You are on page 1of 38

4|5 havo

Economie

Antwoorden Module 5 Speltheorie

Release 2021

www.praktischeeconomie.nl
Malmberg ’s-Hertogenbosch
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Module 5 Speltheorie
Antwoorden

Inhoudsopgave

1 Speltheorie ...................................................................................................................................... 5
§1 Van spel naar theorie ................................................................................................................. 5
§2 Gelijktijdig kiezen ....................................................................................................................... 5
§3 Volgtijdelijk kiezen ..................................................................................................................... 7
§4 Toepassen ................................................................................................................................ 10
2 Samenwerken ............................................................................................................................... 13
§1 Het gevangenendilemma.......................................................................................................... 13
§2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma.................................................................... 15
§3 Een herhaald gevangenendilemma ........................................................................................... 17
§4 Oplossingen voor het gevangenendilemma .............................................................................. 19
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 20
3 Onderhandelen ............................................................................................................................. 23
§1 Meerdere evenwichten ............................................................................................................ 23
§2 Onderhandelen, specifieke investeringen en verzonken kosten ................................................ 24
§3 Het berovingsprobleem ............................................................................................................ 26
§4 Het voordeel van de eerste keuze............................................................................................. 27
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 29
Afsluiting .......................................................................................................................................... 31
Naar het examen .............................................................................................................................. 33
Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 4
Hoofdstuk 1 Speltheorie
Paragraaf 1 Van spel naar theorie

Opdrachten
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Citeer de zin waaruit de wederzijdse afhankelijkheid van Jumbo en Albert Heijn blijkt.
‘Als Jumbo zijn prijzen niet zou verlagen, zou de supermarktketen een groot deel van zijn
marktaandeel kwijtraken.’
b Waaruit blijkt dat er voldoende ruimte was om de prijzen te verlagen?
Een gemiddeld huishouden besteedde vlak voor het uitbreken van de prijzenoorlog veel meer
aan boodschappen (€ 450 per maand) dan zeven jaar eerder (€ 260 per maand).
2
Bron 1 geeft enkele voorbeelden van wederzijdse afhankelijkheid.
a Welke twee voorbeelden in bron 1 passen bij het vak economie?
Het voorbeeld van de twee kroegen en van de twee vliegtuigmaatschappijen.
b Geef een economisch voorbeeld van wederzijdse afhankelijkheid op de arbeidsmarkt.
Bijvoorbeeld: De loonhoogte bij ABN AMRO heeft invloed op het aanbod van arbeid bij de
concurrenten van ABN AMRO.
3
Lees In context ‘De groentemarkt als economiespel’. Geef twee voorbeelden van acties die een
aanbieder op de groentemarkt kan kiezen om meer klanten te trekken.
Bijvoorbeeld: verlagen van zijn prijzen en luidkeels reclame maken.
4
Lees bron 3.
a Op welke manier is er hier sprake van wederzijdse afhankelijkheid?
Als een land zijn belastingtarief verandert, heeft dat invloed op het gedrag van rijke beleggers
en multinationals in andere landen en omgekeerd.
b Is het mogelijk dat een land met een hoog belastingtarief op winst en spaargeld minder
belastinggeld int dan een land met een veel lager tarief? Verklaar je antwoord.
Ja. Een land met een hoog belastingtarief trekt weinig beleggers en multinationals. Een land
met een laag tarief trekt veel meer beleggers en multinationals. Een laag tarief over veel geld
kan meer opleveren dan een hoog tarief over weinig geld.

Paragraaf 2 Gelijktijdig kiezen

Opdrachten
1
In een dorp zijn twee fastfoodaanbieders: Burger King en McDonald’s. Beide aanbieders
overwegen hun prijzen te verlagen om klanten bij de concurrent weg te lokken. In bron 4 zijn de
gevolgen van de verschillende keuzes samengevat.
a Wie is de rijspeler?
McDonald’s.
b Welke speler bepaalt welke kolom van de opbrengstenmatrix van toepassing is?
Burger King.
c Waaruit blijkt de wederzijdse afhankelijkheid tussen McDonald’s en Burger King?
De opbrengsten van de ene speler zijn afhankelijk van de keuze van de andere speler.
d Welke omzet heeft McDonald’s als beide spelers geen prijsverlaging doorvoeren?
€ 1.000.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 5


e Met hoeveel euro stijgt de omzet van McDonald’s als het wél een prijsverlaging doorvoert
terwijl Burger King dat niet doet?
Van € 1.000 naar € 1.200 = € 200.
Als McDonald’s zijn prijzen verlaagt, neemt zijn omzet toe en daalt de omzet van Burger King.
f Leg dit uit. Waaruit blijkt dit in bron 4?
Door de prijsdaling gaan meer mensen bij McDonald’s eten. Dat zijn er zoveel meer dat de
omzet toeneemt. Een deel van die mensen aten voorheen bij Burger King. Daardoor daalt bij
Burger King de omzet. Dit blijkt ook uit bron 4: als McDonald’s zijn prijzen verlaagt, neemt zijn
omzet toe met € 200, terwijl die van Burger King dan met € 100 daalt. De omzetstijging van
McDonald’s is groter dan de omzetdaling van Burger King.
g Verklaar waarom de omzetdaling van Burger King kleiner is dan de omzetstijging van
McDonald’s.
Bijvoorbeeld: Een deel van de omzetstijging van McDonald’s komt door mensen die nu bij
McDonald’s eten, maar daarvoor niet bij Burger King aten.
h Onderstreep in bron 4 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de meeste
omzet opleveren.
Burger King
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
McDonald’s Geen prijsverlaging (€ 1.000, € 1.400) (€ 900, € 1.600)
Wel prijsverlaging (€ 1.200, € 1.300) (€ 1.100, € 1.500)
i Wat is het Nash-evenwicht?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
2
a Onderstreep in bron 5 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de meeste
winst opleveren.
Bakker Hanssen
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Bakker Ertürk Geen prijsverlaging (€ 1.000, € 1.400) (€ 800, € 1.600)
Wel prijsverlaging (€ 1.200, € 1.200) (€ 900, € 1.300)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
c Leg het Nash-evenwicht bij opdracht b uit.
Gegeven de keuze van de andere bakker kan geen van beide bakkers zijn winst verhogen
door zijn keuze te veranderen. Dus: gegeven dat Ertürk kiest voor {wel prijsverlaging} kan
Hanssen zijn winst niet verhogen door zijn keuze te veranderen van {wel prijsverlaging} naar
{geen prijsverlaging}. Hetzelfde geldt voor Ertürk. Kortom, gegeven dat beiden kiezen voor
{wel prijsverlaging} kan geen van beiden erop vooruitgaan door eenzijdig zijn keuze te
veranderen.
3
Lees Praktijkonderzoek ‘De winstgevendheid van supermarktaanbiedingen’.
a Waarom verdienen supermarkten meer aan kortdurende acties met prijsverlagingen dan aan
langdurige prijsverlagingen?
Na een prijsverlaging haken de prijsgevoelige klanten, die door de prijsverlaging het product
zijn gaan kopen, na een bepaalde tijd toch weer af. Als de prijs dan verhoogd wordt, verlies je
geen klanten (de prijsgevoelige klanten zijn al afgehaakt, de prijsongevoelige klanten blijven
het product kopen). Als na een bepaalde tijd de prijs weer verlaagd wordt, kopen de
prijsgevoelige klanten het product weer een tijdje.
b Is er een andere manier van beprijzen dan het voeren van een prijzenoorlog die
supermarkten meer winst oplevert? Verklaar je antwoord.
Ja. Zoals het onderzoek laat zien, verdienen supermarkten het meest als ze regelmatig
kortstondig producten in de aanbieding doen.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 6


4
Schoenengigant en Footfeel zijn de enige twee schoenenwinkels in een stad. Ze zijn met elkaar
verwikkeld in een economiespel. In bron 6 staat de bijbehorende opbrengstenmatrix.
a Onderstreep in bron 6 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de meeste
winst opleveren.
Schoenengigant
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Footfeel Geen prijsverlaging (€ 4.500, € 6.000) (€ 3.000, € 8.000)
Wel prijsverlaging (€ 5.000, € 4.000) (€ 4.000, € 5.000)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}
c Waarom neemt Footfeel in het marktevenwicht geen initiatief met een prijsverandering?
Dan zou de winst met € 1.000 afnemen.
d Waarom neemt Schoenengigant in het marktevenwicht geen initiatief met een
prijsverandering?
Dan zou de winst met € 1.000 afnemen.
5
a Vul bron 7 in waarbij het volgende geldt:
• alle opbrengsten zijn positieve en gehele getallen;
• speler 1 heeft altijd een voorkeur voor de actie {laag};
• speler 2 heeft altijd een voorkeur voor de actie {rechts};
• de opbrengsten van speler 1 zijn altijd hoger dan de opbrengsten van speler 2.
speler 2
Links Rechts
speler 1 Hoog (2, 1 ) ( 3 , 2 )
Laag (3, 2) (4, 3 )
De doelstelling van de beide spelers is om een zo hoog mogelijke opbrengst te hebben.
b Onderstreep voor iedere speler de waarden bij de beste keuzes die volgen uit hun
doelstelling.
speler 2
Links Rechts
speler 1 Hoog (2, 1) (3, 2)
Laag (3, 2) (4, 3)
c Wat is het Nash-evenwicht?
{laag, rechts}.

Paragraaf 3 Volgtijdelijk kiezen


Opdrachten
1
Bron 1 geeft enkele voorbeelden van situaties waarbij spelers volgtijdelijk een actie kiezen.
a Welke twee voorbeelden in bron 1 passen niet bij het vak economie?
Het voorbeeld van de twee leerlingen en van de twee schaakspelers.
b Geef een economisch voorbeeld van een volgtijdelijke keuze op de arbeidsmarkt.
Bijvoorbeeld: Iemand denkt erover zijn baan op te zeggen. Dat is afhankelijk van een
mogelijke salarisverhoging. Hij zegt zijn baan op als hij de salarisverhoging niet krijgt en doet
dat niet als hij de salarisverhoging wel krijgt. De werknemer kiest zijn actie nadat de
werkgever heeft gekozen om wel of niet een salarisverhoging door te voeren.
2
a Vul bron 5 in voor een volgtijdelijk spel waarbij het volgende geldt:
• Er zijn twee spelers: speler 1 en speler 2.
• Beide spelers kunnen kiezen uit de acties {links} en {rechts}.
• Speler 1 kiest als eerste.
• Alle opbrengsten zijn positieve, gehele getallen.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 7


• De opbrengsten zijn gelijk als spelers dezelfde actie kiezen.
• De opbrengsten zijn verschillend als spelers een verschillende actie kiezen waarbij de
opbrengst voor de speler die {links} kiest hoger is dan de opbrengst voor de speler die {rechts}
kiest en waarbij speler 1 in dit geval een voorkeur heeft voor {links} en speler 2 voor {rechts}.
• Beide spelers hebben een voorkeur voor het kiezen van dezelfde actie met daarbij een
voorkeur voor {rechts}.

b Wat is het Nash-evenwicht?


{rechts, rechts}
c Beschrijf de strategie van speler 2.
Strategie speler 2: {links als speler 1 links kiest en rechts als speler 1 rechts kiest}.
3
Willem en Frida staan iedere week met groente en fruit op een markt in een kleine gemeente.
Willem overweegt zijn prijzen te verlagen, in de hoop dat hij een deel van de omzet van Frida kan
afsnoepen. Maar hij vreest dat Frida zal reageren met prijsverlagingen, zodat hij er niets mee
opschiet. Hij weet dat ook Frida overweegt haar prijzen te verlagen. Willem schat in dat de eerste
die de prijzen verlaagt beter af is; de overgelopen klanten zullen voor een deel blijven bij diegene
die de prijzen als eerste heeft verlaagd. Zeker weten doet hij dit niet. Gelukkig kan zijn dochter
uitkomst bieden. Zij volgt het schoolvak economie en heeft marktonderzoek gedaan. Haar
bevindingen heeft ze samengevat in twee beslisbomen: bron 6 en 7.
a Wat is het Nash-evenwicht als Willem als eerste kiest om zijn prijzen wel of niet te verlagen?
{geen prijsverlaging, geen prijsverlaging}.

b Wat is het Nash-evenwicht als Frida als eerste kiest om haar prijzen wel of niet te verlagen?

