzonderlijke waarden van A  n 円p. In de financiële rekenkunde noteert
men dat als a 
n円p (lees kleine a en pee).
CW  € 900,–  a  4円4  € 900,–  3,629895224  € 3.266,91.

De interesttafels met daarin de diverse waarden van a 


n円p staan op de website.

Bepaling van de contante waarde met behulp van de rekenmachine


1 1 1 1
a
n 円p =   + c+
(1  i) 1 (1  i) 2 (1  i) 3 (1  i)n

Dit is in voorbeeld 5.6 herleid tot:


1
1 
(1  i)n
a n円p =
i
a
n円p  Toets in:[()][1  i][^][n][][1][][][i][]

a
4円4  Toets in:[()][1,04][^][4][][1][][][0,04][]

uitkomst: 3,629895224  € 900,–  € 3.266.91

Bepaling van de contante waarde met behulp van de grafische


rekenmachine
• N 4
• I% 4
• PV 0
• PMT 900
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END (1ste termijn vervalt over een jaar)
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 3266.905702
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 79

Bepaling van de contante waarde met behulp van Excel


De contante waarde van de 4 betalingen in voorbeeld 5.6 kan met behulp
van de financiële Excel-functie HW (huidige waarde) worden berekend.

Voorbeeld 5.7

Een belegger heeft geïnvesteerd in een project waarvan hij verwacht


dat het hem 10 jaarlijkse bedragen van € 1.250,– zal opleveren. De 1ste
termijn van € 1.250,– ontvangt hij meteen per het begin van het 1ste jaar.
De andere bedragen ontvangt hij jaarlijks aan het begin van elk jaar.
Hij vraagt zijn administrateur de contante waarde van deze 10 termij-
nen te berekenen op basis van een rente/risicopercentage van 6% per
jaar.

Uitwerking
Er is sprake van een dadelijk ingaande prenumerando rente.

De tijdlijn wordt:
80 © Noordhoff Uitgevers bv

1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250
6%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

CW = ?

De 1ste termijn hoeft niet contant te worden gemaakt. De contante


waarde daarvan is uiteraard € 1.250,–. De overige 9 termijnen worden
teruggebracht naar het begin van het 1ste jaar.
1 1 1 1
CW  € 1.250,–  a 1    + c+ b
1,061 1,062 1,063 1,069
1
1 
(1,06)9
9円6)  € 1.250,–  (1 
 € 1.250,–  (1  a )
0,06

 € 1.250,–  (1  6,801692274)  € 9.752,12


5
Bij de berekening van de contante waarde van een prenumerando rente
met behulp van Excel moet in het dialoogscherm bij Type_getal een 1
worden ingevuld. Dit betekent dat de betalingen aan het begin van de
periode plaatsvinden.
Bij berekening met behulp van de grafische rekenmachine moet bij PMT:
gekozen worden voor BEGIN.

Voorbeeld 5.8
Als de belegger uit voorbeeld 5.7 de 10 bedragen van € 1.250,– niet aan
het begin van een jaar zou ontvangen, maar aan het einde van elk jaar,
wat is dan de contante waarde?

Uitwerking
Er is nu sprake van een dadelijk ingaande postnumerando rente.

Nu moeten wel alle termijnen teruggebracht worden naar het begin


van het 1ste jaar. De tijdlijn wordt:

1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250
6%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

CW = ?

1 1 1 1
CW  € 1.250,–  a   + c+ b
1,061 1,062 1,063 1,0610
1
1 
(1,06)10
 € 1.250,–  a 
10円6  € 1.250,–  
0,06
 € 1.250,–  7.360087051  € 9.200,11
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 81

De contante waarde van de prenumerando rente is hoger dan die van de


postnumerando rente. Dit is logisch, omdat bij een prenumerando rente
alle bedragen één periode eerder worden ontvangen. De eerste termijn
wordt onmiddellijk ontvangen en de laatste over negen jaar, terwijl bij een
postnumerando rente de eerste termijn pas over een jaar wordt ontvangen
en de laatste over tien jaar.

Opmerking
Merk op dat ook hier verband bestaat tussen de uitkomsten van de twee
bovenstaande voorbeelden:
€ 9.200,11  1,06  € 9.752,12
Ofwel: CW postnumerando  (1  i)  CW prenumerando

§ 5.4 Uitgestelde renten


Bij uitgestelde renten vindt de eerste betaling pas plaats nadat een aantal
perioden is verstreken.
5
Voorbeeld 5.9

Johan de Wit heeft recht op 6 jaarlijkse uitkeringen van zijn voormalige


werkgever HRC bv ter waarde van € 5.000,– per jaar. De eerste uitke-
ring vervalt per 1 januari 2020. Johan vraagt HRC bv per 1 januari 2017
alles in één keer uit te keren. HRC bv is hiertoe, onder verrekening van
5% interest, wel bereid en geeft de financiële administratie opdracht
een en ander voor te bereiden en de uitkoopsom vast te stellen.

Uitwerking
Omdat er in de reeks van termijnen nu een aantal ontbreekt, moet de
berekening van de contante waarde in twee stappen worden gesplitst. Als
eerste wordt de contante waarde per 1 januari 2019 van de 6 termijnen van
€ 5.000,– berekend. Vervolgens berekenen we van dit bedrag de contante
waarde per 1 januari 2017. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

CW = ? 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000


5%
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

stap 2 stap 1
A2 5 a6 5

CW  € 5.000,–  a 
6 円5  A 
2円5 

1 1 1 1 1
 € 5.000,–  a    c+ 6b  
1,05 1 1,05 2 1,05 3 1,05 1,052
1
1 
(1,05)6 1
 € 5.000,–    € 23.019,–
0,05 1,052

Er zijn ook nog andere oplossingsmethoden.


82 © Noordhoff Uitgevers bv

Alternatieve uitwerking 1
Zo kan men ook beginnen met het berekenen van de contante waarde
per 1 januari 2020 om vervolgens dit bedrag 3 jaar terug te brengen
naar 1 januari 2017. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

CW = ? 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000


5%
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

stap 2 stap 1
A3 5 (a5 5 + 1)

CW  € 5.000,–  (a 
5 円5  1)  A 
3円5 

1 1 1 1 1
 € 5.000,–  a1     c b
1,051 1,052 1,053 1,055 1,053
 € 23.019,–

Alternatieve uitwerking 2
5
Men kan ook de contante waarde van 8 termijnen berekenen en daar
vervolgens de contante waarde van de 2 niet–bestaande termijnen van
aftrekken. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

a8 5

5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000


5%
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
–5.000 –5.000
–a2 5

CW  € 5.000,–  (a 
8円5  a 
2円5 ) 

1 1 1 1 1
 € 5.000,–  e a  + c+ b  a  bf
(1,05)1 (1,05)2 (1,05)8 (1,05)1 (1,05)2
 € 23.019,–

Bepaling van de contante waarde bij uitgestelde renten met behulp van
de grafische rekenmachine
Het vraagstuk van voorbeeld 5.9 zal ook met de grafische rekenmachine in
twee stappen moeten worden opgelost. Allereerst worden de 6 betalingen
van € 5.000, contant gemaakt per 1 januari 2020.
• N 6
• I% 5
• PV 0
• PMT 5000
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (prenumerando)
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 26647.38335
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 83

Vervolgens wordt dit bedrag over een periode van 3 jaar contant gemaakt
per 1 januari 2017.
• N 3
• I% 5
• PV 0
• PMT 0
• FV 26647.38335
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 23019.01164

Bepaling van de contante waarde bij uitgestelde renten met behulp


van Excel
Excel heeft geen standaardfunctie om de in voorbeeld 5.9 gevraagde
berekening uit te voeren. De functie HW kan niet zonder meer worden
gebruikt omdat die geen onderbrekingen in de betalingen accepteert.
Daarnaast kan de functie NHW ook niet gebruikt worden omdat deze
uitgaat van postnumerando betalingen. Een mogelijke oplossing is het
5
opstellen van een werkblad zoals hieronder is weergegeven.

E6 ƒx =D6/(1+$D$3)^(B6-1)
A B C D E
1 Berekening contante waarden bij uitgestelde renten
2
3 Rentepercentage: 5%
4

contante
betaling per waarde per
5 jaren jaartal 1 januari 1 januari 2017
6 1 1-1-2017 Û - Û -
7 2 1-1-2018 Û - Û -
8 3 1-1-2019 Û - Û -
9 4 1-1-2020 Û 5.000,00 Û 4.319,19
10 5 1-1-2021 Û 5.000,00 Û 4.113,51
11 6 1-1-2022 Û 5.000,00 Û 3.917,63
12 7 1-1-2023 Û 5.000,00 Û 3.731,08
13 8 1-1-2024 Û 5.000,00 Û 3,553,41
14 9 1-1-2025 Û 5.000,00 Û 3.384,20
15 Û 23.019,01

• Voer in cel E6 de volgende formule in: D6/(1$D$3)^(B61).


 Door (B61) in te voeren is de rente prenumerando. De ‘min één’
betekent dat telkens een jaar minder interest verrekend wordt dan bij
een postnumerando rente.
• Kopieer de formule uit E6 naar de cellen E7 tot en met E14.
• Sommeer in E15 de uitkomsten.
84 © Noordhoff Uitgevers bv

Ook kan als alternatief eerst de contante waarde per 1 januari 2019 worden
bepaald, om vervolgens dit bedrag in één keer terug te brengen naar
1 januari 2017.
Voer daarvoor in cel E8 de volgende functie in: HW(D3;6;D9;;0).
Vervolgens in cel E6 de functie: HW(D3;2;;E8).

Op een soortgelijke wijze kan ook de eindwaarde worden berekend. Op de


website staat een uitwerking op basis van voorbeeld 5.10.

Voorbeeld 5.10

Marjolein van Hees is op 1 januari 2010 begonnen om jaarlijks € 750,–


op een 2,5% spaarrekening te storten. Als gevolg van financiële proble-
men is zij hier in 2015 mee gestopt. De laatste storting was op 1 januari
2015. Marjolein heeft nog geen geld van deze rekening opgenomen.
Over welk bedrag kan zijn per 31 december 2018 beschikken?

Uitwerking
Omdat er in de reeks van stortingen een aantal ontbreekt, moet de
5
berekening van de eindwaarde in twee delen worden gesplitst. Als
eerste wordt de eindwaarde per 31 december 2015 van de 6 stortingen
van € 750,– berekend. Vervolgens berekenen we van dit bedrag de
eindwaarde per 31 december 2018. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt
uit:

750 750 750 750 750 750 EW = ?


2.5%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

stap 1 stap 2
s6 2.5 S3 2.5

EW2018  € 750,–  s 
6 円2,5  S 
3 円2,5 

1 2 3 6 3
 € 750,–  (1,025  1,025  1,025  …  1,025 )  1,025 

1,0256 1 3
 € 750,–  a1,025  b  1,025  € 5.288,15
0,025

Er zijn ook nog alternatieve oplossingsmogelijkheden.

Alternatieve uitwerking 1
Zo kan men ook starten met het berekenen van de eindwaarde per
1 januari 2015. Dit bedrag staat dan vervolgens nog 4 jaar uit tegen
2,5% tot 31 december 2018. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

750 750 750 750 750 750 EW = ?


2.5%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

stap 1 stap 2
(s5 2.5 + 1) S4 2.5
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 85

EW2018  € 750,–  (s 
5 円2,5 1)  S 
4円2,5

 € 750,–  (1  1,0251  1,0252 …  1,0255)  1,0254  € 5.288,15

Alternatieve uitwerking 2
Men kan ook de eindwaarde van 9 stortingen berekenen en daar
vervolgens de eindwaarde van de 3 niet-bestaande stortingen van
aftrekken. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

s9 2.5
750 750 750 750 750 750 750 750 750 EW = ?
2.5%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
–750 –750 –750 –s3 2.5

EW2018  € 750,–  (s 
9円2,5 s 
3 円2,5 ) 

 € 750,–  {(1,0251  1,0252  …  1,0259)  (1,0251  1,0252  1,0253)}


5
 € 5.288,15

Bepaling van de eindwaarde bij uitgestelde renten met behulp van de


grafische rekenmachine
Evenals het contant maken van uitgestelde betalingen moet ook het
bepalen van de eindwaarde in dergelijke gevallen met behulp van de
grafische rekenmachine in twee stappen worden gesplitst. Uitgaande van
de gegevens van voorbeeld 5.10 wordt allereerst de eindwaarde van de
6 stortingen van € 750,– berekend per 31 december 2015.
• N 6
• I% 2,5
• PV 0
• PMT 750
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (prenumerando)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 4910.57261

Vervolgens wordt van dit bedrag de eindwaarde over 3 jaar bepaald per
31 december 2018.
• N 3
• I% 2,5
• PV 4910.57261
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 5288.149607
86 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 5.5 Eeuwigdurende renten


Het is eenvoudig voorbeelden te geven van tijdelijke renten; eeuwigdurende
renten doen zich minder vaak voor. Toch zijn ook daar wel voorbeelden van.
• Er zijn gemeenten waar de koper van een huis de grond niet in eigendom,
maar in erfpacht krijgt. Dit houdt in dat die koper, en daarna de volgende
eigenaren, periodiek aan de gemeente een bepaalde erfpachtcanon
moeten voldoen.
• In de vorige eeuw heeft de Nederlandse overheid diverse grootboekobli-
gaties uitgegeven die nooit zullen worden afgelost, maar waarop jaarlijks
interest wordt uitbetaald.
• In 1930 werd door het Duitse Siemens-concern een converteerbare
obligatielening uitgegeven, die, als er tijdens de conversieperiode niet
zou worden geconverteerd, pas over duizend jaar ineens zou worden
afgelost. Hoewel dit natuurlijk een tijdelijke rente (van duizend jaar)
betreft, is het qua intentie een eeuwigdurende rente.

Eeuwigdurende renten eindigen nooit. Het is daarom niet mogelijk de


eindwaarde van een dergelijke rente te berekenen.
5
Op het eerste gezicht zou men zeggen dat het ook niet mogelijk is de
contante waarde van zo’n rente te berekenen, het gaat hier immers ook om
een oneindig aantal termijnen. Toch is het wel mogelijk. Men moet beden-
ken dat de contante waarde van verder in de toekomst vervallende termij-
nen snel afneemt. Als zo’n rente bestaat uit termijnen van € 1.000,– die
contant worden gemaakt onder verrekening van 10% interest per jaar, dan is
de contante waarde van de termijn die over één jaar vervalt, € 909,09. De
contante waarde van de termijn die over vijftig jaar vervalt, is dan € 8,52 en
van de termijn die over honderd jaar vervalt, slechts € 0,07!

Voorbeeld 5.11

Iemand krijgt een 4 % onaflosbare grootboekobligatie van nominaal


€ 1.000,– aangeboden. De eerstkomende interestbetaling vindt over
een jaar plaats.
Wat zal hij bereid zijn te betalen voor deze obligatie als hij minimaal
5% interest per jaar over zijn geïnvesteerd vermogen wenst te behalen?

Uitwerking
In feite gaat het hier om een eeuwigdurende rente met postnume-
rando jaartermijnen van € 40,–. Als deze persoon de nominale waarde
van € 1.000,– voor die obligatie zou betalen, ontvangt hij slechts 4%
rendement over zijn geïnvesteerd vermogen. Dit houdt dus in dat hij
minder dan € 1.000,– voor die obligatie zal betalen. Aangezien hij
weet dat hij nooit meer dan € 40,– per jaar zal ontvangen, stelt hij die
opbrengst gelijk aan 5% van zijn investering.

Ofwel:

0,05  CW  € 40,–
€ 40,–
CW   € 800,–
0,05
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 87

Immers, als hij € 800,- op een spaarbank uitzet tegen 5% interest per
jaar, kan hij in het vervolg ook € 40, per jaar aan rente ontvangen.
Hij bereikt daarmee hetzelfde rendement als met de aankoop van die
obligatie.

Zou de eerste interestbetaling al direct bij de aankoop van de obligatie


worden ontvangen, met andere woorden zou het een prenumerando
rente zijn, dan zal de belegger voor die grootboekobligatie € 840,–
willen betalen. Immers:

CW  € 800,–  € 40,–  € 840,–

Ook hier geldt het al eerder aangetoonde verband tussen de contante


waarde van een postnumerando en een prenumerando rente:

CW postnumerando  (1  i)  CW prenumerando
€ 800,–  1,05  € 840,–

Uit dit voorbeeld kan worden afgeleid dat de algemene formule voor de
5
contante waarde van een eeuwigdurende postnumerando rente is:

T
CW 
i
waarin:
CW  de contante waarde;
T  de jaarlijkse termijn;
i  het interestperunage.

Voorbeeld 5.12

Een huiseigenaar heeft de grond waarop zijn huis is gebouwd in


erfpacht van de gemeente. Jaarlijks moet hij hiervoor per 31 december
€ 1.000,– betalen. De eigenaar wil nu een bedrag op een spaarreke-
ning zetten dat voldoende groot is om jaarlijks € 1.000,– interest op te
leveren, waarmee hij dan zijn erfpachtcanon kan voldoen. De bank
vergoedt hem 5% interest per jaar.
Bereken de grootte van het te storten bedrag.

Uitwerking

T : 1.000,–
CW  =  € 20.000,–
i 0,05

Dit kan men ook vinden door de contante waarde uit te schrijven als:

€ 1.000,– €1.000,– € 1.000,– € 1.000,–


CW     c
1,05 (1.05)2 (1,05)3 (1,05)苲
88 © Noordhoff Uitgevers bv

Dit is een oneindig afdalende meetkundige rij. De somformule van


zo’n reeks is:

a
Som 
1r

waarin:
€ 1.000,–
a  de eerste termijn, hier:
1,05

1
r  de reden, hier:
1,05

Ingevuld in de formule geeft dit:

€ 1.000,–
5 1,05 € 1.000,– € 1.000,–
CW  = =  € 20.000,–
1 1,05  1 0,05
1
1,05

De contante waarde wordt lager naarmate de betalingen verder in de


toekomst liggen. Zo is bijvoorbeeld de contante waarde van de 500ste
betaling van € 1.000,– verrekend tegen 5% € 0,00000002543024035986340,
en de som van de contante waarden van de 500ste tot en met de 1.000ste
betaling slechts € 0,0000005340350475435520 en dus verwaarloosbaar. Dit
betekent dat, ondanks het feit dat betalingen eeuwigdurend doorgaan, een
contante waarde met behulp van de grafische rekenmachine of Excel valt te
berekenen door uit te gaan van een looptijd van bijvoorbeeld 1.000. Een
uitwerking hiervan staat op de website.

§ 5.6 Bepaling van het percentage


Als van een bepaald aantal termijnen de eindwaarde of contante waarde
bekend is, kan men het (gemiddeld) gehanteerde interestpercentage
berekenen.

Voorbeeld 5.13

Een belegger heeft op 1 januari 2010 en verder steeds op 1 januari


van de volgende jaren een pakketje aandelen gekocht voor € 1.500,–.
Op 31 december 2017 is de waarde van zijn belegging gegroeid tot
€ 16.274,29. De belegger vraagt zijn beleggingsadviseur bij de bank
te bepalen wat zijn gemiddeld rendement over de afgelopen jaren is
geweest.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 89

Als we de beleggingen op een tijdlijn plaatsen krijgen we het volgende


beeld:

1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500 1.500


?%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

EW = 16.274,29

EW2017  € 1.500,–  s 
8 円p  € 16.274,29

 € 1.500,–  {(1  i)1  (1  i)2  (1  i)3  …  (1  i)8} 


€ 16.274,29

Met een ‘gewone’ rekenmachine is dit alleen via de zogenaamde ‘trial


and error’–methode op te lossen.

De grafische rekenmachine biedt hier hulp.


• N 8
5
• I% 0
• PV 0
• PMT 1500
• FV 16.274,29
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 6.74047842 ofwel 6,74%
rendement

Bepaling van het percentage met behulp van Excel


In paragraaf 3.4 hebben we kennisgemaakt met de RENTE-functie van
Excel. Met deze functie is, ook bij renten, het bepalen van het gemiddeld
gerealiseerde percentage eenvoudig. Houd bij het invullen van de
functieargumenten rekening met het feit dat in Excel de jaarlijkse stortingen
negatief moeten worden weergegeven omdat ze als betalingen op een
schuld worden beschouwd. Men kan er ook voor kiezen de stortingen
positief weer te geven en het eindsaldo negatief.

Op basis van voorbeeld 5.13 kan in Excel onderstaand werkblad worden


opgesteld:
90 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 5.7 Bepaling van de looptijd


5
Bepaling van de (resterende) looptijd komt voor bij het aangaan van een
lening waarbij voor interest en aflossing samen een ‘mooi’ afgerond bedrag
wordt afgesproken. Ook kan men dit soort berekeningen aantreffen als een
schuldenaar een gedeelte van zijn schuld vervroegd heeft afgelost.

Voorbeeld 5.14

Harrie van Eck begint een zaak in natuurvoeding. Hij huurt een mooie
locatie in het buitengebied en heeft bij de bank een 8% lening afge-
sloten van € 25.000,–. Met de bank is afgesproken dat hij jaarlijks aan
aflossing en interest samen € 5.000,– betaalt. De eerste maal over een
jaar. Harrie vraagt zich hoelang het duurt voordat de hele lening van
€ 25.000,– zal zijn terugbetaald.

Uitwerking
In feite gaat het om een postnumerando rente met n jaartermijnen van
€ 5.000,– die tegen 8% interest per jaar nu contant € 25.000,– waard is.
De volgende tijdlijn geeft dit schematisch weer:

5.000 5.000 5.000 5.000


8%
1 2 3 n=?

