You are on page 1of 18

Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E.

Renaud ISBN 978-90-01-86716-4


www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Oefenopgaven hoofdstuk 2
Opgave 1: Financiële dienstverlening
Een keten van financiële dienstverleners is in gesprek met een nieuwe
aanbieder op de markt van generatiehypotheken. Het idee van een
generatiehypotheek is dat de ouders een bedrag storten op een
spaarrekening van de nieuwe aanbieder. Deze aanbieder geeft het geld
vervolgens door aan de kinderen. De ouders kunnen binnen drie maanden
beschikken over het geld. De rente die de spaarbank vergoedt, is een
fractie lager dan de rente die de kinderen betalen. De nieuwe aanbieder
vraagt aan de keten van financiële dienstverleners om het product in het
assortiment op te nemen. Voordat de keten ja of nee zegt, wil ze voor een
periode van drie jaar een schatting maken van de extra inkomsten en
uitgaven die het nieuwe product kan opleveren. De verschillende afdelingen
komen met de volgende ramingen:

Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3


Verwachte provisieopbrengsten € 250.000 € 300.000 € 350.000
van het nieuwe product
Verlies aan provisieopbrengsten € 75.000 € 100.000 € 150.000
bestaande hypotheekvormen
Investering in marketinguitingen € 50.000 € 10.000 € 10.000
voor het nieuwe product
Aanschaf computerprogramma en € 25.000 € 5.000 € 5.000
updates
Investering in scholing € 40.000 € 5.000 € 5.000
aangesloten dienstverleners

De veronderstelling is dat alle bedragen aan het eind van het jaar betaald,
dan wel ontvangen worden. De investeringen in marketinguitingen, de
aanschaf van computerprogramma's/updates en scholing worden door de
accountant gezien als kosten (worden niet geactiveerd en/of
opgeschreven). Met belastingen hoeft geen rekening te worden gehouden.

1 Geef een definitie van het begrip vrije kasstroom.

2 Bereken de totale vrije kasstromen van jaar 1 tot en met jaar 3 van het
nieuwe product voor de financiële dienstverlener, als de keten het nieuwe
product zou gaan voeren.

Opgave 2: Fortona BV
De directie van de onderneming Fortona BV overweegt een
innovatieproject aan te gaan met een looptijd van vijf jaar. Hiertoe moet
voor € 1,5 miljoen worden geïnvesteerd in een technische installatie,

Financieel management en financiering | 1


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

waarvan na vijf jaar naar schatting € 300.000 aan restwaarde zal worden
terugontvangen. De installatie wordt lineair afgeschreven.

Naast de investering in de installatie verwacht men dat aan het eind van
jaar 1 in totaal voor € 500.000 in nettowerkkapitaal geïnvesteerd moeten
worden. Dit bedrag valt vervolgens voor € 200.000 vrij in het vierde jaar
en voor € 300.000 in het vijfde jaar.

Voorts geldt het volgende:


• De investeringsbedragen moeten aan het begin van het eerste jaar
worden betaald, alle andere bedragen vervallen steeds aan het eind
van de desbetreffende jaren.
• Het bedrijfsresultaat voor belasting (inclusief de afschrijving in het
innovatieproject) wordt geraamd op € 1 miljoen per jaar.
• De belastingvoet wordt op 25% gesteld.

1 Bereken het bedrag van de vrije kasstromen aan het begin van jaar 1.

2 Bereken het bedrag van de vrije kasstromen aan het eind van jaar 1 tot en
met jaar 4.

3 Bereken het bedrag aan vrije kasstromen aan het eind van jaar 5.

Opgave 3: Touroperator
Een touroperator die met name actief is geweest met de verkoop van
reizen in Europa, wil onderzoeken in hoeverre het winstgevend is reizen
naar Zuid-Amerika te gaan verkopen. Een vooronderzoek heeft de
volgende gegevens opgeleverd:

Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3


Extra omzet € 150.000 € 250.000 € 375.000
Uitgaven gekoppeld aan de € 125.000 € 200.000 € 310.000
inkoop van de reizen

Om de reizen te kunnen gaan verkopen moet de touroperator aan het


begin van jaar 1 een bedrag van € 60.000 investeren in het bezoek aan de
landen en marketinguitingen. De touroperator verwacht dat hij na afloop
van jaar 3 opnieuw in nieuwe vakantiebestemmingen moet investeren. De
investering moet volgens de accountant in drie jaar worden afgeschreven.
De overige bedragen worden geacht aan het eind van het jaar te worden
ontvangen of uitgegeven. De touroperator houdt rekening met een
belastingtarief van 20%.

1 Bereken de reeks van vrije kasstromen (te beginnen met de investering en


vervolgens eind jaar 1 tot en met eind jaar 3).

Financieel management en financiering | 2


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Opgave 4: Het schoonmaakbedrijf


Schoonmaakbedrijf 'De Brouwer BV' overweegt voor het personeel
ultramoderne schoonmaakapparatuur aan te schaffen. Het bedrijf heeft
verschillende offertes opgevraagd. Op basis van de aanbiedingen van
verschillende bedrijven wil de directie de apparatuur bestellen bij 'De
Koning BV'. Dit bedrijf kan de apparatuur leveren voor een bedrag van in
totaal € 250.000. De apparatuur heeft een levensduur van drie jaar. Na
drie jaar koopt de leverancier de apparatuur voor een bedrag van € 40.000
terug.