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 8


{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.

c Is de inschatting van Willem terecht dat diegene die als eerste de prijzen verlaagt het beste
af is?
Nee. Als Willem als eerste mag kiezen, verlaagt hij zijn prijzen niet. Zou hij dat wel doen, dan
is hij niet het beste af. Voor Frida ligt dat anders; als zij als eerste mag kiezen, verlaagt ze
haar prijzen wel. En dat levert haar voordeel op.
4
Lees In context ‘De tweede keuze van Blendle’.
a Leg uit dat Blendle een nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van geschreven
content.
Consumenten die geïnteresseerd zijn in geschreven content en die bijvoorbeeld
geabonneerd zijn op een krant kunnen nu een abonnement nemen op Blendle.
b Leg uit dat Blendle ook géén nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van
geschreven content.
De oorspronkelijke aanbieders van artikelen die via Blendle gelezen worden, krijgen daar nog
steeds een vergoeding voor. Blendle is voor hen een extra kanaal om hun geschreven
content te verkopen.
c Welke actie kunnen zittende aanbieders kiezen om toetreding door Blendle af te wenden?
Niet met Blendle in zee gaan en hun geschreven content niet via Blendle aangeboden laten
worden.
5
Bekijk bron 8. Waarom is hier sprake van een strategie en niet van een actie?
Er wordt aangegeven dat er 76% meer van de apparaten worden gebouwd als bekend is
waar de apparaten voor dienen. De te kiezen actie (meer apparaten bouwen) is conditioneel
op de situatie waar de speler zich dan bevindt (weten waar het apparaat voor dient).

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 9


Paragraaf 4 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Leg uit waarom supermarkten pas winst maken bij een hoge afzet.
De vaste kosten zijn hoog en de winstmarges op producten zijn relatief laag. Het break-
evenpunt ligt daardoor bij een hoge afzet.
Lees bron 1.
b Uit welke zin kun je opmaken dat supermarkten ieder voor zich te maken hebben met een
hoge prijselasticiteit van de vraag naar hun producten? Verklaar je antwoord.
De laatste zin: Mensen zijn zo gewend geraakt aan het voordelige prijsniveau dat zij het niet
meer accepteren als supers hun marges iets willen opschroeven. Deze zin geeft aan dat
consumenten bij prijsverhogingen in de ene supermarkt waarschijnlijk massaal overstappen
naar een andere supermarkt. Een prijsverhoging veroorzaakt dus een forse daling van de
gevraagde hoeveelheid.
Bekijk bron 2.
c Hoe kun je uit bron 2 afleiden dat supermarkten in de periode 2006-2014 te maken hadden
met sterke concurrentie met bijkomende lage winstmarges?
De dalingen en stijgingen van de prijzen op de wereldmarkt worden (met enige vertraging)
gevolgd door vergelijkbare prijsdalingen en -stijgingen bij de supermarkten. Een supermarkt
kan de marge verhogen als hij een prijsdaling op de wereldmarkt (en dus een prijsdaling bij
de inkoop) niet laat volgen door een daling van de verkoopprijs. Maar dat gebeurt niet
vanwege de sterke concurrentie.
2
Lees bron 3.
a Welke twee oorzaken voor de prijsverlagingen kun je uit bron 3 halen? Leg daarbij uit
waarom de oorzaak een prijsverlaging tot gevolg heeft.
(1) Het is crisistijd. Mensen geven minder geld uit, dus luchtvaartmaatschappijen raken
klanten kwijt. Zij willen de klanten terugwinnen met prijsverlagingen. (2) De olieprijs is
gedaald, waardoor de kosten gedaald zijn. Luchtvaartmaatschappijen kunnen daardoor
lagere prijzen hanteren bij een gelijkblijvende winst.
Bekijk bron 4.
b Welke verandering in de markt past bij bron 3 nadat KLM de prijs heeft verlaagd? Verklaar je
antwoord.
() A van A naar B
() B van A naar D
() C van B naar C
() D van C naar D

De omzet van de vliegtuigmaatschappijen stijgt door de prijsverlagingen.


c Leg uit dat dit duidt op een prijselastische vraag.
De prijs daalt, maar de gevraagde hoeveelheid stijgt procentueel meer dan de prijs daalt,
waardoor de omzet stijgt. Er is dus sprake van een elastische vraag.
d Waarom mag je in het algemeen niet concluderen dat de winst toeneemt als de prijs daalt bij
een prijselastische vraag?
De omzet stijgt, maar de hogere afzet veroorzaakt ook hogere kosten. Het is de vraag of de
omzet meer stijgt dan de kosten stijgen.
e Waarom kun je verwachten dat prijsverlagingen bij een elastische vraag in de situatie van de
vliegtuigmaatschappijen hun winst vergroten?
De gedaalde kosten zijn een oorzaak voor de prijsverlagingen. Extra afzet en omzet hoeven
dus niet samen te gaan met hogere kosten, waardoor de winst stijgt.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 10


3
In opdracht van twee fastfoodketens, Meal for You en All You Can Eat, heeft een onafhankelijk
marktonderzoeksbureau de gevolgen in kaart gebracht van de mogelijke introductie van de Larger
than Life Burger (LLB). De bevindingen van het onderzoeksbureau staan in bron 5.
a Lees bron 6 en vul bron 5 in.
All You Can Eat
Geen LLB Wel LLB
Meal for You Geen LLB (€ 2.000, € 1.500) (€ 3.500 – (€ 2.000, € 1.650)
€ 2.000 of 0,75 x € 2.000) (= € 1.500 x 1,1)
Wel LLB (€ 1.900 (= € 2.000 x 0,95), (€ 1.900, € 1.485)
€ 1.350 (= € 1.500 x 0,9)
b Bespreek het effect van de invoering van de LLB op de winst van Meal for You en van All
You Can Eat. Wat kun je concluderen over het type fastfoodketen dat beide aanbieders zijn?
Invoering van de LLB door All You Can Eat heeft geen invloed op de winst van Meal for You.
De klandizie van Meal for You is klaarblijkelijk niet gevoelig voor de invoering van een
megaburger bij de concurrent. Het richt zich op een andere doelgroep. Tegelijkertijd: als Meal
for You de LLB invoert gaat de winst alleen maar naar beneden. Er worden wel extra kosten
gemaakt maar de LLB levert geen extra winst op; de klandizie van Meal for You zit niet te
wachten op de LLB. De klandizie van All You Can Eat is wel gevoelig voor de LLB. Als All
You Can Eat de LLB invoert, gaat de winst omhoog. Als ze dat niet doen terwijl Meal for You
de LLB wel invoert, gaat de winst bij All You Can Eat omlaag. Een deel van de klanten van
All You Can Eat vertrekt.
c Laat zien dat in het Nash-evenwicht alleen All You Can Eat de LLB introduceert.
All You Can Eat
Geen LLB Wel LLB
Meal for You Geen LLB (€ 2.000, € 1.500) (€ 2.000, € 1.650)
Wel LLB (€ 1.900, € 1.350) (€ 1.900, € 1.485)
d Kun je concluderen dat er door de introductie van de LLB meer mensen fastfood gaan eten?
Nee. De winst is gestegen, maar dat kan bijvoorbeeld komen doordat de LLB relatief duur is.
Mensen die al fastfood aten geven er dan meer aan uit. Daardoor stijgt de winst zonder dat
er meer mensen fastfood zijn gaan eten.
4
De ontwikkelkosten van digitale kaarten zijn erg hoog, zodat er sprake is van aanzienlijke
schaalvoordelen bij een groeiende productie. Op de Europese markt heeft Napia een
monopoliepositie op het gebied van digitale kaarten voor mobiele navigatieapparaten die
voornamelijk gebruikt worden door automobilisten. De ICT-onderneming Mioto overweegt een
poging te doen een plaats op deze markt te veroveren. Mioto ontwikkelt digitale kaarten die niet
alleen in de auto gebruikt kunnen worden, maar ook door bijvoorbeeld wandelaars.

Napia laat via de media doorschemeren de toetreding van Mioto met een scherpe prijsstelling te
zullen frustreren. Mioto neemt daarom contact op met de Eurocommissaris voor Mededinging
(ECM) en vraagt haar Napia tot de orde te roepen en concurrentie op de Europese markt mogelijk
te maken. De ECM vraagt haar marktanalist om advies en die publiceert twee scenario’s. Deze
zijn samengevat in bron 7 en 8. Elk scenario is gebaseerd op een andere betalingsbereidheid van
consumenten. In beide scenario’s zet Mioto de eerste stap en kiest Napia daarna een prijsbeleid.
De bedragen hebben betrekking op de winst in miljarden euro’s.
a Leg uit dat in scenario 1 de betalingsbereidheid van de consument groter is dan in
scenario 2.
In scenario 1 is de winst van Napia bij een hoge prijs groter dan bij een lage prijs. Dit wijst op
een lage prijsgevoeligheid. In scenario 2 is het tegenovergestelde het geval.
b Leid het Nash-evenwicht in scenario 1 af.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 11


In scenario 1 is het Nash-evenwicht: {wel toetreden, hoge prijs}.
c Leid het Nash-evenwicht in scenario 2 af.

In scenario 2 is het Nash evenwicht: {niet toetreden, lage prijs}.


d Leg het verschil in uitkomst bij opdracht b en c uit met het verschil in betalingsbereidheid van
de consumenten.
Mioto treedt toe in scenario 1 en niet in scenario 2. In scenario 1 hebben consumenten een
hogere betalingsbereidheid. De vraaglijn is naar rechts verschoven. Daardoor is er in de
markt plaats voor meer aanbieders.
De ECM vraagt haar marktanalist welke argumenten er zouden kunnen zijn vóór en tegen
toetreding van Mioto tot de Europese markt voor digitale kaarten.
e Schrijf het antwoord van de marktanalist. Geef daarbij twee argumenten vóór en twee
argumenten tegen de toetreding.
Argumenten vóór en toelichting:
– Als Napia niet in staat is aan de totale consumentenvraag te voldoen, zijn
consumenten gebaat bij een groter aantal aanbieders.
– Toetreding bevordert de concurrentie, wat de consument voordeel kan opleveren in de
vorm van lagere prijzen / meer keuze / meer innovatie.
Argumenten tegen en toelichting:
– Door het verdelen van de productie over twee aanbieders gaan schaalvoordelen
verloren en kunnen de prijzen stijgen / middelen om te investeren afnemen.
– Als er meer aanbieders komen, kunnen er problemen ontstaan bij de standaardisering
van de producten, hetgeen de bruikbaarheid kan aantasten.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 12


Hoofdstuk 2 Samenwerken

Paragraaf 1 Het gevangenendilemma


Opdrachten
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Leg uit dat kustbewaking een collectief goed is.
Niemand kan worden uitgesloten van consumptie. Als de kustbewaking er eenmaal is (er is
bijvoorbeeld een nieuwe dijk aangelegd), wordt iedereen beschermd tegen het water. En de
consumptie van de ene persoon heeft geen invloed op de mate van (mogelijk) consumptie
door een ander persoon. De bescherming van de een gaat niet ten koste van de
bescherming van de ander.
b Leg uit hoe in Nederland ‘de productie van het collectieve goed “kustbewaking”’ ter hand is
genomen.
In Nederland betaalt iedereen belasting en van dat belastinggeld wordt de productie van het
collectieve goed ‘kustbewaking’ betaald.
2
Lees In context ‘Het gevangenendilemma’.
a Welke acties legt de politie Theo G. en Robert H. voor?
{de ander aangeven} en {de ander niet aangeven}.
b Vul bron 4 in.
Robert H.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Theo G. De ander aangeven (–10, –10) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, 0) (–2, –2)
c Leid het Nash-evenwicht af.
{de ander aangeven, de ander aangeven}.
Robert H.
De ander aangeven De ander niet aangeven
Theo G. De ander aangeven (–10, –10) (0, –14)
De ander niet aangeven (–14, 0) (–2, –2)
d Citeer de zin die het Nash-evenwicht beschrijft.
‘Wanneer Theo G. en Robert H. met deze keuzes geconfronteerd worden, wijzen beide
verdachten de ander aan als moordenaar.’
3
Bekijk het economiespel van Jumbo en Albert Heijn in bron 1 van paragraaf 1.2.
a Heeft Jumbo een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Ja: {wel prijsverlaging}. Welke actie Albert Heijn ook kiest, Jumbo zal altijd de actie
{wel prijsverlaging} kiezen.
b Heeft Albert Heijn een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Ja: {wel prijsverlaging}. Welke actie Jumbo ook kiest, Albert Heijn zal altijd de actie
{wel prijsverlaging} kiezen.
c Is het Nash-evenwicht een evenwicht in dominante acties? Verklaar je antwoord.
Ja, want beide spelers hebben een dominante actie. Het Nash-evenwicht is daarom een
evenwicht in dominante acties.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 13