CW = 25.000

€ 25.000,–  € 5.000,–  a 
n 円8 

1 1 1 1
: 25.000,9  € 5.000,–  a   c b =
1,081 1,082 1,083 1,08n
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 91

1
1 
1,08n
: 25.000,9  € 5.000,–  
0,08
1
1 
1,08n
5
0,08

1
1   0,4
1,08n

1
 0,6
1,08n

1
1,08n 
0,6
1,08n  1,666667

Door gebruik te maken van logaritmen is de looptijd met behulp van


5
een rekenmachine te bepalen.

n log 1,08  log 1,666667

Toets in: [log][1,666667][][log][1,08][]: uitkomst 6,63746


0,63746 jaar  0,63746  365 dagen  233 dagen
De exacte looptijd is derhalve 6 jaar plus 233 dagen.

Bepaling van de looptijd met behulp van de grafische machine


• N 0
• I% 8
• PV 25000
• PMT 5000
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 6.637457293

Bepaling van het percentage met behulp van Excel


In paragraaf 3.3 hebben we kennisgemaakt met de NPER-functie van Excel.
Met deze functie is, ook bij renten, het bepalen van de looptijd (aantal
termijnen) eenvoudig.

Op basis van voorbeeld 5.14 kan in Excel het volgende werkblad worden
opgesteld:
92 © Noordhoff Uitgevers bv

Voor de praktijk is deze exacte looptijd niet zo relevant. Nadat zes


maal € 5.000,– is betaald, is er een restant. Dit kan op twee manieren
worden verrekend:
1 Men spreekt af dat de laatste betaling van de volle € 5.000,– wordt
verhoogd met het restant.
2 Men spreekt af dat het restant een jaar na betaling van de laatste
volle € 5.000,– wordt voldaan.

Ad 1 Betaling restant tegelijk met de laatste termijn


Bereken het bedrag waarmee de laatste betaling van € 5.000,– moet worden
verhoogd.

Het restant wordt op X gesteld en wordt eind van het 6de jaar samen met de
afgesproken termijn van € 5.000,– betaald. Op een tijdlijn ziet dat er als
volgt uit:

5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 + X


8%
1 2 3 4 5 6

CW = 25.000

Per het begin van het eerste jaar geldt:

€ 25.000,–  € 5.000,–  a 
6 円8  X  A 
6 円8
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 93

1 1 1 1 1
€ 25.000,–  € 5.000,–  a   + c+ b  X 
1,081 1,082 1,083 1,086 1,086
1
1 
1,086 1
€ 25.000,–  € 5.000,–   X 
0,08 1,086

€ 25.000,–  € 5.000,–  4,622880  0,630170  X


€ 25.000,–  € 23.114,40  0,630170  X
X  € 2.992,21

De laatste betaling wordt in totaal € 5.000,–  € 2.992,21  € 7.992,21

Met de grafische rekenmachine kan X als volgt worden bepaald:


• N 6
• I% 8
• PV 25000
• PMT 5000
• FV 0
• P/Y 1
5
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 2992.21289

Ad 2 Betaling restant een jaar na de laatste termijn


Bereken het bedrag dat een jaar na betaling van de laatste termijn van
€ 5.000,– moet worden voldaan.

Het restant X wordt hier dus aan het eind van het 7de jaar betaald. Op een
tijdlijn ziet dat er als volgt uit:

5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 X


8%
1 2 3 4 5 6 7

CW = 25.000

Per het begin van het eerste jaar geldt:

€ 25.000,–  € 5.000,–  a 
6円8  X  A 
7 円8

1 1 1 1 1
€ 25.000,–  € 5.000,–  a   + c b +X 
1,081 1,082 1,083 1,086 1,087
94 © Noordhoff Uitgevers bv

1
1
1,086 1
€ 25.000,–  € 5.000,–   X 
0,08 1,087
: 25.000,– = €5.000,–  a  6円8  X  A 
7円8
€ 25.000,–  € 5.000,–  4,622880  0,583490  X
€ 25.000,–  € 23.114,40  0,583490  X
X  € 3.231,59

Dit laatste bedrag had ook anders bepaald kunnen worden. Het restant
wordt namelijk exact 1 jaar later betaald dan bij het eerste alternatief,
ofwel € 2.992,21  1,08  € 3.231,59.

Dat is ook de wijze waarop X met de grafische rekenmachine wordt


bepaald:
• N 1
• I% 8
• PV 2992.21289
• PMT 0
5
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 3231.589921

§ 5.8 Schuldomzetting
Particulieren en bedrijven kunnen in betalingsproblemen komen. De
oorzaak hiervan kan divers zijn, zoals tegenvallende omzetten, kredietcrisis,
onverwacht noodzakelijke uitgaven, verlies van werk, en echtscheiding. Dit
treft niet alleen bedrijven en particulieren maar ook landen. Zuid-Europese
landen en met name Griekenland zijn hiermee uitvoerig in het nieuws
geweest. Om een faillissement te voorkomen kan men met de schuldeiser
proberen tot overeenstemming te komen en de schuld om te zetten. De
kern van de oplossing is vaak een verlenging van de looptijd waardoor de
acute betalingsproblemen worden verkleind. Het is ook mogelijk dat een
contante schuld wordt omgezet in een schuld met aflossing in termijnen.

Voorbeeld 5.15

Investeringsmaatschappij PréInvest heeft op 1 januari 2012 geld


uitgeleend aan Van Diepen bv. De lening zal op basis van 9% rente in
15 jaarlijkse betalingen van € 10.000,– worden terugbetaald, voor de
eerste maal op 31 december 2012. In december 2016 raakt Van Diepen
bv in liquiditeitsproblemen. Nadat met de grootste moeite de termijn
van 31 december 2016 is voldaan, verzoekt Van Diepen bv PréInvest de
resterende (nog 10 jaar durende) schuld om te zetten in een 20-jarige
schuld met gelijke jaartermijnen, waarvan de eerste vervalt op
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 95

31 december 2017. PréInvest is hiertoe op basis van 9% interest per


jaar bereid. De afdeling Financiën van PréInvest krijgt de opdracht de
nieuwe jaarlijkse termijnen vast te stellen. Voer deze berekening uit.

Uitwerking
Essentieel bij de oplossing van dit soort vraagstukken is de gelijk-
stelling van beide betalingsmethoden. De contante waarde van de
resterende 10 termijnen van € 10.000,– moet gelijk zijn aan de con-
tante waarde van de 20 nieuwe termijnen. Zouden die twee contante
waarden niet aan elkaar gelijk zijn, dan zou bijvoorbeeld de debiteur
vergeleken met de oorspronkelijke afspraak te veel betalen, of zou de
crediteur te weinig ontvangen. In beide gevallen zou de omzetting
door een van de partijen worden afgewezen.
Stelt men de nieuwe jaartermijn op X, dan zijn met behulp van een
tijdlijn beide betalingsmethoden als volgt voor te stellen:

De oorspronkelijke situatie per 1 januari 2017

10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 5


9%
2017 2018 2019 2024 2025 2026

De situatie na schuldomzeting per 1 januari 2017

X X X X X X
9%
2017 2018 2019 2034 2035 2036

€ 10.000,–  a 
1
0円9  X  a 
2
0円9

1 1 1 1 1 1
€ 10.000,–  a + + c+ b X a + + c+ b
1,091 1,092 1,0910 1,091 1,092 1,0920
1 1
1 1 
1,0910 1,0920
€ 10.000,–  X
0,09 0,09
€ 64.176,58  9,128546 X
X  € 7.030,32
96 © Noordhoff Uitgevers bv

Voorbeeld 5.16

A heeft een schuld aan B van € 12.500,– die nu zou moeten worden
betaald. Door omstandigheden beschikt A niet over dit bedrag en
hij verzoekt B zijn schuld te mogen aflossen in 6 jaarlijkse bedragen,
waarvan de eerste over 1 jaar. B stemt toe, maar berekent wel 5% inte-
rest per jaar.
Bereken de jaarlijkse termijn.

Uitwerking
Hier wordt dus een contante schuld omgezet in een postnumerando
rente met 6 jaartermijnen. Stelt men de jaartermijn op X, dan wordt de
tijdlijn:

12.500 X X X X X X
5%
1 2 3 4 5 6

5
€ 12.500,–  X  a 
6円5

1 1 1
€ 12.500,–  X  a  + c+ b
1,051 1,052 1,056
1
1 
1,056
X
0,05
X  € 2.462,72

A betaalt dus 6 maal € 2.462,72 om zijn schuld van € 12.500,– te


voldoen. Dit is overigens een annuïteitenberekening waarop in het
volgende hoofdstuk verder wordt ingegaan.

Ook bij het omzetten van een schuld kan Excel gebruikt worden. Ten eerste
wordt met behulp van de functie HW de contante waarde van de restant-
schuld bepaald, op de wijze die in paragraaf 5.3 is behandeld. Vervolgens
wordt voor het bepalen van de nieuwe reeks betalingen gebruikgemaakt
van de financiële functie BET. Deze bepaalt de periodieke betalingen.

Voorbeeld 5.17

Op grond van voorbeeld 5.15 kan in Excel onderstaand werkblad wor-


den opgesteld:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 97

Uitgaande van de gegevens van voorbeeld 5.15 kan met de grafische


rekenmachine X als volgt worden bepaald:
• N 10
• I% 9
• PV 0
• PMT 10000
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 64176.57701

Pas nu de waarden van N, PV en PMT aan naar de nieuwe situatie.


• N 20
• I% 9
• PV 64176.57701
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 7030.31779

§ 5.9 Investeringsbeoordeling
Bij investeren wordt geld uitgegeven aan een machine die, of project dat in de
toekomst ontvangsten oplevert. Er is sprake van onzekerheid en tijdvoorkeur.
Er wordt immers nú geld uitgegeven terwijl de ontvangsten op zich laten
wachten. Financiële rekenkunde wordt veelvuldig toegepast bij de beoordeling
of een investering zinvol is. Bij het beoordelen van investering gaat het om
98 © Noordhoff Uitgevers bv

vergelijking van uitgaven en ontvangsten, de zogenaamde cashflows.


Behalve de investeringsuitgave en eventuele restwaarde bestaan cashflows
uit de nettowinst plus de afschrijvingen. Methoden waarbij tijdvoorkeur bij
een investeringsbeoordeling wordt verwerkt, worden ook wel discounted
cashflow methoden genoemd.

Voorbeeld 5.18

Van Lier bv wil investeren in een nieuwe machine. Deze kost


€ 600.000,- en heeft naar verwachting over 5 jaar een restwaarde van
€ 20.000,-. De controller van Van Lier verwacht 5 jaar een jaarlijkse
cashflow van € 155.000,-. Bij het beoordelen of deze investering eco-
nomisch verantwoord is, vereist de directie minimaal 8% rendement
en veronderstelt ze dat de investeringsuitgave aan het begin van het 1e
jaar wordt gedaan en dat de jaarlijkse cashflows en de restwaarde aan
het einde van een jaar ontvangen worden.
De directie weet niet of ze in deze machine moet investeren en vraagt
de controller om advies.
5
Uitwerking
In feite gaat het hier om de vergelijking van een aantal ontvangsten en
uitgaven in de tijd. De volgende tijdlijn geeft dit schematisch weer:

−600.000
8%
1 2 3 4 5
155.000 155.000 155.000 155.000 155.000
NCW = ? 20.000

In plaats van de contante waarde wordt hier de netto contante waarde


(NCW) berekend, waarbij uitgaven en ontvangsten worden gesaldeerd.

NCW  – € 600.000,-  € 155.000,-  a 


5円8  € 20.000,-  A 
5円8  € 32.481,72

Dit betekent dat de contante waarde van de ontvangsten € 32.481,72


groter is dan de contante waarde van de uitgave. Conclusie: de
investering is economisch verantwoord. Ze voldoet aan het minimale
rendement van 8% dat de directie van Van Lier wenst.

In plaats van de netto contante waarde te bepalen had ook het gereali-
seerd rendement berekend kunnen worden. Als dit 8% of meer is, mag
de investering als economisch verantwoord worden bestempeld.

€ 600.000,-  € 155.000,-  a 
5円p  € 20.000,-  A 
5円p
Om dit te berekenen maken we gebruik van de Excel-functie IR. Dit
staat voor Interne Rentevoet.
Op basis van voorbeeld 5.18 kan in Excel onderstaand werkblad wor-
den opgesteld:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 99

C12 ƒx =IR(C5:C10)
A B C
1
2 Bepaling rendement investering
3
4
5 Investeringsuitgave Û -600.000
6 Cashflow 1 Û 155.000
7 Cashflow 2 Û 155.000
8 Cashflow 3 Û 155.000
9 Cashflow 4 Û 155.000
10 Cashflow 5 (inclusief restwaarde) Û 175.000
11
12 Gerealiseerd rendement: 10,00%
13
14
5
15

IR
Waarden C5:C10 = {-600000;155000;155000;155000;155...
Schatting = getal
= 0,099993821
Berekent de interne rentabiliteit voor een reeks cashflows.
Waarden is een matrix of verwijzing naar cellen die getallen bevatten waarvoor u
de interne rentabiliteit wilt berekenen.

Resultaat formule = 10,00%

Help-informatie over deze functie OK Annuleren

Ook op basis van bepaling van het gerealiseerd rendement, de


zogenaamde interne rentabiliteit, kan de controller van Van Lier een
positief advies uitbrengen.

§ 5.10 Voorbeelden uit de praktijk


Interestberekeningen kom je in de praktijk in allerlei vormen tegen. We
behandelen aan de hand van voorbeelden:
• de (bank)spaarhypotheek;
• het rood staan bij de bank;
• het behalen van een rijbewijs op afbetaling;
• de bepaling van het rendement van een belegging.
100 © Noordhoff Uitgevers bv

Voor het bepalen van de spaarpremie kan ook de grafische rekenmachine


worden gebruikt.

(Bank)Spaarhypotheek
Tijdens de looptijd van een bankspaarhypotheek wordt niets afgelost. De
geldnemer betaalt de volle looptijd rente over de hoofdsom. Daarnaast
betaalt hij maandelijks een spaarpremie. Dit bedrag wordt door de
geldgever belegd, en wel tegen hetzelfde percentage als de overeengekomen
hypotheekrente. Voordeel van deze hypotheekvorm is dat de geldnemer
over de volle looptijd kan profiteren van belastingvoordeel over de betaalde
rente en tegelijkertijd op een aantrekkelijke wijze vermogen opbouwt.
Spaarhypotheken waren erg populair. Met ingang van 2013 is het door de
‘Wet herziening fiscale behandeling eigen woning’ niet meer toegestaan om
nieuwe leningen op deze voorwaarden af te sluiten. Er zijn echter nog veel
huishoudens met dit soort hypotheken.

Voorbeeld 5.19

Voor de aankoop van een nieuwe woning sluit de eigenaar een 6,6%-
5
spaarhypotheek af van € 300.000,–. De looptijd is 30 jaar. Zowel de
interest als de spaarpremie moet maandelijks aan het begin van de
maand worden betaald.
Bereken de maandelijks te betalen bedragen aan interest en
spaarpremie.

Uitwerking
0,066  € 300.000,–
De interest per maand bedraagt:  € 1.650,–
12

Voor de berekening van de spaarpremie wordt uitgegaan van


6,6%
 0,55% per maand:
12

(1,0055)360  1
€ 300.000,–  X  (1,0055) 
0,0055
€ 300.000,–  1134,122947X

X  € 264,52

Met de grafische rekenmachine kan de spaarpremie als volgt worden


bepaald:
• APPS, enter, enter
• N 360
• I% .55
• PV 0
• PMT 0
• FV 300000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 264.52158
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 101

Totaal bedraagt de maandelijkse (bruto)hypotheeklast:


€ 1.650,–  € 264,52  € 1.914,52

De effectieve interest bedraagt:


(1  i)  (1,0055)12
i  (1,0055)12  1  1,068033  1  0,068033 ofwel 6,8%

Na een rentevaste periode van 5 jaar wordt de interest opnieuw voor


5 jaar vastgesteld, en wel op 9%.
Bereken de nieuwe maandelijks te betalen bedragen aan interest en
spaarpremie.

Uitwerking
0,09  € 300.000,–
De interest per maand bedraagt:  € 2.250,–
12
Voor de berekening van de spaarpremie wordt uitgegaan van
9,0%
 0,75% per maand:
12 5
(1,0055)60  1 (1,0075)300  1
€ 300.000,–  264,52  (1,0055)   (1,09)25 + X  (1,0075) 
0,0055 0,0075
€ 300.000,–  162.511,09  1.129,530352X
X  € 121,72

Totaal bedraagt de maandelijkse (bruto)hypotheeklast:


€ 2.250,–  € 121,72  € 2.371,72

Hier wordt een van de voordelen van de spaarhypotheek zichtbaar.


Ondanks een rentestijging van 36,4% zijn de maandelijkse (bruto)lasten
maar met 23,9% gestegen.

Rood staan bij de bank


Als iemand meer uitgeeft dan zijn banksaldo, komt hij ‘in de min’ te staan.
Hij heeft dan een schuld op zijn betaalrekening aan de bank. Officieel
noemt men dit een rekening-courantkrediet, maar het is ook bekend onder
de term ‘rood staan’. Banken staan dit toe en dat biedt klanten de
mogelijkheid om op een eenvoudige wijze geld te lenen. Er wordt wel
afgesproken hoeveel je rood mag staan (kredietlimiet) en hoe aflossing
plaatsvindt.

Voorbeeld 5.20

Een bank geeft op haar website de volgende informatie:


‘De ene maand pakt soms wat duurder uit dan de andere. U kunt rood
staan wanneer het u uitkomt.’ De bank heeft daarvoor het ‘Privélimiet
Plus’ in het leven geroepen.
102 © Noordhoff Uitgevers bv

Privélimiet Plus
Rentepercentages Privélimiet Plus
De verschillende mogelijkheden met de bijbehorende rentepercentages

Limiet in EUR Maandlast (o.b.v. 2,5% Effectieve rente Theor. looptijd in Totale prijs van het
van de kredietlimiet) op jaarbasis maanden krediet in EUR

EUR 1.000,- 25 14,9% 55 1.375,-


EUR 2.500,- 63 13,5% 52 3.276,-
EUR 4.500,- 113 12,3% 51 5.763,-
EUR 7.500,- 188 11,8% 50 9.400,-

Controleer de door de bank aangegeven theoretische looptijd bij een


limiet van € 1.000,–.

Uitwerking
Het interesttarief per maand bedraagt:
(1 i)12  1,149
5 1/12
(1 i)  1,149
i  1,1491/12  1  1,01164  1  0,01164 ofwel 1,164% per maand
1
1 
(1,01164)n
€ 1.000,–  € 25,– 
0,01164
1
1 
(1,01164)n
 40
0,01164
1
  0,4656
(1,01164)n
1
 0,5344
(1,01164)n
1,01164n  1,871257
n log 1,01164  log 1,871257
n  54,14 maanden

De looptijd bedraagt dus inderdaad 55 maanden, waarin 54 maal


€ 25,– betaald moet worden en een restant in de 55ste maand.

Rijbewijs op afbetaling
Aanbiedingen waarbij auto’s, meubels, audio- en videoapparatuur te koop
worden aangeboden, waarbij de klant de aankoopprijs in termijnen kan
betalen, zijn algemeen bekend. Soms wordt ook de mogelijkheid gecreëerd
om een dienst op afbetaling aan te schaffen. In het volgende voorbeeld
wordt het aanbod van een rijschool behandeld.

Voorbeeld 5.21

Een autorijschool biedt studenten de volgende regeling aan: een pak-


ket van 36 lessen inclusief theorie en examen, voor € 1.800,–. Het is
mogelijk om niet in één keer maar in termijnen van € 40,– per maand
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 103

te betalen. In de kleine lettertjes staat dat er dan een rente van 1,5% per
maand in rekening wordt gebracht.
Wat is de interest op jaarbasis, en wat is de looptijd?

Uitwerking
Per jaar wordt in rekening gebracht:
(1  i)  (1,015)12
i  (1,015)12  1  1,195618  1  0,1956
ofwel 19,56%

€ 1.800,– € 40,–  a 
n円1,5
1
1 
(1,015)n
€ 1.800,–  € 40,– 
0,015
1
1 
(1,015)n
 45
0,015
5
1
1   0,675
(1,015)n

1
 0,325
(1,015)n
1,015n  3,076923
n log 1,015  log 3,076923
n  75,48 ofwel ruim 75 maanden (meer dan 6 jaar!)

Beleggingsrendement
Als geld op een spaarrekening wordt gestort is het interestpercentage dat de
spaarder kan verdienen in vrijwel alle gevallen vooraf bekend. Als geld
echter in aandelen of beleggingsfondsen wordt omgezet is vooraf nooit
bekend wat verdiend zal worden. Achteraf kan op eenvoudige wijze
berekend worden wat het behaalde rendement is geweest.

Voorbeeld 5.22

Een belegger ontvangt van een grote landelijke beleggingsinstelling


onderstaand bericht:
‘Binnenkort vallen uw participaties vrij. Met deze belegging hebt u in
vijf jaar tijd een totaalrendement van 17,5% behaald. Dit is relatief hoog
gezien de slechte beursjaren.’
Wat is het gemiddeld per jaar gerealiseerde rendement?

Uitwerking
(1  i)5  1,175
(1  i)  1,1751/5
i  1,1751/5  1  1,032779  1  0,0328 ofwel 3,3%
Dit is wellicht ook een mooi rendement, maar het komt anders over
dan het in het bericht gestelde.
104 © Noordhoff Uitgevers bv

Definities
en formules
Renten Een aantal periodiek, met gelijke tussenpozen vervallende
bedragen.

Termijn De hoogte van het periodiek vervallend bedrag van de rente.

Prenumerando De termijnen vervallen aan het begin van een periode.

