Professional Documents
Culture Documents
Economie
Release 2021
www.praktischeeconomie.nl
Malmberg ’s-Hertogenbosch
© Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave (met uitzondering van de bijlagen) mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige
andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet
1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985,
St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen
te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16
Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
Module 5 Speltheorie
Antwoorden
Inhoudsopgave
1 Speltheorie ...................................................................................................................................... 5
§1 Van spel naar theorie ................................................................................................................. 5
§2 Gelijktijdig kiezen ....................................................................................................................... 5
§3 Volgtijdelijk kiezen ..................................................................................................................... 7
§4 Toepassen ................................................................................................................................ 10
2 Samenwerken ............................................................................................................................... 13
§1 Het gevangenendilemma.......................................................................................................... 13
§2 Collectieve goederen en het gevangenendilemma.................................................................... 15
§3 Een herhaald gevangenendilemma ........................................................................................... 17
§4 Oplossingen voor het gevangenendilemma .............................................................................. 19
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 20
3 Onderhandelen ............................................................................................................................. 23
§1 Meerdere evenwichten ............................................................................................................ 23
§2 Onderhandelen, specifieke investeringen en verzonken kosten ................................................ 24
§3 Het berovingsprobleem ............................................................................................................ 26
§4 Het voordeel van de eerste keuze............................................................................................. 27
§5 Toepassen ................................................................................................................................ 29
Afsluiting .......................................................................................................................................... 31
Naar het examen .............................................................................................................................. 33
Praktische economie 4|5 havo antwoordenboek Module 5 Speltheorie 4
Hoofdstuk 1 Speltheorie
Paragraaf 1 Van spel naar theorie
Opdrachten
1
Lees de introductie van het hoofdstuk.
a Citeer de zin waaruit de wederzijdse afhankelijkheid van Jumbo en Albert Heijn blijkt.
‘Als Jumbo zijn prijzen niet zou verlagen, zou de supermarktketen een groot deel van zijn
marktaandeel kwijtraken.’
b Waaruit blijkt dat er voldoende ruimte was om de prijzen te verlagen?
Een gemiddeld huishouden besteedde vlak voor het uitbreken van de prijzenoorlog veel meer
aan boodschappen (€ 450 per maand) dan zeven jaar eerder (€ 260 per maand).
2
Bron 1 geeft enkele voorbeelden van wederzijdse afhankelijkheid.
a Welke twee voorbeelden in bron 1 passen bij het vak economie?
Het voorbeeld van de twee kroegen en van de twee vliegtuigmaatschappijen.
b Geef een economisch voorbeeld van wederzijdse afhankelijkheid op de arbeidsmarkt.
Bijvoorbeeld: De loonhoogte bij ABN AMRO heeft invloed op het aanbod van arbeid bij de
concurrenten van ABN AMRO.
3
Lees In context ‘De groentemarkt als economiespel’. Geef twee voorbeelden van acties die een
aanbieder op de groentemarkt kan kiezen om meer klanten te trekken.
Bijvoorbeeld: verlagen van zijn prijzen en luidkeels reclame maken.
4
Lees bron 3.
a Op welke manier is er hier sprake van wederzijdse afhankelijkheid?
Als een land zijn belastingtarief verandert, heeft dat invloed op het gedrag van rijke beleggers
en multinationals in andere landen en omgekeerd.
b Is het mogelijk dat een land met een hoog belastingtarief op winst en spaargeld minder
belastinggeld int dan een land met een veel lager tarief? Verklaar je antwoord.
Ja. Een land met een hoog belastingtarief trekt weinig beleggers en multinationals. Een land
met een laag tarief trekt veel meer beleggers en multinationals. Een laag tarief over veel geld
kan meer opleveren dan een hoog tarief over weinig geld.
Opdrachten
1
In een dorp zijn twee fastfoodaanbieders: Burger King en McDonald’s. Beide aanbieders
overwegen hun prijzen te verlagen om klanten bij de concurrent weg te lokken. In bron 4 zijn de
gevolgen van de verschillende keuzes samengevat.
a Wie is de rijspeler?
McDonald’s.
b Welke speler bepaalt welke kolom van de opbrengstenmatrix van toepassing is?
Burger King.
c Waaruit blijkt de wederzijdse afhankelijkheid tussen McDonald’s en Burger King?
De opbrengsten van de ene speler zijn afhankelijk van de keuze van de andere speler.
d Welke omzet heeft McDonald’s als beide spelers geen prijsverlaging doorvoeren?