4
Welke twee eerder genoemde voorbeelden in hoofdstuk 1 zijn een gevangenendilemma?
A Albert Heijn en Jumbo
B Burger King en McDonald’s
C Bakker Ertürk en bakker Hanssen
D Footfeel en de Schoenengigant
E Meal for You en All You Can Eat
C en D. Het Nash-evenwicht is een situatie waarbij beide spelers erop vooruit kunnen gaan
door allebei een andere keuze te maken. Tegelijkertijd is het Nash-evenwicht telkens het
gevolg van spelers die een dominante actie hebben.
5
a Lees bron 6 en vul bron 5 in.
Jonker
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Van Vliet Geen prijsverlaging (€ 7.000, € 3.000) (€ 6.650, € 3.300)
Wel prijsverlaging (€ 7.700, € 2.850) (€ 7.350, € 3.150)
b Bepaal het Nash-evenwicht.
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
Jonker
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Van Vliet Geen prijsverlaging (€ 7.000, € 3.000) (€ 6.650, € 3.300)
Wel prijsverlaging (€ 7.700, € 2.850) (€ 7.350, € 3.150)
c Wie heeft gelijk, Jonker of Van Vliet? Waarom?
Van Vliet. In het evenwicht verlagen beiden hun prijs en dat levert beiden een hogere omzet
op.
d Hebben spelers een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Ja, voor beiden is dat de actie {wel prijsverlaging}. Welke actie de andere speler ook kiest,
iedere speler zal voor de actie {wel prijsverlaging} kiezen.
e Leg uit dat er wel of geen sprake is van een gevangenendilemma.
Nee, want er is geen andere situatie dan het Nash-evenwicht waarbij beiden erop
vooruitgaan.
6
a Lees bron 8 en vul bron 7 in.
Wielrenner B
Geen doping Wel doping
Wielrenner A Geen doping (40, 40) (40, 45)
Wel doping (45, 40) (45, 45)
b Wat is het Nash-evenwicht?
{wel doping, wel doping}.
Wielrenner B
Geen doping Wel doping
Wielrenner A Geen doping (40, 40) (40, 45)
Wel doping (45, 40) (45, 45)
c Wat probeert wielrenner B met zijn opmerking te bereiken? Leg uit waarom dit wel of niet
gaat lukken.
Dat wielrenner A geen doping gebruikt. Dat zal moeilijk worden want wel doping gebruiken is
een dominante actie.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 14


Paragraaf 2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma

Opdrachten
1
Geef aan wanneer er sprake is van een collectief goed. Verklaar steeds je antwoord.
A een zeedijk
B defensie (de verdediging van Nederland tegen invallen van vreemde mogendheden)
C bewaking van gebouwen
D een rivierdijk
E straatverlichting op de openbare weg
F verlichting bij de voordeur van een particulier huis
A, B, D, E zijn collectieve goederen.
C: als een gebouw bewaakt wordt, profiteren andere gebouwen niet mee, consumenten
worden dus van consumptie uitgesloten. Bij surveillance op straat om de openbare orde te
handhaven is het uitsluiten niet mogelijk.
F: hetzelfde principe geldt voor de verlichting bij de voordeur van een particulier huis versus
de straatverlichting op de openbare weg.
2
a Vul bron 4 in met de gegevens van bron 5.
Inclusief berekeningen:
Boerkoel
Wel bijdragen Niet bijdragen
Van Erp Wel bijdragen (€ 200, € 200 (= € (–€ 300 (= € 700 -
700 - € 1.000 / 2)) € 1.000), € 700
(= € 700 - € 0))
Niet bijdragen (€ 700 (= € 700 – € (€ 0, € 0)
0), –€ 300)
b Leid het Nash-evenwicht af.
{niet bijdragen, niet bijdragen}.
Boerkoel
Wel bijdragen Niet bijdragen
Van Erp Wel bijdragen (€ 200, € 200) (–€ 300, € 700)
Niet bijdragen (€ 700, –€ 300) (€ 0, € 0)
c Gaan Boerkoel en Van Erp voor de straatverlichting betalen? Verklaar je antwoord.
Nee. Het Nash-evenwicht geeft aan dat ze dat beiden niet gaan doen.
d Is het wel of niet in het belang van Boerkoel en Van Erp dat ze voor de straatverlichting
betalen? Verklaar je antwoord.
Het is in het belang van Boerkoel en Van Erp als ze beiden bijdragen. Als ze dat beiden
doen, gaan ze er allebei op vooruit.
e Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beiden hebben een dominante actie {niet bijdragen}. Beiden zouden erop vooruitgaan als
ze allebei de andere actie zouden kiezen.
3
Lees In context ‘Dijkbewaking als collectief goed’.
a Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis meer opleveren
dan in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Wilnis zien direct de opbrengst van het collectieve goed: een betere
bescherming tegen het water.
b Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis net zoveel
opleveren als in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Nederland voelen zich met elkaar verbonden en betalen even graag
mee aan de collectieve goederen van het land, waar die ook aangelegd worden.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 15


Lees bron 6.
c Waarom kun je afdrachten aan de EU zien als bijdrage aan een publiek goed?
De EU brengt collectieve goederen voort, zoals Europees toezicht op de marktwerking en het
in stand houden van de internationale rechtstaat.
d Is het voor de bepaling van de waarde van de EU voor Nederland zinvol om naar de netto-
afdrachten te kijken?
Aan de ene kant wel; het geeft inzicht in wat we voor de EU betalen (waarbij een bedrag van
€ 150 per persoon per jaar waarschijnlijk voor veel mensen een onverwacht laag bedrag is).
Aan de andere kant niet; de EU brengt collectieve goederen voort die Nederland (veel) meer
opleveren dan wat in (netto) euro’s is uit te drukken.
e Waarom vraagt de politieagent in bron 3 de strandgangers hun belastingaangifte te laten
zien?
Het strand is een collectief goed. Het onderhoud wordt betaald uit belastingopbrengsten. De
politieagent controleert of iedereen die naar het strand wil, wel belasting heeft betaald. Want
dat zijn de mensen die van dit collectieve goed gebruik mogen maken.
4
Lees Uit het economielab ‘Vrijwillige bijdragen aan een collectief goed’.
a Leg uit dat het afstaan van een fiche overeenkomt met een vrijwillige bijdrage aan een
collectief goed.
Een fiche dat afgestaan wordt, kost de speler die het fiche afstaat 3 punten, maar heeft een
waarde van 2 punten voor alle spelers. Die opbrengst voor alle spelers staat vast (niemand
kan van consumptie worden uitgesloten) en wordt niet minder als het spel met meerdere
spelers wordt gespeeld (de consumptie van de ene consument vermindert de opbrengst van
consumptie voor een andere consument niet).
b Laat met een berekening zien dat bij de acties {3, 4} de opbrengsten (20, 17) zijn.
Bij de acties {3, 4} worden er in totaal 7 fiches opgehaald. De opbrengst voor de speler met
actie {3} is: 7 × 2 + (5 – 3) × 3 = 20. De opbrengst voor de speler met actie {4} is:
7 × 2 + (5 – 4) × 3 = 17.
c Wat is de invloed van het aantal spelers op de waarde van een afgestaan fiche? Is dit
logisch? Verklaar je antwoord.
Bij een hoger aantal spelers neemt de totale waarde van een afgestaan fiche toe. Er zijn dan
immers meer spelers die een opbrengst van 2 krijgen vanwege een afgestaan fiche. Dit is
logisch. Hoe meer mensen van een collectief goed kunnen profiteren, hoe hoger de waarde
van dat collectieve goed is.
d Hoe is mogelijk meeliftgedrag in de experimentopzet verwerkt?
Een speler die geen fiche afdraagt, krijgt toch een hogere opbrengst als anderen wel fiches
afdragen.
e Waarom heeft communicatie tussen spelers alleen invloed op de speluitkomst als acties
gemonitord kunnen worden?
Iedere speler heeft altijd een prikkel om geen fiche af te staan; {0} is een dominante actie.
Zeggen dat je fiches afstaat, is niet geloofwaardig; iedereen weet dat je een prikkel hebt om
dat niet te doen. Alleen als kan worden gecontroleerd of iemand daadwerkelijk de fiches
afstaat die hij of zij zegt af te staan, gaat dat ook gebeuren.
f Wat betekent dit in de praktijk voor de financiering van collectieve goederen door de overheid
met belastingopbrengsten?
Belastingheffing komt overeen met het verplicht afstaan van een fiche. Iedereen weet dat
belastingen verplicht betaald worden. Als die belastingopbrengst wordt gebruikt voor het
voortbrengen van een collectief goed, weet iedereen dat iedereen daaraan bijgedragen heeft.
Er zal geen weerstand tegen ontstaan (in Nederland zal bijvoorbeeld niet iemand snel gaan
klagen over het besteden van belastinggeld aan het verbeteren van de kustbewaking).

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 16


5
Lees bron 7. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Meeliftgedrag. Als Europa actie onderneemt om de opwarming tegen te gaan, kunnen andere
landen (die minder of geen moeite doen) meeprofiteren.
6
Lees bron 8.
a Leg uit waarom tip 4 meeliftgedrag kan beperken.
De docent kan bij een intensieve begeleiding beter in de gaten houden welke leerlingen
meeliften.
b Leg uit hoe tip 7 meeliftgedrag kan beperken.
Een leerling die meelift loopt het risico dat hij de presentatie moet houden, terwijl hij niet veel
van de opdracht weet. Dat risico stimuleert om toch mee te doen.
c Wat vind je de beste tip? Verklaar je antwoord.
Bijvoorbeeld tip 2: dan is ieder deel van het werk duidelijk gerelateerd aan iedere individuele
leerling.
d Wat vind je de slechtste tip? Waarom?
Bijvoorbeeld tip 5: daarbij is het vrij gemakkelijk om ‘van de waarheid’ af te wijken.