Postnumerando De termijnen vervallen aan het eind van een periode.


5
s
n円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor de
berekening van de eindwaarde (slotwaarde) van een rente over
n perioden tegen p procent.

TW Excel-functie voor het berekenen van de eindwaarde (toekom-


stige waarde).

a
n円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor de
berekening van de contante waarde (aanvangswaarde) van een
rente over n perioden tegen p procent.

HW Excel-functie voor het berekenen van de contante waarde


(huidige waarde).

Uitgestelde renten Een vorm van aflossen van een lening waarbij de eerste
betaling pas na een aantal perioden plaatsvindt.

Eeuwigdurende renten Periodieke betalingen die blijven voortduren door het ontbre-
ken van aflossingen.

Schuldomzetting Aanpassing van de voorwaarden van interest-en aflossingsver-


plichtingen van een bestaande lening, veelal als gevolg van
liquiditeitsproblemen bij de schuldenaar.
© Noordhoff Uitgevers bv 105

Opgaven

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.

* 5.1 Bereken de eindwaarde na 15 jaar van een rente met 15 jaartermijnen van
€ 1.200,– op basis van 6% samengestelde interest per jaar als:
a de termijnen prenumerando vervallen;
5
b de termijnen postnumerando vervallen.
c Toon aan dat de uitkomsten van a en b van elkaar kunnen worden afgeleid.

5.2 Bereken de eindwaarde aan het eind van het 7de jaar van een halfjaarlijkse
rente groot € 375,– als de eerste termijn per het begin van het 1ste jaar wordt
voldaan en men zich baseert op 3% samengestelde interest per halfjaar.

* 5.3 Iemand stort jaarlijks met ingang van 1 januari 2012 € 1.500,– op een
bankrekening. De laatste storting vindt plaats op 1 januari 2022. De bank
schrijft jaarlijks 4% interest op de rekening bij.
Bereken het saldo op deze spaarrekening per:
a 1 januari 2023;
b 1 januari 2022;
c 31 december 2022.

* 5.4 Iemand stort op 31 december 2005 € 25.000,– op een bankrekening. Met


ingang van 31 december 2010 voegt hij daar jaarlijks € 5.000,– aan toe.
Bereken het saldo op deze bankrekening per 1 januari 2024 als men zich
baseert op 5% interest per jaar.

5.5 Iemand stort op 31 december 2013 € 100.000,– op een depositorekening. Met


ingang van 31 december 2014 neemt hij jaarlijks € 2.500,– op.
Bereken het saldo op deze depositorekening per 1 januari 2026, als de bank
6% interest per jaar vergoedt.

* 5.6 Om de zilveren bruiloft groots te kunnen vieren wil een echtpaar op


31 december 2025 beschikken over € 10.000,–. Daartoe wordt jaarlijks, te
beginnen op 1 januari 2019, een bedrag op een rekening bij een bank gestort.
De bank schrijft op 31 december van elk jaar 6% interest bij.
Bereken het bedrag dat elk jaar op de rekening moet worden gestort om het
gewenste doel te bereiken.

5.7 Een vader opent op 1 september 2017 een spaarrekening ten gunste van zijn
dochter die volgens de planning op 1 september 2019 gaat studeren. Hij is
goed op de hoogte van het bestedingspatroon van zijn dochter.
106 © Noordhoff Uitgevers bv

Hij stort daarom jaarlijks, te beginnen op 1 september 2017 en voor het laatst
op 1 september 2021, een bedrag van € 2.196,34 op een rekening waarop 6%
interest per jaar wordt vergoed.
De dochter, die geen rekening met studievertraging houdt, neemt jaarlijks,
voor de eerste maal op 1 september 2019, € 3.000,– van de rekening op. De
laatste maal neemt zij dit bedrag per 1 september 2022 op.
Bereken op basis van samengestelde interest het saldo op deze rekening:
a per 1 september 2019, na de storting op die datum maar vóór de opname op
die dag;
b per 1 september 2022 na de opname van die dag.

* 5.8 Een spaarder besluit met ingang van 1 januari 2009 ieder halfjaar een bedrag
van € 250,– te sparen. Hij is van plan dit voor de laatste maal op 1 juli 2020 te
doen en het hele tegoed op 1 januari 2021 op te nemen.
De bank garandeert hem de volgende interest:
• gedurende de jaren 2009 t/m 2011: 1,25% per halfjaar;
• gedurende de jaren 2012 t/m 2015: 1,50% per halfjaar;
• gedurende de jaren 2016 t/m 2021: 3,53% per jaar.
a Bereken het tegoed waarover de spaarder kan beschikken op 1 januari 2021.
5
In afwijking van de plannen besluit de spaarder met ingang van 1 januari 2016
te stoppen met de periodieke stortingen. In plaats daarvan neemt hij elk
halfjaar € 100,– op, voor de eerste maal op 1 januari 2016 en voor de laatste
maal op 1 juli 2020.
b Bereken het tegoed waarover de spaarder nu kan beschikken op 1 januari
2021.

* 5.9 Een bedrijf moet jaarlijks per 31 december een bedrag van € 24.000,– betalen.
Het besluit hiervoor maandelijks op de laatste dag van de maand een gelijk
bedrag op een spaarrekening te zetten, zodat het saldo van deze rekening per
31 december precies gelijk is aan de betalingsverplichting. De rente op de
spaarrekening bedraagt 0,5% samengestelde interest per maand.
Bereken welk bedrag maandelijks gestort moet worden.

* 5.10 Bereken de contante waarde van 15 termijnen groot € 1.000,– per jaar op basis
van 6% interest per jaar als:
a de termijnen prenumerando vervallen;
b de termijnen postnumerando vervallen.
Toon aan dat de uitkomsten van a en b van elkaar kunnen worden afgeleid.

* 5.11 Bereken de contante waarde per 1 juli 2020 van een rente groot € 3.000,– per
halfjaar, waarvan de eerste termijn vervalt op 1 januari 2021 en de laatste op
1 juli 2020, bij een interestvergoeding van 4% per halfjaar.

* 5.12 Bereken de contante waarde van 20 termijnen groot € 700,– per halfjaar op
basis van 8% interest per jaar als de termijnen postnumerando vervallen.

5.13 Iemand heeft op 1 januari 2019 een schuld van € 40.000,–. Met de schuldeiser
maakt hij de afspraak dat deze schuld als volgt zal worden verrekend:
• Hij betaalt met ingang van 1 januari 2020 en vervolgens op 1 januari van
de volgende 4 jaren € 8.000,–.
• De schuldeiser berekent 5% interest per jaar en de totale interest wordt
afgerekend op 1 januari 2019.
Bereken het bedrag dat de schuldenaar op 1 januari 2019 moet voldoen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 107

* 5.14 Een student heeft door zijn studie een flinke studieschuld opgebouwd, die hij
in een aantal jaren gespreid moet aflossen. Omstandigheden maken het hem
mogelijk de gehele schuld nu ineens af te lossen. De schuldeiser in Groningen
is bereid hierover te onderhandelen.
Is het in het belang van de student om het hierbij toe te passen interestper-
centage zo hoog of zo laag mogelijk overeen te komen? Antwoord motiveren.

* 5.15 Bereken de eindwaarde per 31 december 2019 van een rente groot € 850,– per
jaar, waarvan de eerste termijn wordt betaald op 1 januari 2000 en de laatste
op 1 januari 2014. De berekening moet plaatsvinden op basis van 5% interest
per jaar.

* 5.16 Bereken de contante waarde van een 4 jaar uitgestelde prenumerando rente,
bestaande uit 7 jaarlijkse termijnen die elk € 2.350,– groot zijn, bij een
interestvoet van 6% per jaar.

5.17 Een vader stort ten behoeve van zijn pasgeboren zoon jaarlijks € 500,– op een
spaarrekening, voor het eerst op 1 januari 2004. In augustus 2016 wordt hij
werkloos en stopt hij met de jaarlijkse stortingen. De bank vergoedt 5%
5
interest per jaar.
Over welk bedrag kan de zoon per 1 januari 2022 beschikken?

* 5.18 De ouders van een studente sparen jarenlang de kinderbijslag die zij ontvan-
gen. We gaan ervan uit dat de kinderbijslag telkens op de verjaardag van de
studente wordt ontvangen. De eerste 11 jaar ontvangen haar ouders
€ 750,– kinderbijslag per jaar. Van haar 12de t/m haar 17de verjaardag
ontvangen zij € 1.000,– per jaar. De bank vergoedt 2,5% rente per jaar.
a Bereken het saldo op de spaarrekening direct na de ontvangst van de 17de
kinderbijslag.

Veronderstel dat het saldo in vraag a exact € 17.000,– is. Dit bedrag heeft de
studente meteen op haar 17de verjaardag op een internetspaarrekening
weggezet. Zij gaat pas studeren als ze 20 jaar wordt. Op haar 20ste verjaardag
bedraagt het saldo € 18.793,62.
b Welk rentepercentage heeft de studente gemiddeld per jaar ontvangen?

De studente is van plan 5 jaar te gaan studeren. Ze wil ieder jaar op haar
verjaardag een bedrag opnemen. Het eerste bedrag neemt zij direct op haar
20ste verjaardag op. Ze ontvangt 3% interest per jaar.
c Welk bedrag kan de studente jaarlijks op haar verjaardag van de spaarreke-
ning opnemen?

5.19 Bereken de contante waarde van een dadelijk ingaande eeuwigdurende rente
van € 4.000,– per jaar op basis van 8% interest als:
a de termijnen postnumerando vervallen;
b de termijnen prenumerando vervallen.

* 5.20 Iemand wil een 4%-grootboekobligatie kopen met een nominale waarde van
€ 1.000,–. Deze obligaties zijn onaflosbaar en de interest wordt eenmaal per
jaar uitgekeerd. Bereken wat hij voor deze obligatie zal willen betalen als de
eerste interestuitkering over een jaar plaatsvindt en hij 8% over geïnvesteerd
vermogen wil maken.
108 © Noordhoff Uitgevers bv

* 5.21 Iemand heeft per 1 januari 2008 en verder telkens aan het begin van elk jaar
€ 2.000,– op een spaarrekening gestort. Het saldo van deze rekening blijkt op
31 december 2019 € 40.990,59 te zijn.
Bereken het percentage per jaar dat de bank op deze rekening heeft vergoed,
met behulp van Excel of de grafische rekenmachine.

* 5.22 Gelezen in een advertentie: ‘Een lening van € 3.500,– kan in 50 maandelijkse
termijnen van € 100,– worden terugbetaald. De eerste termijn vervalt één
maand na de ontvangst van het leningsbedrag.’
Bereken hoeveel procent samengestelde interest per jaar in rekening wordt
gebracht.

* 5.23 De contante waarde van een dadelijk ingaande prenumerando rente, waarvan
elke termijn € 1.730,25 groot is, blijkt onder verrekening van 7% interest per
jaar € 13.003,23 te zijn.
Bereken het aantal termijnen van deze rente.

* 5.24 Een schuld met een contante waarde van € 50.000,– zal onder verrekening
van 6% interest per jaar worden betaald in termijnen van € 5.000,– per jaar.
5
De eerste betaling zal over een jaar plaatsvinden. Elke termijn bestaat uit
aflossing en interest.

Bereken:
a hoeveel keer het volle bedrag van € 5.000,– moet worden betaald;
b hoe hoog de laatste betaling wordt als het restant samen met de laatste
betaling van € 5.000,– wordt voldaan;
c wat er een jaar na de laatste betaling van € 5.000,– moet worden voldaan,
als het restant op dat moment wordt verrekend.

5.25 Een gemeente ging op 1 januari 2014 een lening aan van € 15.000,–. De schuld
zal worden afgelost in jaarlijkse termijnen van € 1.000,–, te beginnen op
1 januari 2015.
Elke termijn bestaat uit aflossing en interest.
Op de datum waarop voor de laatste maal de volle termijn moet worden
betaald, zal tevens de rest van de schuld worden verrekend. Men baseert zich
op 4% interest per jaar.
a Bereken die datum.
b Bereken het bedrag van het restant.

5.26 Iemand zet op 1 januari 2014 € 10.000,– op een bankrekening tegen 4%


interest per jaar, en voegt daar op 31 december 2014, 2015 en 2016 € 5.000,–
aan toe. Vanaf 31 december 2017 onttrekt hij jaarlijks € 3.500,– aan deze
belegging.
a Hoeveel keren zal hij dat bedrag kunnen opnemen?
b Wat is het saldo van deze belegging onmiddellijk na de laatste opname van
€ 3.500,–?

* 5.27 Een contante schuld groot € 20.000,– zal onder verrekening van 7% interest
per jaar worden omgezet in een dadelijk ingaande jaarlijkse rente, bestaande
uit 8 termijnen waarvan de eerste over een jaar vervalt.
Bereken de grootte van die termijnen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 109

* 5.28 Een instelling krijgt van het ministerie een boete opgelegd van € 23 miljoen.
Zij moet deze boete in 3 jaarlijkse, gelijke postnumerando bedragen terugbe-
talen onder verrekening van 7% interest.
a Bepaal de hoogte van de jaarlijkse betalingen.

Direct na de eerste betaling komt de instelling in financiële problemen. Zij


dient een verzoek in om de tweede betaling over te slaan en de verschuldigde
rente bij de schuld bij te schrijven. Vervolgens is zij bereid het restant van de
schuld in 6 jaar terug te betalen.
b Bepaal de hoogte van de nieuwe jaarlijkse betalingen.

5.29 A moet op 1 januari 2019, 2020 en 2021 telkens € 2.000,– aan B betalen. A wil
deze verplichting omzetten en ziet kans om eind 2016 al € 500,– te betalen
en vervolgens telkens per 31 december € 900,–, voor de eerste maal op
31 december 2017. A en B komen overeen om voor deze nieuwe betalingsrege-
ling 8% interest per jaar te hanteren.
a Hoe vaak zal A het volle bedrag van € 900,– moeten betalen?
b Hoe groot is het restbedrag dat A precies een jaar na de laatste betaling van
€ 900,– nog zal moeten voldoen?
5
* 5.30 De onderneming Contacta bv heeft de keuze uit 2 investeringsprojecten, A en B.
De investering voor project A bedraagt € 3.000.000,- en zal 5 jaar lang een
netto-ontvangst van € 900.000,- per jaar opleveren.
Project B vergt een investeringsuitgave van € 2.400.000,-. De eerste twee jaar
levert project B jaarlijks een netto-ontvangst op van € 1.000.000,-. Daarna
volgen nog drie jaar met een jaarlijkse netto-ontvangst van € 500.000,-.
De investeringsuitgaven voor beide projecten vinden plaats aan het begin van
het eerste jaar. De netto-ontvangsten worden aan het einde van een jaar
ontvangen. Er zijn voor beide projecten geen restwaarden.
a Bereken voor beide projecten de netto contante waarde als de directie van
Contacta bv een minimum rendement van 8% vereist.
b Geef een advies waarin je gemotiveerd aangeeft of de projecten acceptabel zijn.

5.31 Forward bv is van plan € 2.500.000,- te investeren in een project dat een
looptijd van 5 jaar kent. Na afloop is de restwaarde nihil. De jaarlijkse
netto-ontvangsten zijn naar verwachting € 800.000,-.
a Bereken de netto contante waarde als de directie een minimumrendement
van 10% vereist.

Bij de begroting van de netto-ontvangsten was uitgegaan van een jaarlijks


gelijkblijvende afschrijving.
b Geef aan wat het effect op de netto contante waarde van dit project zou zijn
als er degressief zou worden afgeschreven.

5.32 Een ondernemer verwacht € 30.000,- te moeten investeren voor een nieuwe
machine. Na uiterlijk 5 jaar zal die weer aan vervanging toe zijn. De inruil-
waarde wordt op 10% van de aanschafwaarde geschat. De cashflows zijn
jaarlijks € 7.500,- exclusief restwaarde.
a Bereken de netto contante waarde van deze investering op basis van 10%,
ervan uitgaande dat alle cashflows met uitzondering van de investering aan
het eind van het jaar plaatsvinden.
b Geef een gemotiveerd advies aan de ondernemer op de vraag of het
bedrijfseconomisch verantwoord is te investeren in deze machine.
110 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 111

6
Annuïteiten

6.1 Begripsvorming
6.2 Berekening van de annuïteit
6.3 Het verband tussen de aflossingen
6.4 Berekening van de schuldrest
6.5 Afgeronde annuïteiten
6.6 Het onderlinge verband
6.7 Voorbeeld uit de praktijk
Definities en formules
Opgaven

De meeste leningen worden niet in één keer afgelost maar door middel van
een reeks betalingen gedurende de looptijd van de lening. Tot de jaren
tachtig van de vorige eeuw was de annuïteitenlening dé vorm van lenen.
Een annuïteitenlening bood de zekerheid dat aan het einde van de looptijd
de schuld was afgelost. Eind vorige eeuw werden door banken steeds meer
producten ontwikkeld die fiscaal aantrekkelijker waren en gezien het toen
gunstige beursklimaat de kans boden op extra rendement. Hierdoor raakte
de annuïteitenlening wat minder in trek. Vanaf 1 januari 2013 kan bij een
nieuw af te sluiten hypotheek alleen nog gekozen worden voor een annuï-
teitenhypotheek of een lineaire hypotheek, als men in aanmerking wil
komen voor hypotheekrenteaftrek. Voor alle andere vormen is de hypo-
theekrenteaftrek vervallen.
Bij een annuïteitenlening worden het aflossingsdeel en het interestdeel op
een zodanige manier berekend, dat de som van beide (de annuïteit) telkens
gelijk is. Deze annuïteit is eigenlijk een bijzondere rente. De annuïteit
bestaat uit een aflossingsdeel en een interestdeel, waarbij de samenstelling
112 © Noordhoff Uitgevers bv

verandert, maar het totaal gelijkblijft. Het voordeel van dit systeem is dat
men altijd eenzelfde bedrag betaalt, hetgeen gunstig is voor bijvoorbeeld
een liquiditeitsplanning.

Veel onroerend goed wordt op deze wijze gefinancierd. In dit hoofdstuk


komt uiteraard de bepaling van de annuïteit en de schuldrest aan de orde.
Omdat de annuïteit vrijwel nooit een mooi afgerond bedrag vormt, wordt
nader ingegaan op de problematiek van afgeronde annuiteiten. Bij die
systematiek zal de schuldenaar niet te veel willen betalen, maar zal de
schuldeiser ook niet te weinig willen ontvangen. De verschillende wijzen
waarop men aan beide wensen tegemoet kan komen, worden in paragraaf
6.5 behandeld.

§ 6.1 Begripsvorming
Wanneer men een lening aangaat, moet hierover niet alleen rente worden
betaald, maar zal deze ook moeten worden afgelost. Dit aflossen kan op veel
verschillende manieren plaatsvinden, zoals
• in één keer aan het einde van de looptijd;
• met jaarlijks gelijke bedragen (lineaire aflossing);
• met behulp van annuïteiten.
6
Als we uitgaan van een 6%-lening van € 10.000,– die na vier jaar in één keer
wordt afgelost zijn de jaarlijkse betalingen aan het einde van jaar 1 tot en
met 3 telkens € 600,– en aan het einde van vierde jaar € 10.600,–, namelijk
rente en aflossing. Dit type leningen komt vanwege de hoge druk op de
liquiditeitspositie aan het einde van de looptijd niet erg vaak voor.

De bovenstaande lening kan ook in vier jaar worden afgelost door aan het
einde van elk jaar € 2.500,– af te lossen. De betalingen worden dan:

Jaar Aflossing Rente Totaal


1 € 2.500,– € 600,– € 3.100,–
2 € 2.500,– € 450,– € 2.950,–
3 € 2.500,– € 300,– € 2.800,–
4 € 2.500,– € 150,– € 2.650,–

De daling van het in de achtereenvolgende jaren te betalen bedrag wordt


veroorzaakt doordat men over de afgeloste bedragen geen interest meer
verschuldigd is, terwijl de aflossingsbedragen gelijk blijven.

Men kan ook kiezen voor een methode waarbij op een zodanige wijze wordt
afgelost, dat elk jaar aan interest plus aflossing tezamen een gelijk bedrag
wordt betaald. Dit wordt de annuïteitenmethode genoemd. De periodieke
betalingen blijven dan, anders dan in het bovenstaande, ongewijzigd.

Een annuïteit is een periodiek vervallend gelijkblijvend bedrag


waarmee aflossing van een schuld en verrekening van interest
plaatsvinden.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 113

§ 6.2 Berekening van de annuïteit


Een annuïteit bestaat dus uit een interestbestanddeel en een aflossings-
bestanddeel. Door het contant maken van alle annuïteiten wordt in feite het
interestdeel afgesplitst, zodat de waarde van de aflossingen overblijft. Nu
zijn de gezamenlijke aflossingsbestanddelen uiteraard gelijk aan de schuld
bij het aangaan van de lening. Met andere woorden: de contante waarde
van de annuïteiten is gelijk aan het bedrag van de lening.

Voorbeeld 6.1

Een lening van € 10.000,– wordt afgelost door middel van 4 gelijkblij-
vende jaarlijkse annuïteiten. De eerste annuïteit vervalt over 1 jaar.
Men baseert zich op 6% interest per jaar. Bereken de annuïteit.

