Professional Documents
Culture Documents
rekenkunde
voor het HEO
Met toepassingen voor Excel
en grafische rekenmachine
Hans Gruijters
7e druk
Toegang tot online studiehulp
Als koper van dit e-book kun je een unieke code aanmaken die toegang
geeft tot de website bij het e-book.
1. Ga naar:
http://cbbt.noordhoff.nl/?isbn=9789001867294&ean=8717927080764
Financiële
rekenkunde
voor het HEO
Met toepassingen voor Excel
en grafische rekenmachine
J.C.M. Gruijters
Zevende druk
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan:
Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13,
9700 VB Groningen, e-mail: info@noordhoff.nl
0 / 16
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval
system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photo-
copying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Na bestudering van dit boek ben je in staat zelfstandig vrijwel alle interest-
berekeningen te maken. Na een introductie over het begrip rente volgt een
korte behandeling van enkelvoudige interest. Daarna wordt overgegaan
naar samengestelde interest inclusief investeringsselectie, annuïteiten en
omzetting van schulden. Waardebepaling van leningen waarbij rekening
wordt gehouden met de hoogte van de marktrente wordt in het hoofdstuk
‘Rentabiliteitswaarde’ behandeld.
Rentestanden wisselen vrijwel permanent. Dit zou tot gevolg hebben dat
voorbeelden, opgaven en uitwerkingen in dit boek voor wat betreft rente-
percentages ook steeds aangepast zouden moeten worden. Hier is vanuit
kostenoverwegingen niet voor gekozen omdat de hoogte van het renteper-
centage voor de berekeningswijze niets uitmaakt.
Bij het boek is een gratis website beschikbaar waarop aanvullend studiema-
teriaal staat zoals samenvattingen en extra opgaven per hoofdstuk maar ook
geïntegreerde cases. Voor diverse onderwerpen worden op de website ten
behoeve van daarin geïnteresseerden alternatieve oplossingen met behulp
van Excel behandeld. De bij de uitwerking van de voorbeelden uit het boek
gebruikte Excel-modellen zijn op de website te vinden evenals voor een
aantal opgaven voorgeprogrammeerde Excel-modellen.
© Noordhoff Uitgevers bv
Kritiek die tot verbetering van de methode kan leiden, is altijd van harte
welkom: info@noordhoff.nl
Inhoud
1 Inleiding 9
2 Enkelvoudige interest 17
5 Renten 65
6 Annuïteiten 111
7 Rentabiliteitswaarde 137
1 1
Inleiding
Elke dag wordt geld geleend, wordt geld gespaard en worden beslissingen genomen die
financiële gevolgen voor meerdere jaren hebben, bijvoorbeeld door bedrijven die investe-
ren. Dat wil zeggen dat een ondernemer nu geld in zijn zaak steekt. Als het goed gaat levert
die investering de komende jaren winst op. Daar moet echter wel op gewacht worden en
bovendien is er geen sprake van zekerheid. Het kan zijn dat de ondernemer over voldoende
liquide middelen beschikt, maar vaak zal hij geheel of gedeeltelijk een beroep op vreemd-
vermogenverschaffers moeten doen. Dat betekent dat er rente en aflossing betaald moeten
worden. Wat voor een ondernemer geldt, gaat ook op voor de consument. Zo zal bij de
aankoop van een eigen woning vaak een lening worden gesloten waarover rente en aflos-
sing betaald moeten worden. De investering in zijn huis krijgt de eigenaar pas terug als hij
zijn huis verkoopt. Pas dan blijkt of hij winst of verlies heeft gemaakt.
Dit hoofdstuk gaat in op de betekenis van rente en geeft een beeld van het denken over
rente in de loop van de geschiedenis.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
Dit boek gaat vooral over berekeningen waarbij tijdvoorkeur een rol speelt
en die daarom te maken hebben met rente. De technieken die daarvoor
gebruikt worden, vormen de financiële rekenkunde. Ze worden dagelijks
wereldwijd ontelbare keren gebruikt. Bij elke lening, elke investering, elke
spaarvorm, elk pensioen, enzovoort is tijdvoorkeur een element en vinden
berekeningen met rente plaats.
Testament staat geen verbod op rente, maar staat in Lukas 6:35: ‘Heb je
vijanden lief, doe wel en leen uit, en verwacht daarvoor niets terug’. Het
Concilie van Nice uit 325 na Christus verbood geestelijken rente op
leningen te vragen. Vanaf de vijfde eeuw gold dit verbod voor iedereen. In
806 maakte Karel de Grote het vragen van rente tot een misdaad. In 1311
1
deed paus Clemens V de rente in de ban. Ook de Koran verbiedt het vragen
van rente. In Soera 2, vers 275 staat: ‘…. terwijl Allah de handel wettig en de
rente onwettig heeft verklaard …’ .
Achtergrond van dit verzet tegen rente was het feit dat veel armen en boeren
geld leenden om in hun levensonderhoud te voorzien. Vanuit de gedachte
van naastenliefde werd het door de grote godsdiensten immoreel
beschouwd om aan arme en hulpbehoevende mensen te verdienen.
Eerder nog verzette Aristoteles (384-322 v. Chr.) zich tegen het vragen van
rente. Geld was vooral een ruilmiddel en een rekeneenheid. Geld met geld
verdienen was een onnatuurlijke bezigheid. Leningen vonden in die tijd
plaats in natura. Als er een koe werd geleend kreeg men een kalf als vergoe-
ding. Of als een stuk grond werd geleend werd een deel van de oogst als
vergoeding afgedragen. Maar geld kent volgens Aristoteles geen natuurlijke
opbrengst. ‘Het werpt geen jongen’ zei hij letterlijk.
In de loop van de middeleeuwen kwam er een kentering. Thomas van
Aquino (1224–1274) vindt ook dat er met geld geen geld verdiend mag
worden, maar hij maakt een uitzondering voor de beheerders van het geld
van weduwen en wezen. Die mochten wel rente vragen omdat zonder deze
inkomsten weduwen en wezen niet in hun levensonderhoud konden
voorzien. In het begin van de 15e eeuw werd het toegestaan een vergoeding
te vragen voor een lening die gelijk is aan het bedrag dat men anders met
het geld had kunnen verdienen. De opportunity costs, zouden we tegen-
woordig zeggen.
Ondanks al deze bezwaren is er nooit een renteloos tijdperk geweest. Men
zocht en vond altijd weer argumenten om het renteverbod te omzeilen. Ook
de kerk, die over steeds meer geld en bezittingen ging beschikken, deed
daaraan mee. Verder namen niet alle geleerden de aangevoerde argumenten
serieus. Vrij vertaald merkte een middeleeuws schrijver laconiek op: ‘Als ik
het goed begrijp, gaat iemand die rente vraagt naar de hel, maar als hij het
niet doet komt hij in het armenhuis’. Tenslotte was het Calvijn (1509–1564)
die veel twijfel wegnam door te stellen dat het nemen van interest nergens
door de Bijbel werd verboden, de Bijbel keert zich alleen tegen woekerrente.
Inmiddels is het vragen van rente zo goed als algemeen geaccepteerd. Toch
zijn er nog landen zoals Iran en Pakistan die officieel vasthouden aan een
renteverbod. Daarnaast wordt er ook nog wel eens getwijfeld aan de recht-
vaardigheid van het vragen van rente door het Westen aan ontwikkelings-
landen.
Er is veel veranderd in de acceptatie van rente. Vond men vroeger dat de tijd
van God was en niet door mensen met geld kon worden gekocht, tegen-
woordig stelt men vaak ‘tijd is geld’.
Soms komt men opmerkelijke zaken tegen. In 2003 haalde de Triodos Bank
het nieuws met de introductie van een zogenaamde ‘kip-en-ei-spaarreke-
ning’. De spaarder stort eenmalig een bedrag van € 1.000,–. Met die inleg
wordt vijf jaar lang de biologische landbouw gesteund. Na vijf jaar wordt de
inleg voor 100% uitgekeerd. Intussen krijgt de spaarder maandelijks zes
biologische eieren als rente.
12 © Noordhoff Uitgevers bv
Jeroen van IJzerloo van de Rabo-bank heeft een interessant artikel gepubli-
ceerd met de titel ‘Rente door de eeuwen heen’. Dit is op website die bij dit
boek hoort te vinden.
1 § 1.4 Interesttheorieën
Nadat de vooroordelen tegen het nemen van interest waren weggenomen,
ging men zich bezighouden met de vraag waarom er nu eigenlijk interest
moest worden betaald en ontvangen. Dit doet in de huidige tijd wellicht
enigszins merkwaardig aan, maar het is een feit dat nooit iemand zich afvraagt
waarom er eigenlijk arbeidsloon moet worden betaald, terwijl iedere auteur
over het verschijnsel ‘interest’ begint met het stellen van de bovengenoemde
vraag. Hierdoor zijn er in de 19e en 20e eeuw vele zogenoemde interest-
theorieën ontworpen. Hiervan zullen er twee kort worden besproken. Deze
twee vertonen onderling op enkele punten overeenkomsten en hun actuele
betekenis wordt nog steeds niet in twijfel getrokken.
a Niemand weet hoelang hij zal leven; als huidige consumptie niet mogelijk
is omdat men de geldmiddelen uitleent, bestaat de mogelijkheid dat men
helemaal niet meer aan consumeren toekomt.
b De meeste mensen nemen aan dat hun inkomenspositie in de toekomst
zal verbeteren (door promotie, anciënniteit, enz.), waardoor hun
1
toekomstige consumptie hoger kan zijn dan de huidige. (Zie het eerste
motief bij Von Böhm-Bawerk.)
c De waarde van geld is in de meeste tijden onderhevig aan daling of inflatie,
zodat men bij aflossing van het nominale bedrag dat men heeft uitgeleend,
in feite minder koopkracht terugontvangt dan men eertijds heeft afgestaan.
Zowel Von Böhm-Bawerk als Fisher noemt dus redenen die het niet
aantrekkelijk maken geld uit te lenen. Beide schrijvers benadrukken de
voorkeur voor het hebben van huidige financiele middelen. Doet men er
desondanks toch voor een bepaalde tijd afstand van, dan zal men daar een
vergoeding voor verlangen. Deze vergoeding moet minimaal zo hoog zijn,
dat de som van lening en interest aan het eind van de periode gelijkwaardig
wordt geacht aan het bedrag van de lening aan het begin van de periode.
§ 1.5 Tijdvoorkeur
Tijdvoorkeur is de voorkeur voor huidige beschikbaarheid van geld
ten opzichte van toekomstige beschikbaarheid. Het verschil wordt
door rente overbrugd.
Voorbeeld 1.1
A heeft geld op de bank staan dat hij niet direct nodig heeft en even-
tueel kan uitlenen. Zijn buurman B is hiervan op de hoogte en heeft
dringend behoefte aan € 1.000,– die hij wil gebruiken voor de aankoop
van een machine voor zijn bedrijf.
Tijdvoorkeur houdt in dat A die € 1.000,– liever zelf houdt. Hij is pas
bereid dat aan zijn buurman uit te lenen als hij over een jaar meer dan
€ 1.000,– terugkrijgt. Hij mist immers de rente op de bank, hij loopt het
risico van inflatie en het is bovendien niet 100% zeker dat de buurman
over een jaar terug kan betalen. A vraagt daarom 6% interest.
Tijdvoorkeur voor B houdt in dat hij liever nu € 1.000,– heeft om in
zijn bedrijf te investeren dan over een jaar. Hij verwacht met zijn inves-
tering winst te maken en is bereid straks meer terug te betalen dan dat
hij nu heeft geleend, stel € 1.060,–. B wil 6% interest betalen.
A en B zijn het samen eens en de lening kan worden aangegaan.
Het zal duidelijk zijn dat tijdvoorkeur een steeds grotere rol gaat spe-
len naarmate de periode langer wordt. Als de lening uit dit voorbeeld
voor 10 jaar zou zijn aangegaan, krijgt tijdvoorkeur via een interestver-
goeding een waarde van € 791,–1. Samenvattend: tijdvoorkeur wordt
verrekend met een interestvergoeding.
Voorbeeld 1.2
1
Als A op dit moment € 5.000,– aan liquide middelen bezit en
daarnaast over 10 jaar € 1.791,– van zijn buurman tegoed heeft,
is het onjuist te stellen dat nu A € 6.791,– bezit. Uitgaande van
6% interest bezit A op dit moment € 5.000,– contant en
€ 1.000,– aan vorderingen. Samen € 6.000,–.
In hoofdstuk 9 ten slotte wordt een aantal formules afgeleid die men
voor het uitvoeren van berekeningen met de rekenmachine nodig
heeft.
© Noordhoff Uitgevers bv 15
Definities
1
2
Enkelvoudige 2
interest
Veel koop- en verkooptransacties komen tot stand waarbij de klant de koopsom niet in één
keer betaalt, maar in delen. Bij het vaststellen van de grootte van de betalingen speelt
interest een belangrijke rol. Er bestaan twee fundamenteel verschillende wijzen van
verrekening van interest, namelijk enkelvoudige interest en samengestelde interest. In dit
hoofdstuk komen enkelvoudige interestberekeningen aan de orde die met name van
toepassing zijn bij koop op afbetaling en huurkoop, waarbij de looptijd maximaal één jaar
bedraagt.
18 © Noordhoff Uitgevers bv
In dit voorbeeld wordt geen rente over de rente berekend. De interest wordt
elke periode berekend over het oorspronkelijke beginkapitaal. Dit wordt
enkelvoudige interest genoemd. Bij looptijden langer dan een jaar is dat
niet gebruikelijk. Enkelvoudige interestberekeningen worden meestal
gebruikt bij looptijden tot een jaar. De Engelse term voor enkelvoudige
interest is simple interest.
p
I=t K
100
De looptijd wordt veelal uitgedrukt in jaren, maar dit kan ook in maanden
of dagen. Als het bovengenoemd bedrag niet één jaar, maar slechts acht
maanden uitstaat tegen 3% interest per jaar, wordt het interestbedrag:
8 3
I= € 10.000,– = € 200,–
12 100
t p K
I=
c
waarin:
I = het interestbedrag;
t = de looptijd;
p = het interestpercentage, of rentepercentage;
K = het kapitaal;
c = een constante, namelijk:
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 19
§ 2.2 Huurkooptransacties
Het komt vaak voor dat bedrijven of particulieren duurzame productie-
middelen of consumptiegoederen willen aanschaffen zonder dat ze daarvoor 2
over voldoende financiële middelen beschikken. Het ontbrekende geld zal
dan moeten worden geleend.
Daarvoor bestaan allerlei mogelijkheden: huurkoop, koop op afbetaling,
lease, persoonlijke lening, rekening-courantkrediet, enzovoort.
Via internet bieden vooral veel autohandelaren hun occasions met huur-
koopmogelijkheid aan. Zo meldt een autoverkoper op zijn site: ‘Bent u op
zoek naar een manier om een auto te financieren? Via de huurkoop kunt
meteen van uw auto genieten. Met een vast maandbedrag en een vaste loop-
tijd komt u bovendien niet voor verrassingen te staan.’
2 Voorbeeld 2.1
Iemand leent € 1.000,– en moet dit bedrag op basis van 20% rente per
jaar aflossen in 5 maandelijkse termijnen van elk € 210,–. De eerste
termijn vervalt na 1 maand.
Deze is hier:
1 2 3 4 5 15
= = 3 maanden
5 5
of:
1 5
= 3 maanden.
2
De kosten bedragen hier: 5 € 210,– € 1.000,– = € 50,–
12
Op jaarbasis is dit: € 50,– = € 200,–
3
200
Kredietprijs: 1% = 20%
1% van 1.000
Een andere berekeningswijze kan dit nog duidelijker maken.
Rentekosten in 5 maanden: € 50,–.
Gemiddelde schuld in 5 maanden: € 600,–.
50
Kosten in 5 maanden: 1% = 8 13 %.
1% van 600
12
Kosten in 12 maanden: 8 13 % = 20%
5
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 21
Uitwerking
§ 2.6 Financieringsinstellingen
In het voorafgaande is er steeds van uitgegaan dat de verkoper het huur-
koopkrediet verstrekt. In de praktijk echter laten bijvoorbeeld autodealers
relatief grote financieringen meestal over aan daarin gespecialiseerde banken.
Deze gaan bij de kostenberekeningen veelal niet uit van de gemiddelde maar
22 © Noordhoff Uitgevers bv
van de volle looptijd. Men gaat dan wel uit van een lager kredietpercentage.
Hierdoor kan een wat vertekend beeld ontstaan.
Wat hiermee wordt bedoeld, wordt in onderstaande voorbeeld aangetoond.
Voorbeeld 2.3
Iemand laat zijn nieuwe auto gedeeltelijk financieren door een bank.
Gegevens:
2 • De nieuwprijs is € 40.000,–.
• De aanbetaling bedraagt € 7.500,–.
• De kosten bedragen 8% per jaar en worden berekend over de gehele
looptijd.
• Er wordt terugbetaald in 12 gelijke maandelijkse termijnen. De eerste
termijn vervalt na 1 maand.
Uitwerking
12
Dit brengt de kosten op jaarbasis op € 2.600,– = € 4.800,–.
6,5
€ 4.800,–
De werkelijke kredietprijs is 1% = 14,77%.
1% van € 32.500,–
§ 2.7 Disconto
Interest is de vergoeding die men ontvangt voor het uitlenen van geld. De
verrekening van deze interest kan op verschillende tijdstippen plaatsvinden.
Het gebruikelijkst is dat dit gebeurt aan het eind van een periode. In dat
geval spreekt men van interest. Deze interest wordt uitgedrukt in een
percentage van het beginkapitaal.
Soms vindt verrekening plaats aan het begin van een periode. In dat geval is
er sprake van disconto. Dit disconto wordt uitgedrukt in een percentage van
het eindkapitaal.
© Noordhoff Uitgevers bv ENKELVOUDIGE INTEREST 23
Samengevat
100
€ 10.000,– = € 10.526,32
95
Definities
2
Opgaven
2
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven staan de volledige uitwerkingen op de
website. Bovendien staan op de website extra oefenopgaven met volledige
uitwerking.
* 2.1 Bereken de interest die wordt vergoed over een bedrag van € 11.225,– dat
uitstaat tegen 5% per jaar gedurende:
a 3,5 jaar;
b 5 maanden;
c 4 jaar en 7 maanden.