€ 1.000.
b Wat is het Nash-evenwicht als Frida als eerste kiest om haar prijzen wel of niet te verlagen?
c Is de inschatting van Willem terecht dat diegene die als eerste de prijzen verlaagt het beste
af is?
Nee. Als Willem als eerste mag kiezen, verlaagt hij zijn prijzen niet. Zou hij dat wel doen, dan
is hij niet het beste af. Voor Frida ligt dat anders; als zij als eerste mag kiezen, verlaagt ze
haar prijzen wel. En dat levert haar voordeel op.
4
Lees In context ‘De tweede keuze van Blendle’.
a Leg uit dat Blendle een nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van geschreven
content.
Consumenten die geïnteresseerd zijn in geschreven content en die bijvoorbeeld
geabonneerd zijn op een krant kunnen nu een abonnement nemen op Blendle.
b Leg uit dat Blendle ook géén nieuwe concurrent is voor bestaande aanbieders van
geschreven content.
De oorspronkelijke aanbieders van artikelen die via Blendle gelezen worden, krijgen daar nog
steeds een vergoeding voor. Blendle is voor hen een extra kanaal om hun geschreven
content te verkopen.
c Welke actie kunnen zittende aanbieders kiezen om toetreding door Blendle af te wenden?
Niet met Blendle in zee gaan en hun geschreven content niet via Blendle aangeboden laten
worden.
5
Bekijk bron 8. Waarom is hier sprake van een strategie en niet van een actie?
Er wordt aangegeven dat er 76% meer van de apparaten worden gebouwd als bekend is
waar de apparaten voor dienen. De te kiezen actie (meer apparaten bouwen) is conditioneel
op de situatie waar de speler zich dan bevindt (weten waar het apparaat voor dient).
Napia laat via de media doorschemeren de toetreding van Mioto met een scherpe prijsstelling te
zullen frustreren. Mioto neemt daarom contact op met de Eurocommissaris voor Mededinging
(ECM) en vraagt haar Napia tot de orde te roepen en concurrentie op de Europese markt mogelijk
te maken. De ECM vraagt haar marktanalist om advies en die publiceert twee scenario’s. Deze
zijn samengevat in bron 7 en 8. Elk scenario is gebaseerd op een andere betalingsbereidheid van
consumenten. In beide scenario’s zet Mioto de eerste stap en kiest Napia daarna een prijsbeleid.
De bedragen hebben betrekking op de winst in miljarden euro’s.
a Leg uit dat in scenario 1 de betalingsbereidheid van de consument groter is dan in
scenario 2.
In scenario 1 is de winst van Napia bij een hoge prijs groter dan bij een lage prijs. Dit wijst op
een lage prijsgevoeligheid. In scenario 2 is het tegenovergestelde het geval.
b Leid het Nash-evenwicht in scenario 1 af.
Opdrachten
1
Geef aan wanneer er sprake is van een collectief goed. Verklaar steeds je antwoord.
A een zeedijk
B defensie (de verdediging van Nederland tegen invallen van vreemde mogendheden)
C bewaking van gebouwen
D een rivierdijk
E straatverlichting op de openbare weg
F verlichting bij de voordeur van een particulier huis
A, B, D, E zijn collectieve goederen.
C: als een gebouw bewaakt wordt, profiteren andere gebouwen niet mee, consumenten
worden dus van consumptie uitgesloten. Bij surveillance op straat om de openbare orde te
handhaven is het uitsluiten niet mogelijk.
F: hetzelfde principe geldt voor de verlichting bij de voordeur van een particulier huis versus
de straatverlichting op de openbare weg.
2
a Vul bron 4 in met de gegevens van bron 5.
Inclusief berekeningen:
Boerkoel
Wel bijdragen Niet bijdragen
Van Erp Wel bijdragen (€ 200, € 200 (= € (–€ 300 (= € 700 -
700 - € 1.000 / 2)) € 1.000), € 700
(= € 700 - € 0))
Niet bijdragen (€ 700 (= € 700 – € (€ 0, € 0)
0), –€ 300)
b Leid het Nash-evenwicht af.
{niet bijdragen, niet bijdragen}.
Boerkoel
Wel bijdragen Niet bijdragen
Van Erp Wel bijdragen (€ 200, € 200) (–€ 300, € 700)
Niet bijdragen (€ 700, –€ 300) (€ 0, € 0)
c Gaan Boerkoel en Van Erp voor de straatverlichting betalen? Verklaar je antwoord.