Paragraaf 3 Een herhaald gevangenendilemma

Opdrachten
1
a Wat is het verschil tussen een herhaald spel en een volgtijdelijk spel?
Bij een herhaald spel wordt het gehele spel nog een keer gespeeld. Bij een volgtijdelijk spel
bestaat hetzelfde spel uit verschillende stappen.
b In de leertekst staat: ‘Wat de andere speler ook kiest, ik zal mijn kleding altijd in de uitverkoop
doen.’ Waarom is dat een strategie en geen actie?
De tekst geeft aan welke actie gekozen moet worden (‘kleding in de uitverkoop doen’) voor
iedere mogelijke situatie waarin de speler zich gedurende het spel zal bevinden (‘wat de
andere speler ook kiest’).
2
a Welke acties kunnen spelers kiezen in de eerste ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
b Welke acties kunnen spelers kiezen in de tweede ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
c Is het voor de vergeldingsstrategie noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt?
Ja. Het is een strategie waarbij te kiezen acties afhangen van acties die in eerdere rondes
gekozen worden.
3
Lees In context ‘De laagsteprijsgarantie’.
a ‘Door de laagsteprijsgarantie verdwijnt het concurrentiemechanisme.’ Leg dit uit.
Aanbieders zijn niet meer vrij om hun prijs te bepalen. Als een concurrent de prijs verlaagt,
doen zijn dat vanzelf ook. Andersom geldt ook dat een aanbieder die zijn prijs verlaagt geen
extra klanten trekt, want de concurrenten verlagen hun prijzen automatisch ook. Het idee dat
door prijsveranderingen vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd, is hiermee
verdwenen.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 17


b Is de laagste prijsgarantie een vergeldingsstrategie?
Nee. Bij een vergeldingsstrategie wordt een aanbieder ‘gestraft’ als hij zich niet aan een
afspraak houdt. Bij de laagsteprijsgarantie is een prijsverlaging geen expliciete straf, maar
bewegen prijzen met elkaar mee zoals is afgesproken.
c Is het voor het in stand houden van een prijsafspraak met een laagsteprijsgarantie
noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt? Verklaar je antwoord.
Ja. Met een laagsteprijsgarantie informeren consumenten de aanbieders of concurrenten
zich bij gedane aankopen wel aan een prijsafspraak hebben gehouden.
d Is het voor het in stand houden van bestaande marktaandelen met een laagsteprijsgarantie
noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt? Verklaar je antwoord.
Nee. Een prijsverlaging wordt altijd gematcht. Een prijsverlaging levert dus geen extra
klanten op. Daarbij speelt gedrag in het verleden of in de toekomst geen rol.
4
Bekijk bron 4.
a Uit welke twee acties kan de weegschaal kiezen?
{echte gewicht aangeven, lager gewicht aangeven}.
b Welke opbrengsten stelt de dame de weegschaal in het vooruitzicht bij elk van deze keuzes?
Bij echte gewicht aangeven: doodgeschoten worden; bij lager gewicht aangeven: blijven
leven.
5
Lees Uit het economielab ‘Eindige en oneindige herhaling’.
a Waarom loont het om in de eerste rondes een hoge prijs te vragen?
Je geeft daarmee een signaal af aan de andere speler dat je iemand bent die telkens een
hoge prijs vraagt.
b Waarom wordt er pas vanaf ronde 8 door veel spelers een lage prijs gevraagd?
Op die manier verdien je eerst iedere ronde veel geld door beiden een hoge prijs te vragen.
Er is altijd de mogelijkheid om een keer extra veel geld te verdienen door een lage prijs te
vragen terwijl de ander dat niet doet. Daarna zal er waarschijnlijk geen hoge prijs meer
gespeeld worden. Hoe langer je hiermee wacht, des te minder perioden je weinig zult
verdienen. Tegelijkertijd is er altijd de kans dat de ander op een gegeven moment een lage
prijs vraagt. Een speler zal zo lang mogelijk wachten om vervolgens ‘z’n slag’ te slaan. In
ronde 8 wordt blijkbaar door veel spelers gedacht dat het moment daar is om de (impliciete)
afspraak om een hoge prijs te vragen, te schenden.
c Waarom komt een hoge prijs niet meer van de grond als in een vroege ronde een keer een
lage prijs is gevraagd?
Het vertrouwen is geschonden als een speler een lage prijs vraagt. De ander gaat er dan
vanuit dat hij dat vanaf nu altijd zal doen en zal daarom zelf telkens een lage prijs vragen.
d Wat zegt je antwoord bij opdracht c over de opbouw van een reputatie in een langdurige
(werk)relatie?
Daar speelt iets vergelijkbaars. Door de tijd heen worden reputaties opgebouwd. Anderen
handelen daarnaar. Als er dan iets misgaat in zo’n langdurige relatie, kost het vaak tijd en
moeite om de relatie hersteld te krijgen zodat de relatie weer functioneert op het oude niveau.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 18


Paragraaf 4 Oplossingen voor het gevangenendilemma

Opdrachten
1
Lees In context ‘Coöperaties’.
a Geef twee voorbeelden van een coöperatie.
Bijvoorbeeld: een zuivelcoöperatie of de Rabobank.
b Vul bron 7 in op basis van je antwoord bij opdracht 1a, waarbij spelers uitgaan van de
collectieve opbrengsten.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
c Wat is het Nash-evenwicht van de ingevulde bron 7?
{wel bijdragen, wel bijdragen}.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
d Is het gevangenendilemma opgelost? Verklaar je antwoord.
Ja. In het Nash-evenwicht dragen nu beide spelers bij. Dat is hun beider belang. In het
oorspronkelijke Nash-evenwicht droeg geen van beide spelers bij. Ze waren toen beiden
slechter af.
2
Lees Uit het economielab ‘Omkoping en sociale normen’.
a Waarom zijn sociale normen in de praktijk moeilijk te observeren?
In de praktijk zien we welke keuzes mensen en bedrijven maken, maar we kunnen niet zien
wat hun sociale norm is. Die kan hooguit afgeleid worden uit zichtbare kenmerken (een
persoon met veel vrienden die naar de sportschool gaan, zal sneller geneigd zijn om te
kiezen voor voldoende beweging).
b Wat is een steekpenning?
Een geldbedrag waarmee iemand een gunst van iemand anders wil kopen.
c Is de sociale norm bindend? Verklaar je antwoord.
Nee. Bedrijven zijn niet verplicht steekpenningen aan te bieden als ze te maken hebben met
een corrupte ambtenaar.
d Wat zegt de cartoon over het verkiezingsproces in Congo?
De verkiezingen in Congo zijn corrupt. Onder normale omstandigheden is een
verkiezingsuitslag bindend. Met corruptie staat niet vast of de verkiezingsuitslag ook de
geaccepteerde uitslag zal zijn.
3
Lees bron 8. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Zelfbinding. Door het jezelf extreem moeilijk te maken om onverstandige beslissingen te
nemen, bind je jezelf aan verstandige beslissingen.
4
Bekijk bron 9. Welke keuzes hebben deze ouders en hoe binden ze zichzelf?
De ouders kunnen kiezen tussen wel of niet heel hard werken. Een kind in huis maakt heel
hard werken moeilijker. Door het kind naar een internaat te sturen, is er geen reden meer om
niet heel hard te werken. De keuze voor niet heel hard werken verdwijnt.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 19


5
Lees In context ‘Lenen voor een huis’.
a Hoe binden banken zichzelf bij hun keuze voor een renteverlaging?
Door een renteverlaging ook door te geven aan consumenten die al eerder een hypotheek
hebben afgesloten met een hogere rente, maar nog wachten op de overdracht van hun huis.
b Leg uit waarom deze zelfbinding wel of niet geloofwaardig is.
Wel geloofwaardig. Iedere consument die een hypotheek afsluit, krijgt te horen dat
toekomstige renteverlagingen alsnog doorgevoerd worden. Een bank moet zich hier dus aan
houden.
c Waarom zou een bank de rente willen verhogen?
Dan verdient de bank meer aan een hypotheek – de rentebetalingen van de consument aan
de bank stijgen.
d Wat bindt banken om de rente niet te verhogen? Is dit ook een vorm van zelfbinding?
Verklaar je antwoord.
Concurrentie tussen banken. Als een bank een te hoge hypotheekrente vraagt, gaan
consumenten een hypotheek afsluiten bij concurrerende banken die een lagere rente vragen.
Dit is geen vorm van zelfregulering, maar de invloed van vrije prijsvorming (marktwerking).
6
Lees In context ‘Een internationaal gevangenendilemma’.
a Vul bron 10 in. Daarbij geldt dat de opbrengsten van een land met 20% stijgen als het
eenzijdig invoerrechten invoert, terwijl het andere land er dan 30% in opbrengsten op
achteruitgaat, en dat de opbrengsten voor beide landen met 20% dalen als beide landen
invoerrechten invoeren.
Land B
Wel invoeren Niet invoeren
Land A Wel invoeren (8, 8 (= 10 x 0,8) (12 (= 10 x 1,2), 7 (= 10
x 0,7))
Niet invoeren ( 7 (=10 x 0,7), 12) (10, 10)
b Hebben spelers een dominante actie? Leg je antwoord uit.
Ja: {wel invoeren}. Welke actie de andere speler ook kiest, een speler zal altijd kiezen voor
de actie {wel invoeren}.
c Wat is het Nash-evenwicht?
{wel invoeren, wel invoeren}.
Land B
Wel invoeren Niet invoeren
Land A Wel invoeren (8, 8) (12, 7)
Niet invoeren (7, 12) (10, 10)
d Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beide landen gaan erop vooruit als ze beiden geen invoerrechten invoeren, maar het
invoeren van invoerrechten is een dominante actie.
e Leg uit hoe een organisatie als de WTO de situatie voor beide landen kan verbeteren.
De WTO kan de spelers helpen bij het maken van een afspraak om geen invoerrechten in te
voeren.

Paragraaf 5 Toepassen

1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Geef een reden voor het besluit van de Wereld Meteorologische Organisatie om geen enkele
orkaan nog de naam Katrina te geven.
Bijvoorbeeld: Een vorm van bijgeloof waarbij het geven van de naam Katrina aan een
aankomende orkaan deze extra krachtig maakt.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 20


b Vul bron 1 in zodat er een gevangenendilemma ontstaat.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (–€ 5.000, € 10.000)
Niet bijdragen (€ 10.000, –€ 5.000) (€ 0, € 0)
c Hoe kan de overheid spelers helpen om uit dit gevangenendilemma te geraken?
Bijvoorbeeld: De overheid kan met verplichte belastingen spelers dwingen mee te betalen
aan de aanleg van de dijk.
2
De wijk Zonneburg in een grote stad in Nederland is tamelijk onveilig. De politie is niet in staat om
de openbare orde voldoende te handhaven. De bewoners overwegen een particuliere
veiligheidsdienst in te huren die in de wijk surveilleert.
a Welke moeilijkheid kun je verwachten bij dit plan?
Meelifters betalen niet, maar profiteren wel.
b Waarom is de kans op succes bij dit plan groter naarmate de wijk kleiner is? Gebruik het
begrip ‘sociale norm’.
Als de wijk klein is, kennen de bewoners elkaar beter. Dan is de sociale norm eerder dat men
bereid moet zijn om mee te doen aan samenwerking die collectief voordelen oplevert.
c Leg uit op welke manier de initiatiefnemers aan zelfbinding kunnen doen.
De initiatiefnemers kunnen duidelijk laten merken dat zij bereid zijn om een bijdrage te
leveren, bijvoorbeeld door vooraf een bedrag te storten op de collectieve rekening waarvan
kosten betaald moeten worden.
d Waarom is collectieve dwang geen voor de hand liggende oplossing bij het oplossen van het
probleem in de wijk?
Belasting heffen is niet mogelijk. Een contract afsluiten met alle bewoners is ook niet
realistisch.
3
Lees bron 2.
a Welke twee stukjes tekst geven gecombineerd aan dat vakbonden met meeliftgedrag
kampen? Verklaar je antwoord.
‘voor goede arbeidsvoorwaarden voor het hele personeel’ en ‘de kosten van het
lidmaatschap’. Door geen lid te worden, bespaar je de kosten, maar deel je wel mee in het
voordeel (‘het hele personeel’).
b Bedenk een oplossing voor dit probleem.
Bijvoorbeeld: Alleen de leden van de bond krijgen de bereikte voordelen.
4
Lees bron 4.
a Welke passage in de tekst maakt duidelijk dat er bij de onderhandeling over de prijs van een
nieuwe keuken economisch surplus verdeeld wordt? Verklaar je antwoord.
‘En dan krijg ik zomaar een televisie cadeau en ook nog alle apparatuur.’ Blijkbaar kan de
keukenverkoper dit ‘cadeau’ geven als de keuken wordt aangeschaft.
b Waarom lopen de acties van veel keukenfirma’s vaak op korte termijn af?
Het is bedoeld om de klant onder druk te zetten, dat hij snel beslist en niet meer bij
concurrenten gaat kijken.
c Verdedig met twee argumenten de mening van de Consumentenbond dat het verstandig is
om je niet te laten opjagen door opdringerige verkopers.
Het risico op een verkeerde keuze is groot als je je laat opjagen. En de keukenfirma’s moeten
volgende week weer keukens verkopen, dan is er weer een actie.
Keukenfirma’s houden elkaar gevangen met tijdelijke acties, terwijl het afzien van permanente
acties voor alle partijen beter zou zijn.
d Vul bron 3 in zodat er een gevangenendilemma ontstaat.
e Wat is het Nash-evenwicht?
{wel permanente ‘tijdelijke’ acties, wel permanente ‘tijdelijke’ acties}