2.3 Een kapitaal van € 7.500,– heeft gedurende 5 jaar uitgestaan tegen 4% interest
per jaar. Met ingang van het 6de jaar heeft de bank het rentepercentage
verhoogd tot 6% per jaar. Daarna is het percentage niet meer gewijzigd. Er
wordt alleen interest vergoed over de hoofdsom, terwijl de interest per 31
december wordt bijgeschreven.
a Bereken tot welk bedrag dit kapitaal is aangegroeid na 8 jaar.
b Bereken de genoten interest van het 3de tot en met het 7de jaar.
c Bereken het gemiddeld ontvangen interestpercentage.
* 2.4 Iemand leent op 1 april € 15.000,– tegen 7,25% per jaar. Per 1 augustus leent
hij nog eens € 9.000,– bij tegen een ander interestpercentage. Op 31 oktober
betaalt hij in totaal, inclusief de verschuldigde interest, € 24.808,76 terug.
Bereken het interestpercentage (per jaar) dat voor de tweede lening werd
overeengekomen.
2.5 Iemand stort gedurende 6 jaar telkens op 1 januari € 300,– op een spaarreke-
ning. De bank vergoedt 4,5% interest per jaar over de ingelegde som exclusief
interest. Aan het eind van het 6de jaar geeft de bank een spaarpremie van 10%
over de gekweekte interest.
a Bereken het saldo op deze spaarrekening per het einde van het 6de jaar.
b Hoeveel bedraagt de totaal genoten interest?
26 © Noordhoff Uitgevers bv
* 2.6 Een rijwielhandelaar verkoopt een luxe sportfiets contant voor € 1.700,– of in
huurkoop met de volgende condities:
• een aanbetaling groot € 200,–;
• 5 kwartaaltermijnen van elk € 345,–, waarvan de eerste na 3 maanden
vervalt.
Bereken de kredietprijs voor de koper.
* 2.7 Een winkelier levert saxofoons in huurkoop onder de volgende condities: een
2 aanbetaling van € 300,– gevolgd door 8 gelijke maandelijkse termijnen groot
€ 331,25. De eerste termijn vervalt na 1 maand. Voor interest, kosten en risico
gaat men uit van 16% per jaar.
a Bereken het verleende krediet.
b Bereken de contante prijs.
2.9 Voor de nieuwe inrichting van zijn keuken heeft iemand € 18.000,– nodig.
Daarvan heeft hij zelf al € 6.000,– gespaard. Voor de financiering van het
ontbrekende heeft hij twee mogelijkheden:
• Huurkoop. Hij doet in dat geval een aanbetaling van € 6.000,– en betaalt
vervolgens 12 tweemaandelijkse termijnen van elk € 1.120,–, waarvan de
eerste vervalt na 1 maand.
• Persoonlijke lening. In dit geval moet worden afgelost in 12 tweemaande-
lijkse termijnen, waarvan de eerste vervalt na 1 maand. De interest
bedraagt 5,74% per jaar berekend over de volle looptijd en over het gehele
bedrag van de lening en wordt bij het afsluiten van de lening in mindering
gebracht.
3
Samengestelde
interest: 3
de eindwaarde
Als bedragen langer dan één jaar op de bank staan, of betalingen langer dan één jaar
worden uitgesteld, zal in de praktijk altijd rente over rente worden verrekend. Uitgaande
van op de bank gestorte bedragen betekent dit dat er ook interest wordt vergoed over de
interest die inmiddels al is ontstaan. We noemen dit samengestelde interest. Het banksaldo
wordt steeds groter naarmate het bedrag langer op de bank staat. De eindwaarde is altijd
hoger dan de beginwaarde als gevolg van interest. In dit hoofdstuk komen diverse technie-
ken aan de orde om de interest te berekenen. Met behulp van die technieken is het ook
mogelijk om van een transactie het rendement of de looptijd te bepalen. Als de rente over
delen van een jaar wordt berekend, ontstaat een specifieke problematiek die in de paragra-
fen 3.5 en 3.6 aan de orde komt.
30 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 3.1
Uitwerking
a Het saldo van de spaarrekening is in 5 jaar toegenomen tot:
EWn K (1 n i)
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 31
waarin:
EWn de eindwaarde na een aantal perioden n;
K het beginkapitaal;
i het interestperunage (p/100);
n het aantal perioden.
1.000
3%
1 2 3 4 5
EW5
Deze manier van berekenen kost erg veel tijd. De volgende redene-
ring leidt sneller tot het resultaat.
Als men 3% bij een getal optelt, is dat gelijk aan vermenigvuldiging
van dat getal met 1,03. Voor ieder jaar dat een kapitaal uitstaat wordt
de grootte van dat kapitaal vermenigvuldigd met 1,03. Gedurende 5
jaar derhalve met:
EWn K (1 i)n
waarin:
EWn de eindwaarde na een aantal perioden n;
K het beginkapitaal;
i het interestperunage (p/100);
n het aantal perioden.
Het ranggetal van de EW is steeds gelijk aan de exponent van de factor (1 i).
3
De factor (1 i)n wordt in de financiële rekenkunde genoteerd als S n円p
(lees: grote S en pee).
S
n円p (1 i)
n
S
5円3 1,03 1,159274074
5
EW5 € 1.000,– S
5円3 € 1.000,– 1,159274074 € 1.159,27
Invulmogelijkheden:
N Het aantal perioden, looptijd
I% Het interestpercentage
PV Present value, contante waarde, huidige waarde, beginkapitaal
PMT Payment, periodieke betaling, termijn, annuïteit
FV Future value, eindwaarde, toekomstige waarde
P/Y Payment periods per year, aantal betalingen per jaar
(1 jaarbetaling)
C/Y Compounding periods per year, aantal samengestelde
interesttermijnen per jaar. De invoer bij P/Y wordt automatisch
overgenomen voor C/Y. Deze kan daarna wel aangepast worden.
PMT: END/BEGIN De betalingswijze, post of prenumerando (zie hoofdstuk 5).
Opmerking
Als de PV positief is, wordt dit als een ontvangst beschouwd. Daar staat
tegenover dat de FV dan als een verplichting wordt gezien en daarom
negatief wordt weergegeven. Storting en opname zijn tegenpolen.
34 © Noordhoff Uitgevers bv
In feite verschilt deze wijze van berekenen niet veel van de wijze waarbij
gebruikgemaakt wordt van een rekenmachine. Met behulp van Excel is het
mogelijk snel de eindwaarden te berekenen indien een of meer variabelen
(beginkapitaal, rente en/of looptijd) veranderen. Excel kent echter ook een
aantal voorgeprogrammeerde financiële functies, waarbij standaard
gebruikgemaakt wordt van onderliggende formules. Dat levert een groot
gebruikersgemak op.
3
36 © Noordhoff Uitgevers bv
Tot een aantal jaren geleden werd bij het maken van interestberekeningen
vrijwel uitsluitend gebruikgemaakt van zogenoemde interesttafels.
Volledigheidshalve laten we hier de werking van deze interesttafels zien. De
interesttafels staan op de website.
p 3% 4% 5%
n
1 1,030000 1,040000 1,050000
2 1,060900 1,081600 1,102500
3 1,092727 1,124864 1,157625
4 1,125509 1,169859 1,215506
5 1,159274 1,216653 1,276282
Let erop dat n in de tafels perioden voorstelt. In het algemeen zal dit een
aantal jaren zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Als men bijvoorbeeld 2%
interest per maand moet betalen, stelt n in de tafel maanden voor.
© Noordhoff Uitgevers bv SAMENGESTELDE INTEREST: DE EINDWAARDE 37
Voorbeeld 3.2
J. Smit gaat over 7 jaar met pensioen. Hij heeft € 12.500,– beschik-
baar die hij wil sparen. De rente is 2,5% per jaar. De bank verwacht de
komende 3 jaar geen verandering. Daarna verwacht men dat de rente
zal stijgen naar 3% per jaar. In verband met een geplande wereldreis
wenst Smit van de bank een opgave van het bedrag dat hij over 7 jaar
naar verwachting op zijn bankrekening heeft staan.
Uitwerking
De onderstaande tijdlijn geeft het gevraagde weer:
3
2,5% 3%
12.500
1 2 3 4 5 6 7
EW3 EW7
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 15150,62357
Ook bij de uitwerking met Excel wordt eerst de waarde na 3 jaar bepaald,
daarna de waarde na 7 jaar. Gebruikmakende van de functie TW ziet de
uitwerking er als volgt uit:
Voorbeeld 3.3
Rob heeft een bedrag van € 5.000,– 5 jaar vaststaan op een 3% spaar-
rekening. Hij wil graag weten hoeveel interest hij heeft ontvangen over:
a het 5de jaar;
b het 2de tot en met het 4de jaar.
Uitwerking
Uiteraard kan van elk jaar apart de interest worden bepaald. Bij een loop-
tijd van 5 jaar is de hoeveelheid werk van deze methode nog te overzien
maar dat verandert bij langere looptijden. De onderstaande tijdlijn geeft
schematisch de stappen aan die nodig zijn bij de uitwerking.
Interest
Interest 2de t.e.m. 4de jaar
5de jaar
5.000
3%
1 2 3 4 5
Controle:
3
Beginkapitaal € 5.000,–
Interest 1ste jaar: 0,03 € 5.000,– - 150,–
Interest 2de t/m 4de jaar - 477,54
Interest 5de jaar - 168,83
Eindwaarde na 5 jaar € 5.796,37
Voorbeeld 3.4
Uitwerking
EWn € 4.000,– € 2.500,– (1,05)n
(1,05)n 1,600
(1,05)n 1,600
[log][1,6][][log][1,05][]
uitkomst: 9,633
0,633 jaar 0,633 365 231 dagen
n is dus exact 9,633 jaar, ofwel 9 jaar plus 231 dagen.
Voorbeeld 3.5
en dus niet:
Met nadruk wordt erop gewezen dat men een bepaald percentage per jaar
niet mag herleiden tot een percentage per kwartaal of per maand door het
eenvoudig door 4 of 12 te delen. Met andere woorden: 5% per halfjaar is niet
gelijk aan 10% per jaar. Dit blijkt uit het volgende:
Beginkapitaal € 1.000,–
Interest eerste halfjaar 0,05 € 1.000,– - 50,–
Eindwaarde na een halfjaar € 1.050,–
Interest tweede halfjaar 0,05 € 1.050,– - 52,50
3
Eindwaarde na 1 jaar € 1.102,50
Zou men de € 1.000,– hebben uitgezet tegen 10% per jaar, dan zou de
eindwaarde na één jaar € 1.100,– zijn geweest. Het verschil ontstaat doordat
men in het eerste geval 5% interest over € 50,– ( € 2,50) extra ontvangt.
Welk percentage per jaar is dan wel gelijkwaardig met 5% per halfjaar?
Schematisch kan men dat met behulp van een tijdlijn verduidelijken.
5% per halfjaar:
5% 5%
p% per jaar:
p%
1 jaar
Wil de eindwaarde in het eerste geval gelijk zijn aan de eindwaarde in het
tweede geval, dan geldt:
S
2円5 = S
1円p
(1,05)2 1 i
1,1025 1 i, dus i 0,1025 en p 10,25%
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 1.1025 dus i 0,1025 en p 10,25%
Men kan zich natuurlijk ook afvragen welk percentage per halfjaar gelijk-
waardig is aan 10% per jaar. Schematisch kan dat met behulp van de
volgende tijdlijnen worden weergegeven.
10%
3
1 jaar
p% per halfjaar:
p% p%
Om het percentage per halfjaar te bepalen stelt men het volgende aan
elkaar gelijk:
(1 i)2 S
1円10 1,10
1
1 i 1,102
Controle:
Beginkapitaal € 1.000,–
Interest eerste halfjaar 0,04881 € 1.000,– - 48,81
Eindwaarde na een halfjaar € 1.048,81
Interest tweede halfjaar 0,04881 € 1.048,81 - 51,19
Eindwaarde na 1 jaar € 1.100,00
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar I%, ALPHA, enter → resultaat 4.880884817
Voorbeeld 3.6
Piet van der Kruis heeft 3,5 jaar geleden € 10.000,– op een 3% bankre-
kening gestort. De bank schrijft elk jaar per 31 december de rente bij.
Bereken volgens de twee hierboven beschreven varianten het bedrag
dat Piet na 3,5 jaar van zijn rekening kan opnemen.
Schematisch kan dit met behulp van de volgende tijdlijn worden
weergegeven:
10.000
1/2 j 1/2 j
3%
1 2 3 4
EW3.5
Het laatste halfjaar levert enkelvoudige interest op. Bij een jaarpercen-
tage van 3% is dat 1,5% voor een halfjaar.
Het maakt voor de berekening overigens niet uit als eerst begonnen
wordt met een halfjaar enkelvoudige interest over € 1.000,– en daarna
pas 3 jaren samengestelde interest.
De oplossing met enkelvoudige interest over delen van een periode levert
€ 1,21 meer rente op. Dat is logisch als bedacht wordt dat 3% per jaar
gelijkwaardig is aan 1,4889% per halfjaar en dat is dus lager dan 1,5% bij
enkelvoudige interest.
Vergelijk hiertoe ook onderstaande tabel voor bijvoorbeeld 8% per jaar:
Over delen van een periode biedt enkelvoudige interest meer rente dan
samengestelde, maar over hele perioden levert samengestelde interest meer
op. In verband met de tijdvoorkeur zal men een zo hoog mogelijke vergoeding
verlangen om huidig geld te vervangen door toekomstig geld. Dit is dan ook de
reden waarom men in de praktijk meestal calculeert op basis van enkelvou-
dige interest wat delen van perioden betreft, en met samengestelde interest
voor zover het hele perioden betreft. Dit wordt geïllustreerd door figuur 3.1.
S.I. E.I.
Interest
1,08
1 jaar
48 © Noordhoff Uitgevers bv
Definities en
formules
3
S
n円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor
de berekening van de eindwaarde (slotwaarde) van
één kapitaal over n perioden tegen p procent.
Opgaven
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven staan de volledige uitwerkingen op de
3
website. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.
* 3.3 Iemand huurt een huis van een woningbouwvereniging voor € 600,– per
maand. De algemene verwachting is dat in de volgende jaren de huur steeds
3% hoger zal zijn dan in het voorafgaande jaar.
Bereken hoe hoog de verwachte huur per maand over 10 jaar zal bedragen.
* 3.4 Bereken tot welk bedrag € 6.950,– aangroeit, als het van 1 juli 2014 tot en met
31 maart 2018 tegen 1,5% per kwartaal op samengestelde interest wordt
uitgezet.
* 3.6 Een kapitaal van € 10.000,– wordt gedurende 8 jaar uitgezet tegen 7%
samengestelde interest per jaar.
Gevraagd:
a de eindwaarde;
b de totaal ontvangen interest;
c de interest in het laatste jaar;
d de interest in het 2de tot en met het 5de jaar.
3.7 Een kapitaal van € 7.500,– heeft 15 jaar op een spaarbankrekening gestaan
tegen samengestelde interest.
De eerste 5 jaar vergoedde de bank 3% per jaar, daarna 5 jaar lang 2% per
jaar en vervolgens gedurende de laatste 5 jaar 4% per jaar.
Tot welk bedrag is dat kapitaal van € 7.500,– in 15 jaar aangegroeid?
50 © Noordhoff Uitgevers bv
* 3.8 Een kapitaal staat gedurende 12 jaar op basis van samengestelde interest uit
tegen 7% per jaar. In die tijd wordt er in totaal € 5.008,77 interest aan de
hoofdsom toegevoegd. Bereken het beginkapitaal.
3.11 Een projectontwikkelaar heeft 10 jaar geleden een kantoorpand gekocht voor
€ 4.500.000,–. Hij heeft het zojuist verkocht voor € 8.300.000,–.
Bereken het rendement dat de projectontwikkelaar heeft gerealiseerd op dit
pand.
3.12 Een bank biedt klanten een vorm van sparen aan, waarbij de klant eenmalig
een bedrag inlegt en waarbij de interestvergoeding ieder jaar hoger wordt. De
looptijd is 6 jaar.
Een klant legt € 1.000,– in. Over het eerste jaar is de interestvergoeding 1%,
over het tweede jaar 2% en zo vervolgens ieder jaar 1% hoger.
a Bepaal het saldo aan het eind van de looptijd van 6 jaar.
b Bepaal het gemiddeld gerealiseerde rendement.
* 3.13 Een aandeelhouder heeft een halfjaar geleden voor € 3.750,– een pakketje
aandelen gekocht van een aantal AEX-genoteerde bedrijven. De huidige
waarde bedraagt € 4.042,50.
Bereken het rendement op basis van samengestelde interest op jaarbasis op
deze belegging.
3.15 Een bank biedt hypotheken aan met een maandpercentage van 0,5%.
Bereken het percentage op jaarbasis waarmee klanten dit aanbod kunnen
vergelijken met andere offertes (bereken op 1 decimaal nauwkeurig).
* 3.16 Bereken de eindwaarde van € 4.000,–, als dat kapitaal gedurende 8,5 jaar
tegen 5% interest per jaar heeft uitgestaan en de bank:
a over delen van kalenderjaren enkelvoudige interest vergoedt;
b over delen van kalenderjaren samengestelde interest vergoedt.
* 3.18 Een studente is na haar studie vertrokken naar Nepal. Tijdens haar verblijf in
Nepal overlijdt een oudtante. De notaris kon de studente niet bereiken. Pas na
10 jaar hoort ze dat de erfenis van € 3.000,– bij de notaris is op te vragen.
a Bereken het bedrag dat de notaris moet uitkeren als hij die € 3.000,– op
een spaarrekening heeft gezet die 1% samengestelde interest per maand
vergoedt.
Na deze meevaller besluit ze terug te gaan naar Nepal, waar het haar
uitstekend bevalt. Het door de notaris uitgekeerde bedrag stort zij op een
spaarrekening tegen 7% per jaar.
b Bereken het saldo op die spaarrekening als ze na 5 jaar terugkomt naar
Nederland.
c Bereken de interest over het laatste (5de) jaar.
3.19 Marco is er na zijn studie aan toe om zelfstandig te gaan wonen. Hij kan een
appartement huren voor € 550,- per maand. Hij heeft ook een aanbod om een
appartement te kopen waarbij zijn netto maandlasten € 600,- per maand
bedragen. Marco weet niet goed wat te doen. Hij heeft wat extra informatie
ingewonnen waaruit blijkt dat er voor de komende 10 jaar een jaarlijkse
huurverhoging van 4% wordt verwacht. De lening die hij voor de aankoop kan
afsluiten heeft een rentevaste periode van 10 jaar.
Marco vraagt jou als onafhankelijk financieel adviseur om een advies wat hij
het beste kan doen. Indien mogelijk onderbouw je het advies met een
berekening.