Uitwerking
Als de jaarlijks te betalen annuïteit Ann wordt genoemd, kan men met
behulp van een tijdlijn het verloop van de betalingen als volgt
weergeven:

10.000 Ann Ann Ann Ann


6% 6
1 2 3 4

€ 10.000,–  Ann  a 
4円6
1
1 
1,064
€ 10.000,–  Ann 
0,06
€ 10.000,–  3,465105613  Ann
€ 10.000,– 1
Ann   € 10.000,–   € 2.885,91
3,465105613 3,465105613
In symbolen van financiële rekenkunde:
1
Ann  € 10.000,– 
a
4円6

In het algemeen geldt:

1
Ann  K 
a
n円p

waarin:
Ann  de annuïteit;
K  het kapitaal (bedrag van de lening);
n  de looptijd;
p  het interestpercentage.
114 © Noordhoff Uitgevers bv

Bepaling van de annuïteit met behulp van de rekenmachine


Aangezien de annuïteitenfactor de reciproke is van a 
n円p, is de berekening
met behulp van de rekenmachine niet ingewikkelder dan de bepaling van
an円p zelf (zie paragraaf 5.3).

1
 toets in: [()][1  i][^][n][][1][][][i][][^][1][]
a
n円p

1
 toets in: [()][1,06][4][][1][][][0,06][][^][1][]
a
4円6

uitkomst: 0,288591492

De annuïteit is derhalve: € 10.000,–  0,288591492  € 2.885,91.

Bepaling van de annuïteit met behulp van de grafische rekenmachine


Met de grafische rekenmachine kan de annuïteit als volgt worden bepaald:
• N 4
• I% 6
• PV 10000
• PMT 0
6 • FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 2885.9149

Bepaling van de annuïteit met behulp van Excel


Van voorbeeld 6.1 kan in Excel onderstaand werkblad worden opgesteld.
Met behulp van de financiële functie BET (betaling) kan de annuïteit
worden bepaald.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 115

Bepaling van het aflossingsplan


Ieder jaar wordt in voorbeeld 6.1 de annuïteit van € 2.885,91 betaald. Deze
annuïteit bestaat uit een aflossings- en een interestbestanddeel. Het
interestbestanddeel wordt steeds berekend over de schuld die men aan het
begin van het betreffende jaar heeft. Het aflossingsbestanddeel is het
verschil tussen de annuïteit en het interestbestanddeel.
Het aflossingsplan van voorbeeld 6.1 komt er als volgt uit te zien:

Jaar Schuld 1-1 Interest Aflossing Schuld 31-12


1 € 10.000,– € 600,00 € 2.285,91 € 7.714,09

2 € 7.714,09 € 462,85 € 2.423,07 € 5.291,02


3 € 5.291,02 € 317,46 € 2.568,45 € 2.722,56
4 € 2.722,56 € 163,35 € 2.722,56 € 0,00
€ 10.000,–

Het interestbestanddeel wordt steeds lager, doordat over de afgeloste


bedragen geen interestvergoeding meer plaatsvindt. Hierdoor resteert er
steeds meer voor aflossing. Het verloop van aflossings- en interest-
bestanddelen is als volgt weer te geven (figuur 6.1).
116 © Noordhoff Uitgevers bv

FIGUUR 6.1 Verloop van interest- en aflossingsbestanddelen van een annuïteit

Annuïteit

Aflossing

Interest

Tijd

De methode met gelijkblijvende annuïteiten wordt (weer) vaak gebruikt bij


woninghypotheken. Soms realiseert men zich daarbij te weinig dat vooral
bij langlopende leningen aanvankelijk zeer weinig wordt afgelost. Dit kan
aanleiding geven tot teleurstellingen. Zo is van een dertigjarige 8% annuïtei-
tenlening na vijftien jaar slechts 24% afgelost en resteert derhalve nog 76%,
terwijl men al wel halverwege de looptijd is!

Excel kent twee financiële functies die het opstellen van een aflossingplan
6 vereenvoudigen: de functie PBET berekent de aflossingen, terwijl IBET de
interestbetalingen bepaalt. Het Excel-werkblad kan als volgt worden
opgesteld:

• Verwijs in cel B10 naar C3.


• Selecteer in cel D10 de financiële functie PBET.
• Vul vervolgens de celverwijzingen op het dialoogscherm in.
− Maak de verwijzingen naar Rente, Aantal-termijnen en HW absoluut
met behulp van functietoets F4, of door toevoeging van de $-tekens.
Hierdoor kan de formule uit D10 gekopieerd worden voor de rest van
de looptijd.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 117

• Selecteer vervolgens in cel C10 de financiële functie IBET. 6


• Vul vervolgens op gelijke wijze de celverwijzingen op het dialoogscherm
in.
− Maak ook nu de verwijzingen naar Rente, Aantal-termijnen en HW
absoluut met behulp van functietoets F4, of door toevoeging van de
$-tekens. Hierdoor kan de formule uit D10 gekopieerd worden naar
D11 tot en met D13.
• Geef in cel E10 de volgende formule in:  B10D10 (let op: het resultaat
van de PBET-functie is negatief ).
• Cel B11 is:  E10
• Nadat alle formules voor de volledige vier jaar zijn gekopieerd ziet het
aflossingsplan er als volgt uit:
118 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 6.3 Het verband tussen de aflossingen


Uit voorbeeld 6.1 blijkt dat de som van de interest en aflossing telkens
€ 2.885,91, ofwel de annuïteit is. De interestbestanddelen worden steeds
kleiner, terwijl de aflossingen groeien. Zo is elke volgende aflossing 6%
groter dan de voorgaande; € 2.423,07  1,06  € 2.285,91.

Dit verband kan worden aangetoond. Noemt men de opeenvolgende


aflossingsbestanddelen a1, a2, a3, … en de opeenvolgende rentebestandde-
len r1, r2, r3, …., dan geldt:

Ann  a1  r1  a2  r2  a3  r3  ….

Is het interestperunage i, dan is r1  iK en r2  i(K  a1)

Dus:

r1  r2  iK  i(K  a1)  ia1

Uit a1  r1  a2  r2 volgt: a2  a1  r1  r2

Dus:
6
a2  a1  ia1 en a2  a1  ia1  a1 (1  i)

Met andere woorden: het tweede aflossingsbestanddeel kan men uit het
eerste berekenen door dit laatste met (1  i) te vermenigvuldigen.

Op dezelfde wijze geldt:


r3  i(K  a1  a2) en r2  r3  i(K  a1)  i(K  a1  a2 )  ia2

Uit a2  r2  a3  r3 volgt: a3  a2  r2  r3  ia2

En dus:

a3  a2  ia2  a2 (1  i)

Met andere woorden: het derde aflossingsbestanddeel kan men uit het
tweede berekenen door dit laatste met (1  i) te vermenigvuldigen.

In het algemeen:
Het aflossingsbestanddeel in enig jaar kan men vinden door het
aflossingsbestanddeel:
• uit het voorgaande jaar met (1  i) te vermenigvuldigen, of
• uit het volgende jaar door (1  i) te delen.

Uit het verband (1  i) tussen opeenvolgende aflossingsbestanddelen volgt


verder:

a3  a2(1  i)  a1(1  i)(1  i)  a1(1  i)2


a4  a3(1  i)  a2(1  i)2  a1 (1  i)3
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 119

De exponent van (1  i) is steeds gelijk aan het verschil tussen de ranggetal-


len van de aflossingsbestanddelen. Bijvoorbeeld:
a12
a12  a9(1  i)3 en a9 
(1  i)3
Voorbeeld 6.2

Van een 8%-annuïteitenlening, groot € 10.000,–, is het derde aflos-


singsbestanddeel € 2.588,49.
Bereken de annuïteit en de looptijd.

Uitwerking
De annuïteit is nu alleen te bepalen met het verband tussen de aflos-
singen.

a3  a1  (1,08)2
€ 2.588,49  a1  1,1664
a1  € 2.219,21

Het rentebestanddeel in het eerste jaar r1 is:

r1  0,08  € 10.000,–  € 800,–


Ann  a1  r1  € 2.219,21  € 800,–  € 3.019,21 6

Nu moet n nog worden berekend.


1
Ann K
an円p

K  Ann  a 
n円p

€ 10.000,–  € 3.019,21  a 
n円8
1
1 
1,08n
€ 10.000,–  € 3.019,21 
0,08

1
1 
1,08n
 3,3121247
0,08

1
1   0,264970
1,08n
1
 0,735030
1,08n
1
1,08n 
0,735030
1,08n  1,360489

Door gebruik te maken van logaritmen kan men de looptijd met


behulp van een rekenmachine bepalen.
n log 1,08  log 1,360489
n 4
120 © Noordhoff Uitgevers bv

Met de grafische rekenmachine kan de looptijd als volgt worden


bepaald:
• N 0
• I% 8
• PV 10000
• PMT 3019,21
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 3.999996966 → 4

Bijzondere aandacht verdient in dit kader de laatste annuïteit. Het laatste


rentebestanddeel wordt berekend over de schuldrest aan het begin van het
laatste jaar. Na betaling van de laatste aflossing is deze schuldrest tot nul
teruggebracht. Met andere woorden: het laatste aflossingsbestanddeel is
gelijk aan de interest over het laatste aflossingsbestanddeel ( schuldrest
aan het begin van het laatste jaar).

Voor de laatste annuïteit geldt in het algemeen:


Ann  an  rn
rn  ian
6 Ann  an  ian  an(1  i)  an  1

De annuïteit is dus te beschouwen als de, niet-bestaande, (n  1)de


aflossing.

Voorbeeld 6.3

Van een 5-jarige 10%-annuïteitenlening is het tweede aflossingsbe-


standdeel € 18.017,69.
Bereken de grootte van de lening.

Uitwerking
De annuïteit is als volgt te bepalen:

Ann  a(51)
Ann  a2  (1,10)4
Ann  € 18.017,69  1,464100  € 26.379,70
r1  Ann  a1
a2
r1  € 26.379,70 
(1  i)
r1  € 26.379,70  € 16.379,70  € 10.000,–
r1  0,10  K
K  € 100.000,–
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 121

§ 6.4 Berekening van de schuldrest


Na iedere aflossing resteert een lagere schuld. De resterende schuld kan
desgewenst worden afgelezen uit het aflossingsplan. De schuldrest kan op
ieder willekeurig moment belangrijk zijn, bijvoorbeeld:
• Iemand verkoopt zijn woning waarop nog een hypotheek rust met een
resterende looptijd van 12 jaar. Uit de verkoopopbrengst zal hij de
schuldrest moeten aflossen.
• Het is gebruikelijk dat bij de verstrekking van een hypotheek een rente-
vaste periode wordt afgesproken van bijvoorbeeld 5 jaar. Na afloop van
die 5 jaar wordt opnieuw aan de hand van de dan geldende rente en op
basis van de schuldrest op dat moment de nieuwe periodiek te betalen
annuïteit vastgesteld.
• Aangezien interest een kostenpost is die bovendien fiscaal in mindering
op de winst of het inkomen mag worden gebracht, zal men jaarlijks het
interestbestanddeel dat ten laste van het betreffende jaar komt, moeten
bepalen. Dit wordt berekend over de schuldrest aan het begin van dat
jaar.

De schuldrest, weergegeven door het symbool R, kan, behalve via het


aflossingsplan, op verscheidene andere manieren worden bepaald:
1 De schuldrest is het oorspronkelijk geleende kapitaal verminderd met de
reeds gedane aflossingen. 6
2 De schuldrest is de contante waarde van de nog komende annuïteiten.
3 De schuldrest is de som van de nog te betalen aflossingsbestanddelen.

Voorbeeld 6.4

Rob Vermeulen heeft 8 jaar geleden voor de financiering van zijn


appartement een 9% hypothecaire annuïteitenlening gesloten van
€ 100.000,– met een looptijd van 30 jaar. Rob wil gaan verhuizen en
vraagt zijn financieel adviseur hoe hoog zijn schuld nog is. Deze bere-
kent de schuldrest R8 op drie manieren.

Uitwerking

1ste manier:
R8  K  (a1  a2  …  a8)
Allereerst moet de annuïteit worden bepaald.
1
Ann  € 100.000,–   € 9.733,60
a
3
0円9

1
Ann  € 100.000,–   € 9.733,60
1
1 
(1,09)30
0,09

Het eerste aflossingsbestanddeel bedraagt dan:


a1  € 9.733,60  0,09  € 100.000,–  € 733,60
a2  a1(1,09)  € 733,60  1,09
a3  a1(1,09)2  € 733,60  (1,09)2
122 © Noordhoff Uitgevers bv

enzovoort
a8  a1(1,09)7  € 733,60  (1,09)7

De som van de reeds verrichte aflossingen is derhalve:


€ 733,60  € 733,60  1,09  € 733,60  (1,09)2  …  € 733,60  (1,09)7 
(1,09)7  1
€ 733,60  (1  s 7円 9 )  € 733,60  ¢1  (1,09)  ≤
 € 8.090,49 0,09
R8  € 100.000,–  € 8.090,49  € 91.909,51

Ook met de grafische rekenmachine kan de schuldrest worden


bepaald door gebruik te maken van de 1ste manier. Als eerste wordt de
annuïteit bepaald.
• N 30
• I% 9
• PV 100000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 9733.6351
6
Inclusief annuïteit ziet het scherm er als volgt uit:
• N 30
• I% 9
• PV 100000
• PMT 9733.6351
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END

Verplaats de cursor nu naar N, APPS enter 0


Nu verschijnt: ∑ Prn(
Vul in 1,8) enter → resultaat 8090.875908 (dit is de som van de 1ste
tot en met de 8ste aflossing).
Let op dat bij het invullen de komma (boven de 7) wordt gebruikt en
niet de punt (onder de 2).
De schuldrest is nu € 100.000,–  € 8.090,88  € 91.909,12.

2de manier:
Het kapitaal, ofwel de schuldrest aan het begin van het 1ste jaar, is
gelijk aan de contante waarde van alle nog komende annuïteiten. Voor
de schuldrest op enig ander moment geldt dat die gelijk is aan de con-
tante waarde van de resterende annuïteiten. In het voorbeeld resteren
nog 22 annuïteiten. Derhalve is de schuldrest aan het einde van het
8ste jaar:
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 123

1
1 
(1,09)22
R8  € 9.733,60  a 
  € 9.733,60 
22円9  € 91.908,79
0,09
Deze methode is in het algemeen het eenvoudigst. Als gevolg van
afrondingsverschillen kunnen er tussen de uitkomsten van de diverse
wijzen van berekening kleine afwijkingen ontstaan.

Ook de 2de manier is mogelijk met de grafische rekenmachine. In dat


geval moet na de bepaling van de annuïteit, N op 22 worden gezet en
PV op 0. Vervolgens kan met ALPHA, enter de contante waarde van de
nog komende 22 annuïteiten worden bepaald.
• N 22
• I% 9
• PV 0
• PMT 9733.6351
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 91909.12409

3de manier: 6
De schuldrest na 8 aflossingen is gelijk aan de som van de nog reste-
rende 22 aflossingen.
R8  a9  a10  a11  … a30

a9  a1(1,09)8  € 733,60  1,992563  € 1.461,74

R8  € 1.461,74  (1  s 
 )
21円9

(1,09)21  1
R8  € 1.461,74  ¢1  (1,09)  ≤  € 91.904,47
0,09

De wijze van berekenen met behulp van de grafische rekenmachine


lijkt op de 1ste manier.
Na bepaling van de annuïteit verplaatsen we de cursor naar N. Toets
APPS, enter, 0. Dan verschijnt: ∑ Prn(
Vul in 9,30) Let op de komma in plaats van de punt.
• N ∑ Prn(9,30) enter → resultaat 91909.12409
• I% 9
• PV 100000
• PMT 9733.6351
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
124 © Noordhoff Uitgevers bv

Met behulp van Excel is de berekening van de schuldrest via de eerste en


derde methode eenvoudig af te leiden uit het aflossingsplan dat in paragraaf
6.2 is behandeld.
Voor berekening via de contante waarde maken we gebruik van de eerder
behandelde HW-functie.

Op basis van voorbeeld 6.4 kan in Excel onderstaand werkblad worden


opgesteld:
• Bereken in Cel C7 met behulp van de functie BET ten eerste de hoogte
van de annuïteit.
• Selecteer vervolgens in cel C9 de financiële functie HW.
• Vul vervolgens de celverwijzingen op het invulscherm in.
− Geef bij Aantal-termijnen het aantal resterende annuïteiten in (hier
dus 30822).
• Na invulling verschijnt het resultaat.
− Het resultaat wordt negatief weergegeven, omdat Excel dit als een
schuld beschouwt.
− Het is mogelijk de formule te beginnen met het minteken zodat de
schuldrest positief wordt weergegeven.

6
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 125

§ 6.5 Afgeronde annuïteiten


Het komt nogal eens voor dat de exact op twee cijfers achter de komma
berekende annuïteit wordt afgerond op een ‘mooi rond bedrag’. Met andere
woorden, de annuïteit wordt naar boven of naar beneden afgerond.
Uiteraard komt men dan aan het eind van de gehele looptijd ‘niet precies
uit’. Gewoonlijk wordt dan het verschil dat door de afronding ontstaat,
verrekend met de laatste annuïteit.

Voorbeeld 6.5

Bij een lening van € 10.000,– tegen 8% per jaar, die met 4 jaarlijkse
annuïteiten wordt afgelost, is de exacte annuïteit bepaald op € 3.019,21.
Besloten wordt dit bedrag af te ronden op € 3.000,– per jaar, en dat het
restant verrekend zal worden met de laatste annuïteit.
Bereken het restant dat aan het eind van het 4de jaar moet worden ver-
rekend.

Uitwerking
Berekening van het restant kan op verschillende manieren geschieden.

1ste manier:
Het aflossingsplan bij afgeronde annuïteiten wordt: 6

Jaar Interest Aflossing Schuld 31-12


1 € 800,– € 2.200,– € 7.800,–
2 € 624,– € 2.376,– € 5.424,–
3 € 433,92 € 2.566,08 € 2.857,92
4 € 228,63 € 2.771,37 € 86,55
€ 9.913,45

Aan het eind van het 4de jaar betaalt men € 3.000,–  € 86,55
 € 3.086,55.

2de manier:
Het verschil tussen de exacte en de afgeronde annuïteit bedraagt
€ 3.019,21  € 3.000,–  € 19,21.

Dit kan als volgt worden weergegeven:

19,21 19,21 19,21 19,21


8%
1 2 3 4

EW4
126 © Noordhoff Uitgevers bv

De eindwaarde hiervan is:


(1,08)3  1
EW4  € 19,21  (1  s  3円8 ) € 19,21  ¢1  (1,08)  ≤
 € 86,56 0,08
3de manier:
Het restant na 4 jaar is:
K  (a1  a2  a3  a4) 

 € 10.000,–  a1{1  1,08  (1,08)2  (1,08)3} 


 € 10.000,–  € 2.200,–  (1  s  3円8 ) 

(1,08)3  1
 € 10.000,–  € 2.200,–  ¢1  (1,08)  ≤
0,08
 € 10.000,–  € 9.913,45  € 86,55

4de manier:
De contante waarde van alle betalingen moet gelijk zijn aan het bedrag
van de oorspronkelijke lening.
De contante waarde van de 4 betalingen van € 3.000,– bedraagt:

CW  € 3.000,–  a 
4円8

6 1
1 
(1,08)4
 € 3.000,–   € 9.936,38
0,08

Het verschil met de lening is dus contant € 10.000,–  € 9.936,38  € 63,62.


De eindwaarde daarvan is:

EW4  € 63,62  (1,08)4  € 86,55

5de manier:
Men kan ook uitgaan van de eindwaarden van de lening en van de 4
betalingen van € 3.000,–.

EW4 lening  € 10.000,–  (1,08)4  € 13.604,89


EW4 betalingen  € 3.000,–  (1  s 
3円8 )  € 13.518,34

Restant: € 86,55

Soms verrekent men het restant niet met de laatste afgeronde annu-
iteit, maar een jaar later. In dat geval wordt aan het eind van het 5de
jaar betaald:
Restant € 86,55  1,08  € 93,47.

Zoals gezegd, worden annuïteiten niet alleen naar beneden afgerond, maar
ook naar boven. Uiteraard wordt het te veel betaalde dan in mindering
gebracht op de laatste annuïteit.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 127

§ 6.6 Het onderlinge verband


In het voorafgaande zijn de diverse grootheden die samenhangen met de
annuïteiten, zoals K, p, n, R, a en r, met elkaar in relatie gebracht. In het
onderstaande voorbeeld wordt dat nog eens nader uitgewerkt.

Voorbeeld 6.6

Van een annuïteitenlening is het volgende gegeven:

a8  € 4.011,16
R15  € 186.850,27
r16  € 14.013,93

Bereken:
• het interestpercentage;
• de annuïteit;
• het kapitaal (veelvoud van € 1.000,–);
• de looptijd.

Uitwerking
Het 16de rentebestanddeel wordt berekend over de schuld aan het
begin van het 16de jaar. Deze schuld is gelijk aan de schuldrest die 6
overblijft na betaling van de 15de annuïteit, ofwel R15.

r16  i  R15

r16 €14.013,93
i =  0,075
R15 €186.850,27

Het interestpercentage is dus 7,5.

De annuïteit bestaat uit een rente- en een aflossingsbestanddeel. De


16de annuïteit bijvoorbeeld bestaat uit:
Ann  a16  r16
Ann  a8  1,0758 € 14.013,93
Ann  € 7.153,82  € 14.013,93  € 21.167,75

De annuïteit is ook gelijk aan het eerste rente- plus aflossingsbestand-


deel. Het eerste rentebestanddeel is iK.