Volgens de marketingmanager moet het mogelijk zijn om op basis van de


moderne apparatuur eenmalig een prijsverhoging van 10% bij de
bestaande klanten te realiseren. Daarnaast verwacht ze een toename van
het aantal klanten. Volgens de productieplanner kan het personeel met de
nieuwe apparatuur efficiënter poetsen. Hij verwacht een eenmalige
kostenbesparing van 5% op de totale uitgaven.

De administrateur heeft op basis van de aangeleverde informatie het


volgende overzicht opgesteld. Deze bedragen worden geacht aan het eind
van het jaar te worden ontvangen of uitgegeven.

Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3


Extra inkomsten als gevolg van € 150.000 € 105.000 € 80.000
de prijsverhoging en extra
klanten
Kostenbesparing € 40.000 0 0
Extra personeelskosten vanwege € 25.000 € 5.000 € 15.000
scholing en uitbreiding
klantenkring

1 Bereken de mutatie van de vrije kasstroom aan het begin van jaar 1 (de
investering in de nieuwe apparatuur).

2 Bereken de mutatie van de vrije kasstromen voor jaar 1 tot en met jaar 3.

Opgave 5: PIRO
Onderneming PIRO produceert en verkoopt onderdelen voor de
machinebouw. Het verwachte bedrijfsresultaat (EBIT) in 2016 is € 600.000.
De directie van PIRO overweegt in november van 2016 een thans in
gebruik zijnde machine op 1 januari 2017 te vervangen door een nieuwe
machine. Met de nieuwe machine kunnen aanzienlijke besparingen worden
gerealiseerd op energieverbruik, arbeidskosten en grondstofkosten.
Bovendien wordt de uitstoot van CO2 door deze nieuwe machine aanzienlijk
gereduceerd. Vanwege de positieve effecten op het milieu kan met de
nieuwe machine geprofiteerd worden van een overheidssubsidie.

De thans in gebruik zijnde machine heeft een boekwaarde van € 400.000.


Bij vervanging kan deze machine op 1 januari 2017 worden verkocht voor

Financieel management en financiering | 3


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

€ 160.000. Het boekverlies dat hierdoor ontstaat, kan in 2017 in mindering


worden gebracht op de belastbare winst. De belasting over de winst moet
ultimo 2017 worden betaald. De resterende gebruiksduur van deze
machine bedraagt vier jaar. De restwaarde na vier jaar is zowel fiscaal als
bedrijfseconomisch nihil.

De aanschafprijs van de nieuwe machine bedraagt € 1.300.000. Deze


uitgaven worden gedaan op 1 januari 2017. Op de nieuwe machine wordt
bedrijfseconomisch en fiscaal lineair in vier jaar afgeschreven tot de
restwaarde. De restwaarde wordt geschat op € 100.000. De jaarlijkse
besparingen op energie, grondstofkosten en arbeidskosten worden geschat
op € 240.000 per jaar.

Piro heeft recht op een overheidssubsidie van 5% over de investering op de


nieuwe machine. Voor de berekening wordt verondersteld dat deze subsidie
aan het eind van 2017 wordt uitbetaald.

De volgende vragen hebben betrekking op het vervangingsproject. U mag


daarbij aannemen dat, met uitzondering van de investering en de verkoop
van de machine, alle uitgaven en ontvangsten aan het einde van het jaar
plaatsvinden.

De kostenvoet voor dit investeringsproject bedraagt 10%. Het tarief van de


belasting over de winst is 25%.

1 Bepaal de relevante (= differentiële) vrije kasstroom op 1 januari 2017.

2 Bepaal de relevante (= differentiële) vrije kasstroom op 31 december


2017.

3 Bepaal de relevante (= differentiële) vrije kasstroom op 31 december 2018


en 2019.

4 Bepaal de relevante (= differentiële) vrije kasstroom op 31 december


2020.

De directie van PIRO wil op basis van de berekende netto contante waarde
een beslissing nemen over de vroegtijdige vervanging van de aanwezige
machine.

5 Zal zij de aanwezige machine vervangen? Motiveer uw antwoord met een


berekening.

Opgave 6: Selectiemethoden
Koster NV overweegt om een bedrag van € 1.000.000 te investeren als
uitbreiding van de productiecapaciteit. De controller heeft de volgende
verwachte (extra) vrije kasstromen gedurende de volgende vijf jaar
berekend:

Financieel management en financiering | 4


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Jaar (31-12-…) 0 1 2 3 4 5
Mutatie bruto-opbrengst € 325.000 € 325.000 € 325.000 € 325.000 € 325.000
Mutatie algemene -€ 40.000 -€ 40.000 -€ 40.000 -€ 46.667 -€ 46.667
bedrijfskosten
Afschrijvingen -€ 150.000 -€ 150.000 -€ 150.000 -€ 150.000 -€ 150.000
uitbreidingsinvesteringen
Mutatie bedrijfsresultaat € 135.000 € 135.000 € 135.000 € 128.333 € 128.333
Belastingen over -€ 33.750 -€ 33.750 -€ 33.750 -€ 32.083 -€ 32.083
bedrijfsresultaat
Bedrijfsresultaat na € 101.250 € 101.250 € 101.250 € 96.250 € 96.250
belastingen
Afschrijvingen € 150.000 € 150.000 € 150.000 € 150.000 € 150.000
Mutatie operationele € 251.250 € 251.250 € 251.250 € 246.250 € 246.250
kasstromen
Investeringen -€ 1.000.000 € 250.000
Mutatie vrije -€ 1.000.000 € 251.250 € 251.250 € 251.250 € 246.250 € 496.250
kasstromen

Koster NV gaat uit van een vermogenskostenvoet van 10% per jaar.