52 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 53
4
Samengestelde
interest: de
contante waarde 4
Voorbeeld 4.1
Van Raak bv heeft een schuld van € 15.000,– aan Boelens bv die zij
over 3 jaar in één keer terug moet betalen. Boelens heeft momenteel
geldzorgen en vraagt Van Raak of ze bereid is nu al te betalen. De
kaspositie van Van Raak laat dat wel toe, maar de controller is niet
van plan om nu al de volle € 15.000,– te betalen. Hij realiseert zich dat
4 ze nog 3 jaar rente zullen ontvangen als ze het geld tot aan de afge-
sproken aflossingsdatum op de bank laten staan. Rekening houdend
met interest van 5% komen de beide ondernemingen overeen nu een
bedrag af te rekenen van € 12.957,56.
Dit bedrag is 3 jaar uitgezet tegen 5% per jaar precies aangegroeid tot
€ 15.000,–.
12.957,56 15.000
5%
1 2 3
CW EW3
p%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
EW10
p%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
CW
EWn K (1 i)n
EWn
K
(1 i)n
1
K EWn
(1 i)n
€ 15.000,– € 15.000,–
CW € 12.957,56
(1,05)3 1,157625
of
1
CW € 15.000,– € 15.000,– 0,863837598 € 12.957,56
(1,05)3
1
de reciproke waarde is van (1 i)n.
(1 i)n
4
In voorbeeld 4.1 is sprake van € 15.000,– die over 3 jaar zou vervallen. Dit
bedrag heeft een contante waarde van:
1
CW € 15.000,– A
3円5 € 15.000,– € 12.957,56
(1,05)3
Dit betekent dat, rekening houdende met 5% interest per jaar, € 12.957,56
nu gelijkwaardig is aan € 15.000,– over 3 jaar.
De contante waarde van voorbeeld 4.1 was eerder al berekend met deling
door S
3円5. De symbolen S
n円p en A
n円p vormen elkaars reciproke waarde, met
andere woorden:
n 1
S
n円p A
n円p = (1 i) = 1
(1 i)n
1
S
3円5 A
3
3円5 = (1,05) = 1,157625 0,863837598 = 1
(1,05)3
• N 3
• I% 5
• PV 0
• PMT 0
• FV 15000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 12957.56398
Opmerking
Als de FV positief is, wordt dit als een ontvangst beschouwd. Daar staat
tegenover dat de PV dan als een verplichting wordt gezien en daarom
negatief wordt weergegeven.
Tot een aantal jaren geleden werd bij het maken van interestberekeningen
vrijwel uitsluitend gebruikgemaakt van zogenoemde interesttafels.
Volledigheidshalve laten we deze oplossingsmethode zien. De interesttafels
staan op de website.
1
De A-tafel geeft de uitkomst van bij verschillende waarden van n
en p of i. (1 i)n
p
3% 4% 5%
n
1 0,970874 0,961538 0,952381
2 0,942596 0,924556 0,907029
3 0,915142 0,888996 0,863838
4 0,888487 0,854804 0,822702
5 0,862609 0,821927 0,783526
Voorbeeld 4.2
?? 37.006
4%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
CW EW10
4
De berekening kan op twee manieren:
1ste manier: 1
CW € 37.006,– A
10円4 = € 37.006,– € 25.000,– (afgerond)
(1,04)10
2de manier:
EW10 € 37.006,– CW S 10円4 → CW € 37.006,– : S
10円4
€ 37.006,– : (1,04)10 € 25.000,–
Het effect van het contant maken is sterker naarmate het interestpercentage
hoger is en naarmate de tijd waarover contant wordt gemaakt, langer is.
Uitwerking
De koper heeft de keuze om nu ineens € 13.990,– te betalen of gebruik te
maken van de betalingsregeling. Op een tijdlijn ziet die regeling er als volgt uit:
6.995 6.995
2,5%
1 2
CW
1
CW € 6.995,– € 6.995,– = € 6.995,– € 6.657,94
(1,025)2
€ 13.652,94
4 Dit betekent een korting van € 13.990,– € 13.652,94 € 337,06 ofwel 2,4%
van € 13.990,–.
© Noordhoff Uitgevers bv 61
Definities en
formules
Contante waarde De huidige waarde van een kapitaal dat over een aantal
perioden inclusief interest vervalt.
A
n 円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor de
berekening van de contante waarde (aanvangswaarde) van
één kapitaal over n perioden tegen p procent. 4
1
Contante waarde bij S.I. CW EW A
n円p EW
(1 i)n
Opgaven
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de
website beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de
website speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website
extra oefenopgaven met de volledige uitwerking.
4
* 4.1 Bereken de contante waarde van de hieronder gegeven kapitalen als zij
gedurende de onderscheiden looptijden tegen de bijbehorende percenta-
ges op samengestelde interest hebben uitgestaan.
4.2 Stel dat de afgelopen 4 jaar de inflatie gemiddeld 1,5% per jaar is geweest.
Voor een bepaald pakket levensmiddelen betaalt men nu € 637,–.
Wat betaalde men voor dat pakket 4 jaar geleden?
* 4.3 Iemand heeft op 31 december 2023 recht op een betaling van € 35.000,–. Hij
verzoekt zijn debiteur hem het bedrag op 1 januari 2017 te betalen.
Bereken welk bedrag hij ontvangt op 1 januari 2017 als men rekening houdt
met:
a 8% samengestelde interest per jaar;
b 4% samengestelde interest per halfjaar.
* 4.4 Iemand heeft op 1 januari 2009 een kapitaal uitgezet tegen samengestelde
interest. De intereststand in de jaren 2009 tot en met 2015 was 5,5% per jaar;
daarna werd de interest verlaagd tot 4% per jaar. Het kapitaal is per 31
december 2018 aangegroeid tot een bedrag van € 20.453,95.
Bereken welk kapitaal er op 1 januari 2009 werd gestort.
4.5 Iemand moet over 5 jaar een bepaalde schuld aflossen. Hij kan deze schuld nu
al voldoen onder aftrek van € 10.109,68. Bij de berekening van deze aftrek gaat
men uit van 6% samengestelde interest per jaar.
Bereken het bedrag van de aanvankelijke schuld.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 63
* 4.6 Iemand moet over 7 jaar en 8 maanden een bedrag betalen van
€ 20.000,–.
Bereken met welk bedrag hij deze schuld contant kan voldoen, als men
rekening houdt met 7% interest per jaar, waarbij over delen van een jaar
enkelvoudige interest wordt toegepast.
4.7 Een kapitaal wordt gedurende 7 jaar op basis van samengestelde interest
uitgezet. Bereken de contante waarde als:
a in het laatste jaar € 2.298,– interest wordt bijgeschreven en de interestvoet
gedurende de gehele looptijd 6% per jaar is;
b in het laatste jaar € 1.914,49 interest wordt bijgeschreven en de interestvoet
in de eerste 3 jaar 7% per jaar is en gedurende de laatste 4 jaar 5% per jaar.
* 4.8 Bij de bouw van bepaalde installaties ontstaat uit hoofde van milieuvoor-
schriften reeds bij de investering de verplichting om aan het eind van de 4
gebruiksduur over te gaan tot ontmanteling. Hiervoor dient een voorziening
te worden getroffen. De voorziening kan ineens op het moment van investe-
ren worden gevormd.
Het chemieconcern PBchem investeert per 1 januari 2016 in een nieuwe
installatie. De verwachte gebruiksduur is 25 jaar. Deze installatie moet
daarna worden ontmanteld. De geschatte kosten van ontmanteling
bedragen € 250 miljoen per 1 januari 2041. PBchem hanteert bij de
contantewaardebepaling 4% samengestelde interest op jaarbasis.
De gehele voorziening voor ontmanteling wordt direct op basis van
contante waardering gevormd per 1 januari 2016.
Bereken:
a de hoogte van de voorziening die per 1 januari 2016 wordt gevormd;
b het bedrag dat eind 2016 aan de voorziening moet worden toegevoegd.
4.9 Henk heeft een schuld die hij in 3 termijnen moet terugbetalen aan zijn
vriend Frits. Afgesproken is dat de eerste betaling van € 6.000,– aan het begin
van het eerste jaar vervalt. Henk betaalt 3 jaar later € 5.000,– en weer 3 jaar
later € 4.000,–. De overeengekomen interest is 7% per jaar.
a Bereken de contante waarde van deze schuld.
4.10 Eric heeft een schuld van € 2.500,- die hij in één keer over 2 jaar moet
aflossen. Als hij nu meteen betaalt mag hij 3% op het bedrag in mindering
brengen. Eric beschikt over voldoende banksaldo om nu al te betalen, maar
krijgt bij zijn bank 2% rente.
Hij belt met de bank en vraagt advies wat hij het beste kan doen: nu betalen
en de korting pakken of het geld op de bank laten staan en over 2 jaar betalen.
Formuleer een advies dat voor Eric financieel het beste uitpakt.
64 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 65
5
Renten
In de praktijk komt het vaak voor dat niet één bedrag wordt gestort, of dat er
maar één bedrag hoeft te worden betaald, maar dat een hele reeks van
stortingen of betalingen moet plaatsvinden. In dat geval spreken we van een
rente. Met behulp van de technieken uit de vorige hoofdstukken zouden
eindwaarde- en contantewaardebepalingen erg omslachtig worden. Dit
hoofdstuk behandelt eerst de verschillende soorten renten, waarna wordt
ingegaan op de berekening van de eindwaarde en de contante waarde.
Daarna komen berekeningen ter bepaling van het behaalde rendement en
de looptijd aan de orde. Vervolgens wordt aandacht besteed aan het
omzetten van een schuld, waarbij de overeengekomen vorm van aflossen
wordt vervangen door een andere. Dit doet zich met name voor wanneer er
betalingsproblemen zijn ontstaan, waardoor de schuld alleen maar oploopt
als er geen regeling wordt getroffen. De in dit hoofdstuk behandelde
66 © Noordhoff Uitgevers bv
Een voorbeeld van een rente vindt men ook in het volgende geval. Een
onderneming schaft een transportmiddel aan en komt met haar leverancier
overeen de koopsom in vijf termijnen van € 50.000,– te voldoen. De eerste
termijn wordt onmiddellijk bij levering voldaan, de tweede termijn na één
maand, enzovoort.
Schematisch kan men dit als volgt met een tijdlijn voorstellen:
1 2 3 4 5
Deze rente bestaat uit vijf termijnen, elk groot € 50.000,–, die met
tussenpozen van één maand betaalbaar worden gesteld.
T1 T2 T3 T4 T5 T6 Tn
1 2 3 4 5 n perioden
5
T1 T2 T3 T4 T5 Tn — 1 Tn
1 2 3 4 5 n perioden
T1 T2 T3 T4
1 2 3 4 5 6 perioden
68 © Noordhoff Uitgevers bv
Opmerking
Een drie jaar uitgestelde prenumerando rente met vier termijnen levert
dezelfde tijdlijn op.
Voorbeeld 5.1
Piet Cardol stort gedurende 4 jaar elk jaar op 1 januari € 1.500,– op een
3% spaarbankrekening. Welk bedrag kan Piet op 31 december van het
vierde jaar van zijn spaarbankrekening opnemen?
Uitwerking
Allereerst kan worden vastgesteld dat het hier een dadelijk ingaande
prenumerando rente betreft. De tijdlijn vertoont het volgende beeld:
1.500
1.500
1.500
1.500
3%
1 2 3 4
EW4
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 69
€ 1.500, – S
2 円3 € 1.500,– (1,03) 2 € 1.500,– 1,0609000 - 1.591,35
of
rn 1
Som a
r 1
1,034 1
EW4 € 1.500,– a1,03 b
1,03 1
1,1255088 1
€ 1.500,– a1,03 b
0,03
€ 1.500,– 4,3091358 € 6.463,70
Algemeen geldt dat de eindwaarde van een rente van € 1,– de optelling is
van afzonderlijke waarden van S n円p. In de financiële rekenkunde noteert
men dat als s
n円p (lees kleine s en pee). Ook hier geldt de somformule van
een meetkundige reeks waarbij (1i) de eerste term is, de reden is (1i) en
n het aantal termijnen, ofwel:
(1 i)n 1 (1 i)n 1
s
n 円p (1i) (1 i)
(1 i) 1 i
EW4 € 1.500,– s
4円3 € 1.500,– 4,3091358 € 6.463,70
70 © Noordhoff Uitgevers bv
s
n円p (1 i) (1 i) (1 i) … (1 i)
2 3 n
(1 i)n 1
s
n円p = (1 i) of anders geschreven:
i
(1 i) 1
n
s
n円p = (1 i)
i
s
n円p Toets in: [1 i][^][n][1][][][i][][1 i][]
5
s
4 円3 Toets in: [1,03][^][4][1][][][0,03][][1,03][]
uitkomst: 4,30913581.
Bij Type_getal wordt een 1 ingevuld. Dit betekent dat de stortingen prenu-
5
merando plaatsvinden, ofwel zoals in dit voorbeeld aan het begin van het
jaar. Bij postnumerando termijnen kan gekozen worden om niets in te
vullen dan wel een 0 in te voeren.
Voorbeeld 5.2
Bereken het saldo van een spaarrekening per 31 december van het
10de jaar, als men jaarlijks per 1 januari € 1.250,– op deze rekening
heeft gestort. De bank vergoedt 5% interest per jaar.
Uitwerking
Het betreft hier een dadelijk ingaande prenumerando rente met ter-
mijnen van € 1.250,– per jaar. Met behulp van een tijdlijn kan men dat
als volgt voorstellen:
EW10
Voorbeeld 5.3
Veronderstel dat men niet op 1 januari van elk jaar, maar op 31 decem-
ber van elk jaar € 1.250,– stort. Bereken ook nu EW10.
Uitwerking
Het betreft nu een dadelijk ingaande postnumerando rente met ter-
mijnen van € 1.250,– per jaar. Met behulp van een tijdlijn kan men dat
als volgt voorstellen:
EW10
Hier vindt de eerste storting pas aan het eind van het eerste jaar plaats
en deze termijn staat dus een jaar korter uit tegen interest dan de
eerste termijn bij een prenumerando rente. Dit geldt ook voor alle
volgende termijnen. De laatste termijn bijvoorbeeld levert hier (post-
numerando) geen interest meer op, terwijl de laatste termijn van een
prenumerando rente nog een vol jaar interest oplevert.
Er zijn dus 9 termijnen die interest opleveren.
Opmerkingen
1 Er hebben 10 stortingen van € 1.250,– plaatsgevonden. De eerste 9 zijn
door interest aangegroeid, de 10de niet. Deze moet echter wel worden
meegenomen in de berekening van de eindwaarde. Het cijfer 1 tussen de
haakjes is nodig om de waarde van de laatste termijn mee te nemen.
Samen zijn er dus 9 1 10 termijnen in de eindwaarde verwerkt.
De eindwaarde is immers:
€ 1.250,– s
9 円5 € 1.250,– € 1.250,– (s
9円5 1)
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 73
Voorbeeld 5.4
Uitwerking
Het gaat hier in feite om de berekening van de eindwaarde van een
kapitaal ter grootte van € 10.000,– plus de eindwaarde van een postnu-
merando rente bestaande uit 9 termijnen, elk groot € 600,–, waarvan
de laatste geen interest oplevert. Een tijdlijn geeft een en ander sche-
matisch weer.
10.000 600 600 600 600 600 600 600 600 600
3%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
EW = ?
€ 10.000,– S
9 円3 € 600,– (s
8円3 1)
(1,03)8 1
€ 10.000,– (1,03)9 € 600,– a(1,03 ) 1b
0,03
€ 10.000,– 1,304773184 € 600,– 10,15910613 € 19.143,20
74 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 5.5
Over welk bedrag kan de eigenaar van die bankrekening per 31 decem-
ber 2020 beschikken, nadat de laatste opname op 1 januari 2020 heeft
plaatsgevonden?
Uitwerking
Men kan de jaarlijkse interestbijschrijving en de jaarlijkse opname
beschouwen als twee los van elkaar staande zaken, bijvoorbeeld door
zich voor te stellen dat er niet één maar twee rekeningen zijn. Op
de eerste staat het beginbedrag van € 10.000,– en daar wordt jaar-
lijks interest op bijgeschreven, en op de andere rekening worden de
jaarlijkse opnamen als schuld geboekt plus de daarover verschuldigde
interest.
De onderstaande tijdlijn geeft een en ander schematisch weer.
(1,04)8 1
€ 10.000,– (1,04)9 € 500,– (1,04)
0,04
€ 10.000,– 1,423312 € 500,– 9,582795
1ste rekening:
• N 9
• I% 4
76 © Noordhoff Uitgevers bv
• PV 10000
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 14233.11812
2de rekening:
• N 8
• I% 4
• PV 0
• PMT 500
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (prenumerando rente)
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 4791.397655
5
EW2020 € 14.233,11812 € 4.791,397655 € 9.441,72
Voorbeeld 5.6
Uitwerking
Allereerst kan worden vastgesteld dat het een dadelijk ingaande post-
numerando rente betreft. Schematisch:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 77
1 2 3 4
1
€ 900,– A
2 円4 € 900,– € 900,– 0,924556 - 832,10
(1,04)2
1 5
€ 900,– A
3円4 € 900,– € 900,– 0,888996 - 800,10
(1,04)3
1
€ 900,– A
4円4 € 900,– € 900,– 0,854804 - 769,32
(1,04)4
Totale contante waarde € 3.266,91
CW € 900, (A
1 円4 A
2円4 A
3円4 A
4円4 ) € 3.266,91
of
1 1 1 1
CW € 900,– b r
(1,04)1 (1,04)2 (1,04)3 (1,04)4
In feite is er sprake van een meetkundige reeks, waarbij elke volgende term
1
keer lager is. De somformule van een meetkundige reeks luidt:
(1,04)
1 rn
Som a
1 r
78 © Noordhoff Uitgevers bv
a
4円4 Toets in:[()][1,04][^][4][][1][][][0,04][]
Voorbeeld 5.7
Uitwerking
Er is sprake van een dadelijk ingaande prenumerando rente.
De tijdlijn wordt:
80 © Noordhoff Uitgevers bv
1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250
6%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
CW = ?
Voorbeeld 5.8
Als de belegger uit voorbeeld 5.7 de 10 bedragen van € 1.250,– niet aan
het begin van een jaar zou ontvangen, maar aan het einde van elk jaar,
wat is dan de contante waarde?
Uitwerking
Er is nu sprake van een dadelijk ingaande postnumerando rente.
1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250 1.250
6%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
CW = ?