Ann  a1  r1
a8
a1   € 2.417,75
1,0757
r1  € 21.167,75 − € 2.417,75  € 18.750,–
r1  0,075 × K
K  € 250.000,–
128 © Noordhoff Uitgevers bv

De looptijd wordt nu als volgt bepaald:


1
Ann  K ×
a
n円p

K  Ann × a 
n円p

€ 250.000,– = € 21.167,75  a 
n円7,5
1
1 
1,075n
€ 250.000,– = € 21.167,75 
0,075

1
1 
1,075n
= 11,81041915
0,075

1
1  = 0,885781436
1,075n

1
= 0,1142186563
1,075n

6 1,075n = 8,755144246

Met behulp van logaritmen is de looptijd nu te berekenen.

n log 1,075 = log 8,755144246


n = 30

§ 6.7 Voorbeeld uit de praktijk


Vergelijking van een lineaire hypotheek met een annuïteitenhypotheek

Voorbeeld 6.7

Een particulier wil voor de aankoop van een huis een hypotheek van
€ 250.000,– bij de bank afsluiten. Ter vergelijking krijgt hij twee offer-
tes aangeboden, namelijk een 30-jarige annuïteitenlening tegen 5% of
een lineaire hypotheek eveneens tegen 5%.
De klantadviseur maakt de volgende vergelijking van beide hypo-
theekvormen, waarbij hij uitgaat van een belastingvoordeel van 42%
en afziet van het eigenwoningforfait.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 129

Uitwerking
De annuïteit bedraagt:

€ 250.000,– Ann  a 

30円5
Ann  € 16.262,86

Totaal te betalen in 30 jaar: 30  € 16.262,86  € 487.885,80.


Hiervan is € 250.000,– aflossing en € 237.885,80 rente.
De rente is aftrekbaar en levert in totaal een fiscaal voordeel op van
42% ofwel € 99.912,04.
Totale nettolasten: € 487.885,80  € 99.912,04  € 387.973,76.

Bij de lineaire hypotheek wordt elk jaar een gelijk bedrag afgelost.
€ 250.000,–
In dit voorbeeld  € 8.333,33
30
De rente over het eerste jaar bedraagt: 5% over € 250.000,–  € 12.500.–.
Door de jaarlijkse aflossing daalt de rentebetaling elk jaar met 5% over
€ 8.333,33  € 416,66.
De rentebetalingen vormen een rekenkundige reeks met als somformule:
½ n  (a + l).

n  aantal betalingen (hier 30) 6


a  de eerste termijn (hier de eerste rentebetaling van € 12.500,–)
l  de laatste termijn (hier 5% over de laatste aflossing van
€ 8.333,33  € 416,66)

Totaal rentebetalingen: ½  30 (€ 12.500,– + € 416,66) = € 193.750,–.


De rente is aftrekbaar en levert in totaal een fiscaal voordeel op van
42% ofwel € 81.375,–
Totale nettolasten: € 250.000,– + (€ 193.570 – € 81.375,–) = € 362.375.

De lineaire hypotheek is dus netto € 25.598,76 goedkoper dan de


annuïteitenhypotheek.

Alhoewel de rente van nieuwe bankspaarhypotheken fiscaal niet meer


aftrekbaar is, hebben veel huizenbezitters nog zo’n hypotheek. Toege-
past binnen dit voorbeeld zou het volgende gelden.

Bij de bankspaarhypotheek wordt elke maand een bedrag gespaard.


Uitgezet tegen hetzelfde rentepercentage als dat voor de hypotheek
geldt, groeit de spaarinleg aan tot € 250.000,– over 30 jaar.
5
Maandelijks is de rente in dit voorbeeld  1%  0,41666%.
12
Het maandelijks te sparen bedrag, uitgaande van betaling aan het
einde van een maand is:

€ 250.000,–  X  ¢1  s ≤
359 0 0,41666

X  € 300,39
130 © Noordhoff Uitgevers bv

Gedurende de volledige looptijd wordt er niets afgelost en wordt jaar-


lijks € 12.500,– rente betaald.
Jaarlijkse uitgaven: 12  € 300,39  € 12.500,–  € 16.104,68.

Totaal te betalen in 30 jaar: 30  € 16.104,68  € 483.140,40.


Hiervan is € 108.140,40 spaarpremie en € 375.000,– rente.
De rente is aftrekbaar en levert in totaal een fiscaal voordeel op van
42% ofwel € 157.500,–.
Totale nettolasten: € 483.140,40  € 157.500,–  € 325.640,40.

Bruto ontlopen beide hypotheekvormen elkaar niet zoveel. Netto biedt


de bankspaarhypotheek echter een voordeel van € 62.333,36.

Onderstaand overzicht laat duidelijk zien dat het belastingvoordeel bij


de bankspaarhypotheek het grootst was en de nettolasten het laagst.

Lineair Annuïteiten Bankspaar


Totale rente € 193.570 € 237.886 € 375.000
Aflossingen € 250.000 € 250.000 Uit de premie
Spaarpremie € 108.140
6 Totaal bruto € 443.750 € 487.886 € 483.140
Belastingvoordeel € 81.375 € 99.912 € 157.500
Totaal netto € 362.375 € 387.974 € 325.640
© Noordhoff Uitgevers bv 131

Definities
en formules
Annuïteit Een periodiek vervallend gelijkblijvend bedrag waarmee
aflossing van een schuld en verrekening van interest plaats-
vinden.

Schuldrest De hoogte van de schuld na betaling van een bepaald aantal


annuïteiten.

Afgeronde annuïteiten Annuïteiten die op hele euro’s zijn afgerond. Het verschil wordt
in het algemeen aan het einde van de looptijd verrekend.

Postnumerando De termijnen vervallen aan het eind van een periode.

Rn Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor schuldrest 6


na betaling van n annuïteiten.

BET Excel-functie voor het berekenen van de annuïteit.

IBET Excel-functie voor het berekenen van de interestbestanddelen


van een annuïteitenlening.

PBET Excel-functie voor het berekenen van de aflossingsbestandde-


len van een annuïteitenlening.
132 © Noordhoff Uitgevers bv

Opgaven

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.

* 6.1 Een 9%-lening van € 800.000,– wordt in 5 jaar met gelijke jaarlijkse
annuïteiten terugbetaald.
a Bereken de annuïteit.
b Stel het aflossingsplan samen.

6.2 Een lening van € 150.000,– zal in 12 jaar worden afgelost door middel van
6 jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Daarbij wordt 8% interest per jaar
berekend.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.

* 6.3 De contante waarde van een dadelijk ingaande postnumerando-rente van 12


gelijke jaarlijkse termijnen, bedraagt onder berekening van 8% interest per
jaar € 150.000,–.
a Bereken de grootte van de termijnen.
b Geef aan welke conclusie kan worden getrokken uit de antwoorden sub a
en van opgave 6.2.

* 6.4 Voor de aankoop van een woning wordt een hypothecaire lening van
€ 175.000,– afgesloten. Deze lening zal, onder berekening van 7% interest per
jaar, worden afgelost in 15 gelijke jaarlijkse annuïteiten.
a Stel het aflossingsplan voor de eerste 5 jaar op.
b Bereken de grootte van het aflossingsbestanddeel van de 10de annuïteit.
c Bereken de grootte van het interestbestanddeel begrepen in de 12de
annuïteit.

* 6.5 Een 8,5%-lening van € 120.000,– wordt afgelost met 25 jaarlijkse annuïteiten.
Bereken a7 , r15 en a25.

* 6.6 Op 1 juli 2016 wordt, onder berekening van 6% interest per jaar, een annuïtei-
tenlening aangegaan ten bedrage van € 200.000,–. Overeengekomen wordt
dat tot en met 1 juli 2021 jaarlijks alleen interest zal worden betaald. Daarna
zal, te beginnen op 1 juli 2022 en voor het laatst op 1 juli 2036, via annuïteiten
worden afgelost.
Bereken de grootte van de jaarlijkse betalingen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 133

6.7 Een schuld van € 200.000,– wordt aangegaan per 1 april 2017. Overeen-
gekomen wordt dat deze schuld onder verrekening van 6% per jaar zal worden
terugbetaald via 20 jaarlijkse annuïteiten, waarvan de eerste vervalt per 1 april
2023. De eerste 5 jaar hoeft echter alleen 3% interest te worden betaald en
wordt de resterende verschuldigde interest toegevoegd aan de schuld.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.

* 6.8 Een schuld, groot € 100.000,–, wordt aangegaan per 1 april 2014.
Overeengekomen wordt dat deze schuld, onder berekening van 8% interest
per jaar, zal worden terugbetaald via 10 jaarlijkse annuïteiten, waarvan de
eerste vervalt per 1 april 2019. Voor 1 april 2019 behoeft niet te worden afgelost
en wordt de verschuldigde interest toegevoegd aan de schuld van 1 april 2014.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.

6.9 Voor de financiering van een huis heeft een echtpaar op 1 januari 2014 een
7%-lening gesloten van € 1.000.000,–. De looptijd bedraagt 25 jaar.
In het contract is opgenomen dat de eerste 5 jaar niets hoeft te worden
afgelost en dat de eerste 5 jaar slechts 3% interest in rekening wordt gebracht.
De resterende 4% wordt aan de schuld toegevoegd. In de daaropvolgende 20
jaar wordt de schuldrest afgelost met 20 jaarlijkse annuïteiten.

Bereken:
a de schuldrest van deze lening op 1 januari 2019 (afronden op hele euro’s); 6
b de jaarlijkse annuïteit;
c de schuldrest op 1 januari 2029.

* 6.10 Een schuld, groot € 65.000,–, wordt onder berekening van 10% interest per
jaar, terugbetaald met 7 jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Bereken de
schuldrest direct na de betaling van de 4de annuïteit;
a door de oorspronkelijke schuld te verminderen met de aflossingsbestand-
delen van de reeds betaalde annuïteiten;
b door de contante waarde te bepalen van de nog resterende annuïteiten;
c op een andere manier dan die van a of b.

* 6.11 Iemand heeft ter financiering van de aankoop van een eigen huis een
30-jarige annuïteitenlening gesloten van € 155.000,–. De interest is bepaald
op 8,5% per jaar. De rentevaste periode bedraagt 5 jaar. Na 5 jaar is de
rentestand gedaald tot 7%.
Bereken:
a de oorspronkelijke annuïteit;
b de schuldrest na betaling van de 5de annuïteit;
c de nieuwe annuïteit.

6.12 Per 1 augustus 2016 wordt € 120.000,– geleend tegen 9% interest per jaar. Deze
lening zal worden afgelost met jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten, waarvan
de eerste vervalt op 31 juli 2017 en de laatste op 31 juli 2025. In verband met
ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt de interestvoet per 1 augustus 2020
verlaagd tot 6% per jaar.
a Bereken de schuldrest op 1 augustus 2020.
b Bereken de nieuwe annuïteit die geldt na 1 augustus 2020.
c Bereken de schuldrest op 1 augustus 2022.
134 © Noordhoff Uitgevers bv

* 6.13 Een 30-jarige 8%-lening, groot € 150.000,–, wordt afgelost door middel van
jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten.
Bereken na hoeveel jaar de schuldrest voor het eerst minder dan
€ 75.000,– bedraagt.

* 6.14 Een lening van € 75.000,– wordt onder berekening van 7% interest per jaar
afgelost met 10 gelijke jaarlijkse annuïteiten die naar beneden worden
afgerond op een veelvoud van € 500,–.
a Bereken de grootte van de afgeronde annuïteit.
b Bereken de schuldrest die overblijft na betaling van de 10de annuïteit.
c Veronderstel dat deze schuldrest wordt afgewikkeld aan het eind van het
11de jaar. Bereken welk bedrag dan moet worden betaald.
d Veronderstel dat het door afronding ontstane verschil verrekend wordt bij
het aangaan van de lening.
Bereken het bedrag dat op de lening wordt ingehouden.

6.15 Een 8%-lening, groot € 400.000,–, wordt terugbetaald met 15 jaarlijkse


gelijkblijvende annuïteiten.
Bereken:
a de grootte van de annuïteit;
b het interestbestanddeel in jaar 10;
c de schuldrest direct na betaling van de 12de annuïteit.
6
De dan nog resterende schuld wordt afgelost met 2 nieuwe afgeronde
annuïteiten van € 60.000,– op het einde van het 13de en 14de jaar.
d Bereken de schuldrest aan het eind van de gehele looptijd van 15 jaar.

6.16 Op 1 januari 2015 sluit een ondernemer een hypothecaire lening af op zijn
bedrijfsgebouw ten bedrage van € 450.000,–. Deze lening zal worden terugbe-
taald door middel van jaarlijkse annuïteiten, waarvan de eerste vervalt op 31
december 2015 en de laatste op 31 december 2029. De interest bedraagt 8%
per jaar. Door tegenvallers in 2020 kan de ondernemer de annuïteit van 31
december 2020 niet betalen. Dit wordt verrekend met de volgende annuïtei-
ten. De betaling wordt hervat op 31 december 2021. De laatste betaling blijft
bepaald op 31 december 2029.
Bereken de grootte van de nieuwe annuïteit per 31 december 2021.

* 6.17 Een ondernemer financiert op 1 november 2014 een uitbreiding van zijn
bedrijf met een hypothecaire lening van € 200.000,–. De rente bedraagt 3%
per halfjaar en is voor een periode van 5 jaar vast. De lening wordt afgelost op
basis van 50 halfjaarlijkse annuïteiten, die vervallen op 30 april en 31 oktober
van elk jaar, voor het eerst op 30 april 2015.
Begin 2017 krijgt de ondernemer een aanbod van een andere bank om per 1
mei 2017, nadat betaling van de oorspronkelijke annuïteit per 30 april heeft
plaatsgevonden, een lening af te sluiten voor 5% per jaar. Deze is 25 jaar vast.
De nieuwe lening zal worden afgelost met 25 jaarlijkse annuïteiten die op 30
april van elk jaar vervallen, voor het eerst op 30 april 2018. De kosten van de
nieuwe hypotheekakte bedragen € 3.000,– plus 1,5% afsluitprovisie van het te
lenen bedrag.
Volgens de leningsvoorwaarden van de op 1 november 2014 afgesloten lening
luidt de boeteclausule bij vervroegde aflossing als volgt:
• Van de oorspronkelijke hoofdsom mag 10% boetevrij worden afgelost.
• Over het resterende vervroegd af te lossen bedrag moet 3% boeterente
worden betaald.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 135

Bereken:
a de annuïteit die per 30 april 2015 moet worden betaald;
b de boeterente die per 30 april 2017 moet worden betaald;
c het bedrag van de nieuwe lening per 1 mei 2017, indien alle kosten inclusief
boeterente worden meegefinancierd;
d de nieuwe annuïteit die per 30 april 2018 moet worden betaald.

6.18 Een lening, groot € 225.000,–, wordt onder berekening van 6% interest per
jaar, afgelost met jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Bekend is dat het
aflossingsbestanddeel van de 6de annuïteit € 14.327,85 bedraagt.
a Bereken de annuïteit.
b Bepaal het aantal annuïteiten.

* 6.19 Van een annuïteitenlening zijn de volgende aflossingsbestanddelen bekend:


a7  € 4.540,70
a10  € 5.640,90
an  € 16.690,73

Bereken:
a de interestvoet;
b de looptijd;
c de annuïteit;
d het bedrag van de lening (afronden op een veelvoud van € 1.000,–). 6

* 6.20 Aan het aflossingsplan van een annuïteitenlening zijn de volgende gegevens
ontleend:
R10 € 251.384,16
R11 € 243.472,13
R12 € 234.768,90

Bereken voor deze lening:


a de interestvoet;
b het bedrag van de lening;
c de annuïteit;
d de looptijd.

6.21 De balans van Entifer bv per 1 januari vermeldt een 7,5% hypothecaire lening
van € 186.850,27. Deze is afgesloten op het moment van oprichting van de
onderneming in 2001 als een lening met aflossing door middel van jaarlijkse
gelijke annuïteiten. Uit de boekhouding blijkt dat de aflossing op deze lening
in 2015 € 6.654,71 bedroeg. Jij komt als administrateur bij Entifer werken en
moet de exploitatiebegroting voor 2016 opstellen.
a Bereken het bedrag dat moet worden opgenomen op de exploitatiebegro-
ting voor 2016 voor de interestkosten over deze hypothecaire lening.
b Bereken de annuïteit van deze hypothecaire lening.

De directie van Entifer heeft destijds gekozen voor een annuïteitenlening in


plaats van een lineaire lening vanwege het grotere belastingvoordeel bij deze
lening.
c Welke andere reden kan men hebben gehad om voor een annuïteitenlening
te kiezen?
136 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 137

7
Rentabiliteits-
waarde

7
7.1 Begripsvorming
7.2 Berekening van de rentabiliteitswaarde
7.3 Rentabiliteitswaarde van renten
7.4 Rentabiliteitswaarde van annuïteiten
7.5 Rentabiliteitskoers
7.6 Halfjaarcoupons
7.7 Aflossingspremie
Definities en formules
Opgaven

De rentestand is vrijwel permanent aan schommelingen onderhevig.


Dat betekent dat als een lening is gesloten tegen een bepaald
interestpercentage, achteraf kan blijken dat het overeengekomen
percentage te hoog of te laag is. Als gevolg hiervan zijn, gezien de
veranderde rentestand, de interestbetalingen dus ook hoger of lager dan
voor een nieuwe lening zou gelden. Deze discrepantie tussen de marktrente
en de overeengekomen contractrente leidt tot berekeningen die de waarde
van de oorspronkelijke contracten weergeeft. Deze berekeningen zijn ook
nodig voor de waardering van vorderingen onder de rubriek ‘Financiële
vaste activa’ in de jaarrekening van een onderneming. Deze zogenoemde
rentabiliteitswaarde is mede een verklaring voor de koers van obligaties.
Obligaties kennen immers een lange looptijd en een vooraf vastgestelde
interestvergoeding. Gedurende de looptijd van de lening zal deze als gevolg
van wijzigingen in de marktrente koersstijgingen of koersdalingen van de
obligaties veroorzaken.
138 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 7.1 Begripsvorming
Verhandelbare schuldbewijzen zoals obligaties zijn vaak in handen van
beleggers. De waarde van zo’n schuldbewijs of obligatie is afhankelijk van
een aantal factoren, zoals:
• de interest die wordt vergoed;
• de wijze van aflossing;
• het door de belegger gewenste rendement.

Uitgaande van een obligatie van € 1.000,– nominaal is het logisch dat een
belegger die 8% rendement eist, de aanschaf van een 5%-obligatie alleen zal
overwegen voor een prijs lager dan € 1.000,–, terwijl diezelfde belegger voor
een 10%-obligatie bereid zal zijn meer dan € 1.000,– te betalen.
De interest die wordt betaald (in dit voorbeeld 5% respectievelijk 10%), is de
nominale interest, terwijl de interest die de belegger wenst (hier 8%), de
effectieve interest wordt genoemd. Andere benamingen hiervoor zijn reële
interest, gewenst rendement of marktrente.

Als van een lening alle betalingen contant worden gemaakt tegen de
effectieve interestvoet, spreekt men van de rentabiliteitswaarde van
een lening.

§ 7.2 Berekening van de rentabiliteitswaarde


7
Bij het bepalen van de rentabiliteitswaarde van een lening spelen dus twee
interestpercentages een rol, te weten het nominale percentage en het
effectieve percentage.
Het nominale percentage gebruikt men om de jaarlijkse interestbetalingen
te berekenen.
Het effectieve percentage gebruikt men om zowel de aflossingen als de
interestbetalingen contant te maken.

Bij het uitwerken van vraagstukken wordt gebruikgemaakt van de volgende


symbolen:
p = nominaal interestpercentage;
p’ = effectief interestpercentage, de marktrente;
i = nominaal interestperunage;
r = effectief interestperunage;
Ca = contante waarde aflossingen;
Ci = contante waarde nominale interestbetalingen;
Cr = contante waarde interestbetalingen op basis marktrente;
RW = rentabiliteitswaarde;
K = kapitaal.

Voorbeeld 7.1

Vista bv heeft een aantal jaren geleden een 5%-lening van € 40.000,–
afgesloten. De resterende looptijd is 5 jaar waarna het bedrag in één
keer moet worden afgelost. Inmiddels is de marktrente gestegen
tot 6%. De aandeelhouders van Vista realiseren zich dat zij nog een
relatief goedkope lening hebben en vragen de financiële afdeling de
rentabiliteitswaarde van de lening te berekenen.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 139

Uitwerking
De aflossing en de jaarlijkse rentebetalingen ter hoogte van 5% over
€ 40.000,– zijn op onderstaande tijdlijn weergegeven.

40.000
2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
6%
1 2 3 4 5

RW = ?

In jaar 1 tot en met 5 moet jaarlijks worden betaald:

jaar 1 rente 0,05  € 40.000,– = € 2.000,–


jaar 2 rente 0,05  € 40.000,– = € 2.000,–
jaar 3 rente 0,05  € 40.000,– = € 2.000,–
jaar 4 rente 0,05  € 40.000,– = € 2.000,–
jaar 5 rente 0,05  € 40.000,– = € 2.000,–
 aflossing € 40.000,–

De rentabiliteitswaarde bestaat uit de contante waarde van de aflos-


singen en de contante waarde van de interestbetalingen op basis van
de effectieve interest.

RW = Ca  Ci
7
€ 40.000,–
Ca = = € 29.890,33
(1,06)5
1
1 
(1,06)5
Ci = € 2.000,–  a 
5円6 = € 2.000,–  = € 8.424,73
0,06
RW = € 29.890,33  € 8.424,73 = € 38.315,06

Omdat de rentabiliteitswaarde lager is dan de nominale waarde van


€ 40.000,–, is er sprake van een disagio. Dit geeft aan dat deze lening voor
de bank minder waard is omdat het rendement lager ligt dan dat zij nu zou
kunnen ontvangen. Voor Vista is het daarentegen voordelig. Zij heeft
contant gemaakt een voordeel van € 40.000,–  € 38.315,06 = € 1.684,94.

Een disagio wordt veroorzaakt door het verschil tussen de nominale en


effectieve rente. In het voorbeeld is het verschil tussen de nominale en de
effectieve rente jaarlijks:

€ 2.400,–  € 2.000,– = € 400,– 1


1 
(1,06)5
Disagio = € 400,–  a 
5円6 = € 400,–  = € 1.684,94
0,06

Als de effectieve interest lager zou zijn dan de nominale, ontstaat er een agio.