Nee. Het Nash-evenwicht geeft aan dat ze dat beiden niet gaan doen.
d Is het wel of niet in het belang van Boerkoel en Van Erp dat ze voor de straatverlichting
betalen? Verklaar je antwoord.
Het is in het belang van Boerkoel en Van Erp als ze beiden bijdragen. Als ze dat beiden
doen, gaan ze er allebei op vooruit.
e Is er sprake van een gevangenendilemma? Verklaar je antwoord.
Ja. Beiden hebben een dominante actie {niet bijdragen}. Beiden zouden erop vooruitgaan als
ze allebei de andere actie zouden kiezen.
3
Lees In context ‘Dijkbewaking als collectief goed’.
a Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis meer opleveren
dan in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Wilnis zien direct de opbrengst van het collectieve goed: een betere
bescherming tegen het water.
b Waarom zal een vrijwillige bijdrage aan de kosten van dijkbewaking in Wilnis net zoveel
opleveren als in Hengelo?
Bijvoorbeeld: Mensen in Nederland voelen zich met elkaar verbonden en betalen even graag
mee aan de collectieve goederen van het land, waar die ook aangelegd worden.
Opdrachten
1
a Wat is het verschil tussen een herhaald spel en een volgtijdelijk spel?
Bij een herhaald spel wordt het gehele spel nog een keer gespeeld. Bij een volgtijdelijk spel
bestaat hetzelfde spel uit verschillende stappen.
b In de leertekst staat: ‘Wat de andere speler ook kiest, ik zal mijn kleding altijd in de uitverkoop
doen.’ Waarom is dat een strategie en geen actie?
De tekst geeft aan welke actie gekozen moet worden (‘kleding in de uitverkoop doen’) voor
iedere mogelijke situatie waarin de speler zich gedurende het spel zal bevinden (‘wat de
andere speler ook kiest’).
2
a Welke acties kunnen spelers kiezen in de eerste ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
b Welke acties kunnen spelers kiezen in de tweede ronde bij een vergeldingsstrategie die
gebruikt wordt om kleding niet in de uitverkoop te doen?
{wel uitverkoop, geen uitverkoop}.
c Is het voor de vergeldingsstrategie noodzakelijk dat het spel herhaaldelijk gespeeld wordt?
Ja. Het is een strategie waarbij te kiezen acties afhangen van acties die in eerdere rondes
gekozen worden.
3
Lees In context ‘De laagsteprijsgarantie’.
a ‘Door de laagsteprijsgarantie verdwijnt het concurrentiemechanisme.’ Leg dit uit.
Aanbieders zijn niet meer vrij om hun prijs te bepalen. Als een concurrent de prijs verlaagt,
doen zijn dat vanzelf ook. Andersom geldt ook dat een aanbieder die zijn prijs verlaagt geen
extra klanten trekt, want de concurrenten verlagen hun prijzen automatisch ook. Het idee dat
door prijsveranderingen vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd, is hiermee
verdwenen.
Opdrachten
1
Lees In context ‘Coöperaties’.
a Geef twee voorbeelden van een coöperatie.
Bijvoorbeeld: een zuivelcoöperatie of de Rabobank.
b Vul bron 7 in op basis van je antwoord bij opdracht 1a, waarbij spelers uitgaan van de
collectieve opbrengsten.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
c Wat is het Nash-evenwicht van de ingevulde bron 7?
{wel bijdragen, wel bijdragen}.
Speler 2
Wel bijdragen Niet bijdragen
Speler 1 Wel bijdragen (€ 10.000, € 10.000) (€ 5.000, € 5.000)
Niet bijdragen (€ 5.000, € 5.000) (€ 0, € 0)
d Is het gevangenendilemma opgelost? Verklaar je antwoord.
Ja. In het Nash-evenwicht dragen nu beide spelers bij. Dat is hun beider belang. In het
oorspronkelijke Nash-evenwicht droeg geen van beide spelers bij. Ze waren toen beiden
slechter af.
2
Lees Uit het economielab ‘Omkoping en sociale normen’.
a Waarom zijn sociale normen in de praktijk moeilijk te observeren?
In de praktijk zien we welke keuzes mensen en bedrijven maken, maar we kunnen niet zien
wat hun sociale norm is. Die kan hooguit afgeleid worden uit zichtbare kenmerken (een
persoon met veel vrienden die naar de sportschool gaan, zal sneller geneigd zijn om te
kiezen voor voldoende beweging).
b Wat is een steekpenning?