1 1 1 1
CW € 1.250,– a + c+ b
1,061 1,062 1,063 1,0610
1
1
(1,06)10
€ 1.250,– a
10円6 € 1.250,–
0,06
€ 1.250,– 7.360087051 € 9.200,11
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 81
Opmerking
Merk op dat ook hier verband bestaat tussen de uitkomsten van de twee
bovenstaande voorbeelden:
€ 9.200,11 1,06 € 9.752,12
Ofwel: CW postnumerando (1 i) CW prenumerando
Uitwerking
Omdat er in de reeks van termijnen nu een aantal ontbreekt, moet de
berekening van de contante waarde in twee stappen worden gesplitst. Als
eerste wordt de contante waarde per 1 januari 2019 van de 6 termijnen van
€ 5.000,– berekend. Vervolgens berekenen we van dit bedrag de contante
waarde per 1 januari 2017. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
stap 2 stap 1
A2 5 a6 5
CW € 5.000,– a
6 円5 A
2円5
1 1 1 1 1
€ 5.000,– a c+ 6b
1,05 1 1,05 2 1,05 3 1,05 1,052
1
1
(1,05)6 1
€ 5.000,– € 23.019,–
0,05 1,052
Alternatieve uitwerking 1
Zo kan men ook beginnen met het berekenen van de contante waarde
per 1 januari 2020 om vervolgens dit bedrag 3 jaar terug te brengen
naar 1 januari 2017. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
stap 2 stap 1
A3 5 (a5 5 + 1)
CW € 5.000,– (a
5 円5 1) A
3円5
1 1 1 1 1
€ 5.000,– a1 c b
1,051 1,052 1,053 1,055 1,053
€ 23.019,–
Alternatieve uitwerking 2
5
Men kan ook de contante waarde van 8 termijnen berekenen en daar
vervolgens de contante waarde van de 2 niet–bestaande termijnen van
aftrekken. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
a8 5
CW € 5.000,– (a
8円5 a
2円5 )
1 1 1 1 1
€ 5.000,– e a + c+ b a bf
(1,05)1 (1,05)2 (1,05)8 (1,05)1 (1,05)2
€ 23.019,–
Bepaling van de contante waarde bij uitgestelde renten met behulp van
de grafische rekenmachine
Het vraagstuk van voorbeeld 5.9 zal ook met de grafische rekenmachine in
twee stappen moeten worden opgelost. Allereerst worden de 6 betalingen
van € 5.000, contant gemaakt per 1 januari 2020.
• N 6
• I% 5
• PV 0
• PMT 5000
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN (prenumerando)
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 26647.38335
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 83
Vervolgens wordt dit bedrag over een periode van 3 jaar contant gemaakt
per 1 januari 2017.
• N 3
• I% 5
• PV 0
• PMT 0
• FV 26647.38335
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 23019.01164
E6 ƒx =D6/(1+$D$3)^(B6-1)
A B C D E
1 Berekening contante waarden bij uitgestelde renten
2
3 Rentepercentage: 5%
4
contante
betaling per waarde per
5 jaren jaartal 1 januari 1 januari 2017
6 1 1-1-2017 Û - Û -
7 2 1-1-2018 Û - Û -
8 3 1-1-2019 Û - Û -
9 4 1-1-2020 Û 5.000,00 Û 4.319,19
10 5 1-1-2021 Û 5.000,00 Û 4.113,51
11 6 1-1-2022 Û 5.000,00 Û 3.917,63
12 7 1-1-2023 Û 5.000,00 Û 3.731,08
13 8 1-1-2024 Û 5.000,00 Û 3,553,41
14 9 1-1-2025 Û 5.000,00 Û 3.384,20
15 Û 23.019,01
Ook kan als alternatief eerst de contante waarde per 1 januari 2019 worden
bepaald, om vervolgens dit bedrag in één keer terug te brengen naar
1 januari 2017.
Voer daarvoor in cel E8 de volgende functie in: HW(D3;6;D9;;0).
Vervolgens in cel E6 de functie: HW(D3;2;;E8).
Voorbeeld 5.10
Uitwerking
Omdat er in de reeks van stortingen een aantal ontbreekt, moet de
5
berekening van de eindwaarde in twee delen worden gesplitst. Als
eerste wordt de eindwaarde per 31 december 2015 van de 6 stortingen
van € 750,– berekend. Vervolgens berekenen we van dit bedrag de
eindwaarde per 31 december 2018. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt
uit:
stap 1 stap 2
s6 2.5 S3 2.5
EW2018 € 750,– s
6 円2,5 S
3 円2,5
1 2 3 6 3
€ 750,– (1,025 1,025 1,025 … 1,025 ) 1,025
1,0256 1 3
€ 750,– a1,025 b 1,025 € 5.288,15
0,025
Alternatieve uitwerking 1
Zo kan men ook starten met het berekenen van de eindwaarde per
1 januari 2015. Dit bedrag staat dan vervolgens nog 4 jaar uit tegen
2,5% tot 31 december 2018. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
stap 1 stap 2
(s5 2.5 + 1) S4 2.5
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 85
EW2018 € 750,– (s
5 円2,5 1) S
4円2,5
Alternatieve uitwerking 2
Men kan ook de eindwaarde van 9 stortingen berekenen en daar
vervolgens de eindwaarde van de 3 niet-bestaande stortingen van
aftrekken. Op een tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
s9 2.5
750 750 750 750 750 750 750 750 750 EW = ?
2.5%
2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
–750 –750 –750 –s3 2.5
EW2018 € 750,– (s
9円2,5 s
3 円2,5 )
Vervolgens wordt van dit bedrag de eindwaarde over 3 jaar bepaald per
31 december 2018.
• N 3
• I% 2,5
• PV 4910.57261
• PMT 0
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: BEGIN
• Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 5288.149607
86 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 5.11
Uitwerking
In feite gaat het hier om een eeuwigdurende rente met postnume-
rando jaartermijnen van € 40,–. Als deze persoon de nominale waarde
van € 1.000,– voor die obligatie zou betalen, ontvangt hij slechts 4%
rendement over zijn geïnvesteerd vermogen. Dit houdt dus in dat hij
minder dan € 1.000,– voor die obligatie zal betalen. Aangezien hij
weet dat hij nooit meer dan € 40,– per jaar zal ontvangen, stelt hij die
opbrengst gelijk aan 5% van zijn investering.
Ofwel:
0,05 CW € 40,–
€ 40,–
CW € 800,–
0,05
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 87
Immers, als hij € 800,- op een spaarbank uitzet tegen 5% interest per
jaar, kan hij in het vervolg ook € 40, per jaar aan rente ontvangen.
Hij bereikt daarmee hetzelfde rendement als met de aankoop van die
obligatie.
CW postnumerando (1 i) CW prenumerando
€ 800,– 1,05 € 840,–
Uit dit voorbeeld kan worden afgeleid dat de algemene formule voor de
5
contante waarde van een eeuwigdurende postnumerando rente is:
T
CW
i
waarin:
CW de contante waarde;
T de jaarlijkse termijn;
i het interestperunage.
Voorbeeld 5.12
Uitwerking
T : 1.000,–
CW = € 20.000,–
i 0,05
Dit kan men ook vinden door de contante waarde uit te schrijven als:
a
Som
1r
waarin:
€ 1.000,–
a de eerste termijn, hier:
1,05
1
r de reden, hier:
1,05
€ 1.000,–
5 1,05 € 1.000,– € 1.000,–
CW = = € 20.000,–
1 1,05 1 0,05
1
1,05
Voorbeeld 5.13
EW = 16.274,29
EW2017 € 1.500,– s
8 円p € 16.274,29
Voorbeeld 5.14
Harrie van Eck begint een zaak in natuurvoeding. Hij huurt een mooie
locatie in het buitengebied en heeft bij de bank een 8% lening afge-
sloten van € 25.000,–. Met de bank is afgesproken dat hij jaarlijks aan
aflossing en interest samen € 5.000,– betaalt. De eerste maal over een
jaar. Harrie vraagt zich hoelang het duurt voordat de hele lening van
€ 25.000,– zal zijn terugbetaald.
Uitwerking
In feite gaat het om een postnumerando rente met n jaartermijnen van
€ 5.000,– die tegen 8% interest per jaar nu contant € 25.000,– waard is.
De volgende tijdlijn geeft dit schematisch weer:
CW = 25.000
€ 25.000,– € 5.000,– a
n 円8
1 1 1 1
: 25.000,9 € 5.000,– a c b =
1,081 1,082 1,083 1,08n
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 91
1
1
1,08n
: 25.000,9 € 5.000,–
0,08
1
1
1,08n
5
0,08
1
1 0,4
1,08n
1
0,6
1,08n
1
1,08n
0,6
1,08n 1,666667
Op basis van voorbeeld 5.14 kan in Excel het volgende werkblad worden
opgesteld:
92 © Noordhoff Uitgevers bv
Het restant wordt op X gesteld en wordt eind van het 6de jaar samen met de
afgesproken termijn van € 5.000,– betaald. Op een tijdlijn ziet dat er als
volgt uit:
CW = 25.000
€ 25.000,– € 5.000,– a
6 円8 X A
6 円8
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 93
1 1 1 1 1
€ 25.000,– € 5.000,– a + c+ b X
1,081 1,082 1,083 1,086 1,086
1
1
1,086 1
€ 25.000,– € 5.000,– X
0,08 1,086
Het restant X wordt hier dus aan het eind van het 7de jaar betaald. Op een
tijdlijn ziet dat er als volgt uit:
CW = 25.000
€ 25.000,– € 5.000,– a
6円8 X A
7 円8
1 1 1 1 1
€ 25.000,– € 5.000,– a + c b +X
1,081 1,082 1,083 1,086 1,087
94 © Noordhoff Uitgevers bv
1
1
1,086 1
€ 25.000,– € 5.000,– X
0,08 1,087
: 25.000,– = €5.000,– a 6円8 X A
7円8
€ 25.000,– € 5.000,– 4,622880 0,583490 X
€ 25.000,– € 23.114,40 0,583490 X
X € 3.231,59
Dit laatste bedrag had ook anders bepaald kunnen worden. Het restant
wordt namelijk exact 1 jaar later betaald dan bij het eerste alternatief,
ofwel € 2.992,21 1,08 € 3.231,59.
§ 5.8 Schuldomzetting
Particulieren en bedrijven kunnen in betalingsproblemen komen. De
oorzaak hiervan kan divers zijn, zoals tegenvallende omzetten, kredietcrisis,
onverwacht noodzakelijke uitgaven, verlies van werk, en echtscheiding. Dit
treft niet alleen bedrijven en particulieren maar ook landen. Zuid-Europese
landen en met name Griekenland zijn hiermee uitvoerig in het nieuws
geweest. Om een faillissement te voorkomen kan men met de schuldeiser
proberen tot overeenstemming te komen en de schuld om te zetten. De
kern van de oplossing is vaak een verlenging van de looptijd waardoor de
acute betalingsproblemen worden verkleind. Het is ook mogelijk dat een
contante schuld wordt omgezet in een schuld met aflossing in termijnen.
Voorbeeld 5.15
Uitwerking
Essentieel bij de oplossing van dit soort vraagstukken is de gelijk-
stelling van beide betalingsmethoden. De contante waarde van de
resterende 10 termijnen van € 10.000,– moet gelijk zijn aan de con-
tante waarde van de 20 nieuwe termijnen. Zouden die twee contante
waarden niet aan elkaar gelijk zijn, dan zou bijvoorbeeld de debiteur
vergeleken met de oorspronkelijke afspraak te veel betalen, of zou de
crediteur te weinig ontvangen. In beide gevallen zou de omzetting
door een van de partijen worden afgewezen.
Stelt men de nieuwe jaartermijn op X, dan zijn met behulp van een
tijdlijn beide betalingsmethoden als volgt voor te stellen:
X X X X X X
9%
2017 2018 2019 2034 2035 2036
€ 10.000,– a
1
0円9 X a
2
0円9
1 1 1 1 1 1
€ 10.000,– a + + c+ b X a + + c+ b
1,091 1,092 1,0910 1,091 1,092 1,0920
1 1
1 1
1,0910 1,0920
€ 10.000,– X
0,09 0,09
€ 64.176,58 9,128546 X
X € 7.030,32
96 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 5.16
A heeft een schuld aan B van € 12.500,– die nu zou moeten worden
betaald. Door omstandigheden beschikt A niet over dit bedrag en
hij verzoekt B zijn schuld te mogen aflossen in 6 jaarlijkse bedragen,
waarvan de eerste over 1 jaar. B stemt toe, maar berekent wel 5% inte-
rest per jaar.
Bereken de jaarlijkse termijn.
Uitwerking
Hier wordt dus een contante schuld omgezet in een postnumerando
rente met 6 jaartermijnen. Stelt men de jaartermijn op X, dan wordt de
tijdlijn:
12.500 X X X X X X
5%
1 2 3 4 5 6
5
€ 12.500,– X a
6円5
1 1 1
€ 12.500,– X a + c+ b
1,051 1,052 1,056
1
1
1,056
X
0,05
X € 2.462,72
Ook bij het omzetten van een schuld kan Excel gebruikt worden. Ten eerste
wordt met behulp van de functie HW de contante waarde van de restant-
schuld bepaald, op de wijze die in paragraaf 5.3 is behandeld. Vervolgens
wordt voor het bepalen van de nieuwe reeks betalingen gebruikgemaakt
van de financiële functie BET. Deze bepaalt de periodieke betalingen.
Voorbeeld 5.17
§ 5.9 Investeringsbeoordeling
Bij investeren wordt geld uitgegeven aan een machine die, of project dat in de
toekomst ontvangsten oplevert. Er is sprake van onzekerheid en tijdvoorkeur.
Er wordt immers nú geld uitgegeven terwijl de ontvangsten op zich laten
wachten. Financiële rekenkunde wordt veelvuldig toegepast bij de beoordeling
of een investering zinvol is. Bij het beoordelen van investering gaat het om
98 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 5.18
−600.000
8%
1 2 3 4 5
155.000 155.000 155.000 155.000 155.000
NCW = ? 20.000
In plaats van de netto contante waarde te bepalen had ook het gereali-
seerd rendement berekend kunnen worden. Als dit 8% of meer is, mag
de investering als economisch verantwoord worden bestempeld.
€ 600.000,- € 155.000,- a
5円p € 20.000,- A
5円p
Om dit te berekenen maken we gebruik van de Excel-functie IR. Dit
staat voor Interne Rentevoet.
Op basis van voorbeeld 5.18 kan in Excel onderstaand werkblad wor-
den opgesteld:
© Noordhoff Uitgevers bv RENTEN 99
C12 ƒx =IR(C5:C10)
A B C
1
2 Bepaling rendement investering
3
4
5 Investeringsuitgave Û -600.000
6 Cashflow 1 Û 155.000
7 Cashflow 2 Û 155.000
8 Cashflow 3 Û 155.000
9 Cashflow 4 Û 155.000
10 Cashflow 5 (inclusief restwaarde) Û 175.000
11
12 Gerealiseerd rendement: 10,00%
13
14
5
15
IR
Waarden C5:C10 = {-600000;155000;155000;155000;155...
Schatting = getal
= 0,099993821
Berekent de interne rentabiliteit voor een reeks cashflows.
Waarden is een matrix of verwijzing naar cellen die getallen bevatten waarvoor u
de interne rentabiliteit wilt berekenen.
(Bank)Spaarhypotheek
Tijdens de looptijd van een bankspaarhypotheek wordt niets afgelost. De
geldnemer betaalt de volle looptijd rente over de hoofdsom. Daarnaast
betaalt hij maandelijks een spaarpremie. Dit bedrag wordt door de
geldgever belegd, en wel tegen hetzelfde percentage als de overeengekomen
hypotheekrente. Voordeel van deze hypotheekvorm is dat de geldnemer
over de volle looptijd kan profiteren van belastingvoordeel over de betaalde
rente en tegelijkertijd op een aantrekkelijke wijze vermogen opbouwt.
Spaarhypotheken waren erg populair. Met ingang van 2013 is het door de
‘Wet herziening fiscale behandeling eigen woning’ niet meer toegestaan om
nieuwe leningen op deze voorwaarden af te sluiten. Er zijn echter nog veel
huishoudens met dit soort hypotheken.
Voorbeeld 5.19
Voor de aankoop van een nieuwe woning sluit de eigenaar een 6,6%-
5
spaarhypotheek af van € 300.000,–. De looptijd is 30 jaar. Zowel de
interest als de spaarpremie moet maandelijks aan het begin van de
maand worden betaald.
Bereken de maandelijks te betalen bedragen aan interest en
spaarpremie.
Uitwerking
0,066 € 300.000,–
De interest per maand bedraagt: € 1.650,–
12
(1,0055)360 1
€ 300.000,– X (1,0055)
0,0055
€ 300.000,– 1134,122947X
X € 264,52
Uitwerking
0,09 € 300.000,–
De interest per maand bedraagt: € 2.250,–
12
Voor de berekening van de spaarpremie wordt uitgegaan van
9,0%
0,75% per maand:
12 5
(1,0055)60 1 (1,0075)300 1
€ 300.000,– 264,52 (1,0055) (1,09)25 + X (1,0075)
0,0055 0,0075
€ 300.000,– 162.511,09 1.129,530352X
X € 121,72
Voorbeeld 5.20
Privélimiet Plus
Rentepercentages Privélimiet Plus
De verschillende mogelijkheden met de bijbehorende rentepercentages
Limiet in EUR Maandlast (o.b.v. 2,5% Effectieve rente Theor. looptijd in Totale prijs van het
van de kredietlimiet) op jaarbasis maanden krediet in EUR
Uitwerking
Het interesttarief per maand bedraagt:
(1 i)12 1,149
5 1/12
(1 i) 1,149
i 1,1491/12 1 1,01164 1 0,01164 ofwel 1,164% per maand
1
1
(1,01164)n
€ 1.000,– € 25,–
0,01164
1
1
(1,01164)n
40
0,01164
1
0,4656
(1,01164)n
1
0,5344
(1,01164)n
1,01164n 1,871257
n log 1,01164 log 1,871257
n 54,14 maanden
Rijbewijs op afbetaling
Aanbiedingen waarbij auto’s, meubels, audio- en videoapparatuur te koop
worden aangeboden, waarbij de klant de aankoopprijs in termijnen kan
betalen, zijn algemeen bekend. Soms wordt ook de mogelijkheid gecreëerd
om een dienst op afbetaling aan te schaffen. In het volgende voorbeeld
wordt het aanbod van een rijschool behandeld.
Voorbeeld 5.21
te betalen. In de kleine lettertjes staat dat er dan een rente van 1,5% per
maand in rekening wordt gebracht.
Wat is de interest op jaarbasis, en wat is de looptijd?