Bepaling van de rentabiliteitswaarde met behulp van


de grafische rekenmachine
Bij de uitwerking van voorbeeld 7.1 gelden de volgende invoergegevens:
140 © Noordhoff Uitgevers bv

• N 5
• I% 6
• PV 0
• PMT 2000
• FV 40000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 38315.05449

Bepaling van de rentabiliteitswaarde met behulp van Excel


De rentabiliteitswaarde van een lening kan met behulp van de financiële
Excel-functie HW (huidige waarde) worden berekend. Hiertoe moeten eerst
zowel de aflossingen als de interestbetalingen berekend worden.

Op basis van voorbeeld 7.1 kan in Excel onderstaand werkblad worden


opgesteld:

7
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 141

Opmerking
In C8 is de jaarlijkse rentebetaling berekend als C3*C5.

Voorbeeld 7.2

Een belegger heeft tien 8%-obligaties van elk € 1.000,– groot in zijn
bezit. Aflossing vindt plaats over 10 jaar.
Bereken de rentabiliteitswaarde als de huidige marktrente 5%
bedraagt.

Uitwerking
10.000
800 800 800 800 800 800 800 800 800 800
5%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

RW = ?

€10.000,–
Ca = = € 6.139,13
(1,05)10
1
1 
(1,05)10
Ci  € 800,–  a 
10円5 = € 800,–   € 6.177,39
0,05
RW  € 6.139,13  € 6.177,39  € 12.316,52
Het jaarlijkse renteverschil bedraagt: € 800,–  € 500,–  € 300,–
1 7
1 
(1,05)10
Agio  € 300,–  a  10円5  € 300,–   € 2.316,52
0,05
In het algemeen geldt dat:
als p < p’, dan is RW < K en is er een disagio;
als p > p’, dan is RW > K en is er een agio;
als p = p’, dan is RW = K.

Een andere berekeningswijze van de rentabiliteitswaarde


Meestal wordt de rentabiliteitswaarde op een andere wijze berekend. Deze
kan als volgt worden afgeleid:

RW = Ca  Ci ≠ K

Indien de rentebetalingen ook gebaseerd zouden zijn op de marktrente


geldt:

K = Ca  Cr
Hieruit volgt dat:
Cr = K  C a
142 © Noordhoff Uitgevers bv

Uitgewerkt voor voorbeeld 7.1:


€ 40.000,–
RW =  (0,05  € 40.000,–)  a 
5円6 =
(1,06)5
€ 29.890,33  € 8.424,73 = € 38.315,06
€ 40.000,–
K=  (0,06  € 40.000,–)  a 
5円6 =
(1,06)5
€ 29.890,33  € 10.109,67 = € 40.000,–

Hieruit kan worden afgeleid dat:


Ci : Cr = 0,05 : 0,06, ofwel p : p'

Ci kan dus ook als volgt worden bepaald:


5 5 5
Ci =  Cr =  (K  Ca) =  (€ 40.000,–  € 29.890,33) = € 8.424,73
6 6 6
RW = Ca  Ci kan dus ook geschreven worden als:

p
RW = Ca   (K  Ca)
p'

Deze wijze van berekenen is met name makkelijk als de jaarlijkse rentebeta-
lingen niet aan elkaar gelijk zijn.
7
§ 7.3 Rentabiliteitswaarde van renten
De rentabiliteitswaarde bestaat ook in geval de aflossing niet in één keer,
maar in termijnen plaatsvindt uit de contante waarde van de aflossingen en
de contante waarde van de interestbetalingen op basis van de effectieve
interest. Er kan dus gebruikgemaakt worden van de algemene formule voor
het berekenen van de rentabiliteitswaarde:
p
RW = Ca   (K  Ca)
p'

In hoofdstuk 5 zijn de volgende renten onderscheiden:


A renten met gelijke bedragen
B uitgestelde renten
C eeuwigdurende renten

Ad A Renten met gelijke bedragen

Voorbeeld 7.3

Freriks bv heeft op 1 januari 2016 een 4%-lening afgesloten van


€ 10.000,–. Aflossing vindt plaats in 10 jaarlijkse termijnen van € 1.000,–.
De eerste termijn vervalt op 31 december 2016.
Bereken op basis van een marktrente van 5% de rentabiliteitswaarde
per 1 januari 2016.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 143

Uitwerking
Op basis van de gegevens kan onderstaande tijdlijn worden samengesteld:

400 360 320 280 240 200 160 120 80 40 rentebetalingen


1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 aflossingen
5%
2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

RW = ?

Omdat de jaarlijkse rentebetalingen wisselende bedragen zijn, wordt gebruik-


p
gemaakt van de rentabiliteitswaardeformule: Rw = Ca   (K  Ca)
p'

De rentabiliteitswaarde per 1 januari 2016 bedraagt:


1
1 
(1,05)10
Ca = € 1.000,–  a 
10円5 = € 1.000,–  = € 7.721,73
0,05

4
Rw = € 7.721,73   (€ 10.000,–  € 7.721,73)
5
= € 7.721,73  € 1.822,62 = € 9.544,35

De rentabiliteitswaarde direct na het sluiten van de lening zal in de praktijk gewoon-


7
lijk slechts een klein agio of disagio opleveren omdat de afwijking in rente niet groot
zal zijn. Gedurende de looptijd van de lening is de kans op verandering van de
marktrente ten opzichte van de nominale rente groter.

Voorbeeld 7.4

Bereken de rentabiliteitswaarde van de lening in voorbeeld 7.3 per 1 januari


2020 als de marktrente op dat moment 6% bedraagt.

Uitwerking
Nu geldt de volgende tijdlijn:

240 200 160 120 80 40 rentebetalingen


1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 aflossingen
6%
2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

RW=?

De rentabiliteitswaarde per 1 januari 2020 bedraagt:


1
1
(1,06)6
Ca = € 1.000,–  a 
6円6 = € 1.000,–  = € 4.917,32
0,06
144 © Noordhoff Uitgevers bv

4
RW = € 4.917,32   (€ 6.000,–  € 4.917,32)
6
= € 4.917,32  € 721,79 = € 5.639,11

Let op: het kapitaal (K) is nu uiteraard geen € 10.000,– meer, maar de
schuldrest van € 6.000,–.

Berekening van de rentabiliteitswaarde met behulp van Excel is ook bij


renten mogelijk. Hierbij maken we gebruik van de mogelijkheden die
in hoofdstuk 5 zijn behandeld. Een uitwerking van voorbeeld 7.3 staat
op de website.

Ad B Uitgestelde renten

Voorbeeld 7.5

Een 7%-lening van € 25.000,– wordt in 5 jaarlijkse termijnen van


€ 5.000,– afgelost. De 1ste termijn vervalt op 31 december 2021. Tot het
moment van de 1ste aflossing wordt er jaarlijks alleen interest betaald.
Bereken de rentabiliteitswaarde per 1 januari 2017 op basis van 6%
effectieve interest.

Uitwerking

7 1 1 1 1
Ca = € 5.000,–  c   c ¶  =
(1,06)1 (1,06)2 (1,06)5 (1,06)4

Op basis van de gegevens kan onderstaande tijdlijn worden


samengesteld:

1.750 1.750 1.750 1.750 1.750 1.400 1.050 700 350 rentebetalingen
5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 aflossingen
6%
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025

RW = ?

Omdat de jaarlijkse rentebetalingen wisselende bedragen zijn, wordt gebruik-


p
gemaakt van de rentabiliteitswaardeformule: Rw = Ca   (K  Ca)
p'
In paragraaf 5.4 is een aantal methoden behandeld waarmee de con-
tante waarde van uitgestelde renten kan worden bepaald.
Het is het eenvoudigst om allereerst de waarde van de aflossingen per
1 januari 2021 te bepalen en vervolgens dat bedrag contant te maken
per 1 januari 2017.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 145

1
1 
(1,06)5 1
5円6  A 
Ca = € 5.000,–  a  4円6 = € 5.000,–  
0,06 1,064
= € 16.682,93
7
RW = € 16.682,93   (€ 25.000,–  € 16.682,93) = € 26.386,18
6
Ook kan Ca ook als volgt worden berekend:

Alternatieve uitwerking 1
Ca = € 5.000,–  a 
4円6  1)  A 
5円6 = € 16.682,93

Alternatieve uitwerking 2
Ca = € 5.000,–  (a 
9円6  a 
4円6) = € 16.682,93

Ad C Eeuwigdurende renten
Eeuwigdurende renten kennen geen aflossingen. Er wordt alleen periodiek
een vergoeding betaald. Zo wordt bij een aflossingsvrije lening jaarlijks
alleen rente betaald en leveren aandelen jaarlijks alleen dividend op, terwijl
ze nooit worden afgelost. Ook bij eeuwigdurende renten geldt:
p
RW = Ca   (K  Ca)
p'

Echter Ca is nihil, waaruit volgt dat:


7
p
RW = K
p'

Voorbeeld 7.6

Iemand krijgt een 4% aflossingsvrije obligatie van nominaal € 1.000,–


aangeboden. De eerstkomende interestbetaling vindt over 1 jaar
plaats.
Bereken de rentabiliteitswaarde als hij minimaal 5% interest per jaar
over zijn geïnvesteerd vermogen wil behalen.

Uitwerking
4
RW =  € 1.000,– = € 800,–
5

De rentabiliteitswaarde kon ook worden berekend op basis van de alge-


mene formule voor het bepalen van de contante waarde van een eeuwig-
durende rente, zoals die in paragraaf 5.5 is behandeld.

De algemene formule voor de contante waarde van een eeuwigdurende


postnumerando rente is:

T
CW =
i
Hiervan kan worden afgeleid:
146 © Noordhoff Uitgevers bv

T
RW =
r

waarin: T = de jaarlijkse termijn

In voorbeeld 7.6 bedraagt de jaarlijkse termijn:


T = 0,04  € 1.000,– = € 40,–

€ 40,–
RW = = € 800,–
0,05

Voorbeeld 7.7

Een belegger bezit een aantal aandelen waarvan hij verwacht dat die
jaarlijks € 18,– dividend per stuk op zullen leveren.
Bereken de rentabiliteitswaarde van zo’n aandeel als de belegger een
effectieve interest hanteert van 15%.

Uitwerking
€18,–
RW = = € 120,–
0,15

7 § 7.4 Rentabiliteitswaarde van annuïteiten


De rentabiliteitswaarde bestaat uit de contante waarde van de aflossingen
en de contante waarde van de interestbetalingen op basis van de effectieve
interest. Een annuïteit bestaat zowel uit een aflossingsbestanddeel als uit
een interestbestanddeel, waardoor de rentabiliteitswaarde eenvoudig kan
worden berekend als de contante waarde van de annuïteiten op basis van
de effectieve interest.
1 1 1
RW= Ann  e  + c f = Ann  a 
(1  r)1 (1  r)2 (1  r)n n円p '

waarin:
Ann = de annuïteit;
n = de looptijd.

Voorbeeld 7.8

Een 6,5%-lening van € 80.000,– wordt afgelost in 15 jaar met annuïteiten.


Bereken de rentabiliteitswaarde op basis van 8% effectieve interest.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 147

Uitwerking
De jaarlijkse annuïteit is:
1 1
Ann = € 80.000,–  = € 80.000,–  = € 8.508,22
a 1
15円6,5
1
(1,065)15
0,065

8.508,22 8.508,22 8.508,22 8.508,22 8.508,22 8.508,22 8.508,22


8%
1 2 3 4 14 15

RW = ?

RW = € 8.508,22  a 
15円8 = € 72.825,93

Met behulp van de grafische rekenmachine wordt de rentabiliteits-


waarde als volgt berekend:

Als eerste wordt de annuïteit (PMT) bepaald.


• N 15
• I% 6,5
• PV 80000
• PMT 0
• FV 0
7
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 8508.2226

Verander vervolgens I% in 8 en stel de PV op 0.


• N 15
• I% 8
• PV 0
• PMT 8508.2226
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 72825.95034

Met behulp van de algemene rentabiliteitswaardeformule zijn Ca en Ci


te herleiden.
p
RW = Ca   (K  Ca)
p'

6,5
€ 72.825,93 = Ca   (€ 80.000,–  Ca)
8
1,5
€ 72.825,93 =  Ca  € 65.000,–
8
Ca = € 41.738,28

Ci = RW  Ca = € 72.825,93  € 41.738,28 = € 31.087,65


148 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 7.5 Rentabiliteitskoers
De rentabiliteitskoers (RK) is de rentabiliteitswaarde uitgedrukt in een
percentage van de schuld(rest).

Voorbeeld 7.9

Een 5%-obligatielening groot € 10.000.000,– wordt in 20 jaar met gelijke


bedragen per jaar afgelost. De 1ste aflossing vindt plaats per 31 december
2016.

Bereken op basis van 6% effectieve interest de rentabiliteitswaarde en


de rentabiliteitskoers per:
a 1 januari 2016;
b 1 januari 2026;
c 31 december 2035.

Uitwerking
€10.000.000,–
De jaarlijkse aflossing is = € 500.000,–
20

a 1 januari 2016

i1 i2 i3 i4 i5 i6 i7 i8 i9 i10 i11 i12 i13 i14 i15 i16 i17 i18 i19 i20
7 a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 a8 a9 a10 a11 a12 a13 a14 a15 a16 a17 a18 a19 a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35

RK = ?

Ca = € 500.000,–  a 
20円8 =

1 1 1
= € 500.000,–  e   c f
(1,06)1 (1,06)2 (1,06)20
1
1 
(1,06)20
= € 500.000,–  = € 5.734.960,61
0,06

5
RW = € 5.734.960,61  (€ 10.000.000,–  € 5.734.960,61) =
6
€ 9.289.160,10

€9.289.160,10
RK =  100% = 92,9%
€10.000.000,–

b 1 januari 2026

Er zijn inmiddels 10 aflossingen gedaan. De schuldrest bedraagt nog


€ 5.000.000,–.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 149

i11 i12 i13 i14 i15 i16 i17 i18 i19 i20
a11 a12 a13 a14 a15 a16 a17 a18 a19 a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35

RK=?

Ca = € 500.000,–  a 
10円6 = € 3.680.043,53

5
RW = € 3.680.043,53  (€ 5.000.000,–  € 3.680.043,53) =
6
€ 4.780.007,26

€4.780.007,26
RK =  100% = 95,6%
€5.000.000,–

c 31 december 2035

Er hoeft nog maar 1 aflossing van € 500.000,- betaald te worden en wel


per direct. De contante waarde van die aflossing is daarom eveneens
€ 500.000,-. De schuldrest bedraagt € 500.000,–.

i20
a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35 7
RK=?

Ca = € 500.000,–
5
RW = € 500.000,–   (€ 500.000,–  € 500.000,–)
6
= € 500.000,–  € 0,0 = € 500.000,–

€500.000,–
RK =  100% = 100%
€500.000,–

Naarmate het aflossingsmoment nadert, zal de rentabiliteitskoers dus


naar de 100% tenderen.

§ 7.6 Halfjaarcoupons
Veel obligaties kennen een halfjaarlijkse interestbetaling in combinatie met
een jaarlijkse aflossing. Uit paragraaf 3.5 is bekend dat bijvoorbeeld 8% per
jaar niet gelijkwaardig is aan 4% per halfjaar.
150 © Noordhoff Uitgevers bv

Voorbeeld 7.10

Bereken de rentabiliteitswaarde van een 8%-obligatie met halfjaar-


coupons als de effectieve interest 6% per jaar bedraagt. De obligatie is
nominaal € 1.000,– en wordt over 5 jaar afgelost.

Uitwerking

Elk halfjaar levert deze obligatie € 40,– interest op. Op basis van 6%
effectieve interest per jaar is € 40,– per halfjaar gelijkwaardig aan:

€ 40.– € 40.–
6%
halfjaar halfjaar

EW
1
2
EW = € 40,–  (1,06)  € 40,–

= € 40,–  1,029563  € 40,– = € 81,18 per jaar

Bij 6% effectieve interest per jaar is 4% per halfjaar gelijkwaardig aan:


1
1
 8  {(1,06) 2  1} = 8,118252%
2
Bij rentabiliteitsberekeningen geldt dat p% per halfjaar gelijkwaardig
7
is aan:
1
1
 p  {(1 + r) 2  1} per jaar
2

p
In de rentabiliteitsformule: RW = Ca   (K  Ca) geldt nu:
p'
p = 8,118252%
1
Ca = € 1.000,–  = € 747,26
(1,06)5

8,118252
RW = € 747,26   (€ 1.000,–  € 747,26)
6
= € 747,26  € 341,97 = € 1.089,23

In geval van jaarcoupons zou de rentabiliteitswaarde lager zijn, omdat een


deel van de interest later wordt ontvangen dan bij halfjaarcoupons. De
rentabiliteitswaarde is dan:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 151

8
RW = € 747,26   (€ 1.000,–  € 747,26) =
6

= € 747,26  € 336,99 = € 1.084,25

De formule:

1
1
 p {(1  r) 2  1}
2
RW = Ca   (K  Ca)
P'

kan ook worden geschreven als:


1
p 1
RW = Ca   (K  Ca)  {(1  r) 2  1}
p' 2 1
8 1
RW = € 747,26   (€ 1.000,–  € 747,26)   {(1,06) 2  1} =
6 2
= € 747,26  € 336,99  1,0147815 =
= € 747,26  € 341,97 = € 1.089,23

§ 7.7 Aflossingspremie
Als bij het sluiten van een lening de nominale interest lager ligt dan de
7
marktrente, is de opbrengst van zo’n lening voor de geldgever niet in
overeenstemming met zijn gewenste rendement. De rentabiliteitswaarde
zal kleiner zijn dan het geleende bedrag. In zo’n geval kan de geldnemer de
lening aantrekkelijker maken door meer dan het nominale schuldbedrag af
te lossen. Hij betaalt dan een aflossingspremie ter (gedeeltelijke)
compensatie van de lagere interest.

Voorbeeld 7.11

Een 7%-lening van € 100.000,– wordt over 10 jaar afgelost met een
premie van 3%. De marktrente bedraagt 8%.

Bereken de rentabiliteitswaarde.

Uitwerking
Op een tijdlijn kunnen alle betalingen als volgt worden weergegeven:

3.000 premie
100.000 aflossing
7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 rente
8%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

RW = ?
152 © Noordhoff Uitgevers bv

De rentabiliteitswaarde bestaat nu uit de contante waarde van de


aflossing, de contante waarde van de premie en de contante waarde
van de interestbetalingen.

RW = Ca  Ci  Cp

waarin:

Cp = contante waarde van de premie


1
Ca = € 100.000,–  = € 100.000,–  A 
10円8 = € 46.319,35
(1,08)10
1
1 
(1,08)10
Ci = 0,07  € 100.000,–  a 
10円8 = € 7.000,  = € 46.970,57
0,08
1
Cp = 0,03  € 100.000,–  = € 3.000,–  A 
10円8 = € 1.389,58
(1,08)10
RW = € 46.319,30  € 46.970,57  € 1.389,45 = € 94.679,50

De contante waarde van de aflossingspremie kon ook als volgt worden


berekend:

Cp = 0,03  Ca = 0,03  € 46.319,35 = € 1.389,58

Deze laatste methode wordt gehanteerd als de rentabiliteitswaarde wordt


berekend met behulp van de algemene rentabiliteitswaardeformule.
7
Bedacht moet worden dat de aflossingspremie geen invloed heeft op de
interestbetalingen; daarom heeft de premie ook geen invloed op de hoogte
van Ci. De contante waarde van de aflossingen betreft dus de nominale
aflossingen.
p
RW = Ca   (K  Ca)  Cp
p'
7
RW = € 46.319,35   (€ 100.000,–  € 46.319,35)  0,03  € 46.319,35
8
RW = € 46.319,35  € 46.970,57  € 1.389,58 = € 94.679,50
© Noordhoff Uitgevers bv 153

Definities en
formules
Rentabiliteitswaarde De rentabiliteitswaarde is de waarde die een
belegger op een bepaald moment aan een
lening of vordering toekent op basis van het
rendement die hij op dat moment wenst.

Nominale rente De rente die bij de leningvoorwaarde is


vastgelegd en tot betalingen leidt.

Effectieve of marktrente De rente die geldt op het moment van bepalen


van de rentabiliteitswaarde, ofwel de
marktrente van dat moment.

Rentabiliteitskoers De rentabiliteitswaarde uitgedrukt in een


percentage van de schuld(rest).
7
Agio Positief verschil ten opzichte van de nominale
waarde van een lening of vordering,
veroorzaakt door een lagere marktrente ten
opzichte van de nominale rente.

Disagio Negatief verschil ten opzichte van de nominale


waarde van een lening of vordering,
veroorzaakt door een hogere marktrente ten
opzichte van de nominale rente.

Ca De contante waarde van de aflossingen op basis


van de effectieve rente.

Ci De contante waarde van de interestbetalingen,


contant gemaakt tegen de effectieve rente.

p Formule voor het bepalen van de


RW = Ca   (K  Ca)
p' rentabiliteitswaarde.
154 © Noordhoff Uitgevers bv

Opgaven

Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Bovendien staan op de website extra oefenopgaven met de
volledige uitwerking.

* 7.1 Een 6%-lening van € 250.000,– wordt over 15 jaar in zijn geheel afgelost. De
effectieve interest is 6,5%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde bij het sluiten van de lening.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 12de jaar.