Een geldbedrag waarmee iemand een gunst van iemand anders wil kopen.
c Is de sociale norm bindend? Verklaar je antwoord.
Nee. Bedrijven zijn niet verplicht steekpenningen aan te bieden als ze te maken hebben met
een corrupte ambtenaar.
d Wat zegt de cartoon over het verkiezingsproces in Congo?
De verkiezingen in Congo zijn corrupt. Onder normale omstandigheden is een
verkiezingsuitslag bindend. Met corruptie staat niet vast of de verkiezingsuitslag ook de
geaccepteerde uitslag zal zijn.
3
Lees bron 8. Welk begrip uit deze paragraaf past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Zelfbinding. Door het jezelf extreem moeilijk te maken om onverstandige beslissingen te
nemen, bind je jezelf aan verstandige beslissingen.
4
Bekijk bron 9. Welke keuzes hebben deze ouders en hoe binden ze zichzelf?
De ouders kunnen kiezen tussen wel of niet heel hard werken. Een kind in huis maakt heel
hard werken moeilijker. Door het kind naar een internaat te sturen, is er geen reden meer om
niet heel hard te werken. De keuze voor niet heel hard werken verdwijnt.
Paragraaf 5 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Geef een reden voor het besluit van de Wereld Meteorologische Organisatie om geen enkele
orkaan nog de naam Katrina te geven.
Bijvoorbeeld: Een vorm van bijgeloof waarbij het geven van de naam Katrina aan een
aankomende orkaan deze extra krachtig maakt.
c Wat is de opbrengst voor een speler als beide spelers de afspraak nooit schenden?
15 + 15 = 30
d Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de eerste ronde schendt?
20 + 5 = 25
e Wat is de opbrengst voor een speler die de afspraak als eerste in de tweede ronde schendt?
15 + 20 = 35
f Zal de afspraak in de laatste ronde worden geschonden? Verklaar je antwoord.
Ja, want 35 is meer dan 30.
g Leg uit dat de afspraak geen stand kan houden.
Beide spelers zullen de afspraak in de tweede ronde schenden. Beide spelers weten dit. Dan
heeft het geen zin om de afspraak in de eerste ronde niet te schenden uit vrees om gestraft
te worden in de tweede ronde. Want die straf komt toch wel. Dan kun je beter in de eerste
ronde de afspraak schenden en daarmee je opbrengst verhogen van 15 naar 20. Maar beide
spelers weten dit ook, dus zullen beiden de afspraak in de eerste ronde schenden.
Opdrachten
1
Lees bron 3. Maak het antwoord van Jelte af.
Bijvoorbeeld: De opgedane kennis is gekoppeld aan de werknemer en kan niet meer gebruikt
worden of verkocht worden als de werknemer opstapt. De investering van de werkgever is
dan voor niets geweest.
2
Leg uit dat het berovingsprobleem de economie kan schaden.
In de module Heden, verleden en toekomst is uitgelegd hoe belangrijk investeringen zijn voor
de economie. Het berovingsprobleem schaadt de economie als daardoor belangrijke
investeringen niet worden gedaan.
3
Lees In context ‘Een beroving op school’.
a Welke investering heeft de kunstenaar gedaan?
Het maken van een kunstwerk. Dat kost tijd en geld.
b Waarom is dat een specifieke investering?
Het kunstwerk heeft alleen meerwaarde voor de school. Voor anderen is de waarde van het
kunstwerk gelijk aan de intrinsieke waarde: de waarde van het materiaal waar het kunstwerk
van gemaakt is.
c Welke sociale norm zou de beroving van de kunstenaar hebben kunnen voorkomen?
Binnen de directie kan de norm zijn dat anderen niet beroofd mogen worden van de
opbrengst van hun werk. Of: De directie vindt: afspraak is afspraak. Wat de kunstenaar ook
oplevert, er is afgesproken dat de school het kunstwerk koopt.
d Welke fout heeft de kunstenaar gemaakt waardoor hij beroofd kon worden?
Door niet van tevoren te onderhandelen over de prijs en die prijs contractueel vast te leggen.
e Welke oplossing biedt de spreker in bron 2 voor het berovingsprobleem van de kunstenaar?
Laat iedereen geloven dat je een geweldig kunstwerk gemaakt hebt en je kunt het alsnog
voor je oorspronkelijke bedrag aan een kunstliefhebber verkopen.
e Vergelijk je antwoord bij opdracht d met dat bij opdracht b. Verklaar je antwoord.