Uitwerking
Per jaar wordt in rekening gebracht:
(1 i) (1,015)12
i (1,015)12 1 1,195618 1 0,1956
ofwel 19,56%
€ 1.800,– € 40,– a
n円1,5
1
1
(1,015)n
€ 1.800,– € 40,–
0,015
1
1
(1,015)n
45
0,015
5
1
1 0,675
(1,015)n
1
0,325
(1,015)n
1,015n 3,076923
n log 1,015 log 3,076923
n 75,48 ofwel ruim 75 maanden (meer dan 6 jaar!)
Beleggingsrendement
Als geld op een spaarrekening wordt gestort is het interestpercentage dat de
spaarder kan verdienen in vrijwel alle gevallen vooraf bekend. Als geld
echter in aandelen of beleggingsfondsen wordt omgezet is vooraf nooit
bekend wat verdiend zal worden. Achteraf kan op eenvoudige wijze
berekend worden wat het behaalde rendement is geweest.
Voorbeeld 5.22
Uitwerking
(1 i)5 1,175
(1 i) 1,1751/5
i 1,1751/5 1 1,032779 1 0,0328 ofwel 3,3%
Dit is wellicht ook een mooi rendement, maar het komt anders over
dan het in het bericht gestelde.
104 © Noordhoff Uitgevers bv
Definities
en formules
Renten Een aantal periodiek, met gelijke tussenpozen vervallende
bedragen.
a
n円p Symbool uit de financiële rekenkunde dat staat voor de
berekening van de contante waarde (aanvangswaarde) van een
rente over n perioden tegen p procent.
Uitgestelde renten Een vorm van aflossen van een lening waarbij de eerste
betaling pas na een aantal perioden plaatsvindt.
Eeuwigdurende renten Periodieke betalingen die blijven voortduren door het ontbre-
ken van aflossingen.
Opgaven
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.
* 5.1 Bereken de eindwaarde na 15 jaar van een rente met 15 jaartermijnen van
€ 1.200,– op basis van 6% samengestelde interest per jaar als:
a de termijnen prenumerando vervallen;
5
b de termijnen postnumerando vervallen.
c Toon aan dat de uitkomsten van a en b van elkaar kunnen worden afgeleid.
5.2 Bereken de eindwaarde aan het eind van het 7de jaar van een halfjaarlijkse
rente groot € 375,– als de eerste termijn per het begin van het 1ste jaar wordt
voldaan en men zich baseert op 3% samengestelde interest per halfjaar.
* 5.3 Iemand stort jaarlijks met ingang van 1 januari 2012 € 1.500,– op een
bankrekening. De laatste storting vindt plaats op 1 januari 2022. De bank
schrijft jaarlijks 4% interest op de rekening bij.
Bereken het saldo op deze spaarrekening per:
a 1 januari 2023;
b 1 januari 2022;
c 31 december 2022.
5.7 Een vader opent op 1 september 2017 een spaarrekening ten gunste van zijn
dochter die volgens de planning op 1 september 2019 gaat studeren. Hij is
goed op de hoogte van het bestedingspatroon van zijn dochter.
106 © Noordhoff Uitgevers bv
Hij stort daarom jaarlijks, te beginnen op 1 september 2017 en voor het laatst
op 1 september 2021, een bedrag van € 2.196,34 op een rekening waarop 6%
interest per jaar wordt vergoed.
De dochter, die geen rekening met studievertraging houdt, neemt jaarlijks,
voor de eerste maal op 1 september 2019, € 3.000,– van de rekening op. De
laatste maal neemt zij dit bedrag per 1 september 2022 op.
Bereken op basis van samengestelde interest het saldo op deze rekening:
a per 1 september 2019, na de storting op die datum maar vóór de opname op
die dag;
b per 1 september 2022 na de opname van die dag.
* 5.8 Een spaarder besluit met ingang van 1 januari 2009 ieder halfjaar een bedrag
van € 250,– te sparen. Hij is van plan dit voor de laatste maal op 1 juli 2020 te
doen en het hele tegoed op 1 januari 2021 op te nemen.
De bank garandeert hem de volgende interest:
• gedurende de jaren 2009 t/m 2011: 1,25% per halfjaar;
• gedurende de jaren 2012 t/m 2015: 1,50% per halfjaar;
• gedurende de jaren 2016 t/m 2021: 3,53% per jaar.
a Bereken het tegoed waarover de spaarder kan beschikken op 1 januari 2021.
5
In afwijking van de plannen besluit de spaarder met ingang van 1 januari 2016
te stoppen met de periodieke stortingen. In plaats daarvan neemt hij elk
halfjaar € 100,– op, voor de eerste maal op 1 januari 2016 en voor de laatste
maal op 1 juli 2020.
b Bereken het tegoed waarover de spaarder nu kan beschikken op 1 januari
2021.
* 5.9 Een bedrijf moet jaarlijks per 31 december een bedrag van € 24.000,– betalen.
Het besluit hiervoor maandelijks op de laatste dag van de maand een gelijk
bedrag op een spaarrekening te zetten, zodat het saldo van deze rekening per
31 december precies gelijk is aan de betalingsverplichting. De rente op de
spaarrekening bedraagt 0,5% samengestelde interest per maand.
Bereken welk bedrag maandelijks gestort moet worden.
* 5.10 Bereken de contante waarde van 15 termijnen groot € 1.000,– per jaar op basis
van 6% interest per jaar als:
a de termijnen prenumerando vervallen;
b de termijnen postnumerando vervallen.
Toon aan dat de uitkomsten van a en b van elkaar kunnen worden afgeleid.
* 5.11 Bereken de contante waarde per 1 juli 2020 van een rente groot € 3.000,– per
halfjaar, waarvan de eerste termijn vervalt op 1 januari 2021 en de laatste op
1 juli 2020, bij een interestvergoeding van 4% per halfjaar.
* 5.12 Bereken de contante waarde van 20 termijnen groot € 700,– per halfjaar op
basis van 8% interest per jaar als de termijnen postnumerando vervallen.
5.13 Iemand heeft op 1 januari 2019 een schuld van € 40.000,–. Met de schuldeiser
maakt hij de afspraak dat deze schuld als volgt zal worden verrekend:
• Hij betaalt met ingang van 1 januari 2020 en vervolgens op 1 januari van
de volgende 4 jaren € 8.000,–.
• De schuldeiser berekent 5% interest per jaar en de totale interest wordt
afgerekend op 1 januari 2019.
Bereken het bedrag dat de schuldenaar op 1 januari 2019 moet voldoen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 107
* 5.14 Een student heeft door zijn studie een flinke studieschuld opgebouwd, die hij
in een aantal jaren gespreid moet aflossen. Omstandigheden maken het hem
mogelijk de gehele schuld nu ineens af te lossen. De schuldeiser in Groningen
is bereid hierover te onderhandelen.
Is het in het belang van de student om het hierbij toe te passen interestper-
centage zo hoog of zo laag mogelijk overeen te komen? Antwoord motiveren.
* 5.15 Bereken de eindwaarde per 31 december 2019 van een rente groot € 850,– per
jaar, waarvan de eerste termijn wordt betaald op 1 januari 2000 en de laatste
op 1 januari 2014. De berekening moet plaatsvinden op basis van 5% interest
per jaar.
* 5.16 Bereken de contante waarde van een 4 jaar uitgestelde prenumerando rente,
bestaande uit 7 jaarlijkse termijnen die elk € 2.350,– groot zijn, bij een
interestvoet van 6% per jaar.
5.17 Een vader stort ten behoeve van zijn pasgeboren zoon jaarlijks € 500,– op een
spaarrekening, voor het eerst op 1 januari 2004. In augustus 2016 wordt hij
werkloos en stopt hij met de jaarlijkse stortingen. De bank vergoedt 5%
5
interest per jaar.
Over welk bedrag kan de zoon per 1 januari 2022 beschikken?
* 5.18 De ouders van een studente sparen jarenlang de kinderbijslag die zij ontvan-
gen. We gaan ervan uit dat de kinderbijslag telkens op de verjaardag van de
studente wordt ontvangen. De eerste 11 jaar ontvangen haar ouders
€ 750,– kinderbijslag per jaar. Van haar 12de t/m haar 17de verjaardag
ontvangen zij € 1.000,– per jaar. De bank vergoedt 2,5% rente per jaar.
a Bereken het saldo op de spaarrekening direct na de ontvangst van de 17de
kinderbijslag.
Veronderstel dat het saldo in vraag a exact € 17.000,– is. Dit bedrag heeft de
studente meteen op haar 17de verjaardag op een internetspaarrekening
weggezet. Zij gaat pas studeren als ze 20 jaar wordt. Op haar 20ste verjaardag
bedraagt het saldo € 18.793,62.
b Welk rentepercentage heeft de studente gemiddeld per jaar ontvangen?
De studente is van plan 5 jaar te gaan studeren. Ze wil ieder jaar op haar
verjaardag een bedrag opnemen. Het eerste bedrag neemt zij direct op haar
20ste verjaardag op. Ze ontvangt 3% interest per jaar.
c Welk bedrag kan de studente jaarlijks op haar verjaardag van de spaarreke-
ning opnemen?
5.19 Bereken de contante waarde van een dadelijk ingaande eeuwigdurende rente
van € 4.000,– per jaar op basis van 8% interest als:
a de termijnen postnumerando vervallen;
b de termijnen prenumerando vervallen.
* 5.20 Iemand wil een 4%-grootboekobligatie kopen met een nominale waarde van
€ 1.000,–. Deze obligaties zijn onaflosbaar en de interest wordt eenmaal per
jaar uitgekeerd. Bereken wat hij voor deze obligatie zal willen betalen als de
eerste interestuitkering over een jaar plaatsvindt en hij 8% over geïnvesteerd
vermogen wil maken.
108 © Noordhoff Uitgevers bv
* 5.21 Iemand heeft per 1 januari 2008 en verder telkens aan het begin van elk jaar
€ 2.000,– op een spaarrekening gestort. Het saldo van deze rekening blijkt op
31 december 2019 € 40.990,59 te zijn.
Bereken het percentage per jaar dat de bank op deze rekening heeft vergoed,
met behulp van Excel of de grafische rekenmachine.
* 5.22 Gelezen in een advertentie: ‘Een lening van € 3.500,– kan in 50 maandelijkse
termijnen van € 100,– worden terugbetaald. De eerste termijn vervalt één
maand na de ontvangst van het leningsbedrag.’
Bereken hoeveel procent samengestelde interest per jaar in rekening wordt
gebracht.
* 5.23 De contante waarde van een dadelijk ingaande prenumerando rente, waarvan
elke termijn € 1.730,25 groot is, blijkt onder verrekening van 7% interest per
jaar € 13.003,23 te zijn.
Bereken het aantal termijnen van deze rente.
* 5.24 Een schuld met een contante waarde van € 50.000,– zal onder verrekening
van 6% interest per jaar worden betaald in termijnen van € 5.000,– per jaar.
5
De eerste betaling zal over een jaar plaatsvinden. Elke termijn bestaat uit
aflossing en interest.
Bereken:
a hoeveel keer het volle bedrag van € 5.000,– moet worden betaald;
b hoe hoog de laatste betaling wordt als het restant samen met de laatste
betaling van € 5.000,– wordt voldaan;
c wat er een jaar na de laatste betaling van € 5.000,– moet worden voldaan,
als het restant op dat moment wordt verrekend.
5.25 Een gemeente ging op 1 januari 2014 een lening aan van € 15.000,–. De schuld
zal worden afgelost in jaarlijkse termijnen van € 1.000,–, te beginnen op
1 januari 2015.
Elke termijn bestaat uit aflossing en interest.
Op de datum waarop voor de laatste maal de volle termijn moet worden
betaald, zal tevens de rest van de schuld worden verrekend. Men baseert zich
op 4% interest per jaar.
a Bereken die datum.
b Bereken het bedrag van het restant.
* 5.27 Een contante schuld groot € 20.000,– zal onder verrekening van 7% interest
per jaar worden omgezet in een dadelijk ingaande jaarlijkse rente, bestaande
uit 8 termijnen waarvan de eerste over een jaar vervalt.
Bereken de grootte van die termijnen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 109
* 5.28 Een instelling krijgt van het ministerie een boete opgelegd van € 23 miljoen.
Zij moet deze boete in 3 jaarlijkse, gelijke postnumerando bedragen terugbe-
talen onder verrekening van 7% interest.
a Bepaal de hoogte van de jaarlijkse betalingen.
5.29 A moet op 1 januari 2019, 2020 en 2021 telkens € 2.000,– aan B betalen. A wil
deze verplichting omzetten en ziet kans om eind 2016 al € 500,– te betalen
en vervolgens telkens per 31 december € 900,–, voor de eerste maal op
31 december 2017. A en B komen overeen om voor deze nieuwe betalingsrege-
ling 8% interest per jaar te hanteren.
a Hoe vaak zal A het volle bedrag van € 900,– moeten betalen?
b Hoe groot is het restbedrag dat A precies een jaar na de laatste betaling van
€ 900,– nog zal moeten voldoen?
5
* 5.30 De onderneming Contacta bv heeft de keuze uit 2 investeringsprojecten, A en B.
De investering voor project A bedraagt € 3.000.000,- en zal 5 jaar lang een
netto-ontvangst van € 900.000,- per jaar opleveren.
Project B vergt een investeringsuitgave van € 2.400.000,-. De eerste twee jaar
levert project B jaarlijks een netto-ontvangst op van € 1.000.000,-. Daarna
volgen nog drie jaar met een jaarlijkse netto-ontvangst van € 500.000,-.
De investeringsuitgaven voor beide projecten vinden plaats aan het begin van
het eerste jaar. De netto-ontvangsten worden aan het einde van een jaar
ontvangen. Er zijn voor beide projecten geen restwaarden.
a Bereken voor beide projecten de netto contante waarde als de directie van
Contacta bv een minimum rendement van 8% vereist.
b Geef een advies waarin je gemotiveerd aangeeft of de projecten acceptabel zijn.
5.31 Forward bv is van plan € 2.500.000,- te investeren in een project dat een
looptijd van 5 jaar kent. Na afloop is de restwaarde nihil. De jaarlijkse
netto-ontvangsten zijn naar verwachting € 800.000,-.
a Bereken de netto contante waarde als de directie een minimumrendement
van 10% vereist.
5.32 Een ondernemer verwacht € 30.000,- te moeten investeren voor een nieuwe
machine. Na uiterlijk 5 jaar zal die weer aan vervanging toe zijn. De inruil-
waarde wordt op 10% van de aanschafwaarde geschat. De cashflows zijn
jaarlijks € 7.500,- exclusief restwaarde.
a Bereken de netto contante waarde van deze investering op basis van 10%,
ervan uitgaande dat alle cashflows met uitzondering van de investering aan
het eind van het jaar plaatsvinden.
b Geef een gemotiveerd advies aan de ondernemer op de vraag of het
bedrijfseconomisch verantwoord is te investeren in deze machine.
110 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 111
6
Annuïteiten
6.1 Begripsvorming
6.2 Berekening van de annuïteit
6.3 Het verband tussen de aflossingen
6.4 Berekening van de schuldrest
6.5 Afgeronde annuïteiten
6.6 Het onderlinge verband
6.7 Voorbeeld uit de praktijk
Definities en formules
Opgaven
De meeste leningen worden niet in één keer afgelost maar door middel van
een reeks betalingen gedurende de looptijd van de lening. Tot de jaren
tachtig van de vorige eeuw was de annuïteitenlening dé vorm van lenen.
Een annuïteitenlening bood de zekerheid dat aan het einde van de looptijd
de schuld was afgelost. Eind vorige eeuw werden door banken steeds meer
producten ontwikkeld die fiscaal aantrekkelijker waren en gezien het toen
gunstige beursklimaat de kans boden op extra rendement. Hierdoor raakte
de annuïteitenlening wat minder in trek. Vanaf 1 januari 2013 kan bij een
nieuw af te sluiten hypotheek alleen nog gekozen worden voor een annuï-
teitenhypotheek of een lineaire hypotheek, als men in aanmerking wil
komen voor hypotheekrenteaftrek. Voor alle andere vormen is de hypo-
theekrenteaftrek vervallen.
Bij een annuïteitenlening worden het aflossingsdeel en het interestdeel op
een zodanige manier berekend, dat de som van beide (de annuïteit) telkens
gelijk is. Deze annuïteit is eigenlijk een bijzondere rente. De annuïteit
bestaat uit een aflossingsdeel en een interestdeel, waarbij de samenstelling
112 © Noordhoff Uitgevers bv
verandert, maar het totaal gelijkblijft. Het voordeel van dit systeem is dat
men altijd eenzelfde bedrag betaalt, hetgeen gunstig is voor bijvoorbeeld
een liquiditeitsplanning.
§ 6.1 Begripsvorming
Wanneer men een lening aangaat, moet hierover niet alleen rente worden
betaald, maar zal deze ook moeten worden afgelost. Dit aflossen kan op veel
verschillende manieren plaatsvinden, zoals
• in één keer aan het einde van de looptijd;
• met jaarlijks gelijke bedragen (lineaire aflossing);
• met behulp van annuïteiten.
6
Als we uitgaan van een 6%-lening van € 10.000,– die na vier jaar in één keer
wordt afgelost zijn de jaarlijkse betalingen aan het einde van jaar 1 tot en
met 3 telkens € 600,– en aan het einde van vierde jaar € 10.600,–, namelijk
rente en aflossing. Dit type leningen komt vanwege de hoge druk op de
liquiditeitspositie aan het einde van de looptijd niet erg vaak voor.
De bovenstaande lening kan ook in vier jaar worden afgelost door aan het
einde van elk jaar € 2.500,– af te lossen. De betalingen worden dan:
Men kan ook kiezen voor een methode waarbij op een zodanige wijze wordt
afgelost, dat elk jaar aan interest plus aflossing tezamen een gelijk bedrag
wordt betaald. Dit wordt de annuïteitenmethode genoemd. De periodieke
betalingen blijven dan, anders dan in het bovenstaande, ongewijzigd.
Voorbeeld 6.1
Een lening van € 10.000,– wordt afgelost door middel van 4 gelijkblij-
vende jaarlijkse annuïteiten. De eerste annuïteit vervalt over 1 jaar.
Men baseert zich op 6% interest per jaar. Bereken de annuïteit.
Uitwerking
Als de jaarlijks te betalen annuïteit Ann wordt genoemd, kan men met
behulp van een tijdlijn het verloop van de betalingen als volgt
weergeven:
€ 10.000,– Ann a
4円6
1
1
1,064
€ 10.000,– Ann
0,06
€ 10.000,– 3,465105613 Ann
€ 10.000,– 1
Ann € 10.000,– € 2.885,91
3,465105613 3,465105613
In symbolen van financiële rekenkunde:
1
Ann € 10.000,–
a
4円6
1
Ann K
a
n円p
waarin:
Ann de annuïteit;
K het kapitaal (bedrag van de lening);
n de looptijd;
p het interestpercentage.