7.2 Van een 8%-lening groot € 360.000,– is onder meer gegeven dat er in één
bedrag over 10 jaar zal worden afgelost. De effectieve interest is 10%.
a Bereken Ca.
b Bereken Ci op twee manieren.
c Bereken de rentabiliteitswaarde.
d Bereken het disagio op twee manieren.
7
7.3 Martijn koopt een eigen woning. Bij de bank sluit hij daarvoor een hypotheek
af. Omdat er bij de aankoop van het huis bijkomende kosten zijn, krijgt hij van
zijn ouders een onderhandse lening van € 25.000,– tegen een kleine rentever-
goeding. Zij komen overeen dat Martijn over 10 jaar in één keer € 33.600,– aan
aflossing en interest zal betalen.
a Bereken het rentepercentage dat over het bedrag moet worden betaald.

Na 5 jaar wint Martijn een behoorlijke prijs in de loterij. Hij wil nu de lening
direct aan zijn ouders aflossen.
b Bereken het bedrag dat hij eind jaar 5 aan zijn ouders moet betalen,
rekening houdend met het onder a berekende percentage.
c Bepaal de rentabiliteitswaarde aan het eind van het 5de jaar indien de
marktrente op dat moment 2% bedraagt.
d Geef gemotiveerd aan of de ouders van Martijn een voor- of een nadeel
hebben bij deze vervroegde aflossing.

7.4 De rentabiliteitswaarde van een 3%-lening groot € 80.000,– bedraagt


€ 72.709,55. Aflossing vindt plaats in jaarlijkse gelijke termijnen. De contante
waarde van de aflossingen op basis van effectieve interest bedraagt
€ 61.773,88.
Bereken het effectieve interestpercentage.

* 7.5 Een 6%-lening van € 40.000,– zal in 5 jaarlijkse gelijke termijnen worden
afgelost. De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van het 6de jaar na het
sluiten van de lening. Bereken de rentabiliteitswaarde op basis van een
effectieve interest van 8% op het moment van het sluiten van de lening.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 155

* 7.6 Een 8%-lening van € 100.000,– wordt afgelost in 10 jaarlijkse gelijke termijnen.
De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van het 4de jaar na het sluiten
van de lening. De effectieve interest bedraagt 7%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 1ste jaar.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 4de jaar.
c Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 10de jaar.

7.7 Beantwoord de vragen van opgave 7.6 opnieuw bij een marktrente van 8%.

* 7.8 Bereken de rentabiliteitswaarde van een 7% onaflosbare lening van


€ 75.000,– op basis van 8% marktrente.

* 7.9 Een belegger kan een pakket aandelen kopen dat hem jaarlijks naar
verwachting € 18.000,– dividend zal opleveren.
Wat zal deze belegger in dit pakket aandelen willen investeren als hij 12%
rendement vereist?

7.10 Ter financiering van een woning werd 5 jaar geleden een hypothecaire lening
gesloten van € 155.000,– met een interestvoet van 9% met een looptijd van
30 jaar. Aflossing vindt plaats met gelijkblijvende annuïteiten. De eerste
vervalt aan het eind van het 1ste jaar.
a Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 1ste jaar op basis
van 9,5% marktrente.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 6de jaar op basis
van een marktrente van 9,5%.
c Bereken de schuldrest per het begin van het 6de jaar.
7
d Hoe wordt het verschil tussen de antwoorden van vraag b en c genoemd,
en verklaar waarom het positief of negatief is.

* 7.11 Een 7%-lening van € 275.000,– wordt afgelost met behulp van 20 jaarlijkse
annuïteiten. De eerste vervalt aan het eind van het 1ste jaar. De effectieve
interest is 8%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.
b Bereken Ca per het begin van het 1ste jaar.
c Bereken Ci per het begin van het 1ste jaar.

* 7.12 Bereken de rentabiliteitskoers (in 1 decimaal) van een 8%-lening van


€ 300.000,– die in 30 gelijke jaarlijkse termijnen wordt afgelost bij een
marktrente van 6%:
a per het begin van het 1ste jaar van de lening;
b direct na de 10de aflossing;
c direct na de 29ste aflossing.

* 7.13 Bereken met behulp van de gegevens van opgave 7.10 de rentabiliteitskoers
per het begin van het 6de jaar.

* 7.14 De rentabiliteitskoers van een onaflosbare lening bedraagt 80% bij een
effectief rendement van 5%.
Bereken het nominale interestpercentage.

7.15 Een 6,5%-lening groot € 200.000,– wordt over 10 jaar ineens afgelost. De
lening kent halfjaarcoupons. De effectieve interest bedraagt 7% per jaar.
Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.
156 © Noordhoff Uitgevers bv

* 7.16 Een 7%-lening van € 75.000,– met halfjaarcoupons zal in 15 jaarlijkse gelijke
termijnen worden afgelost. De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van
het 6de jaar na sluiten van de lening.
Bereken de rentabiliteitswaarde op basis van een effectieve interest van 8%
per jaar op het moment van sluiten van de lening.

* 7.17 Van een 9%-lening groot € 360.000,– is gegeven dat er in één bedrag over 10
jaar zal worden afgelost. De effectieve interest is 10%.
Hoe groot moet de aflossingspremie zijn opdat de rentabiliteitskoers op het
moment van aangaan van de lening 100% bedraagt?

7.18 Een 6%-lening van € 315.000,– wordt afgelost met behulp van 30 jaarlijkse
annuïteiten. De eerste vervalt aan het eind van het 1ste jaar. De effectieve
interest is 8%. Er wordt een aflossingspremie uitbetaald van 1,5%.
Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.

7
158 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 159

8
Uitgewerkte
casussen

8.1 Hypotheek
8.2 Obligaties
8.3 Aanbod leningen
8

In dit hoofdstuk worden drie SPD-opgaven volledig uitgewerkt met behulp van de grafische
rekenmachine en Excel. Per casus is aangegeven op welke hoofdstukken van het boek de
opgave betrekking heeft.
160 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 8.1 Hypotheek
SPD-examen financiële rekenkunde 30 juni 2010 (deze opgave heeft
betrekking op de hoofdstukken 3, 5 en 6)

Gegeven
De financiële markten vertonen een voorzichtig herstel. Daarom overweegt
Jan Oscar een nieuw appartement te kopen. Om zich te oriënteren, bezoekt
Jan Oscar een financieel adviseur. De adviseur legt enige alternatieven aan
hem voor. Uitgangspunt is dat Jan Oscar een hypotheek van € 200.000,–
krijgt met een looptijd van 30 jaar. Hypotheekverstrekker A hanteert een
percentage samengestelde interest van 6,4 per jaar en gaat uit van 30
jaarlijks gelijkblijvende betalingen voor aflossing en interest die aan het
eind van het jaar moeten worden voldaan.

Vraag 1
Bereken de hoogte van de jaarlijkse betaling aan hypotheekverstrekker A.

Uitwerking
€ 200.000,– = Ann  a 
3
0円6,4

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 30
• I% 6.4
• PV 200000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
8 • PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 15157.031

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2
Looptijd in cel B3

Annuïteit = BET(B2;B3;B1) = 15.157,03

Gegeven
Omdat Jan Oscar de voorkeur heeft voor een meer gespreide betaling over
het jaar, is het aanbod van hypotheekverstrekker B misschien aantrek-
kelijker. Deze instelling vraagt na afloop van elk halfjaar een bedrag voor
aflossing en interest van € 7.226,59.

Vraag 2
Bereken het percentage samengestelde interest op jaarbasis dat
hypotheekaanbieder B hanteert (drie decimalen).

Uitwerking
Jaarpercentage = {(1+i)2 1}  100%
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 161

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 60
• I% 0
• PV 200000
• PMT 7226.59
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 2.999998871

2.999998871% per halfjaar is gelijkwaardig aan:


((1,0299999871)2  1)  100% = 6,0899973%
In 3 decimalen: 6,090%

Excel maakt gebruik van de financiële functie RENTE.


Lening in cel B1
Looptijd (60) B2
Betaling B3

Interestpercentage per halfjaar (in cel B4):


=RENTE(B2;B3;B1) = 2.999998871
Interestpercentage per jaar: =(1+B4)^21) = 6,090 (geef cel
percentageformat)

Gegeven
Hypotheekverstrekker C hanteert zelfs maandbetalingen en berekent de
annuïteit die aan het eind van elke maand betaald moet worden op basis
van 0,5% samengestelde interest per maand.
8
Vraag 3
Bereken het gelijkwaardige percentage samengestelde interest op jaarbasis
dat hypotheekaanbieder C hanteert (drie decimalen).

Uitwerking
Jaarpercentage = {(1,005)12 1}  100% = 6,167781186%
In 3 decimalen: 6,168%

Vraag 4
Bereken de hoogte van de maandelijkse betaling aan hypotheekverstrekker C.

Uitwerking
Stel het maandbedrag op X.
€ 200.000,– = X  a 円0,5
360

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 360
• I% 0.5
• PV 200000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 1199.10105
162 © Noordhoff Uitgevers bv

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2
Looptijd in cel (360) B3

Annuïteit = BET(B2;B3;B1) = 1.199,10

Vraag 5
Bereken het maandbedrag indien hypotheekverstrekker C, die 0,5% per
maand hanteert, de betaling van het maandbedrag niet aan het eind
maar aan het begin van de maand wil ontvangen.

Uitwerking
Stel het maandbedrag op X.
€ 200.000,– = X  (1 + a 円0,5)
359

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 360
• I% 0.5
• PV 200000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 1193.1353

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
8 Interestpercentage in cel B2
Looptijd in cel (360) B3

Annuïteit = =BET(B2;B3;B1;;1)= 1.193,14


Hier is ‘Type_getal’ uit het dialoogscherm op 1 gezet omdat de betaling
aan het begin van de periode plaatsvindt.

Gegeven
Omdat Jan Oscar extra kosten voor het nieuwe appartement gaat maken,
sluit hij bij bank BAMFORT een doorlopend krediet af van maximaal
€ 15.000,–. Zodra er geld wordt opgenomen, zal er een maandbetaling voor
aflossing en interest aan het eind van de maand betaald moeten worden ter
hoogte van 2% per maand van het maximale krediet. De interestvergoeding
die BAMFORT in rekening brengt, is 0,8% per maand (samengestelde
interest). Op 1 juli 2010 neemt Jan Oscar € 10.000,– op uit het krediet.
Daarna vinden steeds de gelijke betalingen per maand plaats.

Vraag 6
Bereken het bedrag dat Jan Oscar in 2010 aan aflossing en het bedrag dat
hij aan interest betaalt.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 163

Uitwerking
Maandelijks wordt 2% van € 15.000,– = € 300,– betaald. Dit bedrag bestaat
uit aflossing en rente. Na 6 betalingen is met behulp van de grafische
rekenmachine de schuldrest te bepalen. Het verschil met het opgenomen
bedrag van € 10.000,– vormt het bedrag van de aflossing.
• N 6
• I% 0.8
• PV 10000
• PMT 300
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 8653.316705

Som betalingen: 6  € 300,– = € 1.800,–


Som aflossingen: € 10.000,–  € 8.653,32 = € 1.346,68
Som interestbetalingen: € 1.800,–  € 1.346,68 = € 453,32

In Excel kan eenvoudig een aflossingsplan worden samengesteld.

Vraag 7
Bereken de resterende schuld op 31 december 2010.
Zie uitwerking vraag 6.

Vraag 8
Bereken hoeveel betalingen van het volledige bedrag van 2% moeten
plaatsvinden om het doorlopend krediet af te lossen. Er kan van worden
uitgegaan dat het interestpercentage dat BAMFORT in rekening brengt,
ongewijzigd blijft.
164 © Noordhoff Uitgevers bv

Uitwerking
€ 10.000,– = € 300,–  a 
n 円0,8

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 0
• I% 0.8
• PV 10000
• PMT 300
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 38.92423756 ofwel 38 keer

Excel maakt gebruik van de financiële functie NPER (n perioden).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2
Betaling in cel B3

N=NPER(B2;B3;B1)= 38.92423 ofwel 38 maal

§ 8.2 Obligaties
SPD-examen financiële rekenkunde 30 juni 2010 (deze opgave heeft
betrekking op de hoofdstukken 3, 4, 5 en 7)

Gegeven
De Staat der Nederlanden schrijft een obligatielening uit ter grootte van
8 € 1.000.000.000,–. De storting zal 1 juli 2010 plaatsvinden. De lening zal na
10 jaar ineens afgelost worden. De couponrente bedraagt 4%.

Vraag 1
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 4,5% op jaarbasis oplevert (drie decimalen).

Uitwerking
€ 1.000.000.000,–
Ca =
(1,045)10
1
1 
(1,045)10
Ci = € 40.000.000,–  a 
10円4,5 = € 40.000.000,– 
0,045
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 10
• I% 4.5
• PV 0
• PMT 40000000
• FV 1000000000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 960436409.1
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 165

960.436.409,1
Theoretische koers:  100% = 96,044%
1.000.000.000
Excel maakt gebruik van de financiële functie HW (huidige waarde).
Lening in cel B1
Looptijd in cel B2
Nominaal interestpercentage in cel B3
Gewenst rendement in cel B4
Jaarlijkse couponbetaling (40.000.000) in cel B5

Rentabiliteitswaarde in cel B7 = HW(B4;B2;B5;B1)


= € 960.436.409
Theoretische koers in cel B9 = B7/B1 = 96,044%

Vraag 2
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 3,5% op jaarbasis oplevert (drie decimalen).

Uitwerking
Identieke oplossing met een ander gewenst rendement.
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 10
• I% 3.5
• PV 0
• PMT 40000000
• FV 1000000000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 1041583027 8

1.041.583.027
Theoretische koers:  100% = 104,158%
1.000.000.000

In Excel:
Rentabiliteitswaarde in cel B7 =HW(B4;B2;B5;B1)
= € 1.041.583.027
Theoretische koers in cel B9 =B7/B1 = 104,158%

Gegeven
Veronderstel dat de lening in twee gelijke bedragen wordt afgelost op
30 juni 2019 en 30 juni 2020.

Vraag 3
Bereken dan de theoretische koers van uitgifte die een rendement van 3,5%
op jaarbasis oplevert (drie decimalen).
166 © Noordhoff Uitgevers bv

Uitwerking
Er is nu geen sprake meer van jaarlijks gelijke couponbetalingen. Bij de
oplossing wordt gebruik gemaakt van de algemene formule van de
p
rentabiliteit: Rw = Ca   (K  Ca)
p'

€ 500.000.000,– € 500.000.000,–
Ca = 
(1,035)9 (1,035)10

Oplossing met de grafische rekenmachine:


De eerste aflossing:
• N 9
• I% 3.5
• PV 0
• PMT 0
• FV 500000000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 366865486.1

Oplossing met de grafische rekenmachine:


De tweede aflossing:
• N 10
• I% 3.5
• PV 0
• PMT 0
• FV 500000000
8 • P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 354459406.9

Ca = 366.865.486,10 + 354.459.406,90 = 721.324.893


4
Ci =  (1.000.000.000  721.324.893) = 318.485.837
3,5
Rw = 721.324.893 + 318.485.837 = 1.039.810.730
1.039.810.730
Theoretische koers:  100% = 103,981%
1.000.000.000

Excel maakt gebruik van de financiële functie NHW.


Bepaal de jaarlijkse betalingen aan aflossing en couponrente.
De eerste 8 jaar wordt er alleen 4% rente betaald ofwel € 40.000.000,–.
In 2019 wordt er tevens € 500.000.000,– afgelost.
In 2020 bedraagt de aflossing € 500.000.000,–.
De in 2010 verschuldigde rente is: 0,04  (€ 1.000.000.000,– 
€ 500.000.000,–) = € 20.000.000,–.
In Excel kan het volgende model worden opgesteld:
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 167

Rentabiliteitswaarde in cel D18 =NHW(B4;D7:D16) = € 1.039.810.730


Theoretische koers in cel D20 =D18/B1 = 103,981%

Vraag 4
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 3,5% op jaarbasis oplevert, aannemende dat de lening in plaats van
jaarcoupons halfjaarcoupons heeft (drie decimalen) en twee gelijke
aflossingen in 2019 en 2020. 8

Uitwerking
Grafische rekenmachine
Bij een gewenst rendement van 3,5% per jaar is 2% per halfjaar gelijkwaardig aan:
1
2  {(1,035)2  1} = 4,034698995% (afgerond 4,035%)

De berekening van Ca met behulp van de grafische rekenmachine is


identiek aan die van vraag 3.

Ca = 366.865.486,10  354.459.406,90 = 721.324.893


4,035
Ci =  (1.000.000.000  721.324.893) = 321.272.588
3,5
Rw = 721.324.893  321.272.588 = 1.042.597.481
1.042.597.481
Theoretische koers:  100% = 104,260%
1.000.000.000
168 © Noordhoff Uitgevers bv

In Excel kan van de halfjaarcoupons de eindwaarde per jaar worden


bepaald op basis van een gewenst rendement van 3,5% per jaar. De
opstelling van het werkblad kan er dan als volgt uitzien:

De formule in cel E7 luidt: =(C7*(1+$B$4)^0,5)+D7


De formule in cel F18 luidt: =NHW(B4;F7:F16)
De formule in cel F20 luidt: =F18/B1

Er is sprake van een afrondingsverschil ten opzichte van de berekening met


8 de grafische rekenmachine doordat daar niet met 4,034698995% maar met
4,035% is doorgerekend.

Gegeven
Veronderstel dat de lening (met jaarcoupons en twee gelijke aflossingen in
2019 en 2020) wordt uitgegeven tegen een uitgiftekoers van 97.

Vraag 5
Bereken het rendement dat een geldgever behaalt (drie decimalen).

Uitwerking
Het TVM-Solver menu van de grafische rekenmachine kan de diverse
betalingen niet verwerken.
In dat geval resteert de ‘trial and error’-methode. Omdat de koers lager is
dan 100% moet het gewenste rendement hoger dan 4% zijn. Bij een
rendement van 4,3% komt de koers op 97,701% en bij een rendement van
4,4% is de koers 96,943%. Het gevraagde rendement ligt derhalve tussen de
4,3% en de 4,4%. Specifieker:
97,701  97
Gewenst rendement: 4,3%   0,1% = 4,392%
97,701  96,943
In Excel maken we gebruik van de functie ‘doelzoeken’ en stellen we
onderstaand werkblad op waarbij de formule in cel D18 als volgt luidt:
=NHW(B4;D7:D16)
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 169

De variabele die gezocht wordt is het gewenst rendement in cel B4


Verplaats de cursor naar B4 en klik op het tabblad ‘Gegevens’. Kies nu de
‘Wat-als analyse’ en selecteer ‘Doelzoeken’ en vul het dialoogscherm als
volgt in:

Het gewenst rendement in cel B4 wordt dan 4,393%.

Gegeven
In Griekenland is het vertrouwen in de staatsfinanciën minder. Een
niet-aflosbare obligatielening heeft jaarcoupons van 4%.
170 © Noordhoff Uitgevers bv

Vraag 6
Bereken in procenten het agio of het disagio dat gerelateerd is aan een
rendement van 7% op jaarbasis (drie decimalen).

Uitwerking
Hier is sprake van een ‘eeuwigdurende’ verplichting van € 40.000.000,–.
€ 40.000.000,–
De rentabiliteitswaarde bedraagt: = € 571.428.571,–
0,07

571.428.571
Theoretische koers:  100% = 57,143%
1.000.000.000
Disagio: 42,857%.

§ 8.3 Aanbod leningen


SPD-examen financiële rekenkunde 21 december 2009 (deze opgave heeft
betrekking op de hoofdstukken 3, 4, 5 en 6)

Gegeven
Pauline gaat op kamers wonen. Ter financiering van de inrichting heeft zij
extra liquide middelen nodig. Zij denkt ongeveer € 7.500,– nodig te hebben.
Zij wil de lening in vier jaar terugbetalen met maandelijks gelijkblijvende
bedragen, die steeds bestaan uit een aflossingsdeel en een interestdeel. Zij
informeert bij verschillende aanbieders. De eerste aanbieder hanteert een
interestpercentage van 0,65% (samengestelde interest) op maandbasis. De
gelijkblijvende maandbedragen vervallen aan het begin van de maand.

8 Vraag 1
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.

Uitwerking
€ 7.500,– = X  (1 + a 
4
7円0,65)

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 48
• I% 0,65
• PV 7500
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 181.21572 → € 181,22

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2
Looptijd in cel B3

Let op: omdat het een prenumerando-lening is, moet bij Type_getal het
cijfer 1 worden ingevuld.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 171

Maandbedrag = BET(B2;B3;B1;;1)= € 181,22

Gegeven
Voor het vervolg van deze opgave geldt dat de betalingen steeds aan het
eind van een periode plaatsvinden. Het maandelijks gelijkblijvende bedrag
wordt nu € 182,39 op 0,65% samengestelde interest op maandbasis.

Vraag 2
Bereken het gelijkwaardige jaarpercentage dat bij deze aanbieding wordt
gehanteerd (drie decimalen nauwkeurig).

Uitwerking
Jaarpercentage= {(1,0065)12  1}  100%

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 12
• I% 0,65
• PV 1
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 1.08084981 → p = 8,085%

Excel:
Maandpercentage in cel B1
Jaarpercentage in cel (% format) B2 =(1+B1)^121 = 8,085%

Vraag 3 8
Bereken het bedrag dat in het derde jaar in totaliteit aan interest moet
worden betaald.

Uitwerking
In totaal wordt betaald: 12  € 182,39 = € 2.188,68
De aflossing in het derde jaar is het verschil tussen de schuld aan het begin
en aan het einde van het jaar.
Schuld begin derde jaar = € 182,39  a  2
4円0,65

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 24
• I% 0,65
• PV 0
• PMT 182.39
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 4040.887002

Schuld einde derde jaar = € 182,39  a 


2
4円0,65
172 © Noordhoff Uitgevers bv

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 12
• I% 0,65
• PV 0
• PMT 182.39
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 2098.946271

Totaal betaald in derde jaar: € 2.188,68


Aflossing: € 4.040,89  € 2.098,95 = € 1.941,94 
Betaalde interest derde jaar: € 246,74

In Excel kan eenvoudig een aflossingsplan worden samengesteld.