1 Bereken de netto contante waarde van de uitbreidingsinvestering.

2 Bereken de interne rentabiliteit van de uitbreidingsinvestering (op 2


decimalen).

3 Noem twee nadelen van de interne rentabiliteit bij het beoordelen van een
investering.

Koster NV wil voor de beoordeling van de investering uitgaan van de


methode van de aangepaste interne rentabiliteit. Koster NV verwacht dat
de bedragen die gedurende de periode vrijkomen, kunnen worden belegd
tegen 5% per jaar.

4 Bereken de aangepaste interne rentabiliteit (op 2 decimalen).

5 Bereken de terugverdienperiode van de investering.

6 Noem twee bezwaren die in het algemeen tegen de berekening van de


terugverdienperiode worden gehanteerd.

7 Noem minimaal één voordeel van het gebruik van de terugverdienperiode.

8 Bereken de terugverdienperiode rekening houdend met een


vermogenskostenvoet van 10%.

9 Bereken de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR).

Opgave 7: Pietersen
Ondernemer Pietersen wil graag een nieuwe markt betreden.
Marktonderzoek heeft de volgende informatie opgeleverd:

Financieel management en financiering | 5


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Looptijd van het project: 5 jaar


Benodigd investeringsbedrag vaste activa: € 2.000.000
Verwachte restwaarde vaste activa na 5 jaar: € 500.000

Verwachte Verwachte kosten (exclusief


opbrengsten afschrijvingen en rente)
Jaar 1 € 1.000.000 € 500.000
Jaar 2 € 2.000.000 € 750.000
Jaar 3 € 2.000.000 € 750.000
Jaar 4 € 1.000.000 € 500.000
Jaar 5 € 1.000.000 € 500.000

Overige gegevens:
• Vennootschapsbelastingtarief: 25%.
• Gelet op de risicograad van het project wil de bank het project
financieren voor een maximaal bedrag van € 1.000.000 tegen 8% per
jaar.
• De onderneming hanteert een vermogenskostenvoet van 10%.

1 Bereken voor de jaren 1 tot en met 5 de voor de investeringsselectie


relevante belastingbedragen.

2 Bereken de voor het gehele project relevante vrije kasstromen (jaar 0 tot
en met 5).

3 Geef gemotiveerd aan of op basis van de NCW als investeringscriterium


onderneming Pietersen het project zou moeten uitvoeren.

Opgave 8: Onderneming Karelsen


Onderneming Karelsen heeft een procedé ontwikkeld voor het maken van
een nieuw product. Het product past perfect binnen het bestaande
assortiment. De ontwikkeling van het procedé heeft de onderneming uit
hoofde van Research & Development € 3.000.000 gekost. Om het product
te kunnen maken is op 1 januari 2016 een investering in de bestaande
fabriek van € 15.000.000 nodig. Het kost één jaar om de investering
operationeel te maken. Om de investering te kunnen betalen heeft de
ondernemer in de loop van 2015 voor € 7.000.000 eigen vermogen
aangetrokken. De overige € 8.000.000 (rente 6% per jaar) wil de
onderneming financieren met het aantrekken van een lening per 1 januari
2017 met een totale looptijd van vijf jaar. De verwachting is dat de
machines aan het einde van 2021 verkocht worden voor € 2.000.000.
Afschrijvingstechnisch (fiscaal) worden de machines in vijf jaar tot € 0
afgeschreven in vijf gelijke bedragen per jaar. In het begin van de nieuwe
productie, op 1 januari 2017, is een investering van € 50.000 aan
werkkapitaal waarschijnlijk.

Financieel management en financiering | 6


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

De investering heeft daarnaast de volgende gevolgen:


• De vaste kosten voor de gehele fabriek nemen als gevolg van de
investering in de productieperiode (2017 tot en met 2019) met
€ 500.000 toe. De totale vaste kosten (inclusief de genoemde extra
€ 500.000) zijn voor 2017 geschat op € 7.000.000. Volgens het nieuwe
Activity Based Costing-model moet 25% van de totale vaste lasten aan
het nieuwe product worden toegerekend.
• De brutomarge (verkoopprijs – variabele kosten) bedraagt € 5.000 per
product.
• De verwachting is dat gedurende 2017-2021 1.000 producten per jaar
kunnen worden afgezet.
• Het belastingpercentage is 25%.
• Voor de berekening mag worden aangenomen dat alle gelduitgaven en
geldontvangsten aan het eind van het genoemde jaar plaatsvinden,
behalve de investering in werkkapitaal.
• De onderneming rekent met een vermogenskostenvoet van 10%.

1 Geef in een overzicht aan welke informatie voor de investeringsselectie


relevant is. Motiveer uw antwoord.

2 Bereken het bedrag van de investering (de mutatie van de vrije kasstroom
op 1 januari 2016).

3 Bereken het voor de investeringsbeslissing relevante te verwachten


bedrijfsresultaat (EBIT) van de investering gedurende de periode 2017-
2021.

4 Bereken de voor de investeringsbeslissing relevante te verwachten te


betalen belastingen gedurende de investeringsperiode.

5 Bereken de vrije kasstromen voor de jaren 2016- 2021, ervan uitgaande


dat de investering plaatsvindt.

6 Geef, onderbouwd met een berekening, aan of de onderneming het


investeringsplan zou moeten uitvoeren.