114 © Noordhoff Uitgevers bv
1
toets in: [()][1 i][^][n][][1][][][i][][^][1][]
a
n円p
1
toets in: [()][1,06][4][][1][][][0,06][][^][1][]
a
4円6
uitkomst: 0,288591492
Annuïteit
Aflossing
Interest
Tijd
Excel kent twee financiële functies die het opstellen van een aflossingplan
6 vereenvoudigen: de functie PBET berekent de aflossingen, terwijl IBET de
interestbetalingen bepaalt. Het Excel-werkblad kan als volgt worden
opgesteld:
Ann a1 r1 a2 r2 a3 r3 ….
Dus:
Uit a1 r1 a2 r2 volgt: a2 a1 r1 r2
Dus:
6
a2 a1 ia1 en a2 a1 ia1 a1 (1 i)
Met andere woorden: het tweede aflossingsbestanddeel kan men uit het
eerste berekenen door dit laatste met (1 i) te vermenigvuldigen.
En dus:
a3 a2 ia2 a2 (1 i)
Met andere woorden: het derde aflossingsbestanddeel kan men uit het
tweede berekenen door dit laatste met (1 i) te vermenigvuldigen.
In het algemeen:
Het aflossingsbestanddeel in enig jaar kan men vinden door het
aflossingsbestanddeel:
• uit het voorgaande jaar met (1 i) te vermenigvuldigen, of
• uit het volgende jaar door (1 i) te delen.
Uitwerking
De annuïteit is nu alleen te bepalen met het verband tussen de aflos-
singen.
a3 a1 (1,08)2
€ 2.588,49 a1 1,1664
a1 € 2.219,21
K Ann a
n円p
€ 10.000,– € 3.019,21 a
n円8
1
1
1,08n
€ 10.000,– € 3.019,21
0,08
1
1
1,08n
3,3121247
0,08
1
1 0,264970
1,08n
1
0,735030
1,08n
1
1,08n
0,735030
1,08n 1,360489
Voorbeeld 6.3
Uitwerking
De annuïteit is als volgt te bepalen:
Ann a(51)
Ann a2 (1,10)4
Ann € 18.017,69 1,464100 € 26.379,70
r1 Ann a1
a2
r1 € 26.379,70
(1 i)
r1 € 26.379,70 € 16.379,70 € 10.000,–
r1 0,10 K
K € 100.000,–
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 121
Voorbeeld 6.4
Uitwerking
1ste manier:
R8 K (a1 a2 … a8)
Allereerst moet de annuïteit worden bepaald.
1
Ann € 100.000,– € 9.733,60
a
3
0円9
1
Ann € 100.000,– € 9.733,60
1
1
(1,09)30
0,09
enzovoort
a8 a1(1,09)7 € 733,60 (1,09)7
2de manier:
Het kapitaal, ofwel de schuldrest aan het begin van het 1ste jaar, is
gelijk aan de contante waarde van alle nog komende annuïteiten. Voor
de schuldrest op enig ander moment geldt dat die gelijk is aan de con-
tante waarde van de resterende annuïteiten. In het voorbeeld resteren
nog 22 annuïteiten. Derhalve is de schuldrest aan het einde van het
8ste jaar:
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 123
1
1
(1,09)22
R8 € 9.733,60 a
€ 9.733,60
22円9 € 91.908,79
0,09
Deze methode is in het algemeen het eenvoudigst. Als gevolg van
afrondingsverschillen kunnen er tussen de uitkomsten van de diverse
wijzen van berekening kleine afwijkingen ontstaan.
3de manier: 6
De schuldrest na 8 aflossingen is gelijk aan de som van de nog reste-
rende 22 aflossingen.
R8 a9 a10 a11 … a30
R8 € 1.461,74 (1 s
)
21円9
(1,09)21 1
R8 € 1.461,74 ¢1 (1,09) ≤ € 91.904,47
0,09
6
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 125
Voorbeeld 6.5
Bij een lening van € 10.000,– tegen 8% per jaar, die met 4 jaarlijkse
annuïteiten wordt afgelost, is de exacte annuïteit bepaald op € 3.019,21.
Besloten wordt dit bedrag af te ronden op € 3.000,– per jaar, en dat het
restant verrekend zal worden met de laatste annuïteit.
Bereken het restant dat aan het eind van het 4de jaar moet worden ver-
rekend.
Uitwerking
Berekening van het restant kan op verschillende manieren geschieden.
1ste manier:
Het aflossingsplan bij afgeronde annuïteiten wordt: 6
Aan het eind van het 4de jaar betaalt men € 3.000,– € 86,55
€ 3.086,55.
2de manier:
Het verschil tussen de exacte en de afgeronde annuïteit bedraagt
€ 3.019,21 € 3.000,– € 19,21.
EW4
126 © Noordhoff Uitgevers bv
(1,08)3 1
€ 10.000,– € 2.200,– ¢1 (1,08) ≤
0,08
€ 10.000,– € 9.913,45 € 86,55
4de manier:
De contante waarde van alle betalingen moet gelijk zijn aan het bedrag
van de oorspronkelijke lening.
De contante waarde van de 4 betalingen van € 3.000,– bedraagt:
CW € 3.000,– a
4円8
6 1
1
(1,08)4
€ 3.000,– € 9.936,38
0,08
5de manier:
Men kan ook uitgaan van de eindwaarden van de lening en van de 4
betalingen van € 3.000,–.
Restant: € 86,55
Soms verrekent men het restant niet met de laatste afgeronde annu-
iteit, maar een jaar later. In dat geval wordt aan het eind van het 5de
jaar betaald:
Restant € 86,55 1,08 € 93,47.
Zoals gezegd, worden annuïteiten niet alleen naar beneden afgerond, maar
ook naar boven. Uiteraard wordt het te veel betaalde dan in mindering
gebracht op de laatste annuïteit.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 127
Voorbeeld 6.6
a8 € 4.011,16
R15 € 186.850,27
r16 € 14.013,93
Bereken:
• het interestpercentage;
• de annuïteit;
• het kapitaal (veelvoud van € 1.000,–);
• de looptijd.
Uitwerking
Het 16de rentebestanddeel wordt berekend over de schuld aan het
begin van het 16de jaar. Deze schuld is gelijk aan de schuldrest die 6
overblijft na betaling van de 15de annuïteit, ofwel R15.
r16 i R15
r16 €14.013,93
i = 0,075
R15 €186.850,27
Ann a1 r1
a8
a1 € 2.417,75
1,0757
r1 € 21.167,75 − € 2.417,75 € 18.750,–
r1 0,075 × K
K € 250.000,–
128 © Noordhoff Uitgevers bv
K Ann × a
n円p
€ 250.000,– = € 21.167,75 a
n円7,5
1
1
1,075n
€ 250.000,– = € 21.167,75
0,075
1
1
1,075n
= 11,81041915
0,075
1
1 = 0,885781436
1,075n
1
= 0,1142186563
1,075n
6 1,075n = 8,755144246
Voorbeeld 6.7
Een particulier wil voor de aankoop van een huis een hypotheek van
€ 250.000,– bij de bank afsluiten. Ter vergelijking krijgt hij twee offer-
tes aangeboden, namelijk een 30-jarige annuïteitenlening tegen 5% of
een lineaire hypotheek eveneens tegen 5%.
De klantadviseur maakt de volgende vergelijking van beide hypo-
theekvormen, waarbij hij uitgaat van een belastingvoordeel van 42%
en afziet van het eigenwoningforfait.
© Noordhoff Uitgevers bv ANNUÏTEITEN 129
Uitwerking
De annuïteit bedraagt:
€ 250.000,– Ann a
30円5
Ann € 16.262,86
Bij de lineaire hypotheek wordt elk jaar een gelijk bedrag afgelost.
€ 250.000,–
In dit voorbeeld € 8.333,33
30
De rente over het eerste jaar bedraagt: 5% over € 250.000,– € 12.500.–.
Door de jaarlijkse aflossing daalt de rentebetaling elk jaar met 5% over
€ 8.333,33 € 416,66.
De rentebetalingen vormen een rekenkundige reeks met als somformule:
½ n (a + l).
€ 250.000,– X ¢1 s ≤
359 0 0,41666
X € 300,39
130 © Noordhoff Uitgevers bv
Definities
en formules
Annuïteit Een periodiek vervallend gelijkblijvend bedrag waarmee
aflossing van een schuld en verrekening van interest plaats-
vinden.
Afgeronde annuïteiten Annuïteiten die op hele euro’s zijn afgerond. Het verschil wordt
in het algemeen aan het einde van de looptijd verrekend.
Opgaven
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Van de opgaven die met zijn gemarkeerd, zijn op de website
speciale Excel-sheets beschikbaar. Bovendien staan op de website extra
oefenopgaven met de volledige uitwerking.
* 6.1 Een 9%-lening van € 800.000,– wordt in 5 jaar met gelijke jaarlijkse
annuïteiten terugbetaald.
a Bereken de annuïteit.
b Stel het aflossingsplan samen.
6.2 Een lening van € 150.000,– zal in 12 jaar worden afgelost door middel van
6 jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Daarbij wordt 8% interest per jaar
berekend.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.
* 6.4 Voor de aankoop van een woning wordt een hypothecaire lening van
€ 175.000,– afgesloten. Deze lening zal, onder berekening van 7% interest per
jaar, worden afgelost in 15 gelijke jaarlijkse annuïteiten.
a Stel het aflossingsplan voor de eerste 5 jaar op.
b Bereken de grootte van het aflossingsbestanddeel van de 10de annuïteit.
c Bereken de grootte van het interestbestanddeel begrepen in de 12de
annuïteit.
* 6.5 Een 8,5%-lening van € 120.000,– wordt afgelost met 25 jaarlijkse annuïteiten.
Bereken a7 , r15 en a25.
* 6.6 Op 1 juli 2016 wordt, onder berekening van 6% interest per jaar, een annuïtei-
tenlening aangegaan ten bedrage van € 200.000,–. Overeengekomen wordt
dat tot en met 1 juli 2021 jaarlijks alleen interest zal worden betaald. Daarna
zal, te beginnen op 1 juli 2022 en voor het laatst op 1 juli 2036, via annuïteiten
worden afgelost.
Bereken de grootte van de jaarlijkse betalingen.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 133
6.7 Een schuld van € 200.000,– wordt aangegaan per 1 april 2017. Overeen-
gekomen wordt dat deze schuld onder verrekening van 6% per jaar zal worden
terugbetaald via 20 jaarlijkse annuïteiten, waarvan de eerste vervalt per 1 april
2023. De eerste 5 jaar hoeft echter alleen 3% interest te worden betaald en
wordt de resterende verschuldigde interest toegevoegd aan de schuld.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.
* 6.8 Een schuld, groot € 100.000,–, wordt aangegaan per 1 april 2014.
Overeengekomen wordt dat deze schuld, onder berekening van 8% interest
per jaar, zal worden terugbetaald via 10 jaarlijkse annuïteiten, waarvan de
eerste vervalt per 1 april 2019. Voor 1 april 2019 behoeft niet te worden afgelost
en wordt de verschuldigde interest toegevoegd aan de schuld van 1 april 2014.
Bereken de grootte van de jaarlijkse annuïteit.
6.9 Voor de financiering van een huis heeft een echtpaar op 1 januari 2014 een
7%-lening gesloten van € 1.000.000,–. De looptijd bedraagt 25 jaar.
In het contract is opgenomen dat de eerste 5 jaar niets hoeft te worden
afgelost en dat de eerste 5 jaar slechts 3% interest in rekening wordt gebracht.
De resterende 4% wordt aan de schuld toegevoegd. In de daaropvolgende 20
jaar wordt de schuldrest afgelost met 20 jaarlijkse annuïteiten.
Bereken:
a de schuldrest van deze lening op 1 januari 2019 (afronden op hele euro’s); 6
b de jaarlijkse annuïteit;
c de schuldrest op 1 januari 2029.
* 6.10 Een schuld, groot € 65.000,–, wordt onder berekening van 10% interest per
jaar, terugbetaald met 7 jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Bereken de
schuldrest direct na de betaling van de 4de annuïteit;
a door de oorspronkelijke schuld te verminderen met de aflossingsbestand-
delen van de reeds betaalde annuïteiten;
b door de contante waarde te bepalen van de nog resterende annuïteiten;
c op een andere manier dan die van a of b.
* 6.11 Iemand heeft ter financiering van de aankoop van een eigen huis een
30-jarige annuïteitenlening gesloten van € 155.000,–. De interest is bepaald
op 8,5% per jaar. De rentevaste periode bedraagt 5 jaar. Na 5 jaar is de
rentestand gedaald tot 7%.
Bereken:
a de oorspronkelijke annuïteit;
b de schuldrest na betaling van de 5de annuïteit;
c de nieuwe annuïteit.
6.12 Per 1 augustus 2016 wordt € 120.000,– geleend tegen 9% interest per jaar. Deze
lening zal worden afgelost met jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten, waarvan
de eerste vervalt op 31 juli 2017 en de laatste op 31 juli 2025. In verband met
ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt de interestvoet per 1 augustus 2020
verlaagd tot 6% per jaar.
a Bereken de schuldrest op 1 augustus 2020.
b Bereken de nieuwe annuïteit die geldt na 1 augustus 2020.
c Bereken de schuldrest op 1 augustus 2022.
134 © Noordhoff Uitgevers bv
* 6.13 Een 30-jarige 8%-lening, groot € 150.000,–, wordt afgelost door middel van
jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten.
Bereken na hoeveel jaar de schuldrest voor het eerst minder dan
€ 75.000,– bedraagt.
* 6.14 Een lening van € 75.000,– wordt onder berekening van 7% interest per jaar
afgelost met 10 gelijke jaarlijkse annuïteiten die naar beneden worden
afgerond op een veelvoud van € 500,–.
a Bereken de grootte van de afgeronde annuïteit.
b Bereken de schuldrest die overblijft na betaling van de 10de annuïteit.
c Veronderstel dat deze schuldrest wordt afgewikkeld aan het eind van het
11de jaar. Bereken welk bedrag dan moet worden betaald.
d Veronderstel dat het door afronding ontstane verschil verrekend wordt bij
het aangaan van de lening.
Bereken het bedrag dat op de lening wordt ingehouden.
6.16 Op 1 januari 2015 sluit een ondernemer een hypothecaire lening af op zijn
bedrijfsgebouw ten bedrage van € 450.000,–. Deze lening zal worden terugbe-
taald door middel van jaarlijkse annuïteiten, waarvan de eerste vervalt op 31
december 2015 en de laatste op 31 december 2029. De interest bedraagt 8%
per jaar. Door tegenvallers in 2020 kan de ondernemer de annuïteit van 31
december 2020 niet betalen. Dit wordt verrekend met de volgende annuïtei-
ten. De betaling wordt hervat op 31 december 2021. De laatste betaling blijft
bepaald op 31 december 2029.
Bereken de grootte van de nieuwe annuïteit per 31 december 2021.
* 6.17 Een ondernemer financiert op 1 november 2014 een uitbreiding van zijn
bedrijf met een hypothecaire lening van € 200.000,–. De rente bedraagt 3%
per halfjaar en is voor een periode van 5 jaar vast. De lening wordt afgelost op
basis van 50 halfjaarlijkse annuïteiten, die vervallen op 30 april en 31 oktober
van elk jaar, voor het eerst op 30 april 2015.
Begin 2017 krijgt de ondernemer een aanbod van een andere bank om per 1
mei 2017, nadat betaling van de oorspronkelijke annuïteit per 30 april heeft
plaatsgevonden, een lening af te sluiten voor 5% per jaar. Deze is 25 jaar vast.
De nieuwe lening zal worden afgelost met 25 jaarlijkse annuïteiten die op 30
april van elk jaar vervallen, voor het eerst op 30 april 2018. De kosten van de
nieuwe hypotheekakte bedragen € 3.000,– plus 1,5% afsluitprovisie van het te
lenen bedrag.
Volgens de leningsvoorwaarden van de op 1 november 2014 afgesloten lening
luidt de boeteclausule bij vervroegde aflossing als volgt:
• Van de oorspronkelijke hoofdsom mag 10% boetevrij worden afgelost.
• Over het resterende vervroegd af te lossen bedrag moet 3% boeterente
worden betaald.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 135
Bereken:
a de annuïteit die per 30 april 2015 moet worden betaald;
b de boeterente die per 30 april 2017 moet worden betaald;
c het bedrag van de nieuwe lening per 1 mei 2017, indien alle kosten inclusief
boeterente worden meegefinancierd;
d de nieuwe annuïteit die per 30 april 2018 moet worden betaald.
6.18 Een lening, groot € 225.000,–, wordt onder berekening van 6% interest per
jaar, afgelost met jaarlijks gelijkblijvende annuïteiten. Bekend is dat het
aflossingsbestanddeel van de 6de annuïteit € 14.327,85 bedraagt.
a Bereken de annuïteit.
b Bepaal het aantal annuïteiten.
Bereken:
a de interestvoet;
b de looptijd;
c de annuïteit;
d het bedrag van de lening (afronden op een veelvoud van € 1.000,–). 6
* 6.20 Aan het aflossingsplan van een annuïteitenlening zijn de volgende gegevens
ontleend:
R10 € 251.384,16
R11 € 243.472,13
R12 € 234.768,90
6.21 De balans van Entifer bv per 1 januari vermeldt een 7,5% hypothecaire lening
van € 186.850,27. Deze is afgesloten op het moment van oprichting van de
onderneming in 2001 als een lening met aflossing door middel van jaarlijkse
gelijke annuïteiten. Uit de boekhouding blijkt dat de aflossing op deze lening
in 2015 € 6.654,71 bedroeg. Jij komt als administrateur bij Entifer werken en
moet de exploitatiebegroting voor 2016 opstellen.
a Bereken het bedrag dat moet worden opgenomen op de exploitatiebegro-
ting voor 2016 voor de interestkosten over deze hypothecaire lening.
b Bereken de annuïteit van deze hypothecaire lening.
7
Rentabiliteits-
waarde
7
7.1 Begripsvorming
7.2 Berekening van de rentabiliteitswaarde
7.3 Rentabiliteitswaarde van renten
7.4 Rentabiliteitswaarde van annuïteiten
7.5 Rentabiliteitskoers
7.6 Halfjaarcoupons
7.7 Aflossingspremie
Definities en formules
Opgaven
§ 7.1 Begripsvorming
Verhandelbare schuldbewijzen zoals obligaties zijn vaak in handen van
beleggers. De waarde van zo’n schuldbewijs of obligatie is afhankelijk van
een aantal factoren, zoals:
• de interest die wordt vergoed;
• de wijze van aflossing;
• het door de belegger gewenste rendement.