Gegeven
De lening wordt op 1 januari 2008 afgesloten. Daarbij wordt in overleg het
maandelijks te betalen bedrag afgerond op € 175,– en als gevolg daarvan
wordt de looptijd aangepast.

Vraag 4
Bereken de schuldrest aan het einde van het vierde jaar.

Uitwerking
De schuldrest is € 7.500,–  de som van de 48 aflossingen
De eerste aflossing is: a1 = € 175,–  0,065  € 7.500,– = € 126,25

De som van a1 t/m a48 = a1  (s 


4
7円0,65  1)
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 173

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 48
• I% 0,65
• PV 7500
• PMT 175
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 414.9260996 → € 414,93

In Excel kan eenvoudig een aflossingsplan worden samengesteld, waarbij


het maandbedrag op € 175,– wordt gesteld.

Vraag 5
Bereken de grootte van de laatste betaling en geef aan op welke datum deze
betaling vervalt.
8
Uitwerking
Als eerste wordt de nieuwe looptijd bepaald.
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 0
• I% 0,65
• PV 7500
• PMT 175
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 50.397722401

Dit betekent dat er 50  € 175,– wordt betaald en de 51e maand het restant.
De eerste betaling is op 31 januari 2008 → de 51e betaling is per 31 maart 2012.
174 © Noordhoff Uitgevers bv

Per 1 januari 2008 is de contante waarde van de 50 betalingen van € 175,–:


• N 50
• I% 0,65
• PV 0
• PMT 175
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 7449.948373 → 50,051627 minder
dan € 7.500,–.

Deze € 50,051627 wordt over 51 maanden betaald.


Per 31 maart 2012 moet worden betaald:
• N 51
• I% 0,65
• PV 50,051627
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 69.64997099 → € 69,65

In Excel kan eenvoudig een aflossingsplan worden samengesteld, waarbij


het maandbedrag op € 175,– wordt gesteld en tot en met de 51e termijn
wordt doorgerekend.

Rente + aflossing = € 0,45 + € 69,20 = € 69,65

Gegeven
Een tweede aanbieder hanteert een ander maandpercentage. Dit leidt bij
een looptijd van 4 jaar tot betalingen van € 185,– per maand die aan het
eind van de maand vervallen.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 175

Vraag 6
Bereken het percentage samengestelde interest op jaarbasis (drie
decimalen) met over delen van een jaar samengestelde interest.

Uitwerking
€ 7.500,– = € 185,–  a 4
8円p

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 48
• I% 0
• PV 7500
• PMT 185
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 0.7115738875 ( per maand)

Op jaarbasis is dat {(1,007115738875)12 1}  100%

Oplossing met de grafische rekenmachine:


• N 12
• I% 0, 7115738875
• PV 1
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 1.088811242 → 8,881% 8

Excel maakt gebruik van de financiële functie RENTE.


Lening in cel B1
Interestpercentage per maand in cel B2
Maandbetaling in cel B3
Looptijd in cel B4

Maandpercentage cel B2 =RENTE(B4;B3;B1) = 0,7116%


Jaarpercentage in cel B6 =((1+B2)^12)1 = 8,881% (percentage format)

Gegeven
Een derde aanbieder gaat uit van 7,9% op jaarbasis. Hij berekent eerst de
gelijkblijvende jaarannuïteit en deelt deze annuïteit door 12.

Vraag 7
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.

Uitwerking
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 4
• I% 7,9
• PV 7500
• PMT 0
• FV 0
176 © Noordhoff Uitgevers bv

• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 2259.3677 (per jaar)

Het maandbedrag is € 2.259,37 : 12 = € 188,28

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2
Looptijd in cel B3

Jaarbedrag =BET(B2;B3;B1) = € 2.259,37 → maandbedrag is € 188,28

Gegeven
Neem nu aan dat deze aanbieder een gelijkwaardig maandpercentage
hanteert, gebaseerd op 7,9% (over delen van een jaar samengestelde
interest). Ook hier geldt een looptijd van vier jaar.

Vraag 8
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.

Uitwerking
Het gehanteerde maandpercentage = {(1,079)1/12  1}  100% = 0,636%
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 48
• I% 0,636
• PV 7500
• PMT 0
8 • FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 181.80413

Excel maakt gebruik van de financiële functie BET (betaling).


Lening in cel B1
Interestpercentage in cel B2 (0,636)
Looptijd in cel B3

Jaarbedrag =BET(B2;B3;B1) = € 181,80

Gegeven
Een vierde aanbieder verstrekt leningen waarbij jaarlijkse gelijkblijvende
betalingen voor aflossing en interest worden gevraagd. In het aflossings-
schema staan de volgende bedragen vermeld:
Resterende schuld na het eerste jaar € 5.830,67
Resterende schuld na het tweede jaar € 4.031,12
Resterende schuld na het derde jaar € 2.091,22

Vraag 9
Bereken het interestpercentage op jaarbasis (twee decimalen) en de
omvang van het te lenen bedrag.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 177

Uitwerking
Voor de uitwerking van deze vraag bieden de grafische rekenmachine en
Excel geen bijzondere functies.

Tweede aflossing: € 5.830,67  € 4.031,12 = € 1.799,55


Derde aflossing: € 4.031,12  € 2.091,22 = € 1.939,90

a3 = a2  (1 + i) → (1 + i) = 1,07799172 → p = 7,80%
a2
a1 = = € 1.669,34
1  i
De lening is a1 plus de schuldrest aan het begin van het tweede jaar ofwel
K = € 1.669,34 + € 5.830,67 = € 7.500,–

8
178 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 179

9
Formules, functies
en hun afleidingen

9.1 Inleiding
9.2 Eindwaarde van één kapitaal
9.3 Contante waarde van één kapitaal
9.4 Eindwaarde van een rente
9.5 Contante waarde van een rente
9.6 Annuïteit
9.7 Overzicht financieel-rekenkundige functies in Excel en grafische rekenmachine
9
180 © Noordhoff Uitgevers bv

§ 9.1 Inleiding
In het voorgaande is bij de uitwerking van de diverse onderwerpen
gebruikgemaakt van zowel de (grafische) rekenmachine als Excel. Bij
gebruik van de rekenmachine is het noodzakelijk dat de diverse formules
bekend zijn. In de voorgaande hoofdstukken zijn de formules steeds
gegeven, zonder dat werd aangegeven hoe men eraan was gekomen. Het is
raadzaam daar alsnog enige aandacht aan te schenken.
Bij het gebruik van de grafische rekenmachine en Excel is enige basis-
vaardigheid vereist. De voor financiële rekenkunde specifieke functies
worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet.

§ 9.2 Eindwaarde van één kapitaal


De eindwaarde van een kapitaal na 1 periode is:

EW1 K(1  i)

waarin:
EW1  de eindwaarde na 1 periode;
K  het beginkapitaal of de contante waarde;
i  het interestperunage.

De eindwaarde na 2 perioden is:

EW2  K(1  i)(1  i)  K(1  i)2

Het ranggetal van EW correspondeert dus met de exponent van de factor


(1  i). Zo is de eindwaarde na een aantal perioden n te bepalen als:

EWn  K(1  i)n


9 De vorm (1  i)n schrijft men als S 
n円p, waarbij p het interestpercentage
voorstelt:

S
n円p  (1  i)
n

Bij gebruik van de rekenmachine:

toets in: [1  i][^][n][]

Bij gebruik van de grafische rekenmachine kiezen we voor de functie FV


(future value). Bij gebruik van Excel kiezen we voor de functie TW (toekom-
stige waarde).
© Noordhoff Uitgevers bv FORMULES, FUNCTIES EN HUN AFLEIDINGEN 181

§ 9.3 Contante waarde van één kapitaal


De contante waarde van een kapitaal dat over 1 periode vervalt, is:
1 EW1
CW  EW1  =
1  i 1  i
De contante waarde van een kapitaal dat over 2 perioden vervalt, is:
1 1 1 EW2
CW  EW2   = EW2  =
1  i 1  i (1  i) 2 (1  i)2
Ook hier ziet men de gelijkheid tussen het ranggetal en de exponent. De
contante waarde van een kapitaal dat over een aantal perioden n vervalt, is:
1
CW  EWn 
(1  i)n

1
De vorm schrijft men als A 
n円p:
(1  i)n

1
A
n円p
(1  i)n

Bij gebruik van de rekenmachine:

toets in: [1  i][^][n][]

Bij gebruik van de grafische rekenmachine kiezen we voor de functie PV


(present value). Bij gebruik van Excel kiezen we voor de functie HW
(huidige waarde).

§ 9.4 Eindwaarde van een rente


De eindwaarde van een rente met 2 termijnen na 2 perioden is: 9

EW2  T  {(1 i)  (1  i)2}

waarin T de termijn voorstelt.

De eindwaarde van een rente met een aantal termijnen n na een aantal
perioden n is:

EWn  T  {(1  i)  (1  i)2  ….  (1  i)n  1  (1  i)n}:

De vorm tussen de accolades duidt men aan met s 


n円p:
n
s
n円p = (1  i)  (1 + i)  ….  (1  i)
2 n1
 (1  i)n = n
=1
(1  i)n

De formule voor s 
n円p kan als volgt worden herleid:
182 © Noordhoff Uitgevers bv

n1
s 2
n円p = (1  i)  (1  i)  ... (1  i)  (1  i)n
n1
(1  i)s 
n円p =
2
(1  i)  ... (1  i)  (1  i)n  (1  i)n  1

 is 
n円p = (1  i)  (1  i)n  1

Links en rechts delen door –i geeft vervolgens:


(1  i)n  1  (1  i)
s
n円p =
i
Dit kan men herschrijven tot:
(1  i)n  1
s
n円p =  (1  i)
i
Afleiding had ook kunnen gebeuren door middel van de somformule van
een opklimmende meetkundige rij.

Deze formule luidt:


rn  1
som  a 
r  1
Hier is a de eerste term, r de reden en n het aantal termen. In de formule
voor S n円p is a (1  i) en r eveneens (1  i).

Aldus krijgt men:


(1  i)n  1
s
n円p  (1  i) 
i
Bij gebruik van de rekenmachine berekent men s 
n円p als volgt:

toets in: [1  i][^][n][1][][][i][][1  i][]

Bij gebruik van de grafische rekenmachine kiezen we voor de functie FV


(future value) in combinatie met het invullen van PMT (payment of
9 periodieke betaling).
Bij gebruik van Excel kiezen we voor de functie TW (toekomstige waarde) in
combinatie met het invullen van Bet (de betaling die elke termijn wordt
verricht).

§ 9.5 Contante waarde van een rente


De contante waarde van een rente met 2 termijnen die over 1 respectievelijk
2 perioden vervallen, is:
1 1
CW = T  e  f
1  i (1  i)2
waarin T de termijn voorstelt.
© Noordhoff Uitgevers bv FORMULES, FUNCTIES EN HUN AFLEIDINGEN 183

De contante waarde van een rente met aantal termijnen n die over 1, 2 tot en
met een aantal perioden n vervallen, is dan:
1 1 1 1
CW = T  e   ...  f
1  i (1  i)2 (1  i)n  1 (1  i)n
De vorm tussen de accolades duidt men aan met a 
n円p.
n
1 1 1 1
a =   ...  = a (1  i)n
n円p
1  i (1  i)2 (1  i)n  1 (1  i)n n=1

De formule kan als volgt worden herleid:

1 1 1 1
a
n円p =  2  c 
1  i (1  i) (1  i) n  1 (1  i)n
1 1 1
(1  i)a 
n円p = 1 +   N 
1  i (1  i)2 (1  i)n  1

1
i a
n円 p =  1 
(1  i)n
Links en rechts delen door i geeft vervolgens:
1
1 n
(1  i)
an円p =
i
Deze afleiding kan ook met behulp van de somformule van een afdalende
meetkundige rij. Deze formule luidt:
1  rn
som = a 
1  r
Hierin is:
1
a =
(1  i) 9
(is de eerste term)
1
r =
(1  i)
(is de reden)

Aldus krijgt men:


1 1 1
1 1 1 n
1 (1  i)n (1  i)n (1  i)
a =  = =
n円p
1  i 1 1  i i
1 (1  i) 
1  i 1  i
184 © Noordhoff Uitgevers bv

Bij gebruik van een rekenmachine berekent men a 


n円p aldus:

toets in: [()][1  i][^][n][][1][][][i][]

Bij gebruik van de grafische rekenmachine kiezen we voor de functie PV


(present value) in combinatie met het invullen van PMT (payment of
periodieke betaling).
Bij gebruik van Excel kiezen we voor de functie HW (huidige waarde) in
combinatie met het invullen van Bet (de betaling die elke termijn wordt
verricht).

§ 9.6 Annuïteit
Bij een annuïteitenlening is het geleende kapitaal in feite de contante
waarde van de gezamenlijke annuïteiten. Als men de lening voorstelt met K
en de annuïteit met Ann, dan kan men bij een aantal perioden n een en
ander als volgt weergeven:
1 1 1 1
K = Ann  e   c  f
1  i (1  i)2 (1  i)n  1 (1  i)n

De vorm tussen accolades kwam in de vorige paragraaf al voor als a 


n円p.
Er geldt dus blijkbaar:
1
K = Ann × a 
n円p → Ann = K ×
a
n円p

De afleiding van de formule voor a 


n円p is al in de vorige paragraaf gegeven.

De formule wordt:
1
a
n円p =
1
1
9 (1  i)n
i
1
Bij gebruik van een rekenmachine berekent men aldus:
a
n円p

toets in: [()][1  i][^][n][][1][][][i][][^][1][]

Bij gebruik van de grafische rekenmachine kiezen we voor de functie PMT


(payment of periodieke betaling; hier dus de te berekenen annuïteit) in
combinatie met PV (present value; hier de lening).
Bij gebruik van Excel kiezen we voor de functie BET (de te berekenen
annuïteit), waarbij bij Hw de lening wordt ingevuld.
© Noordhoff Uitgevers bv FORMULES, FUNCTIES EN HUN AFLEIDINGEN 185

§ 9.7 Overzicht financieel-rekenkundige functies


in Excel en grafische rekenmachine

Berekening Excel Grafische


rekenmachine
Eindwaarde van één kapitaal TW FV
Eindwaarde van renten TW FV
Contante waarde van één kapitaal HW PV
Contante waarde van renten HW PV
Contante waarde veranderlijke renten NHW
Annuïteit BET PMT
Looptijd NPER N
Rentepercentage (rendement) RENTE I%
Aflossingsplan annuïteitenlening PBET
Interestbestanddelen annuïteitenlening IBET

9
186 © Noordhoff Uitgevers bv

Beknopte antwoorden
van de opgaven*
Hoofdstuk 2 3.4 €8.689,11
2.1 a €1.964,38
b €233,85 3.5 a €9.907,39
c €2.572,40 b €9.901,16
c €20.474,21
2.2 a €7.750,–
b €414,27 3.6 a €17.181,86
c 5,5% b €7.181,86
d 7,5 maand c €1.124,05
d €3.325,52
2.3 a €10.350,–
b €1.800,– 3.7 €11.679,25
c 4,75%
3.8 €4.000,–
2.4 7,75%
3.9 a 30 jaar
2.5 a €2.111,85 b 12 jaar
b €311,85 c 15 jaar

2.6 20% 3.10 a 8%


b 6,5%
2.7 a €2.500,– c 2%
b €2.800,–
3.11 6,313 %
2.8 a 9,2%
b €526,32 3.12 a €1.228,25
c €13.212,50 b 3,5%

2.9 a 12% 3.13 16,21%


b €13.483,15
c €13.483,20 3.14 a 8,2432%
d 12,36% Keuze: huurkoop b 11,3025%
e €43,20 c 19,5618%

Hoofdstuk 3 3.15 6,2%


3.1 a €11.240,47
b €30.759,65 3.16 a €6.057,57
b €6.055,77
3.2 a €3.754,62
b €1.575,– 3.17 €11.748,74

3.3 €806,35
© Noordhoff Uitgevers bv BEKNOPTE ANTWOORDEN VAN DE OPGAVEN* 187

3.18 a €9.901,16 5.8 a €7.398,42


b €13.886,89 b €3.543,23
c €908,49
d 8 jaar plus 9 maanden 5.9 €1.945,59

3.19 Geen standaard antwoord 5.10 a €10.294,98


b €9.712,25
Hoofdstuk 4 c €10.294,98
4.1 a €8.500,–
b €1.750,– 5.11 €24.332,69
c €2.701,34
5.12 €9.578,42
4.2 €600,17
5.13 €5.364,19
4.3 a €20.422,16
b €20.211,63 5.14 Hoe hoger de interest, hoe
lager de contante waarde.
4.4 €12.500,–
5.15 €14.327,24
4.5 €40.000,–
5.16 €10.391,16
4.6 €11.899,68
5.17 €11.868,55
4.7 a €27.000,–
b €27.000,– 5.18 a €17.245,49
b 3,4%
4.8 a €93.779.200 c €3.984,15
b €3.751.168
5.19 a €50.000,–
4.9 a €12.746,86 b €54.000,–
b €18.639,31
5.20 €500,–
4.10 Geen standaard antwoord
5.21 8%
Hoofdstuk 5
5.1 a €29.607,03 5.22 19,56%
b €27.931,16
c €27.931,16 × 1,06 = 5.23 10 termijnen
€29.607,03
5.24 a 15 maal
5.2 €6.599,59 b €8.448,06
c €3.654,94
5.3 a €21.038,71
b €20.229,53 5.25 a 1 januari 2037
c €21.038,71 b €352,84

5.4 €115.298,30 5.26 a 9 maal


b €1.185,59
5.5 €159.044,80
5.27 €3.349,36
5.6 €1.123,92
5.28 a €8.764.188,31
5.7 a €6.992,27 b €3.557.091,67
b 0
188 © Noordhoff Uitgevers bv

5.29 a 6 maal
b €191,62

5.30 a NCWA = 593.439,04


NCWB = 487.987,38
b Beide positief advies

5.31 a 532.629,42
b NCW stijgt

5.32 a 293,66
b NCW>0 dus positief advies

Hoofdstuk 6
6.1 a €205.673,97
b
Jaar Schuld 1-1 Aflossing Interest Schuld 31-12
1 €800.000,00 €133.673,97 €72.000,00 €666.326,03
2 €666.326,03 €145.704,62 €59.969,34 €520.621,41
3 €520.621,41 €158.818,04 €46.855,93 €361.803,37
4 €361.803,37 €173.111,66 €32.562,30 €188.691,71
5 €188.691,71 €188.691,71 €16.982,25 € 0,00

6.2 €19.904,25

6.3 a €19.904,25
b De annuïteiten vormen gezamenlijk een (postnumerando) rente met het
bedrag van de oorspronkelijke lening als contante waarde

6.4 a €205.673,97
b
Jaar Schuld 1-1 Aflossing Interest Schuld 31-12
1 €175.000,00 €6.964,06 €12.250,00 €168.035,94
2 €168.035,94 €7.451,54 €11.762,52 €160.584,40
3 €160.584,40 €7.973,15 €11.240,91 €152.611,25
4 €152.611,25 €8.531,27 €10.682,79 €144.079,97
5 €144.079,97 €9.128,46 €10.085,60 €134.951,51

b €12.803,14
c €4.555,75

6.5 a7 = 2.488,64 6.6 €20.592,55


r15 = 6.945,71
a25 = 10.806,81 6.7 €20.214,16
© Noordhoff Uitgevers bv BEKNOPTE ANTWOORDEN VAN DE OPGAVEN* 189

6.8 €20.275,30 Hoofdstuk 7


7.1 a €238.246,66
6.9 a €1.216.653,– b €245.717,75
b €114.843,–
c €806.609,– 7.2 a €138.795,58
b €176.963,53
6.10 a €33.202,84 c €315.759,12
b €33.202,86 d €44.240,88
c €33.202,87
7.3 a 3%
6.11 a €14.422,84 b €28.983,66
b €147.606,10 c €26.178,37
c €12.666,16 d Nadeel, ze ontvangen nu
nog maar 2% interest i.p.v. 3%.
6.12 a €77.854,72
b €18.482,43 7.4 5%
c €49.403,76
7.5 €35.434,74
6.13 Na 23 jaar.
7.6 a €106.095,24
6.14 a €10.500,– b €104.252,03
b €2.463,61 c €40.875,41
c €2.463,61  1,07 =
€2.636,06 7.7 a €100.000,–
d €1.252,39 b €100.000,–
c €40.000,–
6.15 a €46.731,82
b €17.282,84 7.8 €65.625,–
c €120.432,43
d €16.926,18 7.9 €150.000,–

6.16 €60.989,22 7.10 a €148.377,69


b €142.385,96
6.17 a €7.773,10 c €148.194,54
b €5.117,59 d Het verschil is een disagio.
c €201.729,94 Het verschil is negatief omdat
d €14.313,23 de marktrente hoger is
dan het nominale
6.18 a €24.206,60 interestpercentage.
b 14 jaar
7.11 a €254.859,96
6.19 a 7,5% b €113.879,68
b 25 jaar c €140.980,28
c €17.942,53
d €200.000,– 7.12 a 118,0%
b 114,2%
6.20 a 10% c 101,9%
b €300.000,–
c €33.050,43 7.13 96%
d 25 jaar
190 © Noordhoff Uitgevers bv

7.14 4% 7.17 €57.374,72 of 15,9%

7.15 €194.547,26 7.18 €258.910,39

7.16 €70.053,23

You might also like