Het enige Nash-evenwicht dat overblijft is het Nash-evenwicht waar Jumbo een voorkeur
voor heeft. Dat komt doordat Jumbo als eerste mag kiezen.
d Vul bron 9 in met de waarden uit bron 7. Waar gaan Jan en Wilma naartoe als Wilma als
eerste haar actie kiest?
Nash-evenwicht: {opera, opera}. Jan en Wilma gaan naar de opera als Wilma als eerste
kiest.
Paragraaf 5 Toepassen
1
Lees nogmaals de introductie van het hoofdstuk.
a Waarom is dreigen met staken minder geloofwaardig als er in het recente verleden veel is
gestaakt?
Door de recente stakingen is de stakingskas een stuk leger geraakt. Bij een nieuwe staking
kan de vakbond zijn leden dan van een steeds lagere vergoeding voorzien. Staken wordt
daardoor minder aantrekkelijk waardoor de dreiging ervan steeds minder geloofwaardig
wordt.
Bij een fabriek zijn de werkgever en de werknemers verwikkeld in een cao-onderhandeling. De
werkgever moet besluiten om een loonsverhoging wel of niet te geven. Werknemers moeten
kiezen om wel of niet te gaan staken. De bijbehorende opbrengstenmatrix staat in bron 1.
b Laat zien dat een arbeidsconflict onvermijdelijk is.
Het Nash-evenwicht is: {wel staken, geen loonsverhoging}
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken ( 25 , 100) (100, 105)
Wel staken ( 20 , 50) (45, 55)
f Heeft het pleidooi van de vakbond het gewenste effect? Verklaar je antwoord.
Ja. Het Nash-evenwicht is nu: {niet staken, wel loonsverhoging}.
Werkgever
Geen loonsverhoging Wel loonsverhoging
Werknemers Niet staken (25, 100) (100, 105)
Wel staken (20, 50) (45, 55)
2
Lees bron 4. Geef twee voorbeelden die op plaats A en B passen.
In het artikel stond: dure lichtmetalen velgen en een prachtige geluidsinstallatie. Je moet
voorbeelden noemen waar kopers van een tweedehands auto weinig of geen (extra) geld
voor overhebben, want dan is er sprake van verzonken kosten.
3
Lees bron 5. Leg uit hoe voor de werknemer een berovingsprobleem speelt bij het opbouwen van
een pensioenkapitaal tijdens zijn werkzame leven.
De werknemer bouwt een pensioenkapitaal op, maar kan tijdens deze opbouw benadeeld
worden door de overheid, die de belasting op pensioengeld verhoogt, of door het
pensioenfonds, dat de regels aanpast in het nadeel van de spaarder. De spaarder is daarbij
niet of nauwelijks in staat om dit tegen te gaan, want zijn pensioengeld staat vast bij een
fonds.
4
Lees bron 6. Welk woord past op plaats A? Verklaar je antwoord.
Verzonken. De zin Ten eerste moet u altijd realistisch zijn of het echt niet beter is om
gemaakte kosten maar volledig af te schrijven en opnieuw te beginnen geeft aan dat de
kosten als verzonken moeten worden beschouwd als het beter is ze volledig af te schrijven.
De EU-commissaris voor Mededinging is het niet met haar collega eens. ‘Ik zal deze fusie niet
toestaan. Er zal te veel marktmacht ontstaan. De keuze voor milieuvriendelijke productie kan op
een andere manier tot stand komen: met een subsidieregeling die milieuvriendelijke productie
ondersteunt.’ Het resultaat van deze subsidieregeling staat in bron 3.
j Wat is een nadeel van toegenomen marktmacht?
Bij meer marktmacht kunnen aanbieders meer controle uitoefenen over de prijs. In dit geval
zal er na de fusie een monopolist ontstaan. Bij een monopolie is de prijs hoger dan bij een
duopolie. Dit gaat ten koste van het consumentensurplus. Het producentensurplus neemt
weliswaar toe, maar deze toename is kleiner dan de afname van het consumentensurplus.
Het resultaat is dat de economische doelmatigheid van de markt daalt.
k Vergelijk bron 3 met bron 1. Leg de verandering uit.
Door de subsidie nemen de productiekosten af waardoor de winst met 75 stijgt. Bovendien
kan het staalbedrijf dat eenzijdig met een vervuilende productietechnologie werkt, minder
marktaandeel veroveren, omdat zijn kostenvoorsprong door de subsidie (gegeven aan het
andere bedrijf) minder groot is.
l Leid het (de) Nash-evenwicht(en) af als milieuvriendelijke productie wordt gesubsidieerd.