Uitgaande van een obligatie van € 1.000,– nominaal is het logisch dat een
belegger die 8% rendement eist, de aanschaf van een 5%-obligatie alleen zal
overwegen voor een prijs lager dan € 1.000,–, terwijl diezelfde belegger voor
een 10%-obligatie bereid zal zijn meer dan € 1.000,– te betalen.
De interest die wordt betaald (in dit voorbeeld 5% respectievelijk 10%), is de
nominale interest, terwijl de interest die de belegger wenst (hier 8%), de
effectieve interest wordt genoemd. Andere benamingen hiervoor zijn reële
interest, gewenst rendement of marktrente.
Als van een lening alle betalingen contant worden gemaakt tegen de
effectieve interestvoet, spreekt men van de rentabiliteitswaarde van
een lening.
Voorbeeld 7.1
Vista bv heeft een aantal jaren geleden een 5%-lening van € 40.000,–
afgesloten. De resterende looptijd is 5 jaar waarna het bedrag in één
keer moet worden afgelost. Inmiddels is de marktrente gestegen
tot 6%. De aandeelhouders van Vista realiseren zich dat zij nog een
relatief goedkope lening hebben en vragen de financiële afdeling de
rentabiliteitswaarde van de lening te berekenen.
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 139
Uitwerking
De aflossing en de jaarlijkse rentebetalingen ter hoogte van 5% over
€ 40.000,– zijn op onderstaande tijdlijn weergegeven.
40.000
2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
6%
1 2 3 4 5
RW = ?
RW = Ca Ci
7
€ 40.000,–
Ca = = € 29.890,33
(1,06)5
1
1
(1,06)5
Ci = € 2.000,– a
5円6 = € 2.000,– = € 8.424,73
0,06
RW = € 29.890,33 € 8.424,73 = € 38.315,06
Als de effectieve interest lager zou zijn dan de nominale, ontstaat er een agio.
• N 5
• I% 6
• PV 0
• PMT 2000
• FV 40000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
• Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 38315.05449
7
© Noordhoff Uitgevers bv RENTABILITEITSWAARDE 141
Opmerking
In C8 is de jaarlijkse rentebetaling berekend als C3*C5.
Voorbeeld 7.2
Een belegger heeft tien 8%-obligaties van elk € 1.000,– groot in zijn
bezit. Aflossing vindt plaats over 10 jaar.
Bereken de rentabiliteitswaarde als de huidige marktrente 5%
bedraagt.
Uitwerking
10.000
800 800 800 800 800 800 800 800 800 800
5%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
RW = ?
€10.000,–
Ca = = € 6.139,13
(1,05)10
1
1
(1,05)10
Ci € 800,– a
10円5 = € 800,– € 6.177,39
0,05
RW € 6.139,13 € 6.177,39 € 12.316,52
Het jaarlijkse renteverschil bedraagt: € 800,– € 500,– € 300,–
1 7
1
(1,05)10
Agio € 300,– a 10円5 € 300,– € 2.316,52
0,05
In het algemeen geldt dat:
als p < p’, dan is RW < K en is er een disagio;
als p > p’, dan is RW > K en is er een agio;
als p = p’, dan is RW = K.
RW = Ca Ci ≠ K
K = Ca Cr
Hieruit volgt dat:
Cr = K C a
142 © Noordhoff Uitgevers bv
p
RW = Ca (K Ca)
p'
Deze wijze van berekenen is met name makkelijk als de jaarlijkse rentebeta-
lingen niet aan elkaar gelijk zijn.
7
§ 7.3 Rentabiliteitswaarde van renten
De rentabiliteitswaarde bestaat ook in geval de aflossing niet in één keer,
maar in termijnen plaatsvindt uit de contante waarde van de aflossingen en
de contante waarde van de interestbetalingen op basis van de effectieve
interest. Er kan dus gebruikgemaakt worden van de algemene formule voor
het berekenen van de rentabiliteitswaarde:
p
RW = Ca (K Ca)
p'
Voorbeeld 7.3
Uitwerking
Op basis van de gegevens kan onderstaande tijdlijn worden samengesteld:
RW = ?
4
Rw = € 7.721,73 (€ 10.000,– € 7.721,73)
5
= € 7.721,73 € 1.822,62 = € 9.544,35
Voorbeeld 7.4
Uitwerking
Nu geldt de volgende tijdlijn:
RW=?
4
RW = € 4.917,32 (€ 6.000,– € 4.917,32)
6
= € 4.917,32 € 721,79 = € 5.639,11
Let op: het kapitaal (K) is nu uiteraard geen € 10.000,– meer, maar de
schuldrest van € 6.000,–.
Ad B Uitgestelde renten
Voorbeeld 7.5
Uitwerking
7 1 1 1 1
Ca = € 5.000,– c c ¶ =
(1,06)1 (1,06)2 (1,06)5 (1,06)4
1.750 1.750 1.750 1.750 1.750 1.400 1.050 700 350 rentebetalingen
5.000 5.000 5.000 5.000 5.000 aflossingen
6%
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025
RW = ?
1
1
(1,06)5 1
5円6 A
Ca = € 5.000,– a 4円6 = € 5.000,–
0,06 1,064
= € 16.682,93
7
RW = € 16.682,93 (€ 25.000,– € 16.682,93) = € 26.386,18
6
Ook kan Ca ook als volgt worden berekend:
Alternatieve uitwerking 1
Ca = € 5.000,– a
4円6 1) A
5円6 = € 16.682,93
Alternatieve uitwerking 2
Ca = € 5.000,– (a
9円6 a
4円6) = € 16.682,93
Ad C Eeuwigdurende renten
Eeuwigdurende renten kennen geen aflossingen. Er wordt alleen periodiek
een vergoeding betaald. Zo wordt bij een aflossingsvrije lening jaarlijks
alleen rente betaald en leveren aandelen jaarlijks alleen dividend op, terwijl
ze nooit worden afgelost. Ook bij eeuwigdurende renten geldt:
p
RW = Ca (K Ca)
p'
Voorbeeld 7.6
Uitwerking
4
RW = € 1.000,– = € 800,–
5
T
CW =
i
Hiervan kan worden afgeleid:
146 © Noordhoff Uitgevers bv
T
RW =
r
€ 40,–
RW = = € 800,–
0,05
Voorbeeld 7.7
Een belegger bezit een aantal aandelen waarvan hij verwacht dat die
jaarlijks € 18,– dividend per stuk op zullen leveren.
Bereken de rentabiliteitswaarde van zo’n aandeel als de belegger een
effectieve interest hanteert van 15%.
Uitwerking
€18,–
RW = = € 120,–
0,15
waarin:
Ann = de annuïteit;
n = de looptijd.
Voorbeeld 7.8
Uitwerking
De jaarlijkse annuïteit is:
1 1
Ann = € 80.000,– = € 80.000,– = € 8.508,22
a 1
15円6,5
1
(1,065)15
0,065
RW = ?
RW = € 8.508,22 a
15円8 = € 72.825,93
6,5
€ 72.825,93 = Ca (€ 80.000,– Ca)
8
1,5
€ 72.825,93 = Ca € 65.000,–
8
Ca = € 41.738,28
§ 7.5 Rentabiliteitskoers
De rentabiliteitskoers (RK) is de rentabiliteitswaarde uitgedrukt in een
percentage van de schuld(rest).
Voorbeeld 7.9
Uitwerking
€10.000.000,–
De jaarlijkse aflossing is = € 500.000,–
20
a 1 januari 2016
i1 i2 i3 i4 i5 i6 i7 i8 i9 i10 i11 i12 i13 i14 i15 i16 i17 i18 i19 i20
7 a1 a2 a3 a4 a5 a6 a7 a8 a9 a10 a11 a12 a13 a14 a15 a16 a17 a18 a19 a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35
RK = ?
Ca = € 500.000,– a
20円8 =
1 1 1
= € 500.000,– e c f
(1,06)1 (1,06)2 (1,06)20
1
1
(1,06)20
= € 500.000,– = € 5.734.960,61
0,06
5
RW = € 5.734.960,61 (€ 10.000.000,– € 5.734.960,61) =
6
€ 9.289.160,10
€9.289.160,10
RK = 100% = 92,9%
€10.000.000,–
b 1 januari 2026
i11 i12 i13 i14 i15 i16 i17 i18 i19 i20
a11 a12 a13 a14 a15 a16 a17 a18 a19 a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35
RK=?
Ca = € 500.000,– a
10円6 = € 3.680.043,53
5
RW = € 3.680.043,53 (€ 5.000.000,– € 3.680.043,53) =
6
€ 4.780.007,26
€4.780.007,26
RK = 100% = 95,6%
€5.000.000,–
c 31 december 2035
i20
a20
6%
′16 ′17 ′18 ′19 ′20 ′21 ′22 ′23 ′24 ′25 ′26 ′27 ′28 ′29 ′30 ′31 ′32 ′33 ′34 ′35 7
RK=?
Ca = € 500.000,–
5
RW = € 500.000,– (€ 500.000,– € 500.000,–)
6
= € 500.000,– € 0,0 = € 500.000,–
€500.000,–
RK = 100% = 100%
€500.000,–
§ 7.6 Halfjaarcoupons
Veel obligaties kennen een halfjaarlijkse interestbetaling in combinatie met
een jaarlijkse aflossing. Uit paragraaf 3.5 is bekend dat bijvoorbeeld 8% per
jaar niet gelijkwaardig is aan 4% per halfjaar.
150 © Noordhoff Uitgevers bv
Voorbeeld 7.10
Uitwerking
Elk halfjaar levert deze obligatie € 40,– interest op. Op basis van 6%
effectieve interest per jaar is € 40,– per halfjaar gelijkwaardig aan:
€ 40.– € 40.–
6%
halfjaar halfjaar
EW
1
2
EW = € 40,– (1,06) € 40,–
p
In de rentabiliteitsformule: RW = Ca (K Ca) geldt nu:
p'
p = 8,118252%
1
Ca = € 1.000,– = € 747,26
(1,06)5
8,118252
RW = € 747,26 (€ 1.000,– € 747,26)
6
= € 747,26 € 341,97 = € 1.089,23
8
RW = € 747,26 (€ 1.000,– € 747,26) =
6
De formule:
1
1
p {(1 r) 2 1}
2
RW = Ca (K Ca)
P'
§ 7.7 Aflossingspremie
Als bij het sluiten van een lening de nominale interest lager ligt dan de
7
marktrente, is de opbrengst van zo’n lening voor de geldgever niet in
overeenstemming met zijn gewenste rendement. De rentabiliteitswaarde
zal kleiner zijn dan het geleende bedrag. In zo’n geval kan de geldnemer de
lening aantrekkelijker maken door meer dan het nominale schuldbedrag af
te lossen. Hij betaalt dan een aflossingspremie ter (gedeeltelijke)
compensatie van de lagere interest.
Voorbeeld 7.11
Een 7%-lening van € 100.000,– wordt over 10 jaar afgelost met een
premie van 3%. De marktrente bedraagt 8%.
Bereken de rentabiliteitswaarde.
Uitwerking
Op een tijdlijn kunnen alle betalingen als volgt worden weergegeven:
3.000 premie
100.000 aflossing
7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 7.000 rente
8%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
RW = ?
152 © Noordhoff Uitgevers bv
RW = Ca Ci Cp
waarin:
Definities en
formules
Rentabiliteitswaarde De rentabiliteitswaarde is de waarde die een
belegger op een bepaald moment aan een
lening of vordering toekent op basis van het
rendement die hij op dat moment wenst.
Opgaven
Van alle opgaven staan de beknopte antwoorden achter in het boek. Van de
met een * gemarkeerde opgaven zijn de volledige uitwerkingen via de website
beschikbaar. Bovendien staan op de website extra oefenopgaven met de
volledige uitwerking.
* 7.1 Een 6%-lening van € 250.000,– wordt over 15 jaar in zijn geheel afgelost. De
effectieve interest is 6,5%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde bij het sluiten van de lening.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 12de jaar.
7.2 Van een 8%-lening groot € 360.000,– is onder meer gegeven dat er in één
bedrag over 10 jaar zal worden afgelost. De effectieve interest is 10%.
a Bereken Ca.
b Bereken Ci op twee manieren.
c Bereken de rentabiliteitswaarde.
d Bereken het disagio op twee manieren.
7
7.3 Martijn koopt een eigen woning. Bij de bank sluit hij daarvoor een hypotheek
af. Omdat er bij de aankoop van het huis bijkomende kosten zijn, krijgt hij van
zijn ouders een onderhandse lening van € 25.000,– tegen een kleine rentever-
goeding. Zij komen overeen dat Martijn over 10 jaar in één keer € 33.600,– aan
aflossing en interest zal betalen.
a Bereken het rentepercentage dat over het bedrag moet worden betaald.
Na 5 jaar wint Martijn een behoorlijke prijs in de loterij. Hij wil nu de lening
direct aan zijn ouders aflossen.
b Bereken het bedrag dat hij eind jaar 5 aan zijn ouders moet betalen,
rekening houdend met het onder a berekende percentage.
c Bepaal de rentabiliteitswaarde aan het eind van het 5de jaar indien de
marktrente op dat moment 2% bedraagt.
d Geef gemotiveerd aan of de ouders van Martijn een voor- of een nadeel
hebben bij deze vervroegde aflossing.
* 7.5 Een 6%-lening van € 40.000,– zal in 5 jaarlijkse gelijke termijnen worden
afgelost. De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van het 6de jaar na het
sluiten van de lening. Bereken de rentabiliteitswaarde op basis van een
effectieve interest van 8% op het moment van het sluiten van de lening.
© Noordhoff Uitgevers bv OPGAVEN 155
* 7.6 Een 8%-lening van € 100.000,– wordt afgelost in 10 jaarlijkse gelijke termijnen.
De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van het 4de jaar na het sluiten
van de lening. De effectieve interest bedraagt 7%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 1ste jaar.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 4de jaar.
c Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 10de jaar.
7.7 Beantwoord de vragen van opgave 7.6 opnieuw bij een marktrente van 8%.
* 7.9 Een belegger kan een pakket aandelen kopen dat hem jaarlijks naar
verwachting € 18.000,– dividend zal opleveren.
Wat zal deze belegger in dit pakket aandelen willen investeren als hij 12%
rendement vereist?
7.10 Ter financiering van een woning werd 5 jaar geleden een hypothecaire lening
gesloten van € 155.000,– met een interestvoet van 9% met een looptijd van
30 jaar. Aflossing vindt plaats met gelijkblijvende annuïteiten. De eerste
vervalt aan het eind van het 1ste jaar.
a Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 1ste jaar op basis
van 9,5% marktrente.
b Bereken de rentabiliteitswaarde aan het begin van het 6de jaar op basis
van een marktrente van 9,5%.
c Bereken de schuldrest per het begin van het 6de jaar.
7
d Hoe wordt het verschil tussen de antwoorden van vraag b en c genoemd,
en verklaar waarom het positief of negatief is.
* 7.11 Een 7%-lening van € 275.000,– wordt afgelost met behulp van 20 jaarlijkse
annuïteiten. De eerste vervalt aan het eind van het 1ste jaar. De effectieve
interest is 8%.
a Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.
b Bereken Ca per het begin van het 1ste jaar.
c Bereken Ci per het begin van het 1ste jaar.
* 7.13 Bereken met behulp van de gegevens van opgave 7.10 de rentabiliteitskoers
per het begin van het 6de jaar.
* 7.14 De rentabiliteitskoers van een onaflosbare lening bedraagt 80% bij een
effectief rendement van 5%.
Bereken het nominale interestpercentage.
7.15 Een 6,5%-lening groot € 200.000,– wordt over 10 jaar ineens afgelost. De
lening kent halfjaarcoupons. De effectieve interest bedraagt 7% per jaar.
Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.
156 © Noordhoff Uitgevers bv
* 7.16 Een 7%-lening van € 75.000,– met halfjaarcoupons zal in 15 jaarlijkse gelijke
termijnen worden afgelost. De eerste aflossing vindt plaats aan het einde van
het 6de jaar na sluiten van de lening.
Bereken de rentabiliteitswaarde op basis van een effectieve interest van 8%
per jaar op het moment van sluiten van de lening.
* 7.17 Van een 9%-lening groot € 360.000,– is gegeven dat er in één bedrag over 10
jaar zal worden afgelost. De effectieve interest is 10%.
Hoe groot moet de aflossingspremie zijn opdat de rentabiliteitskoers op het
moment van aangaan van de lening 100% bedraagt?
7.18 Een 6%-lening van € 315.000,– wordt afgelost met behulp van 30 jaarlijkse
annuïteiten. De eerste vervalt aan het eind van het 1ste jaar. De effectieve
interest is 8%. Er wordt een aflossingspremie uitbetaald van 1,5%.
Bereken de rentabiliteitswaarde per het begin van het 1ste jaar.
7
158 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 159
8
Uitgewerkte
casussen
8.1 Hypotheek
8.2 Obligaties
8.3 Aanbod leningen
8
In dit hoofdstuk worden drie SPD-opgaven volledig uitgewerkt met behulp van de grafische
rekenmachine en Excel. Per casus is aangegeven op welke hoofdstukken van het boek de
opgave betrekking heeft.
160 © Noordhoff Uitgevers bv
§ 8.1 Hypotheek
SPD-examen financiële rekenkunde 30 juni 2010 (deze opgave heeft
betrekking op de hoofdstukken 3, 5 en 6)
Gegeven
De financiële markten vertonen een voorzichtig herstel. Daarom overweegt
Jan Oscar een nieuw appartement te kopen. Om zich te oriënteren, bezoekt
Jan Oscar een financieel adviseur. De adviseur legt enige alternatieven aan
hem voor. Uitgangspunt is dat Jan Oscar een hypotheek van € 200.000,–
krijgt met een looptijd van 30 jaar. Hypotheekverstrekker A hanteert een
percentage samengestelde interest van 6,4 per jaar en gaat uit van 30
jaarlijks gelijkblijvende betalingen voor aflossing en interest die aan het
eind van het jaar moeten worden voldaan.
Vraag 1
Bereken de hoogte van de jaarlijkse betaling aan hypotheekverstrekker A.
Uitwerking
€ 200.000,– = Ann a
3
0円6,4
Gegeven
Omdat Jan Oscar de voorkeur heeft voor een meer gespreide betaling over
het jaar, is het aanbod van hypotheekverstrekker B misschien aantrek-
kelijker. Deze instelling vraagt na afloop van elk halfjaar een bedrag voor
aflossing en interest van € 7.226,59.