Opgave 9: PAT NV
PAT NV heeft op 1 januari 2017 investeringsplannen. Van de
bedrijfseconomische afdeling krijgt de bedrijfsleiding de volgende gegevens
aangeleverd:
• Investering: € 3.000.000 op 1-1-2017 (= 31-12-2016).
• De looptijd van het project is vier jaar, de restwaarde van het project
is € 300.000 (te ontvangen aan het eind van jaar 4 = 31-12-2020).
• De investering in vaste activa wordt voor 80% gefinancierd met
vreemd vermogen (€ 2.400.000). Het te betalen rentepercentage is
5%. De lening moet in vier gelijke bedragen per jaar worden
terugbetaald.
• Eind jaar 2 (31-12-2018) vergt de investering een groot onderhoud
van € 400.000. Vanaf jaar 1 (2017) kan gedurende de looptijd van de
Financieel management en financiering | 7
Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

investering fiscaal voor het groot onderhoud een voorziening worden


gevormd.
• De onderneming ontvangt aan het begin van de investeringsperiode
een subsidie van € 450.000 (15%) op de investering. Deze subsidie
wordt gebruikt als aanvullende financiering (dus naast het aantrekken
van de lening). Aan het einde van de looptijd is een desinvesterings-
betaling (15% van de restwaarde) uit hoofde van de subsidieregeling
verschuldigd.
• Verwachte opbrengsten en kosten bedragen:

Opbrengsten Grondstofkosten Brutomarge


2017 € 2.000.000 € 600.000 € 1.400.000
2018 € 4.000.000 € 1.200.000 € 2.800.000
2019 € 4.000.000 € 1.200.000 € 2.800.000
2020 € 4.000.000 € 1.200.000 € 2.800.000

• De overige kosten (naast afschrijvingen en rentebetalingen) bedragen


€ 1.000.000 per jaar.
• Voor 2017 wordt rekening gehouden met extra aanloopkosten van
€ 500.000. Deze kosten worden geacht aan het eind van het jaar te
vallen.
• De verkopen zijn op rekening, waardoor per jaar een post debiteuren
ontstaat. Voor de bepaling van de omvang van de debiteuren
veronderstelt men dat de post debiteuren (en dus ook de verandering)
aan het eind van het jaar op de balans verschijnt. Voor de berekening
van de hoogte van de post gaat men ervan uit dat de post debiteuren
aan het eind van het jaar gelijk is aan 10% van de omzet van het jaar
zelf. (Op 1 januari 2018 bestaat de post debiteuren dus uit een bedrag
van € 200.000.)
• Het bedrijf vindt het belangrijk dat de productie ongehinderd moet
kunnen plaatsvinden. Gedurende 2017 wordt een veiligheidsvoorraad
opgebouwd ter waarde van € 200.000. Voor de investeringsbeslissing
wordt verondersteld dat deze veiligheidsvoorraad op 1 januari 2018 op
de balans geboekt wordt. Deze voorraad wordt aan het eind van jaar
2020 verkocht, zodat er aan het eind van de looptijd van de
investering geen voorraden eindproducten meer zijn. (Om het
overzichtelijk te houden wordt in de berekening van het
bedrijfsresultaat geen rekening gehouden met deze voorraadvorming.)
• De bedrijfsleiding wil graag gedurende de looptijd een bedrag van
€ 100.000 aan voorraad grondstoffen aanhouden. Deze voorraad
schaft het bedrijf op 1 januari 2017 aan. Het bedrijf financiert deze
extra voorraden zelf. Deze investering komt aan het einde van jaar 4
(31-12-2020) terug.
• De grondstofkosten die noodzakelijk zijn voor de productie in een jaar
(zie tabel), worden op rekening gekocht met een betalingstermijn van
30 dagen. Ook nu wordt verondersteld dat het bedrag aan crediteuren
voor het eerst op 1 januari 2018 op de balans verschijnt.
• Eventuele verliezen mogen belastingtechnisch gecompenseerd worden.
Het belastingpercentage is 25%.

Financieel management en financiering | 8


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

• De productie en verkoop vindt gelijkmatig over het jaar plaats, voor de


berekening wordt ervan uitgegaan dat de bedragen aan het eind van
het jaar ontvangen en uitgegeven worden, tenzij expliciet de datum is
genoemd waarop de betalingen en ontvangsten plaatsvinden.
• PAT NV rekent met een vermogenskostenvoet van 12%.

1 Bereken de voor de bepaling van het bedrijfsresultaat fiscale afschrijvingen


(inclusief de toevoeging aan de post voorzieningen).

2 Bereken het bedrijfsresultaat van het project voor 2017 tot en met 2020.

3 Bereken de voor het project relevante belastingbedragen van het project


voor 2017 tot met 2020.

4 Bereken de bedragen voor het geïnduceerde werkkapitaal gedurende de


looptijd van het project.

5 Bereken de relevante vrije kasstromen voor het project gedurende de


looptijd.

6 Bepaal op basis van de NCW in hoeverre de uitvoering van de investering


waarde toevoegt aan PAT NV.

7 Bereken met behulp van Excel de interne rentabiliteit (IRR).

Opgave 10: De opkoper


Een opkoper van failliete boedels heeft de kans om op 1 januari 2017 een
partij goederen voor een bedrag van € 220.000 te kopen. De partij
goederen bevat artikelen die niet echt courant zijn, maar de opkoper
verwacht wel dat hij binnen vier jaar 75% van alle opgekochte goederen
via een eigen internetsite en marktplaats.nl kan verkopen. Na vier jaar wil
de opkoper de resterende producten als schroot verkopen. De verwachte
opbrengst van de schroot is € 20.000. De goederen kunnen in de eerste
twee jaar niet allemaal in de huidige loods van de opkoper worden
opgeslagen. De opkoper wil dan ook voor twee jaar een loods huren. De
verhuurder vraagt een huur van € 12.000 per jaar voor de huur van deze
loods. Volgens de accountant moet een bedrag van € 15.000 per jaar voor
het gebruik van de reeds bestaande loods en de uren van de opkoper als
kosten aan het project worden toegerekend.