Er zijn nu twee Nash-evenwichten: {milieuvriendelijke productie, vervuilende productie} en
{vervuilende productie, milieuvriendelijke productie}.
SvarStal
Milieuvriendelijke productie Vervuilende productie
NedStaal Milieuvriendelijke productie (275, 275) (175, 300)
Vervuilende productie (300, 175) (150, 150)
m Lost de subsidieregeling het gevangenendilemma op? Verklaar je antwoord.
Nee. Ook nu weer zal slechts een van de twee staalbedrijven milieuvriendelijk produceren.
Een havo 5-leerling uit Hoften loopt voor zijn profielwerkstuk stage op het Ministerie van
Economische Zaken. Hij heeft zich verdiept in de Noord-Europese staalmarkt en kwam de
minister tegen bij de koffieautomaat. ‘Ik zie dat het niet goed lukt met die milieuvriendelijke
productie.’ De minister kijkt op. ‘Maar de EC ziet het ook verkeerd.’ De minister luistert
geamuseerd. ‘Die twee staalbedrijven zijn verwikkeld in een herhaald spel. U moet ze dat
uitleggen. Een subsidie alleen is niet genoeg. Als spelers daarnaast ook de juiste
vergeldingsstrategie volgen, komt het wel goed.’ De leerling laat een papiertje zien met daarop de
vergeldingsstrategie voor NedStaal. Die staat in bron 4.
n Hoe kan een staalbedrijf erachter komen dat het andere staalbedrijf milieuvervuilend
produceert?
Het staalbedrijf dat milieuvervuilend produceert, heeft lagere productiekosten waardoor het
staal tegen een lagere prijs kan aanbieden en zo marktaandeel wint. Het bedrijf dat
milieuvriendelijk produceert merkt de bijkomende daling in zijn marktaandeel en concludeert
dat het andere staalbedrijf lagere kosten moet hebben. En concludeert ook dat dit zo is
doordat dit andere staalbedrijf milieuvervuilend produceert.
Uitgestelde vluchten
Luchtvaartmaatschappij Europlane concurreert op de prijs van vluchten binnen Europa. Vanwege
sterke prijsdruk op deze vluchten wil de directie van Europlane de huidige collectieve
arbeidsovereenkomst (cao), die nog één jaar loopt, tussentijds aanpassen door de afgesproken
loonsverhoging terug te draaien naar 0%. De vakbond, waarbij twee derde van de werknemers is
aangesloten, is daar op tegen. Volgens de vakbond is er in de huidige cao een loonsverhoging
van slechts 0,8% afgesproken, terwijl de inflatie 2,75% bedraagt. Bovendien stelt de
woordvoerder van de vakbond: ‘Afspraak is afspraak. De vakbondsleden hebben er hard voor
gevochten!’
1p 1
Verklaar dat bij het tot stand brengen van een cao voor een bedrijf sprake kan zijn van
meeliftgedrag door werknemers.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Leden van een vakbond betalen lidmaatschapsgeld en werknemers die geen lid zijn, kunnen
zonder te betalen profiteren van de gemaakte cao-afspraken.
Gebruik bron 1.
2p 2
Verklaar dat er hier sprake is van een gevangenendilemma.
Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
• De dominante strategie van de directie is {vasthouden aan een laag bod} en de
dominante strategie van de vakbond {vasthouden aan hoge eisen}.
• Dit levert een uitkomst op die voor beide partijen suboptimaal is.
2p 3
Leg uit dat er bij het aangaan van een energiecontract met een ‘gratis cadeau’ sprake is van
ruilen over de tijd.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Het ‘cadeau’ wordt via het contract in drie jaar betaald, waardoor er sprake is van een lening
(koop op afbetaling) / waardoor de consument de consumptie van de toekomst naar voren
schuift en dat is ruilen over de tijd. (De rente die betaald moet worden kan worden gezien als
de prijs van ruilen over de tijd.)
Alex Veenstra wil een energiecontract voor zowel stroom als gas afsluiten bij energieleverancier
EnerGas (bron 2). Zijn geschatte jaarlijkse energieverbruik van de twee producten bedraagt:
• stroom 4.400 kWh
• gas 2.350 m3
Alex wil een contract met vaste tarieven voor de komende drie jaar. Als ‘cadeau’ kiest hij de
iSmart6s. Alex was sowieso van plan deze smartphone aan te schaffen voor € 550 en dat is nu
niet meer nodig.