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 21


Keukenfirma 2
Geen permanente ‘tijdelijke’ Wel permanente ‘tijdelijke’
acties acties
Keukenfirma 1 Geen permanente (€ 5 miljoen, € 5 miljoen) (€ 1 miljoen, € 7 miljoen)
‘tijdelijke’ acties
Wel permanente (€ 7 miljoen, € 1 miljoen) (€ 2 miljoen, € 2 miljoen)
‘tijdelijke’ acties
f Kunnen de keukenfirma’s uit het gevangenendilemma geraken door onderling af te spreken
geen permanente ‘tijdelijke’ acties meer te houden?
Nee. De actie {wel permanente ‘tijdelijke’ actie} is een dominante actie. Welke actie de
andere speler ook kiest, een speler zal altijd de actie {wel permanente ‘tijdelijke’ actie}
kiezen, ook als is afgesproken om dat niet (meer) te doen.
5
Bekijk bron 5.
a Bepaal het Nash-evenwicht.
{afspraak schenden, afspraak schenden}.
Speler 2
Afspraak eerbiedigen Afspraak schenden
Speler 1 Afspraak eerbiedigen (15, 15) (0, 20)
Afspraak schenden (20, 0) (5, 5)
De twee spelers hebben afgesproken om ieder de actie {afspraak eerbiedigen} te kiezen.
b Leg uit waarom deze afspraak geen stand houdt.
Beide spelers hebben een dominante actie: {afspraak schenden}. Welke actie de andere
speler ook kiest, het loont altijd om de afspraak te schenden.
Het spel gaat twee keer achter elkaar gespeeld worden. De spelers spreken weer af dat beiden
iedere ronde {afspraak eerbiedigen} kiezen. Daarbij hanteren ze de volgende
vergeldingsstrategie:
Ronde 1:
• ik houd me aan de afspraak en schendt de afspraak niet.
Ronde 2:
• als de ander zich in de vorige ronde aan de afspraak heeft gehouden, houd ik me in deze
ronde ook aan de afspraak;
• als de ander zich in de vorige ronde niet aan de afspraak heeft gehouden, houd ik mij in deze
ronde niet meer aan de afspraak.

c Wat is de opbrengst voor een speler als beide spelers de afspraak nooit schenden?
15 + 15 = 30
d Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de eerste ronde schendt?
20 + 5 = 25
e Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de tweede ronde schendt?
15 + 20 = 35
f Zal de afspraak in de laatste ronde worden geschonden? Verklaar je antwoord.
Ja, want 35 is meer dan 30.
g Leg uit dat de afspraak geen stand kan houden.
Beide spelers zullen de afspraak in de tweede ronde schenden. Beide spelers weten dit. Dan
heeft het geen zin om de afspraak in de eerste ronde niet te schenden uit vrees om gestraft
te worden in de tweede ronde. Want die straf komt toch wel. Dan kun je beter in de eerste
ronde de afspraak schenden en daarmee je opbrengst verhogen van 15 naar 20. Maar beide
spelers weten dit ook, dus zullen beiden de afspraak in de eerste ronde schenden.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 22


Hoofdstuk 3 Onderhandelen

Paragraaf 1 Meerdere evenwichten


Opdrachten
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Waarom kan een vakbond beter over een cao onderhandelen met een werkgever dan een
individuele werknemer? Noem twee redenen.
In een cao staan allerlei zaken die veel specifieke, vaak juridische kennis vereisen.
Specialisten van een vakbond hebben die kennis, een individuele werknemer niet. Daarnaast
vertegenwoordigt een vakbond een groep werknemers. Daarmee staan ze sterker in een
onderhandeling met werkgevers dan een individuele werknemer.
b Leg uit hoe meeliftgedrag het functioneren van vakbonden moeilijker maakt.
Werknemers die geen lid zijn, betalen geen contributie maar profiteren toch mee van de
behaalde resultaten van vakbonden, zoals een hoger loon.
2
Bron 3 geeft de omzet van twee schilders met klanten in dezelfde wijk.
a Waaruit blijkt dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid tussen de schilders?
De omzet van een schilder A (B) verandert als schilder B (A) van keuze verandert.
b Onderstreep in bron 3 voor beide spelers de uitkomsten die horen bij de acties die de
hoogste omzet opleveren.
Schilder A
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Schilder B Geen prijsverlaging (€ 2.000, € 1.900) (€ 1.850, € 1.850)
Wel prijsverlaging (€ 1.950, € 1.850) (€ 1.900, € 1.950)
c Benoem de twee Nash-evenwichten.
{geen prijsverlaging, geen prijsverlaging} en {wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
d Leg uit voor welk Nash-evenwicht schilder A en voor welk Nash-evenwicht schilder B een
voorkeur heeft.
Schilder A: {wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}, want € 1.950 is meer dan € 1.900.
Schilder B: {geen prijsverlaging, geen prijsverlaging}, want € 2.000 is meer dan € 1.900.
3
Lees Uit het economielab ‘De keuze van een Nash-evenwicht’.
a Leg uit dat {1, 1} in bron 2 een Nash-evenwicht is.
In de situatie waarbij iedere speler {1} kiest, kan geen speler erop vooruitgaan door in z’n
eentje iets anders te kiezen dan {1}.
b In welke situatie in bron 2 zijn beide spelers gezamenlijk het best af? Verklaar je antwoord.
Als beide spelers actie {3} kiezen. De gezamenlijke opbrengst is dan de hoogst haalbare.
c Leg uit dat {3, 3} geen Nash-evenwicht is.
Beide spelers hebben een prikkel om {2} te kiezen als de andere speler {3} kiest.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 23


Paragraaf 2 Onderhandelen, specifieke investeringen en verzonken
kosten
Opdrachten
1
Twee collega’s kunnen bij elkaar werken op een kantoor of bij een van hen thuis. Hun
economiespel is samengevat in bron 4.
a Werken de collega’s liever samen of liever apart? Verklaar je antwoord.
Pieter werkt liever samen; zowel in het huis van Pieter als op kantoor gaat Pieter erop vooruit
als hij op dezelfde plek werkt als Marcel (een toename van 6 naar 7 en van 5 naar 6). Marcel
werkt ook liever samen; zowel in het huis van Pieter als op kantoor gaat Marcel erop vooruit
als hij op de dezelfde plek werkt als Pieter (een toename van 5 naar 6 en van 8 naar 10).
b Werkt Marcel liever op kantoor of in het huis van Pieter? Verklaar je antwoord.
Dat ligt eraan. Marcel werkt liever op kantoor als Pieter daar ook is, terwijl Marcel liever in het
huis van Pieter werkt als Pieter daar werkt.
c Leid de twee Nash-evenwichten af.
{in huis van Pieter, in huis van Pieter} en {op kantoor, op kantoor}.
Marcel
In huis van Pieter Op kantoor
Pieter In huis van Pieter (7, 6) (5, 5)
Op kantoor (6, 8) (6, 10)
d Welk Nash-evenwicht heeft de voorkeur van Pieter? En waar geeft Marcel de voorkeur aan?
Pieter: {in huis Pieter, in huis Pieter}.
Marcel: {op kantoor, op kantoor}.
e Wat is een belangrijk verschil bij de onderhandeling over het Nash-evenwicht in bron 4
vergeleken met bron 1?
De totale opbrengst verschilt nu per Nash-evenwicht. De totale opbrengst bij
{in huis Pieter, in huis Pieter} is 13. De totale opbrengst bij {op kantoor, op kantoor} is 16. Bij
de onderhandeling over welk Nash-evenwicht het wordt, speelt nu mee dat het Nash-
evenwicht {op kantoor, op kantoor} een hogere totale opbrengst heeft. Bij bron 1 speelt dit
niet. Daar is de totale opbrengst van beide Nash-evenwichten hetzelfde.
2
Lees In context ‘De Sociaal-Economische Raad’.
a Hoe kan een afspraak waarbij werknemers afzien van de ‘automatische loonstijging die gelijk
was aan de inflatie’ de werkloosheid verlagen?
Als de prijzen van de producten sterker stijgen dan de lonen, dalen de loonkosten per
product (uitgaande van een constante arbeidsproductiviteit). Daardoor kan de verkoopprijs
lager gehouden worden. Dat is uit concurrentieoverwegingen beter. Dit kan bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid.
b Wat ruilden de werknemers en werkgevers hierbij tegen elkaar uit?
Minder (reëel) loon tegen meer deeltijdwerk en een lagere pensioenleeftijd.
c Hoe kan een verkorting van de duur van een werkloosheidsuitkering de werking van de
arbeidsmarkt verbeteren? Geef twee verschillende verklaringen.
Bijvoorbeeld: 1) Werklozen doen meer hun best om aan werk te komen. 2) De kosten van de
werkloosheid dalen, daardoor kan de premie omlaag, waardoor de lasten van de werkgevers
dalen.
3
Bekijk bron 5. Waar is de vrouw bang voor?
Dat de man zich niet stevig opstelt in de salarisonderhandeling en dat die daardoor voor hem
(en dus voor haar) ongunstig afloopt.
4
Waarom is er bij de aanschaf van een avondjurk om naar een toneelvoorstelling te gaan eerder
sprake van verzonken kosten dan bij de aanschaf van een spijkerbroek om naar de film te gaan?

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 24


Een avondjurk is niet bruikbaar in de meeste andere situaties. Een spijkerbroek kun je
meestal ook naar het werk aantrekken of als je bijvoorbeeld boodschappen gaat doen.
5
Wat zijn de drie beste voorbeelden van hoge verzonken kosten? Verklaar je antwoord.
A de huurkosten van een makelaarskantoor die een pand huurt
B de opnamekosten van een dure speelfilm
C de investeringskosten van een olieplatform op zee
D de kosten van een bestelauto van een traiteur
E de voorraadkosten van een meubelwinkel
F de benodigde tijd van een romanschrijver om een boek te schrijven
B, C en F. De film, het olieplatform en de roman zijn niet of nauwelijks nog op een andere
manier nuttig te maken en dus niet eenvoudig voor een redelijke prijs te verkopen. De huur
van het kantoor kan weer opgezegd worden. De voorraad meubels en de bestelauto kunnen
weer verkocht worden.
6
a Leg uit waarom voor Jeroen in bron 3 {toneel} een dominante actie is.
Bij iedere actie die Karin kan kiezen zal Jeroen altijd de actie {toneel} kiezen. Anders gezegd:
de actie die hij kiest, hangt niet af van de actie die Karin kiest.
b Heeft Karin ook een dominante actie? Verklaar je antwoord.
Nee. De actie die Karin kiest, hangt af van de actie die Jeroen kiest. Als Jeroen {toneel} kiest,
doet Karin dat ook. Zou Jeroen {film} kiezen, dan kiest Karin die actie ook.
7
Bram en Lieke gaan kamperen, ieder in een eigen tentje. Lieke heeft een tere huid en verbrandt
snel. Bram heeft een voorliefde voor watersport. Bij aankomst op de camping kunnen ze kiezen
uit twee plaatsen: bij het meer of onder de bomen. In bron 6 staan de bijbehorende opbrengsten
voor Bram en Lieke.
a Voor welke plek heeft Lieke een voorkeur? Verklaar je antwoord.
Onder de bomen. Samen met Bram staat ze liever onder de bomen (opbrengst van 10) dan
bij het meer (opbrengst van 4). En alleen staat ze ook liever onder de bomen (opbrengst van
3) dan bij het meer (opbrengst van 2).
b Leg uit dat Bram een voorkeur heeft om op dezelfde plaats als Lieke zijn tentje op te zetten.
Samen met Lieke op een plekje levert Bram 12 of 6 op; alleen op een plekje levert Bram 5 of
3 op.
c Leid de twee Nash-evenwichten af.
{onder de bomen, onder de bomen} en {bij het meer, bij het meer}.
Bram
Onder de bomen Bij het meer
Lieke Onder de bomen (10, 6) (3, 5)
Bij het meer (2, 3) (4, 12)
Lieke wil de keuze in haar voordeel beslechten en overweegt een specifieke investering te doen:
haar zonnebrandcrème weggooien. Dit zou de opbrengsten van Lieke en Bram beïnvloeden,
zoals samengevat in bron 7.
d Leg de verandering in bron 7 uit.
Als Lieke onder de bomen staat, verandert er aan haar opbrengst en die van Bram niets.
Maar zonder zonnebrandcrème is een plekje aan het meer voor Lieke nog vervelender. Haar
opbrengst daalt met 7. Bram vindt het ook erg vervelend als Lieke in de zon zou moeten
zitten; zijn opbrengsten dalen met 6.
e Pakt ‘de investering’ van Lieke voor haar goed uit? Verklaar je antwoord.
De opzet van Lieke is geslaagd: het Nash-evenwicht {bij het meer, bij het meer} is
verdwenen. Er is nog maar een Nash-evenwicht over. Ze gaan samen onder de bomen
staan. En dat was wat Lieke altijd al wilde.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 25