Vraag 2
Bereken het percentage samengestelde interest op jaarbasis dat
hypotheekaanbieder B hanteert (drie decimalen).
Uitwerking
Jaarpercentage = {(1+i)2 1} 100%
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 161
Gegeven
Hypotheekverstrekker C hanteert zelfs maandbetalingen en berekent de
annuïteit die aan het eind van elke maand betaald moet worden op basis
van 0,5% samengestelde interest per maand.
8
Vraag 3
Bereken het gelijkwaardige percentage samengestelde interest op jaarbasis
dat hypotheekaanbieder C hanteert (drie decimalen).
Uitwerking
Jaarpercentage = {(1,005)12 1} 100% = 6,167781186%
In 3 decimalen: 6,168%
Vraag 4
Bereken de hoogte van de maandelijkse betaling aan hypotheekverstrekker C.
Uitwerking
Stel het maandbedrag op X.
€ 200.000,– = X a 円0,5
360
Vraag 5
Bereken het maandbedrag indien hypotheekverstrekker C, die 0,5% per
maand hanteert, de betaling van het maandbedrag niet aan het eind
maar aan het begin van de maand wil ontvangen.
Uitwerking
Stel het maandbedrag op X.
€ 200.000,– = X (1 + a 円0,5)
359
Gegeven
Omdat Jan Oscar extra kosten voor het nieuwe appartement gaat maken,
sluit hij bij bank BAMFORT een doorlopend krediet af van maximaal
€ 15.000,–. Zodra er geld wordt opgenomen, zal er een maandbetaling voor
aflossing en interest aan het eind van de maand betaald moeten worden ter
hoogte van 2% per maand van het maximale krediet. De interestvergoeding
die BAMFORT in rekening brengt, is 0,8% per maand (samengestelde
interest). Op 1 juli 2010 neemt Jan Oscar € 10.000,– op uit het krediet.
Daarna vinden steeds de gelijke betalingen per maand plaats.
Vraag 6
Bereken het bedrag dat Jan Oscar in 2010 aan aflossing en het bedrag dat
hij aan interest betaalt.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 163
Uitwerking
Maandelijks wordt 2% van € 15.000,– = € 300,– betaald. Dit bedrag bestaat
uit aflossing en rente. Na 6 betalingen is met behulp van de grafische
rekenmachine de schuldrest te bepalen. Het verschil met het opgenomen
bedrag van € 10.000,– vormt het bedrag van de aflossing.
• N 6
• I% 0.8
• PV 10000
• PMT 300
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar FV, ALPHA, enter → resultaat 8653.316705
Vraag 7
Bereken de resterende schuld op 31 december 2010.
Zie uitwerking vraag 6.
Vraag 8
Bereken hoeveel betalingen van het volledige bedrag van 2% moeten
plaatsvinden om het doorlopend krediet af te lossen. Er kan van worden
uitgegaan dat het interestpercentage dat BAMFORT in rekening brengt,
ongewijzigd blijft.
164 © Noordhoff Uitgevers bv
Uitwerking
€ 10.000,– = € 300,– a
n 円0,8
§ 8.2 Obligaties
SPD-examen financiële rekenkunde 30 juni 2010 (deze opgave heeft
betrekking op de hoofdstukken 3, 4, 5 en 7)
Gegeven
De Staat der Nederlanden schrijft een obligatielening uit ter grootte van
8 € 1.000.000.000,–. De storting zal 1 juli 2010 plaatsvinden. De lening zal na
10 jaar ineens afgelost worden. De couponrente bedraagt 4%.
Vraag 1
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 4,5% op jaarbasis oplevert (drie decimalen).
Uitwerking
€ 1.000.000.000,–
Ca =
(1,045)10
1
1
(1,045)10
Ci = € 40.000.000,– a
10円4,5 = € 40.000.000,–
0,045
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 10
• I% 4.5
• PV 0
• PMT 40000000
• FV 1000000000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 960436409.1
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 165
960.436.409,1
Theoretische koers: 100% = 96,044%
1.000.000.000
Excel maakt gebruik van de financiële functie HW (huidige waarde).
Lening in cel B1
Looptijd in cel B2
Nominaal interestpercentage in cel B3
Gewenst rendement in cel B4
Jaarlijkse couponbetaling (40.000.000) in cel B5
Vraag 2
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 3,5% op jaarbasis oplevert (drie decimalen).
Uitwerking
Identieke oplossing met een ander gewenst rendement.
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 10
• I% 3.5
• PV 0
• PMT 40000000
• FV 1000000000
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PV, ALPHA, enter → resultaat 1041583027 8
1.041.583.027
Theoretische koers: 100% = 104,158%
1.000.000.000
In Excel:
Rentabiliteitswaarde in cel B7 =HW(B4;B2;B5;B1)
= € 1.041.583.027
Theoretische koers in cel B9 =B7/B1 = 104,158%
Gegeven
Veronderstel dat de lening in twee gelijke bedragen wordt afgelost op
30 juni 2019 en 30 juni 2020.
Vraag 3
Bereken dan de theoretische koers van uitgifte die een rendement van 3,5%
op jaarbasis oplevert (drie decimalen).
166 © Noordhoff Uitgevers bv
Uitwerking
Er is nu geen sprake meer van jaarlijks gelijke couponbetalingen. Bij de
oplossing wordt gebruik gemaakt van de algemene formule van de
p
rentabiliteit: Rw = Ca (K Ca)
p'
€ 500.000.000,– € 500.000.000,–
Ca =
(1,035)9 (1,035)10
Vraag 4
Bereken de theoretische koers van uitgifte die de geldgever een rendement
van 3,5% op jaarbasis oplevert, aannemende dat de lening in plaats van
jaarcoupons halfjaarcoupons heeft (drie decimalen) en twee gelijke
aflossingen in 2019 en 2020. 8
Uitwerking
Grafische rekenmachine
Bij een gewenst rendement van 3,5% per jaar is 2% per halfjaar gelijkwaardig aan:
1
2 {(1,035)2 1} = 4,034698995% (afgerond 4,035%)
Gegeven
Veronderstel dat de lening (met jaarcoupons en twee gelijke aflossingen in
2019 en 2020) wordt uitgegeven tegen een uitgiftekoers van 97.
Vraag 5
Bereken het rendement dat een geldgever behaalt (drie decimalen).
Uitwerking
Het TVM-Solver menu van de grafische rekenmachine kan de diverse
betalingen niet verwerken.
In dat geval resteert de ‘trial and error’-methode. Omdat de koers lager is
dan 100% moet het gewenste rendement hoger dan 4% zijn. Bij een
rendement van 4,3% komt de koers op 97,701% en bij een rendement van
4,4% is de koers 96,943%. Het gevraagde rendement ligt derhalve tussen de
4,3% en de 4,4%. Specifieker:
97,701 97
Gewenst rendement: 4,3% 0,1% = 4,392%
97,701 96,943
In Excel maken we gebruik van de functie ‘doelzoeken’ en stellen we
onderstaand werkblad op waarbij de formule in cel D18 als volgt luidt:
=NHW(B4;D7:D16)
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 169
Gegeven
In Griekenland is het vertrouwen in de staatsfinanciën minder. Een
niet-aflosbare obligatielening heeft jaarcoupons van 4%.
170 © Noordhoff Uitgevers bv
Vraag 6
Bereken in procenten het agio of het disagio dat gerelateerd is aan een
rendement van 7% op jaarbasis (drie decimalen).
Uitwerking
Hier is sprake van een ‘eeuwigdurende’ verplichting van € 40.000.000,–.
€ 40.000.000,–
De rentabiliteitswaarde bedraagt: = € 571.428.571,–
0,07
571.428.571
Theoretische koers: 100% = 57,143%
1.000.000.000
Disagio: 42,857%.
Gegeven
Pauline gaat op kamers wonen. Ter financiering van de inrichting heeft zij
extra liquide middelen nodig. Zij denkt ongeveer € 7.500,– nodig te hebben.
Zij wil de lening in vier jaar terugbetalen met maandelijks gelijkblijvende
bedragen, die steeds bestaan uit een aflossingsdeel en een interestdeel. Zij
informeert bij verschillende aanbieders. De eerste aanbieder hanteert een
interestpercentage van 0,65% (samengestelde interest) op maandbasis. De
gelijkblijvende maandbedragen vervallen aan het begin van de maand.
8 Vraag 1
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.
Uitwerking
€ 7.500,– = X (1 + a
4
7円0,65)
Let op: omdat het een prenumerando-lening is, moet bij Type_getal het
cijfer 1 worden ingevuld.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 171
Gegeven
Voor het vervolg van deze opgave geldt dat de betalingen steeds aan het
eind van een periode plaatsvinden. Het maandelijks gelijkblijvende bedrag
wordt nu € 182,39 op 0,65% samengestelde interest op maandbasis.
Vraag 2
Bereken het gelijkwaardige jaarpercentage dat bij deze aanbieding wordt
gehanteerd (drie decimalen nauwkeurig).
Uitwerking
Jaarpercentage= {(1,0065)12 1} 100%
Excel:
Maandpercentage in cel B1
Jaarpercentage in cel (% format) B2 =(1+B1)^121 = 8,085%
Vraag 3 8
Bereken het bedrag dat in het derde jaar in totaliteit aan interest moet
worden betaald.
Uitwerking
In totaal wordt betaald: 12 € 182,39 = € 2.188,68
De aflossing in het derde jaar is het verschil tussen de schuld aan het begin
en aan het einde van het jaar.
Schuld begin derde jaar = € 182,39 a 2
4円0,65
Gegeven
De lening wordt op 1 januari 2008 afgesloten. Daarbij wordt in overleg het
maandelijks te betalen bedrag afgerond op € 175,– en als gevolg daarvan
wordt de looptijd aangepast.
Vraag 4
Bereken de schuldrest aan het einde van het vierde jaar.
Uitwerking
De schuldrest is € 7.500,– de som van de 48 aflossingen
De eerste aflossing is: a1 = € 175,– 0,065 € 7.500,– = € 126,25
Vraag 5
Bereken de grootte van de laatste betaling en geef aan op welke datum deze
betaling vervalt.
8
Uitwerking
Als eerste wordt de nieuwe looptijd bepaald.
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 0
• I% 0,65
• PV 7500
• PMT 175
• FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar N, ALPHA, enter → resultaat 50.397722401
Dit betekent dat er 50 € 175,– wordt betaald en de 51e maand het restant.
De eerste betaling is op 31 januari 2008 → de 51e betaling is per 31 maart 2012.
174 © Noordhoff Uitgevers bv
Gegeven
Een tweede aanbieder hanteert een ander maandpercentage. Dit leidt bij
een looptijd van 4 jaar tot betalingen van € 185,– per maand die aan het
eind van de maand vervallen.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 175
Vraag 6
Bereken het percentage samengestelde interest op jaarbasis (drie
decimalen) met over delen van een jaar samengestelde interest.
Uitwerking
€ 7.500,– = € 185,– a 4
8円p
Gegeven
Een derde aanbieder gaat uit van 7,9% op jaarbasis. Hij berekent eerst de
gelijkblijvende jaarannuïteit en deelt deze annuïteit door 12.
Vraag 7
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.
Uitwerking
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 4
• I% 7,9
• PV 7500
• PMT 0
• FV 0
176 © Noordhoff Uitgevers bv
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 2259.3677 (per jaar)
Gegeven
Neem nu aan dat deze aanbieder een gelijkwaardig maandpercentage
hanteert, gebaseerd op 7,9% (over delen van een jaar samengestelde
interest). Ook hier geldt een looptijd van vier jaar.
Vraag 8
Bereken het maandelijks te betalen bedrag.
Uitwerking
Het gehanteerde maandpercentage = {(1,079)1/12 1} 100% = 0,636%
Oplossing met de grafische rekenmachine:
• N 48
• I% 0,636
• PV 7500
• PMT 0
8 • FV 0
• P/Y 1
• C/Y 1
• PMT: END
Cursor naar PMT, ALPHA, enter → resultaat 181.80413
Gegeven
Een vierde aanbieder verstrekt leningen waarbij jaarlijkse gelijkblijvende
betalingen voor aflossing en interest worden gevraagd. In het aflossings-
schema staan de volgende bedragen vermeld:
Resterende schuld na het eerste jaar € 5.830,67
Resterende schuld na het tweede jaar € 4.031,12
Resterende schuld na het derde jaar € 2.091,22
Vraag 9
Bereken het interestpercentage op jaarbasis (twee decimalen) en de
omvang van het te lenen bedrag.
© Noordhoff Uitgevers bv UITGEWERKTE CASUSSEN 177
Uitwerking
Voor de uitwerking van deze vraag bieden de grafische rekenmachine en
Excel geen bijzondere functies.
a3 = a2 (1 + i) → (1 + i) = 1,07799172 → p = 7,80%
a2
a1 = = € 1.669,34
1 i
De lening is a1 plus de schuldrest aan het begin van het tweede jaar ofwel
K = € 1.669,34 + € 5.830,67 = € 7.500,–
8
178 © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 179
9
Formules, functies
en hun afleidingen
9.1 Inleiding
9.2 Eindwaarde van één kapitaal
9.3 Contante waarde van één kapitaal
9.4 Eindwaarde van een rente
9.5 Contante waarde van een rente
9.6 Annuïteit
9.7 Overzicht financieel-rekenkundige functies in Excel en grafische rekenmachine
9
180 © Noordhoff Uitgevers bv
§ 9.1 Inleiding
In het voorgaande is bij de uitwerking van de diverse onderwerpen
gebruikgemaakt van zowel de (grafische) rekenmachine als Excel. Bij
gebruik van de rekenmachine is het noodzakelijk dat de diverse formules
bekend zijn. In de voorgaande hoofdstukken zijn de formules steeds
gegeven, zonder dat werd aangegeven hoe men eraan was gekomen. Het is
raadzaam daar alsnog enige aandacht aan te schenken.
Bij het gebruik van de grafische rekenmachine en Excel is enige basis-
vaardigheid vereist. De voor financiële rekenkunde specifieke functies
worden in dit hoofdstuk op een rijtje gezet.
EW1 K(1 i)
waarin:
EW1 de eindwaarde na 1 periode;
K het beginkapitaal of de contante waarde;
i het interestperunage.
S
n円p (1 i)
n
1
De vorm schrijft men als A
n円p:
(1 i)n
1
A
n円p
(1 i)n
De eindwaarde van een rente met een aantal termijnen n na een aantal
perioden n is:
De formule voor s
n円p kan als volgt worden herleid:
182 © Noordhoff Uitgevers bv
n1
s 2
n円p = (1 i) (1 i) ... (1 i) (1 i)n
n1
(1 i)s
n円p =
2
(1 i) ... (1 i) (1 i)n (1 i)n 1
is
n円p = (1 i) (1 i)n 1
De contante waarde van een rente met aantal termijnen n die over 1, 2 tot en
met een aantal perioden n vervallen, is dan:
1 1 1 1
CW = T e ... f
1 i (1 i)2 (1 i)n 1 (1 i)n
De vorm tussen de accolades duidt men aan met a
n円p.
n
1 1 1 1
a = ... = a (1 i)n
n円p
1 i (1 i)2 (1 i)n 1 (1 i)n n=1
1 1 1 1
a
n円p = 2 c
1 i (1 i) (1 i) n 1 (1 i)n
1 1 1
(1 i)a
n円p = 1 + N
1 i (1 i)2 (1 i)n 1
1
i a
n円 p = 1
(1 i)n
Links en rechts delen door i geeft vervolgens:
1
1 n
(1 i)
an円p =
i
Deze afleiding kan ook met behulp van de somformule van een afdalende
meetkundige rij. Deze formule luidt:
1 rn
som = a
1 r
Hierin is:
1
a =
(1 i) 9
(is de eerste term)
1
r =
(1 i)
(is de reden)
§ 9.6 Annuïteit
Bij een annuïteitenlening is het geleende kapitaal in feite de contante
waarde van de gezamenlijke annuïteiten. Als men de lening voorstelt met K
en de annuïteit met Ann, dan kan men bij een aantal perioden n een en
ander als volgt weergeven:
1 1 1 1
K = Ann e c f
1 i (1 i)2 (1 i)n 1 (1 i)n
De formule wordt:
1
a
n円p =
1
1
9 (1 i)n
i
1
Bij gebruik van een rekenmachine berekent men aldus:
a
n円p
9
186 © Noordhoff Uitgevers bv
Beknopte antwoorden
van de opgaven*
Hoofdstuk 2 3.4 €8.689,11
2.1 a €1.964,38
b €233,85 3.5 a €9.907,39
c €2.572,40 b €9.901,16
c €20.474,21
2.2 a €7.750,–
b €414,27 3.6 a €17.181,86
c 5,5% b €7.181,86
d 7,5 maand c €1.124,05
d €3.325,52
2.3 a €10.350,–
b €1.800,– 3.7 €11.679,25
c 4,75%
3.8 €4.000,–
2.4 7,75%
3.9 a 30 jaar
2.5 a €2.111,85 b 12 jaar
b €311,85 c 15 jaar
3.3 €806,35
© Noordhoff Uitgevers bv BEKNOPTE ANTWOORDEN VAN DE OPGAVEN* 187
5.29 a 6 maal
b €191,62
5.31 a 532.629,42
b NCW stijgt
5.32 a 293,66
b NCW>0 dus positief advies
Hoofdstuk 6
6.1 a €205.673,97
b
Jaar Schuld 1-1 Aflossing Interest Schuld 31-12
1 €800.000,00 €133.673,97 €72.000,00 €666.326,03
2 €666.326,03 €145.704,62 €59.969,34 €520.621,41
3 €520.621,41 €158.818,04 €46.855,93 €361.803,37
4 €361.803,37 €173.111,66 €32.562,30 €188.691,71
5 €188.691,71 €188.691,71 €16.982,25 € 0,00
6.2 €19.904,25
6.3 a €19.904,25
b De annuïteiten vormen gezamenlijk een (postnumerando) rente met het
bedrag van de oorspronkelijke lening als contante waarde
6.4 a €205.673,97
b
Jaar Schuld 1-1 Aflossing Interest Schuld 31-12
1 €175.000,00 €6.964,06 €12.250,00 €168.035,94
2 €168.035,94 €7.451,54 €11.762,52 €160.584,40
3 €160.584,40 €7.973,15 €11.240,91 €152.611,25
4 €152.611,25 €8.531,27 €10.682,79 €144.079,97
5 €144.079,97 €9.128,46 €10.085,60 €134.951,51
b €12.803,14
c €4.555,75
7.16 €70.053,23