We gaan ervan uit dat EnerGas en Green Energy de enige aanbieders zijn op de energiemarkt.
Ze opereren dus op een oligopolistische markt.
2p 6
Leg uit waarom EnerGas en Green Energy zich vooral met hun product en niet met hun prijs
zullen proberen te onderscheiden.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
Als er op een markt enkele aanbieders van een homogeen product zijn, is het risico groot dat
er een prijzenoorlog wordt ontketend wanneer de bedrijven elkaar op prijs gaan
beconcurreren. Hierdoor verliezen alle bedrijven omzet en daarmee winst en zullen zij er dus
eerder voor kiezen zich met hun product te onderscheiden.
Beide bedrijven willen klanten van elkaar wegkapen en overwegen om een callcenter in te huren.
Medewerkers van zo’n callcenter bellen klanten van de concurrent en proberen deze over te
halen over te stappen. De resultaten van het al dan niet inhuren van een callcenter zijn zichtbaar
gemaakt in een pay-offmatrix (bron 3).
Gebruik bron 3.
3p 7
Komen beide energieleveranciers door deze ontwikkeling in een gevangenendilemma terecht?
Ga als volgt te werk:
• Leg uit hoe de dominante strategie van elk van de bedrijven tot stand komt.
• Beredeneer vervolgens of er sprake is van een gevangenendilemma.
Ja.
Een voorbeeld van een juiste uitleg is:
• De dominante strategie van EnerGas (EG) is {wel inhuren} want als Green Energy
(GE) {wel inhuurt}, dan −2 > −4 en als GE {niet inhuurt}, dan +2 > 0. De dominante strategie
van GE is ook {wel inhuren}, want als EG {wel inhuurt}, dan −2 > −4 en als EG {niet inhuurt},
dan +2 > 0.
• Deze evenwichtssituatie van (−2, −2) is een suboptimale uitkomst, omdat beide
leveranciers hun pay-off kunnen vergroten door niet een callcenter in te huren (0, 0).
2p 8
Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate kan bijdragen om beter personeel aan te
trekken.
Werkzoekenden die bereid zijn een extra inspanning te leveren, zullen eerder kiezen voor G-
Skate als werkgever, omdat G-Skate in tegenstelling tot andere werkgevers in de bedrijfstak
wel een bonusregeling heeft.
2p 9
Leg uit hoe de bonusregeling in het geval van G-Skate ook kan leiden tot het aantrekken van
minder gemotiveerd personeel.
De specifieke bonusregeling, zoals beschreven in bron 4 kan ook meelifters aantrekken die
denken te profiteren van de extra inspanning van afdelingscollega’s zonder daarvoor zelf
extra hard te moeten werken / te moeten ‘investeren’.
Productie en Verkoop zijn de twee afdelingen van G-Skate. Nadat alle werknemers zijn
geïnformeerd over de bonusregeling, bespreken de medewerkers van de afdeling Verkoop de
mogelijkheid om op eigen kosten scholing te volgen die hen in staat zal stellen de productiviteit te
vergroten. De werknemers van de afdeling Productie doen dit ook, onafhankelijk van de collega’s
van Verkoop.
Gebruik bron 4, 5 en 6.
3p 10
Bereken, uitgaande van getallen in de matrix, hoe hoog de verwachte groei van de toegevoegde
waarde zal zijn als alleen de werknemers van de afdeling Productie de scholing volgen.
Je kunt het op twee manieren berekenen:
• Medewerkers Verkoop volgen geen scholing, maar ontvangen wel een bonus van
€ 500 (cel linksonder).
De totale bonus = 40 × € 500 = € 20.000
De totale bonus is 5% van de extra toegevoegde waarde.
De extra toegevoegde waarde is € 20.000 / 0,05 = € 400.000.
• Medewerkers Productie volgen scholing tegen € 600 per persoon en gaan er € 100
per persoon op achteruit (cel linksonder): bonus is € 500.
Totale bonus = 40 × € 500 = € 20.000
De extra toegevoegde waarde is € 20.000 / 0,05 = € 400.000.
Gebruik bron 5 en 6.
2p 12
Leg uit hoe zelfbinding door de afdeling Verkoop ervoor kan zorgen dat de toegevoegde waarde
bij G-Skate daadwerkelijk zal stijgen zoals verwacht door de directie.