Bram
Onder de bomen Bij het meer
Lieke Onder de bomen (10, 6) (3, 5)
Bij het meer (–5, –3) (–3, 6)
8
Lees bron 8.
a Over welke verzonken kosten heeft de man het?
De aanschafkosten van de nog niet genuttigde patat en cola.
b Zou de man patat eten en cola drinken als die niet op tafel stonden?
Waarschijnlijk niet. Hij eet de patat en drinkt de cola omdat er al voor betaald is, niet omdat
hij er per se zin in heeft.
c Is het verstandig dat de man de patat opeet?
Nee. Hij lijkt al aanzienlijk overgewicht te hebben. Dat wordt door het eten van de patat
verder aangezet.
d Moeten verzonken kosten worden meegenomen in de afweging bij het maken van nieuwe
keuzes?
Nee. Die kosten zijn al gemaakt en kunnen niet meer worden terugverdiend. Iedere keer
moet opnieuw bekeken worden wat nu de beste keuze is. In dit geval zou de man er goed
aan doen de patat niet op te eten en om ook de cola te laten staan.

Paragraaf 3 Het berovingsprobleem

Opdrachten
1
Lees bron 3. Maak het antwoord van Jelte af.
Bijvoorbeeld: De opgedane kennis is gekoppeld aan de werknemer en kan niet meer gebruikt
worden of verkocht worden als de werknemer opstapt. De investering van de werkgever is
dan voor niets geweest.
2
Leg uit dat het berovingsprobleem de economie kan schaden.
In de module Heden, verleden en toekomst is uitgelegd hoe belangrijk investeringen zijn voor
de economie. Het berovingsprobleem schaadt de economie als daardoor belangrijke
investeringen niet worden gedaan.
3
Lees In context ‘Een beroving op school’.
a Welke investering heeft de kunstenaar gedaan?
Het maken van een kunstwerk. Dat kost tijd en geld.
b Waarom is dat een specifieke investering?
Het kunstwerk heeft alleen meerwaarde voor de school. Voor anderen is de waarde van het
kunstwerk gelijk aan de intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal waar het kunstwerk
van gemaakt is.
c Welke sociale norm zou de beroving van de kunstenaar hebben kunnen voorkomen?
Binnen de directie kan de norm zijn dat anderen niet beroofd mogen worden van de
opbrengst van hun werk. Of: De directie vindt: afspraak is afspraak. Wat de kunstenaar ook
oplevert, er is afgesproken dat de school het kunstwerk koopt.
d Welke fout heeft de kunstenaar gemaakt waardoor hij beroofd kon worden?
Door niet van tevoren te onderhandelen over de prijs en die prijs contractueel vast te leggen.
e Welke oplossing biedt de spreker in bron 2 voor het berovingsprobleem van de kunstenaar?
Laat iedereen geloven dat je een geweldig kunstwerk gemaakt hebt en je kunt het alsnog
voor je oorspronkelijke bedrag aan een kunstliefhebber verkopen.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 26


Paragraaf 4 Het voordeel van de eerste keuze
Opdrachten
1
a Leid de twee Nash-evenwichten af in bron 5.
{geen prijsverlaging, geenprijsverlaging} en {wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
Albert Heijn
Geen prijsverlaging Wel prijsverlaging
Jumbo Geen prijsverlaging (€ 1 miljoen, € 1,4 miljoen) (€ 0,7 miljoen, € 1,2 miljoen)
Wel prijsverlaging (€ 0,9 miljoen, € 1,2 miljoen) (€ 1,1 miljoen, € 1,3 miljoen)
b Voor welk Nash-evenwicht heeft Jumbo een voorkeur?
{wel prijsverlaging, wel prijsverlaging}.
c Vul bron 6 met bron 5.

d Leid het Nash-evenwicht af.

e Vergelijk je antwoord bij opdracht d met dat bij opdracht b. Verklaar je antwoord.
Het enige Nash-evenwicht dat overblijft is het Nash-evenwicht waar Jumbo een voorkeur
voor heeft. Dat komt doordat Jumbo als eerste mag kiezen.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 27


2
Bekijk bron 7.
a Wat is (zijn) het (de) Nash-evenwicht(en)?
{opera, opera} en {voetbal, voetbal}
Jan
Opera Voetbal
Wilma Opera (4, 4) (1, 3)
Voetbal (0, 2) (2, 6)
b Waarom is de onderhandeling over de te kiezen acties in dit voorbeeld waarschijnlijk
moeilijker dan in het voorbeeld van bron 1 met Karin en Jeroen?
Bijvoorbeeld: Jeroen en Karin kunnen beide varianten even vaak toepassen, het surplus is
dan bij beiden gelijk. Dat kan bij Wilma en Jan niet. Alleen als ze altijd naar de opera gaan,
blijft de surplusverdeling 50%-50%. Maar dan kan Jan nooit naar de voetbalwedstrijd, waar
hij eigenlijk liever naartoe gaat.
c Vul bron 8 in met de waarden uit bron 7. Waar gaan Jan en Wilma naartoe als Jan als eerste
zijn actie kiest?
Nash-evenwicht: {voetbal, voetbal}. Jan en Wilma gaan naar de voetbalwedstrijd als Jan als
eerste kiest.

d Vul bron 9 in met de waarden uit bron 7. Waar gaan Jan en Wilma naartoe als Wilma als
eerste haar actie kiest?
Nash-evenwicht: {opera, opera}. Jan en Wilma gaan naar de opera als Wilma als eerste
kiest.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 28


3
Lees Uit het economielab ‘Het ultimatumspel’.
a Waarom is het Nash-evenwicht een verdeling van € 999 voor speler 1 en € 1 voor speler 2?
Logischerwijs zal de speler 2 iedere verdeling accepteren waarbij hij iets krijgt. De eerste
speler weet dit. Het beste dat speler 1 dan kan doen, is zo min mogelijk aan speler 2 geven.
En dat is het Nash-evenwicht (bij iedere andere verdeling kan speler 1 erop vooruitgaan,
gegeven dat speler 2 de verdeling altijd zal accepteren zolang hij maar iets krijgt).
b Waarom houdt speler 1 niet meer dan € 600 voor zichzelf?
Speler 1 voelt aan dat een te ongelijke verdeling door speler 2 niet geaccepteerd zal worden.
Hij moet daarom meer dan € 1 aan speler 2 geven. Tegelijkertijd is een kleine mate van
ongelijkheid acceptabel. Daarom mag speler 1 meer dan € 500 voor zichzelf houden, maar
niet veel meer.
c Waarom houdt speler 1 een groter aandeel voor zichzelf als het totaal te verdelen bedrag
groter wordt?
Bij een groter bedrag blijft er in absolute zin meer voor speler 2 over bij een ongewijzigde
verdeling. Dat absolute bedrag begint steeds aantrekkelijker te worden naarmate het totaal te
verdelen bedrag groter wordt. Speler 2 zal dan sneller geneigd zijn de verdeling te
accepteren. Speler 1 weet dit en past de verdeling hierop aan door in relatieve zin meer voor
zichzelf te houden (en dus helemaal in absolute zin).
d Waaruit blijkt dat speler 2 bereid is kosten te maken om ongelijkheid op te heffen?
Speler 2 accepteert te ongelijke verdelingen niet. Dat betekent dat speler 2 met € 0 het spel
verlaat. Acceptatie van de verdeling, hoe ongelijk ook, levert hem geld op. Hij is bereid om dit
geld niet te krijgen (hij maakt kosten) om de bijbehorende ongelijkheid op te heffen.
e Waar heeft de man met de sigaar in bron 4 geen moeite mee?
Een zeer ongelijke inkomensverdeling.

Paragraaf 5 Toepassen

1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Waarom is dreigen met staken minder geloofwaardig als er in het recente verleden veel is
gestaakt?
Door de recente stakingen is de stakingskas een stuk leger geraakt. Bij een nieuwe staking
kan de vakbond zijn leden dan van een steeds lagere vergoeding voorzien. Staken wordt
daardoor minder aantrekkelijk waardoor de dreiging ervan steeds minder geloofwaardig
wordt.
Bij een fabriek zijn de werkgever en de werknemers verwikkeld in een cao-onderhandeling. De
werkgever moet besluiten om een loonsverhoging wel of niet te geven. Werknemers moeten
kiezen om wel of niet te gaan staken. De bijbehorende opbrengstenmatrix staat in bron 1.
b Laat zien dat een arbeidsconflict onvermijdelijk is.
Het Nash-evenwicht is: {wel staken, geen loonsverhoging}

Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging


Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 75)
Wel staken (50, 50) (75, 25)
De werkgever heeft vernomen dat de stakingskas van de vakbond bijna leeg is. Een staking
kunnen werknemers zich niet veroorloven. Met of zonder een loonsverhoging, staken kost
werknemers altijd 30 aan opbrengsten. Voor werkgevers verandert er niets.
c Vul bron 2 in met deze nieuwe informatie.
d Ontstaat er nu nog steeds een arbeidsconflict? Verklaar je antwoord.
Nee. Het Nash-evenwicht is: {niet staken, geen loonsverhoging}.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 29


Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 75)
Wel staken (20, 50) (45, 25)
Werknemers zijn ongelukkig met deze situatie. De vakbond gaat in gesprek met de werkgever en
legt uit dat door de loonsverhoging werknemers de goede wil van de werkgever inzien. Hun
motivatie om in dienst te zijn bij deze werkgever zal sterk toenemen. En dat straalt positief af op
de werkgever. Of werknemers nu staken of niet, de opbrengst voor de werkgever neemt altijd met
30 toe. Voor werknemers verandert er niets.
e Vul bron 3 in met deze nieuwe informatie.

Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken ( 25 , 100) (100, 105)
Wel staken ( 20 , 50) (45, 55)
f Heeft het pleidooi van de vakbond het gewenste effect? Verklaar je antwoord.
Ja. Het Nash-evenwicht is nu: {niet staken, wel loonsverhoging}.
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 105)
Wel staken (20, 50) (45, 55)
2
Lees bron 4. Geef twee voorbeelden die op plaats A en B passen.
In het artikel stond: dure lichtmetalen velgen en een prachtige geluidsinstallatie. Je moet
voorbeelden noemen waar kopers van een tweedehands auto weinig of geen (extra) geld
voor overhebben, want dan is er sprake van verzonken kosten.
3
Lees bron 5. Leg uit hoe voor de werknemer een berovingsprobleem speelt bij het opbouwen van
een pensioenkapitaal tijdens zijn werkzame leven.
De werknemer bouwt een pensioenkapitaal op, maar kan tijdens deze opbouw benadeeld
worden door de overheid, die de belasting op pensioengeld verhoogt, of door het
pensioenfonds, dat de regels aanpast in het nadeel van de spaarder. De spaarder is daarbij
niet of nauwelijks in staat om dit tegen te gaan, want zijn pensioengeld staat vast bij een
fonds.
4
Lees bron 6. Welk woord past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Verzonken. De zin Ten eerste moet u altijd realistisch zijn of het echt niet beter is om
gemaakte kosten maar volledig af te schrijven en opnieuw te beginnen geeft aan dat de
kosten als verzonken moeten worden beschouwd als het beter is ze volledig af te schrijven.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 30


Afsluiting

Module-opdracht De Noord-Europese staalmarkt

a Welke marktvorm is van toepassing op de Noord-Europese staalmarkt?