De opkoper verwacht de volgende opbrengsten uit de verkoop van de


goederen (voor de berekening mag ervan worden uitgegaan dat de
ontvangsten aan het eind van het jaar ontvangen worden):

Financieel management en financiering | 9


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

2017 2018 2019 2020


Ontvangsten uit de verkoop € 155.000 € 125.000 € 50.000 € 30.000
(na kosten van
gebruikmaking van internet
en marktplaats.nl)

De opkoper verwacht dat hij in 2017 een bedrag van € 10.000 extra aan
reclame moet uitgeven om de goederen te kunnen verkopen. Het is
gebruikelijk dat de koper de vervoerskosten betaalt. Om de goederen te
kunnen versturen maakt de opkoper gebruik van zijn eigen personeel en
daarnaast (om de piekuren op te vangen) van studenten. De studenten
worden alleen ingezet als er werk is. Volgens de accountant moet de
opkoper rekening houden met de volgende bedragen:

2017 2018 2019 2020


Personeelskosten vast € 200.000 € 200.000 € 200.000 € 200.000
personeel per jaar
Inhuur studenten toe te € 15.000 € 10.000
rekenen aan de opkoop
van de aangeboden
goederen

Voor de berekening mag worden verondersteld dat de uitgaven aan het


eind van het jaar plaatsvinden.

De opkoper drijft zijn handel in de vorm van een bv en valt in 20%-


vennootschapsbelastingtarief, en hij hanteert een vermogenskostenvoet
van 10% per jaar.

1 In de literatuur over investeringsbeslissingen wordt gesteld dat 'sunk costs'


voor de beoordeling van de investeringsbeslissing buiten beschouwing
moeten worden gelaten.

a Geef een omschrijving van het begrip 'sunk costs'.

b Geef een voorbeeld van sunk costs.

c Geef gemotiveerd aan in hoeverre er in de casus van de opkoper sprake is


van sunk costs.

2 Bereken de relevante vrije kasstromen voor dit project op 1 januari 2017.

3 Berekenen de relevante vrije kasstromen voor dit project aan het einde
van de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020.

4 Bereken de netto contante waarde van dit project op 1 januari 2020; rond
daarbij af op hele euro's.

Financieel management en financiering | 10


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Naast de berekening van de contante waarde hanteert de opkoper ook de


terugverdienperiode als methode om te bepalen of hij wel of niet zou
moeten investeren in een project. De opkoper is van mening dat een
investering binnen drie jaar moet zijn terugverdiend.

5 Bereken de terugverdienperiode van het project.

6 Geef gemotiveerd aan of de opkoper zou moeten ingaan op het aanbod om


de partij goederen voor een bedrag van € 220.000 over te nemen. Wat zou
volgens u de maximale prijs mogen zijn?

Opgave 11: Domino BV


Van koelboxproducent Domino BV zijn op 1 januari 2015 de volgende
financiële gegevens bekend:

Afzet 2014: 2.500 stuks


Gemiddelde verkoopprijs: € 30 per stuk
Variabele kosten: € 15 per stuk
Afschrijving: € 1.000
Overige constante kosten: € 7.500
Vennootschapsbelastingtarief: 25%

Domino BV heeft de buitenkans om op 1 januari 2016 uit een faillissement


een nieuwe machine te kunnen kopen voor een bedrag van € 33.000. De
machine heeft een levensduur van drie jaar. De restwaarde is € 3.000. Met
de nieuwe machine kan de afzet worden verdubbeld.

De huidige machine heeft een resterende levensduur van drie jaar en heeft
een boekwaarde van € 3.000. De vraag is in hoeverre de markt de afzet
kan opnemen.

Domino BV gaat bij het nemen van zijn beslissing uit van de volgende
veronderstellingen:
• De uitbreiding van de afzet kan worden gerealiseerd als de
verkoopprijs daalt van € 30 naar € 25 per stuk, de variabele kosten
blijven € 15 per stuk.
• De huidige machine kan als schrootwaarde voor een bedrag van
€ 1.500 worden verkocht.
• De overige constante kosten blijven € 7.500.
• De machine wordt gefinancierd met een banklening met een looptijd
van drie jaar en een rentepercentage van 4% per jaar. De lening moet
aan het eind van de periode in zijn geheel worden afgelost.
• Voor de berekening gaat Domino BV ervan uit dat alle bedragen,
behalve de investering en de verkoop van de bestaande machine
(inclusief eventuele fiscale gevolgen), aan het eind van de periode
ontvangen worden. De vermogenskostenvoet is 8%.

1 Bereken het bedrag van de investering op 1 januari 2016.

Financieel management en financiering | 11


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

2 Bereken de verwachte mutatie van het bedrijfsresultaat van 2016 tot en


met 2018.

3 Bereken de verwachte mutatie van de vrijekasstroom in 2016, 2017 en


2018.

4 Geef gemotiveerd aan in hoeverre volgens de methode van de netto


contante waarde de investering zou moeten worden uitgevoerd.

5 Noem een andere relatief veelgebruikte investeringsselectiemethode.

Na een inspectie van de oude machine blijkt dat de levensduur van de


bestaande machine niet drie jaar is, maar nog maar één jaar.

6 Geef gemotiveerd aan (niet berekenen) in hoeverre dit nieuwe gegeven


invloed heeft op de conclusie van het door u bij 5 gegeven antwoord.