Het antwoord moet uit twee delen bestaan:
1 Wanneer alle medewerkers van de afdeling Verkoop gezamenlijk besluiten zich in te
schrijven voor een scholing en zich individueel vastleggen de scholing te volgen …
2 … zal het collectieve belang van maximale stijging van de toegevoegde waarde (en
dus een hogere bonus) wel worden waargemaakt.
Opgave 4
In 2009 kwamen op de klimaattop in Kopenhagen meer dan honderd landen bijeen om tot een
akkoord te komen over de maatregelen die genomen moeten worden om de verdere opwarming
van de aarde tegen te gaan. Helaas kwam het niet tot een bindend akkoord. Het probleem van de
klimaattop is een bekend gegeven in de economische wetenschap: het gevangenendilemma bij
een collectief goed.
Bij deze opdracht horen bron 7 tot en met 12.
Lees bron 7.
2p 13
Leg uit dat klimaatstabiliteit een collectief goed is.
Niemand kan uitgesloten worden van consumptie van het klimaat en als iemand van de
stabiliteit van het klimaat profiteert, kan er ook door iemand anders van worden geprofiteerd.
2p 14
Geef twee voorbeelden van schade of kosten als gevolg van de opwarming van de aarde.
Bijvoorbeeld: kosten van dijkverhogingen, omschakeling van de landbouw op andere
producten in gematigde streken, land wordt ongeschikt voor landbouw in warmere streken.
Bekijk bron 8.
2p 15
Leg uit dat het beperken van de CO2-uitstoot een vorm van ruilen over de tijd is.
Landen moeten nu kosten maken om in de toekomst profijt te hebben van de
klimaatstabiliteit.
2p 16
Sommige landen willen de cijfers van bron 8 gebruiken als uitgangspunt voor de
onderhandelingen. China vindt dit geen eerlijk uitgangspunt. Verdedig de mening van China.
Bijvoorbeeld: er wordt geen rekening gehouden met het aantal inwoners van een land. Of:
Europa en de VS stoten al vele jaren veel CO2 uit, China nog maar sinds kort. Het is eerlijker
dat de historische uitstoot, die bijgedragen heeft aan het probleem, ook meetelt.
2p 17
Leg met bron 9 uit dat de onderhandelingen op een klimaattop bemoeilijkt worden door
meeliftgedrag.
Wie niet meedoet, profiteert toch van de voordelen. Als Nederland niet meebetaalt en
Denemarken wel, ontloopt Nederland de $ 30 miljard schade, terwijl we geen $ 20 miljard
hebben bijgedragen.
2p 18
Wat is het marktevenwicht in bron 9?
{niet bijdragen, niet bijdragen}.
2p 19
Waarom is in bron 9 sprake van het gevangenendilemma?
Als beide landen hun beste keuze maken, gegeven de keuze van de ander, dragen beide
landen niet bij. Maar dit evenwicht is voor beide partijen een slechter evenwicht dan wel
bijdragen.
2p 20
Vergelijk de bedragen in bron 10 met die in bron 9. Verklaar het verschil tussen bron 9 en bron 10
aan de hand van een gegeven feit in een van de bronnen.
Sudan heeft meer kosten door de opwarming van de aarde (Afrika gaat ‘verbranden’). Bij
Sudan is de schade als geen van beide partijen meebetaalt dus hoger.
Twee leerlingen bekijken bron 10. Gerard trekt de conclusie dat een oplossing van het
klimaatprobleem nabij is als bron 10 in plaats van bron 9 een juist beeld geeft van de verschillen
in opbrengst tussen de betrokken landen. Yvette denkt juist dat een oplossing verder weg is,
gegeven het verschil in belang.
2p 21
Wie heeft volgens jou gelijk? Verklaar je antwoord.
Gerard heeft gelijk. Sudan heeft er zoveel belang bij dat het land zelfs bereid is om alleen de
kosten te dragen. Het evenwicht ligt nu bij {niet bijdragen, wel bijdragen}. Nederland lift mee
met Sudan.
2p 22
Welke voorbeelden van collectieve dwang om het gevangenendilemma op te lossen worden in de
bronnen genoemd?
Een controleorganisatie die in de landen zelf de CO2-uitstoot controleert en een CO2-
belasting.
2p 23
Waarom is collectieve dwang moeilijk te verwezenlijken in het geval van het klimaatprobleem?
Er is geen wereldregering. Ook voor collectieve dwang is een akkoord tussen de individuele
lidstaten nodig, maar een collectief akkoord ligt moeilijk. Zo heeft China geen zin in controle.