Er zijn twee aanbieders die hetzelfde product voortbrengen. Dan is er sprake van een
homogeen duopolie.
b Waarom stijgt de winst van beide staalbedrijven als andere aanbieders nieuwe
staaltoepassingen ontwikkelen?
De vraag naar staal neemt dan toe. Door deze toegenomen vraag kunnen staalbedrijven
meer produceren. Dat doen ze alleen als dat extra winst oplevert. Bij een hogere productie
kan er dan meer winst worden gemaakt.
c Geef een verklaring voor de daling van de winst van een staalproducent als hij als enige
milieuvriendelijk produceert. Waarom neemt de winst van de andere staalproducent dan toe?
Milieuvriendelijk produceren geeft hogere productiekosten. Door deze toegenomen kosten
daalt de winst. Het andere bedrijf, dat vervuilend produceert, heeft deze hogere kosten niet.
Maar dit bedrijf ervaart wel een toegenomen vraag doordat het andere bedrijf met zijn keuze
om milieuvriendelijk te produceren, staal een milieuvriendelijk imago geeft. Hierdoor kan zijn
winst juist stijgen.
d Hoe blijkt uit bron 1 dat het ene staalbedrijf mee kan liften op de keuze van het andere
staalbedrijf voor milieuvriendelijke productie?
Het bedrijf dat wel investeert, ziet zijn winsten dalen. Dat komt doordat het andere bedrijf niet
investeert, waardoor het lagere productiekosten heeft zodat zijn marktaandeel toeneemt en
het tegelijkertijd meelift met de toegenomen vraag vanwege het milieuvriendelijke karakter
dat de markt heeft gekregen door de investering van het andere bedrijf.
e Leid het Nash-evenwicht in bron 1 af.
{vervuilende productie, vervuilende productie}.
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (200, 200) (100, 350)
Vervuilende productie (350, 100) (150, 150)
f Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beide spelers gaan erop vooruit als ze beiden wel investeren in milieuvriendelijke
productie. Maar beide spelers hebben een dominante actie: {vervuilende productie}. Hierdoor
komt er een evenwicht in dominante acties tot stand dat voor beide spelers niet optimaal is.

De Europese Commissie voert een beleid om milieuvriendelijke productie te stimuleren. De EU-


commissaris voor Energie stelt voor om staalbedrijven te laten fuseren, ook al ontstaat er
daardoor meer marktmacht. ‘Na de fusie bekijken bedrijven hun gezamenlijke opbrengsten. Als ze
dat doen, gaan ze vanzelf milieuvriendelijk produceren,’ aldus de EU-commissaris voor Energie.
g Vul bron 2 in met de gegevens uit bron 1 als de twee staalbedrijven gefuseerd zijn.
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (400, 400) (450, 450)
Vervuilende productie (450, 450) (300, 300)
h Leid het (de) Nash-evenwicht(en) af na een fusie tussen NedStaal en SvarStal.
{milieuvriendelijke productie, vervuilende productie} en
{vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 31


SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (400, 400) (450, 450)
Vervuilende productie (450, 450) (300, 300)
i Heeft een fusie het door de EU-commissaris voor Energie voorspelde gewenste effect?
Verklaar je antwoord.
Ten dele. Er zijn nu twee Nash-evenwichten:
{milieuvriendelijke productie, vervuilende productie} en
{vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}. De gefuseerde onderneming kiest er dus
voor om in een van de twee fabrieken een investering in milieuvriendelijke technologie door
te voeren, maar niet in de andere fabriek. Op deze manier krijgt de gefuseerde onderneming
de opbrengsten van het meeliftgedrag van de ene fabriek op de andere fabriek.

De EU-commissaris voor Mededinging is het niet met haar collega eens. ‘Ik zal deze fusie niet
toestaan. Er zal te veel marktmacht ontstaan. De keuze voor milieuvriendelijke productie kan op
een andere manier tot stand komen: met een subsidieregeling die milieuvriendelijke productie
ondersteunt.’ Het resultaat van deze subsidieregeling staat in bron 3.
j Wat is een nadeel van toegenomen marktmacht?
Bij meer marktmacht kunnen aanbieders meer controle uitoefenen over de prijs. In dit geval
zal er na de fusie een monopolist ontstaan. Bij een monopolie is de prijs hoger dan bij een
duopolie. Dit gaat ten koste van het consumentensurplus. Het producentensurplus neemt
weliswaar toe, maar deze toename is kleiner dan de afname van het consumentensurplus.
Het resultaat is dat de economische doelmatigheid van de markt daalt.
k Vergelijk bron 3 met bron 1. Leg de verandering uit.
Door de subsidie nemen de productiekosten af waardoor de winst met 75 stijgt. Bovendien
kan het staalbedrijf dat eenzijdig met een vervuilende productietechnologie werkt, minder
marktaandeel veroveren, omdat zijn kostenvoorsprong door de subsidie (gegeven aan het
andere bedrijf) minder groot is.
l Leid het (de) Nash-evenwicht(en) af als milieuvriendelijke productie wordt gesubsidieerd.
Er zijn nu twee Nash-evenwichten: {milieuvriendelijke productie, vervuilende productie} en
{vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}.
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (275, 275) (175, 300)
Vervuilende productie (300, 175) (150, 150)
m Lost de subsidieregeling het gevangenendilemma op? Verklaar je antwoord.
Nee. Ook nu weer zal slechts een van de twee staalbedrijven milieuvriendelijk produceren.

Een havo 5-leerling uit Hoften loopt voor zijn profielwerkstuk stage op het Ministerie van
Economische Zaken. Hij heeft zich verdiept in de Noord-Europese staalmarkt en kwam de
minister tegen bij de koffieautomaat. ‘Ik zie dat het niet goed lukt met die milieuvriendelijke
productie.’ De minister kijkt op. ‘Maar de EC ziet het ook verkeerd.’ De minister luistert
geamuseerd. ‘Die twee staalbedrijven zijn verwikkeld in een herhaald spel. U moet ze dat
uitleggen. Een subsidie alleen is niet genoeg. Als spelers daarnaast ook de juiste
vergeldingsstrategie volgen, komt het wel goed.’ De leerling laat een papiertje zien met daarop de
vergeldingsstrategie voor NedStaal. Die staat in bron 4.
n Hoe kan een staalbedrijf erachter komen dat het andere staalbedrijf milieuvervuilend
produceert?
Het staalbedrijf dat milieuvervuilend produceert, heeft lagere productiekosten waardoor het
staal tegen een lagere prijs kan aanbieden en zo marktaandeel wint. Het bedrijf dat
milieuvriendelijk produceert merkt de bijkomende daling in zijn marktaandeel en concludeert
dat het andere staalbedrijf lagere kosten moet hebben. En concludeert ook dat dit zo is
doordat dit andere staalbedrijf milieuvervuilend produceert.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 32


o Wat is over twee jaar de opbrengst voor NedStaal als SvarStal een vergelijkbare
vergeldingsstrategie volgt en beide staalbedrijven zich steeds aan de afspraak houden? Vul
bron 5 in.
Opbrengst nooit schenden: 275 + 275 = 550.
Nooit schenden Schenden in ronde 1 Schenden in ronde 2
Opbrengst jaar 1 275 300 275
Opbrengst jaar 2 275 175 300
Totaal 550 475 575
p Wat is over twee rondes de opbrengst voor NedStaal als SvarStal een vergelijkbare
vergeldingsstrategie volgt en NedStaal in de eerste ronde vervuilend produceert? Vul bron 5
in.
Opbrengst schenden ronde 1: 300 + 175 = 475.
q Wat is over twee rondes de opbrengst voor NedStaal als SvarStal een vergelijkbare
vergeldingsstrategie volgt en NedStaal in de tweede ronde voor het eerst vervuilend
produceert? Vul bron 5 in.
Opbrengst schenden ronde 2: 275 + 300 = 575.
r Welke actie zullen de staalbedrijven kiezen in ronde 2? Verklaar je antwoord.
Voor beide spelers is het een dominante actie om in het tweede jaar milieuvervuilend te
produceren.
s Welke actie zullen de staalbedrijven kiezen in ronde 1? Verklaar je antwoord.
Beide staalbedrijven weten dat de afspraak door beide staalbedrijven in het tweede jaar
wordt geschonden; ze zullen in dat tweede jaar beide milieuvervuilend produceren. In het
eerste jaar houdt niks hen dan tegen om over te stappen op de vervuilende technologie; door
dat niet te doen, houden ze niks in stand, want in het tweede jaar stappen ze beide toch over.
t Heeft de havo 5-leerling gelijk?
Nee. Beide staalbedrijven zullen de afspraak direct in de eerste ronde schenden. En
daardoor ook in de tweede ronde.

Naar het examen

Opgave 1 (CE 2017 Eerste tijdvak)

Uitgestelde vluchten
Luchtvaartmaatschappij Europlane concurreert op de prijs van vluchten binnen Europa. Vanwege
sterke prijsdruk op deze vluchten wil de directie van Europlane de huidige collectieve
arbeidsovereenkomst (cao), die nog één jaar loopt, tussentijds aanpassen door de afgesproken
loonsverhoging terug te draaien naar 0%. De vakbond, waarbij twee derde van de werknemers is
aangesloten, is daar op tegen. Volgens de vakbond is er in de huidige cao een loonsverhoging
van slechts 0,8% afgesproken, terwijl de inflatie 2,75% bedraagt. Bovendien stelt de
woordvoerder van de vakbond: ‘Afspraak is afspraak. De vakbondsleden hebben er hard voor
gevochten!’

1p 1
Verklaar dat bij het tot stand brengen van een cao voor een bedrijf sprake kan zijn van
meeliftgedrag door werknemers.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Leden van een vakbond betalen lidmaatschapsgeld en werknemers die geen lid zijn, kunnen
zonder te betalen profiteren van de gemaakte cao-afspraken.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 33


Uiteindelijk wordt besloten de cao niet tussentijds aan te passen. Ondertussen gaan de partijen
zich bezinnen over de koers van de cao voor het volgend jaar. Elke partij heeft twee
keuzemogelijkheden wat betreft de eigen opstelling tegenover de andere partij. Een econoom
brengt de situatie in kaart en toont de mogelijke consequenties van elke keuze (bron 1). Hij stelt:
‘Indien beide partijen hun dominante strategie volgen, belanden ze in een gevangenendilemma.’

Gebruik bron 1.
2p 2
Verklaar dat er hier sprake is van een gevangenendilemma.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
• De dominante strategie van de directie is {vasthouden aan een laag bod} en de
dominante strategie van de vakbond {vasthouden aan hoge eisen}.
• Dit levert een uitkomst op die voor beide partijen suboptimaal is.

Opgave 2 (CE 2019 Eerste tijdvak)

Dat kost energie


In 2004 is de energiemarkt geprivatiseerd. Sindsdien hebben consumenten de vrije keuze bij
welke energieleverancier ze gas en elektriciteit afnemen. In de slag om de klant bieden sommige
energieleveranciers bij een energiecontract met een vaste looptijd van drie jaar een ‘gratis
cadeau’ aan, zoals een tablet, smartphone of laptop. Directeur Wolfert van de Vastelastenbond:
‘Veel consumenten denken dan dat ze een goede deal sluiten, maar in feite zitten ze vast aan
een duur energiecontract waarmee ze het ‘cadeau’ zelf betalen. Sterker nog, er moet meer
betaald worden dan de gemiddelde winkelprijs van het cadeau, omdat er sprake is van rente. Dat
komt neer op ruilen over de tijd zonder dat de consument zich daarvan bewust is en dat is
verboden.’

2p 3
Leg uit dat er bij het aangaan van een energiecontract met een ‘gratis cadeau’ sprake is van
ruilen over de tijd.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Het ‘cadeau’ wordt via het contract in drie jaar betaald, waardoor er sprake is van een lening
(koop op afbetaling) / waardoor de consument de consumptie van de toekomst naar voren
schuift en dat is ruilen over de tijd. (De rente die betaald moet worden kan worden gezien als
de prijs van ruilen over de tijd.)