Opgave 12: Onderneming Deco


De onderneming Deco overweegt de aanschaf van een nieuwe machine. Er
zijn op de markt twee typen beschikbaar, machine XP en Q. De volgende
gegevens hebben betrekking op de initiële investering en de met de
machine te genereren voordelen. De vermogenskostenvoet van de
onderneming bedraagt 10%.

Machine XP Machine Q D32


Aanschafprijs (jaar 0) € 13.000 € 20.000
Restwaarde € 3.000 € 2.000
Toekomstige mutatie vrije
kasstromen:
Jaar 1 € 8.000 € 12.000
Jaar 2 € 3.000 € 12.000
Jaar 3 € 2.000 € 8.000
Jaar 4 (inclusief restwaarde Q D32) € 4.000 € 8.000
Jaar 5 (inclusief restwaarde XP) € 8.000

1 Welke machine moet de onderneming op basis van de methode van de


netto contante waarde aanschaffen?

Gelet op de verschillende investeringsbedragen zijn beide projecten niet


met elkaar te vergelijken.

2 Welke twee methoden zijn te gebruiken om projecten met een verschillend


investeringsbedrag te vergelijken?

3 Bereken met behulp van Excel de interne rentabiliteit van beide projecten.

4 Bereken de winstgevendheidsindex van beide projecten.

Financieel management en financiering | 12


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Opgave 13: Verschillende bedragen en looptijden


De NCW wordt in de financieringsliteratuur gezien als theoretisch de meest
juiste methode. Een nadeel van deze methode is dat het lastig is op basis
van de uitkomst in het geval van beperkte beschikbare middelen een keuze
te maken tussen projecten met een verschillend investeringsbedrag en een
verschil in looptijd. Een raad van bestuur zou het volgende overzicht
kunnen krijgen:

Project Investeringsbedrag Looptijd NCW


A € 1.000.000 4 jaar € 100.000
B € 1.500.000 4 jaar € 125.000
C € 1.750.000 5 jaar € 200.000
D € 2.000.000 6 jaar € 225.000

De maximaal beschikbare financiële middelen bedragen € 2.000.000 en het


is niet mogelijk alle projecten uit te voeren. De onderneming rekent met
een vermogenskostenvoet van 10%.

1 Welk investeringsproject moet volgens u worden uitgevoerd op basis van:

a De equivalente jaarlijkse kasstroom.

b De winstgevendheidsindex.

Opgave 14: LINA BV


Lina BV is een onderneming die voor verschillende A-merken snoep
produceert. Lina BV is onlangs benaderd door een supermarktketen om
voor het huismerk snoep onder de naam BBB te produceren. De
supermarktketen wil in principe een contract tekenen voor een looptijd van
vijf jaar, met de optie het contract iedere twee jaar met twee jaar te
verlengen.

Voor de productie van BBB moet LINA BV op 1 januari 2017 de huidige


productielijnen aanpassen. De kosten van de aanpassing van de installatie
worden geschat op € 500.000 en moeten op 1 januari betaald worden.
Daarnaast moet er voor een bedrag van € 5.000.000 worden geïnvesteerd
in nieuwe installaties. Als het contract niet wordt verlengd, moet de
productielijn worden ontmanteld. De kosten daarvan worden geschat op
€ 200.000. De aanpassing van de productielijn mag fiscaal in één jaar
worden afgeschreven (wordt gezien als kosten, niet als een investering) en
wordt voor de berekening van de vennootschapsbelasting meegenomen in
de jaarrekening van 2017. De investering in de nieuwe installatie wordt in
vijf jaar afgeschreven. Er is geen restwaarde. De kosten van de
ontmanteling worden fiscaal in vijf jaar afgeschreven.

In het te tekenen contract garandeert de supermarktketen per jaar een


omzet van € 6.000.000. De directe extra productiekosten (grondstoffen en
personeel) worden geschat op € 3.000.000 per jaar. Als Lina BV het

Financieel management en financiering | 13


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

contract tekent, heeft dat als gevolg dat het product AAA voor de Belgische
markt niet langer geproduceerd en verkocht gaat worden. Daarmee verliest
Lina BV een omzet van € 1.000.000 per jaar. Het stoppen van deze
productie heeft geen gevolgen voor de totale bestaande afschrijvingen op
de installatie; het personeel dat normaal gesproken wordt ingezet voor de
productie van AAA, kan worden ingezet voor de productie van BBB. De
investering in het werkkapitaal van BBB bedraagt € 50.000 (per 1 januari
2017), waarvan € 30.000 aan het eind van 2021 vrijvalt. De verwachting is
dat het overige bedrag als incourante voorraad of als oninbare vordering
eind 2021 moet worden afgeschreven.

In de investeringsberekening houdt Lina BV rekening met een


vennootschapsbelastingtarief van 25% en een vermogenskostenvoet van
10%. De bedragen (tenzij anders aangegeven) worden verondersteld aan
het eind van het jaar te worden ontvangen/uitgegeven.

1 In de economische literatuur worden verschillende vormen van


investeringsanalyse onderscheiden. Noem, naast de berekening van de
netto contante waarde, twee andere methoden die gebruikt worden.

2 Bereken de verwachte wijziging van het bedrijfsresultaat voor de


planningsperiode van 2017 tot en men 2021 als Lina BV kiest voor de
productie van BBB.

3 Bereken de verwachte investeringskasstroom aan het begin van 2017 voor


de productie van BBB.

4 Bereken de mutatie van de totale vrije kasstroom aan het eind van 2017,
2018, 2019 en 2020.

5 Bereken de verandering van de totale vrije kasstroom aan het eind van
2021 (ervan uitgaand dat het contract niet wordt verlengd).

6 Bereken de netto contante waarde van de investering in BBB op 1 januari


2017 en geef gemotiveerd aan of Lina BV het contract zou moeten
ondertekenen gelet op de rendementseis.

Stel dat de supermarktketen eind 2021 het contract voor de periode 2022
en 2023 alleen zou willen verlengen als ze een korting krijgt van 10%.

7 Geef gemotiveerd aan of u het contract eind 2021 zou willen verlengen
onder deze voorwaarden.

Opgave 15: Today BV


Het bedrijf Today BV wil in 2018 de productiecapaciteit uitbreiden. In 2017
verkocht Today BV 2.000 producten tegen € 45 per stuk. De variabele
kosten zijn € 15 per stuk. De afschrijvingskosten van de huidige
productiecapaciteit bedragen € 2.500 per jaar. De overige vaste kosten zijn
€ 7.000. In 2017 heeft Today BV een marktonderzoek (kosten € 10.000)
Financieel management en financiering | 14
Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat het product van Today BV kan
rekenen op een afzet van 4.000 stuks per jaar als de verkoopprijs verlaagd
wordt naar € 35 per product. Om de productiegroei mogelijk te maken is
een investering in een geheel nieuwe machine nodig. De aanschafprijs van
deze machine is € 24.000. De economische levensduur is vier jaar, met
een verwachte restwaarde van € 4.000. De fiscale afschrijving wordt
gelijkgesteld aan de economische afschrijving. De oude machine, met een
boekwaarde van € 4.000, kan worden verkocht (inruilen) voor € 4.000.

Als gevolg van de productie-uitbreiding verwacht de directie dat de


constante kosten zullen stijgen met € 10.000 per jaar. Door de
omzetstijging stijgt de investering in het werkkapitaal (eenmalig gedurende
vier jaar met € 4.000).

De nieuwe machine wordt betaald op 1 januari 2018. Daarvoor heeft de


directie een lening van € 17.500 afgesloten. Het rentepercentage is 7% per
jaar. De directie rekent met een vermogenskostenvoet van 10% per jaar
en een vennootschapstarief van 25%. De ontvangsten en uitgaven uit
hoofde van de operationele activiteiten worden geacht aan het eind van het
jaar plaats te vinden.

1 Om investeringsprojecten te kunnen beoordelen zijn verschillende


methoden ontwikkeld. Eén van deze methoden is het berekenen van de
terugverdienperiode. Geef een nadeel van deze methode.

In de investeringstheorie wordt gesteld dat sunk costs in de analyse buiten


beschouwing moeten blijven.

2 Geef een voorbeeld van sunk costs.

3 Geef gemotiveerd aan waarom sunk costs in de analyse buiten


beschouwing moeten blijven.

4 Bepaal het bedrag van de initiële investering op 1 januari 2018.

5 Bereken de mutatie van de relevante kasstromen gedurende 2018-2021.

6 Teken een tijdbalk en geef daarop alle relevante kasstromen aan waarmee
bij de beoordeling van de investering in de nieuwe machine rekening moet
worden gehouden.

7 Bepaal, op basis van de netto contante waarde, in hoeverre de investering


in de nieuwe machine economisch verantwoord is.

Opgave 16: Horizon


De leiding van de onderneming Horizon overweegt een investeringsproject
met een initiële uitgave van € 5.000.000 aan het begin van jaar 1. De
vermoedelijke restwaarde van het project aan het einde van jaar 5 is nihil.
De vermogenskosten van de onderneming bedragen 7% per jaar.
Financieel management en financiering | 15
Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

De geprognosticeerde resultatenrekening van het project vertoont voor elk


van de jaren 1 tot en met 5 het volgende beeld:

Verkoopopbrengsten € 3.750.000
Kosten (exclusief afschrijvingen en rente) € 2.250.000
Afschrijvingen (lineair) € 1.000.000
€ 3.250.000
Bedrijfsresultaat € 500.000
Rentelasten - 150.000
Winst voor belastingen € 350.000
Belasting 25% - 87.500
Nettowinst € 262.000

1 Bereken voor het jaar 1 tot en met 5 voor het investeringsproject de


relevante vrije kasstromen.

2 Bereken de terugverdientijd van het investeringsproject. Kunt u op grond


van de uitkomst een oordeel uitspreken over de aanvaardbaarheid van het
project bij toepassing van de terugverdientijd als selectiecriteria? Licht het
antwoord toe.

3 Bepaal de netto contante waarde van het investeringsproject.

4 Kunt u op grond van het antwoord bij 3 een oordeel uitspreken omtrent de
aanvaardbaarheid van het project? Motiveer uw antwoord.

5 Naast de NCW (netto contante waarde) wordt ook de berekening van de


interne rentabiliteit als investeringsselectiemethode gebruikt. Geef twee
bezwaren tegen deze methode.

Opgave 17: Jansen


Ondernemer Jansen is toeleverancier voor een groot aantal
elektronicaproducenten en is daar redelijk succesvol in. In 2016 is een
concurrent toegetreden die het product A 10% goedkoper aanbiedt. Jansen
heeft een groot gedeelte van dit onderdeel van de markt kunnen behouden
door zijn prijzen van het product A ook met 10% te verlagen. Het gevolg is
wel dat het product A in 2016 nauwelijks nog winstgevend is.