Alex Veenstra wil een energiecontract voor zowel stroom als gas afsluiten bij energieleverancier
EnerGas (bron 2). Zijn geschatte jaarlijkse energieverbruik van de twee producten bedraagt:
• stroom 4.400 kWh
• gas 2.350 m3
Alex wil een contract met vaste tarieven voor de komende drie jaar. Als ‘cadeau’ kiest hij de
iSmart6s. Alex was sowieso van plan deze smartphone aan te schaffen voor € 550 en dat is nu
niet meer nodig.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 34


Gebruik bron 2 bij vraag 4 en 5.
3p 4
Bereken het rentebedrag voor de iSmart6s dat Alex over de contractperiode van drie jaar moet
betalen.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
• Extra vaste lasten bij Zekur-contract (3 jaar) met iSmart 6s:
€ 15,50 − € 7,00 = € 8,50 per product.
• Bij afname van gas én stroom zijn de extra vaste lasten
2 × € 8,50 × 36 maanden = € 612
• De gemiddelde winkelprijs van de iSmart 6s is € 550.
Het rentebedrag dat Alex moet betalen is dus € 612 − € 550 = € 62.
2p 5
Stijgt de komende jaren de prijs van stroom of die van gas volgens de verwachting van
leverancier EnerGas? Maak een keuze en licht deze toe.
Gas.
Een voorbeeld van een juiste toelichting is:
Het gastarief bij het 3 jaar-vast-contract (Zekur) is hoger dan bij het variabel contract (Free),
zodat de energieleverancier blijkbaar anticipeert op een tariefsverhoging.

We gaan ervan uit dat EnerGas en Green Energy de enige aanbieders zijn op de energiemarkt.
Ze opereren dus op een oligopolistische markt.
2p 6
Leg uit waarom EnerGas en Green Energy zich vooral met hun product en niet met hun prijs
zullen proberen te onderscheiden.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Als er op een markt enkele aanbieders van een homogeen product zijn, is het risico groot dat
er een prijzenoorlog wordt ontketend wanneer de bedrijven elkaar op prijs gaan
beconcurreren. Hierdoor verliezen alle bedrijven omzet en daarmee winst en zullen zij er dus
eerder voor kiezen zich met hun product te onderscheiden.

Beide bedrijven willen klanten van elkaar wegkapen en overwegen om een callcenter in te huren.
Medewerkers van zo’n callcenter bellen klanten van de concurrent en proberen deze over te
halen over te stappen. De resultaten van het al dan niet inhuren van een callcenter zijn zichtbaar
gemaakt in een pay-offmatrix (bron 3).

Gebruik bron 3.
3p 7
Komen beide energieleveranciers door deze ontwikkeling in een gevangenendilemma terecht?
Ga als volgt te werk:
• Leg uit hoe de dominante strategie van elk van de bedrijven tot stand komt.
• Beredeneer vervolgens of er sprake is van een gevangenendilemma.
Ja.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De dominante strategie van EnerGas (EG) is {wel inhuren} want als Green Energy
(GE) {wel inhuurt}, dan −2 > −4 en als GE {niet inhuurt}, dan +2 > 0. De dominante strategie
van GE is ook {wel inhuren}, want als EG {wel inhuurt}, dan −2 > −4 en als EG {niet inhuurt},
dan +2 > 0.
• Deze evenwichtssituatie van (−2, −2) is een suboptimale uitkomst, omdat beide
leveranciers hun pay-off kunnen vergroten door niet een callcenter in te huren (0, 0).

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 35


Opgave 3 (CE 2013 Tweede tijdvak)

Voor wat hoort wat!


G-Skate produceert wintersportkleding voor enkele grote winkelketens. G-Skate is een
onderneming met twee afdelingen. De directie besluit om de beloning voor de werknemers deels
afhankelijk te maken van de geleverde prestaties: een bonusregeling (bron 4).
De directeur van G-Skate stelt: ‘Wij hebben drie redenen om een bonusregeling in te stellen.
• Ten eerste kan een bonus helpen om sneller te voorzien in vacatures. In onze bedrijfstak zijn
bonusregelingen immers niet gebruikelijk.
• Ten tweede kan een bonus onze werknemers prikkelen om hun productiviteit en daarmee de
productiviteit van hun afdeling te verhogen.
• Ten derde stimuleert het onze werknemers om zelf te investeren in kennis en vaardigheden en
op die manier de productiviteit te vergroten.’

2p 8
Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate kan bijdragen om beter personeel aan te
trekken.
Werkzoekenden die bereid zijn een extra inspanning te leveren, zullen eerder kiezen voor G-
Skate als werkgever, omdat G-Skate in tegenstelling tot andere werkgevers in de bedrijfstak
wel een bonusregeling heeft.
2p 9
Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate ook kan leiden tot het aantrekken van
minder gemotiveerd personeel.
De specifieke bonusregeling, zoals beschreven in bron 4 kan ook meelifters aantrekken die
denken te profiteren van de extra inspanning van afdelingscollega’s zonder daarvoor zelf
extra hard te moeten werken / te moeten ‘investeren’.

Productie en Verkoop zijn de twee afdelingen van G-Skate. Nadat alle werknemers zijn
geïnformeerd over de bonusregeling, bespreken de medewerkers van de afdeling Verkoop de
mogelijkheid om op eigen kosten scholing te volgen die hen in staat zal stellen de productiviteit te
vergroten. De werknemers van de afdeling Productie doen dit ook, onafhankelijk van de collega’s
van Verkoop.

Gebruik bron 4, 5 en 6.
3p 10
Bereken, uitgaande van getallen in de matrix, hoe hoog de verwachte groei van de toegevoegde
waarde zal zijn als alleen de werknemers van de afdeling Productie de scholing volgen.
Je kunt het op twee manieren berekenen:
• Medewerkers Verkoop volgen geen scholing, maar ontvangen wel een bonus van
€ 500 (cel linksonder).
De totale bonus = 40 × € 500 = € 20.000
De totale bonus is 5% van de extra toegevoegde waarde.
De extra toegevoegde waarde is € 20.000 / 0,05 = € 400.000.
• Medewerkers Productie volgen scholing tegen € 600 per persoon en gaan er € 100
per persoon op achteruit (cel linksonder): bonus is € 500.
Totale bonus = 40 × € 500 = € 20.000
De extra toegevoegde waarde is € 20.000 / 0,05 = € 400.000.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 36


Gebruik bron 6.
2p 11
Welke keuze zal de afdeling Verkoop maken op basis van de getallen in de matrix? Verklaar je
antwoord.
Het antwoord moet uit twee delen bestaan:
1 De medewerkers van de afdeling Verkoop zullen geen scholing volgen, omdat voor
deze afdeling de keuze {geen scholing} (per werknemer) meer oplevert dan de keuze
{wel scholing}.
2 Dit geldt ongeacht de keuze van (de medewerkers van) de afdeling Productie.

Gebruik bron 5 en 6.
2p 12
Leg uit hoe zelfbinding door de afdeling Verkoop ervoor kan zorgen dat de toegevoegde waarde
bij G-Skate daadwerkelijk zal stijgen zoals verwacht door de directie.
Het antwoord moet uit twee delen bestaan:
1 Wanneer alle medewerkers van de afdeling Verkoop gezamenlijk besluiten zich in te
schrijven voor een scholing en zich individueel vastleggen de scholing te volgen …
2 … zal het collectieve belang van maximale stijging van de toegevoegde waarde (en
dus een hogere bonus) wel worden waargemaakt.

Opgave 4

In 2009 kwamen op de klimaattop in Kopenhagen meer dan honderd landen bijeen om tot een
akkoord te komen over de maatregelen die genomen moeten worden om de verdere opwarming
van de aarde tegen te gaan. Helaas kwam het niet tot een bindend akkoord. Het probleem van de
klimaattop is een bekend gegeven in de economische wetenschap: het gevangenendilemma bij
een collectief goed.
Bij deze opdracht horen bron 7 tot en met 12.

Lees bron 7.
2p 13
Leg uit dat klimaatstabiliteit een collectief goed is.
Niemand kan uitgesloten worden van consumptie van het klimaat en als iemand van de
stabiliteit van het klimaat profiteert, kan er ook door iemand anders van worden geprofiteerd.
2p 14
Geef twee voorbeelden van schade of kosten als gevolg van de opwarming van de aarde.
Bijvoorbeeld: kosten van dijkverhogingen, omschakeling van de landbouw op andere
producten in gematigde streken, land wordt ongeschikt voor landbouw in warmere streken.

Bekijk bron 8.
2p 15
Leg uit dat het beperken van de CO2-uitstoot een vorm van ruilen over de tijd is.
Landen moeten nu kosten maken om in de toekomst profijt te hebben van de
klimaatstabiliteit.
2p 16
Sommige landen willen de cijfers van bron 8 gebruiken als uitgangspunt voor de
onderhandelingen. China vindt dit geen eerlijk uitgangspunt. Verdedig de mening van China.
Bijvoorbeeld: er wordt geen rekening gehouden met het aantal inwoners van een land. Of:
Europa en de VS stoten al vele jaren veel CO2 uit, China nog maar sinds kort. Het is eerlijker
dat de historische uitstoot, die bijgedragen heeft aan het probleem, ook meetelt.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 37


Bron 9 geeft met twee spelers, Nederland en Denemarken, een vereenvoudigde versie van de
problematiek op een klimaattop. Als beide landen geen actie ondernemen om de opwarming van
de aarde te stoppen, zal de schade voor beide landen $ 30 miljard bedragen. Als beide landen
$ 20 miljard besteden aan het tegengaan van het broeikaseffect, blijft de schade uit en blijven de
kosten dus beperkt tot de geïnvesteerde $ 20 miljard.

2p 17
Leg met bron 9 uit dat de onderhandelingen op een klimaattop bemoeilijkt worden door
meeliftgedrag.
Wie niet meedoet, profiteert toch van de voordelen. Als Nederland niet meebetaalt en
Denemarken wel, ontloopt Nederland de $ 30 miljard schade, terwijl we geen $ 20 miljard
hebben bijgedragen.
2p 18
Wat is het marktevenwicht in bron 9?
{niet bijdragen, niet bijdragen}.
2p 19
Waarom is in bron 9 sprake van het gevangenendilemma?
Als beide landen hun beste keuze maken, gegeven de keuze van de ander, dragen beide
landen niet bij. Maar dit evenwicht is voor beide partijen een slechter evenwicht dan wel
bijdragen.

In bron 10 is een opbrengstenmatrix weergegeven waarbij Denemarken is vervangen door


Sudan. Lees ook de andere bronnen.

2p 20
Vergelijk de bedragen in bron 10 met die in bron 9. Verklaar het verschil tussen bron 9 en bron 10
aan de hand van een gegeven feit in een van de bronnen.
Sudan heeft meer kosten door de opwarming van de aarde (Afrika gaat ‘verbranden’). Bij
Sudan is de schade als geen van beide partijen meebetaalt dus hoger.

Twee leerlingen bekijken bron 10. Gerard trekt de conclusie dat een oplossing van het
klimaatprobleem nabij is als bron 10 in plaats van bron 9 een juist beeld geeft van de verschillen
in opbrengst tussen de betrokken landen. Yvette denkt juist dat een oplossing verder weg is,
gegeven het verschil in belang.

2p 21
Wie heeft volgens jou gelijk? Verklaar je antwoord.
Gerard heeft gelijk. Sudan heeft er zoveel belang bij dat het land zelfs bereid is om alleen de
kosten te dragen. Het evenwicht ligt nu bij {niet bijdragen, wel bijdragen}. Nederland lift mee
met Sudan.
2p 22
Welke voorbeelden van collectieve dwang om het gevangenendilemma op te lossen worden in de
bronnen genoemd?
Een controleorganisatie die in de landen zelf de CO2-uitstoot controleert en een CO2-
belasting.
2p 23
Waarom is collectieve dwang moeilijk te verwezenlijken in het geval van het klimaatprobleem?
Er is geen wereldregering. Ook voor collectieve dwang is een akkoord tussen de individuele
lidstaten nodig, maar een collectief akkoord ligt moeilijk. Zo heeft China geen zin in controle.

Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 38

You might also like