Jansen beseft dat het product alleen winstgevend in het assortiment kan
worden gehouden als hij erin slaagt om de productiekosten van het product
A in 2017 drastisch te verminderen door het productieproces aan te
passen. Aanpassing van het productieproces betekent onder meer dat er
geïnvesteerd moet worden in een nieuwe productielijn. Doorproduceren
met de oude productielijn is geen optie. Als blijkt dat de nieuwe
productielijn economisch onverantwoord is, stopt Jansen met de productie
van A. Onderzoek heeft laten zien dat er een machine X is die, indien
geplaatst in een nieuwe productielijn, kan leiden tot een goedkopere
productie. De gegevens van een machine X zijn:

Financieel management en financiering | 16


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

Machine X
Investeringsbedrag € 1.000.000
Levensduur 4 jaar
Geschatte restwaarde € 200.000
Kostenbesparing door inzet machine X per jaar € 550.000
Omzetverlies ten opzichte van huidige installatie € 200.000
Vennootschapsbelasting 25%

De oude productielijn moet worden verwijderd. De kosten hiervan


bedragen € 100.000. De boekwaarde van deze productielijn is op 1 januari
2017 € 150.000. De restwaarde van de oude productielijn is nihil. De extra
kosten (verwijderen en afschrijving) mogen in 2017 fiscaal worden
verrekend met de overige activiteiten van het bedrijf van Jansen. Jansen
veronderstelt dat het investeringsbedrag van de machines op 1 januari
2017 moet worden betaald. De overige bedragen worden verondersteld
aan het eind van het jaar te worden ontvangen c.q. te worden betaald.

Als blijkt dat doorproduceren economisch verantwoord is, is de huisbankier


bereid de aanschaf van een nieuwe machine te financieren voor maximaal
€ 500.000 tegen 7,75% per jaar. Jansen beschikt over voldoende financiële
middelen om het resterende bedrag van de machine te kunnen financieren.

Jansen rekent met een vermogenskostenvoet van 10%.

1 Bereken in het kader van de investeringsbeslissing de relevante vrije


kasstromen voor jaar 2017 tot en met jaar 2020 voor machine X.

2 Geef op basis van de methode van de netto contante waarde aan in


hoeverre de aanschaf van de machine X waarde creëert.

Opgave 18: De windturbine


Verhagen overweegt om samen met negen andere ondernemers op het
bedrijventerrein te investeren in een windturbine. Ondernemer Verhagen
heeft een offerte ontvangen voor de plaatsing van een windturbine met een
vermogen van 1 Mw. Uitgaande van 2000 voldraaiuren per jaar zou de
windturbine 2.000.000 Kwh per jaar moeten kunnen leveren. De kosten
van deze windturbine bedragen € 1.500.000 (inclusief plaatsing). De
economische levensduur wordt geschat op 15 jaar. Er is geen restwaarde
en er zijn kosten voor het verwijderen van de windturbine aan het eind van
de economische levensduur. De gemeente is bereid de grond, zolang er
een windturbine staat, gratis ter beschikking te stellen. De gemeente wil
ook de kosten van de noodzakelijke vergunningen op zich nemen. De
overige kosten (verzekering, onderhoud, belastingen en dergelijke)
bedragen € 25.000 per jaar. Het kost Verhagen eenmalig € 10.000 om het
stroomnetwerk van zijn bedrijf aan te passen aan de windturbine (deze
kosten moeten gezien worden als een investering, waarbij de levensduur
gelijk is aan de levensduur van de turbine). Verhagen gebruikt gemiddeld

Financieel management en financiering | 17


Auteurs: P.A.M de Keijzer & J.E. Renaud ISBN 978-90-01-86716-4
www.financieelmanagement.noordhoff.nl © 2017 Noordhoff Uitgevers bv

200.000 Kwh per jaar. De ondernemers die willen investeren in de


windturbine, hebben afgesproken dat de kosten naar rato van het verbruik
van de ondernemers onderling worden verdeeld. Verhagen denkt de
aanschaf van de windturbine te financieren met een 15-jarige lening van
€ 150.000. Per jaar lost Verhagen € 10.000 af. Het rentepercentage is 8%.

Gegevens:
Kosten elektriciteit per Kwh: € 0,03
Belasting (variabel) per Kwh: € 0,0175

De verwachting is dat de kosten van elektriciteit (inclusief belastingen) per


jaar met 5% stijgen. Verhagen rekent met een vermogenskostenvoet van
10%. Het vennootschapsbelastingtarief is 25%.

1 Uit welke elementen bestaat de relevante kasstroom in het kader van de


investeringsbeslissing? (Noemen, nog niet berekenen.)

2 Bereken de relevante kasstroom vanaf jaar 0 tot en met jaar 15, indien
Verhagen in het project Windturbine voor 10% zou deelnemen.

3 Toon met behulp van een berekening aan of het investeringsproject voor
Verhagen waarde gaat creëren.

U kunt daarbij eventueel gebruikmaken van de volgende formule:

 (1+g)n−1 1 (1+g)
Contante Waarde = A X { - }x{ }
(1+r)n (1+g) g

Met:
A = startbedrag op t = 1
g = % waarmee het startbedrag per jaar groeit
r = disconteringsvoet
n = periode

4 De overheid is er niet zeker van dat de aanschaf van de windturbine tot


stand komt en is bereid een eenmalige subsidie van € 350.000 te
verschaffen. Dit zou betekenen dat Verhagen eenmalig een subsidie
ontvangt van € 35.000. Geef gemotiveerd aan of het verstrekte
subsidiebedrag volgens u voldoende is.

Financieel management en financiering | 18

You might also like